Waarheidsvinding vs. Rechtsbescherming
|
|
- Femke Wouters
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 UNIVERSITEIT LEIDEN Waarheidsvinding vs. Rechtsbescherming Het dilemma van onrechtmatig verkregen bewijs Bachelorscriptie Rechtsgeleerdheid Celesta Bonnet
2 Naam: Adres: Studentnummer: Telefoonnummer: Opleiding: Datum: Naam scriptiebegeleider: Aantal pagina s: Aantal woorden: J.C. Bonnet Rechtsgeleerdheid Augustus 2010 Dr. H.J.R. Kaptein 20 pagina s 4958 woorden
3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Het Nederlandse positieve recht Wettelijk kader Voorwaarden voor sanctionering vanuit de jurisprudentie Argumenten pro en contra Argumenten pro het Nederlandse stelsel Argumenten contra het Nederlandse stelsel Rechtsvergelijkend onderzoek De Verenigde Staten en de exclusionary rule Het Scandinavië-stelsel als mogelijk alternatief Conclusie Bronvermelding... 18
4 1 Inleiding Blunderend OM doet Hells Angels vrijuit gaan. Zo luidde de kop boven een artikel in Trouw op 21 december In de strafzaak stonden 22 Angels terecht wegens het vormen van een criminele organisatie die zich bezighoudt met openlijke geweldpleging, bedreiging en wapen- en drugshandel. De zaak liep stuk op afgeluisterde telefoontjes tussen de Angels en hun advocaten. Het OM had de opnames en verslagen hiervan moeten vernietigen, omdat deze gesprekken vertrouwelijk zijn. De officier van justitie liet dit echter na. Zodoende was er sprake van ernstige inbreuken op de regelgeving die niet meer hersteld konden worden. Dit deed de Rechtbank Amsterdam besluiten om de Angels vrijuit te laten gaan. 1 Er is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs als de bewijsgaring in strijd met een geschreven of ongeschreven norm heeft plaatsgevonden of als onderzoek is verricht waarbij inbreuk op de rechten en vrijheden van de (verdachte) burger is gemaakt, zonder dat de gekozen onderzoeksvorm wettelijk is geregeld. In deze gevallen kan de rechter ervoor kiezen om gebruik te maken van de sancties als genoemd in art. 359a Sv. Door toepassing van de zwaarste sancties, bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, kunnen criminelen vrijuit gaan. De Hells Angels-zaak is hier een voorbeeld van. Enerzijds behoort de overheid de rechten en vrijheden van burgers te respecteren en zich in overeenstemming met het geldende recht te gedragen. Anderzijds is het problematisch dat criminelen vrijuit gaan als gevolg van vormverzuimen. De materiële waarheidsvinding neemt in het strafrecht immers een prominente plaats in. Hierdoor lijken de sancties van art. 359a Sv onverenigbaar met de integriteit van het strafprocesrecht te zijn. 2 Er is dus sprake van een dilemma. In sommige landen, zoals de Verenigde Staten, staat de rechtsbescherming van de (verdachte) burger voorop. Deze rechtsbescherming vindt plaats middels de exclusionary rule of bewijsuitsluitingsregel. In andere landen, zoals Noorwegen, Zweden en Finland, wordt de waarheidsvinding juist als het grootste goed gezien. Daar geldt het beginsel van de vrije beoordeling van bewijs. 3 1 Barends Corstens 2008, p ; Kaptein 2000, p. 7; Nijboer 2008, p. 142; Smith 2007, p Embregts 2003, p. 7; Lindell 2004, p
5 Dit alles maakt het interessant om de stelsels van Nederland, de Verenigde Staten en Scandinavië met elkaar te vergelijken en te onderzoeken of een stelsel, waarin in beginsel ieder bewijs, zowel rechtmatig als onrechtmatig, toelaatbaar is, wellicht effectiever is dan het huidige Nederlandse stelsel. Dit onderzoek is van groot belang. Als namelijk blijkt dat het Nederlandse stelsel niet optimaal werkt, zal het hervormd moeten worden om voor verbetering te zorgen. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is dan ook: Moet art. 359a Sv hervormd worden, zodat in beginsel al het gevonden bewijs toelaatbaar is en als geldig bewijs in strafzaken kan dienen, ongeacht de wijze van verkrijging? De methodologie van dit onderzoek bestaat uit een analyse van wetgeving, jurisprudentie en literatuur. Daarnaast speelt externe rechtsvergelijking een belangrijke rol. Hierbij is gekozen voor rechtsvergelijking met de Verenigde Staten en de Scandinavische landen (Noorwegen, Zweden en Finland), omdat de stelsels van deze landen elkaars uitersten zijn. Bovendien liggen de wortels van het strafprocesrechtelijke leerstuk van uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs in de Verenigde Staten. 4 Ook is er nog maar weinig (Nederlands) rechtsvergelijkend onderzoek gedaan omtrent het bewijsrecht tussen Nederland en Scandinavië. Ter beantwoording van de onderzoeksvraag zal allereerst het Nederlandse positieve recht besproken worden. Hierbij wordt ingegaan op het wettelijk kader en de voorwaarden voor sanctionering aan de hand van relevante jurisprudentie. Zo wordt een beeld gevormd van wat de sancties van art. 359a Sv precies inhouden en wat de voorwaarden zijn voor toepassing van deze sancties door de rechter. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van argumenten pro en contra het huidige Nederlandse stelsel. Hierbij wordt met name aandacht besteed aan de bewijsuitsluiting, omdat deze sanctie het meest wordt toegepast bij onrechtmatig verkregen bewijs. 5 Dan wordt ingegaan op de stelsels van de Verenigde Staten en Scandinavië. Tenslotte volgt de conclusie, waarin de onderzoeksvraag beantwoord wordt. 4 Embregts 2003, p Kaptein 2000, p
6 2 Het Nederlandse positieve recht 2.1 Wettelijk kader Het huidige art. 359a Sv maakt sinds de inwerkingtreding van de Wet vormverzuimen in 1996 deel uit van het wetboek. 6 Hiermee heeft de rechtspraak een wettelijke basis gekregen. 7 Art. 359a Sv geeft de rechter de bevoegdheid om vormverzuimen, die zich in de voorfase hebben voorgedaan, te bestraffen. 8 Een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv kan vier mogelijke consequenties hebben: constateren zonder rechtsgevolg, strafvermindering, bewijsuitsluiting of nietontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie (OM). 9 Bij het constateren zonder rechtsgevolg en strafvermindering, wordt de verdachte alsnog veroordeeld. De uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs kan op grond van art. 352 Sv vrijspraak ten gevolge hebben, wanneer er niet genoeg bewijs overblijft om de rechter te overtuigen van de schuld van de verdachte. Dit ligt in het verlengde van het in Nederland geldende negatief wettelijk bewijsstelsel: de rechter mag slechts gebruik maken van hetgeen als bewijsmiddel wordt aangewezen door de wet, op grond waarvan hij tevens de overtuiging moet hebben. De niet-ontvankelijkverklaring van het OM betreft de zwaarste sanctie en is dan ook uitzonderlijk. 