ENVIDOR. A. PITFRUIT Teelt Ter bestrijding van Dosis Toepassingstijdstip. 400 ml/ha haag, wat overeenkomt met 600 ml/ha standaardboomgaard

Transcriptie

1 ENVIDOR Acaricide en insecticide voor appel- en perenteelt, pruimenbomen, kersen- en kriekenbomen, perzikbomen en abrikoos, aardbeien, druiven en sierplanten Toelatingsnummer: 9409P/B Suspensie concentraat (SC) op basis van 240 g/l (22,3 % w/w) spirodiclofen. EIGENSCHAPPEN EN WERKINGSWIJZE Spirodiclofen is een contactacaricide en -insecticide dat behoort tot de groep van de tetronic zuren. Spirodiclofen heeft een zeer goede en langdurige werking op verschillende spinten en mijten, evenals op schildluizen en de ontluikende jonge larven van de perenbladvlo. Er is geen kruisresistentie met de bekende acariciden die in de fruitteelt gebruikt worden. GEBRUIK EN GEBRUIKSDOSISSEN Spectrum Spirodiclofen heeft een uitstekende werking op spinten en mijten die optreden in de fruitteelt, aardbeien en in sierplanten: rode spin (Panonychus ulmi), bonenspint (Tetranychus urticae) en roestmijten (Aculus schlechtendali, Epitrimerus pyri en Eriophyidae). Daarenboven is spirodiclofen eveneens werkzaam tegen de larven van de schildluis (Lepidosaphes ulmi) gedurende de migratiefase en kan het met succes worden ingezet ter bestrijding van de eieren en van de pas ontloken larven van de perenbladvlo (Psylla pyri). A. PITFRUIT Appelbomen Perenbomen roestmijt (Aculus schlechtendali), dop-, schilden wolluizen (Coccoidea) 400 ml/ha haag, wat overeenkomt met 600 ml/ha standaardboomgaard Behandelen na de bloei (> BBCH 70). Ter bestrijding van de rode spin (Panonychus ulmi) in één van de volgende ontwikkelingsstadia: (1) bij een gewone populatiedruk: op de gevorderde ontluiking van de wintereieren na de bloei; (2) gedurende de zomer op de gemengde zomerpopulatie. Ter bestrijding van bonenspintmijten (Tetranychus urticae): gedurende de zomer op een gemengde populatie. Ter bestrijding van roestmijten (Aculus schlechtendali): (1) alle behandelingen gericht op de bestrijding van de rode spin of bonenspint, zijn eveneens efficiënt tegen de gemengde populaties van de roestmijt; (2) na-bloei behandeling. Ter bestrijding van de dop-, schild- en wolluizen (Coccoidea): na-bloei behandeling bij de start van de migratie op de jonge larven. Niet toepassen op appels die bestemd zijn voor ciderproductie. perenbladvlo (Psylla pyricola, Psylla piri) roestmijt (Epitrimerus pyri), dop-, schild- en wolluizen (Coccoidea) 400 ml/ha haag, wat overeenkomt met 600 ml/ha standaardboomgaard Behandelen na de bloei (> BBCH 70). Ter bestrijding van de perenbladvlo (Psylla pyricola, Psylla piri): bij het ontluiken van de eieren van de zomergeneratie, met nadruk op gele eitjes en L1 larvale stadium. Ter 1

2 bestrijding van de rode spin (Panonychus ulmi) in een van de volgende ontwikkelingsstadia: (1) bij een gewone populatiedruk: op de gevorderde ontluiking van de wintereieren na de bloei; (2) gedurende de zomer op de gemengde zomerpopulatie. Ter bestrijding van bonenspintmijten (Tetranychus urticae): gedurende de zomer op een gemengde populatie. Ter bestrijding van roestmijten (Epitrimerus pyri): (1) alle behandelingen gericht op de bestrijding van de rode spin of bonenspint, zijn eveneens efficiënt tegen de gemengde populaties van de roestmijt; (2) na-bloei behandeling. Ter bestrijding van de dop-, schild- en wolluizen (Coccoidea): na-bloei behandeling bij de start van de migratie op de jonge larven. B. STEENFRUIT Pruimenbomen galmijten en roestmijten (Eriophyidae) 0,4 l / ha haag Na de bloei (> BBCH 70). Kersen- en kriekenbomen Perzikbomen en abrikoos Veiligheidstermijn vóór de oogst: 21 dagen. spintmijten (Tetranychidae) 0,4 l / ha haag Vanaf het einde van de bloei (> BBCH 69). Max. 1 toepassing. Veiligheidstermijn vóór de oogst: 21 dagen. galmijten en roestmijten (Eriophyidae) 0,4 l / ha haag C. BESVRUCHTEN EN KLEINFRUIT Druivelaars (open lucht) spintmijten (Tetranychidae) 360 ml/ha haag Na de bloei tot aan de rijping (BBCH 69-85). Bufferzone: 10 meter met klassieke techniek. 2

