pompstation Breehei te Leunen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "pompstation Breehei te Leunen"

Transcriptie

1 pompstation Breehei te Leunen

2 Bijlagen bij de toelichting Inhoudsopgave Bijlage 1 Quickscan Flora en Fauna Bijlage 2 Archeologisch onderzoek ontwerp

3 Bijlage 1 Quickscan Flora en Fauna pompstation Breehei te Leunen

4 QUICKSCAN FLORA EN FAUNA & BOMENINSPECTIE DRINKWATERINSTALLATIE BREEHEI BREEVENNENWEG 11 TE LEUNEN GEMEENTE VENRAY

5 Quickscan flora en fauna & bomeninspectie Drinkwaterinstallatie Breehei Breevennenweg 11 te Leunen in de gemeente Venray Opdrachtgever NV WML Postbus BB Maastricht Project RAY.WML.ECO1 Rapportnummer Versienummer Status D1 Eindrapportage Datum 1 april 2015 Vestiging Opsteller Boxmeer Ing. A.A. van Grinsven Paraaf Kwaliteitscontrole Ing. M. Koen Paraaf Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is een vereniging van ecologische advies- en onderzoeksbureaus die werkt aan de kwaliteit van advisering gericht op natuur, landschap, water, milieu en ruimte en die de belangen behartigt van groene adviesbureaus. Het Netwerk hanteert een gedragscode die opdrachtgevers en andere belanghebbenden een basis biedt om de leden aan te spreken op de kwaliteit van hun werk. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving ten aanzien van natuurwetgeving. Het onderzoek betreft een momentopname en geeft een inschatting van de geschiktheid van de onderzoekslocatie voor beschermde soorten. Het incidenteel voorkomen van beschermde soorten is echter nooit met zekerheid te voorspellen. Econsultancy accepteert op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek neemt. In het algemeen kan gesteld worden dat een quickscan geldig is voor een periode van 2 tot 3 jaar, tenzij in deze periode de ecologische omstandigheden wezenlijk zijn veranderd en/of de Flora- en faunawet dan wel inzichten hieromtrent zijn gewijzigd. Bij uitstel van de uitvoering van een project met meer dan 3 jaar verdient het de aanbeveling de resultaten van de quickscan opnieuw te toetsen.

6 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING GEBIEDSBESCHRIJVING Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen Ligging ten opzichte van beschermde gebieden ONDERZOEKSMETHODIEK TOEPASSING VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING Inleiding Flora- en faunawet Gebiedsbescherming AANGETROFFEN EN TE VERWACHTEN BESCHERMDE SOORTEN Vogels Vleermuizen Overige zoogdieren Reptielen, amfibieën en vissen Ongewervelden Vaatplanten TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING Flora- en faunawet Broedvogels Vleermuizen Algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën Overige soort(groep)en Gebiedsbescherming SAMENVATTING EN CONCLUSIES RAY.WML.ECO1

7 1 INLEIDING Econsultancy heeft van NV WML opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quickscan flora en fauna met bomeninspectie ter plaatse van de drinkwaterinstallatie Breehei aan de Breevennenweg 11 te Leunen in de gemeente Venray. De quickscan flora en fauna & bomeninspectie zijn uitgevoerd in het kader van de voorgenomen vernieuwing van de drinkwaterinstallatie. De quickscan flora en fauna met bomeninspectie heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, of deel uitmaken van de Provinciale Groene Natuurzones in Limburg. De Boswet is niet meegenomen in onderhavige rapportage. Econsultancy is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde gedragscode en protocollen. In dat kader verklaart Econsultancy ten behoeve van de onderzoekslocatie niet eerder betrokken te zijn geweest voor ecologische advisering of ecologisch onderzoek. Volgens de aanvrager heeft er op de onderzoekslocatie eerder een ecologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is door de gemeente Venray echter niet als voldoende beschouwd. Onderhavige rapportage betreft een quickscan flora en fauna die inhoudelijk voldoet aan de eisen van de desbetreffende gemeente RAY.WML.ECO1 Pagina 1 van 23

8 2 2.1 GEBIEDSBESCHRIJVING Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving De onderzoekslocatie is gelegen aan de Breevennenweg 11, circa 2,5 kilometer ten zuiden van de kern van Leunen in de gemeente Venray. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 52 B (schaal 1:25.000), zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = , Y = Zie figuur 1 voor de topografische ligging van de onderzoekslocatie. Figuur 1. Topografische ligging van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie betreft het terrein van de drinkwaterinstallatie Breehei. Het terrein bestaat uit bebouwing, gazon, wateropvangbekkens en een bosperceel met verspreid daarin een aantal waterputten. Het bosperceel betreft een loofbos met een dominantie van zomereik en berk, met naar het westen toe een gemengd bos. In figuur 2 is een luchtfoto van de onderzoekslocatie en de directe omgeving weergegeven. De figuren 3 t/m 8 geven een impressie van de onderzoekslocatie, middels foto s die zijn genomen tijdens het veldbezoek RAY.WML.ECO1 Pagina 2 van 23

9 Figuur 2. Onderzoekslocatie weergegeven op een luchtfoto. Figuur 3. Bebouwing drinkwaterinstallatie vanuit westelijke hoek. Figuur 4. Bebouwing drinkwaterinstallatie vanuit zuidoostelijke hoek. Figuur 5. Bebouwing drinkwaterinstallatie vanuit westelijke hoek. Figuur 6. Wateropvang westelijk deel onderzoekslocatie. Figuur 7. Wateropvang oostelijk deel drinkwaterinstallatie. Figuur 8. Bomen zuidoostelijke hoek terrein drinkwaterinstallatie Breehei RAY.WML.ECO1 Pagina 3 van 23

10 2.2 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen De initiatiefnemer is voornemens de drinkwaterinstallatie te vernieuwen. Ten behoeve van de voornemens zal de aanwezige bebouwing worden gesloopt en bomen worden gekapt, zie figuur 9. Figuur 9. Plantekening ingrepen op locatie. De bomen die gekapt zullen worden betreffen een klein oppervlak van de gehele onderzoekslocatie. Onderstaand een overzicht van de te kappen bomen. Figuur 10. Overzicht te kappen bomen RAY.WML.ECO1 Pagina 4 van 23

11 2.3 Ligging ten opzichte van beschermde gebieden Natura 2000 & Beschermde Natuurmonumenten De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden, Deunsche Peel & Mariapeel en Boschhuizerbergen, bevindt zich op minimaal 5,5 kilometer afstand van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie is niet gelegen in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als beschermd natuurmonument. Nationaal Natuurnetwerk & Provinciale Groene Natuurzones De onderzoekslocatie maakt deel uit van het Natuurnetwerk (Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast maakt de locatie deel uit van de Provinciale Goudgroene Natuurzone (POL, 2014), zie figuur 11. Figuur 11. Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van de Provinciale Groene Natuurzones Limburg (bron: Provincie Limburg.nl) RAY.WML.ECO1 Pagina 5 van 23

12 3 ONDERZOEKSMETHODIEK Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een veldbezoek en een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie. Het veldbezoek is afgelegd op 17 maart Tijdens dit veldbezoek is de gehele onderzoekslocatie, alsmede de directe omgeving beoordeeld. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat. Verder is aan de hand van verspreidingsatlassen, andere standaardwerken en op basis van expert judgement nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onderzoekslocatie en gegevens van de provincie Limburg geraadpleegd. Het gebruik van openbare bronnen als waarneming.nl is voor zakelijke gebruikers niet toegestaan. Werknemers van een adviesbureau, ambtenaren, terreinbeheerders, ZZP-ers, stagiairs en onderzoekers vallen onder de definitie van zakelijk gebruikers. Verspreidingsgegevens van soorten zijn veelal weergegeven op kilometerhokniveau (1 x 1 kilometer) of op uurhokniveau (5 x 5 kilometer). Aangezien met de schaal van kilometerhokken of uurhokken een groter gebied wordt beschouwd dan alleen de onderzoekslocatie, betekent dit niet dat de kritische soorten ook daadwerkelijk voorkomen binnen de begrenzing van de onderzoekslocatie. Verder zijn sommige verspreidingsgegevens niet erg actueel. Dit betekent dat de meest recente verspreidingsgegevens reeds verouderd kunnen zijn. De meeste te gebruiken gegevens vormen daarom geen uitsluitsel over het aantal soorten en type waarneming van een soort in het betreffende gebied, maar enkel een indicatie over het voorkomen. De quickscan flora en fauna is een toets van de ecologische potenties van de onderzoekslocatie en betreft geen volwaardig soort(en) specifiek onderzoek. Er zijn in het onderhavige onderzoek geen inventarisaties uitgevoerd van soorten en soortgroepen. Een ecologische inventarisatie beslaat meerdere veldbezoeken gedurende de voor de soortgroep meest gunstige periode van het jaar RAY.WML.ECO1 Pagina 6 van 23