10 Art. 359a Sv sluit aan op de fundamentele rechten van de verdachte. Doordat dit artikel rechtsbescherming biedt tegen door de overheid gemaakte fouten in de voorfase van strafzaken, rijmt het zich prima met art. 6 EVRM waarin het beginsel van fair trial besloten ligt. Ook kan het aan de strafrechter voorleggen van inbreuken op grondrechten gezien worden als een uitoefening van het recht op een effective remedy in de zin van art. 13 EVRM. Daarnaast is art. 359a Sv in overeenstemming met het in art. 1 Sv neergelegde legaliteitsbeginsel. Dit beginsel, dat onderdeel is van de rechtsstaatgedachte, houdt in dat de overheid gebonden is aan de wet. Sancties op vormverzuimen kunnen in deze zin gezien worden als een reactie op onjuist overheidsoptreden Kamerstukken II 1993/94, , nr Zie paragraaf Cleiren & Nijboer 2009, p ; Knigge 2001, p Zie paragraaf Mevis 2006, p Blom 2008, p ; Embregts 2003, p
7 2.2 Voorwaarden voor sanctionering vanuit de jurisprudentie Van het constateren zonder daaraan een rechtsgevolg te verbinden, is sprake wanneer niet is voldaan aan de criteria voor de andere drie sancties. Een voorbeeld is de zaak waarin het Hof Leeuwarden had geoordeeld dat het binnentreden van een woning onrechtmatig was geweest. 12 De politie was namelijk binnengetreden op een moment dat de verdachte niet thuis was, terwijl de last tot binnentreden geen machtiging bevatte om dit te doen bij de afwezigheid van de bewoner. Toch kon volgens het Hof worden volstaan met de enkele constatering dat het binnentreden onrechtmatig was, zonder dat daaraan enig rechtsgevolg verbonden werd. De doorzoeking van de woning werd namelijk, gezien de omstandigheden van het geval, wel rechtmatig geacht. Hierdoor behoefde het gevonden bewijs niet uitgesloten te worden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen blijk gegeven had van een onjuiste rechtsopvatting. Strafvermindering komt slechts in aanmerking wanneer het aannemelijk is dat de verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden, dat veroorzaakt is door het vormverzuim. Ook moet het nadeel geschikt zijn voor compensatie middels strafvermindering. Bovendien moet de strafvermindering gerechtvaardigd zijn in het licht van de ernst van het verzuim en het belang van de geschonden norm. Strafvermindering vormt bijvoorbeeld de standaardsanctie op overschrijdingen van de redelijke termijn. 13 Vanaf de jaren zestig vormt bewijsuitsluiting echter de eigenlijke sanctie op onrechtmatig verkregen bewijs. 14 Voor die tijd hadden vormverzuimen in de voorfase geen processuele consequenties. Het Bloedproef II arrest vormde de omslag. 15 In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat het de praktijk niet vrijstaat om onderzoeksmethoden met het karakter van dwangmiddelen te hanteren en de resultaten daarvan als bewijsmiddelen te bezigen, wanneer daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. 16 Voor het eerst werden de resultaten van een onderzoek, die onrechtmatig door de overheid waren verkregen, uitgesloten. Voor bewijsuitsluiting moet aan een aantal vereisten voldaan zijn. Zo moet de onrechtmatigheid begaan zijn jegens de concrete verdachte. Deze moet geschaad zijn in een eigen, door de overtreding van de normen door de overheid, beschermd belang (de Schutznorm). Bovendien moet er sprake zijn van een causaal verband tussen de 12 HR 17 januari 2006, LJN AU HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721; Blom 2008, p Kaptein 2000, p HR 26 juni 1962, NJ 1962, Nijboer 2000, p
8 onrechtmatigheid en de schade (het causaliteitsvereiste). 17 In het Afvoerpijparrest zijn daarnaast nog twee aanvullende criteria geformuleerd. 18 Van bewijsuitsluiting kan alleen sprake zijn, als bewijsmateriaal onrechtmatig is vergaard door het overtreden van een belangrijk voorschrift of rechtsbeginsel, dat bovendien in aanzienlijke mate moet zijn geschonden. 19 In het kader van bewijsuitsluiting is tevens de leer van de verboden vruchten van belang. 20 Deze komt onder meer tot uiting in de zaak van het Hof van Amsterdam van 4 mei In deze zaak was de verdachte tot een bekentenis gekomen, doordat hem de vrucht van het onrechtmatige onderzoek was voorgehouden. 21 Zowel het directe resultaat van de onrechtmatige bewijsgaring als de bekentenis werd uitgesloten. 22 De niet-ontvankelijkheid van het OM wordt slechts gebruikt als ultimum remedium. Nog voor de inwerkingtreding van art. 359a Sv introduceerde de Hoge Raad in het Zwolsmanarrest een algemeen toetsingscriterium voor de acceptatie van deze sanctie als gevolg van de hantering van onrechtmatige onderzoeksmethoden. 23 Deze sanctie is slechts aan de orde wanneer het vormverzuim daarin bestaat dat door met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Deze toets staat bekend als het Zwolsmancriterium Embregts 2003, p HR 30 maart 2004, NJ 2004, Blom 2008, p Zie paragraaf Hof Amsterdam 4 mei 1979, NJ 1980, Smith 2007, p HR 19 december 1995, NJ 1996, Blom 2008, p. 131; Knoops 2005, p
9 3 Argumenten pro en contra 3.1 Argumenten pro het Nederlandse stelsel Zoals al eerder besproken is, liggen zowel de fundamentele rechten van de verdachte als het in het art. 1 Sv neergelegde legaliteitbeginsel, dat onderdeel uitmaakt van de rechtsstaatgedachte, ten grondslag aan het sanctioneren van vormverzuimen. 25 Ook is gebleken dat bewijsuitsluiting tegenwoordig de sanctie is die het meest wordt toegepast bij onrechtmatig verkregen bewijs. 26 Nu rijst de vraag of bewijsuitsluiting daarvoor ook de juiste sanctie is. Peters is een prominent voorstander van de bewijsuitluitingssanctie. In zijn annotatie in Ars Aequi onder het Marconist-arrest wijst hij op de onderontwikkeldheid van het Nederlandse strafprocesrecht met het oog op democratische rechtsbescherming. 27 Hij doelt hiermee op de bescherming van burgers tegen ongerechtvaardigde ingrepen in hun vrijheidssfeer. Aan de hand van drie argumenten, ook wel doelen van bewijsuitsluiting genoemd, toont hij aan waarom de prioriteit bij de rechtsbescherming moet liggen, ook als dit ten koste gaat van de materiële waarheidsvinding. Deze argumenten zijn: het reparatieargument, het demonstratieargument en het preventieargument. 28 Onrecht behoeft reparatie: de overheid mag niet profiteren van een door haar gemaakte onrechtmatige handeling. Het herstel van de oude toestand moet dus bewerkstelligd worden. Bescherming van de grondrechten van (verdachte) burgers tegen de almachtige staat, is dan ook een groot goed. Daarnaast demonstreert sanctionering van onrechtmatig overheidshandelen dat ook de overheid zich aan de regels te houden heeft. De overheid blijft niet straffeloos, wanneer zij zich schuldig heeft gemaakt aan schending van de regels van rechtmatige bewijsgaring. Tenslotte lijkt het reageren door middel van een directe sanctie een effectief middel ter voorkoming van vormverzuimen te vormen. Aan dit laatste argument moet echter niet teveel gewicht toegekend worden. Verwacht wordt dat de politie niet nogmaals bewijs op onrechtmatige wijze zal verzamelen, maar de mogelijkheid bestaat dat zij juist zal proberen om de onrechtmatigheid te verdoezelen of dat zij het vuile werk door derden op zal laten knappen Zie paragraaf Zie paragraaf Peters 1973, p Embregts 2003 p Blom 2008, p ; Corstens 2008, p. 706; Kaptein 2000, p
