Leer Bridge. Winner Bridge. First Natural Bidding System voor Spelers van 8 tot 88 Jaar. door Jos FCI Peeters en. Marie Josée Boeckx

Transcriptie

1 Leer Bridge Winner Bridge First Natural Bidding System voor Spelers van 8 tot 88 Jaar door Jos FCI Peeters en Marie Josée Boeckx

2 2

3 3 Inhoud Voorwoord p. 13 Bridge met je kleinkinderen 15 Inleiding: Bridge met kinderen Inleiding 0.2. De eerste les 0.3. De tweede les Kaartverdelingen Troef Troef spelen Speeltactiek Wat hebben we geleerd? Nog enkele tips 0.4. De derde les Speelslagen en biedslagen Hoe hoog mag je bieden? Bijbieden Hoe doe je een volgbod? Antwoorden op een volgbod Tip Algemeen 0.5. Bridge Hoofdstuk 1: Inleiding Teams 1.2. Doel van het spel 1.3. Delen 1.4. Notatie 1.5. Volgorde van de kleuren 1.6. De biedingbox

4 4 Hoofdstuk 2: Winners Winners 2.2. Honneurs 2.3. Vaste slagen 2.4. Kansrijke slagen Even hoge honneurs 2.5. Lengteslagen 2.6. Distributieslagen 2.7. Veel verliezers? Minder winners! 2.8. Losse honneurs? Een extra winner! 2.9. Lengteslagen? Extra winners! Samenvatting Hoofdstuk 3: Kaartverdelingen Soorten handen 3.2. De regelmatige verdeling 3.3. Onregelmatige handen 3.4. Tricolor 3.5. Tweekleurenspel 3.6. Eénkleurenspel Hoofdstuk 4: Bieden, algemeen Het bieden 4.2. De bieding openen 4.3. Meebieden 4.4. Biedregels 4.5. Uitleg vragen 4.6. Alerteren 4.7. Sprongbod 4.8. Een conventioneel bod 4.9. Verder bieden Het eindcontract

5 5 Hoofdstuk 5: het Openingsbod Eén Zonder Troef (1NT) 5.2. Eén in kleur Voorbeeld Eén uitzondering Met een tricolor Met twee vijfkaarten Met vier winners openen Met een vijfkaart en een zeskaart 5.3. Met 8 winners: open op 2-niveau Bied 2NT Open op 2-niveau One more, one less 5.4. Zwakke twee opening 5.5. Met 9+ winners bied 2 Klaveren 5.6. Pré-emptief openen Bied 3 kleur Bied 4 kleur 5.7. Met 0 tot 3 winners: pas 5.8. Open met 3NT 5.9. Samenvatting Hoofdstuk 6: het Bijbod Bijbod 6.2. Bijbieden na 1 troef opening Met fit Bied een nieuwe kleur 1e geval: op 1-niveau 2e geval: op 2-niveau Opmerking: reverse bidding 3e geval: sprongbod Zonder Troef antwoorden 1e geval: restbod 1NT

6 6 2e geval: 2NT 3e geval: 3NT 4e geval: 6NT of 7NT Pas Er werd tussengeboden 6.3. Bijbieden na 1NT-opening Jacoby Transfer mineurs Stayman Antwoorden op 1NT Antwoorden op 1NT met een zeskaart Schoppen of Harten Redbod, na 1NT opening gedoubleerd voor straf Kwantitatief: 4NT bijbod 6.4. Bijbieden na 2-opening na 2 NT na 2 troef na een zwakke 2 opening 6.5. Bijbieden na 2K opening 6.6. Bijbieden na een pré-emptieve opening Hoofdstuk 7: het Volgbod Volgbod 7.2. infodoublet 7.3. Cue-bid 7.4. Bijbieden na een volgbod 7.5. Negatief doublet Hoofdstuk 8: de Herbieding Typische biedreeksen 8.2. Doorpas 8.3. Verder bieden na opening

7 opening = eindbod opening + bijbod = eindbod opening + bijbod + herbieding = eindbod De sterke herbieding door openaar 8.4. Verder bieden na een volgbod (na opening tegenpartij) + volgbod = eindbod (na opening tegenpartij) + volgbod + bijbod = eindbod (na opening tegenpartij) + volgbod + bijbod + herbieding = eindbod De sterke herbieding na volgbod 8.5. De NT-openingen NT = NT eindbod NT + bijbod = NT eindbod NT + Jacoby + transfer = eindbod NT + Jacoby + transfer + herbieding = eindbod NT + Stayman + antwoord = eindbod NT + Stayman + antwoord + herbieding = eindbod NT-opening NT-opening + bijbod = eindbod 8.7. Een nieuwe kleur bieden nieuwe kleur = ronde forcing nieuwe kleur + fit = eindbod nieuwe kleur + NT = eindbod Entrees nieuwe kleur + (nieuwe kleur) 8.8 Conventionele biedingen Uitkomstdoublet