13 4 TOEPASSING VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft achtergrondinformatie over de natuurwetgeving waaraan de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie wordt getoetst. Er wordt een globale toelichting gegeven ten aanzien van potentiële overtredingen van de Flora- en faunawet bij de meest voorkomende soorten en soortgroepen. Dit hoofdstuk is niet toegespitst op de situatie op de onderzoekslocatie, maar geeft enkel een beschrijving van de vigerende wetgeving. 4.2 Flora- en faunawet De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen (zie tabel I). Hierbij wordt het zogenaamde nee, tenzij principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn ( nee ). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden ( tenzij ) afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen. Tabel I. Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Verbodsbepalingen Flora- en faunawet Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Voor de Flora- en faunawet geldt dat vaste rust- en verblijfplaatsen van bepaalde soorten zijn beschermd. De Flora- en faunawet maakt onderscheid in drie beschermingscategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen ontheffingsmogelijkheden en toetsingscriteria. Hierbij vallen vogels onder een aparte categorie. Tabel II. Tabel 1 Soortbeschermingscategorieën Flora- en faunawet algemeen beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt, bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing in het kader van artikel 75 aangevraagd te worden. Voorbeelden zijn: ree, haas konijn, egel, bruine kikker, gewone pad, wijngaardslak, brede wespenorchis, grote kaardenbol Tabel 2 overige beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 2 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing aangevraagd te worden. Echter indien er volgens een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode gewerkt wordt, geldt er bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen en hoeft er geen ontheffing aangevraagd te worden. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan het criterium doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort ( lichte toets ). Voorbeelden zijn: eekhoorn, steenmarter, kleine modderkruiper, gele helmbloem, steenbreekvaren, tongvaren, maretak RAY.WML.ECO1 Pagina 7 van 23

14 Tabel 3 strikt beschermde soorten Voor de soorten van Tabel 3 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen bij alle activiteiten (waaronder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting) een ontheffing aangevraagd te worden. In een zeer beperkt aantal gevallen kan er op basis van een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode een vrijstelling verleend worden voor de ontheffingsverplichting bij een zeer beperkt aantal activiteiten. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan een drietal criteria (uitgebreide toets). Bij de uitgebreide toets dient aan alle afzonderlijke criteria te worden voldaan. De criteria zijn als volgt: de activiteiten of werkzaamheden doen geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort, er is geen andere bevredigende oplossing (alternatief) voor de geplande activiteiten of werkzaamheden, die minder schade oplevert voor de betreffende soort en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. Voorbeelden zijn: das, waterspitsmuis, alle vleermuissoorten, rugstreeppad, boomkikker, kamsalamander Bij een quickscan flora en fauna wordt in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingscategorieën. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Broedvogels en vleermuizen zijn soortgroepen uit de strengste beschermingscategorie. Voor de overige soortgroepen is de beschermingsstatus afhankelijk van de soort. Broedvogels Alle broedende inheemse vogels en hun nesten zijn wettelijk strikt beschermd en qua beschermingregime te vergelijken met Tabel 3 van de Flora- en faunawet. Broedvogels vallen onder een aparte beschermingsgroep en zijn ingedeeld in een vijftal beschermingscategorieën (Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, Dienst Regelingen, 2009). Zie tabel III voor een indeling van de bescherming van broedvogels. Tabel III. Beschermingscategorieën aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen. Broedvogels Voor vogels geldt dat er altijd een ontheffing aangevraagd dient te worden. Indien activiteiten plaatsvinden waarbij verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van (broed)vogels dient er een uitgebreide toets, zoals beschreven bij Tabel 3 Flora- en faunawet toegepast te worden. Bij broedvogels kan een overtreding in de meeste gevallen gemakkelijk voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Beschermingscategorie 1 Beschermingscategorie 2 Beschermingscategorie 3 Beschermingscategorie 4 Beschermingscategorie 5 Overige broedvogels ( algemeen voorkomende broedvogels) nesten jaarrond beschermd, ook buiten broedseizoen Nesten jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd; enkel binnen broedseizoen. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld:steenuil). Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Vogels die elk broedseizoen een nieuw nest maken of in staat zijn een nieuw nest te maken. De vogelnesten voor eenmalig gebruik RAY.WML.ECO1 Pagina 8 van 23

15 Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten genieten zowel binnen de Flora- en faunawet als binnen de Natuurbeschermingswet een strikte bescherming. Alle vleermuissoorten staan vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat ze beschermd zijn tegen verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen. Onder deze vaste rust- en verblijfplaatsen wordt verstaan: "het gehele systeem waarvan een populatie gebruik maakt tijdens de jaarcyclus van de soort". Dit houdt in dat niet alleen alle verblijfplaatsen maar ook de verbindingen hiertussen (vliegroutes) en de foerageergebieden bescherming genieten. Vleermuizen zijn streng beschermd omdat ze erg kwetsbaar zijn. De afgelopen vijftig jaar zijn sommige soorten erg zeldzaam geworden of geheel verdwenen. Wanneer overwinterende dieren worden verstoord, is de kans groot dat ze sterven omdat ze dan teveel van hun vetreserve gebruiken. Maar al te vaak worden bomen gekapt en oude gebouwen gerenoveerd of gesloopt. Als zich hierin een vleermuiskolonie bevindt, heeft dat negatieve gevolgen voor de vleermuisstand op lokaal niveau. Omdat ze meestal maar één jong per jaar krijgen, kan herstel erg lang duren. Vleermuizen kunnen zelf geen verblijfplaatsen maken en zijn dus afhankelijk van bestaande verblijfplaatsen. Daarnaast hebben ingrepen in het landschap ook negatieve gevolgen doordat foerageergebieden en vliegroutes, waar vleermuizen jaren achtereen gebruik van maken, verdwijnen. De impact die een ingreep kan hebben verschilt sterk per situatie en per soort waardoor meestal gedetailleerde gegevens nodig zijn om een passend advies te geven. Algemene Zorgplicht De algemene zorgplicht houdt in dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor de flora en fauna kunnen ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen. Zo kan er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met amfibieën en kleine zoogdieren worden wanneer materialen en houtstapels, waaronder de dieren verblijven, worden verwijderd. Tabel IV. Algemene Zorgplicht Algemene Zorgplicht (artikel 2) Een belangrijk uitgangspunt binnen de Flora- en faunawet is dat op elke burger de plicht rust om voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen zich dient in te spannen om de nadelige gevolgen voor een soort te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats. De algemene zorgplicht is in de meeste gevallen voornamelijk van toepassing op beschermde soorten die staan vermeld in Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit betreffen algemeen voorkomende soorten, waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling geldt. Indien er aanleiding is maatregelen te nemen ten aanzien van de zorgplicht, zal dat voor de betreffende soortgroep worden aangegeven. 4.3 Gebiedsbescherming De quickscan flora en fauna toetst voornamelijk aan de Flora- en faunawet. Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied. Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebieden) De Natuurbeschermingswet 1998 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn RAY.WML.ECO1 Pagina 9 van 23

16 beide zijn opgenomen in de Natura 2000-wetgeving, zijn de termen Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied komen te vervallen. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het Ministerie van Economische Zaken (via Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) of door de Provincie. Natuurbeschermingswet 1998 (Beschermde Natuurmonumenten) Beschermde Natuurmonumenten zijn gelegen buiten de Natura 2000-gebieden. Met de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 is het onderscheid tussen Staats- en Beschermde Natuurmonumente opgeheven en gewijzigd in Beschermde Natuurmonumenten en zijn (delen van) Beschermde Natuurmonumenten die overlappen met Natura gebieden komen te vervallen. Het beschermingsregime voor Beschermde Natuurmonumenten betreft het verbod om zonder vergunning handelingen te verrichten die schadelijk kunnen zijn voor de te beschermen waarden van een natuurmonument, zoals natuurschoon en de natuurwetenschappelijke betekenis ervan. Ontwikkelingen zijn wel mogelijk als door het Ministerie of de Provincie een vergunning is verleend. Natuurnetwerk Nederland Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk Nederland is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) en verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert. Vanaf 2014 zijn de provincies verantwoordelijk geworden voor het Natuurnetwerk Nederland. Tot die tijd was de Rijksoverheid hiervoor verantwoordelijk. De planologische begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke structuurvisies en verordeningen. Provinciale Groene Natuurzones Limburg In het provinciaal natuurbeleid (POL 2014) zijn drie groene natuurzones te onderscheiden, de goudgroene-, zilvergroene- en bronsgroene natuurzones. De goudgroene natuurzones betreffen de parels onder de Limburgse natuurgebieden, de zilvergroene zones is natuur met een minder hoge concentratie aan natuurwaarde. De bronsgroene zijn landschapszones die ten aanzien van natuur- en landschap de meest waardevolle cultuurlandschappen zijn waarbij natuur, landschap sterk gemengd met landbouw en andere functies voorkomen. De goud- en zilvergroene natuurzone vormen de Ecologische Hoofdstructuur en hiervoor geldt het landelijk beschermingsregime van het nee, tenzij- principe. Ten aanzien van de bronsgroene natuurzones geldt het ja, tenzij-pricipe. De huidige wezenlijke kenmerken en waarden mogen niet worden aangetast RAY.WML.ECO1 Pagina 10 van 23