10 De argumenten die Nijboer geeft in zijn commentaar op art. 359a Sv staan hiermee in verband. Volgens hem is de ratio van bewijsuitsluiting gelegen in een vijftal rechtsgronden. Allereerst bestaat de noodzaak tot (indirecte) sturing en disciplinering van politie en justitie. Daarnaast is sanctionering van onrechtmatig overheidshandelen in het algemeen van groot belang in verband met reparatie, demonstratie en preventie. Ook wordt de wetgetrouwheid door de overheid bevorderd. Verder wordt op deze manier een behoorlijk niveau van procesvoering gehandhaafd. Tot slot is sprake van het uitzetten van de normering voor nog niet elders geregelde onderwerpen. 30 Ook Kaptein geeft in zijn boek over onrechtmatig verkregen bewijs aan dat bewijsuitsluiting kan leiden tot rechtmatige, rechtvaardige en integere strafvordering. Hoewel hij geen voorstander van de uitsluitingsregel is, kan bewijsuitsluiting volgens hem moeilijkheden met vage grenzen tussen onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal en onbetrouwbaar bewijsmateriaal voorkomen. Onrechtmatig verkregen bewijs zou namelijk onbetrouwbaar kunnen zijn door de wijze van verkrijging. Een praktisch voordeel van bewijsuitsluiting is haar onmiddellijke werking. Hierdoor is zij niet tijdrovend. Een ander argument is het zogenaamde counterfactual conditional-argument. Als ambtenaren zich aan de regels zouden hebben gehouden, zou het bewijsmateriaal in eerste instantie niet eens vergaard zijn. Dergelijk bewijs moet dus materieel geacht worden niet te bestaan. Bovendien is bewijsuitsluiting verenigbaar met de materieelrechtelijke repressie, preventie en sturing Argumenten contra het Nederlandse stelsel Tegenover de bovengenoemde argumenten pro het Nederlandse stelsel, dat met name gebruik maakt van bewijsuitsluiting, staat een groot aantal tegenargumenten. In de eerste plaats hoort de waarheidsvinding voorop te staan in strafzaken. Aan dit argument komt groot gewicht toe, omdat de strafrechtspleging een prominente rol speelt in de samenleving. Dit is met name het geval bij misdrijven die voor grote verontrusting in de samenleving zorgen. Onrechtmatige verkrijging hoeft namelijk geen afbreuk te doen aan de betrouwbaarheid van het bewijsmateriaal. Ten tweede kan bewijsuitsluiting tot gevolg hebben dat er onvoldoende bewijs overblijft voor een bewezenverklaring. De verdachte is hierbij in het voordeel. Hij gaat dan niet vrijuit, doordat er onvoldoende betrouwbaar 30 Nijboer 2009, p Kaptein 2000, p. 32, 38,
11 bewijsmateriaal is, maar wegens het onrechtmatig handelen van de overheid. Dit is ook het geval bij de niet-ontvankelijkverklaring van het OM. In de samenleving zal het vrijuit gaan van criminelen door vormverzuimen tot een nog grotere publieke onrust leiden, die uit zou kunnen monden in eigenrichting. Burgers, en dan met name (nabestaanden van) slachtoffers, zullen de consequentie namelijk vaak niet begrijpen. Wel moet gezegd worden dat de Schutznorm en de causaliteitsvereisten als inperking tegen onevenredigheid dienen. Ten derde worden de resultaten van onrechtmatig vergaard bewijs in het Nederlandse stelsel van strafvordering niet aan de rechter onthouden. Hoewel hij zijn bewezenverklaring er niet op mag baseren, kent hij het onrechtmatige bewijs wel. Volgens Enschedé, één van de meest bekende en meest geciteerde Nederlandse critici van bewijsuitsluiting, werkt de sanctie van het verbod op het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal ondoelmatig en hoort zij niet in het Nederlandse strafprocesrecht thuis. Doordat de sanctie geen effect heeft op het ontwikkelend proces van oordeelvorming, heeft ze voornamelijk gevolgen voor de motivering en slechts zelden voor de beslissing. Het plaats laten vinden van de beslissing rondom bewijsuitsluiting in een voorprocedure zou volgens Enschedé een oplossing kunnen bieden. Het Nederlandse wettelijke stelsel voorziet echter alleen in toetsing achteraf. 32 Ook Embregts schrijft in zijn boek over bewijsuitsluiting dat deze sanctie ineffectief is. Ten eerste is uit empirisch onderzoek gebleken dat de regel het onrechtmatig overheidsoptreden niet voldoende terugdringt. Dit lijkt logisch doordat ambtenaren en politie en justitie zelf niet geraakt worden door de sancties als genoemd in art. 359a Sv. Zij blijven persoonlijk buiten schot. Daarnaast wordt de schuldige in vrijwel alle gevallen beschermd tegen ongeoorloofd overheidsoptreden, terwijl dit niet gebeurt bij de onschuldige burger wiens rechten zijn geschaad. Bovendien is de bewijsuitsluitingsregel niet toepasbaar als het onrechtmatig handelen geen bewijsmateriaal heeft opgeleverd of als het materiaal niet aan de rechter is voorgelegd. 33 Kaptein voegt hier nog aan toe dat bewijsuitsluiting ook niet van toepassing is wanneer sprake is van afdoening door het OM. Hij noemt bewijsuitsluiting zelfs een categoriefout. Zij berust op verwarring van formeel en materieel strafrecht. De materiële onrechtmatigheid jegens (verdachte) burgers is in eerste instantie geen formeelrechtelijke kwestie. Het waarheidsgehalte van feiten is immers iets anders dan het vaststellen van 32 Corstens 2008, p ; Enschedé 1966, p ; Embregts 2003, p ; Kaptein 2000, p ; Kaptein 2007, p Embregts 2003, p ; Kaptein 2000, p
