Module ROK/PANTALON. Karine Jacobs Veronique Verhas Module: ROK / PANTALON

Transcriptie

1 Module ROK/PANTALON 1

2 Inhoudstabel: THEORIE 1. Benodigdheden pag Houding aan de machine pag Benaming van de onderdelen van de machine pag Hoe de machine bedraden pag De spoel opwinden pag De spoel in de spoelhuls aanbrengen pag Verschillende naalden pag universele naalden pag jersey naalden pag jeansnaalden pag ledernaalden pag stretchnaalden pag microtexnaalden pag tweelingnaalden pag Verschillende soorten güttermann pag Verschillende persvoetjes gebruikt bij rok/pantalon pag Een goede steek of niet pag Verschillende stoffen pag Natuurlijk geweven stoffen pag Natuurlijke (dierlijke) stoffen pag Synthetische (geweven) stoffen pag Verschillende vlieselines en hun functies pag Maten nemen voor een rok en pantalon pag Patronen overnemen uit een raderblad pag Afkortingen en symbolen pag Benamingen van de lijnen van het patroon pag Rok pag Pantalon pag Snijplan pag Stofberekening pag. 36 2

3 TECHNIEKEN 17. Overlocken pag Buitenhoek stikken pag Binnenhoek stikken pag Verschil tussen nepen, plooien pag Nepen pag Plooien pag Platte plooien pag Springplooien of holleplooien pag Bolleplooien of stolpplooien pag Fronsen pag Ritsen pag De verdoken rits pag De rist met 2 biezen pag De blinde rits pag De rits met gulp pag Taillebanden pag Tailleband met perfoband (rechte tailleband) pag Tailleband op vorm pag Lussen en labels opstikken pag Zakken pag Opgestikte zak pag Zak in naad pag Jeanszak pag Naden pag Rafelnaden pag Naden en hoeken uitdunnen pag Knoopsgaten en knopen pag Verschillende soorten knopen pag Knoopsgaten pag Knopen aannaaien pag Knopen met 2 gaatjes aannaaien pag Knopen met 4 gaatjes aannaaien pag Elastiek inrijgen pag Splitten pag Split in opengestreken naad pag Klassiek roksplit pag Berekenen van de cirkelrok pag De volledige cirkelrok pag De halve cirkelrok pag Verschillende steken pag De rijgsteek pag De stiksteek pag De festonsteek pag De flanelsteek pag. 80 3

4 1. Benodigdheden: Kopspelden Naainaalden Machinenaalden en spoelen (afhankelijk van merk van machine) Veiligheidsspelden of sluitspelden Stofschaar Papierschaar Pinkschaar (is niet verplicht) of schaartje met fijne punt. Klein latje Zoommetertje Tornmesje of decovit Vingerhoed Lintmeter Kleermakerskrijt of markeerstift of zeepje Vulpotlood of potlood met scherper en gom Naaigaren van goede kwaliteit Pleisters 4

5 2. Houding aan de machine: Voorkom rugklachten door een juiste houding aan te nemen aan de naaimachine of de werktafel. Het hoofd houden we in het verlengde van de rug op +/- 30 à 40 cm van de bovenkant van de machine. De rug is gesteund tegen de rugleuning van de stoel. De voorarm ligt op het werkblad. Eén voet staat naar voor en gebruiken we om de voetpedaal te bedienen, de andere voet rust onder de tafel. De handen moeten een geleidende functie uitoefenen in de nabijheid van de persvoet. Enkele veiligheidsmaatregelingen: Voorkom dat het draadtransport lange loshangende haren meeneemt. Dit kan door loshangende haren op te steken en altijd de correcte afstand tussen machine en hoofd te bewaren. Voorkom dat je jezelf in je vingers stikt door steeds een veilige afstand tussen persvoet en handen te behouden. Bij een defect aan de machine of bij gebroken naald steeds de machine uitschakelen alvorens het defect te verhelpen. Zo voorkom je dat de machine wordt ingeschakeld terwijl je eraan werkt. 5

6 3. Benaming van de onderdelen van de machine 1. De draadspanning 2. De hefboom of draadhevel 3. De draadafsnijder 4. De persvoet 5. Metalen machineplaatje 6. Aanschuiftafeltje (daar zit meestal de bijhorende persvoeten en dergelijke in) 7. Hechtknop (achteruit stikken) 8. Spoelwinder 9. Steekbreedte knop 10. Steeklengteregelaar 11. Siersteken knop 14. Garenpen 15. Spoelwinderas 16. Smeergaatje 17. Vliegwiel of handwiel 18. Aan/uit knop 19. Stekkerhuis 20. Draadgeleider voor spoel 21. Kop hefboom 22. Beschermingskast machine 23. Handvat 24. Hendel om persvoet op te heffen 25. Voet of trapper 26. Kabel 6

7 4. Hoe de machine bedraden Kan verschillend zijn van machine tot machine. Het is aan te raden best altijd eens in handleiding te kijken om de machine juist te bedraden. 4.1 De spoel opwinden 1. Plaats de klos op de kloshouder. 2. Plaats de draad tussen de spanningsschijfjes van voor naar achter. 3. Wind de draad in wijzerzin op de spoel en druk de spoel tegen de spoelwinder. 4.2 De spoel in spoelhuls aanbrengen. Kan verschillend zijn van machine tot machine. Het is aan te raden best altijd eens in handleiding te kijken om de machine juist te bedraden. 7

8 5. Verschillende machinenaalden Welke naald je gebruikt voor je werkstuk heeft te maken met de stof en het garen dat je gebruikt. Algemeen moet een naald fijn genoeg zijn om door stof te gaan zonder deze te beschadigen en toch een oog hebben dat zo groot is dat het garen niet rafelt of breekt. Er bestaan verschillende diktes in machinenaalden ; hoe hoger het nummer, hoe dikker de naald. Bvb : jeansnaald nr 100. De meeste aangeboden naalden worden gemaakt in standaardlengten die in vrijwel alle moderne naaimachines passen. Men maakt wel een onderscheid tussen machinenaalden met een ronde of platte kant. Machinenaalden met ronde bovenkant komen meestal voor bij oudere types van naaimachine. Juiste naalddikte : Dunne stoffen = naalddikte Gewone stoffen = naalddikte Dikke stoffen =

9 5.1 Universeel naalden > normale scherpe punt De normale scherpe punt is ideaal voor alle geweven stoffen, omdat hiermee een gelijkmatig stiksel kan worden gemaakt en het intrekken van de stof tot een minimum wordt beperkt. Te verkrijgen in verschillende diktes : NM Meest gebruikte dikte is NM Jersey/ballpoint naalden > afgeronde punt De ballpointnaald wordt aangeraden voor alle gebreide en elastische stoffen, omdat de enigszins afgeronde punt tussen de stofdraden door duwt in plaats van er doorheen te steken. Voordeel : de draden van een gebreide stof blijven heel en de stof gaat niet ladderen. Sommige aangepaste soorten kunnen ook worden gebruikt voor geweven stoffen. De afronding van de punt neemt toe met de naaldmaat. Meest gebruikte dikte is NM