17 5 AANGETROFFEN EN TE VERWACHTEN BESCHERMDE SOORTEN Het voorkomen van planten- en diersoorten in een gebied wordt mede bepaald door de aanwezigheid van geschikt leefgebied. Een soort kan in zijn leefgebied gebruik maken van verschillende plekken om te verblijven. Al deze plekken (biotopen) kunnen een bepaalde functie voor de soort vervullen. In dit hoofdstuk wordt op basis van het aanwezige habitat / verblijfsmogelijkheden samen met verspreidingsgegevens beschreven welke beschermde soorten binnen de onderzoekslocatie kunnen voorkomen. Afhankelijk van de soort wordt ingegaan op de potentiële aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen, foerageergebied en verbindingroutes. 5.1 Vogels Broedvogels (beschermingscategorie 1 t/m 4) Uit de verspreidingsgegevens van de provincie Limburg ( met betrekking tot broedvogels blijkt dat het buitengebied van Leunen, waar de onderzoekslocatie deel van uit maakt, volledig is onderzocht op broedvogels. Bij de broedvogelinventarisatie in 2014, zijn binnen de betreffende kilometerhokken territoria gekarteerd van de volgende soorten die vallen onder beschermingscategorie 1 tot en met 4; buizerd, havik en sperwer. Onder de categorie "algemene soorten" zijn binnen de kilometerhokken tevens huismussen waargenomen die onder beschermingscategorie 1 tot en met 4 vallen. De gekarteerde territoria hebben betrekking op de onderzoekslocatie en de directe omgeving. De bebouwing op de onderzoekslocatie is voorzien van dakpannen dak en daardoor normaliter geschikt als nestplaats voor gierzwaluw en huismus. Gezien de ligging buiten de bebouwde kom en aan de rand van een bos- en natuurgebied zijn gierzwaluwen niet te verwachten. Tijdens het veldbezoek zijn geen huismussen op of rond de bebouwing waargenomen. Het veldbezoek vond plaats aan het begin van het broedseizoen van de soorthuismus, en deze bevinden zich dan veelal in de buurt van de nestlocaties. Daarnaast zijn onder de pannen een plastic soort vogelschroot aangetroffen, waardoor er geen geschikte nestlocaties onder de dakpannen aanwezig zijn, zie figuur 12. Figuur 12. Plastic afscherming onder eerste rij dakpannen. De te kappen bomen en de bomen binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingrepen zijn gecontroleerd op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van broedvogels als sperwer, buizerd, havik en ransuil; deze zijn niet aangetroffen. Tevens zijn geen braakballen, ruiveren of uitwerpselen aangetroffen. Wel is een plukplaats aangetroffen van vermoedelijk sperwer in het westelijk deel van de onderzoekslocatie. Binnen de onderzoekslocatie kunnen jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn, maar deze zijn niet aanwezig binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingreep. Daarnaast zijn geen aanwijzingen gevonden die er op duiden dat de onderzoekslocatie een (belangrijke) functie heeft of kan hebben voor andere vogelsoorten waarvan het nest jaarrond beschermd is, zoals steenuil of kerkuil. Verstoring ten aanzien van vogelsoorten waarvan het nest jaarrond is beschermd zijn niet aan de orde RAY.WML.ECO1 Pagina 11 van 23

18 Broedvogels (beschermingscategorie 5) Uit de verspreidingsgegevens van de provincie Limburg ( met betrekking tot broedvogels blijkt dat het buitengebied van Leunen, waar de onderzoekslocatie deel van uit maakt, volledig is onderzocht op broedvogels. Bij de broedvogelinventarisatie in 2014, zijn binnen de betreffende kilometerhokken territoria gekarteerd van de volgende soorten die vallen onder beschermingscategorie 5; boerenzwaluw, boomklever, boomkruiper, bosuil, ekster, gekraagde roodstaart, grauwe vliegenvanger, groene specht, grote bonte specht, huiszwaluw, kleine bonte specht, koolmees, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai. Binnen de geplande ingreep op de onderzoekslocatie zijn enkele soorten uit de beschermingscategorie 5 te verwachten. In de bomen zijn holtes en nisjes aanwezig die nestgelegenheid bieden aan holtebroeders als boomklever, boomkruiper, grauwe vliegenvanger, groene specht, grote bonte specht, kleine bonte specht, koolmees en pimpelmees. De bebouwing biedt nestgelegenheid aan een soort als gekraagde roodstaart, huiszwaluw en spreeuw. Van huiszwaluw zijn nestresten aangetroffen, zie figuur 13 en 14. Nestresten van boerenzwaluw, ekster en zwarte kraai zijn niet aangetroffen. Daarnaast is tevens geen nestgelegenheid voor bosuil aanwezig. Tijdens het veldbezoek is een zwarte specht gehoord. In de te kappen bomen is geen holte aanwezig die groot genoeg is voor zwarte specht als broedlocatie. Figuur 13. Nestresten huiszwaluw noordzijde. Figuur 14. Nestresten huiszwaluw zuidzijde. Bij de te verwachten soorten gaat hierbij om algemeen voorkomende soorten, die ook in de directe omgeving voldoende broedgelegenheid hebben, met uitzondering van de huiszwaluw. Er zijn voor de te verwachten soorten uit beschermingscategorie 5, met uitzondering van de huiszwaluw, derhalve geen bijzondere ecologische omstandigheden die rechtvaardigen dat de nesten van genoemde soorten op de onderzoekslocatie een jaarrond beschermde status zouden moeten hebben. Nestlocaties van de huiszwaluw zijn in uitzonderlijke gevallen ook buiten het broedseizoen beschermd. Huiszwaluw betreft een soort uit de beschermingscategorie 5 van de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen (Dienst Regelingen, 25 augustus 2009). Gelet op de aanwezigheid van nestresten, maken huiszwaluwen gedurende het broedseizoen gebruik van de onderzoekslocatie. Huiszwaluwen bouwen hun nesten voornamelijk onder brede witte betimmeringen onder dakranden. In de directe omgeving zijn niet voldoende alternatieven voorhanden. Voor de huiszwaluw geldt in dit geval dat er ecologische omstandigheden zijn die jaarronde bescherming rechtvaardigen (zie hoofdstuk 6). Overige broedvogels Door de aanwezigheid van bebouwing, bomen, struiken en takkenhopen zijn er op de onderzoekslocatie waar de ingrepen gepland zijn geschikte nestlocaties aanwezig voor algemene vogels als witte RAY.WML.ECO1 Pagina 12 van 23