12 feiten. Op misdaad hoort straf te volgen. Dit zorgt onder meer voor genoegdoening van het slachtoffer. Het is onbevredigend als het OM niets met het vergaarde bewijsmateriaal kan doen. Zo kunnen criminelen de dans ontspringen. Te denken valt aan de Hells Angelszaak. 34 Als de Angels de delicten die hen ten laste gelegd waren op hun geweten hebben, dan ontlopen zij hun verdiende straf, terwijl het OM, eventuele slachtoffers en de samenleving in het algemeen met het gevaar van nog meer criminaliteit achterblijven. Kaptein noemt bewijsuitsluiting daarom ook wel de uitsluiting van het slachtoffer. Tevens werpt hij de vraag op of onrechtmatig verkregen bewijs dat ontlastend is voor verdachten ook niet moet worden meegerekend. Net als straffeloosheid wegens vormverzuimen is dit een inbreuk op de geloofwaardigheid van het strafrecht die niet past in een rechtvaardige strafvordering. 35 De grondslag van rechterlijke straftoemeting behoort dan ook in de persoon van de verdachte en in de feiten van het geval te liggen. 36 Bovendien zijn er genoeg alternatieven te noemen voor de sancties als genoemd in art. 359a Sv. Zo zou onafhankelijk van de straf een schadevergoeding gegeven kunnen worden. Ook zou een aparte bezwaarschriftprocedure ingesteld kunnen worden of zouden ambtenaren die over de schreef gaan ambtelijk, disciplinair of zelfs strafrechtelijk aangepakt kunnen worden. Van dit laatste alternatief zal in ieder geval een meer afschrikwekkende werking uitgaan dan van de nu geboden sancties Zie inleiding. 35 Kaptein 2000, p , 42; Kaptein 2007, p Kaptein 2000, p Embregts 2003, p. 115; Kaptein 2000, p. 43; Kaptein 2007, p
13 4 Rechtsvergelijkend onderzoek 4.1 De Verenigde Staten en de exclusionary rule De grondslag van het leerstuk van bewijsuitsluiting ligt in de Verenigde Staten. Het Amerikaanse stelsel heeft dan ook grote invloed gehad op het Nederlandse bewijsstelsel. 38 In de Verenigde Staten komt de uitsluitingsregel ofwel exclusionary rule op verschillende manieren tot uiting. Zo bestaan er zowel op federaal als op statelijk niveau voorschriften die nopen tot uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs. Voorschriften kunnen tevens van een rechterlijke instantie afkomstig zijn. Ook zijn er regels die gekoppeld zijn aan het vierde, vijfde en zesde amendement. Deze amendementen hebben respectievelijk betrekking op doorzoeking en inbeslagname, zelfincriminatie en verdedigingsrechten. 39 De exclusionary rule bestaat sinds 1886 op federaal niveau en sinds 1962 op statelijk niveau. Net als de Nederlandse uitluitingsregel, sluit de exclusionary rule bewijs uit dat op onrechtmatige wijze door de overheid is verkregen. De exclusionary rule is van invloed op vier typen onrechtmatig overheidshandelen. Allereerst geldt de regel voor onrechtmatige doorzoeking en inbeslagname (het vierde amendement). Een voorbeeld is Mapp v. Ohio, waarbij een huiszoeking plaats had gevonden zonder dat een huiszoekingsbevel gegeven was. 40 Ten tweede is de regel van toepassing als een bekentenis op het politiebureau is gegeven zonder voorafgaande cautie (vijfde amendement) of zonder vertegenwoordiging door een advocaat (zesde amendement). Dit werd besloten in Miranda v. Arizona. 41 In deze zaak stond niet zozeer centraal dat verdachten constitutionele rechten hebben, maar hoe en wanneer zij deze kunnen uitoefenen. Miranda v. Arizona is van grote invloed (geweest) op het Amerikaanse bewijsstelsel. Daarom wordt ook wel gesproken van de Miranda Rule. 42 In de derde plaats is bewijsuitsluiting toepasselijk wanneer een identificatieprocedure in strijd met het vijfde en zesde amendement heeft plaatsgevonden. Zo werd in Gilbert v. California bewijs uitgesloten, omdat een Osloconfrontatie op verkeerde wijze was uitgevoerd. 43 Tot slot heeft de regel betrekking op politiemethoden die ingaan tegen het 38 Kaptein 2000, p Embregts 2003, p U.S. Supreme Court 19 juni 1961, 367 U.S U.S. Supreme Court 13 juni 1966, 384 U.S Miller & Jentz 2010, P U.S. Supreme Court 12 juni 1967, 388 U.S
14 geweten. Zo was in Rochin v. California de maag van de verdachte tegen diens wil leeggepompt. 44 De ratio achter de exclusionary rule is tweeledig. Enerzijds wordt onbehoorlijk politiegedrag ontmoedigd. Het heeft voor de politie namelijk geen zin om bewijs te verzamelen dat vervolgens door de rechter uitgesloten wordt. Anderzijds wordt de garantie geboden dat de vruchten van doorzoeking en inbeslagname, waarbij de overheid de privacy van burgers heeft geschonden, nutteloos zijn voor de vervolging. 45 Een groot kritiekpunt is echter dat aan opsporingsambtenaren niet de eis gesteld wordt dat zij te goeder trouw waren ten tijde van het aanwenden van onrechtmatige opsporingsmethoden. Hierdoor bestaat de kans dat de politie alle middelen (zowel onrechtmatige als rechtmatige) in zal zetten om bewijs te vergaren. 46 Rechtsbescherming van de (verdachte) burger staat in het Amerikaanse stelsel duidelijk voorop. Onrechtmatig verkregen bewijs is per definitie niet toelaatbaar in strafzaken. Deze regel is vrijwel absoluut. 47 In United States v. Calandra is gebleken dat onrechtmatig verkregen bewijs wel toelaatbaar is wanneer uitsluiting daarvan geen noemenswaardig effect op toekomstig overheidsoptreden heeft en als daarbij een groot belang gediend is. 48 Deze uitzondering heeft echter met name invloed op andere dan strafzaken. 49 Een tweede uitzondering is de zogenaamde inevitable discovery exception: onrechtmatig verkregen bewijs is toelaatbaar, mits het ook op rechtmatige wijze verkregen had kunnen zijn. 50 Hier tegenover staat echter een forse uitbreiding van het leerstuk van bewijsuitsluiting ten gevolge van de leer van de verboden vruchten ofwel fruits of the poisonous tree doctrine. 51 Deze leer verscheen voor het eerst in Silverthorne Lumber Co. v. United States. 52 Wanneer onrechtmatig verkregen bewijs leidt tot ander bewijsmateriaal, is dit bewijs ook ontoelaatbaar. Het is namelijk besmet door de onrechtmatige overheidshandeling(en) in het eerste stadium. 53 Voor het aanmerken van een bewijsstuk als verboden vrucht, moet 44 U.S. Supreme Court 2 december 1952, 342 U.S. 165; Schlesinger 1977, p Schlesinger 1977, p Embregts 200, p Schlesinger 1977, p U.S. Supreme Court 8 januari 1974, 414 U.S Embregts 2003, p Embregts 2000, p Zie ook paragraaf U.S. Supreme Court 26 januari 1920, 251 U.S. 385; Schlesinger 1977, p Embregts 2000, p
