AB 2016/32. Een derdebelanghebbende heeft slechts belang bij invordering indien hij nog een belang bij handhaving heeft.
|
|
- Christel van der Laan
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Bij besluit van 25 februari 2014 heeft het college besloten af te zien van invordering van door partij verbeurde dwangsommen. Bij besluit van 26 augustus 2014 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 6 januari 2015 heeft de rechtbank het door appellant daartegen ingestelde beuitdrukkelijk in het midden gelaten. De Afdeling doet dat niet en stelt vast dat een grondslag ontbreekt. Interessant is dat zij daarbij de gedachte dat de bevoegdheid tot het opleggen van oneigenlijke verplichtingen kan worden afgeleid uit wettelijk vastgelegde afwijzingsgronden bespreekt en resoluut van de hand wijst. Het feit dat het college van B&W de subsidieaanvraag van de Stichting ook geheel hadden kunnen afwijzen (het meerdere), leidt niet tot een bevoegdheid tot het opleggen van de gewraakte subsidieverplichting (het mindere), reeds omdat art. 4:39 lid 1 van de Awb uitdrukkelijk een wettelijk voorschrift vereist en voormeld uitgangspunt dat uiteraard niet is. Deze formulering lijkt erop te wijzen dat de Afdeling over het genoemde uitgangspunt sowieso niet enthousiast is als basis voor bestuursbevoegdheden. En terecht zo lijkt mij, de theorie van het meerdere en het mindere, die terug te herleiden valt tot Van der Pot, is al door veel auteurs van de hand gewezen als niet overtuigend, zeker daar waar het verplichtingen voor burgers betreft (zie bijv. Schlössels & Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, Kluwer 2010, p , zie voor een uitgebreider overzicht van de discussie specifiek over subsidieverplichtingen W. den Ouden, De subsidieverplichting; wie betaalt bepaalt?, Kluwer 2002, p ). 5. Ook inhoudelijk acht de Afdeling de subsidieverplichting niet in de haak: er is te weinig verband met de inhoud van de gesubsidieerde activiteiten. Al met al kan worden geconcludeerd dat subsidiërende bestuursorganen (zeer) zorgvuldig te werk dienen te gaan bij het opleggen van nevenverplichtingen aan subsidieontvangers omdat de bestuursrechter niet bang is om hen terug te fluiten. Dat is een conclusie die gezien de wetsgeschiedenis én het legaliteitsbeginsel tevreden stelt. W. den Ouden AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE 28 oktober 2015, nr /1/A1 (Mrs. C.H.M. van Altena, E.A. Minderhoud, B.J. Schueler) m.nt. T.N. Sanders 1 Art. 5:37 Awb Gst. 2015/137 ECLI:NL:RVS:2015: Advocaat bij AKD en promovendus aan de Universiteit Leiden. Een derdebelanghebbende heeft slechts belang bij invordering indien hij nog een belang bij handhaving heeft. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat appellant geen rechtens te beschermen belang heeft bij een oordeel over het besluit van 26 augustus 2014, nu op 10 maart 2014 tijdens een namens het college uitgevoerde controle is geconstateerd dat de in de last genoemde overtreding is beëindigd. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft partij op 9 maart 2014 de fundering van de in geding zijnde paardenstal verwijderd. De beëindiging van de overtreding op de genoemde datum wordt door appellant niet betwist. Het belang dat de derde, in dit geval appellant, heeft bij het nemen van de invorderingsbeschikking is afgeleid van het belang dat hij heeft bij het voorkomen of beëindigen van de overtreding waarvoor de last is opgelegd. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat artikel 5:37, tweede lid, van de Awb de verzoeker om handhaving een rechtsmiddel geeft teneinde ongedaanmaking van de overtreding te waarborgen. In dit geval is, nu de overtreding vóór het nemen van het besluit van 26 augustus 2014 geheel en definitief is beëindigd en er geen reële kans op herhaling van de overtreding bestaat, het met de last onder dwangsom beoogde doel bereikt en kan een voortzetting van de procedure voor appellant niet tot verdergaande resultaten leiden. Dat pas aan de last is voldaan na ommekomst van de begunstigingstermijn doet daar niet aan af. Dat appellant het college vóór de beëindiging van de overtreding heeft verzocht om tot invordering over te gaan maakt het voorgaande niet anders, nu het processuele belang wordt beoordeeld naar de stand van zaken op het moment van de uitspraak. Uitspraak op het hoger beroep van appellant, wonend te Ane, gemeente Hardenberg, appellant, tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 6 januari 2015 in zaak nr. 14/2348 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. Procesverloop 167
