Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...6 Eiwitten en eiwitsynthese... 11

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...6 Eiwitten en eiwitsynthese... 11"

Transcriptie

1 Natuurlijke chemie Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek waar je bent. Gewoon scrollen gaat natuurlijk ook. De vraagstukken zijn merendeels ontleend aan oude examens, al dan niet bewerkt. Inhoud Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...6 Eiwitten en eiwitsynthese Natuurlijke chemie-vwo 1

2 Voedsel (bovenbouw) Opgave 1 Diksap Suiker (sacharose) wordt uit suikerbieten gewonnen door extractie met water. Daarbij ontstaat een oplossing die naast sacharose ook veel verontreinigingen bevat. Deze oplossing wordt gezuiverd en ingedikt tot een oplossing met een hoog gehalte sacharose. Deze oplossing heet diksap. Diksap bevat nog verontreinigingen. Zuivere sacharose wordt uit diksap gewonnen door kristallisatie. Een deel van de sacharose blijft met de verontreinigingen achter in een oplossing, die als melasse de fabriek verlaat. De zuiverheid van het diksap en van de melasse wordt aangegeven met het reinheidsquotiënt (RQ). Het RQ is als volgt gedefinieerd: massa opgeloste sacharose RQ= 100% totale massa opgeloste stoffen In een folder van een suikerfabriek wordt de winning van sacharose uit diksap schematisch als volgt voorgesteld: Diksap (RQ = 92%) kristallisatie melasse (RQ = 60%) Zuivere sacharose (RQ = 100%) 1 Als een hoeveelheid diksap 8,0 kg verontreiniging bevat, hoeveel kg verontreiniging en hoeveel kg sacharose komt er dan in de melasse? 2 Bereken hoeveel massaprocent van de in het diksap aanwezige sacharose door kristallisatie wordt gewonnen. Opgave 2 Verzepingsgetal Onder het verzepingsgetal verstaan we het aantal milligram kaliumhydroxide dat nodig is om 1,00 g vet te verzepen. 1 Geef de vergelijking voor de verzeping van glyceryltripalmitaat in structuurformules. 2 Bereken het verzepingsgetal van glyceryltripalmitaat. 3 Leg uit waarom het palmitaation geschikt is als zeep. Gebruik hierbij onder andere een tekening. Opgave 3 Verzepingsgetal Eetbare oliën en vetten zijn triesters van glycerol en vetzuren Deze stoffen kunnen verzeept worden met behulp van een oplossing van kaliumhydroxide. Onder het vezepingsgetal van een vet verstaan we het aantal mg KOH dat nodig is voor de verzeping van 1 gram van het vet. 1 Geef de reactievergelijking in structuurformules van de verzeping van glyceryltristearaat. (Je hoeft de koolwaterstofketen van de vetzuren niet met een structuurformule weer te geven.) 2 Bereken het verzepingsgetal van zuiver glyceryltristearaat. Opgave 4 Joodgetal Voordat een partij olie aan het hardingsproces wordt onderworpen, voert men in de praktijk een onderzoek uit naar de mate van onverzadigdheid van de desbetreffende olie. Hieruit kan dan worden berekend hoeveel H2 bij benadering nodig zal zijn om de olie te harden tot een product met de gewenste Natuurlijke chemie-vwo 2

3 vastheid. Een voorbeeld voor zo n onderzoek is de bepaling van het joodgetal. Dit wordt gedefinieerd als het aantal gram I2 dat geaddeerd kan worden aan 100 gram olie of vet. 1 Licht toe dat bepaling van het joodgetal inzicht verschaft in de mate van onverzadigdheid van een triglyceride. 2 Een bepaalde olie heeft het joodgetal 88. Bereken het aantal mol C=C bindingen per ton olie (1 ton = kg). Verzeping kan worden toegepast bij onderzoek naar de samenstelling van een olie of vet. Een voorbeeld van zo n onderzoek is de bepaling van het verzepingsgetal. Dit getal is gedifinieerd als het aantal mg KOH dat minimaal nodig is voor de verzeping van 1,00 gram olie of vet. Uit het verzepingsgetal kan vervolgens de gemiddelde molaire massa van het triglyceride berekend worden. 3 De olie waar van in vorige opgave het joodgetal werd bepaald heeft het verzepingsgetal van 196. Bereken de gemiddelde molaire massa van deze olie. 4 Bereken gebruikmakend van je antwoorden bij b (vorige opgave) en a (deze opgave), het gemiddeld aantal C=C-bindingen per oliemolecuul. Opgave 5 Vrije vetzuren in olijfolie Olijfolie bestaat voornamelijk uit glyceryltri-esters. Dit zijn esters van glycerol en vetzuren. De oudste manier om olie uit olijven te winnen, is via mechanische weg. Het sap wordt door zware granieten maalstenen uit de vruchten geperst. Er wordt dan een mengsel verkregen dat voornamelijk uit olie en water bestaat. Het water wordt in een centrifuge vervolgens afgescheiden. De temperatuur tijdens deze zogenoemde koude persing wordt vaak niet hoger dan 40 o C. Tegenwoordig wordt olijfolie industrieel vaak via een ander proces gemaakt. Ook dan worden de olijven geperst, maar nu in aanwezigheid van onder andere stoom om zoveel mogelijk olie uit de olijven te halen. Bij dit proces is de temperatuur veel hoger dan bij de koude persing. In het vervolg van deze opgave wordt dit proces warme persing genoemd. De olie die na de warme persing overblijft, heeft een mindere kwaliteit dan die uit de koude persing, onder andere omdat het gehalte aan vrije vetzuren veel hoger is. Een te hoog gehalte aan vrije vetzuren beïnvloedt de smaak nadelig. 1 Geef de naam van het type reactie dat optreedt wanneer vrije vetzuren uit glyceryltri-esters worden gevormd. 2 Leg uit hoe het komt dat bij de warme persing relatief meer vrije vetzuren ontstaan dan bij de koude persing. Noem in je uitleg twee oorzaken. Er is een methode ontwikkeld om met behulp van een titratie het gehalte aan vrije vetzuren in een vet of een olie te bepalen. Bij deze methode wordt een bekende hoeveelheid olie gemengd met propanon en een klein beetje chloroform (CHCl3). Het mengsel wordt vervolgens getitreerd met een oplossing van kaliumhydroxide in 2- propanol. Direct nadat de toegevoegde hydroxide-ionen hebben gereageerd met alle zure bestanddelen uit de olie, zal een reactie tussen propanon en chloroform optreden. Deze reactie is exotherm. De hierdoor veranderende temperatuur is te gebruiken als eindpuntbepaling van de titratie. De reactie die na het eindpunt van de titratie optreedt, verloopt in twee stappen. Bij deze reactie treedt OH als katalysator op. In de eerste stap reageert chloroform als volgt met hydroxide: CHCl3 + OH CCl3 + H2O In de tweede stap reageren de reactieproducten van stap 1 met propanon, waarbij 1,1,1-trichloor-2-methyl-2-propanol als enig organisch reactieproduct ontstaat. 3 Geef de reactievergelijking van de tweede stap. Gebruik daarin structuurformules voor propanon en 1,1,1-trichloor-2-methyl-2-propanol. Natuurlijke chemie-vwo 3

4 Opgave 6 Olijfolie Olijfolie is een mengsel van hoofdzakelijk glyceryltri-esters. Deze glyceryltri-esters zijn esters van glycerol (1,2,3-propaantriol) en vetzuren. In de moleculen van olijfolie zijn verzadigde en onverzadigde vetzuren veresterd. De structuurformule van een glyceryltriester die in olijfolie voorkomt, kan als volgt worden weergegeven: Hierin zijn twee verschillende vetzuren veresterd. 1 Leg mede aan de hand van de hierboven weergegeven structuurformule uit hoeveel C = C bindingen een molecuul van deze glyceryltri-ester bevat. Door middel van een eenvoudig proefje kun je nagaan dat olijfolie onverzadigde verbindingen bevat. 2 Geef de naam van een stof of oplossing die je aan olijfolie kunt toevoegen om aan te tonen dat olijfolie onverzadigde verbindingen bevat. Geef de waarneming bij toevoeging van deze stof of oplossing waaruit blijkt dat olijfolie onverzadigde verbindingen bevat. Naarmate een olie langer wordt bewaard, gaan de kwaliteit en de smaak van de olie achteruit. Dit komt doordat esterbindingen in de glyceryltri-esters worden omgezet, waarbij onder andere vrije vetzuren worden gevormd. Olijfolie waarin geen vrije vetzuren voorkomen, bevat 1,04 mol glyceryltri-esters per liter. Een olijfolie van goede kwaliteit bevat ten hoogste 0,50 massaprocent vrije vetzuren. 3 Bereken hoeveel procent van de esterbindingen in deze olijfolie per liter is omgezet. De gemiddelde massa van een mol vrij vetzuur in olijfolie is 282 g. Maak tevens gebruik van een gegeven uit Binas-tabel 11 (5 e en 6 e druk). Ga er bij je berekening vanuit dat in olijfolie zonder vrije vetzuren uitsluitend glyceryltriesters voorkomen. Opgave 7 Vitamine C Vitamine C heeft de molecuulformule C6H8O6. De structuurformule is hieronder weergegeven: Vitamine C is één van de optische isomeren die met deze structuurformule kunnen worden weergegeven. 1 Geef het nummer van elk asymmetrisch koolstofatoom in bovenstaande structuurformule. Veel methoden om het gehalte van vitamine C (ascorbinezuur, C6H8O6) te bepalen berusten op het feit dat ascorbinezuur in een redoxreactie kan worden omgezet tot dehydroascorbinezuur (C6H6O6). Bij één van die methoden wordt gebruikgemaakt van de reactie van vitamine C met een éénwaardig zwak zuur met de molecuulformule C12H7Cl2NO2. Een oplossing van C12H7Cl2NO2 is roze gekleurd. Bij de bedoelde bepaling wordt een vitamine C oplossing getitreerd met een oplossing van het natriumzout van C12H7Cl2NO2. In oplossing is dit zout gesplitst in natriumionen en zuurrestionen C12H6Cl2NO2. Deze oplossing heeft een blauwe kleur. In het vervolg van deze opgave wordt de oplossing van het natriumzout van C12H7Cl2NO2 een DCPIP oplossing genoemd. Omdat de titratie in zuur milieu moet plaatsvinden, wordt voorafgaand aan de titratie aan de vitamine C oplossing in de erlenmeyer een overmaat azijnzuur (HAc) toegevoegd. Natuurlijke chemie-vwo 4