8 Andere conventionele biedingen 8.9. Tips: herbieden Lage, dan hoge kleur Hoge, dan lage kleur Hoofdstuk 9: Azen vragen of Controlebiedingen Azen vragen met Gerber 9.2. Azen vragen met Blackwood (1) 9.3. Azen vragen met Blackwood (2) 9.4. DOPI-ROPI 9.5. Heren vragen met Blackwood 9.6. Heren vragen met Gerber 9.7. Opmerking over Gerber 9.8. Controlebiedingen Hoofdstuk 10: Slem bieden Slembiedingen Honneurpunten Bieden naar NT slem Slem in troef Sterke Herbieding en Controlebiedingen Hoofdstuk 11: Bijzondere Biedingen Strafdoublet Infodoublet, en antwoorden daarop Redoublet Negatief doublet Niemeyer Niemeyer zwak Niemeyer sterk De andere biedkaartjes Vierde kleur bieden

9 11.7. Redbod Regel van 2 en Regel van Regel van Regel van Regel van de Ervaren Bridgers Regel 9 Hoofdstuk 12: Afspel en Tegenspel De uitkomst De dummy gaat open Bijspelen Uitkomen, afspel en tegenspel Uitkomen tegen NT én tegen Troef Uitkomen tegen NT-contract Uitkomen tegen een troefcontract Tips voor afspel van een NT-contract van een troefcontract Honneur uit de korte hand eerst De tweede man laag, de derde man doet wat hij kan Tips voor Tegenspel Honneur op losse honneur Dóór het sterk heen Vrouw op partners Aas belooft Heer Signaleren hoog=aan, laag=af zwart-zwart, rood-rood Zw-Zw-R-R, uitgebreid Andere signaleerprocedures Circulaire Lavinthal

10 Claimen Hoofdstuk 13: Scorepunten Gespeelde slagen weg leggen Scorepunten Waardering van de slagen Waardering van de contracten Downslagen Kwetsbaarheid Wedstrijdpunten Scorepunten Wedstrijdpunten Einduitslag Hoofdstuk 14: speeltips Onthouden en nadenken Kaarten in de hand houden Dóór het sterk héén Vanuit jouw hand gezien Het bieden Het NT-contract Een troefcontract spelen Het spelen van een troefcontract... Enkele speeltips Een troefcontract tegenspelen 14.8: Speeltips Praat NOOIT na Conventies Wij een fit, zij een fit bij NT: de Regel van 7 Eight ever, nine never Troeven tellen

11 11 Hoofdstuk 15: Master Class Inleiding Afspel Eerste slag alleen als nodig Speeltechnieken Troef spelen Werkkleur spelen Dreigt er gevaar? Tegenspel Tegen 3NT Uitkomen tegen troef De derde man gooit bij De derde man komt terug Uitkomer speelt dezelfde kleur Hoofdstuk 16: Informatie Systeemkaart Parenbridge en Viertallen Loopkaarten Thuis Bridge spelen Hoofdstuk 17: Bridge curiosa Mini Bridge Harten Bridge Twee-kleuren Bridge Honneurbridge Kabouterbridge Open Bridge Speedball Computertornooien Braille Bridge

12 12 Verantwoording 301 Bond Knows All the Tricks Addendum Wiskundige achtergronden Waarom 1kleur openen met 5, 6 of 7 winners? Addendum Loopkaarten voor 2 tafels Loopkaarten voor 3 tafels

13 Voorwoord 13 Bridge is een prachtig gezelschapsspel en een boeiend tijdverdrijf. Het houdt je hersenen jong en je sociale vaardigheden op peil. Je maakt kennis met een ruime vriendenkring, waar altijd een leuk gespreksonderwerp te vinden is. Gewoonlijk speel je op clubavonden bridge met je vaste partner. Maar je kan ook thuis bridgeavonden organiseren met vrienden. Als je in een Bridgeclub gaat spelen, wat landelijke Bridgebonden natuurlijk sterk aanbevelen, kan je aan vele andere activiteiten meedoen. Thuis kan je via Internet vele aangename uurtjes op de computer bridgen. En er bestaat software waarmee je partijen kan oefenen en naspelen. Op bridgeavonden in clubverband speelt een leuk competitief element mee. Omdat je bij het Bridgen ook een tikkeltje geluk moet hebben, kan je af en toe van betere spelers winnen. En tegen je beste vrienden dik de mist in gaan Kortom, Bridge is verreweg het meest aangename kaartspel, zeggen de fanaten. De mythe dat Bridge een moeilijk denkspel zou zijn, wordt met deze cursus weerlegd: ook op een eenvoudige manier kan je snel goed leren bridgen. En voor wie echt hogerop wil, is gespecialiseerde Bridgeliteratuur ten overvloede te raadplegen in

14 14 alle gemeentelijke bibliotheken, en misschien ook in je vereniging. De auteurs van dit werkje (ook amateur-bridgers) wensen alle Bridgers van 8 tot 88 jaar veel kaartplezier!