19 kwikstaart, merel, heggenmus, winterkoning, roodborst en houtduif (zie hoofdstuk 6). Witte kwikstaarten zijn tijdens het veldbezoek waargenomen op het dak van de bebouwing. Slaapplaatsen Sommige vogelsoorten zoals houtduif, kauw en huismus, maar ook ransuilen, maken vooral buiten het broedseizoen gebruik van gemeenschappelijke slaapplaatsen. Meestal wordt hierbij beschutting gezocht in de vorm van dichte begroeiing, hoge bomen, of de veiligheid van open water. Er zijn geen indicaties dat op de onderzoekslocatie een gemeenschappelijke slaapplaats aanwezig is. 5.2 Vleermuizen Volgens de gegevens van het Natuurhistorisch Genootschap Limburg en de Zoogdiervereniging (Huizinga et al. 2011) zijn binnen enkele kilometers van de onderzoeklocatie gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, franjestaart, meervleermuis, baardvleermuis en watervleermuis waargenomen. Volgens het cursusdictaat "Vleermuizen en Planologie" (Limpens et al. 2010) is de onderzoekslocatie gelegen in een deel van Nederland waar de volgende vleermuissoorten kunnen voorkomen: grijze grootoorvleermuis, Brandt s vleermuis en de bosvleermuis. Verblijfplaatsen op de onderzoekslocatie De bebouwing op de onderzoekslocatie is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, vanwege de aanwezigheid van geschikte openingen die toegang verlenen tot de spouwmuren. De ruimte langs de dakranden geeft toegang tot ruimte onder de dakpannen. Verder zijn er op verscheidene plekken ruimtes achter betimmeringen waargenomen waar vleermuizen gebruik van kunnen maken. De bebouwing is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen als gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Deze soorten kunnen de bebouwing gebruiken als zomerverblijf, kraamverblijf, paarverblijf en als winterverblijf (zie hoofdstuk 6). In de te kappen bomen op de onderzoekslocatie zijn tevens potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig. In een te kappen zomereik binnen het hekwerk is een holte en een spleet aanwezig die een potentiële zomer-, kraam-, paar- en winterverblijfplaats vormt voor boombewonende vleermuizen als watervleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en gewone grootoorvleermuis. Daarnaast zijn in enkele te kappen bomen buiten het hekwerk loshangend schors aanwezig waarachter vleermuizen als gewone grootoorvleermuis kunnen verblijven als zomer- en paarverblijfplaats (zie hoofdstuk 6). Figuur 15. Open stootvoegen die toegang verlenen tot de spouwmuur. Figuur 16. Overhangende kopse dakpannen die toegang verlenen naar potentiële verblijfruimtes voor vleermuizen RAY.WML.ECO1 Pagina 13 van 23

20 Figuur 17. Boomholte en spleet in de te kappen zomereik. Figuur 18. Te kappen boom met loshangend schors. Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie Het is door de onderlinge afstand tot de bebouwing en bomen in de omgeving niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden. Foeragerende vleermuizen De onderzoekslocatie zal, gelet op het aanwezige habitat, gebruikt kunnen worden door vleermuizen als gewone dwergvleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis en mogelijk franjestaart om te foerageren. De plannen zullen echter geen aantasting van belangrijk foerageerhabitat vormen. Door de voorgenomen ingreep zal het aanbod van foerageermogelijkheden niet in het geding komen, in de directe omgeving is meer geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen aanwezig. Vliegroutes Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. Door de herinrichting van de onderzoekslocatie worden geen vliegroutes verstoord, doordat bosranden niet afnemen en bomenrijen niet worden aangetast. De potentiële vliegroute dienen na de herontwikkeling van de onderzoekslocatie onverlicht te blijven (zie hoofdstuk 6). 5.3 Overige zoogdieren Licht beschermde soorten De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor een aantal soorten grondgebonden zoogdieren. Het gaat daarbij om algemene soorten als egel, mol, konijn en rosse woelmuis. Door de voorgenomen werkzaamheden bestaat de kans dat deze soorten een negatief effect ondervinden (zie hoofdstuk 6). Streng beschermde soorten Volgens de verspreidingsgegevens van het Natuurhistorisch Genootschap Limburg en de Zoogdiervereniging (Huizinga et al. 2010) zijn binnen enkele kilometers van de onderzoekslocatie de volgende streng beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen: waterspitsmuis, das, steenmarter, eekhoorn en bever. De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor de steenmarter. Deze soort komt in de omgeving voor. Steenmarters gebruiken hooizolders, loze ruimtes onder het dak, schuurtjes en dergelijke, als verblijfplaats. Een steenmarter heeft binnen zijn territorium verscheidene verblijfplaatsen. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen, zoals uitwerpselen of prooiresten, aangetroffen die duiden op het gebruik van de onderzoekslocatie als vaste rust- of verblijfplaats door deze soort. Daarnaast zijn er geen RAY.WML.ECO1 Pagina 14 van 23

21 toegangswegen naar de interne delen van de bebouwing waargenomen waar steenmarters gebruik van kunnen maken. Gelet op het ontbreken sporen en toegangsmogelijkheden kan worden gesteld dat de onderzoekslocatie niet in gebruik is door de steenmarter. De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor de eekhoorn. De te kappen bomen op de onderzoekslocatie konden door het ontbreken van bladerdek goed worden onderzocht op de aanwezigheid van nesten. Er zijn geen nesten van eekhoorns aangetroffen in de te kappen bomen, zodat de aanwezigheid van een vaste- rust of verblijfplaats van eekhoorn kan worden uitgesloten. De das komt volgens de verspreidingsgegevens voor in de omgeving van Leunen. Tijdens het veldbezoek zijn in het oostelijk deel sporen van de das aangetroffen. Hier bevindt zich tevens een bekende dassenburcht, zie figuur 19. Doordat de voorgenomen ingrepen plaats zullen vinden op minimaal 600 meter afstand vanaf de dassenburcht is verstoring van de vaste rust- en verblijfplaats niet aan de orde. De locatie waar de ingrepen gepland zijn maken gezien de afstand deel uit van het secundair foerageergebied. Tijdens het veldbezoek zijn op de projectlocatie zelf waar de ingrepen plaats zullen vinden geen sporen als wissels, haren, mestputjes van de das aangetroffen. De das zal vanuit de burcht foerageren op de aansluitende graslanden ten noorden en ten zuiden van de burchtlocatie. Verstoring ten aanzien van de das als gevolg van de voorgenomen ingreep zal niet aan de orde zijn. Het voorkomen van overige grondgebonden zoogdieren, zoals waterspitsmuis en de bever, is tijdens het veldbezoek niet vastgesteld. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat kan het voorkomen ervan redelijkerwijs worden uitgesloten. Figuur 19. De ligging van de dassenburcht op de onderzoekslocatie en de globale ligging van de projectlocatie waar de ingrepen gepland zijn RAY.WML.ECO1 Pagina 15 van 23

22 5.4 Reptielen, amfibieën en vissen Reptielen Volgens de gegevens van het Natuurhistorisch Genootschap Limburg (Van Buggenum et al. 2008) en RAVON (Tijdschrift RAVON 51, 2013) zijn op de onderzoekslocatie en de directe omgeving (Breehei) geen reptielen waargenomen. Wel zijn waarnemingen van levendbarende hagedissen bekend in het bos- en natuurgebied circa 2 kilometer ten zuiden van de onderzoekslocatie. Reptielen stellen specifieke eisen aan het habitat die betrekking hebben op verschillende factoren. Doordat de onderzoekslocatie niet binnen het kerngebied van de soort valt en het habitat minder optimaal is, is het niet aannemelijk dat er een bestaande populatie aanwezig is. Het is daarentegen niet uit te sluiten dat incidenteel een individu van levendbarende hagedis op of nabij de onderzoekslocatie kan voorkomen (zie hoofdstuk 6). Amfibieën Volgens de gegevens van het Natuurhistorisch Genootschap Limburg (Van Buggenum et al., 2008) en RAVON (Tijdschrift RAVON 51, 2013) zijn in de bos- en natuurgebieden, circa 2 kilometer ten zuid(west)en van de onderzoekslocatie, zijn waarnemingen van Alpenwatersalamander, kamsalamander en poelkikker bekend. Op de onderzoekslocatie zelf en de Breehei zijn geen waarnemingen van streng beschermde amfibieënsoorten bekend. Wel zijn waarnemingen bekkend van algemene soorten als kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker en bastaardkikker. Doordat wateroppervlakten op de onderzoekslocatie aanwezig zijn voortplantingsmogelijkheden voor algemene amfibieënsoorten aanwezig. Op de projectlocatie waar werkzaamheden gepland zijn is geen oppervlaktewater aanwezig. Verstoring door de voorgenomen ingreep ten aanzien van voortplantingswater is niet aan de orde. De onderzoekslocatie vormt geschikt landhabitat voor algemene amfibieënsoorten als kleine watersalamander, bruine kikker en gewone pad. Op de locatie waar de werkzaamheden gepland zijn kunnen de soorten beschutting vinden onder ruigtes en takken- en bladerhopen. Door de voorgenomen werkzaamheden kunnen negatieve gevolgen ontstaan voor algemene soorten (zie hoofdstuk 6). Vissen Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater op de projectlocatie waar de werkzaamheden gepland zijn kan deze soortgroep buiten beschouwing worden gelaten. 5.5 Ongewervelden Libellen Voor libellen geldt dat water nodig is ter voortplanting. Gezien het ontbreken hiervan op de projectlocatie waar de werkzaamheden gepland zijn, kan gesteld worden dat deze soortgroep niet in staat is zich in de huidige situatie te vestigen. Dagvlinders Beschermde dagvlinders stellen specifieke eisen aan het voortplantingshabitat met waard- en nectarplanten. Het is uitgesloten dat er binnen de onderzoekslocatie geschikt habitat aanwezig is voor een (deel)populatie van een beschermde vlindersoort. Overige ongewervelden Overige beschermde ongewervelde soorten, zoals vliegend hert, Europese rivierkreeft en platte schijfhoorn, zijn niet op de onderzoekslocatie te verwachten. Er is geen geschikt habitat voor dergelijke beschermde soorten op de onderzoekslocatie aanwezig en er zijn geen waarnemingen bekend in de directe omgeving van de onderzoekslocatie RAY.WML.ECO1 Pagina 16 van 23

