De Wet geneesmiddelenprijzen revisited...

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Wet geneesmiddelenprijzen revisited..."

Transcriptie

1 John Lisman 1 Trefwoorden: Wet geneesmiddelenprijzen, kostenbeheersing, vergelijkbare geneesmiddelen, ontvankelijkheid, Regeling maximumprijzen, Regeling referentieprijslijsten geneesmiddelen 1. Inleiding Op 23 februari 1996 is de Wet geneesmiddelenprijzen (verder: Wgp) in werking getreden als een instrument om voor eens en voor altijd de Nederlandse prijzen op het gemiddelde Europese niveau te brengen. Uit rapportages van onder andere de Interdepartementale Werkgroep Geneesmiddelendistributie was gebleken dat het gemiddelde prijspeil van geneesmiddelen hoger was dan in de ons omringende landen en dat het niet mogelijk was gebleken om dit via marktwerkingsmechanismen aan te passen. Hoewel er veel maatschappelijke en politieke weerstand was tegen het draconische middel van een prijzenwet kreeg Minister Borst de wet door de Staten-Generaal en werd ze in staat gesteld om een wat zij noemde eenmalige klap op de prijzen te geven. De farmaceutische industrie heeft zich van begin af aan verzet tegen het idee achter en de gevolgen van de Wgp: in eerste instantie via lobby en politiek, vervolgens via alle mogelijke juridische procedures. Na aanvankelijk enig succes de Wgp 2 en de procedure 3 van de berekening van maximumprijzen zijn op grond van rechterlijke uitspraken lichtelijk aangepast heeft dit verzet weinig voor de industrie positief resultaat opgeleverd. Vanuit het standpunt van de overheid gezien, is de Wgp eigenlijk het enige kostenbeheersingsinstrument gebleken dat echt heeft gewerkt. De Wgp, die oorspronkelijk als laatste redmiddel op de plank zou liggen om de markt te stimuleren om zelf een oplossing te vinden, 4 heeft geleid tot een continue besparing op het geneesmiddelendossier van honderden miljoenen euro s per jaar. 2. Beleidsmatige ontwikkelingen bij het gebruik van de Wgp 2.1 Oorspronkelijke doelstelling De oorspronkelijke doelstelling van de Wgp was eigenlijk nogal beperkt: het was in eerste instantie alleen de bedoeling om prijsverschil- 1 John Lisman is advocaat, consultant en trainer bij Lisman Legal Life sciences B.V. 2 Op grond van de uitspraak van de ABRvS van 9 februari 2001, «JGR» 2001/2, waarin de Afdeling oordeelde dat de Wgp strijd op zou kunnen leveren met de Transparantierichtlijn, Richtlijn 89/105/EEG, is de procedure van artikel 3 lid 2 in de wet opgenomen, waarbij in bijzondere gevallen op verzoek van een belanghebbende de maximumprijs hoger kan worden vastgesteld. 3 Zie: ABRvS van 26 mei 1998, «JGR» 2000/19. De Afdeling concludeerde dat de minister de Wgp fout want in strijd met de wet had toegepast. De fout betrof het gebruik van uitsluitend de laagste prijs van een cluster van vergelijkbare geneesmiddelen. Op basis van deze uitspraak is de berekening sindsdien gebaseerd op de gemiddelde prijs van vergelijkbare geneesmiddelen op een prijslijst. 4 Zie bijvoorbeeld: de Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II, vergaderjaar , , nr. 5, p. 1 en de Memorie van Antwoord, Kamerstukken I, vergaderjaar , , nr. 131c, p

2 len voor hetzelfde spécialité in andere lidstaten van de EU en Nederland een halt toe te roepen. Hierbij ging het alleen om de geneesmiddelen in de extramurale zorg, omdat geneesmiddelen voor intramuraal gebruik toch niet als zodanig op de gezondheidszorgbudgetten drukten. Immers, ziekenhuizen werden op grond van functiegerichte budgettering bekostigd en onderhandelden over de inkoopprijs van de benodigde geneesmiddelen. Geconstateerd was dat voor hetzelfde spécialité in Nederland meer betaald moest worden dan in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk (VK) en hieraan moest een einde gemaakt worden. Bij de opstelling van de Wgp liep de wetgever aan tegen het probleem dat merkgeneesmiddelen van hetzelfde bedrijf in diverse lidstaten soms andere namen of een licht gewijzigde samenstelling hadden. Bovendien had ieder geneesmiddel in die tijd het was vóór de invoering van de Europese toelatingsprocedures een eigen nationale handelsvergunning in iedere lidstaat, waarbij verschillen wijdverbreid waren. Om onterechte ontwijking van de Wgp op grond van onbelangrijke verschillen te vermijden werd de definitie van vergelijkbaar geneesmiddel opgenomen als artikel 1, onder c: vergelijkbaar geneesmiddel: een geneesmiddel met dezelfde werkzame bestanddelen, van dezelfde of nagenoeg dezelfde sterkte en in dezelfde farmaceutische vorm als een ander geneesmiddel; Dat deze definitie ook generieke versies van spécialités zou omvatten werd op de koop toe genomen: de Wgp was vooral gericht op de prijzen van spécialités. Dat dit het geval is, wordt zeer duidelijk gemaakt in de memorie van toelichting. 5 Daaruit blijkt dat de wetgever van mening was dat slechts de prijzen van hetzelfde geneesmiddel (dus afkomstig van dezelfde fabrikant) en eventueel de prijzen van generieke kopieën van het geneesmiddel in aanmerking genomen moeten worden genomen. Andere geneesmiddelen andere innovatieve geneesmiddelen of generieke versies van die andere innovatieve geneesmiddelen vallen dus niet binnen de definitie van de term vergelijkbaar geneesmiddel. Voor de vaststelling van maximumprijzen worden in het wetsvoorstel de prijzen van alle op generiek niveau vergelijkbare geneesmiddelen in aanmerking genomen. Indien het gaat om een farmaceutisch specialité waarvan de octrooitermijn nog niet is verlopen dan wel het registratiedossier op grond van het bepaalde in richtlijn nr. 65/65/EEG van de Raad van 26 januari 1965 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake farmaceutische specialiteiten (PbEG nr. 22) nog is gesloten, zodat er nog geen generieke geneesmiddelen behoudens met toestemming van de oorspronkelijke registratiehouder op de markt zijn, vindt automatisch slechts vergelijking van de prijs van dat specialité met de prijzen van datzelfde specialité in de andere landen plaats. Na het verstrijken van de octrooitermijn en het verlopen van de periode dat het registratiedossier gesloten is, verschijnen er in het algemeen generieke geneesmiddelen op de markt met dezelfde werkzame bestanddelen, van dezelfde of nagenoeg dezelfde sterkte en in dezelfde farmaceutische vorm. Waar al deze geneesmiddelen farmaceutisch in wezen niet van elkaar verschillen en dus uitwisselbaar zijn, acht de regering het op zijn plaats de prijzen van alle generieke vergelijkbare geneesmiddelen bij de vaststelling van de maximumprijs voor een geneesmiddel te betrekken. Dit uitgangspunt geldt ook voor de vaststelling van de maximumprijs van het farmaceutisch spécialité na het verstrijken 5 Kamerstukken II, , nr. 3, p