15 sprake zijn van een ononderbroken causaal verband, mag geen alternatieve causaliteit bestaan en mag niet voldaan worden aan de hiervoor genoemde inevitable discovery exception. 54 De leer van de verboden vruchten strekt ertoe de overheid niet in een gunstiger positie te laten komen, dan wanneer er geen onrechtmatig bewijs verkregen zou zijn. Dit betekent dat een vrucht van onrechtmatig bewijs slechts toelaatbaar is als een andere onafhankelijke onderzoekslijn al aangevangen was, voordat het onrechtmatige bewijs was vergaard. Daarnaast zou doorzetting van die onderzoekslijn ook daadwerkelijk geleid moeten hebben tot het vergaren van het bewijsmateriaal op rechtmatige wijze Het Scandinavië-stelsel als mogelijk alternatief In zowel het Noorse, Zweedse als Finse strafprocesrecht bestaat geen wettelijk geregelde bewijsuitsluitingsregel. In deze landen heerst het beginsel van de vrije beoordeling van bewijs, dat samenhangt met de vrije indiening van bewijs door partijen en de vrije waardering daarvan door de rechter. Dit betekent dat ieder bewijsstuk, zonder uitzondering, aan de rechter kan worden gepresenteerd en dat de rechter niet door een wettelijke bepaling gebonden is bij het vaststellen van de waarde van het bewijsstuk. 56 Ook onrechtmatig verkregen bewijs mag dus in beginsel gebruikt worden. 57 Causaliteit als voorwaarde voor uitsluiting speelt dan ook geen relevante rol in het Scandinavië-stelsel. De eerder genoemde leer van de verboden vruchten, waaraan in de Verenigde Staten zoveel waarde wordt gehecht, wordt in Scandinavië niet erkend. Hetzelfde geldt voor de inevitable discovery exception. 58 De rechtvaardiging voor het ontbreken van een geschreven bewijsuitsluitingsregel is het achterhalen van de waarheid evenals het voorkomen van het vrijuit gaan van criminelen door vormverzuimen. De waarheidsvinding heeft in Scandinavische strafzaken dan ook voorrang op de rechtsbescherming. Disciplinaire of strafrechtelijke sanctionering van bijvoorbeeld politieambtenaren wegens onrechtmatig handelen, wordt geprefereerd boven de onderdrukking van het middels dit handelen vergaarde bewijs. Het is afhankelijk van het oordeel van de rechter in hoeverre er waarde aan dergelijk bewijs wordt toegekend en of hij dit betrekt bij het doen van zijn uitspraak. In het algemeen lijken rechters meer waarde aan 54 Embregts 2000, p Embregts 2000, p CFR-CDF 2003, p Embregts 2003, p. 7; Lindell 2004, p. 410; CFR-CDF 2003, p Zie paragraaf 4.1; Torgersen 2009, p
16 onrechtmatig verkregen bewijs toe te kennen naarmate het delict waarvoor de verdachte terecht staat, ernstiger is. Dit was bijvoorbeeld het geval in de Espionage-zaak. 59 Hoewel de rechter kan besluiten om geen waarde aan het bewijsmateriaal toe te kennen, is onrechtmatigheid van het bewijs daarvoor geen vereiste. 60 De kritiek op het Scandinavië-stelsel luidt dat dit stelsel niet geheel in harmonie is met de vereisten die voortvloeien uit de grond- en mensenrechten, met name art. 6 en 13 EVRM, en het beginsel dat ook de overheid gebonden is aan de wet. 61 Het beginsel van de vrije beoordeling van bewijs is echter niet absoluut. Zo zal de rechter bewijsmateriaal afwijzen wanneer hij constateert dat het geen relevante betekenis heeft, overbodig is of anderzijds kennelijk niet van invloed is. Daarnaast kan de rechter een bewijsstuk weigeren, indien het op een andere manier naar voren gebracht kan worden die aanzienlijk minder problemen of kosten met zich meebrengt. Het Zweedse rechtssysteem schrijft echter niet voor dat het verboden is om een bewijsstuk in te dienen dat bemachtigd is middels het overtreden van de wet. Evenmin is de rechter in zijn vrijheid beperkt om een grote waarde toe te schrijven aan een dergelijk bewijsstuk. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de Blood test-zaak. 62 In deze zaak was van de verdachte een bloedmonster afgenomen door een laboratoriumassistent, die hiertoe niet gerechtigd was. De wijze van verkrijging was dus in strijd met het Zweedse Wetboek van Strafvordering. Toch werd dit materiaal door het hooggerechtshof toegelaten om te bewijzen dat de verdachte onder invloed van alcohol gereden had. 63 In het Noorse rechtssysteem ligt dit iets anders. In de Noorse grondwet liggen namelijk enkele bepalingen besloten die de bewijsgaring beperken. Hierbij gaat het vooral om sectie 96, die ondervraging door middel van marteling verbiedt, sectie 99 waarin staat dat niemand in hechtenis mag worden genomen, uitgezonderd de gevallen voorzien bij wet en op de wijze zoals voorgeschreven door de wet en sectie 102 die huiszoeking reguleert. Deze bepalingen staan echter niet in verband met de ontwikkeling van bewijsuitsluitingsregels. Niettemin kan onrechtmatigheid van belang zijn voor de waarde die de rechter aan het bewijsmateriaal toekent en voor de mogelijkheid tot sanctionering 59 Norwegian Supreme Court 15 augustus 1988, Rt 1992 p. 698, 706; Torgersen 2009, p. 7; Kristiansen e.a. 2008, p Torgersen 2009, p. 2; CFR-CDF 2003, p Zie paragraaf 2.1; CFR-CDF 2003, p Swedish Supreme Court 24 september 1986, NJA 1986 p CFR-CDF 2003, p
17 van het onrechtmatig handelen in een aparte procedure. 64 Hoewel Noorwegen geen wettelijke uitsluitingsregel kent, is in de jurisprudentie en academische literatuur namelijk wel een zogenaamde afwegingstoets ontwikkeld ten behoeve van de waardering van het bewijs. Ook in het Finse strafrecht wordt een misdaad of anderszins onrechtmatige handeling die in verband staat met de bewijsgaring als een afzonderlijke juridische kwestie behandeld. Dit kan ofwel in een strafrechtelijke ofwel in een civielrechtelijke procedure. Wel is het zo dat de rechter aan bewijsmateriaal dat bijvoorbeeld middels foltering verkregen is, geen waarde zal hechten voor zijn beslissing Torgersen 2009, p CFR-CDF 2003, p. 13,
18 5 Conclusie Art. 359a Sv geeft de rechter de bevoegdheid om onrechtmatige handelingen met betrekking tot de bewijsgaring te bestraffen. Strafvermindering, niet-ontvankelijkverklaring van het OM en bewijsuitsluiting, dat sinds de zestiger jaren de meest voorkomende sanctie op onrechtmatig verkregen bewijs vormt, hebben tot gevolg dat criminelen minder of zelfs helemaal niet strafbaar zijn. Met name in geruchtmakende strafzaken als de Hells Angelszaak levert dit veel kritiek op. Zowel de materiële waarheidsvinding als de rechtsbescherming zijn van principieel belang voor het strafrecht. Op het eerste gezicht lijkt art. 359a Sv bij te dragen aan een rechtmatige, rechtvaardige en integere strafvordering. Door sanctionering van vormverzuimen, worden de rechten en vrijheden van de (verdachte) burger gewaarborgd. Ook de overheid is immers gebonden aan de wet. In het Nederlandse stelsel gaat de rechtsbescherming echter ten koste van de materiële waarheidsvinding. Op misdaad hoort straf te volgen. Doordat criminelen wegens onrechtmatig