15 Bridge met je kleinkinderen 15 Elise en Jens zijn 9 en 11 jaar. Ze hebben wel eens gezien dat Moemoe een spel kaarten neemt, en voor zichzelf enkele partijtjes Bridge naspeelt. De oudste heeft zich dan ook al afgevraagd wat zij aan het doen is? Als de kinderen bij ons op bezoek komen, spelen we af en toe een eenvoudig kaartspelletje met hen, maar aan Bridge hadden we nog nooit gedacht. Jens gezonde nieuwsgierigheid is echter gewekt als hij ook biedingboxen en giftplankjes ziet verschijnen. Dus besluiten we op een regenachtige vakantiedag om allemaal eens rond de tafel te gaan zitten, en leg ik de eenvoudigste regels van het spel uit. We spelen een à la minute zelfbedachte variant op MiniBridge. Moemoe is Noord, Jozef Oost, Elise Zuid en Jens West. Moemoe deelt de kaarten, één voor één. Je mag je kaarten pas opnemen, als alle kaarten gedeeld zijn. Er zijn 4 kleuren, en die kun je best bij elkaar steken: Schoppen bij Schoppen, Harten bij Harten, Klaveren bij Klaveren en Ruiten bij Ruiten. Als je ze zo afwisselend zwart-rood-zwartrood steekt, kan je goed zien hoeveel kaarten je hebt van elke kleur.

16 16 Ze moeten ook op volgorde zitten: de Aas is het hoogst, dan de Heer, dan de Vrouw, dan de Boer, en dan de 10, 9, 8 en zo verder naar beneden tot de 2. Elise vindt kaarten sorteren op kleur erg moeilijk, dus dat doet Jozef even voor haar. Zoveel kaarten in één handje houden, is in het begin ook nog niet gemakkelijk. Iedereen telt zijn plaatjes. Dat zijn de Azen, de Heren, de Vrouwen en de Boeren. Zeg maar hoeveel je er hebt. Er zijn 16 plaatjes in een spel, 4 in elke kleur. Het team dat samen de meeste plaatjes heeft (Noord-Zuid, óf Oost-West), mag spelen. Het andere team moet tegenspelen. Jens en Jozef hebben de meeste plaatjes: Jens heeft er 5, Jozef 4, Elise 3 en Moemoe 4. Van ons team heeft Jens de meeste plaatjes, hij mag leider zijn. Als beide teams evenveel plaatjes hebben, mag het team dat Schoppen Aas heeft, spelen. Als beide spelers van het spelende team evenveel plaatjes hebben, wordt de speler met het hoogste plaatje leider ( Schoppen Aas, of anders Harten Aas, of Ruiten Aas, enz wat is jouw hoogste Aas? De volgorde is: SHReK). En Jozef wordt dummy: hij legt zijn kaarten meteen open op tafel, in vier kolommetjes, op volgorde. Moemoe mag nu uitkomen, omdat zij eerst zit, achter leider Jens. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk slagen te halen. Je kan een slag winnen, als je de hoogste kaart bijgooit in de uitgekomen kleur. Moemoe is het eerst aan slag, zij mag kiezen met welke kaart zij uitkomt. Als

17 17 dat Schoppen is, moet iedereen Schoppen bijgooien. Als dat een andere kleur is, moet iedereen die andere kleur bijgooien. Als je de uitgekomen kleur niet meer hebt, gooi dan maar een klein kaartje weg: daarmee kan je waarschijnlijk toch niet veel winnen. Met hoge kaarten wel, en daarom moet je die maar goed bijhouden. De leider moet nu zeggen welke kaart Jozef, de dummy, moet bijspelen. Dat vindt Jens prima. Want de dummy mag zelf helemaal niets zeggen: die moet luisteren naar de leider, en precies doen wat de leider zegt. Dan laat Elise een kaart zien, en daarna legt Jens een kaart op tafel vóór zich neer. Moemoe wint de eerste slag. Nu draait iedereen zijn kaart om, en legt die vóór zich neer. Je legt je kaart rechtop als iemand van jullie team die slag gewonnen heeft, en je legt je kaart horizontaal neer als het andere team de slag gewonnen heeft. Al je kaarten komen mooi naast elkaar op een rijtje. De speler die de slag gewonnen heeft, mag nu een nieuwe kaart uitspelen. Moemoe speelt een kleintje terug. Jozef blijft laag, en Elise ziet haar kans: haar Heer haalt de slag binnen, want Jens kan er niet boven. Hij snapt al meteen dat je dan geen hoge kaart, geen Vrouw bijvoorbeeld, moet bijspelen, maar een kleintje, en dat je hoge