3 van de octrooitermijn. Na het verstrijken van de octrooitermijn is er immers geen bijzondere reden voor een andere behandeling van deze geneesmiddelen dan andere geneesmiddelen, te meer niet indien wordt bedacht dat de fabrikant van het spécialité, dan wel een van zijn onderneming deel uitmakende onderneming, in toenemende mate zelf als eerste vergelijkbare generieke geneesmiddelen op de markt brengt. (cursiveringen; JL). Vergelijkbare geneesmiddelen in de zin van de Wgp kunnen volgens de memorie van toelichting dus enkel zijn: (i) referentiegeneesmiddelen in de toenmalige terminologie: spécialités en (ii) generieke geneesmiddelen nadat octrooi en dossierbescherming zijn verlopen. Ondanks deze oorspronkelijke doelstelling ging de Minister van VWS al snel over tot een verdergaande toepassing van de Wgp. 2.2 Productgroepindeling Bij de toepassing van de Wgp bleek al snel dat de Minister van VWS ondanks de hiervoor aangehaalde doelstelling van de Wgp behoefte had om groepen van vergelijkbare geneesmiddelen te creëren, waardoor ook geneesmiddelen die niet afkomstig zijn van dezelfde vergunninghouder en die ook geen generieke versie van het desbetreffende geneesmiddel zijn toch van invloed op de maximumprijs zouden zijn. Zo werden bijvoorbeeld verschillende programmed release -versies van geneesmiddelen met de dezelfde werkzame stof in dezelfde productgroep ingedeeld. 6 Een later voorbeeld hiervan is de 3M-zaak 7, waarbij het ging om totaal verschillende aerosolen waarmee astmamiddelen aan de patiënt worden toegediend. Het product van 3M was nieuw ontwikkeld om tegemoet te komen aan de wens om de zogenoemde CFK s in verband met hun invloed op het broeikaseffect uit te bannen. De nieuwe aerosolen (Qvar s) werden voor de Wgp gewoon in dezelfde productgroep ingedeeld. 2.3 Uitbreiding van het toepassingsbereik Bij de toepassing van de Wgp werd in eerste instantie gemikt op de blockbusters : geneesmiddelen waarmee grote omzetten werden behaald en waarvan de prijs dus een grote invloed had op de rekening voor de farmaceutische hulp en de kosten van de gezondheidszorg. Nadat eerst een groot aantal vaste orale toedieningsvormen 8 onder de Wgp waren gebracht, volgden al snel andere spécialités, zoals insuline. 9 Tot 2004 bleef de toepassing van de Wgp beperkt tot geneesmiddelen die via de openbare apotheek werden afgeleverd en dus tot de verstrekking van farmaceutische zorg behoorden. In zijn brief aan de Tweede Kamer van 29 juni 2005, 10 die betrekking heeft op de bekostiging van dure geneesmiddelen en van weesgeneesmiddelen in ziekenhuizen kondigde minister Hoogervorst aan de Wgp ook te gaan toepassen op geneesmiddelen die uitsluitend in ziekenhuizen worden toegepast: intramurale geneesmiddelen. Deze toepassing vond de eerste maal plaats in bij de 18e herijking, die leidde 6 Bijvoorbeeld: Adalat Oros werd geclusterd met verschillende programmed release versies van nifedipine: ABRvS 9 februari 2001, «JGR» 2001/2, m.nt. De Best. 7 ABRvS 16 oktober 2002, «JGR» 2002/43, m.nt. Schutjens. 8 Tabletten en capsules. 9 Zie bijvoorbeeld: «JGR» 2001/2, waar onder andere over insulines werd geprocedeerd. 10 Kamerstukken II, vergaderjaar , /29 477, nr. 121, p

4 tot de maximumprijzen die op 1 april 2006 in werking traden. 11 Als gevolg van het door de Minister van VWS gesloten Transitieakkoord farmaceutische zorg 2008/2009 over de kostenbeheersing voor geneesmiddelen, werden gedurende een periode van twee jaar geen nieuwe geneesmiddelen onder de Wgp gebracht, behalve als deze vielen onder de Beleidsregel Dure geneesmiddelen of de Beleidsregel weesgeneesmiddelen. 12 Na deze periode van relatieve luwte, is vanaf de 26e herijking (voorhang december 2009) weer een gestage uitbreiding van de toepassing van de Wgp te constateren. Hierbij gaat het vooral om dure biotechnologische geneesmiddelen. 3. Jurisprudentie 3.1 Oudere jurisprudentie Zoals al aangegeven, werd nogal veel verzet gepleegd tegen de invoering van de Wgp. De bezwaar- 13 en beroepsprocedures waren in eerste instantie gericht tegen zowel de rechtmatigheid van de Wgp zelf, maar ook op de uitvoering ervan door de Minister van VWS (de minister) (al gedurende geruime tijd uitgevoerd door het CIBG, de unit Farmatec). In het nu volgende wordt een overzicht gegeven van de (gepubliceerde) uitspraken, gerangschikt naar het onderdeel van de Wgp waarop de bezwaren van belanghebbenden, dan wel het verweer van de minister zich richten Ontvankelijkheid Rechtstreeks belang De rechtsbescherming tegen beslissingen in het kader van de Wgp wordt geboden door de standaardprocedures van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ontvankelijk in een beroepsprocedure tegen de vaststelling van een maximumprijs zijn slechts die belanghebbenden die een rechtstreeks betrokken belang hebben bij de vaststelling van een maximumprijs. Dit leidde in de Actelion-zaak 14 tot niet-ontvankelijkverklaring van Actelion Registration Ltd. 15 De Rechtbank s-gravenhage overwoog in deze zaak dat de hoedanigheid van registratiehouder slechts een afgeleid belang bij de vaststelling van een maximumprijs met zich meebrengt, omdat het Actelion Pharmaceuticals Nederland BV in de hoedanigheid van distributeur is die de prijzen van de geneesmiddelen aan de maximumprijzen zou moeten aanpassen; Actelion Registration Ltd had volgens de rechtbank slechts een afgeleid belang. Deze opvatting staat, naar mijn mening, op gespannen voet met de redelijkheid, gelet 11 Zie voorhang: Ontwerpregeling wijziging bijlage Regeling maximumprijzen geneesmiddelen, Stcrt. 28 december 2005, 252, p. 22 e.v., respectievelijk Regeling wijziging bijlage Regeling maximumprijzen geneesmiddelen, Stcrt. 3 maart 2006, 45, p. 20 e.v. 12 Transitieakkoord farmaceutische zorg 2008/2009, art. 10.4: Behoudens voortijdige beëindiging van het Transitieakkoord zal de minister van VWS voor de duur van dit Transitieakkoord de uitbreiding van de toepassing van de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP) beperken tot het waar mogelijk vaststellen van maximumprijzen voor geneesmiddelen die vallen onder de NZa-beleidsregel dure geneesmiddelen of de NZabeleidsregel weesgeneesmiddelen in ziekenhuizen. Voorts zal voor het vaststellen van maximumprijzen een nieuwe Engelse prijslijst worden gebruikt. 13 In het begin bestond er ook voor geschillen over de Wgp nog een procedure van bezwaar. Inmiddels is op de beslissingen tot vaststelling van maximumprijzen de uniforme voorbereidingsprocedure van toepassing, waarbij belanghebbenden een zienswijze kunnen geven nadat het voorgenomen besluit bekend is gemaakt. Na de definitieve vaststelling van het besluit kan dan rechtstreeks beroep worden ingesteld, altijd bij de Rechtbank s-gravenhage. 14 «JGR» 2008/ R.o

5 op het feit dat het veelal de registratiehouder is die de afname van de winst door de vaststelling van een maximumprijs in zijn portemonnee zal voelen en niet de distributeur. Zienswijze Naast het hebben van een rechtstreeks belang, is het noodzakelijk dat de belanghebbende tijdens de uniforme voorbereidingsprocedure tijdig een zienswijze heeft ingediend of althans nietverwijtbaar geen zienswijze heeft ingediend. Ook dit punt kwam aan de orde in de Actelionzaak. Het niet-gesignaleerd hebben van de publicatie van een ontwerp-wijzigingsregeling en het als gevolg daarvan niet-tijdig indienen van een zienswijze wordt niet als voldoende reden gezien om het niet-indienen van een zienswijze te verschonen Clustering Farmaceutische gelijkwaardigheid en therapeutische verschillen Een van de meest voorkomende gronden van bezwaar tegen op grond van de Wgp vastgestelde maximumprijzen hebben betrekking op de indeling in dezelfde productgroep van geneesmiddelen met andere geneesmiddelen die niet werkelijk vergelijkbaar zijn. In de procedures die op grond van dergelijke bezwaren gevoerd zijn, grijpen de Minister van VWS en de rechters die in de beroepsprocedures moeten oordelen over de bezwaren steeds terug naar de parlementaire behandeling van de Wgp over het begrip vergelijkbare geneesmiddelen. Tijdens deze parlementaire behandeling heeft de toenmalige Minister van VWS zich bediend van de begrippen farmaceutisch vergelijkbaar, op generiek niveau vergelijkbaar en therapeutische uitwisselbaarheid. Merkwaardig genoeg wordt in de uitspraken een interpretatie gehanteerd die afwijkt van de wetenschappelijke betekenis van deze begrippen. In regulatoire kringen wordt onder op generiek niveau vergelijkbaar verstaan: een geneesmiddel dat met betrekking tot werkzaamheid en veiligheid een exacte kopie is. Dit betekent dat generiek gelijke geneesmiddelen zonder meer therapeutisch uitwisselbaar zijn, omdat ze dezelfde werkingen hebben. In de jurisprudentie rond de Wgp wordt de term generiek vergelijkbaar aldus uitgelegd dat het kan gaan om totaal verschillende geneesmiddelen, die uitsluitend de werkzame stof, de farmaceutische vorm en de sterkte gemeen hebben. Therapeutische verschillen worden in de jurisprudentie in beginsel irrelevant geacht. Het eerste voorbeeld van dit begripsgebruik is te vinden in de eerder aangehaalde uitspraak «JGR» 2001/2, 17 waarin de Afdeling oordeelt dat verschillende tabletten met gereguleerde afgifte ondanks grote verschillen in afgiftepatroon als vergelijkbaar mogen worden beschouwd: Appellante (...) heeft in dit verband onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis betoogd dat, indien bij bepaalde farmaceutische vormen sprake is van relevante verschillen in de toepasbaarheid van, hetgeen zich volgens haar voordoet in de productgroep tabletten met gereguleerde afgifte, de vormen niet met elkaar mogen worden gelijkgesteld. (...) Dit betoog faalt aangezien het op de therapeutische werkzaamheid van geneesmiddelen ziet. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de wetgever heeft betoogd dat bij de vergelijking van geneesmiddelen louter wordt uitgegaan van de farmaceutische uitwisselbaarheid (Kamerstukken II, , , MvT, nr. 3, p. 25). De rechtbank heeft dan ook terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de minister 16 R.o Zie voetnoot 6. 30