overheidshandelen de dans ontspringen, wordt het vertrouwen in het strafrecht ernstig geschaad. Dit is ook in de Verenigde Staten, waar de wortels van de uitsluitingregel ofwel exclusionary rule liggen, duidelijk het geval. Criminelen worden in een gunstiger positie gebracht, terwijl slachtoffers, nabestaanden en de samenleving als geheel benadeeld worden. Maar er is een alternatief. In Scandinavië geldt het beginsel van de vrije beoordeling van bewijs, waardoor ieder (rechtmatig en onrechtmatig) bewijsstuk toelaatbaar is. Vervolgens is het afhankelijk van het oordeel van de rechter welke waarde aan het bewijs wordt toegekend. Op deze wijze wordt recht gedaan aan de waarheidsvinding. Wel moet in dit stelsel goed opgelet worden dat de rechtsbescherming niet in het gedrang komt. Deze kan gegarandeerd worden door onrechtmatig overheidshandelen disciplinair dan wel strafrechtelijk aan te pakken. Van een dergelijke aanpak zal in ieder geval een grotere preventieve werking uitgaan dan van het huidige artikel 359a Sv. Daarnaast zou aan de verdachten wiens rechten geschonden zijn, een schadevergoeding toegekend kunnen worden. Bovendien kan de rechter altijd nog beslissen om aan bewijs dat door de onrechtmatige verkrijging een grote kans heeft onbetrouwbaar te zijn, niet of nauwelijks waarde toe te kennen. De onderzoeksvraag: Moet art. 359a Sv hervormd worden, zodat in beginsel al het gevonden bewijs toelaatbaar is en als geldig bewijs in strafzaken kan dienen, ongeacht de
19 wijze van verkrijging?, kan dus bevestigend beantwoord worden. De oplossing voor het dilemma van onrechtmatig bewijs ligt in een stelsel waarin zowel de waarheidsvinding als de rechtsbescherming gewaarborgd wordt. Misdaad wordt bestraft en schade wegens onrechtmatig overheidshandelen wordt vergoed. Alleen zo kan een werkelijk rechtmatige, rechtvaardige en integere strafvordering bereikt worden en zal het vertrouwen in het strafrecht herleven
20 Bronvermelding Boeken Blom 2008 T. Blom, Vormverzuimen, in: C.P.M. Cleiren, Th.A. de Roos & M.A.H. van der Woude (red.), Jurisprudentie Strafrecht Select, Den Haag: Sdu Uitgevers Cleiren & Nijboer 2009 C.P.M. Cleiren & J.F Nijboer (red.), Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: Kluwer Corstens 2008 G.J.M. Corstens, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer Embregts 2000 M.C.D. Embregts, Alternatieve bewijsverkrijging. Over de toelaatbaarheid van onrechtmatig verkregen bewijs dat ook op rechtmatige wijze had kunnen worden verkregen, in: Kaptein 2000, p Embregts 2003 M.C.D. Embregts, Uitsluitsel over bewijsuitsluiting. Een onderzoek naar de toelaatbaarheid van onrechtmatig verkregen bewijs in het strafrecht, het civiele recht en het bestuursrecht, Deventer: Kluwer Kaptein 2000 H.J.R. Kaptein (red.), Onrechtmatig verkregen bewijs, Amsterdam: Paul Scholten Instituut Kaptein 2000 H.J.R. Kaptein, Over de zin van onrechtmatig verkregen bewijs. Materieelrechtelijk verantwoorde gevolgen van strafvorderlijke vormverzuimen, in: Kaptein 2000, p Knigge 2001 G. Knigge (red.), Leerstukken van strafprocesrecht, Deventer: Gouda Quint Lindell 2004 B. Lindell, Evidence in Sweden, in: J.M. Lebre de Freitas (red.), The Law of Evidence in the European Union, Den Haag: Kluwer Law International 2004, p Mevis 2006 P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht. Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri Miller & Jentz 2010 R.L. Miller & G.A. Jentz, Fundamentals of Business Law. Summarized Cases, Mason: South- Western Cengage Learning
21 Nijboer 2000 J.F. Nijboer, Onrechtmatige bewijsgaring en de uitsluiting van het aldus verkregen bewijsmateriaal in strafzaken, in: Kaptein 2000, p Nijboer 2008 J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijsrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri Nijboer 2009 J.F. Nijboer, in: C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer (red.), Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: Kluwer Schlesinger 1977 S.R. Schlesinger, Exclusionary Injustice. The problem of illegally obtained evidence, New York: Marcel Dekker, INC Smith 2007 C.E. Smith, Regels van rechtsvinding, Den Haag: Boom Juridische uitgevers Artikelen Barends 2007 I. Barends, Blunderend OM doet Hells Angels vrijuit gaan. Zaak loopt stuk op afgeluisterde gesprekken tussen Angels en advocaten, Trouw 21 december 2007, < CFR-CDF 2003 CFR-CDF, Opinion on the status of illegally obtained evidence in criminal procedures in the Member States of the European Union, CFR-CDF.opinion , p Enschedé 1966 Ch.J. Enschedé, Bewijzen in het strafrecht, RM Themis 1966, p Kaptein 2007 H.J.R. Kaptein, Bestraf fouten van het OM, maar laat het proces intact, NRC Handelsblad 21 december 2007, p. 7. Knoops 2005 G.G.J. Knoops, Het Zwolsman-arrest vanuit rechtsvormend perspectief: de opkomst van de moreel-ethische dimensie van de (niet-)ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging wegens onbehoorlijk overheidsoptreden, Ars Aequi , p Kristiansen 2008 J. Kristiansen e.a., Avgjørelse, Kommisjonen for gjenopptakelse av straffesaker 2008, p
22 Peters 1973 A.A.G. Peters, Illegale radiozender de Marconist, Ars Aequi 1973, p Torgersen 2009 R. Torgersen, Truth or due process? The use of illegally gathered evidence in the criminal trial in Norway, DPP 2009, p Parlementaire stukken Kamerstukken II 1993/94, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering (vormverzuimen), , nr. 3. Jurisprudentie Verenigde Staten U.S. Supreme Court 26 januari 1920, 251 U.S. 385 (Silverthorne Lumber Co. v. United States). U.S. Supreme Court 2 december 1952, 342 U.S. 165 (Rochin v. California). U.S. Supreme Court 19 juni 1961, 367 U.S. 643 (Mapp v. Ohio). U.S. Supreme Court 13 juni 1966, 384 U.S. 436 (Miranda v. Arizona). U.S. Supreme Court 12 juni 1967, 388 U.S. 263 (Gilbert v. California). U.S. Supreme Court 8 januari 1974, 414 U.S. 338 (United States v. Calandra). Scandinavië Swedish Supreme Court 24 september 1986, NJA 1986 p. 489 (Blood test). Norwegian Supreme Court 15 augustus 1988, Rt 1992 p. 698, 706 (Espionage). Nederland HR 26 juni 1962, NJ 1962, 479 (Bloedproef II). HR 19 december 1995, NJ 1996, 249 (Zwolsman). HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721 (Overschrijding redelijke termijn). HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376 (Afvoerpijp). HR 17 januari 2006, LJN AU3948 (Onrechtmatig binnentreden). Hof Amsterdam 4 mei 1979, NJ 1980, 48 (Fruits of the poisonous tree)
WEEK 7 VORMVERZUIMEN...