23 5.6 Vaatplanten De provincie Limburg heeft alle gekarteerde plantensoorten verdeeld over groepen met verschillende natuurwaarde. Aan beschermde soorten (Flora- en Faunawet soorten) wordt de grootste waarde toegekend, gevolgd door bedreigde soorten (Limburgse Lijstsoorten) en schaarse soorten. Uit de gegevens van de provincie Limburg met betrekking tot vaatplanten blijkt het buitengebied van Leunen, waar de onderzoekslocatie deel van uit maakt, volledig is onderzocht op beschermde planten. Volgens de kartering in 2003, zijn binnen het betreffende kilometerhok geen vaatplanten gekarteerd die een bij wet beschermde status hebben. De aanwezigheid van water, de zuurgraad van de bodem, de beschikbare hoeveelheid voedingsstoffen, de hoeveelheid zonlicht en de antropogene beïnvloeding bepalen in hoeverre een groeiplaats voor een bepaalde plant geschikt is. Vanwege de specifieke eisen die de meeste beschermde soorten stellen aan de groeiomstandigheden zijn beschermde vaatplanten op de projectlocatie van de onderzoekslocatie niet te verwachten. De projectlocatie bestaat uit bebouwing, gazon, verharding en een smalle strook loofbosperceel. Er zijn geen zonbeschenen schrale kruidvegetatie lagen aanwezig. Het is het niet te verwachten dat er beschermde plantensoorten op de projectlocatie te vinden zijn. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde planten waargenomen. Hierbij is tevens gelet op de aanwezigheid van (beschermde) muurvegetatie. Opgemerkt dient te worden dat het veldwerk buiten het bloeiseizoen heeft plaatsgevonden, waardoor veel beschermde vaatplanten niet waarneembaar zijn. Gezien het aanwezige biotoop en op basis van de verspreidingsgegevens kan gesteld worden dat binnen de projectlocatie geen beschermde vaatplanten voorkomen RAY.WML.ECO1 Pagina 17 van 23

24 6 TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING Als gevolg van de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie kunnen er overtredingen van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet optreden of kan er sprake zijn van negatieve gevolgen voor door de wetgever vanuit natuurwetgeving beschermde gebieden. In dit hoofdstuk wordt beschreven voor welke soorten er sprake is van dreigende overtreding van de Flora- en faunawet en overige natuurwetgeving en of met eenvoudige maatregelen overtreding is te voorkomen. Verder wordt beschreven voor welke soorten een vervolgtraject noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat toetsing van de ingreep aan de Flora- en faunawet op basis van de huidige onderzoeksinspanning niet mogelijk is, en wat de eventuele consequenties zijn ten aanzien van vergunningen en ontheffingen. 6.1 Flora- en faunawet Broedvogels Huiszwaluw In dit geval zijn de nesten van huiszwaluw het gehele jaar beschermd. Huiszwaluwen zijn koloniebroeders die elk seizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin honkvast zijn. Volgens artikel 11 van de Flora- en faunawet is het verboden voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van huismussen te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren. Voor het overtreden van het artikel dient een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Op de onderzoekslocatie zijn nestplaatsen van huiszwaluwen aanwezig en bij de voorgenomen ingreep kan overtreding van de Flora- en faunawet aan de orde zijn. Geadviseerd wordt om mitigerende maatregelen om overtreding van de Flora- en faunwet te voorkomen vast te leggen in een ecologisch projectplan/werkprotocol. Deze kunnen middels een ontheffingsaanvraag ter beoordeling worden voorgelegd bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Overige broedvogelsoorten Voor de algemene broedvogelsoorten die op de onderzoekslocatie zijn te verwachten geldt dat, indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, er geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot deze soorten. Artikel 11 van de Flora- en faunawet (Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren) is van toepassing. De nesten mogen echter wel worden aangetast wanneer deze op dat moment niet in gebruik zijn. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen Vleermuizen De te slopen bebouwing en de te kappen bomen op de onderzoekslocatie zijn geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Door de voorgenomen ingrepen (bomenkap en sloop bebouwing) zou in geval van aanwezigheid van een verblijfsfunctie van vleermuizen kunnen leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet. Alle vleermuissoorten zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c, van de Flora- en faunawet en is tevens opgenomen in bijlage IV van de EU- Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. In de dagelijkse praktijk betekent dit dat hij vermeldt staat op de zogenaamde Tabel 3. Bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen voor deze soort geldt de uitgebreide toets. Vleermuizen worden ook benoemd in Bijlage II van de conventie van Bonn. In onderhavig geval vindt er mogelijk verstoring plaats, omdat een potentiële verblijfplaatsen door de voorgenomen ingrepen verloren gaat. Beschadigen, vernielen of wegnemen, zoals bedoeld in artikel RAY.WML.ECO1 Pagina 18 van 23

25 11 is te voorkomen door te allen tijde de functionaliteit te behouden door het aanbieden van voldoende alternatieven. Overtreding van artikel 11 zoals bedoeld in de Flora- en faunawet is niet te voorkomen als het gaat om verstoren, aangezien na afloop van de sloop een verblijfplaats niet meer aanwezig zal zijn. Gelet op de geschiktheid van de te slopen bebouwing en de te kappen bomen op de onderzoekslocatie voor vleermuizen, zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn om de functie van het gebied voor vleermuizen te kunnen vaststellen. Deze informatie is benodigd om vast te kunnen stellen of overtredingen van de Flora- en faunawet aan de orde zijn. De vleermuissoorten die onderzocht dienen te worden zijn gebouwbewonende en boombewonende vleermuissoorten. Een dergelijk aanvullend onderzoek dient te worden uitgevoerd conform het protocol voor vleermuisonderzoek (Netwerk Groene Bureaus, 2013). Dit houdt in dat afhankelijk van de potentiële functies er in de periode april tot en met september een aantal veldbezoeken uitgevoerd dient te worden. Vervolgens kan aan de hand van de onderzoeksresultaten worden vastgesteld of er overtredingen plaats zullen vinden bij de uitvoering van het project. Bij het aantreffen van verblijfplaatsen van vleermuizen is bij de voorgenomen werkzaamheden overtreding van de Flora- en faunawet naar verwachting niet te vermijden en is daarom een ontheffingsaanvraag aan de orde. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten worden en zal schade aan individuen moeten worden voorkomen. Deze maatregelen, omschreven in een ecologisch projectplan, dienen vervolgens ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, middels een ontheffingsaanvraag Algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën Voor de te verwachten soorten geldt dat de werkzaamheden mogelijk verstorend kunnen werken. Als gevolg van de werkzaamheden kunnen dieren verwond, verstoord of gedood worden. Dit houdt een overtreding van de Flora- en faunawet in. Voor de te verwachten soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen echter een vrijstelling van de Flora- en faunawet, waardoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Het is echter in het kader van de algemene zorgplicht wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht wordt geadviseerd om de bodemverstorende werkzaamheden uit te voeren in de minst gevoelige periode van zoogdieren en amfibieën, circa septemberoktober. Aanwezige dieren moeten de gelegenheid krijgen om veilig weg te komen. Bij het aantreffen van een egel of een amfibieënsoort dient deze zorgvuldig verplaatst te worden naar een geschikte locatie in de directe omgeving. Dit geldt in dit geval tevens voor het onverwacht aantreffen van een levendbarende hagedis Overige soort(groep)en Overtredingen van de Flora- en faunawet ten aanzien van beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn wegens het ontbreken van geschikt habitat/verblijfsmogelijkheden, op basis van verspreidingsgegevens, de aanwezigheid van voldoende alternatieven en/of gezien de aard van de ingreep in dit geval niet aan de orde. 6.2 Gebiedsbescherming De onderzoekslocatie is gelegen binnen de grenzen van een onderdeel dat behoort tot de het Natuurnetwerk Nederland en de Provinciale Goudgroene Natuurzone. Initiatiefnemers van ingrepen binnen of in de directe nabijheid van het Natuurnetwerk Nederland en de Provinciale Goudgroene Na RAY.WML.ECO1 Pagina 19 van 23