18 18 kaarten nog moet bijhouden om er straks zelf slagen mee te winnen. Jens vergeet in het begin wel eens om zijn gespeelde kaart mooi op orde te leggen vooraleer hij een nieuwe kaart speelt. Jozef maakt hem daar dan telkens even attent op: als je niet zorgvuldig speelt, kan je straks niet meer tellen wie de meeste slagen heeft gehaald. Als alle slagen gespeeld zijn, hebben Oost-West 9 slagen gehaald, en de meisjes 4. Een héél mooi resultaat: Moemoe schrijft de gehaalde slagen op. We schrijven ook op hoeveel plaatjes de teams hadden in dat spel. Ik merk al gauw dat je evenveel slagen kan halen als het spelende team plaatjes heeft samen. Dat wordt dus een goede regel: je moet proberen zoveel slagen te halen als je samen plaatjes hebt. Haal je meer, dan noteren we +1, of +2, en haal je minder, dan wint het andere team en schrijven we de downslagen op. We spelen acht handjes, die eerste keer, en toevallig mogen de kinderen elk twee maal dummy zijn en twee maal leider. Dat vinden ze erg cool. Al gauw doen zich leuke dingen voor: Als Elise leider is en een lage kaart speelt naar de dummy toe, zegt ze koeltjes tegen haar dummy: Moemoe, pak maar de Vrouw, hoewel daar ook de Aas ligt. Klaarblijkelijk denkt ze: Jozef zal wel de Heer niet hebben, en inderdaad, de Vrouw

19 19 wint de slag. En heel verrast zie ik hoe ze spontaan snijdt en daarmee slagen wint! Ik amuseer mij te pletter met de kleinkinderen! Ook Jens had waarschijnlijk gedacht: Hé, ik leg nu mijn Heer nog niet, want bij Moemoe zie ik de Aas liggen in de dummy! Als later Papa ze weer komt ophalen, vertelt Elise honderduit: Papa, we hebben Bridge gespeeld, en ik heb dummy mogen zijn en ik ben een hele goeie dummy want ik heb helemaal niks gezegd! En iedereen lacht 8 augustus 2006

20 20 Later op de avond overdenk ik de leuke namiddag met de kleinkinderen. Het valt me op dat er zoveel hoge contracten werden gespeeld en gemaakt. Waarschijnlijk omdat door het tellen van de honneurs, het initiatief altijd bij de meest kansrijke speler terechtkomt. Het kan natuurljk ook toeval zijn. Het leuke is dat je geen tijd verliest met het optellen van puntenwaardes, zoals in andere biedsystemen gebruikelijk is. Eigenlijk is dat ook overbodig: kleinere rekeneenheden dan slagen hebben geen enkele zin: je kan geen halve slagen maken, en je zou drie maal méér biedkaartjes nodig hebben om alle nuances uit te bieden. En zo is Winner Bridge ontstaan, na dat eerste spelletje met de kleinkinderen Jos Peeters Jozef Marie Josée Boeckx Moemoe Jens en Elise

21 Inleiding: Bridge met kinderen inleiding Kinderen en kleinkinderen zijn al gauw gefascineerd door het kaartspel. Voor Oma s en Opa s is een mooie taak weggelegd om hun kleinkinderen de weg te wijzen in Bridge. Al gauw kunnen kinderen overweg met de eenvoudigste principes. Het belangrijkste is dat we ze stap voor stap op de hoogte brengen. In deze korte cursus ideaal ook voor alle beginners brengen we hen in drie lessen de nodige informatie bij. Alles wat daarna komt, wordt gaandeweg geleerd, door ondervinding en voorbeelden, al spelende. Elke les omvat een heel eenvoudige, begrijpelijke uitleg. Daarna wordt er gespeeld, een achttal handjes per keer. Dat kaartspelen doen we regelmatig: profiteer van de gelegenheid om telkens als de kleinkinderen bij je op bezoek zijn, en er zin in hebben, een aantal handjes te Bridgen op het niveau van de les(sen) die ze tot dan toe hebben gekregen. Het kan geen kwaad om bij het spelen nog eens de Bridge-uitleg van de vorige keer opnieuw te vertellen.

22 De eerste les De eerste les heeft u hierboven al doorgelezen! Speel met die uitleg een aantal handjes. Doe dat enkele malen (een keer of vier, vijf) alvorens je met de volgende les begint. Daar mogen zelfs langere periodes tussen zijn, we Bridgen gewoon bij gelegenheid als we er de tijd voor hebben. Kinderen vergeten niet zo gauw wat ze de vorige keer geleerd hebben. Het is niet de bedoeling dat het allemaal een verplichting wordt, het moet vooral heel leuk blijven voor het jonge volkje De tweede les In deze les leren we hoe de kaarten in je hand kunnen verdeeld zijn, wat troef is, hoe we met troef spelen, en we herhalen wat we al geleerd hebben: zonder troef spelen. Kaartverdelingen Je hebt in je hand altijd tenminste één vierkaart van dezelfde kleur. Soms heb je zelfs beter: een vijfkaart of een zeskaart. Als we van een kleur maar één kaart hebben, dan noemen we dat een singleton, zeg maar een éénkaart.