2 roep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht (niet opgenomen; red. ). Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft partij een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2015, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. D.S. Muller, advocaat te Harderwijk, en het college, vertegenwoordigd door E. Munneke en W. Bron, beiden werkzaam bij de Bestuursdienst Ommen-Hardenberg, zijn verschenen. Voorts is ter zitting partij, in persoon en bijgestaan door mr. M.D. Ubbink, advocaat te Enschede, gehoord. Overwegingen 1. Bij besluit van 23 september 2013 heeft het college partij gelast om binnen acht weken de illegaal gebouwde paardenstal op zijn perceel aan de locatie-a te Ane te verwijderen en verwijderd te houden. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op per week dat hij geen gevolg heeft gegeven aan de last, met een maximum van Bij besluit van 17 december 2013 heeft het college de in de last opgenomen begunstigingstermijn met terugwerkende kracht verlengd van 29 november 2013 tot één week nadat een besluit is genomen op het door partij tegen het besluit van 23 september 2013 ingediende bezwaar. Bij besluit van 25 februari 2014 heeft het college, kort weergegeven, het besluit van 17 december 2013 herroepen en beslist dat de dwangsom die op 25 november 2013 is verbeurd wordt ingevorderd, en de dwangsommen die zijn verbeurd tussen 29 november 2013 tot en met 25 februari 2014 niet worden ingevorderd. Het invorderen van de laatstgenoemde dwangsommen is volgens het college in strijd met het vertrouwensbeginsel, zodat bijzondere omstandigheden aan invordering in de weg staan. 2. Het college heeft het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, aangezien hij volgens het college geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van het bezwaar. 3. Appellant betoogt dat de rechtbank, door zijn beroep tegen het besluit van 26 augustus 2014 ongegrond te verklaren, heeft miskend dat hij belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid daarvan. Hij stelt onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij artikel 5:37, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de MvT) en de uitspraken van de Afdeling van 3 oktober 2012 in zaak nr /1/ RECHTSPRAAK BESTUURSRECHT A1 en 10 april 2013 in zaak nr /1/A1 dat hij als derde die om handhaving heeft verzocht kan opkomen tegen een beschikking, inhoudende dat niet wordt ingevorderd, zoals hier aan de orde. Hij acht in dit verband van belang dat hij het college in zijn bezwaarschrift tegen het besluit van 17 december 2013, en derhalve toen de overtreding nog voortduurde, heeft verzocht tot invordering over te gaan. Hij stelt dat de overtreding niet binnen de aan de last verbonden begunstigingstermijn is beëindigd, zodat het college door deze handelwijze de begunstigingstermijn in strijd met artikel 5:34 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft verlengd nadat die termijn al was verstreken. Volgens hem heeft de rechtbank miskend dat het invorderen van de dwangsom en de gestelde begunstigingstermijn onlosmakelijk deel uitmaken van de last onder dwangsom en heeft de rechtbank niet onderkend dat het besluit van 26 augustus 2014 ongewenste precedentwerking heeft. Hij betoogt verder dat hij er als verzoeker om handhaving op mocht vertrouwen dat de verbeurde dwangsommen zouden worden ingevorderd en betoogt dat er, anders dan het college stelt, geen bijzondere omstandigheden aan invordering in de weg staan. Hij stelt in dit kader en onder verwijzing naar de MvT dat de door het college aangenomen bijzondere omstandigheden niet door partij zijn aangevoerd, en het college deze omstandigheden niet ambtshalve bij zijn besluitvorming mocht betrekken. 4. Ingevolge artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, is een herstelsanctie een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Ingevolge artikel 5:31d, van de Awb, wordt onder last onder dwangsom verstaan: de herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Ingevolge artikel 5:34, eerste lid, van de Awb, kan het bestuursorgaan dat een last onder dwangsom heeft opgelegd op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijk onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen. Ingevolge artikel 5:37, eerste lid, van de Awb, beslist het bestuursorgaan, alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom. 168