10 5.3 Jeansnaalden Voor jeansstoffen en andere vaste geweven stoffen en kunstleder. Deze naald is steviger dan een universele naald. Om over diktes te stikken is het aan te raden een jeansnaald te gebruiken ipv een hele dikke naald. Diktes jeansnaald NM : Meest gebruikte is NM90. J of H-J naalden met een dunne scherpe punt heeft een stevige naaldschacht waardoor de naald gemakkelijk door het weefsel gaat. Hierdoor breekt de naald veel minder en heeft men geen gemiste steken. Ook herkenbaar aan de blauwe verfmarkering op de naald. 5.4 Ledernaalden Deze naald heeft een wig- of beitelvormige (driehoekige) punt die gemakkelijk door leder en vinyl snijdt. Het naaldgat dat de ledernaald vormt sluit zich weer. Hierdoor worden lelijke gaatjes in het kledingstuk vermeden. Bij het lostornen en uithalen van de draad onstaan er wel kleine slipjes. Gebruik voor dun leder super stretchnaalden. Dikte NM :

11 5.5 Stretchnaalden Voor zeer elastische synthetische weefsels. Voor rekbare, niet gebreide stoffen. Wordt ook veel gebruikt voor lingerie en badkleding (lycra, ). Dikte : 75,90. Gele verfmarkering op de naald. 5.6 Microtexnaalden Speciaal voor dunne tere stoffen zoals zijde en microvezelstoffen. Paarse verfmarkering op de naald. 11

12 5.7 Tweelingnaalden Om 2 evenwijdige stiksels naast elkaar te maken in één bewerking. Twee naalden van dezelfde dikte naast elkaar. Verkrijgbaar in universeel, stretch, jeans, borduur en metalic. Verkrijgbaar in diverse afstanden en naalddikten. Stretch (breedte 2.5 en 4.0 mm)(meestal blauw blokje) Jeans (breedte 4.0mm) 12

13 Universeel (breedte 1.6 / 2.0 / 2.5 / 3.0 / 4.0 / 6.0 mm). Meestal rood blokje. Tweelingnaald met een afstand van 6.0 mm is niet altijd bruibaar op de gewone naaimachine omdat de opening van de steekplaat niet breed genoeg is. 13

14 6. Verschillende soorten Güttermann: Neem altijd stikzijde die net iets donkerder is dan de stof. Dan valt deze minder op. Als je verschillende kleuren in de stof hebt, neem je best de hoofdkleur als stikzijde, dan valt deze het minste op. Indien het stiksel moet opvallen kan je eventueel een ander kleur uit de stof kiezen. Witte klosjes Güttermann worden gebuikt als gewone stikzijde om te stikken of te naaien. Grijze klosjes Güttermann: extra sterke stikzijde (vb.: zakken, jeansbroeken, sierstiksels ) blauwe klosjes Gütterman: zijde stikzijde (vb.: bloesjes in zijde of crêpe, als je in heel fijne stoffen werkt ) 14

15 oranje klosjes Gütterman: katoen stikzijde (kan goed verfstoffen opnemen) groene klosjes Gütterman: sier stikzijde (cordonnet) (vb.: sierstiksels, knoopsgaten..) 7. Verschillende persvoetjes gebruikt bij Rok/Pantalon (voorbeeld van voetjes van Bernina) 1. Ritspersvoet (nr. 4) 15

16 2. Knoopsgatenvoet (nr. 3) 3. Blinde ritsvoet (nr. 35) 4. Blindzoomvoetje (nr. 5) 16

17 8. Een goede steek of niet? De witte draad op tekening is de bovendraad. De zwarte draad op tekening is de onderdraad. Slechte steekvorming: De spanning van de bovendraad is te strak: De verknopingen in de bovenste stoflaag, dus de draad van de spoel, is zichtbaar langs de bovenkant. Altijd eerst testen of de machine juist bedraad is alvorens de spanning van de bovenspanning wordt losser gezet of de spanning van de onderdraad of spoel wordt vaster gezet. De spanning van de onderdraad is te strak: De verknopingen in de onderste stoflaag, dus de bovendraad, is zichtbaar langs de onderkant. Altijd eerst testen of de machine juist bedraad is alvorens de spanning van de spoel wordt losser mag gezet worden of de spanning van de bovendraad of spoel wordt vaster gezet. 17

18 9. Verschillende stoffen 9.1 Natuurlijke (geweven) stoffen Batist: is een fijn weefsel dat gemaakt kan zijn van linnen, wol, katoen, zijde of zelfs kunstzijde. Het weefsel is min of meer doorschijnend en het wordt gebruikt voor zakdoeken, blouses, mutsjes en dergelijke. Brokaat: een satijnweefsel waarin goud- of zilverdraad wordt mee geweven. Meestal wordt er zijde gebruikt, maar tegenwoordig ook kunstzijde. De wever verwerkt de draden meestal zo dat een patroon ontstaat. In de mode wordt brokaat spaarzaam gebruikt; het is kostbaar en stug. In kimono s en andere Japanse gewaden wordt vaak brokaat verwerkt. Corduroy: is een weefstof, ook wel ribfluweel genoemd. 18

19 Fluweel: is een geweven stof. De mooiste fluwelen (ook de duurste en kwetsbaarste) zijn gemaakt van zijde. Katoenen ribfluweel wordt gebruikt voor sportieve kleding. Tegenwoordig worden ook andere stoffen gebruikt, zoals linnen, wol en mohair. Uitzonderlijk worden ook synthetische stoffen gebruikt. Fleece: een materiaal op basis van polyethyleentereftalaat dat eind jaren 90 sterk opkwam. Het is synthetisch materiaal, meestal polyester, dat door de breiwijze sterk isolerend wordt. Dit wordt bereikt door zeer los te breien met getextureerde garens en het gebreide doek dan te wassen, waardoor het breisel sterk krimpt en het uiterlijk krijgt van een lamsvacht. Flanel: is een textielsoort die gemaakt is van los gesponnen garen dat zowel fijn als grof geweven kan zijn. In het algemeen betreft het geruwde wollen of katoenen stof, maar flanel kan ook van synthetische vezels worden gemaakt, of samengesteld zijn uit verschillende vezels. Flanel vindt zijn oorsprong in Wales, waar het sinds de 17e eeuw werd vervaardigd. Jersey: is een machinaal gefabriceerde stof waar onder andere kleding van gemaakt kan worden. Er bestaat zowel katoenen jersey alsook wollen jersey. Jersey is geen echte stofsoort, maar een verzamelnaam voor een groep stoffen met een bepaalde breibinding. Oorspronkelijk werden Jersey truien met de hand gebreid. Ze waren marineblauw en bevatten het wapen van het eiland Jersey. Kant: ontstond door het afboorden van onderhemdjes. De eerste kant zou in Venetië zijn ontstaan, maar Brugge volgt al snel. Er bestaan ook naaldkant (om gaatjes te repareren) en kloskant (vlechtwerk waarmee men het rafelen van weefsels voorkwam). Katoen: weefsel gemaakt van de zaadpluizen van de katoenplant. Deze groeit in (sub)tropische streken. Het weefsel voelt koel aan, absorbeert vocht en isoleert warmte. Katoen is gekenmerkt door het comfort, het uitzicht en het zorgeloze onderhoud. Het kan zich erg makkelijk met andere weefsels binden. 19