6 bij de door het College ter beoordeling van geneesmiddelen gehanteerde farmaceutische vormen of in de productgroep tablet met gereguleerde afgifte een verdergaand onderscheid moest maken naar het patroon of de mate van afgifte. De tekst waarnaar wordt verwezen luidt: De gekozen definitie van «vergelijkbaar geneesmiddel» omvat alle geneesmiddelen «met dezelfde werkzame bestanddelen, van dezelfde of nagenoeg dezelfde sterkte en in dezelfde farmaceutische vorm als een geneesmiddel»; daaronder vallen zowel dezelfde geneesmiddelen als hiervoor aangeduid, als geneesmiddelen die onder een afwijkende naam/aanduiding zijn geregistreerd. Van «dezelfde werkzame bestanddelen» is sprake indien het gaat om een gelijke werkzame stof; er wordt derhalve geen acht geslagen op de vorm waarin de werkzame stof is gebracht (bijvoorbeeld welk zout van de werkzame stof als grondstof is gebruikt). Immers, de werkzame stof bepaalt de therapeutische werkzaamheid. In dit verband zij opgemerkt dat het gaat om werkzame bestanddelen waarvoor dezelfde «international non-proprietary name» (afgekort: INN) wordt gebruikt. Van «dezelfde of nagenoeg dezelfde sterkte» kan slechts sprake zijn, indien de eventuele afwijking in sterkte therapeutisch niet relevant is. Daarbij wordt uiteraard uitgegaan van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten terzake. Zoals in het algemene deel van deze toelichting reeds is uiteengezet, is er bewust voor gekozen bij het vaststellen van een maximumprijs uit te gaan van de prijzen van alle geneesmiddelen die, ongeacht de benaming of de persoon van de fabrikant of importeur, farmaceutisch uitwisselbaar zijn met de hier te lande in de handel zijnde geneesmiddelen. De definitie van «vergelijkbaar geneesmiddel» waarborgt dat slechts de prijzen van farmaceutisch uitwisselbare geneesmiddelen uit de andere landen als referentiekader worden gehanteerd. Met deze tekst betoogde de wetgever mijns inziens het omgekeerde van wat de Afdeling eruit concludeert, namelijk dat de groepen vergelijkbare geneesmiddelen nooit te groot konden worden vastgesteld, omdat alleen die geneesmiddelen die farmaceutisch uitwisselbaar zijn in dezelfde productgroep kunnen worden ingedeeld. Geneesmiddelen die in deze zin farmaceutisch uitwisselbaar zijn (equivalent zijn) kunnen geen therapeutische verschillen vertonen. Als er wel therapeutische verschillen zijn, zijn de desbetreffende geneesmiddelen dus niet vergelijkbaar. Dat dit de bedoeling van de wetgever is, blijkt ook al uit de uitleg van het begrip dezelfde of nagenoeg dezelfde sterkte, waar nadrukkelijk wordt uitgelegd dat er natuurlijk een afwijking kan zijn, mits deze niet therapeutisch relevant is. Desondanks heeft deze interpretatie van het begrip farmaceutische uitwisselbaarheid tot op heden standgehouden. 18 Verschillen in sterkte Ook ten aanzien van verschillen in werking die samenhangen met de sterkte leunt de jurisprudentie op de parlementaire geschiedenis. Indien sprake is van geneesmiddelen met dezelfde sterkte, komt aan therapeutische verschillen geen betekenis toe, omdat het enige criterium is dat er sprake is van farmaceutische uitwisselbaarheid. 19 Bij de Qvar s bleek echter sprake te zijn van een tweeënhalf maal zo grote effectiviteit bij dezelfde sterkte. De Afdeling komt dan tot een merkwaardige redenering die ertoe leidt dat enerzijds de interpretatie van 18 Vergelijk: «JGR» 2002/43, m.nt. Schutjens, r.o Zie de 3M-zaak, eerder aangehaald in voetnoot 7. 31

7 farmaceutische uitwisselbaarheid intact kan blijven en anderzijds toch dit enorme verschil in werkzaamheid kan worden gehonoreerd: 2.5. De Afdeling stelt voorop dat, naar zij heeft overwogen in haar uitspraak van 9 februari 2001, inzake nrs. H e.v. (aangehecht (niet opgenomen; red.)), het blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de WGP de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest, dat bij de vergelijking van geneesmiddelen wordt uitgegaan van de farmaceutische uitwisselbaarheid en niet van de uitwisselbaarheid op therapeutisch niveau De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de WGP geen steun biedt voor een uitleg van het criterium dezelfde farmaceutische vorm als door appellante bepleit. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de minister op basis van de door appellante naar voren gebrachte verschillen tussen de twee middelen binnen de categorie aërosollen ter zake een onderscheid had moeten maken. Het betoog van appellante faalt derhalve op dit punt Uit de wetsgeschiedenis blijkt evenwel dat aan de verschillen tussen de Qvar-middelen en de CFK-houdende BDP-middelen waarop appellante zich beroept, wel relevantie toekomt in het kader van het begrip sterkte. Dit moet worden afgeleid uit de Nota naar aanleiding van het Verslag, waar is vermeld dat (...) wat betreft het aspect dezelfde of nagenoeg dezelfde sterkte (...) geen sprake (is) van interpretatieruimte voor de minister, en dat zodra sprake is van sterkteverschillen die therapeutisch relevant zijn, (...) geen sprake meer (is) van een vergelijkbaar geneesmiddel (Kamerstukken II, , , nr. 5, p. 4/5) Voldoende is komen vast te staan dat de Qvar-geneesmiddelen bij een gelijke hoeveelheid BDP per dosis, 2 tot 2,5 maal zo effectief zijn als de CFK-houdende BDPmiddelen. Dat geldt evenzeer voor het feit dat in een dergelijk geval van therapeutisch relevante geschillen kan worden gesproken. Nu de in bezwaar gehandhaafde beslissing ter zake uitsluitend steunt op het standpunt van de minister, dat de WGP geen ruimte laat voor de door appellante voorgestane differentiatie binnen het wettelijk begrip sterkte op basis van de verschillen in de therapeutische werkzaamheid van geneesmiddelen, ontbeert deze beslissing in zoverre een draagkrachtige motivering. De rechtbank heeft dit miskend. De conclusie die de Afdeling trekt, is dat een verschil met een factor tweeënhalf van invloed zou kunnen zijn op het sterktebegrip. Hoe dat dan te rijmen is met de interpretatie van farmaceutische uitwisselbaarheid is tot op heden nooit duidelijk geworden. Sterktebegrip Een punt dat ook aan de orde gesteld is, betreft de eenheid van sterkte die moet worden gebruikt om te zien of twee geneesmiddelen farmaceutisch uitwisselbaar zijn. Wat de maat voor de sterkte is, is niet gedefinieerd in de Wgp. Bij vaste toedieningsvormen van geneesmiddelen, zoals capsules of tabletten, bepaalt de hoeveelheid van de werkzame stof per in te nemen eenheid de sterkte (bijvoorbeeld: paracetamol-tabletten 500 mg). Bij vloeibare geneesmiddelen zijn verschillende aanduidingen van sterkte mogelijk: evenals bij vaste toedieningsvormen zou de hoeveelheid per toe te dienen eenheid, (bijvoorbeeld: bij voorgevulde spuiten) als aanduiding voor de sterkte gehanteerd kunnen worden. Echter de minister hanteert van oudsher uitsluitend de concentratie van de werkzame stof als maat voor de sterkte (dus bijvoorbeeld: 5 mg/ml). Dit punt kwam aan de orde in de Zambon- 32