5 Tijdens de titratie van de vitamine C oplossing met de DCPIP oplossing treden na elkaar de volgende twee reacties op: C12H6Cl2NO2 + HAc C12H7Cl2NO2+ Ac en C12H7Cl2NO2+ C6H8O6 C12H9Cl2NO2+ C6H6O6 Beide reacties zijn snel en aflopend. Schematisch is één en ander weergegeven in onderstaande figuur. De kleuren die de verschillende deeltjes in oplossing veroorzaken staan tussen haakjes. 2 Leg uit welke kleurverandering van de oplossing in de erlenmeyer plaatsvindt wanneer bij deze bepaling het eindpunt van de titratie wordt bereikt. Als praktische opdracht gaat een groepje leerlingen de hoeveelheid vitamine C in appelsap bepalen. Van het onderzochte merk appelsap bestaan twee soorten. Het enige verschil tussen de soorten is de hoeveelheid vitamine C. Aan één van de twee soorten is namelijk extra vitamine C toegevoegd. De leerlingen gaan bepalen hoeveel gram vitamine C er in deze soort appelsap extra aanwezig is. De DCPIP oplossing waarmee zij gaan titreren moet eerst worden geijkt. Daartoe wordt 125,0 mg vitamine C afgewogen en opgelost tot 500,0 ml. Van de vitamine C oplossing wordt 10,00 ml gepipetteerd in een erlenmeyer. De oplossing wordt aangezuurd met azijnzuur. Het blijkt dat voor de titratie van 10,00 ml van de vitamine C oplossing, 25,10 ml DCPIP oplossing nodig is. Hierna worden de twee soorten appelsap onderzocht. Voor 10,00 ml appelsap zonder extra toevoegde vitamine C is 0,30 ml DCPIP oplossing nodig. Voor 10,00 ml appelsap mét extra toegevoegde vitamine C, blijkt 32,10 ml DCPIP oplossing nodig te zijn. 3 Bereken hoeveel mg vitamine C per 100,0 ml extra aanwezig is in het appelsap waaraan extra vitamine C is toegevoegd. Opgave 8 Chitosan Een garnaal bestaat uit een pantser en een week gedeelte. De (in water onoplosbare) stof die stevigheid aan het pantser geeft, heet chitine. Uit chitine kan chitosan gemaakt worden. Chitosan wordt onder andere gebruikt voor het houdbaar maken van vruchten. De vruchten worden daartoe voorzien van een afsluitende laag chitosan. Bij de bereiding van chitosan uit chitine laat men het chitine reageren met geconcentreerd natronloog. De structuurformule van chitine staat in Binas-tabel 67 A3 (5 e druk of 67F 6 e druk). Bij de reactie van chitine met geconcentreerd natronloog wordt een aantal van de groepen omgezet tot NH2 groepen. De ontstane stof is chitosan. Bij deze reactie ontstaan chitosanmoleculen en nog één andere soort deeltjes. 1 Geef de structuurformule van die andere soort deeltjes. Natuurlijke chemie-vwo 5

6 Bij de afbraak van chitosan in het menselijk lichaam ontstaat onder andere een verbinding met de volgende structuurformule: 2 Geef de systematische naam van dit afbraakproduct. De molecuulformule van chitosan kan bij goede benadering als volgt worden weergegeven: (C8H13NO5)m(C6H11NO4)n Hierin stelt C8H13NO5 de eenheid voor met de groep. groep en C6H11NO4 de eenheid met de NH2 De kwaliteit van een folie van chitosan hangt onder andere af van de verhouding tussen het aantal groepen en het aantal NH2 groepen in de chitosanmoleculen. Ter bepaling van deze verhouding voegt men aan een afgewogen hoeveelheid chitosan een overmaat opgelost salpeterigzuur (HNO2) toe. Bij de reactie die dan plaatsvindt, reageren NH2 groepen uit de chitosanmoleculen met HNO2 moleculen, onder vorming van onder andere stikstof. Men bepaalt de hoeveelheid gevormd stikstofgas. Bij het uitvoeren van deze bepaling blijkt uitgaande van 0,38 gram chitosan 35 cm 3 stikstofgas gevormd te worden. Het volume van het stikstofgas is gemeten onder omstandigheden waarbij een mol gas het volume 25 dm 3 heeft. 3 Bereken de x in de verhouding 1,0 : x tussen het aantal groepen en het aantal NH2 groepen in de chitosanmoleculen. Neem daarbij aan dat bij de reactie tussen salpeterigzuur en chitosan per NH2 groep die reageert, één molecuul stikstof wordt gevormd. Kringlopen Opgave 1 Anammox In deze opgave staat een bacteriële omzetting van ammoniumionen met nitrietionen centraal, de zogenoemde anammox-reactie. De vergelijking van de anammox-reactie is: NH4 + + NO2 N2 + 2 H2O (anammox-reactie) In veel artikelen over de anammox-reactie wordt de stikstofkringloop weergegeven met behulp van het schema dat hiernaast staat. Deze weergave is een vereenvoudiging. Rond 1900 waren de hoofdlijnen van de stikstofkringloop in kaart gebracht: er is de N2 fixatie door planten waarbij stikstofverbindingen ontstaan. Er is de omzetting van stikstofverbindingen uit plantenresten tot ammonium (ammonificatie), er is de vorming van nitriet en nitraat uit dat ammonium (nitrificatie) en een soort omgekeerd proces: de vorming van vrij stikstof (N2) uit nitraat en nitriet: denitrificatie. Ook deze beschrijving is een vereenvoudiging van de werkelijke stikstofkringloop. Bovendien is het schema hiernaast een onvolledige weergave van de beschrijving die in deze alinea is gegeven. 1 Neem de schematische stikstofkringloop over zonder de gebogen pijlen erin en maak het zo af, dat die in overeenstemming is met de in de vorige alinea gegeven beschrijving. Zet in het schema de namen van de omzettingen, die in de bovenstaande alinea worden genoemd, op de juiste plaats. Natuurlijke chemie-vwo 6

7 2 Geef ook aan waar de anammox-reactie, waarover dit artikel gaat, moet worden ingetekend. Gebruik daarvoor (een) onderbroken pijl(en): --> In de onderzoekspraktijk wordt het optreden van de anammox-reactie aangetoond door ammonium aan te bieden waarin de stikstofisotoop 14 N is vervangen door de zwaardere isotoop 15 N. Het nitriet dat daarbij wordt gebruikt, bevat stikstofatomen zoals die in de natuur voorkomen. Als het ontstane stikstofgas voornamelijk bestaat uit moleculen met massa 29 u en heel weinig met massa 30 u, maar geen moleculen met massa 28 u, is het bewijs rond. 3 Leg uit waarom stikstofmoleculen met massa 28 u niet in het ontstane stikstofgas zullen voorkomen en stikstofmoleculen met massa 30 u wel. Noteer je antwoord als volgt: Er komen geen moleculen met massa 28 u voor, omdat Er komen wel moleculen met massa 30 u voor, omdat Opgave 2 Ammonium uit afvalwater Bij methodes om met behulp van bacteriën ammonium uit afvalwater te verwijderen, spelen reacties uit de stikstofkringloop een belangrijke rol. In de zogenoemde klassieke methode wordt ammonium eerst met behulp van zuurstof omgezet tot nitraat. Dit nitraat wordt vervolgens omgezet tot stikstof. In een ander proces, het SHARON-proces, wordt het ammonium eerst omgezet tot nitriet, dat vervolgens wordt omgezet tot stikstof. Bij de omzettingen van nitraat tot stikstof en van nitriet tot stikstof treden het nitraat en het nitriet als oxidator op. Voor deze reacties is een reductor (koolstofbron) nodig; vaak wordt daar methanol voor gebruikt. Op de website van het Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest wordt de klassieke methode voor de verwijdering van ammonium uit afvalwater vergeleken met het SHARON-proces. Een gedeelte van de tekst van deze website is hieronder weergegeven. Tekstfragment Het SHARON-proces is bedoeld voor de behandeling van stikstofrijke afvalwaters. Het is bedoeld om stikstof te verminderen van bijvoorbeeld 1000 naar 100 mg L -1, niet om volledige stikstofverwijdering te bekomen. Het SHA- RON-proces stimuleert nitrificatie tot nitriet in plaats van tot nitraat. Dit betekent een besparing op de zuurstofbehoefte van 25%. Daarnaast vereist de denitrificatie van nitriet 40% minder koolstofbron dan de denitrificatie van nitraat. De reacties die optreden zijn: Klassieke nitrificatie: NH O2 NO3 + H2O + 2 H + SHARON nitrificatie: NH ,5 O2 NO2 + H2O + 2 H + (25% O2 bespaard) Klassieke denitrificatie: 6 NO3 + 5 CH3OH 3 N2 + 6 HCO3 + 7 H2 SHARON denitrificatie: 6 NO2 + 3 CH3OH 3 N2 + 6 HCO3 + 3 H2 (40% koolstofbron bespaard) Het SHARON-systeem bestaat uit één reactor, waarin een beluchte en een anoxische 1) fase (met toevoeging van BZV 2) ) voorzien worden. In de aërobe 3) fase is een hoge zuurstofconcentratie vereist voor nitrificatieactiviteit. Nitrificatie is een verzurend proces en zodra een kritieke ph-waarde wordt bereikt, dient de denitrificatie gestart te worden om de ph te corrigeren. Dit gebeurt door in de anoxische fase methanol toe te voegen. De ph kan eventueel ook nog gecorrigeerd worden door toevoeging van loog. naar: noot 1 Met anoxisch wordt bedoeld: zonder zuurstof (O2). noot 2 BZV is de afkorting van Biologisch Zuurstof Verbruik; in dit geval wordt de toevoeging van methanol bedoeld. noot 3 De aërobe fase is de beluchte fase. 1 Bereken hoeveel dm 3 zuurstof (298 K, p = p0) per liter afvalwater in het SHARON-proces nodig is om de genoemde vermindering van het stikstofgehalte te bewerkstelligen. Ga ervan uit dat ammoniumionen de enige stikstof bevattende deeltjes in het afvalwater zijn. Zowel de nitrificatiereacties als de denitrificatiereacties zijn redoxreacties. In de nitrificatiereacties treedt het NH4 + als reductor op. Natuurlijke chemie-vwo 7