26 tuurzones dienen de effecten van de ingreep op kernkwaliteiten en omgevingscondities te onderzoeken. De omgevingscondities zullen ten opzichte van de oorspronkelijke situatie mogelijk veranderen ter plaatse van de te kappen strook bosperceel. Geadviseerd wordt om in overleg te treden met Provincie Limburg omtrent de mogelijkheden van de voorgenomen ingrepen. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden, zoals de Natura 2000-gebieden Deurnsche Peel & Mariapeel en Boschhuizerbergen is, gelet op afstand tot de onderzoekslocatie en de aard van de ingreep niet aan de orde. De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de invloedsfeer van een beschermd natuurmonument RAY.WML.ECO1 Pagina 20 van 23

27 7 SAMENVATTING EN CONCLUSIES Econsultancy heeft van NV WML opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quickscan flora en fauna met bomeninspectie ter plaatse van de drinkwaterinstallatie Breehei aan de Breevennenweg 11 te Leunen in de gemeente Venray. De quickscan flora en fauna & bomeninspectie is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen vernieuwing van de drinkwaterinstallatie. Het onderzoek heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, of deel uitmaken van de Provinciale Groene Natuurzones in Limburg. De Boswet is niet meegenomen in onderhavige rapportage. De initiatiefnemer is voornemens de drinkwaterinstallatie te vernieuwen. Ten behoeve van de voornemens zal de aanwezige bebouwing worden gesloopt en een strook bomen worden gekapt. Zie figuur 20 oor de begrenzing van de onderzoekslocatie (waterwinlocatie Breehei) en het deel waar de ingrepen plaats zullen vinden (projectlocatie). Figuur 20. Plantekening ingrepen op locatie RAY.WML.ECO1 Pagina 21 van 23

28 De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel V. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen. Tabel V. Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen Soortgroep Geschikt habitat Ingreep verstorend Nader onderzoek Ontheffingsaanvraag Bijzonderheden / opmerkingen Broedvogels algemeen ja mogelijk nee nee het verwijderen van nestgelegenheden buiten het broedseizoen uitvoeren jaarrond beschermd ja ja, in dit geval ten aanzien van huiszwaluw die nesten heeft binnen projectlocatie nee optioneel mitigerende maatregelen dienen te worden vastgelegd om de gunstige staat van instandhouding op lokaal niveau te garanderen en de functionaliteit te allen tijde te garanderen Vleermuizen verblijfplaatsen ja mogelijk ja afhankelijk van nader onderzoek potentiële verblijfplaatsen aanwezig in de te kappen bomen en de te slopen bebouwing foerageergebied ja nee nee nee blijft voldoende foerageergebied aanwezig vliegroutes ja nee¹ nee nee ¹aandacht voor verlichting van bosrand en bomenrijen Grondgebonden zoogdieren ja mogelijk nee nee aandacht voor zorgplicht ten aanzien van algemene soorten. Advies om grondwerkzaamheden uit te voeren in september-oktober. Bij aantreffen egel deze zorgvuldig verplaatsen. Amfibieën ja mogelijk nee nee aandacht voor zorgplicht ten aanzien van algemene soorten. Advies om grondwerkzaamheden uit te voeren in september-oktober. Bij aantreffen van amfibieën deze zorgvuldig verplaatsen. Reptielen nee nee nee nee in dit geval geldt de algemene zorgplicht bij het onverhoopt aantreffen van een levendbarende hagedis Vissen ja nee nee nee - Ongewervelden ja nee nee nee - Vaatplanten ja nee nee nee - Gebiedsbescherming Gebied aanwezig Ingreep verstorend Nader onderzoek Vergunningplicht Natura 2000/ Beschermd Natuurmonument op minimaal 5,5 km afstand nee nee nee - Natuurnetwerk Nederland/ Provinciale Groene Natuurzones ja mogelijk mogelijk mogelijk Advies om in overleg te treden met de Provincie Limburg omtrent de mogelijkheden RAY.WML.ECO1 Pagina 22 van 23

29 Samenvatting Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Met betrekking tot de huiszwaluw wordt geadviseerd mitigerende maatregelen te nemen om de gunstige staat van instandhouding op lokaal niveau te garanderen en de functionaliteit te allen tijde te behouden. Daarnaast dient voor aanvang van de sloop en de bomenkap tijdig duidelijk te zijn of hier verblijfplaatsen van een vleermuizensoort aanwezig zijn. Potentiële vliegroutes zullen niet verstoord worden zoland de bosranden en bomenrijen niet verlicht worden. Ten aanzien van algemene amfibieën en grondgebonden zoogdieren wordt in het kader van de algemene zorgplicht geadviseerd om de grondwerkzaamheden uit te voeren in de periode septemberoktober en bij het aantreffen van individuen deze zorgvuldig te verplaatsen naar een geschikte locatie in de directe omgeving. In dit geval geldt dat tevens voor het onverhoopt aantreffen van een levendbarende hagedis. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Doordat de locatie is gelegen binnen het Nationaal Natuurnetwerk Nederland en de Goudgroene Natuurzone Limburg wordt geadviseerd om in overleg te treden met de Provincie Limburg omtrent de mogelijkheden. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden, zoals de Natura gebieden Deurnsche Peel & Mariapeel en Boschhuizerbergen is, gelet op afstand tot de onderzoekslocatie en de aard van de ingreep niet aan de orde. De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de invloedsfeer van een beschermd natuurmonument. Conclusie Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de werkzaamheden uitvoerbaar zijn. Wel dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen zie tabel IV en bovenstaande goed mogelijk is. Econsultancy Boxmeer, 1 april RAY.WML.ECO1 Pagina 23 van 23

30 GERAADPLEEGDE BRONNEN Literatuur Akkermans, R.W., R.A.J. Pahlplatz & K. Veling Dagvlinders in Limburg, verspreiding en ecologie Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. van Buggenum, H.J.M., R.P.G. Geraerds & A.J.W. Lenders (red.) Herpetofauna van Limburg. Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in de periode Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. Dietz C., O. von Helversen & D. Nill Vleermuizen. Alle soorten van Europa en Noordwest- Afrika. De Fontein/Tirion Uitgevers, Utrecht. Hermans, J.T., R.W. Akkermans, F. Mertens, J. van der Weele & H.W.G. Heijligers Werkatlas libellen in Limburg. Inventarisatiegegevens periode Stichting Natuurpublicaties Limburg, Roermond. van Heusden, W.R.M. & S.J. Vreugdenhil Handreiking Flora- en faunawet. Dienst Landelijk Gebied, Den Haag. Huizinga, C.E., L.S.G.M. Verheggen & R.W. Akkermans Werkatlas zoogdieren in Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Roermond Huizinga, C.E., R.W. Akkermans, J.C. Buys, J. van der Coelen, H. Morelissen & L.S.G.M. Verheggen Zoogdieren van Limburg. Verspreiding en ecologie in de periode Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. Hustings, F., J. van der Coelen, B. van Noorden, R. Schols & P. Voskamp Avifauna van Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. Kurstjens, G., B. Peters & K. van Looy De flora van het Maasdal. Ontwikkelingen van bijzondere soorten sinds de start van natuurontwikkeling vanaf Deelrapport 7. Kurstjens ecologisch adviesbureau, Beek-Ubbergen / Bureau Drift, Berg en Dal / INBO, Brussel. Limpens, H., J. Regelink & R. Koelman Vleermuizen en planologie. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! De Flora- en faunawet in de praktijk; informatie over vrijstellingen, ontheffingen en gedragscodes. Ministerie van LNV, Den Haag. Websites (soortgegevens ongewervelden) (soortgegevens ongewervelden) (soortgegevens planten) (EHS en beschermde gebieden in Limburg) (soortgegevens amfibieën, reptielen en vissen) (natuurgegevens provincie Limburg) (nationale natuurwetgeving en soortenstandaards) (soortgegevens vogels) (verspreidingsgegevens planten) (soortgegevens vlinders en libellen) (soortgegevens zoogdieren) RAY.WML.ECO1