8 zaak. 20 In deze zaak ging het onder andere over verschillende presentaties van acetylcysteïne (Fluimucil). De rechtbank overwoog in deze zaak het volgende: op grond van de beschikbare gegevens, waaronder de registertekst van Fluimucil bij het CBG moet als vaststaande worden aangenomen dat de sterkte van Fluimucil wordt bepaald door de concentratie van de werkzame stof in de vloeistof. Aangezien de sterkte van Becotide Rotacaps wordt bepaald door de hoeveelheid werkzame stof kunnen Fluimucil en Becotide in dit opzicht niet met elkaar worden vergeleken, nog daargelaten dat het hier gaat om verschillende farmaceutische vormen, zoals verweerder terecht heeft overwogen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet gehouden is voor de prijsberekening van Fluimucil en Becotide dezelfde methodiek te hanteren: de omstandigheid dat voor de sterkte van Fluimucil de concentratie bepalend is, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een prijsberekening per ml Berekeningswijze De kern van de Wgp is artikel 2 lid 2, waarin de berekeningswijze van maximumprijzen is neergelegd. Dit lid luidt: 2. Voor de vaststelling van een maximumprijs voor een geneesmiddel wordt op basis van bij ministeriële regeling aan te wijzen algemeen aanvaarde prijslijsten voor België, voor de Bondsrepubliek Duitsland, voor Frankrijk en voor het Verenigd Koninkrijk, per land in de daar geldende valuta het rekenkundig gemiddelde vastgesteld van de prijzen van vergelijkbare geneesmiddelen die in die prijslijsten zijn vermeld voor het leveren aan personen, rechtspersonen daaronder begrepen, die bevoegd zijn tot het afleveren van geneesmiddelen aan particuliere gebruikers. Indien in een prijslijst niet de prijzen zijn vermeld voor het leveren aan personen die bevoegd zijn tot het afleveren van geneesmiddelen aan particuliere gebruikers, worden de vermelde prijzen tot zodanige prijzen omgerekend met overeenkomstige toepassing van de hiervoor in dat land geldende regels. Indien voor een geneesmiddel de prijs van meer dan één verpakkingsgrootte is vermeld, wordt slechts in aanmerking genomen de prijs van de verpakking met de laagste prijs per eenheid produkt. Een vermelde prijs wordt voor zover nodig herleid tot een prijs voor de hoeveelheid die zal worden gehanteerd in de in het eerste lid bedoelde regeling. (cursiveringen; JL). Aangewezen prijslijsten De Wgp had (oorspronkelijk) betrekking op geneesmiddelen die, zowel in Nederland, als in de referentielanden, bestemd waren voor aflevering door de openbare apotheek. 21 Om deze reden zijn de in artikel 2 lid 2, genoemde algemeen aanvaarde prijslijsten prijslijsten die algemeen aanvaard zijn voor de inkoop van geneesmiddelen door openbare apotheken. Door de uitbreiding van het toepassingsgebied van de Wgp op geneesmiddelen die op een of andere wijze aan medisch specialisten gekoppeld zijn, is frictie ontstaan tussen de door de 20 Rb. s-gravenhage 28 december 1999, reg. nr. AWB 97/10446 BESLU, AWB 98/1525 BESLU, AWB 98/4831 BELEI en AWB 98/7977 BELEI, niet gepubliceerd. 21 Of in Nederland de praktijk van de apotheekhoudend huisarts. Ziekenhuisgeneesmiddelen (geneesmiddelen die ingezet worden bij de medisch-specialistische zorg, zoals die in tweede-lijnsvoorzieningen worden ingezet, vormden voorheen geen onderwerp voor de Wgp. Zie hierover bijvoorbeeld: Memorie van Toelichting, Kamerstukken , nr. 3, p. 13: De wet zal dus van toepassing zijn op die geneesmiddelen waarvan de overheid meent dat ze voor iedereen beschikbaar moeten zijn. Het zal dus de geneesmiddelen betreffen waarop de sociale ziektekostenverzekering 33

9 minister aangewezen prijslijsten 22 enerzijds en de vermelding van geneesmiddelen in de referentielanden anderzijds. Tegen dit probleem liep Actelion op met het geneesmiddel Tracleer. Door de Europese bevoegde autoriteiten is Tracleer aangewezen als een geneesmiddel waarvoor een bijzonder recept vereist is. In het Belgische systeem leidt deze status tot verplichte aflevering door ziekenhuizen, met uitsluiting van openbare apotheken. De aangewezen prijslijst 23 voor België de prijslijst van de Algemene Pharmaceutische Bond bevat daarom geen vermelding van de apotheekinkoopprijs in België. In België bestaat slechts een hospitaalinkoopprijs, maar deze kan volgens de minister niet eenvoudig omgerekend worden naar een apotheekinkoopprijs en dient derhalve buiten beschouwing gelaten te worden. De rechtbank stemde in met de redenering van de minister. 24 Voor Actelion is het ongunstig indien de Belgische prijs buiten beschouwing gelaten wordt, omdat het gebruik van deze prijs tot een hogere maximumprijs zou leiden. Omdat Tracleer wel op Belgische prijslijsten voor ziekenhuizen voorkomt, die ook via een officiële procedure worden goedgekeurd, meende Actelion dat deze alternatieve prijslijst/ prijs gehanteerd had moeten worden. 25 Naar verwachting zal de Afdeling op korte termijn uitspraak in hoger beroep doen. Buiten beschouwing laten van referentielanden Maximumprijzen worden berekend op grond van de prijzen in de vier referentielanden. Deze landen zijn welbewust gekozen om het EU-prijspeil te representeren bij een qua prevalentie en geneesmiddelengebruik vergelijkbare bevolking. 26 De Wgp biedt de mogelijkheid om bij het ontbreken van prijzen in maximaal twee referentielanden toch een maximumprijs vast te stellen. 27 Deze mogelijkheid is opgenomen voor de situatie dat bepaalde geneesmiddelen (nog) niet in alle vier referentielanden in de handel zijn. 28 In de Actelion-zaak was de situatie anders: Tracleer was in België wel in de handel, maar niet vermeld op de prijslijst. De vraag is of de uitzondering van artikel 2 lid 5 Wgp wel dient te zien op een dergelijke situatie. Immers, hiermee wordt geen recht gedaan aan de oorspronkelijke keuze voor een representatief prijspeil. Keuze van gegevens in de prijslijsten In de Novo Nordisk-zaak 29 kwam een ander aspect van de prijslijsten aan de orde: bij de controle van de prijsberekening: op de aangewezen prijslijst van de Société d Editions Medicaux-pharmaceutiques SA (SEMP) worden meerdere prijzen voor hetzelfde geneesmiddel vermeld: niet alleen een apotheekinkoopprijs, maar ook een hospitaalinkoopprijs (hip). Tijdens de procedure bleek dat deze hip in de SEMP opgenomen kan worden op verzoek van aanspraken verleend. Indertijd was de toediening of vestrekking van geneesmiddelen in ziekenhuizen geen specifieke aanspraak van de verzekerde: de aanspraak was op ziekenhuiszorg, waarin de noodzakelijke geneesmiddelen waren betrokken. Dit systeem is nog niet gewijzigd, en ook thans nog omvat de medischspecialistische zorg mede de benodigde geneesmiddelen (vergelijk «JGR» 2010/27). 22 In de ministeriële regeling Regeling referentieprijslijsten geneesmiddelen, Stcrt. 1996, 62, gewijzigd in Stcrt Zie noot Rb. s-gravenhage 15 januari 2008, «JGR» 2008/17, m.nt. De Best. 25 R.o Memorie van Toelichting, Kamerstukken , nr. 3, p Art. 2 lid Memorie van Toelichting, Kamerstukken , nr. 3, p Rb. s-gravenhage 19 november 2009, «JGR» 2010/4, m.nt. De Best. 34