8 2 Geef de vergelijking van de halfreactie van NH4 + in de nitrificatie die bij het SHARON-proces optreedt. In deze vergelijking komen onder andere ook H2O en H + voor. De gegeven reactievergelijkingen voor de denitrificaties bevatten meerdere fouten. Zo staat er bijvoorbeeld ten onrechte dat er waterstof ontstaat. Dit moet water zijn. De andere formules in de reactievergelijkingen staan er wel terecht. De genoemde besparing van 40% op de koolstofbron die met het SHARON-proces kan worden verkregen, is wel juist. In het tekstfragment had voor de denitrificatie in het SHARON-proces het volgende moeten staan: 6 NO2 + 3 CH3OH + 3 H + 3 N2 + 3 HCO3 + 6 H2O 3 Geef de reactievergelijking van de denitrificatie die in het klassieke proces plaatsvindt. In deze reactievergelijking komt ook H + voor. 4 Ga na of in het SHARON-proces het verzurende effect van de nitrificatie volledig is gecorrigeerd na afloop van de denitrificatie. Gebruik daarbij onder andere de reactievergelijking voor de nitrificatie van het SHARON-proces en bovenstaande reactievergelijking voor de denitrificatie. Betrek in je uitleg ook de HCO3 die in de vergelijking van de denitrificatie staat. Door combinatie van de nitrificatie-reactie uit het SHARON-proces met de anammox-reactie kan een proces worden ontwikkeld waarin helemaal geen methanol meer nodig is. In principe kan bij zo n proces alle ammonium die in het afvalwater voorkomt, uiteindelijk worden omgezet tot stikstof. Hieronder is van zo n proces het blokschema al gedeeltelijk weergegeven. 5 Maak het blokschema van het bedoelde proces af door: het vermelden van de na(a)m(en) van de stof(fen) bij de pijl (stofstroom) tussen reactor 1 en reactor 2; het plaatsen van extra pijlen (stofstromen); het vermelden van de na(a)m(en) van de stof(fen) bij de zelfgetekende pijlen (stofstromen). 6 Leg uit welk deel van alle ammonium die in het afvalwater voorkomt, in reactor 1 moet worden omgezet tot nitriet om te bewerkstelligen dat alle ammonium uit het afvalwater uiteindelijk wordt omgezet tot stikstof. Opgave 3 Fosfaatkringloop Fosfaaterts is een delfstof die onder andere bestaat uit fluorapatiet, Ca5(PO4)3F. Voorafgaand aan de verwerking tot fosforzuur en polyfosfaat, wordt in de fabriek uit het fosfaaterts eerst gasvormig fosfor (P4) gemaakt. Dit gebeurt door het erts te verhitten met cokes (C) en grind (SiO2). Bij deze reactie ontstaan tevens koolstofmonooxide, calciumsilicaat (CaSiO3) en calciumfluoride. 1 Geef de vergelijking van deze reactie. Hoewel de formule van fosfaat PO4 3 is, wordt het in de industrie vaak weergegeven als difosforpentaoxide, P2O5. Met behulp van een berekening kan worden nagegaan of in de industrie met fosfaat inderdaad difosforpentaoxide wordt bedoeld. 2 Geef die berekening. Gebruik daarvoor de volgende gegevens: - de fabriek importeert ton fosfaaterts dat ton fosfaat oplevert. - het fosfaaterts dat deze fabriek importeert, bevat 15 massaprocent P. Een mogelijke grondstof die deze fabriek als vervanger voor fosfaaterts onderzoekt, is slib uit afvalwater. Onder andere aluminiumchloride wordt genoemd als stof die kan worden gebruikt om fosfor uit afvalwater te verwijderen. Nadeel daarbij is dat het niet te vermijden is dat er een geringe hoeveelheid aluminiumionen in het oppervlaktewater terechtkomt. Natuurlijke chemie-vwo 8

9 3 Ben je het eens met het gestelde dat het niet te vermijden is dat er een geringe hoeveelheid aluminiumionen in het oppervlaktewater terechtkomt? Ondersteun je standpunt met een argument dat je aan de chemie ontleent. Kippenmest is een andere bron die als vervanger voor fosfaaterts wordt onderzocht. Een ingenieursbureau is bezig met de ontwikkeling van een elektriciteitscentrale die wordt gestookt met kippenmest. Een student Chemische Technologie die stage liep bij dit ingenieursbureau, schreef daarover onder meer het volgende: Als fosfaat uit stront kan worden teruggewonnen, wordt de totale hoeveelheid en dus de fosfaatbelasting beperkt. Deze bewering geeft gebrekkig weer wat de student bedoelt te zeggen. Het is niet duidelijk wat hij bedoelt met totale hoeveelheid en fosfaatbelasting. 4 Verbeter de zin zo dat de bedoeling wel duidelijk is. Begin je zin met: Als fosfaat uit stront kan worden teruggewonnen,. Na de verbranding van de kippenmest blijft er as over die voornamelijk bestaat uit zand en fosfaat in de vorm van struviet. De student schreef dat struviet, een verbinding is van fosfaat, magnesium en ammoniak. Struviet is een slecht oplosbaar zout dat bestaat uit drie ionsoorten. 5 Geef de formules van de ionen die in struviet voorkomen en leid daarmee de formule van struviet af. 6 Beschrijf een methode, die de student zou kunnen hebben bedacht, om struviet uit de as te verkrijgen. Ga ervan uit dat het fosfaat in de vorm van calciumfosfaat in de as zit en niet in de vorm van struviet. Gebruik het gegeven dat het fosfaation een base is. In onderstaand figuur is een gedeelte van de natuurlijke fosforkringloop door middel van een eenvoudig schema weergegeven. In deze kringloop zijn uitsluitend de belangrijkste natuurlijke processen weergegeven. Menselijke activiteiten zoals het op industriële schaal onttrekken van stoffen aan de bodem en het gebruik van kunstmest zijn niet in dit schema opgenomen. De eerder bedoelde fabriek wil dus bewerkstelligen dat er in de toekomst een fosforkringloop ontstaat, waarbij ze minder beslag hoeven te leggen op fosfaaterts. 7 Teken in het onderstaande schema nog twee extra ovalen en extra pijlen op de manier zoals in het schema hiervoor is gedaan. Hierin is met een extra ovaal de fabriek aangeduid. Zet in de extra ovalen: RZI (voor rioolwaterzuiveringsinstallatie) en VI (voor verbrandingsinstallatie). Zet bij de extra pijlen op de juiste plaats de nummers 7 tot en met 13. Deze nummers staan voor de volgende aanduidingen: 7 = fosfaaterts 10 = slib 13 = gezuiverd rioolwater 8 = fosforzuur en polyfosfaten 11 = as 9 = afvalwater (rioolwater) 12 = mest Natuurlijke chemie-vwo 9

10 Natuurlijke chemie-vwo 10

11 Opgave 4 Ammoniak en verzuring Deze opgave gaat over het artikel Ammoniak-emissie is gunstig voor het tegengaan van zure regen, dat hierna is weergegeven. Lees dit artikel en maak vervolgens de vragen van deze opgave. In het begin van het artikel wordt gesproken over zure uitstoot van industrie en verkeer die bijdraagt tot het ontstaan van zure regen. Zwaveldioxide is zo n stof die bijdraagt tot het ontstaan van zure regen. Natuurlijke chemie-vwo 11

12 Deze stof wordt in de atmosfeer, door een reactie met andere stoffen, omgezet tot een (verdunde) oplossing van zwavelzuur. 1 Geef de reactievergelijking van deze omzetting van zwaveldioxide. De schrijver beweert in zijn artikel dat de vorming van H+ door bacteriële oxidatie van ammoniak niet altijd tot verzuring leidt. 2 Welke twee oorzaken voert de schrijver aan om duidelijk te maken dat de vorming van H + door bacteriële oxidatie niet altijd tot verzuring leidt? 3 Geef twee oorzaken waardoor het verzurende effect van een bepaalde hoeveelheid gevormd H+ van plaats tot plaats kan verschillen. De schrijver verwijst in zijn betoog naar een veel gebruikte ammoniumhoudende kunstmest. Deze kunstmest wordt vaak in de vorm van een zogenoemde NPK kunstmest toegepast. Een NPK kunstmest bestaat uit een mengsel van zouten. 4 Geef de formules van twee zouten die, als mengsel, aangeduid kunnen worden als NPK kunstmest. Stel je bent politicus en je bent er van overtuigd geraakt dat de boodschap die de schrijver van het artikel brengt, juist is. Daarom heb je het standpunt ingenomen dat een reeds genomen maatregel die te maken heeft met de belangrijkste bron van ammoniak-emissie in Nederland, teruggedraaid moet worden. 5 Welke maatregel is dat? 6 Welk argument tegen jouw standpunt wordt in het artikel genoemd? Eiwitten en eiwitsynthese Opgave 1 Sikkelcel-anemie Zuurstof wordt in het bloed getransporteerd door hemoglobine. Hemoglobinemoleculen bestaan onder andere uit vier polypeptideketens: twee ketens van zogenoemd globine α en twee ketens van globine β. In een keten van globine β is de volgorde van de eerste acht aminozuren als volgt: Val His Leu Thr Pro Glu Glu Lys ~ globine β Bij een bepaalde ziekte, sikkelcel -anemie, is in de ketens van globine β een verandering opgetreden. De hemoglobine van mensen met sikkelcel -anemie wordt hemoglobine S genoemd. Normaal hemoglobine wordt hemoglobine A genoemd. De globine β in hemoglobine S wordt in het vervolg van deze opgave aangeduid met globine βs. Globine βs en globine β verschillen van elkaar in het zesde aminozuur: in globine βs is dat valine (Val) en in globine β is dat glutaminezuur (Glu). De volgorde van de eerste acht aminozuren in een keten van globine βs is dus als volgt: Val His Leu Thr Pro Val Glu Lys ~ globine βs 1 Geef het gedeelte ~ Thr Pro Val ~ van globine βs in structuurformule weer. In een hemoglobinemolecuul is de structuur van de globineketens zodanig dat de zijketens van de glutaminezuureenheden op de zesde positie van de ketens van globine β zich aan de buitenkant van het hemoglobinemolecuul bevinden. Bij mensen met sikkelcel-anemie bevinden de zijketens van de valine-eenheden op de zesde positie van de ketens van globine βs zich eveneens aan de buitenkant van het hemoglobinemolecuul. Wat betreft de structuur van eiwitten maakt men onderscheid tussen de primaire, de secundaire en de tertiaire structuur. 2 Leg uit welk van de gegevens die vanaf het begin van deze opgave zijn verstrekt, betrekking heeft op de tertiaire structuur. Mensen met sikkelcel- anemie hebben sikkelvormige rode bloedcellen in hun bloed. Men veronderstelt dat deze afwijkend gevormde cellen ontstaan doordat onder bepaalde omstandigheden de hemoglobine samenklontert. Daarbij worden bindingen gevormd tussen Natuurlijke chemie-vwo 12

