Overwegingen. Het bouwen van een bouwwerk

Transcriptie

1 Zaaknummer: Vergunninghouder: Stichting Het Drentse Landschap Projectomschrijving: Verbouwing voormalige hervormde kerk; gewijzigd bankenplan en vernieuwing van de aanbouw Overwegingen Inleiding De aanvraag heeft betrekking op de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder a en f Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Het betreft hier de activiteiten het bouwen van een bouwwerk en het handelen met gevolgen voor beschermde monumenten De Wabo omschrijft in artikel 2.10 en 2.15 het toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. Indieningsvereisten Bij het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder a en f Wabo voldoen de ingediende stukken aan paragraaf 2.1 en 2.3 en de artikelen 5.4 en 5.7 van de Mor (ministeriële regeling omgevingsrecht). Paragraaf 2.2 van de Mor geeft de gemeente de mogelijkheid om de aanvrager toe te staan de gegevens van de constructie en installatiegegevens op een later tijdstip te mogen aanleveren. Het bouwen van een bouwwerk Toetsing bouwen van een bouwwerk Gelet op artikel 2.10 hebben wij de volgende aspecten betrokken bij de beslissing op de aanvraag: 1. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;(Bouwbesluit) 2. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet; (Bouwverordening) 3. de activiteit niet in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening; (Bestemmingsplan) 4. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend; (Welstand)

2 Onlosmakelijkheidsbeginsel artikel 2.7 Wabo Artikel 2.7 van de Wabo bepaalt dat de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 er voor zorgt dat de aanvraag betrekking heeft op elk van die activiteiten. Deze aanvraag is daarom afgestemd met de medewerkers vergunningverlening specialisatie milieu. Door hen is aangegeven dat de aanvrager voor deze uitbreiding een melding heeft ingediend op basis van het "Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer". Het onlosmakelijkheidsbeginsel uit artikel 2.7 van de Wabo gaat in dit geval derhalve niet op. Bouwbesluit De aanvraag is voor zo ver mogelijk op basis van de beschikbare gegevens- aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 getoetst en op grond daarvan zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren; Brandveiligheid Met betrekking tot het aspect brandveiligheid is de aanvraag door de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) getoetst aan de brandveiligheidseisen van het Bouwbesluit. Hierbij is een opmerking gemaakt ten aanzien van de gebruiksmelding. In de voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning is deze opmerking als extra voorwaarde van toepassing verklaard en als bijlage opgenomen. Ook zijn er door de brandweer in rood op de tekening wijzigingen en opmerkingen aangegeven. Geluidwering Met betrekking tot het aspect geluid is het plan voorgelegd aan de geluidspecialist van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). Gelet op de geplande uitbreiding in relatie tot de bestaande situatie is er voor het geluidsaspect geen belemmering te verwachten. Let op: wanneer er muziekgeluid in de ruimte is met een geluidniveau boven de 80dB(A), is een akoestisch onderzoek nodig op grond van het Activiteitenbesluit. Openbare werken Uit afstemming met de collega van de afdeling Openbare Werken blijkt dat er met betrekking tot de riolering een aangepaste voorwaarde bij de vergunning moet worden opgenomen. Het betreft de afvoer van vuilwater dat op het gemeentelijk riool moet worden geloosd en het schoonwater dat op het oppervlaktewater in de nabijgelegen sloot geloosd moet worden. Bouwverordening: De aanvraag is voor zo ver mogelijk op basis van de beschikbare gegevens- aan de voorschriften van de gemeentelijke bouwverordening getoetst en op grond daarvan zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren; Bodemonderzoeksrapport Het bodemonderzoeksrapport is door de bodemspecialisten van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) beoordeeld. De conclusie uit het rapport luidt als volgt: De concentraties/gehalten van verontreinigingen zijn dusdanig laag dat er geen aanvullend onderzoek uitgevoerd hoeft te worden. Op basis van de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is de locatie geschikt voor het voorgenoemde gebruik. De bodemkwaliteit is hiermee voldoende vastgesteld en biedt voldoende basis voor het aanvragen van een eventuele omgevingsvergunning (onderdeel bouw)