3 Ingevolge het tweede lid geeft het bestuursorgaan voorts een beschikking omtrent de invordering van de dwangsom, indien een belanghebbende daarom verzoekt. 5. In de uitspraken van de Afdeling waarnaar appellant verwijst heeft de Afdeling overwogen dat bij een besluit omtrent invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht dient te worden toegekend. Een andere opvatting zou afbreuk doen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Awb ( Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, blz. 115). Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, tweede lid, van de Awb (Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, blz ) wordt het volgende vermeld. Iedere belanghebbende kan om een invorderingsbeschikking vragen. Daarbij kan worden gedacht aan de derde op wiens verzoek in een eerder stadium de last onder dwangsom is opgelegd. In dat geval kan de beschikking ook inhouden, dat niet wordt ingevorderd, hetzij omdat het bestuursorgaan van oordeel is dat geen dwangsommen zijn verbeurd, hetzij omdat het van oordeel is dat op grond van bijzondere omstandigheden van invordering van de verbeurde dwangsommen moet worden afgezien. De verplichting om dit oordeel in een beschikking vast te leggen, verschaft de derde dan de mogelijkheid om dit oordeel door de bestuursrechter te laten toetsen. De functie van de beschikking omtrent invordering is dan vergelijkbaar met die van de beschikking omtrent tenuitvoerlegging bij bestuursdwang: zij geeft de derde de mogelijkheid om het bestuur via de bestuursrechter tot daadwerkelijk optreden te bewegen. Op blz. 103 wordt vermeld dat de derde-belanghebbende die om handhaving heeft verzocht, als regel ook belang zal hebben bij de beslissing omtrent de effectuering van de herstelsanctie, tenzij dit belang door wijziging van de feitelijke situatie is weggevallen Appellant stelt terecht dat uit de MvT valt af te leiden dat de derde op wiens verzoek de last onder dwangsom wordt opgelegd het bestuursorgaan kan verzoeken om een invorderingsbeschikking en het besluit tot het al dan niet invorderen van de dwangsom kan voorleggen aan de bestuursrechter en dat in voornoemde uitspraken van de Afdeling onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis is geoordeeld dat aan het belang van invordering een zwaarwegend gewicht dient te worden toegekend en een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Dat laat echter onverlet dat de bestuursrechter volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (vergelijk de uitspraak van 27 augustus 2008 in zaak nr /1; ) alleen dan tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan overgaat, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat appellant geen rechtens te beschermen belang heeft bij een oordeel over het besluit van 26 augustus 2014, nu op 10 maart 2014 tijdens een namens het college uitgevoerde controle is geconstateerd dat de in de last genoemde overtreding is beëindigd. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft partij op 9 maart 2014 de fundering van de in geding zijnde paardenstal verwijderd. De beëindiging van de overtreding op de genoemde datum wordt door appellant niet betwist. Het belang dat de derde, in dit geval appellant, heeft bij het nemen van de invorderingsbeschikking is afgeleid van het belang dat hij heeft bij het voorkomen of beëindigen van de overtreding waarvoor de last is opgelegd. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat artikel 5:37, tweede lid, van de Awb de verzoeker om handhaving een rechtsmiddel geeft teneinde ongedaanmaking van de overtreding te waarborgen. In dit geval is, nu de overtreding vóór het nemen van het besluit van 26 augustus 2014 geheel en definitief is beëindigd en er geen reële kans op herhaling van de overtreding bestaat, het met de last onder dwangsom beoogde doel bereikt en kan een voortzetting van de procedure voor appellant niet tot verdergaande resultaten leiden. Dat pas aan de last is voldaan na ommekomst van de begunstigingstermijn doet daar niet aan af. Dat appellant het college vóór de beëindiging van de overtreding heeft verzocht om tot invordering over te gaan maakt het voorgaande niet anders, nu het processuele belang wordt beoordeeld naar de stand van zaken op het moment van de uitspraak. Het betoog faalt. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer. 6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 169
4 7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: bevestigt de aangevallen uitspraak. Noot 1. Het belang van een derde bij de invordering van een dwangsom is afhankelijk van het belang van die derde bij handhavend optreden. Dit betekent dat als de overtreding is beëindigd, de derdebelanghebbende geen belang meer heeft bij handhaving en dientengevolge ook niet bij invordering van reeds verbeurde dwangsommen. Een tweetal rechtbanken waren al eerder tot die conclusie gekomen (Rb. Den Haag, 3 april 2013, Gst. 2013/68 met mijn annotatie en Rb. Overijssel d.d. 6 januari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:33) en in deze uitspraak lijkt de Afdeling dit nu te bevestigen. 