31 Verklarende woordenlijst Projectplan Een projectplan dient als begeleidend document voor een ontheffingsaanvraag. In het projectplan zijn maatregelen verwoord waarmee de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats van een beschermde soort behouden blijft en schade aan individuen wordt voorkomen. Externe werking Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied/EHS hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied/ EHS, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied. Expert Judgement Inschatting van een deskundige op grond van zijn kennis en ervaring. Foerageerhabitat Het gebied waarbinnen een soort voedsel zoekt. Foerageren Zoeken en vinden van voedsel door dieren (jachtgebied). Functioneel leefgebied Hiermee wordt het gebied dat is benodigd om de functionaliteit van een voortplantingsplaats of van een vaste- rust of verblijfplaats te behouden. Een nestlocatie of voortplantingsplaats kan bijvoorbeeld alleen succesvol functioneren, wanneer er voldoende habitat (schuilgelegenheid, voedsel etc.) van voldoende kwaliteit aanwezig is om te kunnen paren, eieren te leggen en jongen groot te brengen. Gunstige staat van instandhouding Er is sprake van een gunstige staat van instandhouding van een soort of habitattype als de omstandigheden waarin de soort of het habitattype voorkomt perspectief bieden op een duurzaam voortbestaan van die soort of dat habitattype. Habitat Omvat de plaatsen waar een bepaald organisme voorkomt doordat de abiotische en biotische factoren (niet levende en levende natuur) van die plaatsen voldoen aan de eisen en toleranties die het organisme stelt om te kunnen overleven, groeien en zich voortplanten. Kraamverblijfplaats Voortplantingsplaats van vleermuizen. Het gaat hierbij vaak om de vrouwelijke exemplaren van een kolonie (ook wel kraamgroep genoemd) die gezamenlijk hun jongen grootbrengen. De aantallen vleermuizen in een kraamgroep kun oplopen tot meerdere honderden exemplaren. Landschappelijk inpassingsplan Het inpassen van ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied middels een ontwerp van de groenvoorziening, dat voldoet aan het beleid ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Hierdoor wordt zorg gedragen dat een ruimtelijke ontwikkeling past in het landschap. Landhabitat Amfibieën zijn voor de voortplanting afhankelijk van water. Buiten de voortplantingsperiode maakt de soortgroep gebruik van landhabitat als onderdeel van het leefgebied. Landhabitat voor amfibieën omvat onder andere structuurrijke of opgaande vegetatie zoals (loof)bos, houtwallen, struikgewas, heide, ruigtekruiden, vegetaties en moeras. Mitigerende maatregelen Maatregelen die negatieve effecten bij een ingreep voorkomen of reduceren. Omgevingscheck Een omgevingscheck wordt uitgevoerd bij verlies van leefgebied van een jaarrond beschermde functie van een soort die door een ingreep (tijdelijk) verloren gaat. De omgeving van de ingreep wordt door een ter zake deskundige beoordeeld op aanwezigheid van voldoende alternatief leefgebied en/of potentiële verblijfplaatsen. Ontheffing De Flora- en faunawet is gemaakt om planten- en diersoorten die vrij in het wild leven te beschermen. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen. Onder bepaalde voorwaarden mogen de activiteiten wel doorgaan, daarvoor kan een ontheffing benodigd zijn. Een ontheffing is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt RAY.WML.ECO1

32 Paarverblijfplaats Dit is een verblijfplaats die hoofdzakelijk in het najaar (september/oktober) door vleermuizen worden gebruikt om te paren. Eén mannetje kan een dergelijke verblijfplaats met meerdere vrouwtjes delen. In de omgeving van de paarverblijfplaats wordt veelal door het territoriale mannetje middels baltsvluchten getracht vrouwtjes aan te lokken. Populatie Een biologische populatie is een groep individuen van dezelfde soort die zich onderling voortplant en als zodanig geïsoleerd is van andere zulke groepen. Rode Lijst Rode Lijsten laten zien welke soorten zijn verdwenen en welke soorten in een gebied sterk zijn achteruitgegaan of zeldzaam zijn. Er bestaan verschillende Rode Lijsten. Voor vogels, voor zoogdieren, planten, paddenstoelen, insecten en voor allerlei andere soortgroepen. Rode Lijsten hebben geen officiële juridische status. Plaatsing op de lijst maakt een dier dus nog geen 'beschermde diersoort' in de zin van de Flora- en faunawet. De Rode Lijsten hebben in de praktijk wel een belangrijke signaleringfunctie. Door de Rode Lijst te raadplegen, kunnen alle instellingen die met natuurbehoud te maken hebben rekening houden met bedreigde soorten. Significant negatief effect Een effect is in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 significant als de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied dreigen te worden aangetast. Het begrip 'significant' staat centraal in de toepassing van het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden bij zowel vaststelling van beheerplannen als de vergunningverlening. Het bepaalt of een uitvoerige toetsing, een zogenaamde passende beoordeling, moet worden uitgevoerd. Indien als gevolg van een ingreep de toekomstige oppervlakte habitat of leefgebied, aantal van een soort of kwaliteit van een habitat lager zal worden dan zoals bedoeld in de instandhoudingsdoelstelling, dan kan sprake zijn van significante gevolgen. Voor het goede begrip, de soorten hoeven er niet te zitten, het gebied moet geschikt zijn voor de soorten. Vaste rust- of verblijfplaats Een plek binnen het leefgebied van een soort die essentieel is voor de levencyclus van een individu. De Flora- en faunawet omschrijft niet exact wat een vaste rust- of verblijfplaats is. Dit is soortafhankelijk. Vliegroute Een vaste route die door vleermuizen wordt gebruikt tussen de verblijfplaatsen naar foerageergebieden. Winterverblijfplaats Verblijfplaats die gebruikt wordt om de periode van winterrust te overbruggen. Voor vleermuizen zijn dit vorstvrije, maar koele en vochtige plekken. Er kans sprake zijn van massaverblijfplaatsen, verblijfplaatsen van kleine groepen of één of enkele individuen. Zomerverblijfplaats Is een vleermuisverblijfplaats anders dan een kraamverblijf. Buiten de kraamperiode worden deze door vrouwtjes gebruikt, binnen de kraamperiode door individuele mannetjes RAY.WML.ECO1

33 Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft. Vestiging Limburg Vestiging Gelderland Vestiging Brabant Rijksweg Noord 39 Fabriekstraat 19c Rapenstraat KS Swalmen 7005 AP Doetinchem 5831 GJ Boxmeer Tel Tel Tel Swalmen@econsultancy.nl Doetinchem@econsultancy.nl Boxmeer@econsultancy.nl

34

35 Bijlage 2 Archeologisch onderzoek ontwerp

36 ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK BREEVENNENWEG 11 TE LEUNEN GEMEENTE VENRAY

37 Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Breevennenweg 11 te Leunen in de gemeente Venray Opdrachtgever NV WML Postbus BB Maastricht Project RAY.WML.ARC Rapportnummer Status Versienummer definitief D Datum 17 december 2014 Vestiging Auteur Swalmen Drs. A.H. Schutte Paraaf Autorisatie Drs. M. Stiekema (Senior Prospector) Paraaf Econsultancy bv, Swalmen Foto s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: (Analoog rapport) ISSN: (Digitaal rapport E-depot) Econsultancy Archeologisch Rapport

38 Administratieve gegevens plangebied Projectcode en nummer RAY.WML.ARC Toponiem Breevennenweg 11 Opdrachtgever Gemeente Plaats Provincie NV WML Venray Leunen Limburg Kadastrale gegevens Gemeente Venray, sectie P, nummer 11 Omvang plangebied circa 1,8 hectare Kaartblad 52B (1:25.000) Coördinaten centrum plangebied X: / Y: Bevoegde overheid Deskundige namens de bevoegde overheid Gemeente Venray Postbus AM Venray Dhr. drs. J. W. Schotten Beleidsadviseur cultuurhistorie gemeente Venlo T: F: E: gemeente@venray.nl Postbus RK Venlo Tel j.schotten@venlo.nl ARCHIS2 Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer Onderzoeksnummer Bureauonderzoek n.v.t Booronderzoek n.v.t Archeoregio NOaA Beheer en plaats documentatie Uitvoerders Brabants zandgebied Econsultancy, Swalmen/ Provinciaal Archeologisch Depot Limburg Econsultancy, drs. A.H. Schutte en drs. M. Stiekema Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Verder is Econsultancy lid van de Nederlandse Vereniging van Archeologische Opgravingsbedrijven (NVAO). De leden van de NVAO bieden kwalitatief hoogstaand archeologisch onderzoek. Het lidmaatschap is een waarborg voor kwaliteit en betrouwbaarheid. Tevens is Econsultancy aangesloten bij de Vereniging van Ondernemers in Archeologie (VOiA). De VOiA behartigt de belangen van meer dan 100 bedrijven in alle takken van de archeologie. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie. Econsultancy Archeologisch Rapport