20 Soorten katoen: Batik: weefsel, meestal van katoen, waar met de hand batikmotieven op worden aangebracht. Broderie: stofnaam voor weefsel gemaakt van polyester en katoen. Een kenmerk is dat het dun is en met gaatjes doorboord. Rond de gaatjes wordt geborduurd om rafelen te voorkomen. Egyptisch katoen: onderscheidt zich door de lange en uiterst fijne vezel, wordt onder andere gebruikt bij de vervaardiging van zakdoeken. Denim (jeans): gemaakt van katoen, geverfd met indigo. Onder invloed van de mode industrie wordt het steeds meer in andere kleuren uitgevoerd. Linnen: afkomstig van de zeer lange (enkele tientallen centimeters) bastvezel van de vlasplant. Het kreukt zeer gemakkelijk, maar is erg licht en luchtig, vochtopnemend, vormvast, vuil afstotend, sterk en elastisch. Ramie: plantaardige vezel die voornamelijk in China en Brazilië wordt gewonnen door het afschillen van de stengels van de brandnetelplant. De vezel is glanzend, zeer sterk en rotvrij. 20

21 Satijn: Het woord komt van het Italiaanse woord voor zijde: seta. Satijn wordt niet alleen van zijde gemaakt, maar ook van bijvoorbeeld katoen en viscose. Tricot: is een stof van fijn breiwerk, zowel van wol en katoen als van nylon, rayon en dergelijke. Tricot heeft meer rek en is elastischer dan weefsel, dankzij de breisteek. De term tricot wordt ook gebruikt voor het kledingstuk dat uit de stof tricot is vervaardigd. Wol: meestal afkomstig van schapen. Het is warmte-isolerend, sterk elastisch, neemt vocht op en is vormvast. Soorten wol: Alpaca: fijn en dun weefsel, gemaakt van het donshaar van een alpaca (kameelachtig schaap). Het is een zachte, hoogglanzende stof die erg duur is. Daarom wordt ze vaak gemengd met katoen of mohair. Angora: afkomstig van het haar van het angorakonijn. Deze wol is erg zacht. Is zo duur dat het vaak om een mengsel van angora en synthetische vezel gaat. Kameelhaar: afkomstig van de kameel of dromedaris. Het haar is goudbruin en zeer licht van gewicht. Kasjmier: weefsel van het haar van de kasjmiergeit. In zuivere vorm wordt het gebruikt voor kostbare sjaals met paisley -motieven. Vaak een mengeling van kasjmierwol en zeer fijne wol van het merinoschaap. Lamswol: wol, bekomen na de eerste scheerbeurt van schapen die maximaal één jaar oud zijn. Geliefd om de fijnheid en de zachtheid. Merinowol: afkomstig van het haar van het merinoschaap. Erg fijn en zacht, en erg duur. 21

22 Mohair: de naam mohair komt van het Perzische Mukhayyar (= zij die gekozen is, de mooiste). De mohairvezels zijn natuurlijk lang, zijdeachtig, zacht en licht. De vezels van de geiten jonger dan 6 maanden zijn nog fijner en worden Kid Mohair genoemd. Het scheren van de volwassen geit kan tot 4 kg per dier opleveren! Paardenhaar: (vooral gebruikt voor colberts en jassen) meestal plakstof Shetland: fijne en glanzende wol afkomstig van de schapen op de Shetland eilanden. Vervilte wol: wol behandeld in vochtige hoge temperatuur voor het vilten. Tartan: weefsel gemaakt van wol. Een kenmerk is het ruitpatroon, waarbij het patroon en de kleur verbonden zijn aan een Schotse familie. Zijde: weefsel dat erg soepel valt. Het weefsel wordt gevormd door de twee draden waarmee de zijderups zich inspint in een cocon vooraleer in een rups te veranderen. 22

23 Soorten zijde: Haspelzijde (de meest egale soort) Wilde zijde (niet afkomstig van de zijderups) Crêpe de Chine (zuivere zijde met korrelig oppervlak door sterk gedraaide garens) Taft: een van de mooiste zijdeweefsels, befaamd om zijn geïriseerde weerschijn en zijn ruisend gefluister. 9.2 Natuurlijke (dierlijke) stoffen Bont: is de gelooide dierlijke huid, die dicht bezet is met haren. Het gaat vaak om bont van dieren als vossen, konijnen, zeehonden, nertsen, Leer: is materiaal dat gemaakt wordt van de huid van voor vleesconsumptie gedode dieren. Ook de huid van sommige kraakbeenvissen (haaien en roggen) wordt tot leer verwerkt. Soorten: Splitleer: dit soort leer wordt bekomen door dik leer in twee lagen te splijten. Het goede deel is het eigenlijke leer, wat overschiet het splitleer. Destroy leer: geitenleer geverfd met vilten was. Door de grote poriën in de huid van de geit lijkt de bovenkant glanzend. Gekorreld leer: finishbehandeling om een leeraspect te bekomen (voorbeeld kroko-aspect). Geolied leer: leer geverfd met olie. Volnerfleer: de nerflaag is de opperste huidlaag waar de vachtinplant is; dit is het dikste deel van de huid. Volnerf betekent dat het leer de dikke nerfzijde heeft behouden. Het volnerfleer heeft dus een heel natuurlijke uitstraling met alle kleine oneffenheden die de mooiheid van het leer uitmaken. Gedompeld leer: door onderdompeling gekleurd leer. Deze techniek is voorbehouden aan lamsleer om een nog mooier, soepeler en zachter, doch delicaat leer te bekomen. 23