2. In mijn artikel in het NTB ben ik uitgebreid ingegaan op de positie van de derdebelanghebbende bij invordering. Ik verwijs kortheidshalve naar die bijdrage voor een uitvoerige bespreking van de positie en beperkingen van de derdebelanghebbende bij invordering. In mijn artikel concludeer ik dat het belang bij invordering volledig afhankelijk is van het belang bij handhaving. Belanghebbend bij handhaving is degene die werkelijk hinder of schade van die activiteit kan ondervinden (zie: P.J.J. van Buuren, G.T.J.M. Jurgens en F.C.M.A. Michiels, 'Bestuursdwang en dwangsom', 2011, p.151). Is de overtreding beëindigd, dan is er geen (mogelijke) hinder of schade meer. Zonder (mogelijke) hinder of schade is er geen belang bij handhaving en zonder belang bij handhaving is er geen (proces)belang meer bij invordering. Deze redenering lijkt de Afdeling nu ook toe te passen. 3. In de overwegingen van de Afdeling zou men overigens bijzondere voorwaarden kunnen lezen voor wanneer het belang bij invordering wegvalt. De Afdeling overweegt namelijk dat: in dit geval is, nu de overtreding vóór het nemen [ van de beslissing op bezwaar ] geheel en definitief is beëindigd en er geen reële kans op herhaling van de overtreding bestaat, het [beoogde doel ] bereikt zodat voortzetting van de procedure voor appellant niet tot verdergaande resultaten kan leiden en het procesbelang daarom is komen te vervallen. De lezer zou dit kunnen interpreteren als dat voor het vervallen van het (proces)belang bij invordering vereist is dat de overtreding: (i) voor de beslissing op bezwaar is beëindigd; (ii) geheel en RECHTSPRAAK BESTUURSRECHT definitief is beëindigd en (iii) er geen reële kans op herhaling van de overtreding bestaat. Schijn bedriegt echter. Volgens mij is de eerste toevoeging een feitelijke constatering van de Afdeling en zijn de tweede en derde toevoegingen reeds bestaande criteria van de Afdeling ten aanzien van de vraag of er nog belang bij handhaving bestaat. 4. De opmerking van de Afdeling dat de overtreding was beëindigd ten tijde van de beslissing op bezwaar lijkt op het eerste gezicht een logische toevoeging. Gelet op de ex tunc toetsing door de bestuursrechter is voor de toetsing van een besluit immers van belang de situatie zoals die was ten tijde van het nemen van dat besluit. Ten tijde van de beslissing op bezwaar is echter een niet ter zake doende toevoeging. Het (proces) belang van de derde wordt namelijk beoordeeld naar de stand van zaken op het moment van de uitspraak, zoals de Afdeling zelf overweegt (r.o. 5.3). Het is dus juridisch niet relevant dat de overtreding voor de beslissing op bezwaar is beëindigd, slechts dat deze is beëindigd voor het moment van de uitspraak. Het betreft volgens mij dus geen voorwaarde. Ik lees deze toevoeging daarom als een feitelijke constatering van de Afdeling dat het in dit geval zo is dat de overtreding al voor de beslissing op bezwaar was beëindigd. 5. Dan voor wat betreft de gehele en definitieve beëindiging en het ontbreken van een reële kans op herhaling. Vooropgesteld, als de overtreding nog niet is beëindigd of er een reële kans op herhaling is, dan heeft de derdebelanghebbende gewoon nog belang bij handhaving en dus ook bij invordering. Voorts kan ik geen situatie bedenken waarbij het belang bij invordering nog wel zou bestaan, maar het belang bij handhaving niet meer. Kortom: het belang bij invordering is volgens mij volledig afhankelijk van het belang bij handhaving. Een belang bij handhaving is er, zolang er daadwerkelijk hinder of schade kan worden ondervonden door de derde. Dat is bijvoorbeeld als er een reële kans op herhaling is van een enkelvoudige overtreding (zie RvS 2 maart 2005, 2005/170, m.nt. A. Blomberg), of als een voortdurende overtreding nog niet is beëindigd. In zoverre behelst de toevoeging van de Afdeling dat de overtreding in dit geval geheel en definitief is beëindigd en er geen reële kans op herhaling is, volgens mij dus niets meer dan de constatering dat er geen belang meer is bij handhaving in dit geval. De toevoegingen betreffen naar mijn mening daarom geen nieuwe voorwaarden voor de vraag of er nog belang bij invordering bestaat maar bestaande voorwaarden voor de vraag of er nog belang bij handhaving bestaat. Het voorgaande doet overigens niet af aan het feit dat de door de Afdeling genoemde criteria natuurlijk wel relevant zijn in dit geval. Gelet op de nauwe 170