Inhoudsopgave WEEK 7 VORMVERZUIMEN... 2 HOOFDSTUK XVI: BERAADSLAGING EN EINDUITSPRAAK... 2 16.12 De eerste hoofdvraag: bewijs (pag. 816 842)... 2 HR Afvoerpijp... 3 HR De onbevoegde hulpofficier... 5 In
Nadere informatieVergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag
RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek
Nadere informatieZakboekenpolitie.com
Zakboekenpolitie.com Art. 359a Sv Relativering onrechtmatig verkregen bewijs Gebaseerd op paragraaf 3.9 e.v. van het zakboek Strafvordering voor de Hulpofficier 1 Vormverzuim / relativering onrechtmatig
Nadere informatieR. Kuiper. Vormfouten in de Verenigde Staten. Juridische consequenties van vormfouten in strafzaken
R. Kuiper Vormfouten in de Verenigde Staten Juridische consequenties van vormfouten in strafzaken Inhoud Rechtsgevolgen van vormfouten 9 (Essay) Inleiding 13 1 Rechtsvergelijking met de Verenigde Staten
Nadere informatieEdèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,
Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij
Nadere informatieGrondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17
Nadere informatieInleiding. 1 Strafrecht
Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen
Nadere informatieECLI:NL:HR:2015:643. 1 Geding in cassatie. Uitspraak
ECLI:NL:HR:2015:643 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-03-2015 Datum publicatie 20-03-2015 Zaaknummer 13/03959 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:521, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:1943,
Nadere informatieRapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190
Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in
Nadere informatieInhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19
Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,
Nadere informatieBewijsuitsluiting, een uitgesloten zaak?
LOEVENDIE NEIJNDORFF A D V O C A T E N Bewijsuitsluiting, een uitgesloten zaak? Een onderzoek naar de mogelijkheden om bewijsverweren met een verzoek tot bewijsuitsluiting beter te kunnen onderbouwen,
Nadere informatieDEEL I DE RECHTSMACHT 1
VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke
Nadere informatieRapport. Datum: 29 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/287
Rapport Datum: 29 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/287 2 Klacht Op 4 augustus 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw P. te Almere, ingediend door mevrouw mr. J.A. Neslo, advocaat
Nadere informatieDatum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Nadere informatiearrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieGERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieBesluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit
SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van
Nadere informatieEnkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001
Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering
Nadere informatieSanctionering van onrechtmatige bewijsverkrijging in de rechtsstaat
1 Masterscriptie Sanctionering van onrechtmatige bewijsverkrijging in de rechtsstaat Een onderzoek naar de reactie in de rechtspraak op onrechtmatige bewijsverkrijging in het licht van de rechtsstaatgedachte
Nadere informatieHoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J.
Hoofdstukken strafprocesrecht mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Woretshofer Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Inhoud Voorwoord
Nadere informatieStrafrechtelijk bewijsrecht
Strafrechtelijk bewijsrecht vijfde, herziene druk J.F. Nijboer 2008 Ars Aequi Libri Nijmegen Voorwoord Lijst van gebruikte afkortingen Inhoudsopgave V IX XIII Hoofdstuk 1: Oriëntatie 1 1.1. De plaats van
Nadere informatieInstantie. Onderwerp. Datum
Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve
Nadere informatieHoofdstuk 1,2, en 4 van het boek Straf(proces)recht begrepen.
Week 1 Inleiding in het strafrecht Het karakter van het strafrecht. De geschiedenis van de codificatie van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Waarom bestaat het strafrecht? Hoe verwordt een bepaalde
Nadere informatieLijst met publicaties van P.P.J. van der Meij
Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij 2001 Annotaties bij: o Rechtbank Amsterdam 13 juni 1995, RR 366. o Hof Leeuwarden 7 april 1997, RR 430. o Rechtbank Rotterdam 8 april 1998, RR 471. o Hof Den
Nadere informatieNOBODY POLICING THE POLICE
NOBODY POLICING THE POLICE Mr. S.L.J. Janssen Inleiding: de Schutznorm Onrechtmatig optreden door politie en justitie is van oudsher een heet hangijzer en mag zich, met de uitbreiding van bevoegdheden
Nadere informatieInhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45
Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat
Nadere informatieHof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:
Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke
Nadere informatieVoorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),
Grondslagen van Recht Week 3 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt de samenvatting van de stof van Hoofdstuk 14 van het boek Hoofdlijnen, dat voorgeschreven wordt in week 3. Aanvankelijk hebben
Nadere informatieHC 5-a, , sanctionering van onregelmatigheden: bewijsuitsluiting Art. 359a Sv Wet vormverzuim
HC 5-a, 06-03-2018, sanctionering van onregelmatigheden: bewijsuitsluiting Er wordt gekeken naar het uitsluiten van bewijs, dus materiaal dat bij zou kunnen dragen aan de bewezenverklaring. Het gaat in
Nadere informatieGehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2
Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 1 april 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5683418/11/6 onderwerp
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010
Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal
Nadere informatieTOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC.
TOEZICHT EN/OF OPSPORING Jan Willem van Veenendaal MEC. Rechtshandhavingsystemen Onderwerpen: Iets over Bestuursrechtelijke bevoegdheden De sfeerovergang Iets over Strafrechtelijke bevoegdheden Toezicht
Nadere informatieDEEL III. Het bestuursprocesrecht
DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel
Nadere informatieBalanceren tussen waarheidsvinding en rechtsbescherming
Balanceren tussen waarheidsvinding en rechtsbescherming Consequenties van onrechtmatig verkregen bewijs in het strafrecht en het bestuursrecht Master Thesis T.C. Heijmerink (i487600) Universiteit Maastricht,
Nadere informatieLijst met publicaties van P.P.J. van der Meij
Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij 2001 Annotaties bij: o Rechtbank Amsterdam 13 juni 1995, RR 366. o Hof Leeuwarden 7 april 1997, RR 430. o Rechtbank Rotterdam 8 april 1998, RR 471. o Hof Den
Nadere informatieModernisering Wetboek van Sv. 13 april 2017 Wilma Groos en Simon van der Woude
Modernisering Wetboek van Sv. 13 april 2017 Wilma Groos en Simon van der Woude Rechtbank Amsterdam 13 april 2017 Inhoud presentatie Traject modernisering werkgroep Van Dijk en IJzerman in preconsultatie;
Nadere informatieBewijsuitsluiting van (strafrechtelijk) onrechtmatig verkregen bewijs in het bestuursrecht.