24 Skipperleer: lamsleer, buffelleer of vaarsleer geverfd met was. De afwerking geeft een gemarmerd aspect in twee tinten. Suède (of daim): leer waarvan de bovenhuid lichtjes geschuurd is en als bovendeel wordt gebruikt, geeft een zachte uitstraling. Verouderd leer: gepigmenteerd leer om eruit te zien alsof het reeds lang in gebruik is. Nubuck: leertype waarbij de bovenkant van de nerfsplit heel fijn wordt geslepen, zodat het fluweelzacht aanvoelt. Woolskin of mouton retourné: schapenwol aan de binnenkant van het kledingstuk. De wol kan naturel of geschoren zijn. De buitenzijde wordt eerst geschuurd om een fluweelaspect te bekomen. Daarna is het mogelijk een beschermlaag aan te brengen voor een glanzend leeraspect. We spreken dan van suède woolskin of geoliede woolskin. Vaakst gebruikt: Koeien- en varkensleer Iets duurder: hert, lam, kalf Duurste soorten: Krokodillen- en slangenleer 9.3 Synthetische (geweven) stoffen Wat zijn synthetische stoffen? Het gaat om materie, draad of productvezel vervaardigd uit polymeer dat wordt bekomen door een chemische synthese. Acryl: zachte, warme, wollige en synthetische materie ter vervanging van wol omwille van de lagere kostprijs en het gemakkelijkere onderhoud. Wordt zuiver of gemengd gebruikt: truien, babykleertjes, sjaals, damesconfectie. Wasbaar van 30 tot 40 C (gemengd of zuiver). 24

25 Elasthaan: zeer elastische draden bestaande uit minstens 85% polyurethaan. Bijvoorbeeld Lycra. Elastomeer: algemene term van elastische materies zoals elasthaan, elastodeen. Microdaim: weefsel gerealiseerd in microvezel, voorzien van een afwerking die lijkt op suèdeleer. Modaal: vezel, gewonnen uit cellulosehout, een natuurlijke grondstof. De vezel is zacht, soepel en zijdeachtig, zelfs na meerdere wasbeurten, voor een hoger comfort. Modaal is in het bijzonder absorberend en ademend. Het lijkt op viscose: het is glanzend, mat of gekleurd. Polyamide: synthetische materie bestaande uit sterke, soepele, relatief elastische draden. Deze materie is makkelijk te onderhouden. Polyester: synthetische materie waarvan de draad bijzonder stevig en soepel is, met een zeer goed thermisch geheugen (kreukvrij, plooien). Makkelijk onderhoud. Viscose: synthetische materie bekomen uit geregenereerde cellulose, ziet eruit als doorlopende draden (kunstzijde), of als stapelvezels, gesneden vezels, vroeger genaamd celvezel. 10 Verschillende vlieselines en hun functies. Versteviging ( soms ook wel tussenvoering of plakvlieseline genoemd) breng je aan op de verschillende onderdelen van het kledingstuk om die stukken wat steviger te maken of meer vastheid te geven. Op die manier blijft de pasvorm van het kledingstuk beter behouden zonder echt de soepelheid van de stof aan te tasten. De vlieseline mag trouwens nooit zichtbaar zijn aan de goede kant van het kledingstuk. 25

26 Vlieseline kan je in een pakje kopen of per lopende meter in wit of zwart/grijs. Je kiest best altijd voor een goede kwaliteit aangezien die langer goed blijft als je het kledingstuk veel draagt of wast. Er bestaat zowel plakbare als niet plakbare versteviging of vlieseline. Als de stof het toelaat, kies dan plakbare versteviging want die is het handigste. Soms heeft de stof een zeer onregelmatig oppervlak en dan is het niet mogelijk om plakbare vlieseline te gebruiken. In dit geval kan je niet plakbare tussenvoering gebruiken. Er zijn 2 soorten plaklagen voor plakvlieseline: 1. Puntcoating: een plaklaag die in puntjes op het materiaal is aangebracht en die ruw aanvoelt. 2. Korrelcoating: een plaklaag die gelijkmatig over het hele oppervlak verdeeld is en er glanzend uitziet. Voor een dunne stof gebruik je zo dun mogelijke versteviging en voor een stevigere stof kan je iets steviger materiaal gebruiken. Ga niet té sterk want deze stoffen hebben al genoeg stevigheid van zichzelf. Werk je met een rekbare stof? Gebruik dan ook rekbare versteviging. Vliesversteviging (non-woven): bestaat in dunne en dikkere versies en is niet geweven. Je kan dit materiaal dus in alle richtingen knippen. Stof die je met deze versteviging beplakt zal minder rafelen. De meeste vlieseline soorten zijn hier een voorbeeld van. Geweven versteviging: deze soort is meestal steviger dan vliesversteviging. Omdat het geweven is, hou je best dezelfde draadrichting aan als bij de stof. Tricot versteviging: is super elastisch en dus zeer geschikt voor rekbare stoffen. Let hierbij wel op de rekrichting. Niet-plakbare versteviging: deze vorm van versteviging knip je uit en zet je met kleine steken op de verkeerde kant van de stof vast of naai je mee in de naad. Het spreekt voor zich dat dit dus minder handig is dan plakbare versteviging. Jammer genoeg staat in de beschrijving niet altijd welke soort versteviging je juist nodig hebt. Daarom een kort overzichtje: Dunne, soepele stoffen: vlieseline H180 (plakbaar) en G785 (niet plakbare, geweven tussenvoering) Lichte stoffen (katoen, viscose, polyester): vlieseline H200 Lichte stoffen die heet gewassen mogen worden (katoen): vlieseline F220 Stevigere stoffen (vb: jasje, blazer of mantel): vlieseline G405 (voor wol, zijde of tricot) of H410 (plakbaar, geweven, voor meer open geweven stoffen) Rekbare stoffen: vlieseline H608 Stevigere versteviging: vlieseline H205 26

27 Taillebanden: vlieseline plak-en-vouw-om heeft voorgeknipte lijnen die de vouwlijnen aangeven. Beschikbaar in verschillende breedtes en een stretchversie. Schuin of rondverlopende naden: vlieseline naadband. Deze band zorgt ervoor dat de naden niet beginnen rekken. De band is 1 cm breed en wordt verkocht op rolletjes. 11 Maten nemen voor de rok en pantalon De maten die we nodig hebben voor onze rok zijn de taillewijdte en de heupwijdte. De maten die we nodig hebben voor onze broek zijn de taillewijdte en de heupwijdte en eventueel de tussenbeenlengte. 27

28 12 Patronen overnemen uit raderblad 1. Kijk in de beschrijving van het gekozen model welk werkblad dat je nodig hebt, maar ook welke nummer de patroondelen hebben en welk lijntype je moet en welk kleur van lijnen die je moet overtekenen. 2. Vervolgens ga je naar het juiste raderblad. 28

29 3. Ga op zoek onder- of bovenaan naar het juiste kleur en nummer van het patroondeel. 4. Zoek vervolgens het juiste patroondeel loodrecht op het nummer aan de kant van het raderblad. 29