23 23 Hebben we slechts 2 kaarten van een kleur gekregen bij het begin van een spel, dan zeggen we dat we in die kleur een doubleton hebben. En hebben we geen enkele kaart van een kleur, dan noemen we dat een renonce. Je hebt dus bijvoorbeeld een renonce in Schoppen als je geen enkele Schoppen hebt. Als je van één soort minder kaarten hebt, heb je er van een andere soort méér. Met bijvoorbeeld een renonce in één kleur, heb je in een andere kleur altijd tenminste één vijfkaart. Als je géén renonce hebt, en géén singleton, en hoogstens één doubleton, dan zeggen we dat je een regelmatig verdeelde hand hebt. Leer dat goed herkennen: let er goed op om meteen te zien als je je kaarten krijgt, of je een regelmatig verdeelde hand hebt. Je kaartenverdeling is dan 4333 of 4432 of ( 5 stelt een vijfkaart voor, 4 een vierkaart, enz ) Kijk eens in je handen en vertel of je een regelmatig verdeelde hand hebt. Met een regelmatig verdeelde hand en met veel plaatjes speel je altijd zonder troef, dat is zoals we tot hiertoe altijd al hebben gespeeld. We gaan nu uitleggen wat troef is.

24 24 Troef Met een onregelmatig verdeelde hand (met bijvoorbeeld een zeskaart of met een singleton) is het meestal beter om één kleur als troef te kiezen. Welke kleur? De kleur waarin jij en jouw partner samen de meeste kaarten hebben. Het spel gaat nu zo: - Je telt je plaatjes. - Het team met de meeste plaatjes wordt leider (hebben beide teams evenveel plaatjes, dan speelt het team dat Schoppen Aas heeft). - In dat team wordt de speler met de meeste plaatjes Leider (hebben beide spelers evenveel plaatjes, dan wordt de speler met het hoogste plaatje ( Schoppen Aas) leider. Als niemand Schoppen Aas heeft, dan is Harten Aas het hoogst, daarna komt Ruiten Aas, dan Klaveren Aas, dan Schoppen Heer, Harten Heer, enz ). Onthoud de rangorde van de kleuren met het woordje SHReK : Schoppen is hoger dan Harten, dan Ruiten en dan Klaveren. - De partner van de leider wordt Dummy. - De dummy legt al zijn kaarten open op tafel. - De leider mag nu zeggen welke kleur hij als troef kiest. Dat zal de kleur zijn waarin ze samen de meeste kaarten hebben, tenminste 8 samen.

25 25 Hebben jullie in geen enkele kleur samen 8 kaarten, dan kiest de leider er voor om te spelen zonder troef. De leider zegt nu hardop welke kleur er troef is, ofwel dat hij zonder troef wil spelen. - De dummy legt de kolom met de troefkaarten helemaal rechts, van zichzelf uit gezien. - De eerste man, links van de leider, komt nu uit met zijn eerste kaart, en het spel begint. Als er geen troef is, gaat het spel verder zoals we dat tot hiertoe hebben gespeeld: er verandert niets aan de manier van spelen. Als er wel een troefkleur is gekozen, is er één groot verschil: Troef spelen We weten dat we allemaal, zodra er een kaart is uitgekomen, een kaart moeten bijspelen in diezelfde uitgekomen kleur. Pas als we geen kaart meer hebben in die uitgespeelde kleur, mogen we een kaart in een andere kleur weggooien. We mogen in dat geval ook een kaart bijspelen in de troefkleur, en dat wil zeggen dat we die slag kopen of troeven. Troef is namelijk een soort geld in ons kaartspel: je kan er slagen mee kopen. Maar je mag pas kopen als je de uitgekomen kleur NIET meer kan bijspelen,

26 26 als je dus géén kaarten meer hebt in de uitgespeelde kleur. Je kunt, als er met troef wordt gespeeld, dus ook slagen halen door een slag te kopen met een troefkaart. Maar pas wel op: als er nóg iemand achter je zit, dan kan die misschien óók kopen, en dan wint diegene altijd de slag die de hoogste troefkaart bijspeelde. Wie geen kaarten heeft in de troefkleur, kan helaas geen slagen kopen! Je bent niet verplicht om een slag te kopen, je mag net als vroeger gewoon een ander kaartje bijspelen (en dan kunnen jullie die slag alleen winnen als je partner de hoogste kaart heeft). Het is meestal wel verstandig om zoveel mogelijk slagen te halen, ofwel door de hoogste kaart bij te spelen in de uitgekomen kleur (als niemand anders die slag koopt), ofwel door elke slag te kopen als je de kans hebt, zeker als je denkt dat jullie die slag anders niet zullen winnen. Nog een goede raad: koop NOOIT een slag die je partner kan winnen! (gooi géén troefkaart bij op een slag die door je partner gewonnen kan worden!) Speeltactiek Natuurlijk heeft de leider niet graag dat een speler van de tegenpartij zijn mooie hoge slagen zal kunnen kopen. Dus zal hij in het begin altijd proberen om eerst zo veel mogelijk troef te