3 Bestemmingsplan: De aanvraag is in overeenstemming met de geldende bestemming Maatschappelijk, overeenkomstig het ter plaatse geldende bestemmingsplan Bovensmilde ; Welstand De aanvraag is op 23 april 2015 voor een advies voorgelegd aan de welstandscommissie. De commissie heeft daarbij aangegeven, dat de aanvraag aan redelijke eisen van welstand voldoet. Het handelen met gevolgen voor beschermde monumenten Toetsen handelen met gevolgen voor een beschermd monument Gelet op artikel 2.15 hebben wij volgende aspecten betrokken bij de beslissing op de aanvraag. De woning is een Rijksmonument. De omgevingsvergunning mag daarom slechts verleend worden indien het belang van de monumentenzorg zich daar tegen niet verzet. Om dat te toetsen is de aanvraag voorgelegd aan de monumentencommissie (Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie van Libau in Groningen). Daarnaast is advies ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Advies monumentencommissie Op 2 juli 2015 is het plan door bovengenoemde commissie beoordeeld en akkoord bevonden onder de voorwaarde dat er sprake zal zijn van een omkeerbare ingreep door de te verwijderen banken zorgvuldig op te slaan. Daarnaast wil de commissie in een volgende fase geïnformeerd worden over de keuze van het vloerenpatroon en het materiaalgebruik hiervoor. Hieronder volgt het uitgebreide advies van de commissie. Beschrijving plan Het gewijzigde plan betreft onder meer het wijzigen van het bankenplan uit oogpunt van het vergroten van de mogelijkheden voor multifunctioneel gebruik van de kerkzaak Hiertoe wordt het merendeel van de boogvormig opgestelde banken verwijderd. Het verschil met het vorige ontwerp is dat in plaats van behoud van alle banken in 1 van de 5 segmenten het nu voorliggende ontwerp uitgaat van het verwijderen van grote delen van de banken in alle segmenten, waarbij in 2 van de 5 segmenten 1 bank extra wordt behouden. De structuur van de kerkzaal komt terug in de vloer. De materialisering is nog niet uitgekristalliseerd. Gedacht wordt aan bijvoorbeeld hardsteen met een verschil in bewerking waardoor het padenpatroon afleesbaar blijft. Waardebepaling volgens redengevende omschrijving rijksmonument Nederlands Hervormde KERK met historisch orgel, gebouwd in in Waterstaatsstijl en ingewijd op 30 januari Gevelsteen met opschrift: "Gebouwd Anno 1869". (...) Ook het interieur is van belang. De toegevoegde uitbreiding aan de achterzijde, daterend uit 1902, valt buiten de bescherming wegens het ontbreken van monumentale waarden. (...) Nederlands Hervormde kerk van cultuurhistorisch belang als bijzondere uitdrukking van een religieuze ontwikkeling; van architectuurhistorisch belang vanwege de vormgeving, het materiaalgebruik, de samenhang tussen interieur en exterieur; vanwege de gaafheid en de regionale zeldzaamheid van dit kleine type zaalkerk. Advies monument Het opnieuw gewijzigde ontwerp reageert op het voorgaande advies om in plaats van één geheelsegment rondom meer van de bestaande banken te behouden om de essentie van dit