5 samenhang tussen het belang bij handhaving en het belang bij invordering zou ik menen dat het antwoord op de vraag of er nog belang bij handhaving is (en dus of aan de genoemde voorwaarden is voldaan) gelijk ook het antwoord is op de vraag of er nog belang bij invordering is. 6. Kortom, ik lees in deze uitspraak dat de Afdeling beaamt dat het belang bij invordering afhankelijk is van het belang bij handhaving en dat dit in het kader van het (proces)belang wordt beoordeeld naar de stand van zaken op het moment van de uitspraak. Valt het belang bij handhaving de dag voor de uitspraak weg, dan betekent dit dat invordering niet meer kan worden afgedwongen door de derdebelanghebbende. T.N. Sanders 2016/33 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE 28 oktober 2015, nr /1/A3 (Mr. H.G. Lubberdink) m.nt. T.N. Sanders * Art. 4:112, 5:35, 5:37 Awb BA 2015/286 ECLI:NL:RVS:2015:3279 Als de invorderingsbeschikking niet op juiste wijze bekend is gemaakt is deze niet in werking getreden. De nadien verzonden aanmaning stuit niet. Niet in geschil is dat het invorderingsbesluit van 7 november 2014 niet is toegezonden naar het adres waarop appellante op dat moment in de basisregistratie personen stond geregistreerd. Appellante betoogt terecht dat dit besluit derhalve niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, daarom niet in werking is getreden en invordering van de dwangsom op 18 maart 2014 verbeurde dwangsom thans niet meer mogelijk is. Dat op 13 februari 2015 een aanmaning is gezonden naar het adres waarop appellante op dat moment in de basisregistratie personen stond geregistreerd, maakt niet dat, zoals door het college ter zitting is betoogd, de verjaring is gestuit. Een aanmaning stuit de verjaring van de bevoegdheid tot invordering van een dwangsom eerst, nadat een dwangsom bij besluit is vastgesteld en dit besluit op juiste wijze is bekendgemaakt. Uitspraak op het hoger beroep van appellante, te Den Haag, tegen de uitspraak van de Recht- * Advocaat bij AKD en promovendus aan de Universiteit Leiden. 2016/33 bank Den Haag van 24 november 2014 in zaak nr. 14/6716 in het geding tussen: appellante en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Procesverloop Bij besluit van 7 februari 2014 heeft het college, onder oplegging van een dwangsom van 5.000, appellante gelast om voor 18 maart 2014 de onzelfstandige bewoning van de woning aan de locatie-a te Den Haag te beëindigen en beëindigd te houden. Bij besluit van 6 juni 2014 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 november 2014 heeft de rechtbank het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht (niet opgenomen; red.). Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2015, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. van Duijn, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door A.C. Visser, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Overwegingen 1. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft het beroep tegen de last onder dwangsom mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Dit artikel heeft in zoverre een vergelijkbare werking als artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Blijkens het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank op 13 oktober 2014 heeft het college desgevraagd verklaard dat nog geen invorderingsbesluit was genomen. Bij besluit van 7 november 2014 heeft het college een invorderingsbesluit genomen. Het college heeft echter nagelaten dit besluit aan de rechtbank te zenden. Hierdoor heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of dit besluit wordt betwist en heeft zij het van rechtswege ontstane beroep tegen dit besluit 171
ECLI:NL:RVS:2015:1791
ECLI:NL:RVS:2015:1791 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-06-2015 Datum publicatie 10-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408896/1/A1 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:3368
ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BX4621
ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4
Nadere informatieZoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie
Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151 Permanente link: http://deeplink.rechtspraa Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden
Nadere informatievanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het
Nadere informatieUitspraak. per overtreding met een maximum van
Auteur: mr. R. Olivier 1 Verschenen in: Gemeentestem (Gst.), januari 2019, Gst. 2019/6 Datum: 20 juni 2019 Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Titel: Verjaring van bestuursrechtelijke
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2013:BZ7733
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2016:1268
ECLI:NL:RVS:2016:1268 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201505940/1/A1 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:1768
ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:RVS:2015:258 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-02-2015 Datum publicatie 04-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201309828/1/A3 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2010:BO4829
ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieUitspraak /1/A1