27 27 spelen. Als de tegenspelers immers geen troefkaarten meer hebben, als die allemaal op zijn, kunnen zij ook geen slagen meer kopen. Dan kan de leider al zijn andere hoge kaarten in de andere kleuren, en die van de dummy, uitspelen zonder bang te moeten zijn dat die slagen nog ingetroefd zullen worden, dat wil zeggen: dat ze gekocht zullen worden door de tegenstander met een troefkaart. Troef is dus heel belangrijk. Daarom zal de leider die kleur als troef kiezen waarin hij samen met de dummy de meeste en de hoogste kaarten heeft. Dan hebben jullie samen méér troeven dan de tegenpartij. Dat is alvast een flink voordeel. Nog een tip: Als je partner een kaart is uitgekomen, en jij wou die slag nemen (dat wil zeggen: die slag winnen) met je hoogste kaart, dan kan het gebeuren dat de kaart van je partner al getroefd wordt (gekocht wordt) door een speler van de tegenpartij vóóraleer jij aan de beurt bent. Ja, dan heeft het geen zin om je hoogste kaart in de uitgekomen kleur bij te spelen, omdat je die slag toch in ieder geval verliest. Speel dan een lage kaart in de uitgekomen kleur bij, en misschien kan je je hoge kaart later toch nog halen als de troefkaarten van de tegenpartij allemaal op zijn. Dus nooit zomaar een kaart klaar houden vóór je aan de beurt bent en zonder nadenken bijna automatisch bijgooien!

28 28 Wat hebben we geleerd? Als je een regelmatig verdeelde hand hebt, en je hebt goede kaarten (met 6 of 7 plaatjes) in verschillende kleuren, speel dan zonder troef. Als je een onregelmatig verdeelde hand hebt, en 5 of méér plaatjes, probeer dan die kleur troef te maken waarin jullie samen de meeste goede kaarten hebben. Als jij als leider een troefcontract gaat spelen, haal dan eerst zoveel mogelijk troef af van de tegenstanders door zelf troef te spelen. Daarna kunnen de tegenspelers je andere goede slagen niet meer kopen. Probeer dan om zoveel mogelijk slagen te maken in jullie beste kleur (buiten de troefkleur), dat is een andere kleur waarin één van jullie (of jullie samen) veel kaarten hebben. Nog enkele tips Als je moet tegenspelen tegen een troefcontract, kom dan uit met een Aas, of met de hoogste kaart van een korte kleur (waarin je maar weinig kaarten hebt), of met een kleur waarin jouw partner waarschijnlijk sterk is. Als je tegen een NT-contract uitkomt met een lage kaart (een 2, 3, 4, 5 of 6) betekent dat dat je ook nog een plaatje hebt in die kleur. Als je uitkomt met een hoge middenkaart (een 10, 9 of 8) dan zeg je tegen je partner: Ik heb geen

29 29 plaatjes in de kleur die ik nu uitkom. Die regel heet Kleintje belooft plaatje of kortweg: Kleintje belooft. Tegen een NT-contract kom je best uit met je langste kleur, maar niet met een Aas, want dat is een stopper, en die wil je nog even bijhouden om de tegenpartij te kunnen onderbreken ( stoppen ) als zij een lange reeks slagen willen maken. Je hebt in een lange kleur de meeste kansen om ook met je kleine kaarten nog slagen te halen, namelijk wanneer niemand nog kaarten heeft in die kleur. Er zijn vele regeltjes in Bridge. Maar geen enkel regeltje is altijd juist: er zijn soms uitzonderingen, je moet wat geluk hebben, en goed nadenken is dus het belangrijkst De derde les In deze les gaan we leren bieden. We hebben weer enige tijd flink gespeeld met de kennis en de ervaring die we in de vorige les hebben opgedaan, en dan komt nu het grote werk. In het échte Bridge is het namelijk zo, dat er vóór elk spel moet geboden worden om het beste eindcontract. Er worden dus geen plaatjes geteld, neen, elke speler ziet in het begin alleen zijn eigen hand, en probeert aan zijn partner te vertellen wat hij daarmee wil doen. Dit zijn de bijzonderste biedregels:

30 30 De speler die de kaarten heeft gedeeld mag als eerste beginnen met de bieding. Daarvoor heeft elke speler een bieddoosje of biedingbox bij zich staan. De bedoeling is om zonder te spreken, als het jouw beurt is om te bieden, een kaartje (of een pak kaartjes) uit de biedingbox te nemen en voor je op tafel neer te leggen zodat iedereen je bod goed kan zien. Dan is je biedbeurt voorbij, en mag de volgende speler, links van jou, een bod doen. Na een eerste pas bood je daarna 1 Schoppen. Elk volgend bod moet telkens hoger zijn, lager bieden mag niet. Een hoger getal is altijd een hoger bod. Of, als het getal even hoog is, dan is NT hoger dan Schoppen, dat hoger is dan Harten, dan Ruiten en dan Klaveren ( SHReK ).