10 de fabrikant van een geneesmiddel, maar dat dit op basis van vrijwilligheid is. 30 Voor zover destijds bekend was, was slechts voor 1% van de geneesmiddelen in de SEMP ook een hip in de prijslijst opgenomen. De minister had de hip mede gebruikt bij de berekening van de maximumprijs met als motivering dat de Wgp ook ziet op de prijzen die aan ziekenhuisapotheker in rekening mogen worden gebracht, omdat de Wgp geen onderscheid maakt tussen extramurale en intramurale geneesmiddelen. De minister beriep zich daarbij op de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2001, 31 waarbij de Afdeling er in rechtsoverweging naar het oordeel van de minister geen twijfel over laat bestaan dat de Wgp inderdaad geen onderscheid maakt tussen intramurale en extramurale geneesmiddelen: In de WGP wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen verschillende verpakkingsgrootten en verpakkingen voor intramuraal en ander gebruik. Dit betekent dat dergelijke verpakkingen bij de toepassing van artikel 2, (lid 2; toevoeging JL) derde volzin, van de WGP mogen worden betrokken. Slechts de farmaceutische uitwisselbaarheid van de desbetreffende geneesmiddelen is van belang. In de wetsgeschiedenis valt weliswaar steun te vinden voor de opvatting dat is bedoeld dat echte bulkverpakkingen, voor zover die al op de referentielijsten voorkomen, niet bij de berekening van het referentielandgemiddelde worden meegenomen (Handelingen Tweede Kamer, en 2560), doch niet voor de opvatting dat alle ziekenhuis- en grootverpakkingen buiten beschouwing moeten worden gelaten. De minister heeft in dit verband voorts onweersproken gesteld dat, indien in de berekening bij een bepaalde grootverpakking een prijs is vermeld, die verpakking niet uitsluitend voor ziekenhuizen in de handel is en dat de op de referentielijsten vermelde prijzen uitsluitend apotheekinkoopprijzen betreffen. De wetgever is er vanuit gegaan dat de in de referentielanden op de markt zijnde verpakkingsgrootten in het algemeen niet verschillen van die in Nederland. De WGP biedt evenwel de mogelijkheid om in uitzonderingsgevallen, indien toch sprake is van een onredelijke uitkomst, een hogere prijs vast te stellen (Kamerstukken II, , , Nota naar aanleiding van het Verslag, nr. 5, p. 34). De rechtbank heeft terecht niet aannemelijk gemaakt geacht dat appellanten bepaalde geneesmiddelen niet met redelijke winst op de markt hebben kunnen afzetten als gevolg van het feit dat prijzen van grote verpakkingen zijn meegenomen. Voor zover appellante sub 12 heeft betoogd dat met grootverpakkingen geen rekening mag worden gehouden, omdat deze veelal uit gebundelde kleine verpakkingen bestaan, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de wijze waarop een verpakking is samengesteld niet kan leiden tot het oordeel dat de prijs van het desbetreffende geneesmiddel buiten beschouwing moest worden gelaten. De rechtbank is appellante sub 15 evenzeer terecht niet gevolgd in het betoog dat ertoe strekt dat de prijs van intramurale geneesmiddelen niet in de berekening mocht worden betrokken, omdat dat onredelijke gevolgen heeft voor de zogenoemde EAV (Eenheids Aflever Verpakking) producten, waarbij wordt omgepakt in kleinere eenheden, zonder dat dit afzonderlijk in rekening wordt gebracht. Volgens deze appellante is het niet redelijk dat voor dergelijke producten geen hogere prijs in rekening mag 30 R.o Nrs. H , H , H , , , , en P. 12 van die uitspraak. 35

11 worden gebracht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit betoog de prijs van de aanvullende diensten raakt, niet die van de desbetreffende geneesmiddelen. Dit argument is echter zeer betrekkelijk: in de Novo Nordisk-zaak was de verpakkingsgrootte of de extra aanpassingen aan het geneesmiddel niet aan de orde: het ging uitsluitend over de prijzen die aan ziekenhuizen berekend worden. Hieraan doet ook niet af dat de minister in Nederland maximumprijzen voor intramurale geneesmiddelen kan vaststellen: bij die berekening kan slechts gebruik gemaakt worden van aip s (apotheekinkoopprijzen zoals die aan de openbare apotheek in rekening gebracht worden. Het verweer van Novo Nordisk was verder dat de hip niet in rekening wordt gebracht aan personen die bevoegd zijn geneesmiddelen aan particuliere gebruikers af te leveren. De rechtbank oordeelt dat ook ziekenhuisprijzen gebruikt mogen worden bij de vaststelling van maximumprijzen en baseert dit oordeel op het feit dat ziekenhuizen bevoegd zijn geneesmiddelen aan hun patiënten toe te dienen en dus af mogen leveren aan particuliere gebruikers. Mijns inziens staat dit standpunt haaks op het systeem van de Geneesmiddelenwet, waar toediening van een geneesmiddel niet beschouwd wordt als terhandstelling, de nieuwe term voor aflevering aan de eindgebruiker. Indien een geneesmiddel in een ziekenhuis wordt toegediend, wordt het daarvoor terhandgesteld aan de arts of verpleegkundige. Ook de verwijzing naar de parlementaire geschiedenis 33 overtuigt mij niet. Het gebruik van de hip zoals die in de SEMP is opgenomen wijst de rechtbank af, omdat de wijze van totstandkoming, de reden voor vermelding en het aanleveren van gegevens ondoorzichtig en onduidelijk zijn. Een ander punt dat onopgehelderd bleef in deze zaak is de vraag of de minister inderdaad een gemiddelde van verschillende prijzen van hetzelfde geneesmiddel mag gebruiken in zijn berekeningen. Naar mijn mening mag de minister op grond van artikel, lid 2 wel de prijzen van verschillende (vergelijkbare) geneesmiddelen middelen, maar ik zie geen basis voor het middelen van in dezelfde lijst gehanteerde verschillende prijzen voor een en hetzelfde product Overige Niet langer in de handel De aangewezen prijslijsten kunnen prijzen van geneesmiddelen bevatten die niet in langer in de handel zijn. In de Duitse prijslijst wordt dan de code AV opgenomen (afkorting van Aus Vertreib ). Pfizer voerde aan dat Duitse prijzen voor geneesmiddelen die niet langer in de handel waren, ten onrechte waren gebruikt door de minister. In hoger beroep overwoog de Afdeling dat de minister uit mag gaan van de prijzen in de Duitse prijslijst, inclusief de prijzen waarbij de code AV gemeld is, maar dat de belanghebbende in staat moet worden gesteld om te bewijzen dat het geneesmiddel daadwerkelijk niet meer in de handel is op de peildatum Recente uitspraken In het tweede nummer van «JGR» 2010 zijn de in het navolgende besproken drie uitspraken 33 In r.o. 9 wordt verwezen naar de memorie van toelichting, p. 27, waarin wordt gesteld dat de KNMPtaxe ook gebruikt werd in het verkeer tussen leveranciers en ziekenhuisapothekers. Daarnaast wordt nog gewezen op de eerder aangehaalde uitspraak van de ABRvS van 9 februari 2001 (zie voetnoot 6), waar het handelt over grootverpakkingen voor ziekenhuizen, en dus niet over het geschilpunt in de onderhavige zaak. 34 ABRvS 3 mei 2006, «JGR» 2006/3,7 m.nt. Schutjens. Zie ook: Rb. s-gravenhage 21 juni 2005, «JGR» 2006/36. 36

12 opgenomen: «JGR» 2010/24, «JGR» 2010/25 en «JGR» 2010/26. «JGR» 2010/24: Rechtbank s-gravenhage 17 maart 2010 Deze uitspraak betreft het beroep van de rechthebbenden op het geneesmiddel Plavix (clopidogrel) tegen de vaststelling van een maximumprijs die mede gebaseerd is op de prijs van een geneesmiddel dat volgens de appellant onrechtmatig in de handel was. Voorts wordt aangevoerd dat Plavix en de generieke geneesmiddelen een ander zout van clopidogrel bevatten en dat er verschillen bestaan met betrekking tot de indicaties die in de officiële productinformatie zijn opgenomen. Daarnaast wordt nogmaals een oordeel over de ontvankelijkheid van registratiehouder en distributeur in Nederland gedaan. Yes Pharmaceuticals heeft vóór het einde van de periode van dossierbescherming van Plavix generieke handelsvergunningen aangevraagd bij de Duitse bevoegde autoriteit BfArM. BfArM heeft de aangevraagde handelsvergunningen verleend voor Clopidrogel Hexal en Clopidogrel ratiopharm. De prijzen van deze geneesmiddelen kwamen in de Duitse aangewezen prijslijst terecht. Vervolgens zijn de generieke handelsvergunningen geschorst op grond van bezwaar van Sanofi-Aventis. De Keulse bestuursrechte heeft deze schorsingen vervolgens opgeheven. Het verweer van de minister hield kort gezegd in dat slechts de rechtmatigheid van de handelsvergunning op de peildatum van belang is. Zowel op de peildatum 19 september 2008 als op de peildatum 23 maart 2009 waren de generieke handelsvergunning geldig, omdat de eerdere schorsingen ongedaan waren gemaakt door de rechter. De rechtbank stemt in met de opvatting van de minister dat slechts dan afgezien hoeft te worden van betrekken van een geneesmiddel in de berekening van een maximumprijs als de bevoegde autoriteiten hebben bepaald dat een geneesmiddel niet rechtmatig in de handel was. Over de verschillende zoutvormen van clopidogrel die in Plavix en de generieke geneesmiddelen als werkzame stof verwerkt zijn is de rechtbank kort: verwezen wordt naar hetgeen in de memorie van toelichting is opgenomen over de mogelijkheid dat verschillende zoutvormen van de werkzame stof in geneesmiddelen gebruikt worden. 35 Ook wordt nog verwezen naar een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU, over de registratie van een generiek geneesmiddel dat een andere zoutvorm bevat dan het referentiegeneesmiddel. 36 Het is mij niet duidelijk wat de relevantie van deze verwijzing is. Ten slotte stemt de rechtbank in met het standpunt van de minister dat verschillen in de therapeutische indicaties van geneesmiddelen niet relevant is voor de vraag of het vergelijkbare geneesmiddelen in de zin van de Wgp zijn. Hierbij wordt verwezen naar de standaard - jurisprudentie over therapeutische verschillen. 37 Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de houder van de handelsvergunning oordeelt de rechtbank conform de uitspraak in de Actelion-zaak 38 dat deze geen rechtstreeks belang toekomt bij de vaststelling van een maximumprijs. «JGR» 2010/25: Voorzieningenrechter Rechtbank s-gravenhage 31 maart 2010 Deze uitspraak betreft het beroep van Mundipharma tegen de berekeningswijze van de maximumprijs van BuTrans 20 mcg/uur. Deze 35 R.o , verwijzing naar de Memorie van Toelichting, Kamerstukken , nr. 3, p «JGR» 2005/11, m.nt. Lisman. 37 «JGR» 2001/2 en «JGR» 2002/43, hiervoor besproken onder het kopje: Farmaceutische gelijkwaardigheid en therapeutische verschillen. 38 «JGR» 2008/16, zie hetgeen hiervoor besproken is onder het kopje: Ontvankelijkheid. 37