13 CH3 CH CH3 groepen van de valine-eenheden die zich aan de buitenkant van de hemoglobinemoleculen bevinden. Omdat er per molecuul hemoglobine S twee ketens globine βs aanwezig zijn, kunnen moleculen hemoglobine S polymeerachtige structuren vormen. Moleculen hemoglobine A kunnen dergelijke polymeerachtige structuren niet vormen. De reden daarvoor is dat in globine β de COOH groepen van de glutaminezuureenheden grotendeels zijn omgezet tot COO groepen. 3 Leg uit welk type binding tussen de CH3 CH CH3 groepen van de valine-eenheden wordt gevormd wanneer moleculen hemoglobine S bovengenoemde polymeerachtige structuren vormen. 4 Geef aan waarom moleculen hemoglobine A bovengenoemde polymeerachtige structuren niet kunnen vormen. De sikkelvormige cellen in het bloed van mensen met sikkelcel- anemie ontstaan vooral wanneer geen zuurstof is gebonden aan de hemoglobine, dus op plaatsen waar de zuurstofconcentratie in het bloed laag is, bijvoorbeeld in kleine adertjes. Hemoglobine S, waaraan zuurstof is gebonden, klontert niet samen. Daarvan maakt men gebruik bij een methode om de vorming van de afwijkende cellen tegen te gaan. Bij deze methode wordt de patient behandeld met ureum. In het bloed kan uit ureum isocyaanzuur (HN = C = O) worden gevormd: ureum CH 3 C CH 3 O H 2 N C O H + NH 3 isocyaanzuur De isocyaanzuurmoleculen reageren met de NH2 uiteinden van de globineketens. Deze reactie kan worden opgevat als een additiereactie aan de N = C binding van het isocyaanzuurmolecuul. De hemoglobine die zo ontstaat, bindt zuurstof en klontert dus niet samen. De reactie tussen isocyaanzuur en de NH2 groep van een globineketen kan als volgt worden weergegeven: H H 2 N C H O + H N H C H XH H 5 Geef de structuurformule van de groep die in bovenstaande reactievergelijking met X is weergegeven. Deze behandeling vermindert de gevolgen van de aanwezigheid van globine βs in de hemoglobine van mensen met sikkelcel-anemie. Men zou ook kunnen proberen om ervoor te zorgen dat in het lichaam van lijders aan deze ziekte de aanmaak van globine βs stopt en in plaats daarvan globine β wordt aangemaakt. Om dat te bereiken zou men in staat moeten zijn de eiwitsynthese te veranderen. 6 Leg uit welke stof die bij de eiwitsynthese is betrokken in dat geval moet worden veranderd. Opgave 2 Vislucht Trimethylamine, (CH3)3N, is bij kamertemperatuur een gasvormige stof met een onaangename geur (rotte vis). Deze stof wordt onder invloed van bacteriën in het lichaam uit voedsel gevormd. In de lever wordt trimethylamine omgezet tot trimethylamineoxide, (CH3)3NO. Deze omzetting gebeurt onder invloed van een enzym dat wordt aangeduid met FMO. Trimethylamineoxide is reukloos en wordt via de urine uitgescheiden. Er zijn mensen die het enzym FMO niet, of in onvoldoende hoeveelheid, kunnen aanmaken. De omzetting van trimethylamine tot trimethylamineoxide gebeurt daardoor niet of in zeer geringe mate. Trimethylamine hoopt zich bij deze mensen op in het lichaam. Uitscheiding van trimethylamine gebeurt via de urine, maar voor een niet onbelangrijk deel ook via de adem en het zweet. Deze mensen verspreiden daarbij een onaangename vislucht. Ze geraken daardoor vaak in een sociaal isolement. Deze aandoening staat bekend als het visluchtsyndroom. C H H H Natuurlijke chemie-vwo 13

14 Voedsel bestaat hoofdzakelijk uit eiwitten, koolhydraten en vetten. Mensen die lijden aan het visluchtsyndroom krijgen vaak een eiwitarm dieet voorgeschreven. 1 Leg uit waarom een dieet met weinig eiwit wel helpt bij het visluchtsyndroom en een dieet met weinig vet niet. Betrek in je uitleg de samenstelling van de genoemde stoffen. 2 Geef aan waarom niet een dieet zonder eiwit wordt voorgeschreven. Zweet bestaat uit water waarin een groot aantal verschillende stoffen is opgelost. Zweet heeft als functie de temperatuur van het lichaam te reguleren. Bij het verdampen van zweet wordt warmte aan het lichaam onttrokken. Wanneer trimethylamine in het zweet is opgelost, verdampt dat mee, waardoor de betreffende persoon naar vis ruikt. Wassen met bepaalde soorten zeep kan de vislucht verminderen. In een Engels tijdschrift staat hierover het volgende: tekst- Uit onderzoek is gebleken dat door gebruik van zepen met een ph waarde 5,5 6,5 bij sommige patiënten fragment 1 de stank drastisch afnam. De werking van die zepen berust erop dat uitgescheiden trimethylamine (een sterke base) wordt vastgehouden in de vorm van een veel minder vluchtig zout. vertaald naar: H. U. Rehman, Fish odour syndrome, Postgrad Med J Geef een verklaring voor het ontstaan van het zout dat in tekstfragment 1 wordt bedoeld. 4 Leg uit dat trimethylamine een vluchtiger stof is dan het zout waarvan in tekstfragment 2 sprake is. Betrek in je uitleg soorten bindingen die in de desbetreffende stoffen voorkomen. Of iemand wel of niet aan het visluchtsyndroom lijdt, is niet altijd duidelijk. Mensen met een milde vorm van deze afwijking verspreiden slechts af en toe een vislucht. De ernst van de aandoening kan door onderzoek worden vastgesteld. De man of vrouw die wordt onderzocht, krijgt een hoeveelheid trimethylamine toegediend waarna zijn/haar urine gedurende een periode van 8 uur wordt verzameld. Bij dit onderzoek wordt de waarde van het quotiënt [TMA] [TMA] [TMAO] berekend.. Hierin is [TMAO] de concentratie van trimethylamineoxide in de verzamelde urine en [TMA] de concentratie van trimethylamine in de verzamelde urine. Bij mensen die niet aan het visluchtsyndroom lijden, is de waarde van dit quotiënt 0,9 of hoger. Bij de ernstige vorm van het visluchtsyndroom is de waarde van de breuk kleiner dan 0,4. Bij de milde vorm schommelt de waarde van het quotiënt tussen de genoemde grenzen. Bij deze bepaling, die met een gaschromatograaf wordt uitgevoerd, wordt aan de verzamelde urine eerst een kleine hoeveelheid propaan-2-amine toegevoegd. Dit propaan-2-amine dient uitsluitend als referentiestof; tijdens de bepaling reageert het niet met andere stoffen. De oplossing die is ontstaan na het toevoegen van propaan-2-amine wordt in twee delen verdeeld, oplossing A en oplossing B. Aan oplossing A wordt een Ti 3+ oplossing toegevoegd. Alle aanwezige trimethylamineoxide wordt hierdoor omgezet tot trimethylamine; Ti 3+ reageert hierbij tot Ti Leid met behulp van de vergelijkingen van de twee halfreacties de vergelijking af van de totale redoxreactie tussen trimethylamineoxide en Ti 3+. In de vergelijking van de halfreactie van trimethylamineoxide komen behalve de formules van trimethylamineoxide en trimethylamine ook nog H2O, H + en elektronen voor. Aan oplossing B worden geen andere stoffen toegevoegd. In een gaschromatograaf wordt een hoeveelheid (5,0 µl) van oplossing B gebracht. Een gedeelte van het chromatogram (chromatogram 1) dat daarbij ontstaat, is hieronder afgebeeld. De piek bij retentietijd 2,1 minuten is van trimethylamine en de piek bij retentietijd 3,4 minuten is van propaan-2-amine. Natuurlijke chemie-vwo 14

15 Chromatogram 1 Van de oplossing die is ontstaan nadat de Ti 3+ oplossing aan oplossing A is toegevoegd, wordt ook een chromatogram opgenomen (chromatogram 2 niet afgebeeld). Bij het maken van de chromatogrammen wordt in beide gevallen dezelfde hoeveelheid oplossing (5,0 µl) in de gaschromatograaf gebracht. In chromatogram 2 is de oppervlakte van de piek van trimethylamine aanzienlijk groter dan in chromatogram 1. Bovendien is de oppervlakte van de piek van propaan-2-amine in chromatogram 2 kleiner dan in chromatogram 1. Dit laatste verschil heeft op de uitkomst van het onderzoek geen invloed. Bij een onderzoek van iemand die aan het visluchtsyndroom lijdt, was de verhouding tussen de piekoppervlaktes van trimethylamine en propaan-2-amine in chromatogram 1 gelijk aan 0,35 : 1,0. Na de behandeling met de Ti 3+ oplossing was de verhouding tussen de piekoppervlaktes van trimethylamine en propaan-2-amine 0,89 : 1,0. 6 Geef een verklaring voor het feit dat de piekoppervlakte van propaan-2-amine in chromatogram 2 kleiner is dan in chromatogram 1. 7 Leg uit waarom dit op de uitkomst van het onderzoek geen invloed heeft. 8 Ga door middel van een berekening na of de onderzochte persoon lijdt aan een milde of aan een ernstige vorm van het visluchtsyndroom. Het enzym FMO is een eiwit dat 533 aminozuren lang is. De primaire structuur is bekend. Een deel van het enzym is hieronder weergegeven: Aminozuur nummer Afkorting aminozuur ~ Tyr - Pro - Asn ~ 9 Geef het hierboven weergegeven fragment uit het enzym FMO in structuurformule weer. De oorzaak dat het enzym FMO bij sommige mensen niet of onvoldoende wordt aangemaakt, is genetisch van aard. Er zijn verschillende DNA mutaties bekend die de afwijking veroorzaken. Eén van deze mutaties is een zogenoemde puntmutatie in het gen dat codeert voor de aminozuurvolgorde in het enzym FMO. Bij deze puntmutatie is op de coderende streng één base in het triplet CCC anders: op de plaats van één van de cytosinegroepen zit een andere base. Daardoor komt op plaats 153 in het enzym geen proline maar leucine. 10 Leg mede met behulp van Binas-tabel 70 uit welke andere base op de plaats van de cytosinegroep zit. 11 Leg mede met behulp van Binas-tabel 70E uit wat het nummer van het basenpaar van het gen is dat Natuurlijke chemie-vwo 15