31 Er is een verschil tussen speelslagen en biedslagen 1 biedslag betekent dat je 7 speelslagen wil halen. 2 biedslagen betekent dat je 8 speelslagen wil halen, enz. Voorbeeld: 1 betekent: wij willen 7 speelslagen halen met Schoppen troef 2 betekent: wij willen 8 speelslagen halen met Harten troef 1NT betekent: wij willen 7 speelslagen halen zonder troef 3NT betekent: wij willen 9 speelslagen halen zonder troef 6 betekent: wij willen 12 speelslagen halen met Ruiten troef En zo verder 31 Je moet bij je biedkaartje steeds 6 speelslagen bijtellen. Hoe hoog mag je bieden? Om te beginnen: Je mag beginnen (je mag openen) als je de eerste bent die mag bieden. Diegene die de kaarten gedeeld heeft (de deler ) mag het eerst beginnen bieden.

32 32 1. met 5, 6 of 7 plaatjes neem je een biedkaartje waar het cijfer 1 opstaat, én de kleur waarin jij de meeste kaarten hebt, waarin je dus ten minste vier kaarten hebt. Voorbeeld: je hebt 5 plaatjes in je hand, én je hebt een vijfkaart Harten: leg het biedkaartje waarop 1 staat voor je op tafel. (opmerking: ook met slechts 4 hoge plaatjes (Azen of Heren) mag je 1 kleur bieden) 2. met 6 hoge plaatjes én met een regelmatig verdeelde hand bied je 1NT: één Zonder Troef. Voorbeeld: je hebt een regelmatige hand met 3 Schoppen, 3 Harten, 4 Ruiten en 3 Klaveren kaarten, en daarin zitten 6 plaatjes: dan leg je het biedkaartje met 1NT op tafel. (opmerking: ook met slechts 5, maar dan wél hoge plaatjes (Azen of Heren) mag je 1 NT bieden) 3. Met 8 plaatjes bied je 2NT als je een verdeelde hand hebt. Ofwel bied je 2, 2 of 2 in je langste kleur (die kleur moet nu minstens een vijfkaart zijn) als je géén verdeelde hand hebt. 4. Met 9 of méér plaatjes bied je 2. Je moet daarvoor niet veel Klaveren hebben, dat is gewoon een afspraak-kaartje om te zeggen dat je héél goede kaarten hebt!

33 33 5. Als je te weinig plaatjes hebt (met 0, 1, 2, 3 of 4 plaatjes) zeg je pas. Je hebt dan niet geboden, maar je kan misschien de volgende keer als je aan de beurt bent weer meebieden om je partner te helpen. Opmerking: voor elke renonce of singleton mag je 1 extra plaatje tellen! In het vervolg zullen we plaatjes en extra meegetelde singletons of renonces allemaal winners noemen. Je weet nu alles over hoe je moet beginnen met bieden ( openen ). We gaan nu kijken hoe je moet antwoorden als je partner heeft geopend: hoe je moet bijbieden. Bijbieden bij wat je partner heeft geboden. Als je partner heeft geopend, weet je hoeveel winners hij minstens heeft: 1. 1 of 1 of 1 of 1 betekent 5 winners 2. 1NT betekent 6 winners 3. 2 of 2 of 2 of 2NT betekent 8 winners, en 4. 2 betekent heel veel winners (9 of méér) Tel nu jouw winners bij het aantal winners dat je partner heeft geboden, en onthoud dat aantal winners dat jullie samen hebben. Laten we dit getal n noemen.

34 34 Voorbeeld: je partner heeft 1 geboden, dus heeft hij minstens een vierkaart Schoppen én minstens 5 winners. Als jij nu 3 winners hebt, dan hebben jullie samen zeker 8 winners. Er zijn nu 2 gevallen: 1. je partner heeft kleur geboden, of 2. je partner heeft NT geboden. Eerste geval: je partner heeft kleur geboden: 1a. als je óók 4 kaarten hebt in die kleur, bied (n+1) speelslagen in die kleur. 1b. als je géén 4 kaarten mee hebt in de geboden kleur, bied dan een nieuwe kleur als je voldoende winners hebt: bied 1 of 1 of 1 met 2 winners of méér, of als je niet anders kan, bied 2 of 2 of 2 of 2 met 3 winners of méér. Telkens in je langste kleur. 1c. pas als je geen 2 winners hebt. Tweede geval: je partner heeft NT geboden. Nu is het gemakkelijk: Bied gewoon n speelslagen! (met of zonder een regelmatig verdeelde hand) (Vergeet niet 6 af te trekken om het aantal biedslagen te kennen)