13 pleister met gereguleerde afgifte werd in het kader van de Wgp geclusterd met Transtec 35 mcg/uur, waarbij dus twee geneesmiddelen met een andere afgiftesnelheid als gelijkwaardige geneesmiddelen beschouwd werden. BuTrans en Transtec zijn pleisters waaruit met grote regelmaat een bepaalde hoeveelheid van de werkzame stof buprenorfine wordt vrijgegeven. Bepalend voor het effect van de pleister is de hoeveelheid van de werkzaamheid van dergelijke pleisters is de afgiftesnelheid. Deze afgiftesnelheid verschilt een factor 0,75 tussen BuTrans 20 mcg/uur en Transtec 35 mcg/uur. Het pijnstillend effect van de pleisters wijkt af, hetgeen reden is voor verschillende indicaties (matige versus ernstige chronische pijn). De minister stelt zich op het standpunt dat beide geneesmiddelen vergelijkbaar zijn, omdat in beide pleisters (min of meer bij toeval) dezelfde hoeveelheid werkzame stof (20 mg buprenorfine) is verwerkt. Van deze 20 mg wordt door beide pleisters maar een deel afgegeven: de rest van de werkzame stof fungeert slechts als reservoir en blijft in de pleister achter. De minister hanteert als vast beleid dat voor de aanduiding van de sterkte van een vaste toedieningsvorm altijd uitgegaan wordt van de hoeveelheid werkzame stof. Als motivering voor dit beleid stelt de minister dat uitgaan van een ander sterktebegrip voor de Wgp niet uitvoerbaar is. Mundipharma stelt vast dat bij de verlening van de handelsvergunning nadrukkelijk door de autoriteit is vastgesteld dat de afgiftesnelheid als maat voor de sterkte in de naam van het geneesmiddel moet worden opgenomen. De voorzieningenrechter stemt in met de redenering van de minister om alleen uit te gaan van de hoeveelheid van de werkzame stof in de gehele pleister en oordeelt dat de afgiftesnelheid van pleisters als onderscheidend kenmerk veeleer als een uit therapeutisch oogpunt wenselijke precisering beschouwd moet worden dan als een ander invulling van het begrip sterkte. Voor vaste farmaceutische vormen wordt door de minister uitsluitend de totale hoeveelheid werkzame stof als sterktebegrip gehanteerd. De conclusie is dat zowel het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, als het beroep van Mundipharma worden afgewezen. Mundipharma heeft hoger beroep ingesteld. «JGR» 2010/26: Voorzieningenrechter Rechtbank s-gravenhage 21 april 2010 Deze uitspraak betreft het beroep van Janssen- Cilag tegen het gehanteerde sterktebegrip: concentratie van de werkzame stof in de oplossing. Als tweede punt wordt bezwaar gemaakt tegen clusteren van Eprex met zogenoemde biosimilars van erytropoëtine (EPO). Eprex is een biological : een geneesmiddel dat via hoogwaardige technologie tot stand wordt gebracht, en dat meestal de structuur van een eiwit heeft. Bij biologicals kunnen zeer kleine verschillen in de productie of in de toepassing grote gevolgen hebben voor de werkzaamheid en de veiligheid. Dit is dan ook de reden dat de Europese wetgeving een bijzondere regeling heeft voor de verlening van een handelsvergunning van nieuwe versies van een biological, de biosimilars, die afwijkt van de procedure voor generieke geneesmiddelen. Generieke geneesmiddelen worden toegelaten op grond van farmaceutische vergelijkbaarheid (bioequivalentie). Dit betekent dat als aan gezonde vrijwilligers het referentiegeneesmiddel en het generiek worden toegediend, de bloedspiegels (concentratie in het bloed) van de werkzame stof hetzelfde verloop heeft. Omdat de concentratie in het bloed de werking en de bijwerkingen van een geneesmiddel bepalen, wordt vervolgens de productinformatie van het referentiegeneesmiddel van toepassing verklaard op het generiek. Bij biologicals is voor het verkrijgen van een handelsvergunning noodzakelijk dat altijd eigen preklinische en klinische gegevens verzameld en ingediend 38

14 zijn. 39 Er dienen dus altijd dierproeven en klinische proeven gedaan te worden met het biosimilar om er een handelsvergunning voor te krijgen. De eenheid waarin de hoeveelheid EPO wordt uitgedrukt is: IE (Internationale Eenheid). Bij de berekening van de maximumprijs van Eprex heeft de minister gebruik gemaakt van de concentratie uitgedrukt in IE/ml om de vergelijking te maken en om de maximumprijs in uit te drukken. Janssen-Cilag meent dat de berekening gemaakt moet worden op basis van de hoeveelheid werkzame stof per wegwerpspuit en baseert zich daarbij op de samenvatting van productkenmerken, waarin de sterkte uitgedrukt wordt in het aantal IE, en niet in een concentratiemaat. De minister stelt hier het staand beleid, dat door de Rechtbank s-gravenhage is bevestigd, tegenover. 40 Zonder uitzondering wordt in dit beleid voor vloeibare toedieningsvormen de concentratie als sterktebegrip gehanteerd. Daarnaast merkt de minister op dat de dosering van Eprex volgens de productkenmerken gebaseerd moet worden op het lichaamsgewicht. Het ligt niet voor de hand dat de dosering altijd precies gelijk is aan de inhoud van één wegwerpspuit. De voorzieningenrechter overweegt dat de benadering van de minister terecht is en ook niet in strijd komt met de productinformatie. 41 Het feit dat door deze benadering de maximumprijs lager kan worden dan de prijs in een referentieland doet hier niets aan af en is, volgens de voorzieningenrechter, een mogelijke uitkomst die de wetgever heeft voorzien en aanvaardbaar heeft geacht. 42 Dit laatste waag ik te betwijfelen: als de wetgever de berekening van maximumprijzen van vloeibare toedieningsvormen voorzien had, had hij immers een bepaling in de Wgp op kunnen nemen, waarin simpelweg vastgesteld wordt wat de Wgp onder sterkte bepaalt (en dan liefst uitgesplitst voor vloeistoffen en vaste toedieningsvormen, wellicht met een specifieke aanwijzing voor pleisters). Het tweede punt is het gebruik van biosimilars als vergelijkbare geneesmiddelen. Janssen-Cilag had aangevoerd dat biologicals en biosimilars niet zonder meer zijn te vergelijken met chemische geneesmiddelen en generieken. Dit wordt gemotiveerd met de stelling dat het bij biologische geneesmiddelen niet alleen om het eindproduct gaat, maar ook alle stappen van het productieproces. De voorzieningenrechter overweegt dat alle EPO s dezelfde aminozuursequentie hebben. Naast deze karakterisering is, evenals bij andere biologicals, het glycosylatiepatroon van belang. De minister heeft daarom bij de keuze van vergelijkbare geneesmiddelen alleen gekeken naar andere geneesmiddelen waarvan de werkzame stof de door de WHO toegekende glycosylatie-aanduiding alfa heeft toegekend; met andere woorden alleen werkzame stoffen met de INN epoëtine alfa worden vergelijkbaar geacht. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te oordelen dat een onjuiste interpretatie aan het wettelijk begrip vergelijkbare geneesmiddelen is gegeven. Zowel het verzoek om een voorlopige voorziening als het beroep worden afgewezen. Als een argument ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op de omstandigheid dat de middelen als biosimilars zijn toegelaten (erop) duidt dat de middelen klinisch en therapeutisch uitwisselbaar zijn. Het is mij niet geheel duidelijk wat hiermee wordt bedoeld: meent de voorzieningenrechter dat biosimilars, evenals generieke geneesmiddelen, zonder meer uitwisselbaar zijn? Als de voorzieningenrechter inderdaad deze bedoeling had, is daarop veel af te dingen. In de wetenschappelijke literatuur, in 39 Vergelijk artikel 10 lid 3 Richtlijn 2001/83/EG, geïmplementeerd in art. 42 lid 7 Geneesmiddelenwet. 40 Zambon-zaak: zie voetnoot R.o R.o