16 in het DNA is gemuteerd. Ga ervan uit dat de code voor het eerste aminozuur in FMO begint bij het eerste basenpaar van het gen in het DNA dat codeert voor FMO. Opgave 3 Parkinson De ziekte van Parkinson is een neurologische aandoening. Wanneer van een bepaalde soort hersencellen een aanzienlijk deel is afgestorven, komt deze ziekte tot uiting. Deze hersencellen produceren de stof dopamine. Dopamine speelt een rol in de overdracht van impulsen vanuit de hersenen naar het ruggenmerg. In deze hersencellen wordt dopamine gevormd via twee opeenvolgende reacties. In de eerste reactie wordt uit L-tyrosine met behulp van een enzym L-dopa gevormd. De structuurformule van L-dopa is: HO HO H CH 2 H C C O NH 2 OH Tekst fragment In de tweede reactie ontstaat dopamine uit L-dopa, onder invloed van het enzym L- dopadecarboxylase. Bij deze reactie ontleedt L-dopa tot dopamine en koolstofdioxide. De aanduiding L in L-tyrosine en L-dopa geeft informatie over de ruimtelijke structuur van de moleculen van deze stoffen. In de naam van dopamine is de aanduiding L niet nodig. 1 Geef de reactievergelijking voor de ontleding van L-dopa tot dopamine en koolstofdioxide. Gebruik daarbij structuurformules voor L-dopa en voor dopamine. 2 Leg aan de hand van de structuurformules uit waarom in L-dopa de aanduiding L wel nodig is en waarom die aanduiding in de stofnaam dopamine ontbreekt. L-dopa wordt vaak aan Parkinson-patiënten toegediend. De bedoeling is dat het toegediende L-dopa in de hersenen wordt omgezet tot dopamine. Het enzym L-dopadecarboxylase komt echter ook in de bloedbaan voor, zodat de omzetting van L-dopa tot dopamine al voor een groot deel buiten de hersenen plaatsvindt. Om dit te voorkomen, wordt het L-dopa vaak samen met een zogenoemde enzymremmer toegediend. Deze enzymremmer bestaat uit moleculen die niet tot de hersencellen kunnen doordringen. 3 Stel een hypothese op waarmee kan worden verklaard dat de enzymremmer de omzetting van L-dopa tot dopamine in de bloedbaan tegengaat. Over de oorzaak van het afsterven van dopamine-producerende hersencellen bestaan verschillende theorieën. Veel onderzoek wordt gedaan naar een mogelijk genetische oorsprong van deze ziekte. In een artikel in NRC Handelsblad wordt melding gemaakt van de ontdekking van een gen dat bij de ziekte van Parkinson is betrokken: het gen DJ-1. Dit gen bevat de code voor een eiwit, dat ook de naam DJ-1 heeft. De functie van dit eiwit is nog niet geheel duidelijk. Wel heeft men aanwijzingen gevonden dat verlies van de functie van DJ-1 leidt tot het afsterven van de dopamine-producerende hersencellen. Een Italiaanse onderzoeksgroep heeft onderzoek gedaan binnen één familie waarin de ziekte van Parkinson veel voorkomt. In het artikel waarin dit onderzoek wordt beschreven, staat onder andere het volgende: Mensen uit deze familie bleken een fout in hetzelfde gen te hebben. Dat was een puntmutatie. Het veranderde basenpaar leidt bij die patiënten tot een ander aminozuur in het eiwit DJ-1. Het aminozuur proline werd ingebouwd op de plaats van een leucine. Dat verstoort de kokervorm (α-helix) die het eiwitmolecuul daar heeft. In het normale eiwit DJ-1 komt het fragment ~ Ala Leu Ala ~ voor, in het afwijkende eiwit het fragment ~ Ala Pro Ala ~. Dit zijn de aminozuren 165, 166 en 167 van het eiwit. In het tekstfragment wordt verwezen naar de secundaire structuur van het eiwit: de kokervorm Natuurlijke chemie-vwo 16

17 of α-helix. Deze structuur wordt door een bepaalde soort bindingen in stand gehouden. Blijkbaar heeft het inbouwen van het aminozuur proline invloed op deze bindingen. 4 Geef het fragment ~ Ala Pro Ala ~ in een structuurformule weer. 5 Leg mede aan de hand van deze structuurformule uit dat de aanwezigheid van proline op de plaats van leucine de kokervorm van het eiwit kan verstoren. Noem in je uitleg ook de soort bindingen die de kokervorm in stand houdt. Een DNA molecuul is opgebouwd uit twee ketens (strengen): de coderende streng en de matrijsstreng. Aan de matrijsstreng wordt bij de eiwitsynthese het messenger-rna (m-rna) gevormd. In het tekstfragment wordt het begrip puntmutatie genoemd. Men spreekt van een puntmutatie wanneer één basenpaar op het betreffende gen afwijkend is. Onder een gen wordt hier verstaan de verzameling basenparen op het DNA die de informatie voor de volgorde van de aminozuren in een eiwit bevat. De code voor het eerste aminozuur van een bepaald eiwit begint bij het eerste basenpaar (basenpaar nummer 1) op het gen dat codeert voor dat eiwit. 6 Leid met behulp van Binas-tabel 70E en gegevens uit deze opgave af wat het nummer is van het basenpaar van de puntmutatie op het gen dat codeert voor het (foute) eiwit DJ-1. 7 Leid met behulp van Binas-tabel 70E en gegevens uit deze opgave af wat het basenpaar van de puntmutatie is op het afwijkende gen en wat het overeenkomstige basenpaar op het normale gen is. Vermeld in je antwoord: - de base die op de matrijsstreng zit met het gebruikelijke symbool; - de base die daartegenover op de coderende streng zit met het gebruikelijke symbool. Doe dit zowel voor het afwijkende gen als voor het normale gen. Opgave 4 Akatalasemie Tijdens verbrandingsprocessen in het lichaam worden zuurstofmoleculen, door het opnemen van elektronen (e ), omgezet tot O 2 ionen. Deze O 2 ionen reageren vervolgens met H + ionen tot watermoleculen: O2 + 4 e 2 O 2 2 O H + 2 H2O Beide omzettingen worden gekatalyseerd door enzymen. Tijdens verbrandingsprocessen in het lichaam kunnen zuurstofmoleculen ook op een andere manier elektronen opnemen. Er worden dan O2 2- ionen gevormd, die vervolgens doorreageren tot H2O2 moleculen. 1 Geef de omzetting van O2 tot H2O2 op eenzelfde wijze weer als hierboven is gedaan voor de omzetting van O2 tot H2O. 2 Wordt de omzetting van O2 tot O 2- door hetzelfde enzym gekatalyseerd als de omzetting van O2 tot O2 2? Geef een verklaring voor je antwoord. In lichaamscellen moet de concentratie van waterstofperoxide zo laag mogelijk blijven omdat het met allerlei moleculen in de cel kan reageren. Daarom is in alle cellen een enzym, katalase, aanwezig dat de omzetting katalyseert van waterstofperoxide tot water en zuurstof: 2 H2O2 2 H2O + O2 De omzetting van waterstofperoxide tot water en zuurstof onder invloed van katalase verloopt in twee stappen. In de eerste reactiestap bindt een molecuul katalase een zuurstofatoom dat wordt onttrokken aan een waterstofperoxidemolecuul. 3 Geef van de omzetting van waterstofperoxide onder invloed van katalase de twee reactiestappen in vergelijkingen weer. Geef hierin katalase weer met 'Enzym' en een katalasemolecuul waaraan een zuurstofatoom is gebonden met 'O - Enzym'. Sommige mensen hebben geen of te weinig katalase. Men spreekt van akatalasemie. Bij een 72-jarige akatalasemie-patiënt uit Japan heeft men vastgesteld dat bij hem deze afwijking een genetische oorsprong heeft. In zijn DNA blijkt in het gen dat codeert voor de vorming van katalase het basenpaar te Natuurlijke chemie-vwo 17

18 ontbreken dat in het gen voor normaal katalase op plaats 358 staat. Het gevolg is dat vanaf het 120 ste aminozuur de aminozuurketen van het eiwit dat zich dan vormt, verschilt van de aminozuurketen van normaal katalase. In de aminozuurketen van normaal katalase is het 119 de aminozuur glutaminezuur (Glu) en het 120 ste aminozuur serine (Ser). 4 Geef het fragment ~ Glu - Ser ~ van de aminozuurketen van normaal katalase in een structuurformule weer. DNA is opgebouwd uit twee ketens (strengen). De ene streng (matrijsstreng) wordt bij de eiwitsynthese afgelezen, waarbij het messenger-rna (mrna) wordt gevormd. Hieronder is van de matrijsstreng van het gen dat codeert voor de vorming van normaal katalase een deel van de basenvolgorde vanaf plaats 355 weergegeven: C T T A G C C C A A G T De code voor het 119 de aminozuur van de keten van katalase begint bij de 355 ste base van het gen dat codeert voor de vorming van katalase. 5 Geef de basenvolgorde van het fragment in het mrna dat van het hierboven weergegeven DNA-fragment wordt afgelezen. 6 Leid met behulp van gegevens uit deze opgave betreffende het DNA van de akatalasemie-patiënt en gegevens uit Binas-tabel 70E af welk aminozuur zich op plaats 120 in de aminozuurketen van de akatalasemie-patiënt bevindt. Opgave 5 Collageen Het eiwit collageen komt bij zoogdieren onder andere voor in de huid, botten, pezen, bloedvaten en tanden. Een collageenvezel is opmerkelijk sterk: er is tenminste 10 kg nodig om een vezel met een diameter van 1 mm te laten breken. Een collageenvezel is opgebouwd uit een reeks regelmatig gerangschikte eiwitmoleculen. Een eiwitmolecuul is weer opgebouwd uit drie in elkaar gedraaide polypeptideketens. De aminozuurvolgorde van een stukje van één van de polypeptideketens van collageen, vlak na de vorming in een cel, is hieronder weergegeven. De nummers van de aminozuren in de keten zijn eronder vermeld. Aminozuur 1 (niet afgebeeld) bevat het NH2 uiteinde van de polypeptideketen. ~Glu Pro Gly Ala Ser Gly Pro Met Gly Pro Arg Gly Pro Pro Gly Pro Pro Gly Lys Asn ~ Geef de structuurformule van het stukje uit de polypeptideketen dat bestaat uit de aminozuren met de nummers De sterkte van de collageenvezel is te danken aan verschillende aanpassingen aan de polypeptideketen nadat deze is gevormd. Eén van de aanpassingen die leidt tot versteviging van de collageenvezel is de hydroxylering van het aminozuur proline. Bij dit proces, dat wordt gekatalyseerd door het enzym prolylhydroxylase, worden sommige proline-eenheden voorzien van OH groepen. De aanwezigheid van OH groepen zorgt voor de mogelijkheid tot waterstofbrugvorming tussen verschillende aminozuren in de polypeptideketens, waardoor de vezel aan stevigheid wint. Alleen de proline-eenheden waarvan de carbonzuurgroep aan een glycine-eenheid is gebonden, worden gehydroxyleerd. 2 Formuleer een hypothese waarom alleen de proline-eenheden waarvan de carbonzuurgroep aan een glycine-eenheid is gebonden, worden gehydroxyleerd. De collageenvezel wordt ook op een andere manier verstevigd, namelijk doordat de zijketens van lysine-eenheden met elkaar reageren onder vorming van dwarsverbindingen. Deze vorming van dwarsverbindingen verloopt via de vorming van een zogenoemd aldol. Een aldol ontstaat wanneer twee moleculen van een aldehyde onder bepaalde omstandigheden met elkaar reageren. Een aldol wordt gevormd doordat het koolstofatoom naast de C = O groep van het Natuurlijke chemie-vwo 18