30 5. Zoek de juiste vorm alvorens er papier op te leggen wanneer je de vorm gaat doortekenen. Bij de beschrijving van het model kan je ook nog eens nagaan hoe je deel er juist moet uitzien en welke binnenlijnen je eventueel moet overnemen. 13 Afkortingen en symbolen (De meest gebruikte symbolen.) M.V. Middenvoor Verschillend M.R. Middenrug Evenwijdig parallel B.O. Borstomtrek L.O. Lendenomtrek Diameter van de knoop H.O. Heupomtrek Strijken of persen T.L. Totale lengte Knippen R.L. Ruglengte N.L. Neeplengte S.L. Schouderlengte M.L. Mouwlengte Rechterkant stof Averechtse kant stof Kettingdraad van de vleug of de tekening van de stof Kettingdraad, stof zonder vleug of tekening. 30

31 Rok 14 Benamingen van de lijnen van het patroon 1. MR = Midden Rug 2. Taillelijn 3. Zijnaad 4. Zoomlijn 5. Heuplijn 6. Neepbeen 7. Toppunt neep 8. MV = Midden Voor 31

32 Pantalon 1. Zoomlijn 2. Kniehoogte 3. Zithoogte 4. Heupen 5. Taillelijn 6. Tussenbeennaad 7. Zijnaad 8. Zitnaad 9. Neepbeen 10. Toppunt neep 32

33 15 Snijplan Wat? Een snijpatroon is een patroon dat voorzien is van alle naden en zoombreedtes en aanduidingen die nodig zijn om te snijden. Waarom? Maakt het makkelijker voor degene die het snijplan zal intekenen (minder werk, minder aandacht, vlugger) Is nauwkeuriger Aanduidingen op het patroon: Maatnummer. vb: T40 Nummer of naam van model. vb: rok Chris Draadrichting Naam van het patroondeel. vb: VP Frequentie. vb: 2x Stofsoort. vb: stof, contraststof, voering, plak enz Steunpunten Draadrichting: Ketting of inslagdraad: De kettingdraad loopt evenwijdig aan de zelfkant. De inslagdraad loopt haaks op de zelfkant. Rechte draadrichting: 33

34 Tegendraad of inslag: Schuine draadrichting: Algemeen kan gesteld worden dat een kledingstuk altijd in de rechte draadrichting gesneden wordt. Tegendraad of biais kan worden gebruikt als versiering of als gedubbelde delen. Wat is stof met richting? Hierbij is duidelijk te zien dat de vliegertjes allemaal in dezelfde richting hangen, nl met de punt naar omhoog. Hier mogen de patroondelen dus niet gedraaid worden. 34

35 Wat is stof zonder richting? Effen stoffen hebben meestal geen richting, dit wil zeggen dat de patroondelen mogen gedraaid worden. Toch moet er steeds gekeken worden of er toch geen kleurverschil op zit indien de stoffen anders zouden verwerkt worden. Frequentie: Het aantal keer dat een patroondeel in de stof moet gesneden worden. vb: 4x Stofvouw: Het symbool : vb: Steunpunten : Alle steunpunten moeten juist en duidelijk zijn. Binnenmerken staan in het patroon. vb: merken van de zak Buitenmerken staan aan de rand van het patroon. vb: merken voor de naadwaarde van de zoom. 35

36 16 Stofberekening Wat? We plaatsen de knippatronen (patroondelen met naadwaarde) op de stof om een juiste stofberekening te kunnen maken. Waarom? Om niks overbodig of te weinig aan stof te kopen. Om prijs te drukken. Verschillende stofbreedtes De meest voorkomende stofbreedte voor katoen en dergelijke is 1,40m of 1,50m. Flanel kan wel eens 1,10m of 1,20m zijn. De meest voorkomende stofbreedte voor voering is 1,40m. De meest voorkomende stofbreedte voor plakvlieseline is 90cm. Het is aan te raden om verschillende stofbreedtes uit te werken zodat je bij aankoop in de winkel niet voor verrassingen komt te staan. Wat moet er zeker op het patroon aanwezig zijn om een juiste stofberekening te kunnen maken? Draadrichting Stofvouw: ja of nee? Frequentie (hoeveel keer we het deel nodig hebben) Stofsoort, in welke stof moet dit geknipt worden: stof, contraststof, plak of voering, 36

37 Hoe gaan we van start? We bepalen de stofbreedte. (Voor de meeste stofberekeningen werken we met gevouwen stof) We plaatsen een lat op de tafel op de gewenste breedte. (Steeds de helft nemen van de stofbreedte) We plaatsen eerst de grootste delen, rekening houdend met de draadrichting, vouw, stofsoort en frequentie. Nadien plaatsen we de kleinere delen, ook rekening houdend met de draadrichting, vouw, stofsoort en frequentie. Als alle delen geplaatst zijn meten we op hoeveel stof we zullen nodig hebben. We ronden steeds het getal af naar een 5 of een rond getal en naar boven toe. Nu pas zijn we zeker dat we zeker geen extra kosten maken door een teveel aan stof te kopen. 37

38 Technieken 38

39 17. Overlocken 17.1 Buitenhoek stikken 39

40 17.2 Binnenhoek stikken 40

41 18. Verschil tussen nepen, plooien Nepen of figuurnaden, worden in een kledingstuk gestikt om de vormen van de vrouw weer te geven ( borsten, billen, buik ) zodanig dat het kledingstuk mooi aansluit. Plooien : Is een vouw in de stof ter versiering of om een betere pasvorm te krijgen. Er zijn verschillende soorten plooien, o.a.: platte plooi. Bij een platte plooi wijst de plooidiepte een kant op. Vouw deze plooi volgens de pijl in. Stolpplooi, een stolpplooi bestaat uit twee platte plooien die naar elkaar zijn toe gevouwen. De plooidieptes wijzen naar weerszijden. Vouw deze plooi volgens de pijlen in. 41

42 18.1 Nepen Vouw de stof rechts op rechts op elkaar (merk op merk). Stik in lichte curve naar +/- 1cm boven het merk en stik dan verder tot het merk op 1mm van de vouwlijn. Stik verder van de stof af en knip de draadjes niet te kort af zodat je deze nog kunt verknopen. 42

43 Strijk de neep mooi uit op een vormkussen (nooit plat strijken, altijd vorm inhouden) Plooien Platte plooien: Neem heel goed de merken van het patroon en de richting van de plooien over op de stof 43

44 Plooi de stof van punt a naar punt b en speld deze goed vast. (rechts op rechts) Geef een sierstiksel op de plooien of stik deze verborgen. Strijk de plooi netjes op Springplooien of holleplooien Neem heel goed de merken van het patroon en de richting van de plooien over op de stof. 44