Uitspraak 201803876/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 17 oktober 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Kapvergunningen ECLI:
Nadere informatieAfdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578
Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak IN14.0053S llltillullllllilllill College van burgemeester en wethouders van Beuningen Postbus 14 6640 AA BEUNINGEN GLD GEMEENTE BEÜNt, ocn INGEKOMEN 0 3 FEB 2011
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
Raad vanstatc 201002367/2/V6. Datum uitspraak: 1 september 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van: wonend te handelend onder de naam
Nadere informatiede besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BioEnergy-Maasland B.V., gevestigd te Maren-Kessel, gemeente Oss,
Knowledge Portal M en R 2013/92 Aflevering M en R 2013, afl. 7 Publicatiedatum 12-07-2013 Rolnummer 201205193/1/A4. Instantie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 17 april 2013 (Van Kreveld)
Nadere informatieWet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492
ECLI:NL:RVS:2017:20 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2017 Datum publicatie 11-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600568/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/73976
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1481
ECLI:NL:RVS:2017:1481 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 07-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604831/1/A1 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1059
ECLI:NL:RVS:2017:1059 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 19-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602298/1/A1 Eerste
Nadere informatieToezicht en handhaving
Toezicht en handhaving Praktijkdag VMR 2015 Jaap IJdema cjijdema@avdw.nl Modaliteit dwangsom Artikel 5:32b lid 1 Awb: Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2005:AU2988
ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:1169
ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2011:BQ4936
ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201008844/1/H1 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatiePREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG
PREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG Doel van de beleidsregel preventieve dwangsom bij overlastgevend gedrag. Met deze preventieve dwangsom wordt getracht het gedrag van overlastgevende personen
Nadere informatieECLI:NL:RBGEL:2016:2558
ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/73944
Nadere informatieUitspraak /1
1 van 5 24-11-2015 21:22 Uitspraak 200305677/1 Datum van uitspraak: donderdag 6 mei 2004 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: 200305677/1. Datum uitspraak: 6 mei 2004 het college van burgemeester
Nadere informatieUitspraak 201405096/1/A2
Uitspraak 201405096/1/A2 Datum van uitspraak: Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201405096/1/A2. Datum uitspraak: 21 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK woensdag 21 januari 2015 Uitspraak op het
Nadere informatieAB 2015/362 AB 2015/362
De reden om de onderhavige uitspraak op te nemen ligt dan ook voornamelijk in de overweging van de Afdeling bestuursrechtspraak dat de Wet op de rechterlijke organisatie niet voorziet in de mogelijkheid
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen
Nadere informatiehet college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BY5138
ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201110184/1/A3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2016:3387
ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/73977
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:2992
ECLI:NL:RVS:2015:2992 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-09-2015 Datum publicatie 23-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201501779/1/A1 Eerste
Nadere informatieOns kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]
Autoriteit Persoonsgegevens AANGETEKEND Datum Contactpersoon Onderwerp Besluit tot invordering en voornemen tot publicatie Geachte, Bij besluit van 11 mei 2017 met kenmerk heeft de Autoriteit Persoonsgegevens
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
\ Raad vanstate 2012Ö1424/1/V1. Datum uitspraak: 26 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2001:AB2287
ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:
ECLI:NL:RVS:2016:126 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201504420/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BV6555
ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2012 Datum publicatie 22-02-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109131/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:2013