19 ene molecuul bindt aan het koolstofatoom van de C = O groep van het andere molecuul. De C = O groep van dit tweede molecuul wordt uiteindelijk een C - OH groep. Hieronder is de vorming van een aldol uit twee moleculen propanal in een reactievergelijking weergegeven. Bij deze reactie wordt een molecuul van stof A gevormd. OH O O O C C CH 3 C C CH 3 H2 + C C H C C CH 3 H2 H H2 H H H CH3 3 Geef de systematische naam van stof A. Verbindingen zoals stof A kunnen gemakkelijk water afsplitsen waarbij een C = C binding ontstaat tussen het C-atoom naast de C = O en het C atoom waaraan de OH groep was gebonden. Uit stof A ontstaat na afsplitsing van water stof B met de volgende structuurformule: O C C C H C H2 CH 3 H CH 3 stof B stof A Op grond van structuurkenmerken zijn koolstofverbindingen in een aantal klassen in te delen. Voorbeelden van zulke klassen zijn: koolwaterstoffen, carbonzuren, etc. Stof B is op grond van zijn structuurkenmerken onder te brengen in meerdere klassen van koolstofverbindingen. Zo behoort stof B onder andere tot de aldehyden. 4 Noem drie andere klassen van koolstofverbindingen waartoe stof B kan worden gerekend. De vorming van dwarsverbindingen in collageen uit de zijketens van lysine-eenheden verloopt in drie stappen. In stap 1 ontstaan twee aldehyden uit de zijketens van twee lysine-eenheden. Hierbij worden de aminogroepen van de zijketens van die twee lysine-eenheden afgesplitst. Dit proces wordt gekatalyseerd door het enzym lysyloxidase. Deze stap van het proces is hieronder schematisch weergegeven: In stap 2 reageren de aldehydgroepen met elkaar tot een aldol. In stap 3 wordt tenslotte water afgesplitst. Natuurlijke chemie-vwo 19

20 5 Geef de dwarsverbinding die na stap 2 wordt gevormd in structuurformule weer. Geef hierin de peptideketens weer zoals in bovenstaande figuur. 6 Geef in structuurformule weer hoe de dwarsverbinding er uitziet nadat stap 3 heeft plaatsgevonden. Geef hierin de peptideketens weer zoals in bovenstaande figuur. Van het enzym lysyloxidase (dat stap 1 katalyseert) blijken verschillende varianten te bestaan. Deze varianten verschillen in de aminozuursamenstelling van het enzym, zonder dat de werking van het enzym anders is. Bij sommige mensen komt op plaats 158 in de eiwitketen van lysyloxidase het aminozuur arginine (Arg) voor, terwijl bij andere mensen op deze plaats het aminozuur glutamine (Gln) te vinden is. Deze verschillen ontstaan doordat op het DNA in het gen dat codeert voor lysyloxidase op een bepaalde plaats één basenpaar anders is. Een DNA molecuul is opgebouwd uit twee ketens (strengen): de coderende streng en de matrijsstreng. Aan de matrijsstreng wordt bij de eiwitsynthese het messenger-rna (m-rna) gevormd. Onder een gen wordt hier verstaan de verzameling basenparen op het DNA die de informatie voor de volgorde van de aminozuren in een eiwit bevat. 7 Leg uit wat het nummer is van het basenpaar dat anders is in het gen voor lysyloxidase. Neem aan dat het basenpaar met nummer 1 tot het triplet behoort dat codeert voor het aminozuur met nummer 1. 8 Geef de symbolen van de basen die anders zijn (zie vraag 7) in het gen voor lysyloxidase van de mensen die glutamine in plaats van arginine in de eiwitketen van lysyloxidase hebben. Noteer je antwoord als volgt: base op de coderende streng: base op de matrijsstreng: Opgave 6 Mossellijm Aan de TU Delft wordt onderzoek gedaan naar het ontwikkelen van een synthetische lijm die kan worden gebruikt wanneer mensen na een operatie of een ongeluk inwendig moeten worden gehecht. Bij dit onderzoek richt men zich op een lijm die vergelijkbaar is met de lijm, waarmee de blauwe zeemossel zich aan bijvoorbeeld een meerpaal hecht. De lijm die de mossel produceert, bestaat uit draden van eiwit. Het onderzoek aan de TU Delft heeft zich toegespitst op het zogenoemde Mefp-1 eiwit. Dit eiwit is voornamelijk opgebouwd uit zich herhalende reeksen van tien aminozuureenheden. Zo'n reeks kan in lettersymbolen als volgt worden weergegeven: ~ Ala - Lys - Pro - Ser - Tyr - Hyp - dihyp - Thr - Dopa - Lys ~ Bij de natuurlijke eiwitsynthese worden twintig aminozuren gebruikt. In de hierboven weergegeven reeks komen drie aminozuureenheden voor die niet tot die twintig behoren: Hyp, dihyp en Dopa. Deze aminozuureenheden zijn ontstaan doordat na de synthese van het eiwit de zijketens van enkele aminozuureenheden worden voorzien van extra OH groepen. Dit proces heet hydroxylering. Hyp en dihyp zijn ontstaan door de zijketen van het aminozuur proline te voorzien van één respectievelijk twee OH groepen. In Hyp is de OH groep gebonden aan het vierde C atoom (waarbij het C atoom van de carbonzuurgroep nummer 1 heeft) en in dihyp zijn de OH groepen gebonden aan het vierde en het vijfde C atoom. 1 Geef van het fragment ~ Hyp - dihyp - Thr ~ de structuurformule. Gebruik daarbij informatie uit deze opgave en Binas-tabel 67C1. De zijketen van het aminozuur Dopa heeft de volgende structuurformule. Natuurlijke chemie-vwo 20

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I Anammox In deze opgave staat een bacteriële omzetting van ammoniumionen met nitrietionen centraal, de zogenoemde anammoxreactie. Bij deze opgave horen twee tekstfragmenten die zijn afgedrukt in de bijlage

Nadere informatie

Oefenopgaven Biochemie

Oefenopgaven Biochemie 6VW efenopgaven Biochemie Parkinson De ziekte van Parkinson is een neurologische aandoening. Wanneer van een bepaalde soort hersencellen een aanzienlijk deel is afgestorven, komt deze ziekte tot uiting.

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Examen VW 2008 tijdvak 1 vrijdag 23 mei 13.30-16.30 uur scheikunde 1 Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 70 punten te

Nadere informatie

Oefenopgaven Biochemie. Parkinson

Oefenopgaven Biochemie. Parkinson 6VW efenopgaven Biochemie Parkinson De ziekte van Parkinson is een neurologische aandoening. Wanneer van een bepaalde soort hersencellen een aanzienlijk deel is afgestorven, komt deze ziekte tot uiting.

Nadere informatie

Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...8 Eiwitten en eiwitsynthese... 13

Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...8 Eiwitten en eiwitsynthese... 13 Natuurlijke chemie Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek waar je bent.

Nadere informatie

H C H. 4-amino-2-pentanon propylmethanoaat 4-hydroxy-2-methyl-2-buteenzuur. 2,3-dihydroxypropanal

H C H. 4-amino-2-pentanon propylmethanoaat 4-hydroxy-2-methyl-2-buteenzuur. 2,3-dihydroxypropanal efenopgaven hoofdstuk 12 1 pgave 1 Geef de systematische naam van de volgende stoffen: 2 2 2 4-amino-2-pentanon propylmethanoaat 4-hydroxy-2-methyl-2-buteenzuur 2 2 -methoxycycolpentaancarbonzuur de ester

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2008-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2008-I Vrije vetzuren in olijfolie lijfolie bestaat voornamelijk uit glyceryltri-esters. Dit zijn esters van glycerol en vetzuren. De oudste manier om olie uit olijven te winnen, is via mechanische weg. Het sap

Nadere informatie

Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...8 Eiwitten en eiwitsynthese... 15

Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...8 Eiwitten en eiwitsynthese... 15 Natuurlijke chemie Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek waar je bent.