45 Plooi van punt a naar c en van punt e naar punt e (rechts op rechts). Stik op een koordjesstiksel op de averechte kant van de vouwlijnen. Vouw de bestikte vouwlijnen in 1 richting en resterende stof in de andere richting en geef een stiksel zodat alles op punt c aan elkaar hangt. Geef nog een verstevigend stiksel aan het einde van de plooien. Strijk alles netjes op Bolleplooien of stolpplooien Volg dezelfde bewerking als de holleplooi. Geen verstevigingsstiksels geven, maar plooi alles naar buiten toe. 45

46 18.3 Fronsen Zet je steeklengte op het grootste. Laat je draadjes zowel bij de start als op het einde van het stikken zeker 10cm hangen. Bij het stikken van een fronsdraad wordt er NOOIT GEHECHT. Stik 2 fronsdraden // met de boord 1 ste op 0,75cm van de boord, 2 de stiksel op 0,75 van het eerste stiksel of 1,5cm van de boord. Zet de stiksteek vast door een kopspeld haaks op de boord te steken langs 1 zijde. Wikkel de draad in een acht rond de kopspeld zodat de draad vast zit. Trek de fronsdraad aan tot de gewenste lengte. Zet ook deze kant vast met een kopspeld haaks op de boord en wikkel de draad in acht rond de kopspeld. Verdeel de fronsen gelijkmatig. Stik vervolgens de naad dicht op 1cm. Verwijder de kopspelden en de zichtbare fronsdraad. 46

47 19 Ritsen 19.1 De verdoken rits Wanneer gebruiken: Deze rits wordt best in een rechte naad gestoken ( MV-naad of MR- naad), indien deze in een bolle zou gestoken worden heeft deze kans dat deze biezen open komen te staan en dat de rits zichtbaar wordt. Waarop letten: Het hangertje kan verschillend van vorm zijn. Tandjes kunnen van metaal of nylon zijn. Tandjes zijn zichtbaar aan de rechter kant van de rits. Niet deelbare ritsen hiervoor gebruiken. 47

48 Werkvolgorde: Overlock de naden waar de rits moet komen. Eens de rits in het kledingstuk zit kunnen we er nadien niet meer aan om de naden achteraf te overlocken. Stik de zijnaad dicht tot aan het merk van de rits. Waar de rits moet komen moet dus open blijven. Strijk de zijnaden open, strijk ook de naad verder waar de rits komt. Leg de rits 3mm voorbij de strijkrand (rechter ritsbeen), zodat de tandjes zichtbaar zijn aan de rechter kant van de stof. Plooi de naad open en stik de rits op binnen de naadwaarde. Het stiksel is niet zichtbaar aan de rechter kant van de stof. Sluit de rits. Leg de stof met de rechter kant naad boven. Speld de rits vervolgens vast. Stik de rits vast aan de rechter kant van de stof. Let op dat je niet op het stoppertje van de stof stikt De rits met 2 biezen Wanneer gebruiken: Deze rits wordt best in een rechte naad gestoken (MV-naad of MR- naad), indien deze in een bolle zou gestoken worden heeft deze kans dat deze biezen open komen te staan en dat de rits zichtbaar wordt. Waarop letten: 48

49 Het hangertje kan verschillend van vorm zijn. Tandjes kunnen van metaal of nylon zijn. Tandjes zijn zichtbaar aan de rechter kant van de rits. Niet deelbare ritsen hiervoor gebruiken. Werkvolgorde: Overlock de naden waar de rits moet komen. Eens de rits in het kledingstuk zit kunnen we niet meer aan de naden om deze achteraf te overlocken. Stik de zijnaad dicht tot aan het merk van de rits. Waar de rits moet komen moet dus open blijven. Strijk de zijnaden open, strijk ook de naad verder waar de rits komt. Speld de rits in aan de averechtse kant zodat de tandjes van de rits niet zichtbaar zijn (net gelijk met de strijkvouw). 1) Open de rits en stik met de ritspersvoet de rits in: vertrekkende van links (hechten aan begin), halfweg het eerste ritsbeen naad in de stof, rits dicht doen, persvoet omlaag en verder stikken tot het merkpunt. Naald in de stof. Persvoet naar omhoog, de stof 90 draaien, persvoet omlaag. 2) Tel je steekjes tot het midden van de naad. Tel evenveel steekjes voorbij de naad. Naald in de stof. Persvoet naar omhoog, de stof 90 draaien, persvoet omlaag. 49

50 3) ritsbenen mooi tegen elkaar houden en halfweg het 2e ritsbeen naald in de stof. Persvoet omhoog, rits openen, persvoet omlaag en verder stikken naar het einde. Goed hechten De blinde rits Wanneer gebruiken: Een blinde rits wordt zo ingezet zodat ze niet zichtbaar is aan de goede kant van het kledingstuk. Deze wordt veel gebruikt in rokjes, kleedjes, broeken, Waarop letten: Het druppeltje als ritshangertje Het is altijd een nylon rits. Geen tandjes zichtbaar aan de rechter kant van de rits. Aan de averechte kant kan je de tandjes openrollen. Werkvolgorde: Overlock de naden waar de rits moet komen. Eens de rits in het kledingstuk zit kunnen we niet meer aan de naden om deze achteraf te overlocken. Open de rits en plaats deze met de rechter kant om de rechter kant van de stof. Hou rekening met de naadwaarde. 50

51 Stik deze in. Tandjes heel goed opendraaien als je deze onder de persvoet steekt. Hechten aan begin en stikken tot tegen het wagentje en weer hechten. Vervolgens speld je de andere kant aan. Best altijd eens de rits sluiten om te zien of de rits niet gedraaid zit en ook of eventueel de naden doorlopen. Stik het tweede ritsbeen in. Tandjes heel goed opendraaien als je deze onder de persvoet steekt. Hechten aan begin en stikken tot tegen het wagentje en weer hechten. Als je aan de rechter kant de rits niet ziet is de rits netjes ingestikt. 51

52 Nu verder de zijnaad dichtstikken. Naad openstrijken 19.4 De rits met gulp Markeer middenvoor met rijgdraad, verstevig de overslag van de rechtervoorpand tot de vouwlijn. Stik de tussenbeennaad van het punt waar de rits eindigt tot een stukje voor het eind van de naad. 52

53 Stik de rits op het beleg, op de rand van de rits. Hierdoor verschuift de rits niet meer. Vouw de linkerkant van de sluiting om op ongeveer 0,5 vanaf de middenvoornaad. Leg de rits met de tandjes tegen de vouw en stik op de kant door. 53

54 Het stiksel mag niet zichtbaar zijn als je de 2 MV-en op elkaar legt. Vouw de linkerkant op de middenvoornaad en speld vast, middenvoor (rijgdraden) op elkaar. Speld de andere kant van de rits vast op het rechterbeleg, zonder het voorpand mee te spelden. 54