ECLI:NL:RVS:2017:2013 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604962/1/A2 Eerste
Nadere informatieLJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012
LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek
Nadere informatieLJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB
LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2013:1522
ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1997
ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste
Nadere informatieAfdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk
, Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1 AANTEKENEN Raad van de gemeente Montfoort Postbus 41 3417ZG MONTFOORT 04 nov 2016/1106 Datum 3 november 2016 Ons nummer 201607060/1/R2 Uw kenmerk
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet
ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/77981
Nadere informatie/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State 200103469/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: 1. burgemeester-en wethouders van Hengelo, 2. de Staat der Nederlanden en de
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen
ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201 202059/1 /V4. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2016:2348
ECLI:NL:RVS:2016:2348 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-08-2016 Datum publicatie 31-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506454/1/A3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het
Nadere informatiehttp://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1...
pagina 1 van 5 LJN: BR1463, Raad van State, 201011448/1/H1 Datum 13-07-2011 uitspraak: Datum 13-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstatc 201206551/1/V3. Datum uitspraak: 5 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:
ECLI:NL:RVS:2014:539 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304989/1/A1 Omgevingsrecht Hoger
Nadere informatieUitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Nadere informatie[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)
LJN: BI3542, Centrale Raad van Beroep, 08/3709 WJZ + 08/3713 WJZ Datum uitspraak: 15-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:
Nadere informatieUitspraak /1/A1
Uitspraak 201704039/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 18 juli 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Haaren Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Project strijd bestemmingsplan
Nadere informatiePrint deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding
Essentie uitspraak: Beëindiging verkoop LPG. Het college had moeten beoordelen welke schade aan de juridische beëindiging van de activiteit was toe te schrijven. In het thans bestreden besluit heeft het
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:2365
ECLI:NL:RVS:2015:2365 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 29-07-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408647/1/A1 Eerste
Nadere informatieAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155
M en R 2016 afl. 5 Eventuele toekomstige gaswinning hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Instantie Afdeling
Nadere informatieAB 2015/302 AB 2015/302
Bij besluit van 5 april 2013 heeft het college besloten tot invordering van door appellant 1 verbeurde dwangsommen ten bedrage van 50.000 (tien termijnen van 5.000). Bij besluit van 5 december 2013 heeft
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:2812
ECLI:NL:RVS:2014:2812 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-07-2014 Datum publicatie 23-07-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201404677/1/A1 en 201404677/2/A1 Bestuursrecht
Nadere informatieEssentie. Samenvatting
Gst. 2015/109: Dat de schuur en de daarbij behorende gronden zijn overgedragen aan een derde, maakt niet dat appellante vanaf dat moment geen dwang... Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Datum:
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/77973
Nadere informatieArt. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheid
PB 2015/4 Art. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheidd Publicatie PB: Tijdschrift voor Praktisch Bestuursrecht Jaargang 6 Publicatiedatum 20-05-2015 Afleveringnummer 4 Artikelnummer
Nadere informatieJOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543
ECLI:NL:RVS:2017:695 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602860/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieuitspraak RECHTBANK LIMBURG
uitspraak RECHTBANK LIMBURG Zittingsplaats: Roermond Bestuursrecht zaaknummers: AWB/ROE 141505 en AWB/ROE 14/506 uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2014 op het beroep en het verzoek om voorlopige