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2008-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2008-I Beoordelingsmodel Vrije vetzuren in olijfolie 1 maximumscore 1 hydrolyse Indien het antwoord verzeping of ontleding of evenwichtsreactie is gegeven 0 2 maximumscore 2 Een juist antwoord kan als volgt zijn

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1

Examen VWO. scheikunde 1 scheikunde 1 Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Maandag 23 mei 13.30 16.30 uur 20 05 Voor dit examen zijn maximaal 67 punten te behalen; het examen bestaat uit 25 vragen. Voor

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1

Examen VWO. scheikunde 1 scheikunde 1 Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 06 Voor dit examen zijn maximaal 67 punten te behalen; het examen bestaat uit 25 vragen. Voor

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Examen VW 2008 tijdvak 1 vrijdag 23 mei 13.30-16.30 uur scheikunde 1,2 Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 25 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 69 punten

Nadere informatie

CENTRALE COMMISSIES VOORTENTAMEN TENTAMEN SCHEIKUNDE. Voorbeeldtentamen 1

CENTRALE COMMISSIES VOORTENTAMEN TENTAMEN SCHEIKUNDE. Voorbeeldtentamen 1 CENTRALE COMMISSIES VOORTENTAMEN TENTAMEN SCHEIKUNDE Voorbeeldtentamen 1 tijd : 3 uur aantal opgaven : 5 Iedere opgave dient op een afzonderlijk vel te worden gemaakt (want voor iedere opgave is er een

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Polymelkzuur 1 et juiste antwoord kan bijvoorbeeld zijn genoteerd als: Indien slechts één juiste ruimtelijke structuurformule van melkzuur is getekend 0 Indien de twee getekende structuurformules

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I Beoordelingsmodel Broom 1 maximumscore 2 Cl 2 + 2 Br 2 Cl + Br 2 Cl 2 voor de pijl en 2 Cl na de pijl 1 2 Br voor de pijl en Br 2 na de pijl 1 2 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: In

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I Broom Het water van de Dode Zee bevat vele opgeloste zouten waaronder bromiden. Door dit water onder invloed van de zon gedeeltelijk te laten verdampen wordt de bromide-concentratie groter en uiteindelijk

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. scheikunde 1 (nieuwe stijl) scheikunde 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 23 juni 13.30 16.30 uur 20 04 Voor dit examen zijn maximaal 68 punten te behalen; het examen bestaat uit

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-I Polymelkzuur Van melkzuur (2-hydroxypropaanzuur) bestaan twee stereo-isomeren, die respectievelijk D- en L-melkzuur worden genoemd. L-melkzuur speelt een rol in de stofwisseling in het menselijk lichaam.

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei 13.30 16.30 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei 13.30 16.30 uur Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei 13.30 16.30 uur 20 03 Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen; het examen bestaat uit 24

Nadere informatie

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl) Scheikunde (oude stijl) Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei 13.30 16.30 uur 20 03 Voor dit examen zijn maximaal 68 punten te behalen; het examen bestaat uit 22 vragen.

Nadere informatie

Correctievoorschrift VWO

Correctievoorschrift VWO Correctievoorschrift VWO 2008 tijdvak 1 scheikunde 1 Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 23 mei 13.30 16.30 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 23 mei 13.30 16.30 uur scheikunde 1,2 Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Maandag 23 mei 13.30 16.30 uur 20 05 Voor dit examen zijn maximaal 68 punten te behalen; het examen bestaat uit 23 vragen. Voor

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo I

Eindexamen scheikunde 1 vwo I Beoordelingsmodel PKU 1 maximumscore 3 Een juist antwoord kan er als volgt uitzien: CH 3 S H 2 N CH 2 CH 2 C H O C N H OH CH 2 C H O C N H HO CH 3 CH C H O C peptidebindingen juist getekend 1 het begin

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Examen VWO 2009 tijdvak 1 dinsdag 26 mei 13.30-16.30 uur scheikunde 1,2 Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 23 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 68 punten

Nadere informatie

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media Hoofdstuk 11 Biomoleculen bladzijde 1 Opgave 1 Geef de reactie van de verbranding van glucose (C 6H 12O 6) tot CO 2 en water. C 6H 12O 6 + 6 O 2 6 CO 2 + 6 H 2O Opgave 2 Hoe luidt de reactie (bruto formules)

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo II

Eindexamen scheikunde 1 vwo II Beoordelingsmodel Cacaoboter 1 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: De warmte die nodig is voor het smelten, wordt aan de mond onttrokken. Smelten is (kennelijk) een endotherm proces.

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-II Parkinson De ziekte van Parkinson is een neurologische aandoening. Wanneer van een bepaalde soort hersencellen een aanzienlijk deel is afgestorven, komt deze ziekte tot uiting. Deze hersencellen produceren

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1

Examen VWO. scheikunde 1 scheikunde 1 Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Maandag 22 mei 13.30 16.30 uur 20 06 Voor dit examen zijn maximaal 69 punten te behalen; het examen bestaat uit 26 vragen. Voor

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2006-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2006-II Collageen et eiwit collageen komt bij zoogdieren onder andere voor in de huid, botten, pezen, bloedvaten en tanden. Een collageenvezel is opmerkelijk sterk: er is tenminste 10 kg nodig om een vezel met

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde vwo 2010 - II

Eindexamen scheikunde vwo 2010 - II Beoordelingsmodel Alcoholintolerantie 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: et is de omzetting van een (primaire) alcohol tot een alkanal; daarbij reageert de (primaire) alcohol met

Nadere informatie

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof. 1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-II 4 Beoordelingsmodel Alcoholtest 1 Een juiste uitleg leidt tot de conclusie dat de werking van het enzym aldehydedehydrogenase wordt geblokkeerd. (misselijkheid betekent) aceetaldehyde wordt niet omgezet

Nadere informatie

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel SE voorbeeldtoets 5AV antwoordmodel Stikstof Zwaar stikstofgas bestaat uit stikstofmoleculen waarin uitsluitend stikstofatomen voorkomen met massagetal 15. 2p 1 oeveel protonen en hoeveel neutronen bevat

Nadere informatie

Isomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Isomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven EXAMEN SEIKUNDE VW 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven 1 Buteendizuuranhydride 1997-II(I) Butaan ( 4H 10) wordt onder andere gebruikt als grondstof voor de bereiding van buteendizuuranhydride. De molecuulformule

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-II

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-II 4 Beoordelingsmodel Rozengeur 1 1-broom-3-methyl-2-buteen stamnaam buteen 1 juiste namen substituenten 1 alle plaatsaanduidingen juist 1 en Wanneer de naam 3-methyl-1-broom-2-buteen is gegeven, dit goed

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Parkinson 1 CH 2 CH NH 2 O C CH 2 CH 2 NH 2 + CO 2 uitsluitend de structuurformule van L-dopa voor de pijl 1 CO 2 na de pijl 1 juiste structuurformule van dopamine na de pijl 1 2 Een

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde vwo I

Eindexamen scheikunde vwo I Beoordelingsmodel Nikkel 1 maximumscore 3 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Je moet een bekende hoeveelheid van de gassen die de fabriek uitstoot, nemen. De hoeveelheid jood die in de joodoplossing

Nadere informatie

ßCalciumChloride oplossing

ßCalciumChloride oplossing Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde (oude stijl)

Examen VWO. scheikunde (oude stijl) scheikunde (oude stijl) Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Woensdag 2 juni 13.30 16.30 uur 20 04 Voor dit examen zijn maximaal 69 punten te behalen; het examen bestaat uit 27 vragen.

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017 UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Eindexamen scheikunde havo 2008-I Beoordelingsmodel Uraan 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal neutronen: 146 aantal protonen: 92 1 aantal neutronen: 238 verminderen met het aantal protonen 1 2 maximumscore 2 UO 2 + 4 HF UF 4 +

Nadere informatie

Grensvlakpolymerisatie

Grensvlakpolymerisatie Grensvlakpolymerisatie 1 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: De reactor wordt gekoeld (dus er komt energie vrij). De reactie is dus exotherm. de reactor wordt gekoeld 1 conclusie 1

Nadere informatie

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen Oefen-SE SE4 Havo 5 Bij alle berekeningen moeten de antwoorden in wetenschappelijke notatie, in het juiste aantal significante cijfers en indien nodig met de juiste eenheid weergegeven worden. Micro-organismen

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni 13.30 16.30 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni 13.30 16.30 uur scheikunde 1, Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak Woensdag juni 13.30 16.30 uur 0 05 Voor dit examen zijn maximaal 70 punten te behalen; het examen bestaat uit 5 vragen. Voor elk

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Polymelkzuur 1 Het juiste antwoord kan bijvoorbeeld zijn genoteerd als: CH H H C H H C CH Indien slechts één juiste ruimtelijke structuurformule van melkzuur is getekend 0 Indien de

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2006-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2006-II 4 Beoordelingsmodel ollageen 1 et antwoord kan als volgt zijn genoteerd: 3 S 2 2 2 2 2 N N 2 N peptidebindingen juist getekend 1 het begin van de structuurformule weergegeven met N met N met N en het einde

Nadere informatie

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE Oefenopgaven CEMISCE INDUSTRIE havo OPGAVE 1 Een bereidingswijze van fosfor, P 4, kan men als volgt weergeven: Ca 3 (PO 4 ) 2 + SiO 2 + C P 4 + CO + CaSiO 3 01 Neem bovenstaande reactievergelijking over

Nadere informatie

scheikunde havo 2017-I

scheikunde havo 2017-I Contrastmiddel voor MRI-scans 1 maximumscore 3 aantal protonen: 64 aantal neutronen: 94 aantal elektronen: 61 aantal protonen juist 1 aantal neutronen: 158 verminderd met het aantal protonen 1 aantal elektronen:

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO, Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO, Hoofdstuk 8 Opgave 1 Bruistabletten bevatten onder andere natriumwaterstofcarbonaat. Als je deze tabletten in water brengt, treedt een reactie op waarbij

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-I 4 Antwoordmodel Vitamine C 1 De koolstofatomen met de nummers 4 en 5 zijn asymmetrisch. één asymmetrisch koolstofatoom aangeduid 1 het tweede asymmetrische koolstofatoom aangeduid 1 Indien behalve de nummers

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I Eindexamen scheikunde vwo -I 4 Antwoordmodel Parkeerkaartje Het juiste antwoord is: S O 8 - + I - SO4 - + I S O 8 - voor de pijl en SO4 - na de pijl I - voor de pijl en I na de pijl Indien de volgende

Nadere informatie

Correctievoorschrift VWO

Correctievoorschrift VWO Correctievoorschrift VWO 2008 tijdvak 1 scheikunde 1,2 Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2005-I Polymelkzuur Van melkzuur (2-hydroxypropaanzuur) bestaan twee stereo-isomeren, die respectievelijk D- en L-melkzuur worden genoemd. L-melkzuur speelt een rol in de stofwisseling in het menselijk lichaam.