55 Stik deze kant vast. Hoeft niet heel secuur recht, dit zie je later niet meer. 55

56 Draai het werk om, pers de overslag en stik door. Het is dus nu niet belangrijk om over de rits te stikken, die zit al vast. Geeft indien gewenst 2 // stiksels. Aan de tussenbeennaad kan je eventueel 1 of 2 trensen geven. 56

57 20. Taillebanden 20.1 Tailleband met perfoband (rechte tailleband) Wanneer te gebruiken: Voor een rechte tailleband aan rok of broek te zetten, gebruik deze niet in heel lichte stofjes, maar gebruik dan gewone plakvlieseline. Waarop te letten: Er bestaan verschillende afmetingen van perfoband. De hoogte van de breedste strook van de perfoband bepaald de hoogte van de afgewerkte tailleband. Werkwijze: * Strijk de perfoband op de averechtse kant van de stof. Controleer heel goed of de perfoband overal vast plakt. * Stik de overkruis af: plooi de perfoband rechts op rechts op elkaar. Plooi dan 1cm terug. Stik vervolgens de overkruis af. * hoekjes uitdunnen en omkeren. * Speld de perfoband aan de averechtse kant aan de rok of broek. * Stik de parfoband in de gleuf aan op 1 cm. * Draai de tailleband volledig over en geef een sierstiksel op de tailleband om de tailleband te sluiten. Maak indien gewenst een knoopsgat in de overkruis om de tailleband te kunnen afwerken met een mooie knoop. 57

58 20.2 Tailleband op vorm Hou er rekening mee dat de rits in een zijnaad van een rok of broek altijd in de linker zijnaad zit. Bekleef het beleg met plakvlieseline. Speld het beleg rechts op recht aan de rok/broek. Aan de rits moet je het beleg 1 cm terug plooien. Stik het beleg aan op 1cm. (afhankelijk van de genomen naadwaarde). Strijk het beleg netjes naar binnen. Naai het beleg met een blind steekje aan de rits vast. Geef indien gewenst een sierstiksel op het beleg zodat deze niet veel verschuift bij het dragen van het kledingstuk Lussen en labels opstikken Labels: Naamlabels of maatlabels kunnen eerst op de binnenkant van de tailleband of beleg gezet worden alvoor de tailleband of beleg aan het kledingstuk wordt zet. Lussen: Stik een lintje tussen de lus als je ze dicht stikt. Je kan dit ook met de overlock doen. Trek aan het koordje om de lus te keren. 58

59 Strijk ze mooi plat en geef indien gewenst een sierstiksel op de lussen. Of Strijk de naadwaarde in van de lus. Stik de lussen dicht door middel van een sierstiksel. De lussen kunnen tussen de tailleband gestoken worden als deze op vorm is en onderaan vastgezet worden met een trens. Of.. De lussen kunnen achteraf op het kledingstuk gezet worden door middel van een trens. 59

60 21 Zakken 21.1 Opgestikte zak Verstevig indien nodig het beleg met plakvlieseline. Strijk het beleg om, rechts op rechts. Strijk de naadwaarde van het beleg terug (averechts op averechts). Stik vervolgens het beleg af op de juiste naadwaarde. Hechten aan begin en einde. Draai het beleg met de rechter kant naar buiten en geef een sierstiksel op het beleg. Plooi het hoekje 90 om en knip het hoekje uit. Strijk de naadwaarde om. Plaats de zak op de daarvoor bestemde merkpunten op het kledingstuk. Stik de zak op, steeds hechten aan begin en einde. 60

61 Stiksels kunnen gegeven worden naar eigen fantasie. Best bovenaan de zak steeds 2 stiksel plaatsen voor de stevigheid Zak in naad Overlock de verticale naad en de naad waar de zak in komt. De zakdelen op het voor- en achterpand plaatsen op de daarvoor voorziene knippen. Stik tussen de merkpunten, goed aan- en afhechten. Strijk de naden van het voorpand naar de zak toe. Geef een koordjesstiksel op de naad in het voorpand weer tussen de merken. Plaats de zakdelen op elkaar en stik de zijnaad dicht van aan het merk. Goed hechten! Stik de zak 2x dicht (1x op 1,5cm en de 2 de keer 2mm naast het eerste stiksel). Overlock de zak dubbel. Strijk de zak netjes op. 61

62 21.3 De jeanszak Strijk het beleg om van het five pocketzakje. Geef een sierstiksel op het beleg. Strijk de naden om van het zakje (enkel aan de zijnaad). Speld het zakje op de inkijk op de daarvoor voorziene merkpunten. Stik het zakje met stiksel naar keuze. Overlock de inkijk onderaan en stik deze op de voeringzak. Leg de tegenzak rechts op rechts op het VP. Stik de ronding op de juiste naadwaarde. Dun de naadwaarde uit tot op 2mm van het stiksel. Keer de zak naar binnen en strijk deze plat zodat de naad niet te zien is aan de rechter kant van de stof. Geef één of twee stiksel op de ronding. 62

63 Plaats het voorpand op de tegenzak en speld deze goed vast. Averechts op rechts, net zoals de zak er zal uitzien. Stik de zak 2 maal dicht, 1x op 1,5cm en 1x op 2mm naast het eerste stiksel. Overlock ook de zak. Geef indien gewenst nog een extra trens op de zak ter versteviging. Strijk de zak netjes op. 22 Naden 22.1 Rafelnaden Een rafelnaad is een gewone naad. Overlock de boorden en leg 2 stoflagen op elkaar en stik deze op de juiste naadbreedte dicht. Strijk deze vervolgens open. Of Leg 2 stoflagen op elkaar en stik deze op de juiste naadbreedte dicht. Overlock de naad en strijk deze langs 1 kant. Voor de stevigheid van de naad wordt deze samen overlockt. 63

64 22.2 Naden en hoeken uitdunnen Hoekjes uitdunnen Om mooie hoekjes te bekomen dun je best de hoekjes uit voor het omkeren. Naden uitdunnen Holle en bolle naden dun je best uit door deze een 3 tal mm. naast het stiksel te knippen. Indien je in dikke stof werkt knip je best de ene laag op 2 mm en de ander laag op 3 mm. Je geeft best zo geen knipjes omdat deze dan aan te rechter kan doorschijnen en V-tje zichtbaar zijn. 64

65 23 Knoopsgaten en knopen 23.1 Verschillende soorten knopen Verschillende soorten knopen: Knopen met 2 gaatjes Knopen met 4 gaatjes Knopen op een voetje Drukknopen Kamsnaps Haak en oogjes 23.2 Knoopsgaten Is afhankelijk van machine tot machine. Er kunnen ook verschillende vormen van knoopsgaten voorkomen op je machine. Let er steeds op dat je biezen en trensen van je knoopsgat niet beschadigd worden bij het openen van het knoopsgat. Bij het openen van het knoopsgat steek je best steeds 2 kopspelden zodat je niet doorschiet. 65