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 20Ï1Ö6836/1/V2. Datum uitspraak: 6 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op
Nadere informatieUitspraak /1/A3
Uitspraak 201707842/1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 22 augustus 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Boete ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:2782
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d
ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-10-2014 Datum publicatie 01-10-2014 Zaaknummer 201309659/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger
Nadere informatiemr. P.C. Cup mr.ing. C.R. van den Berg Kamer D0353 Directoraat-Generaal Milieu Interne postcode 880 Directie Strategie en Bestuur
Gemeenschappelijke Dienst Directie Juridische Zaken AJBZ mr. P.C. Cup mr.ing. C.R. van den Berg Kamer D0353 Directoraat-Generaal Milieu Interne postcode 880 Directie Strategie en Bestuur Telefoon 070 339
Nadere informatieUitspraak /1/A2 en /1/A2
Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1318
ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieUitspraak 201403254/1/A4
1 van 7 8-3-2015 21:16 Uitspraak 201403254/1/A4 Datum van uitspraak: woensdag 14 januari 2015 Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied:
Nadere informatieAuteur: Verschenen in: Datum: Instantie Titel:
Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie Titel: mrs. W.D.M. van Diepenbeek, G.M.H. Hoogvliet en J.W. van de Gronden met noot van M.A.J. West Gst. 2017/24 12 oktober 2016 Afdeling bestuursrechtspraak van
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
E03.97.1224/1. Datum uitspraak: 10 april 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: en appellanten, gedeputeerde staten van Limburg, verweerders. E03.97.1224/1 2 10 april 2001 1.
Nadere informatieAB2016/31. AB RECHrSPRAAK BESIUURSRECHr
kelijkheidszaken wegens schending door de formele wetgever van een EU-richtlijn het 'normale' schuld-aansprakelijkheidsregime van artikel 6:162 BW toe te passen (punt 2.49). Oat dan - zoals hij stelt in
Nadere informatievanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 200800036/1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:1002
ECLI:NL:RVS:2015:1002 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-04-2015 Datum publicatie 01-04-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201404451/1/A2 Eerste
Nadere informatieLJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207
LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 25-02-2011 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 2011001 33/1/V6. Datum uitspraak: 20 april 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het
Nadere informatieNoot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is
Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2016:2861
ECLI:NL:RVS:2016:2861 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-11-2016 Datum publicatie 02-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601473/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :
Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : collegegeld gegrond inschrijven ingetrokken inschrijving
Nadere informatiePDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/85454
Nadere informatieRaad. . te- 13. vanstate. -6 FEB. 2(m. Afdeling bestuursrechtspraak GEMEEME SOEST. Ingek. Nr. Afd.: ^ (
Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak Ingek. Nr. GEMEEME SOEST -6 FEB. 2(m Raad van de gemeente Soest Postbus 2000 3760 CA SOEST Afd.: ^ ( Datum 5 februari 2014 Onderwerp Soest bp. Soesterberg Ons
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve07001324 200608064/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, appellant, tegen
Nadere informatiehet college van gedeputeerde staten van Zeeland.
. Datum uitspraak: 5 augustus 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: [appellant A], [appellant B], wonend te [woonplaats], [appellant C], wonend te [woonplaats], [appellant
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2016:3390
ECLI:NL:RVS:2016:3390 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601294/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:RVS:2014:110 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201300676/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2007:BB4709
ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-10-2007 Datum publicatie 03-10-2007 Zaaknummer 200702080/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RBOBR:2017:1221
ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 16_2690 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve07001323 200607474/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: A., wonend te Breda, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. 05/5140
Nadere informatie