35 35 overzicht: met samen bied je: 6 winners 1 7 winners 2 1 NT 8 winners 3 2 NT 9 winners 4 3 NT 10 winners 5 11 winners 6 12 winners 7 6 NT 13 winners 7 NT Andere manieren van bijbieden (Stayman, Jacoby, enz ) leer je later gaandeweg. Er zijn nog twee andere gevallen: 3. als nog niemand heeft geboden, mag je zelf een opening doen. 4. als iemand van de tegenpartij heeft geboden, mag je een volgbod doen (zie verder). We weten nu hoe je moet beginnen met bieden (openen), en hoe je verder moet bieden (bijbieden) als je partner geopend heeft. We gaan nu zien wat je kan doen als de tegenpartij eerst heeft geboden. Dat noemen we een volgbod doen. Hoe doe je een volgbod? Als de tegenpartij eerst heeft geboden, mag jij ook nog bieden. Dat noemen we dan een volgbod. Daar zijn iets andere regels voor.

36 36 - Om een volgbod te doen MOET je een vijfkaart hebben (of hoger) voor een bod in kleur. 1. Met 4, 5, 6 of 7 winners bied 1 of 1 of 1, als je kan. 2. Anders, met 5, 6 of 7 winners bied 2 of 2 of 2 of 2. Bied zo laag mogelijk! - Met een regelmatig verdeelde hand bied 1NT met 6 winners of bied 2NT met 8 winners. Je moet dan ook minstens één hoge kaart hebben (Aas of Heer) in de kleuren die al geboden zijn door de tegenpartij. Antwoorden op een volgbod bedenk hoeveel winners de volgbieder minstens belooft, tel er die van jou bij, en kijk op het overzicht hoe hoog je kan bijbieden. Tip Antwoord altijd zo goed mogelijk op het bod van je partner, en trek je niets aan van een volgbod door de tegenpartij, als dat volgbod je niet hindert. Je kent nu de hoofdregels van het bieden. Voor alle andere gevallen zal je (voorlopig) nog op je Winner Bridge Bidding Card kijken

37 37 Algemeen Als je niet meer kan of wil bieden, leg je een paskaartje. Het bieden is voorbij als er 3 spelers na elkaar hebben gepast. Het eindcontract staat nu vast: dat is wat de laatste speler heeft geboden. Dat contract wordt gespeeld door de leider. Bij het begin van het bieden probeer je je partner zo goed mogelijk te helpen om een zo hoog mogelijk eindcontract te bereiken. Hoe hoger het eindcontract hoe meer scorepunten jullie kunnen verdienen. Je kan nog méér scorepunten winnen als je een manchecontract kan spelen. Daarvoor moet je ofwel zonder troef 3NT bieden, ofwel mét troef 4 of 4 (of 5 of 5 ). Nog hoger bieden heeft geen zin, tenzij je bijna zeker bent dat je een eindcontract in 6 biedslagen (kleine slem, je moet dan 12 speelslagen halen) of in 7 biedslagen (grote slem, je moet dan alle 13 speelslagen halen!) kan maken. Zo een slemcontract komt niet veel voor, maar het brengt je wel heel veel scorepunten op als je het kan bieden én maken. Het is echter heel verstandig om, als je toch geen slem kan maken, niet hoger te bieden dan de manche. Je mag uitleg vragen over de biedingen, telkens als het jouw beurt is, maar je moet het wel vragen aan de partner van diegene die geboden heeft.

38 38 Pas op: Leider wordt diegene die het EERST die kleur heeft geboden (of die het EERST een NT-bod heeft gedaan als er zonder troef gespeeld wordt). Dus NIET diegene die het LAATST geboden heeft! (met het laatste bod staat de hoogte van het contract en de kleur vast, en ook welk team er gaat spelen, maar leider wordt diegene die die kleur (of NT) het éérst had geboden in het spelende team.) Als niemand nog vragen heeft over de biedingen, komt de EERSTE speler na de leider (links van de leider) uit. NU steekt iedereen ook zijn biedkaartjes terug in zijn biedingbox. DAARNA pas legt de dummy zijn kaarten op tafel (deze regel hadden we nog niet toegepast tot hiertoe). De leider bekijkt de kaarten van zijn dummy, hij denkt na, hij maakt een speelplan, en hij zegt dan wat de dummy moet bijspelen. Het spelen is nu begonnen Bridge Gaandeweg leer je in de praktijk meer over speelwijzen en biedmogelijkheden. Er zijn er vele, en dikwijls moet je keuzes maken om te bieden

39 39 en/of te spelen. Je zal over Bridge steeds blijven bijleren. In de hoofdstukken hierna volgen we een méér systematische grondige aanpak, voor de grote mensen. Veel plezier!

40 40