4 Protestantse kerkinterieur te bewaren. Dat veel banken moeten wijken voor stoelen wordt nog altijd betreurd, hoewel uit oogpunt van multifunctioneel gebruik van de kerkzaal begrijpelijk. Wel blijft in het nu voorliggende plan meer van de oorspronkelijke opzet afleesbaar. Naar de mening van de commissie is een balans gevonden waartegen uit oogpunt van monumentenzorg geen overwegende bezwaren meer bestaan. Wel verbindt de commissie aan dit positieve advies de voorwaarde dat sprake zal zijn van een omkeerbare ingreep door de te verwijderen banken zorgvuldig op te slaan. Daarnaast speelt ook de keuze voor het vloerpatroon en materiaalgebruik hiervoor een belangrijke rol in het totaalbeeld. Hierover wil de commissie in een volgende fase graag worden geïnformeerd in de vorm van een nader uitgewerkt ontwerp. Om de oorspronkelijke indeling van de kerkzaal optimaal beleefbaar te houden, adviseert de commissie te kiezen voor een duidelijk contrast tussen de afwerking van de bankenvakken en die van de paden. Advies Rijksdienst Op 18 september 2015 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hun advies over de voorgenomen project aan het college van B&W van de gemeente Midden-Drenthe verzonden. Hieronder volgen enkele essentiële passages en aanbevelingen van de Rijksdienst die in deze overwegingen zijn opgenomen. Bankenplan: De Rijksdienst betreurt vanuit cultuurhistorisch oogpunt de voorgenomen verwijdering van de banken ten zeerste maar begrijpt de maatschappelijke behoefte het monumentale kerkgebouw veelzijdiger te gebruiken dan slechts religieus, waarbij wordt aangetekend dat vermindering van het aantal banken geen garantie biedt voor verantwoorde exploitatie. In het meest gunstige geval verruimt de nieuwe formule behoud van de monumentale kerk en het monumentale complex. De Rijksdienst adviseert de te verwijderen banken in verband met mogelijke beschikbaarheid in de toekomst op een verantwoorde wijze op te slaan. Het principe van reversibiliteit is in dit geval passend De Rijksdienst adviseert na verwijdering van de banken de bestaande oriëntatie op de preekstoel te behouden, de in de nieuwe inrichting te integreren en daarbij niet tot vervanging van de bestaande vloer over te gaan. De Rijksdienst constateert dat over de vloer nog geen besluit is genomen. Handhaving van de bestaande vloer geniet vanuit het oogpunt van monumentenzorg de voorkeur.. De Rijksdienst adviseert de bestaande vloer(afwerking) te behouden en deze waar nodig, te herstellen. De Rijksdienst adviseert na verwijdering van de banken de bestaande symmetrie in het interieur te behouden en de nieuwe inrichting op dit ordeningsprincipe te baseren. De Rijksdienst adviseert de uitstekende punt van de kerkbank in segment B, langs het gangpad tussen segment A en B door middel van een doordacht ontwerp aan te passen. De Rijksdienst adviseert de twee onderdelen van het doophek niet te verwijderen maar deze ter weerszijden van de preekstoel te handhaven zodat de preekstoel niet in een verweesde positie komt te staan en de verbondenheid van Doop en woord niet aan zeggingskracht inboet. De Rijksdienst adviseert de banken op het orgelbalkon te laten staan en het gebruik in de nieuwe functies(s) van het monument te bevorderen. Aanbouw: De huidige aanbouw dateert uit 1902 en bezit volgens de registeromschrijving geen monumentale waarde en zal worden afgebroken. De Rijksdienst adviseert in dezen positief. De nieuwbouw blijft in maat, plaats, en massa ondergeschikt aan het kerkgebouw en laat dit monument en het monumentale complex wat betreft de beeldwaarde ongemoeid.

5 In een overleg met de Rijksdienst, Stichting Het Drentse Landschap(opdrachtgever), wethouder G.J. Bent en behandelend ambtenaar B. de Roo is op 11 februari 2016 nader over de aanbevelingen van de Rijksdienst gesproken. Het gaat hier om aanbevelingen van de Rijksdienst aan het college van B&W van de gemeente Midden-Drenthe. De belangrijkste uitkomsten van dit overleg luiden als volgt: De verwijderde banken zullen zorgvuldig worden opgeslagen; Over de vloer in de kerk heeft de Stichting Het Drentse Landschap nog geen besluiten genomen. De keuze voor materiaal, kleur en vorm zal in nauw overleg met ons plaatsvinden, waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden zal worden met de aanbevelingen van de Rijksdienst; De tekening waarnaar de Rijksdienst verwijst in haar aanbeveling om het ordeningsprincipe van de symmetrie te handhaven, blijkt niet de definitieve versie. In de definitieve versie is er wel sprake van symmetrie; De aanbevolen aanpassing van de uitstekende punt van de kerkbank aan het gangpad tussen segment A en B blijkt bij nader inzien niet noodzakelijk te zijn en wordt door de Rijksdienst zelfs afgeraden. De aanbeveling om de doophekken te bewaren wordt door de Stichting Het Drentse Landschap ter harte genomen. Het is aan de architect van de opdrachtgever om een goede oplossing voor te vinden voor het behoud van de doophekken zonder dat dit ten koste gaat van een flexibele indeling van de ruimte; De banken op het orgelbalkon blijven bewaard; Afgesproken wordt dat er in de omgevingsvergunning voorwaarden worden opgenomen om tegemoet te komen aan de aanbevelingen/adviezen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zienswijzen Het plan heeft conform de uitgebreide voorbereidingsprocedure van 3 maart 2016 tot en met 13 april 2016 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen tegen het ontwerpbesluit ingediend. Dit betekent dat de omgevingsvergunning verleend kan worden. Conclusie Gelet op bovenstaande overwegingen volgt daarom dat wij de gevraagde omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten: het bouwen van een bouwwerk; handelen met gevolgen voor beschermde monumenten.