3 Aardbeien D. SIERPLANTEN spintmijten (Tetranychidae) 0,4 l/ha Maximum 2 toepassingen in blok met een interval van 7-10 dagen. Bij het vaststellen van een aantasting, op een gemengde populatie. Toepassen in voorbloei: tussen het planten (BBCH 49) en de bloei (ten laatste op BBCH 57). Sierplanten (niet bestemd voor consumptie) bladvlooien (Psyllidae), dop-, schild- en wolluizen (Coccoidea), spintmijten (Tetranychidae), galmijten en roestmijten (Eriophyidae) 40 ml/100 l water Bij het vaststellen van een aantasting. Toepassen voor of na de bloei (< BBCH 51 of > BBCH 69). Ter bestrijding van bladvlooien (Psyllidae), dop-, schild- en wolluizen (Coccoidea): maximaal 1 toepassing. Ter bestrijding van galmijten en roestmijten (Eriophyidae): om resistentie te voorkomen, is het aangeraden niet meer dan 1 toepassing/12 maanden in meerjarige teelten uit te voeren, en maximum 2 toepassingen/12 maanden uit te voeren in eenjarige teelten, in afwisseling met producten die een werkzame stof met een andere werkingswijze bevatten. Toepassen in blok met een interval van 7-10 dagen. In totaal maximaal 3 toepassingen / 12 maanden. Bufferzone: 10 meter met klassieke techniek. Algemene opmerking betreffende de dosis De erkende dosis is de laagste dosis waarbij de beste werkzaamheid wordt gewaarborgd in de meeste gevallen. Deze dosis kan worden verlaagd onder verantwoordelijkheid van de gebruiker, bijvoorbeeld in teelten waarin de principes van de geïntegreerde bestrijding worden toegepast. Bij verlaging van de dosis is het niet toegelaten het maximale aantal toepassingen te verhogen, noch de wachttermijn voor de oogst te verkorten. BIJZONDERE TOEPASSINGSVOORWAARDEN Product bestemd voor beroepsgebruik. Maatregelen ter voorkoming van resistentievorming SPa1: Om resistentieopbouw te voorkomen, moet u dit product of andere producten die werkzame stoffen met eenzelfde resistentieletter of -code bevatten, afwisselen met producten die werkzame stoffen met een andere resistentieletter of -code bevatten. De resistentieletter voor de werkzame stof van dit product is U. De code voor de werkingswijze is 23. Selectiviteit t.o.v. nuttige arthropoden - In de geïntegreerde fruitteelt kan Envidor ingezet worden als correctiemiddel in de zomer. - In appel- en perenteelt: ten laatste 6 weken voor en ten vroegste 6 weken na de introductie van Typhlodromus pyri. Envidor is selectief voor roofwantsen op peer. - SPe8: Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen, mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Verwijder of bedek bijenkorven tijdens het gebruik van het product. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Opmerkingen voor het gebruik in sierteelt - Het gebruik in sierplanten werd toegestaan op basis van proeven uitgevoerd met de volgende soorten: Cyclamen, Hedera en Lobelia. - Het product is fytotoxisch voor rozen. 3

4 - Voor de soorten en variëteiten van siergewassen: gezien de veelal beperkte proefervaringen verdient het de aanbeveling om voor zover geen praktijkervaring werd opgedaan, door middel van een proefbehandeling op kleine schaal en voldoende wachten, vast te stellen of het middel selectief is voor de in aanmerking komende soorten en variëteiten. BEREIDING VAN DE SPUITOPLOSSING, BEHANDELING VAN DE LEGE VERPAKKING EN BEHANDELINGSOVERSCHOTTEN Het product in de voor 1/2 gevulde spuittank gieten. Mengen en verder met water aanvullen. De ledige verpakking dient met water gespoeld te worden door middel van een manueel systeem (3 opeenvolgende malen schudden) of door middel van een reinigingssysteem met water onder druk dat op het sproeitoestel geplaatst is. Het bekomen spoelwater moet in de sproeitank gegoten worden. De aldus gespoelde verpakking moet door de gebruiker ingeleverd worden op een daartoe voorzien inzamelpunt. De behandelingsoverschotten minstens 10 maal verdunnen en deze verspuiten op de reeds behandelde percelen volgens de gebruiksvoorschriften. Vijvers, waterlopen, beken en grachten niet besmetten met het product of de lege verpakking. De verpakking mag in geen enkel geval hergebruikt worden voor andere doeleinden. Om spuitoverschotten na de behandeling te vermijden, moet de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof nauwkeurig worden berekend aan de hand van de te behandelen oppervlakte en van het debiet per hectare. MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN VERONTREINIGING VAN HET GROND- EN OPPERVLAKTEWATER SP1: Zorg ervoor dat u met het product of zijn verpakking geen water verontreinigt. Reinig de apparatuur niet in de buurt van oppervlaktewater. Zorg ervoor dat het water niet via de afvoer van erven of wegen kan worden verontreinigd. SPe3: Om in het water levende organismen te beschermen, mag u in een welbepaalde bufferzone rond oppervlaktewater niet sproeien (zie driftreducerende maatregelen bij iedere teelt). Driftreductie: vermijd spuitdrift op naburige vegetatie en gronden en op wateroppervlakten en waterlopen. Spuit bij windstil weer, met lage druk bij standaard spuitdoppen of aangepaste druk naargelang de specifieke aanbevelingen voor driftreducerende doppen. Pas de waterhoeveelheid en rijsnelheid aan om zoveel mogelijk drift op naburige gewassen of waterlopen te vermijden. Gebruik driftreducerende doppen langs waterlopen en akkerranden. Erosiegevoelige percelen: het is ten zeerste aanbevolen om erosie beperkende maatregelen te nemen op percelen die erosiegevoelig zijn om afspoeling naar oppervlaktewater tegen te gaan. VOORZORGSMAATREGELEN Gelieve de normale voorzorgsmaatregelen te respecteren die bij het gebruik van plantenbeschermingsmiddelen geldig zijn. Dit product in een originele gesloten verpakking vorstvrij bewaren in een frisse, droge en afgesloten ruimte, speciaal daarvoor bestemd. SPo2: Was alle beschermende kleding na gebruik. SPo: Na de behandeling de percelen/oppervlakken pas opnieuw betreden nadat de spuitvloeistof is opgedroogd. Voor teelten onder bescherming: voordat u opnieuw in behandelde ruimten / kassen binnengaat, moet u die gedurende minimum 2 uur ventileren tot de sproeistof is opgedroogd. 4