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 (de week van) woensdag 3 februari 2010 Deze voorronde bestaat uit 24 meerkeuzevragen verdeeld over 6 onderwerpen en 3 open vragen met in totaal

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2006-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2006-I 4 Beoordelingsmodel MZA Maximumscore 4 1 stof I: cis-buteendizuur stereo-isomeer van stof I: trans-buteendizuur buteen als stamnaam 1 dizuur als achtervoegsel 1 voorvoegsel cis bij de naam van stof I en

Nadere informatie

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010 CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE datum : donderdag 29 juli 2010 tijd : 14.00 tot 17.00 uur aantal opgaven : 6 Iedere opgave dient op een afzonderlijk vel te worden gemaakt

Nadere informatie

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 18 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 71 punten te behalen; het examen bestaat uit 25

Nadere informatie

Eindexamen havo scheikunde II

Eindexamen havo scheikunde II Radon 1 maximumscore 1 edelgassen 2 maximumscore 1 2+ Indien het antwoord positieve lading is gegeven 0 3 maximumscore 3 aantal protonen: 84 aantal neutronen: 134 naam element X: polonium aantal protonen:

Nadere informatie

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1982 MAVO-4 Woensdag 15 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I Parkeerkaartje In het volgende artikel wordt een voorbeeld gegeven van de manier waarop chemie ingezet kan worden om het alledaagse leven gemakkelijker te maken: artikel Stel je het werk van een parkeerwachter

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2005-I

Eindexamen scheikunde havo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Zeewater 1 Sr 2+ juist symbool 1 juiste lading bij gegeven symbool 1 2 aantal protonen: 6 aantal neutronen: 8 juiste aantal protonen 1 aantal neutronen: 14 verminderen met het aantal

Nadere informatie

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO Gesloten vragen 1. Carolien wil de zuurgraad van een oplossing onderzoeken met twee verschillende zuur-baseindicatoren en neemt hierbij het volgende waar: I de oplossing

Nadere informatie

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Maandag 27 mei 13.30 16.30 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 66 punten te behalen; het examen bestaat uit 24

Nadere informatie

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden Vraag 1 Geef juiste uitspraken over een chemische reactie. Kies uit: stofeigenschappen reactieproducten beginstoffen. I. Bij een chemische reactie

Nadere informatie

Rekenen aan reacties (de mol)

Rekenen aan reacties (de mol) Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties 1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-I Eindexamen scheikunde 1 vwo 004-I 4 Beoordelingsmodel Zink 1 Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd: IJzerionen zijn Fe + of Fe 3+ en sulfide-ionen zijn en dat leidt tot de formule Fe of Fe

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo II

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo II Beoordelingsmodel Absint 1 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: In de structuurformule van α-thujon is de C 3 groep naar achteren getekend en de C 2 groep naar voren. In de structuurformule

Nadere informatie

Groene chemie versie

Groene chemie versie Groene chemie versie 01-07-2016 Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo I Beoordelingsmodel Biobrandstofcel 1 maximumscore 2 berekening van de afname van het aantal mmol glucose per liter en van de toename van het aantal mmol Fe 2+ per liter in 150 uur: 1,03 ± 0,01 (mmol L 1

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde vwo I

Eindexamen scheikunde vwo I Beoordelingsmodel Ureum 1 maximumscore 3 Een juiste uitleg leidt tot de conclusie dat in ureum het massapercentage hoger is dan in ammoniumnitraat. de formule van ammoniumnitraat is 4 3 1 de massa van

Nadere informatie

Scheikunde VWO. Vrijdag 19 mei 1995 13.30 16.30 uur. vragen

Scheikunde VWO. Vrijdag 19 mei 1995 13.30 16.30 uur. vragen Scheikunde VWO vragen Vrijdag 19 mei 1995 1330 1630 uur toelichting Dit examen bestaat uit 23 vragen Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden instructie

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I Beoordelingsmodel Uraanerts 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal elektronen: 88 aantal protonen: 92 1 aantal elektronen: aantal protonen verminderd met 4 1 2 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist

Nadere informatie

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen. Hoofdstuk 17: Rekenen in molverhoudingen 17.1 Rekenen aan reacties: een terugblik én een alternatief In hoofdstuk 11 hebben we gerekend aan reacties. Het achterliggende idee was vaak, dat je bij een reactie

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2007-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Aspirinebereiding 1 maximumscore 2 Een juiste uitleg leidt tot de conclusie dat reactie 2 een additiereactie is. de C = C binding in het keteenmolecuul verdwijnt 1 conclusie 1 Indien

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 dinsdag 26 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 dinsdag 26 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Examen VW 2009 tijdvak 1 dinsdag 26 mei 13.30-16.30 uur scheikunde 1 Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 69 punten te

Nadere informatie

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij. Test Scheikunde Havo 5 Periode 1 Geef voor de volgende redoxreacties de halfreacties: a Mg + S MgS b Na + Cl NaCl c Zn + O ZnO Geef de halfreacties en de reactievergelijking voor de volgende redoxreacties:

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE af te nemen in de periode van januari tot en met 5 februari 04 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en open opgaven

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATINALE SHEIKUNDELYMPIADE RRETIEMDEL VRRNDE 1 (de week van) woensdag 4 februari 2009 Deze voorronde bestaat uit 24 meerkeuzevragen verdeeld over 5 onderwerpen en 3 open vragen met in totaal 13 deelvragen

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Ademtest 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een ureummolecuul bevat NH 2 groepen / N-H bindingen, zodat er waterstbruggen (met watermoleculen) gevormd kunnen worden. (Dus ureum is

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Etheen 1 Het juiste antwoord kan als volgt zijn weergegeven: 2 H 2 H 2 H 2 H 2 H H H H H H H H + 2H 2 2 H + H H H H H H H 2 voor de pijl 1 formule van glucose en het overgebleven fragment

Nadere informatie

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: scheikunde 1 orrectievoorschrift VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs et correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel

Nadere informatie

Eindexamen havo scheikunde pilot II

Eindexamen havo scheikunde pilot II Zelfbruiners 1 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Bij de reactie reageert de dubbele binding tot een enkele binding / verdwijnt de dubbele binding, dus het is een additiereactie. de

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur scheikunde 1,2 Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 06 Voor dit examen zijn maximaal 69 punten te behalen; het examen bestaat uit 23 vragen.

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 1999 - II

Eindexamen scheikunde havo 1999 - II pgave 1 Van het element cadmium (atoomnummer 48) bestaan cadmium(ii)verbindingen. Deze verbindingen bevatten d 2+ ionen. 2p 1 Hoeveel protonen en hoeveel elektronen heeft een d 2+ ion? Noteer je antwoord

Nadere informatie

scheikunde vwo 2017-II

scheikunde vwo 2017-II Kerosine uit zonlicht maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: E = ( 2,42 0 5 ) + 0,5 ( 3,935 0 5 ) + 0,5 (,05 0 5 ) = +3,84 0 5 (J mol ). juiste verwerking van de vormingswarmten van

Nadere informatie

2 O 3 ; O = 2 Tl = 3+

2 O 3 ; O = 2 Tl = 3+ Evenwicht 1 C Bij constante druk neemt door toevoegen He het volume toe minder gasdeeltjes per L evenwicht verschuift naar kant met meeste gasdeeltjes meer P B Bij volumevergroting verschuift het evenwicht

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Epoxypropaan 1 maximumscore 3 methoxyetheen stamnaam etheen 1 voorvoegsel methoxy 2 Indien een naam is gegeven waarin als enige fout een onjuist voorvoegsel voorkomt, maar uit de naam

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

Eindexamen scheikunde havo 2006-I 4 Beoordelingsmodel Rood licht Maximumscore 1 1 edelgassen 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: De (negatieve) elektronen bewegen zich richting elektrode A dus is elektrode A de positieve elektrode.

Nadere informatie

Opdracht 1 In deze opdracht doe je experiment 1, je kunt deze vinden op de website op de pagina Practicum.

Opdracht 1 In deze opdracht doe je experiment 1, je kunt deze vinden op de website op de pagina Practicum. Opdracht 1 In deze opdracht doe je experiment 1, je kunt deze vinden op de website op de pagina Practicum. Daarna beantwoord je de volgende vragen: 1. In beide gevallen wordt het eiwit langzaam vast. Dit

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

Eindexamen scheikunde havo 2002-II 4 Antwoordmodel Zuurstofvoorziening 1 aantal protonen: 16 aantal elektronen: 17 aantal protonen: 16 1 aantal elektronen: aantal protonen vermeerderd met 1 1 2 4 KO 2 2 K 2 O + 3 O 2 alleen KO 2 voor de

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2008-II

Eindexamen scheikunde havo 2008-II Beoordelingsmodel Forams 1 maximumscore 2 aantal protonen: 14 aantal neutronen: 16 aantal protonen: 14 1 aantal neutronen: 30 verminderd met het aantal protonen 1 Indien het juiste aantal protonen (7)

Nadere informatie

Koolstofverbindingen 2

Koolstofverbindingen 2 Koolstofverbindingen 2 Een samenvatting van hoofdstuk 15 1 Inleiding Koolstofverbindingen uit hoofdstuk 5 algemene voorbeeld naam formule Alkanen C n H 2n+2 2,3-dimethylbutaan Alkenen C n H 2n 2-methyl-2-

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

Eindexamen scheikunde havo 2001-II Eindexamen scheikunde havo 00-II 4 Antwoordmodel Energievoorziening in de ruimte et (uiteenvallen van de Pu-38 atomen) levert energie dus het is een exotherm proces. er komt energie vrij aantal protonen:

Nadere informatie

scheikunde oude stijl havo 2015-I

scheikunde oude stijl havo 2015-I Snelle auto's 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: De molecuulformule C 7 H 12 voldoet niet aan de algemene formule voor alkanen: C n H 2n+2. Het mengsel bestaat dus niet uitsluitend

Nadere informatie

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde verzicht van reactievergelijkingen Scheikunde Algemeen Verbranding Een verbranding is een reactie met zuurstof. ierbij ontstaan de oxiden van de elementen. Volledige verbranding Bij volledige verbranding

Nadere informatie

Examen VWO. scheikunde. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.30 uur. herziene versie

Examen VWO. scheikunde. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.30 uur. herziene versie Examen VWO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.30 uur scheikunde tevens oud programma scheikunde 1,2 herziene versie Dit examen bestaat uit 23 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 66 punten te behalen.

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel N 1 N + N N en voor de pijl en N na de pijl 1 bij juiste formules voor en na de pijl: juiste coëfficiënten 1 Een voorbeeld van een juist energiediagram is: E 1 mol N -0,815. 10 5 J 1 mol

Nadere informatie

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Maandag 27 mei 13.30 16.30 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 66 punten te behalen; het examen bestaat uit 24

Nadere informatie

Correctievoorschrift VWO

Correctievoorschrift VWO Correctievoorschrift VWO 2009 tijdvak 2 scheikunde 1 Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6

Nadere informatie