15 de substitutierichtlijn van de KNMP 43 en zelf in de Tweede Kamer 44 wordt medisch toezicht als voorwaarde gesteld voor het veranderen van de therapie in geval van behandeling met biologicals. 4. Ten slotte Na een wat hectische start en daaropvolgend een periode van relatieve rust op het Wgpfront, dient zich een nieuwe serie procedures aan: in de komende maanden wordt nog een aantal uitspraken over de interpretatie van de Wgp verwacht, die met name betrekking hebben op ziekenhuisgeneesmiddelen en dure specialistische geneesmiddelen, zoals biologicals. Wij zullen u op de hoogte houden in «JGR». 5. Naschrift Na het schrijven van dit artikel, maar voordat het werd gedrukt is nog een belangrijke uitspraak van de Rechtbank s-gravenhage verschenen die het waard is hier vermeld te worden. Het gaat om een uitspraak van 1 juni 2010 en heeft betrekking op biologicals en biosimilars als vergelijkbare geneesmiddelen. Novo Nordisk en Pfizer verzochten de Voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen in verband met de volgens hen onrechtmatige clustering van hun referentiegeneesmiddelen waarvan somatropine de werkzame stof is met biosimilars. In feite dezelfde situatie als die in «JGR» 2010/26 speelde. Anders dan in die zaak, worden Novo Nordisk en Pfizer in het gelijk gesteld en worden de beroepen tegen deze clustering van referentiegeneesmiddelen en biosimilars afgekeurd. De argumentatie van de Voorzieningenrechter luidt als volgt: 4.4 De voorzieningenrechter overweegt dat het verweerder vrij staat om groepen geneesmiddelen, die dezelfde werkzame stof bevatten, te clusteren. Verweerder heeft zich beperkt tot vergelijking van betreffende geneesmiddelen op grond van de INN. Eiseressen hebben gemotiveerd betwist dat vergelijking van biologische geneesmiddelen op basis van de chemische formule mogelijk is. De voorzieningenrechter heeft hierdoor niet de overtuiging gekregen dat het standpunt van verweerder, zonder dat nader wordt onderbouwd waarom het begrip dezelfde werkzame stof bij biologische geneesmiddelen op dezelfde manier kan worden uitgelegd als bij chemische geneesmiddelen, kan standhouden. Hoewel met deze uitspraak nog geen eindoordeel over de mogelijkheid om biologische geneesmiddelen te clusteren gegeven is, wordt in elk geval anders dan in veel uitspraken over de Wgp ditmaal een kritisch oordeel over de handelwijze van de minister gegeven. 43 KNMP Geneesmiddel Informatie Centrum; Handleiding geneesmiddelensubstitutie, versie april 2010, par Zie bijvoorbeeld de brief van de Minister van VWS aan de Tweede Kamer van 19 mei 2009 en de beantwoording van de Kamervragen van Schermer: Aanhangsel van Handelingen, vergaderjaar , nr

BESLUIT: Artikel I. De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

BESLUIT: Artikel I. De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling. Ontwerpregeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Nadere informatie

BESLUIT: Artikel I. De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

BESLUIT: Artikel I. De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling. Ontwerpregeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5557

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5557 ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5557 Instantie Datum uitspraak 21-04-2010 Datum publicatie 26-05-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 10/1997 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Inhoud Achtergrond en uitgangspunten van de Wet geneesmiddelenprijzen

Inhoud Achtergrond en uitgangspunten van de Wet geneesmiddelenprijzen v Inhoud 1 Achtergrond en uitgangspunten van de Wet geneesmiddelenprijzen 1 1.1 Waarom een Wet geneesmiddelenprijzen 1 1.1.1 De prijzen in Nederland moeten niet hoger liggen dan de gemiddelde prijzen in

Nadere informatie

2. Na de productgroep VANDETANIB-300-MG-TABLET en de daarbij behorende gegevens wordt ingevoegd:

2. Na de productgroep VANDETANIB-300-MG-TABLET en de daarbij behorende gegevens wordt ingevoegd: Ontwerpregeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, CIBG- CJZ-3186826, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen in verband met het toevoegen

Nadere informatie

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Gelet op artikel 2 van de Wet geneesmiddelenprijzen; BESLUIT: Artikel I

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Gelet op artikel 2 van de Wet geneesmiddelenprijzen; BESLUIT: Artikel I Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 augustus 2017 CIBG-17-04974, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen, in verband met het actualiseren

Nadere informatie

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Gelet op artikel 2 van de Wet geneesmiddelenprijzen; Besluit: Artikel I

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Gelet op artikel 2 van de Wet geneesmiddelenprijzen; Besluit: Artikel I Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 augustus 2015, CIBG-15-0716, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen De Minister van Volksgezondheid,

Nadere informatie

De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 augustus 2016, CIBG-16-02759, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen, in verband met het actualiseren

Nadere informatie

WJZ. De Minister voor Medische Zorg, Gelet op artikel 2 van de Wet geneesmiddelenprijzen; Besluit: Artikel I

WJZ. De Minister voor Medische Zorg, Gelet op artikel 2 van de Wet geneesmiddelenprijzen; Besluit: Artikel I Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 22 augustus 2018, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen in verband met het actualiseren van de maximumprijzen voor

Nadere informatie

Kennisgeving ontwerpregeling tot wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen

Kennisgeving ontwerpregeling tot wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen Kennisgeving ontwerpregeling tot wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen Inleiding Een ontwerpregeling tot wijziging van de bijlage van de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen

Nadere informatie

BESLUIT: De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

BESLUIT: De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 februari 2017,, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen, in verband met het actualiseren van

Nadere informatie

De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling. Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 21 februari 2019, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen in verband met het actualiseren van de maximumprijzen voor

Nadere informatie

vws0001157 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

vws0001157 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal vws0001157 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij bied ik u, overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet geneesmiddelenprijzen, een ontwerp-regeling tot wijziging van de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 60878 31 oktober 2018 Besluit van de Minister voor Medische Zorg van 23 oktober 2018, kenmerk 1436906-183117-GMT, houdende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

Vragen en antwoorden geneesmiddelenprijzen

Vragen en antwoorden geneesmiddelenprijzen Vragen en antwoorden geneesmiddelenprijzen Wie bepaalt precies de prijs van een geneesmiddel? De geneesmiddelenfabrikant bepaalt in eerste instantie de prijs van een geneesmiddel. Hij doet dit binnen de

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 26146/2011014629 Betreft: beslissing op bezwaar inzake het besluit tot publicatie van het besluit betreffende het leveren van programmagegevens van de landelijke publieke

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak), LJN: BP5058, Centrale Raad van Beroep, 10/596 ZVW Datum uitspraak: 09-02-2011 Datum publicatie: 21-02-2011 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing aanvraag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2009:BK2683

ECLI:NL:RBLEE:2009:BK2683 ECLI:NL:RBLEE:2009:BK2683 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 30-10-2009 Datum publicatie 09-11-2009 Zaaknummer 09/357 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Zaaknummer : 2014/150 Rechter(s) : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 Partijen : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid College Bekostiging

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40)

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Noot bij: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 mei 2014, 201303996/1/A3 en ECLI:NL:RVS:2014:1708 door: I.M. van der Heijden en E.E.