WEG ERMEE.. OF TOCH MAAR NIET? Bewijsuitsluiting van (strafrechtelijk) onrechtmatig verkregen bewijs in het bestuursrecht. Scriptie master opleiding Nederlands Recht G.W. Jansink, studentnummer 835332079
Nadere informatie3 Onrechtmatige overheidsdaad
Monografieen Privaatrecht 3 Onrechtmatige overheidsdaad Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter Prof. mr. G.E. van Maanen Prof. mr. R. de Lange Vierde druk Deventer - 2005 Inhoud VERKORT AANGEHAALDE
Nadere informatieRapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275
Rapport Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Marechaussee hem na zijn aanhouding op 18 januari 2003 op de vliegbasis Volkel, niet ten spoedigste
Nadere informatieVoorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging
Inhoud Voorwoord 9 Deel I Materieel strafrecht 11 1 Strafrecht 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid 13 13 14 18 I 4 5 II 6 7 8 9 10 11 De menselijke gedraging De gedraging Causaal
Nadere informatieArtikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking
Nadere informatieGezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;
Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatie«JOR» Bank- en effectenrecht
169 NOOT 1. Bovenstaand arrest is gewezen door de Hoge Raad als belastingrechter. Centraal staat de vraag of bewijsmiddelen waarvan in een eerdere strafprocedure door de strafrechter is geoordeeld dat
Nadere informatiePUBLICATIES. Wetenschappelijke publicaties
PUBLICATIES Wetenschappelijke publicaties C.P.M. Cleiren en M.J. Dubelaar, Modernisering van het strafrechtelijk bewijsrecht, RM Themis 2018, p. 191-203. J.H. Crijns, M.J. Dubelaar & K.M. Pitcher, Overgeleverd
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1856
ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieAnnotatie NJ 2011, 603 (rechtsgevolg bij schending van artikel 126aa lid 2 Sv)
Annotatie NJ 2011, 603 (rechtsgevolg bij schending van artikel 126aa lid 2 Sv) HR 30 maart 2010, nr. 08/00870 M.J. Borgers 1. Dient aan een schending van artikel 126aa lid 2 Sv of daarmee verband houdende
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieRapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377
Rapport Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant bij brief gedateerd 10 februari 2005 zijn
Nadere informatieInternationale bewijsgaring in strafzaken
Internationale bewijsgaring in strafzaken Nederland, Engeland & Wales S.K. de Groot Gouda Quint Deventer 2000 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Lijst van afkortingen V VII XI Hoofdstuk 1: Inleiding
Nadere informatie1.1 De noodzakelijke algemeenheid van wettelijke voorschriften, en billijkheidsuitzonderingen
1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET 1.1 De noodzakelijke algemeenheid van wettelijke voorschriften, en billijkheidsuitzonderingen 1.1.1 Aristoteles inzicht 1.1.2 Billijkheidsuitzonderingen 1.1.3 Rechtswetenschap
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2016:935
ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieNEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp
Nadere informatieRechtsbescherming van uithuisgeplaatsten
juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober 2013. Rapportnummer: 2013/147
Rapport Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/147 2 Aanleiding Op 7 april 2013 om 16.52 uur komt er bij de regionale eenheid
Nadere informatieUitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage
Nadere informatieStrafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11
ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere
Nadere informatieSamenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat
Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat Samenvatting door een scholier 1842 woorden 10 november 2010 5,4 12 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Hoofdstuk 2: Geen willekeur,
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2017:5840
ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieDatum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Nadere informatiehttp://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz...
Page 1 of 5 LJN: BZ4987, Rechtbank Alkmaar, 15.740827-12 Datum 20-03-2013 uitspraak: Datum 20-03-2013 publicatie: Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:Niet-ontvankelijkheid
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2015:84
ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger
Nadere informatieRapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam
Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Datum: 30 december 2013 Rapportnummer: 2013/213 2 Feiten Verzoeker is
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062
Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april 2012 Rapportnummer: 2012/062 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een met naam genoemde politieambtenaar van het
Nadere informatieECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917
ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie
Nadere informatieDe Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam
Nadere informatieCommissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 mei 2011 ADVIES 2011-265 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal dossier
Nadere informatieUitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)
Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes
Nadere informatieVoeging ad informandum in strafzaken
Voeging ad informandum in strafzaken A.A. Franken Gouda Quint BV (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) Arnhem 1993 Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen IX 1. Introductie 1.1 Het begin van de voeging ad
Nadere informatieUitgebreide inhoudsopgave
Uitgebreide inhoudsopgave Woord vooraf 5 Verkorte inhoudsopgave 7 Uitgebreide inhoudsopgave 9 Lijst van afkortingen 17 1 Plaatsbepaling rechtsbescherming 21 1.1 Inleiding 21 1.2 Bestuursrechtelijke geschillen
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C
Nadere informatieLijst van gebruikte afkortingen
Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen VII 1 Inleiding 1 1.1 Afbakening onderzoek 1 1.2 Onderzoeksmethode 3 1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 3 1.4 Leeswijzer 4 2 (Neuro)geheugendetectietests
Nadere informatieAnnotatie NJ 2012, 297 (het niet-melden van het ingesteld zijn van een SFO) HR 11 januari 2011, nr. S 09/00466 P. M.J. Borgers
Annotatie NJ 2012, 297 (het niet-melden van het ingesteld zijn van een SFO) HR 11 januari 2011, nr. S 09/00466 P M.J. Borgers 1. Bij de totstandkoming van de ontnemingswetgeving bestond veel oog voor de
Nadere informatieBESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2009:BI9049
ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Nadere informatiede minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen
POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de minister van Economische Zaken,
Nadere informatieInternetconsultatie Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik 10 augustus 2015
Ministerie van Financiën Korte Voorhout 7 Postbus 20201 2500 EE Den Haag Internetconsultatie Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik 10 augustus 2015 Reactie van: VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS
Nadere informatie15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.
Nadere informatieNo.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012
... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering
Nadere informatieHof van Cassatie van België
4 SEPTEMBER 2007 P.07.0894.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.07.0894.N I. P. M. M. H., verdachte, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Pol Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie te Antwerpen.
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBGEL:2016:2558
ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieBeoordeling. h2>klacht
Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling
Nadere informatieHet zozeer indruist -criterium in de fiscale Antigoonleer
Het zozeer indruist -criterium in de fiscale Antigoonleer Inleiding: de rechtsonzekerheid door de Antigoonleer Wanneer de overheid zich niet netjes gedraagt bij het inzamelen van bewijsmateriaal tegen
Nadere informatieDE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk
DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK mr. J.A.M. van Angeren Tweede druk Kluwer - Deventer - 2008 DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 De Grondwet 3 1. Waarborg 3 2. Exclusiviteit 4 3. Doorbreking bij de wet
Nadere informatieCommissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal
Nadere informatieAuteurs SlimStuderen.nl is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt!
Voorwoord Dit is een voorbeeldverslag van de onderwijsgroepen Inleiding Strafrecht. Dit verslag is bedoeld om kennis te maken met de verslagen van SlimStuderen.nl en wordt gratis aan studenten ter beschikking
Nadere informatieRapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297
Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover
Nadere informatiegewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam
Nadere informatieRapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei 2011. Rapportnummer: 2011/143
Rapport Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei 2011 Rapportnummer: 2011/143 2 Klacht Op 10 juli 2010 hebben politieambtenaren van het regionale
Nadere informatieIn cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483
ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op
Nadere informatieRapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152
Rapport Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Zeeland zijn verzoek om vergoeding van schade, die is ontstaan bij
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning
Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning Den Haag, 24 mei 2006 Aan de leden en de plv. leden van de Vaste Commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende
Nadere informatie