5 + AANWIJZINGEN VOOR DE EERSTE HULP Symptomen: Geen gegevens beschikbaar bij de mens, de vermelde symptomen zijn afgeleid uit dierexperimenten. Inademen: Bij dierexperimenten werden voorbijgaande symptomen van bradypnee, hypothermie en verminderde mobiliteit waargenomen. Inslikken: Geen mortaliteit, noch symptomen waargenomen bij dierexperimenten. Huid: Het product is niet irriterend. Een overgevoeligheidsreactie (contact allergie) kan zich voordoen. Ogen: Geen irriterend effect waargenomen bij dierexperimenten. Eerste hulp maatregelen Inademen: Frisse lucht, rust. Zo er symptomen zijn, raadpleeg een arts en toon het etiket of de verpakking. Inslikken: Spoel de mond. Geef wat water te drinken. Raadpleeg onmiddellijk een arts en toon het etiket of de verpakking. Huid: Spoel de huid overvloedig met water of neem een douche gedurende 15 minuten. Verwijder ondertussen verontreinigde kledij en schoenen. Zo er symptomen zijn, raadpleeg een arts en toon het etiket of de verpakking. Ogen: Spoel overvloedig met water gedurende 10 minuten. Spoel weg van het niet-aangetaste oog. Bij contactlenzen: zo makkelijk te verwijderen, verwijder eerst de lenzen, spoel daarna. Zo er symptomen zijn, raadpleeg een arts en toon het etiket of de verpakking. Opmerkingen voor de arts Prehospitaal : symptomatisch. Daar er tot op heden geen of zeer weinig gevallen gerapporteerd zijn bij de mens wordt een observatie in het ziekenhuis aangeraden bij inname. Contacteer het Antigifcentrum voor meer informatie. Voor bijkomende inlichtingen, contacteer Het Antigifcentrum 070/ WAARBORG Elke fabricatie wordt zorgvuldig in het laboratorium gecontroleerd; ook leveren wij alleen producten af van onberispelijke kwaliteit. Omdat het ons echter onmogelijk is om de door de koper gedane toepassing van onze producten na te gaan, kunnen wij aan de koper geen enkele waarborg geven, wij wijzen dan ook alle verantwoordelijkheid af voor wat betreft eventuele onvoldoende resultaten, schade of nadeel berokkend aan mensen, dieren, planten of werktuigen behalve indien duidelijk bewezen is dat de oorzaak van de schade uitsluitend te wijten is aan een gebrek van het product. De koper alleen draagt alle risico over het gebruik van producten gezien hij alleen over de speciale toepassingsmodaliteiten beslist. = gedeponeerd merk Bayer AG 5

6 H317 H351 Signaalwoord: Waarschuwing GHS07 Gevarenaanduiding Kan een allergische huidreactie veroorzaken. Verdacht van het veroorzaken van kanker. GHS08 Veiligheidsaanbevelingen P280 Beschermende handschoenen / beschermende kleding / oogbescherming / gelaatsbescherming dragen. P333+P313 Bij huidirritatie of uitslag: een arts raadplegen. P501 EUH401 Inhoud en verpakking afvoeren naar inzamelpunt voor gevaarlijk of bijzonder afval. Aanvullende informatie Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen. Toelatingshouder: Bayer CropScience SA-NV J.E. Mommaertslaan Diegem Tel. 02/ Lotnummer: zie verpakking Label version: 07/2015 Inhoud: 1 L Copyright Bayer CropScience 6