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 december 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 december 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 25 VX Den Haag T 070 340 79 F 070 340 78 34

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 Instantie Datum uitspraak 05-04-2001 Datum publicatie 02-08-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 99/3213 AW Bestuursrecht

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

BESLUIT: Artikel I. De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

BESLUIT: Artikel I. De bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling. Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van,, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen Datum 16 december 2010 De Minister van Volksgezondheid,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-12-2009 Datum publicatie 02-12-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902426/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:2709

ECLI:NL:CRVB:2014:2709 ECLI:NL:CRVB:2014:2709 Instantie Datum uitspraak 06-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3031 WTCG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

NAAM, FARMACEUTISCHE VORM, STERKTE VAN HET GENEESMIDDEL, DIERSOORT, TOEDIENINGSWEGEN EN HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

NAAM, FARMACEUTISCHE VORM, STERKTE VAN HET GENEESMIDDEL, DIERSOORT, TOEDIENINGSWEGEN EN HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BIJLAGE I NAAM, FARMACEUTISCHE VORM, STERKTE VAN HET GENEESMIDDEL, DIERSOORT, TOEDIENINGSWEGEN EN HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN 1/7 Aanvrager of houder van de vergunning voor het

Nadere informatie

Zaaknummers : 2011/019 en 019.1

Zaaknummers : 2011/019 en 019.1 Zaaknummers : 2011/019 en 019.1 Rechter : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 14 februari 2011 Partijen : Appellante tegen Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : CRIHO, differentiatie instellingscollegegeld,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 215 Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de Wet inzake bloedtransfusie Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 Instantie Datum uitspraak 05-10-2004 Datum publicatie 08-10-2004 Zaaknummer AWB 03/647 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2012:BW2003

ECLI:NL:RBMAA:2012:BW2003 ECLI:NL:RBMAA:2012:BW2003 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 07-03-2012 Datum publicatie 12-04-2012 Zaaknummer AWB 11 / 1403 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671 ECLI:NL:RVS:2013:CA3671 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-06-2013 Datum publicatie 19-06-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201939/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2000:AA6750

ECLI:NL:RBUTR:2000:AA6750 ECLI:NL:RBUTR:2000:AA6750 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 30-06-2000 Datum publicatie 21-01-2002 Zaaknummer SBR 99/666 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Bodemzaak

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei 2013. Rapportnummer: 2013/057

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei 2013. Rapportnummer: 2013/057 Rapport Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge Datum: 24 mei 2013 Rapportnummer: 2013/057 2 Klacht Verzoeker, een advocaat, klaagt erover dat het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326 Instantie Datum uitspraak 25-05-1999 Datum publicatie 21-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 97/10163 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1466

ECLI:NL:CRVB:2014:1466 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:1466 Instantie Datum uitspraak 09-05-2014 Datum publicatie 12-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 13-5281 ANW Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893 ECLI:NL:CBB:2016:450 Instantie Datum uitspraak 29-12-2016 Datum publicatie 24-01-2017 Zaaknummer 15/893 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

Uitspraak 201405096/1/A2

Uitspraak 201405096/1/A2 Uitspraak 201405096/1/A2 Datum van uitspraak: Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201405096/1/A2. Datum uitspraak: 21 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK woensdag 21 januari 2015 Uitspraak op het

Nadere informatie

CBE-1142 (030)

CBE-1142 (030) CBE-1142 (030) 253 1745 6 april 2004 beroep A. UITSPRAAK Het College van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht (hierna: het College) heeft de volgende uitspraak gedaan op het beroep van: A.,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art. Zaaknummer: 1997/209 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Nijenhof Datum uitspraak: 14 januari 1998 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Trefwoorden: Vertrouwensbeginsel, terugwerkende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630 ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 15-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200808561/1/H2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ZORGVERZEKERAARS NEDERLAND BELEIDSDOCUMENT GEZAMENLIJK PREFERENTIEBELEID

ZORGVERZEKERAARS NEDERLAND BELEIDSDOCUMENT GEZAMENLIJK PREFERENTIEBELEID ZORGVERZEKERAARS NEDERLAND BELEIDSDOCUMENT GEZAMENLIJK PREFERENTIEBELEID 1. Definities In dit beleidsdocument wordt verstaan onder: apotheekhoudende: apotheker of apotheekhoudende huisarts; geneesmiddel:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4592

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4592 ECLI:NL:CRVB:2012:BY4592 Instantie Datum uitspraak 29-11-2012 Datum publicatie 30-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10/4918 MPW en 11/4917

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3415

ECLI:NL:RVS:2016:3415 Uitspraak 201509088/1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 21 december 2016 Tegen: de Nederlandse Zorgautoriteit Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Algemene kamer Hoger Beroep Wet openbaarheid van

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 202059/1 /V4. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Advies van de Bezwaarschriftencommissie Ascert inzake het bezwaar van [bezwaarmaker]

Advies van de Bezwaarschriftencommissie Ascert inzake het bezwaar van [bezwaarmaker] Ascert Bezwaarschriften Commissie Ascert Postbus 239 5060 AE Oisterwijk info@ascert.nl De vaststelling van een categorie-afwijking is een besluit, waartegen bezwaar openstaat. De CKI hoefde daarom in het

Nadere informatie

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17 van de Mededingingswet. Zaaknummer 741/Overeenkomst

Nadere informatie

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches. MIDDEL 1 Schending en/of verkeerde toepassing van het Nederlands recht, waaronder mede begrepen schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1688

ECLI:NL:RVS:2017:1688 ECLI:NL:RVS:2017:1688 Instantie Raad van State Datum uitspraak 28-06-2017 Datum publicatie 28-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604192/1/A2 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:CRVB:2015:3533 ECLI:NL:CRVB:2015:3533 Instantie Datum uitspraak 28092015 Datum publicatie 15102015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14627 WWAJ

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-12-2009 Datum publicatie 20-01-2010 Zaaknummer 09/947 WI Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 Instantie Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 14-04-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 16 _ 22 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) LJN: BP4832,Voorzieningenrechter Rechtbank Breda, 11/816 Print uitspraak Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 16-02-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Voorlopige voorziening

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : collegegeld gegrond inschrijven ingetrokken inschrijving

Nadere informatie

7 november Het verzoek:

7 november Het verzoek: 7 november 2011 ADVIES (A11.107) van de Codecommissie op het verzoek van X op de voet van artikel 59 van het Reglement van de Codecommissie en de Commissie van Beroep van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame,

Nadere informatie

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming Uitspraak 201403308/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 10 juni 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: het college van gedeputeerde staten van Limburg Eerste aanleg - meervoudig Ruimtelijke-ordeningskamer

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

gezien het daartegen bij brief van 28 april 2014 ingediende bezwaarschrift,

gezien het daartegen bij brief van 28 april 2014 ingediende bezwaarschrift, Besluit op bezwaar Kenmerk: 626460/629141 Betreft: bezwaar vaststelling toezichtskosten 2013 Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn besluit van 4 maart 2014, kenmerk 617495/623250, waarbij het Commissariaat

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155 M en R 2016 afl. 5 Eventuele toekomstige gaswinning hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Instantie Afdeling

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie

Procedure opname Doorgeleverde Bereidingen

Procedure opname Doorgeleverde Bereidingen 1/7 Z-Index Alexanderstraat 11 2514 JL Den Haag Postbus 16090 2500 BB Den Haag T 070-37 37 400 F 070-37 37 401 info@z-index.nl www.z-index.nl KvK: Haaglanden 27177027 Auteur(s) Bas van der Meer Procedure

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655 ECLI:NL:CBB:2016:168 Instantie Datum uitspraak 06-06-2016 Datum publicatie 24-06-2016 Zaaknummer 15/655 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

BELEIDSREGEL BR/CU-2018

BELEIDSREGEL BR/CU-2018 BELEIDSREGEL BR/CU-2018 Weesgeneesmiddelen Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels

Nadere informatie

Rb. Noord-Holland, , HAA 13/1804, ECLI:NL:RBNHO:2013:12968, BR Mr. J.M. Janse van Mantgem. Tijdelijke omgevingsvergunning

Rb. Noord-Holland, , HAA 13/1804, ECLI:NL:RBNHO:2013:12968, BR Mr. J.M. Janse van Mantgem. Tijdelijke omgevingsvergunning Rb. Noord-Holland, 31-12-2013, HAA 13/1804, ECLI:NL:RBNHO:2013:12968, BR Mr. J.M. Janse van Mantgem Tijdelijke omgevingsvergunning Tijdelijke omgevingsvergunning Omgevingsvergunning met instandhoudingstermijn

Nadere informatie

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845 Raad vanstate Afdeling bestunrsreclitspraak It ' V GESCAND OP 11 SEP. 2014 Raad van de gemeente Oostzaan Postbus 1 5 1510 AA OOSTZAAN Gemeente Oostzaan D.itLim Ons mimnicr Uw kenmerk 1 o september 201

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 2011101 29/1/V.1. Datum uitspraak: 27 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang Inhoud Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang 2. Grondslag aanvraag omgevingsvergunning voor artikel 2.1 lid 1 onder e- activiteiten (milieu) 3. OBM en milieuneutrale verandering 4. Overig

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108181/3/V4. Datum uitspraak: 9 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen ECLI:NL:CBB:2016:406 Instantie College van Beroep voor het bedrijfsleven Datum uitspraak 22-12-2016 Datum publicatie 09-01-2017 Zaaknummer 16/717 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige

Nadere informatie