66 23.3 Knopen aannaaien Knoop met 2 gaatjes aannaaien: Steek de draad door de naald en leg een knoop in je draad. Hou met de hand de knoop op de plaats waar de knoop moet vastgenaaid worden. Werk vanuit de binnenkant van het kledingstuk. Duw de punt van de naald door de stof op de plaats waar de oorspronkelijke knoop ook zat en steek door 1 van de 2 gaatjes van de knoop. Haal de naald met de draad door het eerste gaatje in de knoop. Zet dan de punt van de naald in het 2 de gaatje en trek hem er aan de achterkant van het kledingstuk weer uit. Herhaal vorige stappen en deze stap een 4 tal keer. Hou de knoop stevig vast. Zorg ervoor dat je met je naald eindigt tussen de knoop en de stof. Draai 4 keer rond de naaisteken. Hou de knoop schuin vast en leg vast door middel van een knoop die tussen de knoop en de stof wordt gemaakt. Herhaal deze knoop een 3 tal keer zodat de knoop stevig vast zit. Knip de resterende draad af. 66

67 Knoop met 4 gaatjes aannaaien: Plat aanzetten Neem een niet te lange draad. Knoopje in de draad leggen. Steek 3 tot 4x door de gaten van de knoop. Knoop vastleggen aan de binnenzijde van het kledingstuk. Draad afknippen. Met steeltje Neem een niet al te lange draad. Knoopje in draad leggen. Leg een lucifer of tandenstoker op het midden van de knoop en naai hierover de knoop aan. Verwijder de lucifer of tandenstoker. Steek de naald tussen de stof en de knoop. Voor het maken van het steeltje wikkel je de draad een paar keer tussen de stof en de knoop tot de knoop er een stevig steeltje ontstaat. Leg de knoop vast aan de binnenzijde van het kledingstuk. 67

68 24. Elastiek inrijgen Herkomst: Wordt gemaakt van garen met binnenin een rubberkern. De rubberkern is overtrokken met katoen of gemengde vezel. Soorten: - Ronde, platte, fantasie-, brei- en stikelastiek. - In verschillende breedtes, motieven, prijzen en kwaliteiten. - In algemeen in wit en zwart. Maar ook in diverse andere kleuren. Werkwijze Maak een kleine opening zodat je de elastiek kan inrijgen. Rijg de elastiek in het kledingstuk door een sluitspeld aan de elastiek te bevestigen. * Zet deze vast met een sluitspeld zodat je deze niet doortrekt. Controleer of de elastiek niet gedraaid zit alvorens de elastiek vast te stikken. Verwijder de sluitspeld. Stik of naai de kleine opening dicht. 68

69 25. Splitten 25.1 Split in opengestreken naad Verstevig het hoekpunt van het split met plakvlieseline. Overlock de naden Stik de MR-naad tot aan het merkteken, goed hechten. 69

70 Omstrijken van de zoom en innaaien. Openstrijken MR-naad Sierstiksel geven op split. 70

71 Alles netjes opstrijken. 71

72 26. Klassieke roksplit Verstevig het beleg van de splitten. 72

73 Overlock de naden. MR naad stikken tot in merk. Goed hechten!! Inknippen tot 1mm van het stiksel. Strijken en vastspelden split. 73

74 Stikken split. Afwerken zoomhoeken (stikken/uitdunnen/omkeren). Alles netjes opstrijken en zoom instrijken. Zoom innaaien. Alles netjes opstrijken. 74

75 25. Berekenen van de cirkelrok. 75

76 25.1 De volledige cirkelrok Vb: LO: 70cm (voor maat 40) TL: 60cm LO = Omtrek cirkel 2x R(straal) x Pi => R = O : (2xPi) TL = 60cm Volledige cirkelrok = 360 R v LO: Omtrek : (2xPi) 70cm : (2x3,14) = 11,1cm R v TL: R v LO + TL 11,1cm +60cm = 71,1cm De volledige cirkelrok: 76

77 16.2 De halve cirkelrok Vb: LO: 70cm (voor maat 40) TL: 50cm LO= Omtrek cirkel 2x R(straal) x Pi => R = O : (2xPi) standaard formule cirkelrok. Halve cirkelrok = 180 (breuk steeds omdraaien voor berekeningen te maken) R v LO: Omtrek : Pi 70cm : 3,14 = 22,2cm R v TL: R v LO + TL 22,2cm +50cm = 72,2cm De halve cirkelrok 77

78 27. Verschillende steken De rijgsteek Gebruik: Deze steek wordt gebruikt om te driegen zodat het kledingstuk nog voor het definitief stikken in de pas kan. Werkwijze: Naald met regelmatige of onregelmatige tussenruimtes in de stof insteken en doortrekken. Gelijkmatige spanning gebruiken De stiksteek Gebruik: Deze steek wordt meest gebruikt om naden te naaien. Gebruik deze stiksteek ter vervanging van een machinestiksel om bv deeltjes van de naad te herstellen. Werkwijze: Maak een steek van ¼ cm lengte. Steek de naald in het laatste gaatje van de vorige steek en laat hem ¼ cm voorbij de draad weer uit de stof komen. De steek loopt van links naar rechts. 78

79 27.3 Festonsteek Gebruik: Naar gelang de steken ver van of dicht bij elkaar staan zijn er verschillende mogelijkheden: randen (vb. engels borduurwerk), zoomranden, knoopsgatafwerking, versierend borduurwerk, applicatie enz Werkwijze: Naairichting is van links naar rechts Naald in het beginpunt door de stof steken en 2x op dezelfde plaats steken om te hechten. Een aantal draden naar rechts en naar boven, de steekhoogte opnemen. De draad onder de naaldpunt leggen van links naar rechts en doortrekken. Steeds herhalen. De laatste lus vastleggen met een klein steekje over de lus. 79

80 27.4 Flanelsteek Gebruik: om zomen onzichtbaar in te naaien of zomen in rekbare stof te naaien. Werkwijze: Naairichting is van links naar rechts Naald in het begin door de stof steken, de draad 2x op dezelfde plaats steken om vast te leggen. Tel het aantal draden naar rechts en naar boven (afhankelijk van de steeklengte en steekhoogte). Neem een kleiner aantal draden op naar links ( max. ½ van de steeklengte) en doortrekken. Neem op de onderste lijn hetzelfde aantal draden op naar rechts van de reeds gevormde steek en doortrekken. Steek herhalen. Laatste steek vastleggen met een klein steekje over de laatste steek. 80