39 SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van NV WML op 25 en 26 november 2014 een archeologisch bureauonderzoek en op 4 december 2014 een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de geplande nieuwbouw binnen het plangebied. Het plangebied is gelegen aan de Breevennenweg 11 te Leunen in de gemeente Venray. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5). Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is. Gespecificeerde archeologische verwachting Uit de landschappelijke ligging, op landduinen/dekzandruggen met bijbehorende vlakten en laagten blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en ongunstig vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Uit de archeologische gegevens die verzameld zijn uit het onderzoeksgebied blijkt dat er in de omgeving van het plangebied sporen van menselijke activiteit zijn waar genomen uit het Neolithicum tot en met IJzertijd maar deze bevinden zich op een andere landschappelijke ligging. Op de oudste historische kaarten is het plangebied in gebruik als heide/bos, wat zo blijft totdat het huidige complex verrijst, waardoor het voor Nieuwe tijd een lage verwachting heeft. Resultaten inventariserend veldonderzoek De bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een verstoord pakket waarvan de dikte fluctueert binnen het plangebied van 80 tot 180 cm. Onder het verstoorde pakket zit bij zes van de tien boringen de C-horizont met plaatselijk gleyverschijnselen. Bij twee boringen zit onder de verstoring een veenpakket met daaronder een mooie natuurlijke bodemopbouw met een AE-horizont, een B-horizont en als laatste een BC-horizont. Twee andere boringen geven de randen van dit vennetje aan met onder het verstoorde pakket ook een mooie natuurlijke bodemopbouw met een AE-horizont, een B-horizont, een BC-horizont en als laatste een C-horizont. Het vennetje zou een ideale vestigingslocatie voor jagers-verzamelaars zijn geweest. Het ligt echter te midden van een aantal grote waterbassins die tot drie meter onder maaiveld zijn aangelegd. Hierdoor is de kans dat er nog onverstoorde resten van kampementen van jagers-verzamelaars in het plangebied aanwezig zijn klein. Doordat het vennetje onder een verstoord pakket ligt is het niet duidelijk of het in de loop der tijd is overstoven of dat het door de mens is opgevuld. Op het historische RAY.WML.ARC

40 kaartmateriaal staat in het plangebied geen ven aangegeven wat er op zou kunnen wijzen dat het in de 18 e eeuw al was overstoven. Conclusie Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing op een deel van de locatie, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. Selectieadvies Op grond van het ontbreken van de verstoorde bodemopbouw, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Bovenstaand betreft een selectieadvies van Econsultancy. Dit is ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het bevoegd gezag, in deze de gemeente Venray. Deze heeft de conceptrapportage en het selectieadvies beoordeelt. De gemeente stelt dat: De conclusie uit het booronderzoek dat de bodem binnen het plangebied sterk is verstoord en dat hierdoor de archeologische verwachting naar laag moet worden bijgesteld kan ik dan ook delen. Hieruit volgt dat ik me ook kan vinden in de aanbeveling om het plangebied vrij te geven. Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 53 van de Monumentenwet Melding van archeologische waarden kan plaatsvinden bij het Ministerie van OCW (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Infodesk info@cultureelerfgoed.nl of tel: ), de gemeente Venray of de Provincie Limburg RAY.WML.ARC

41 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN BUREAUONDERZOEK Methoden Afbakening van het plangebied Huidige situatie Toekomstige situatie Beschrijving van het historische gebruik Aardwetenschappelijke gegevens Archeologische waarden Aanvullende informatie Korte bewoningsgeschiedenis van Noord-Limburg Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek INVENTARISEREND VELDONDERZOEK Methoden Resultaten Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES Conclusie Selectieadvies RAY.WML.ARC

42 LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Tabel II. Tabel III. Tabel IV. Tabel V. Tabel VI. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Grondwatertrappenindeling Overzicht onderzoeksmeldingen Overzicht ARCHIS-waarnemingen Gespecificeerde archeologische verwachting LIJST VAN AFBEELDINGEN Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4. Figuur 5. Figuur 6. Figuur 7. Figuur 8. Figuur 9. Figuur 10. Situering van het plangebied binnen Nederland Detailkaart van het plangebied Luchtfoto van het plangebied Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidskaart Boorpuntenkaart BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Literatuur Bronnen Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bewoningsgeschiedenis van Nederland AMZ-cyclus Boorprofielen RAY.WML.ARC

43 1 INLEIDING Econsultancy heeft in opdracht van NV WML een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Breevennenweg 11 te Leunen in de gemeente Venray (zie figuur 1 en figuur 2). In het plangebied zal nieuwbouw worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5). Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 4). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 5). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Venray, waarna een besluit zal worden genomen of het plangebied kan worden vrijgegeven of dat vervolgstappen nodig zijn. 2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is er op gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn. Het veldonderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? Wat zijn de gevolgen van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel voor de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied RAY.WML.ARC Pagina 1 van 19

44 Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 25 en 26 november 2014 door drs. A.H. Schutte (senior KNAarcheoloog). Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 4 december Meegewerkt hebben: drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog) en drs. M. Stiekema (senior prospector). Het rapport is gecontroleerd door drs. M. Stiekema (senior prospector/kwaliteitscontroleur). 3 BUREAUONDERZOEK 3.1 Methoden Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.3, december 2013), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. 1 Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht: afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05). Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd: het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten; de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLoket); literatuur en historisch kaartmateriaal; bouwhistorische gegevens; de recente topografische kaart (schaal 1:25.000); recente luchtfoto s; het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Limburg; de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Venray; plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging. 3.2 Afbakening van het plangebied Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het 1 Beschikbaar via RAY.WML.ARC Pagina 2 van 19

45 huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1 kilometer rondom het plangebied. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,8 hectare en ligt aan de Breevennenweg 11, circa 2,5 kilometer ten zuiden van Leunen in de gemeente Venray (zie figuur 1 en figuur 2). Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) heeft het maaiveld een hoogte van circa 28,8 m +NAP. Het gebied is kadastraal bekend als Gemeente Venray, sectie P, nummer Huidige situatie Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting. Het plangebied is momenteel grotendeels in gebruik als drinkwaterinstallatie van de WML en is deels bebouwd, deels voorzien van gras, deels verhard en deels bebost (zie figuur 3). Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt: aan de noordzijde bevindt zich een weg met groenstrook en aansluitende akkers; aan de oostzijde bevindt zich bos; aan de zuidzijde bevindt zich grasland en bos; aan de westzijde bevindt zich een weg met aansluitend bos. Bodemloket Met het bodemloket wil de overheid inzicht geven in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in Nederland in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsanering). Ook laat het Bodemloket zien waar vroeger (bedrijfs-) activiteiten hebben plaatsgevonden die extra aandacht verdienen. Het raadplegen van het Bodemloket heeft voor het plangebied geen informatie opgeleverd Toekomstige situatie Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onverstoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen. In het plangebied is nieuwbouw gepland ter behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zullen in de komende jaren binnen het gebied een aantal bodemverstorende werkzaamheden gaan plaats vinden. Om er voor te zorgen dat er voor al deze verschillende fases geen verschillende archeologische bureau- en booronderzoeken noodzakelijk zijn heeft de opdrachtgever besloten om het gehele plangebied in deze fase te laten onderzoeken. 3.5 Beschrijving van het historische gebruik In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettingsvormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20 e eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige RAY.WML.ARC Pagina 3 van 19

46 incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. Historisch kaartmateriaal De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt: Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal 3 Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omgeving Tranchot und v. Müffling kaart : Heide (Bree heide), doorsneden door zandpaden. Heide, doorsneden door zandpaden. Kadastrale minuut 1821 Gemeente Venray, Sectie H, Blad 07/08 1:2.500 Heide, doorsneden door zandpaden. Heide, doorsneden door zandpaden. Militaire topografische kaart (nettekening) _1rd 1: Heide, doorsneden door zandpaden. Heide, doorsneden door zandpaden. Militaire topografische kaart (veldminuut) Militaire topografische kaart (veldminuut) : Heide Heide, ten westen loop een zandweg : Bebost De huidige wegen ten noorden en westen van het plangebied aanwezig, verder omringd door akkers, heide en bos. Militaire topografische kaart (veldminuut) : Plangebied opgedeeld in twee bospercelen doorsneden door een weg. - Topografische kaart B 1: Plangebied niet meer bebost en niet meer doorsneden door een weg, in het zuidwesten staat een pompstation. Topografische kaart B 1: Uitbreiding bebouwing in het plangebied, groenvoorzieningen aangelegd. - - Topografische kaart B 1: Topografische kaart B 1: In het plangebied is een waterbassin gerealiseerd. Laatste heidevelden bebost. Topografische kaart B 1: Bebouwing uitgebreid, tweede waterbassin gerealiseerd Topografische kaart B 1: Op basis van het beschikbare gedetailleerde historische kaartmateriaal blijkt dat het plangebied en de directe omgeving vanaf het begin van de 19 e eeuw tot 1896 in gebruik was als heide (Bree heide) (zie figuur 4). Tussen 1896 en 1924 wordt het plangebied bebost en zijn de huidige wegen ten noorden en westen gerealiseerd. De omgeving raakt ook deels bebost en krijgt deels en agrarische functie. Tussen 1924 en 1936 wordt het plangebied opgedeeld in twee kavels met bos, doorsneden door een weg. Uit de kaart van 1955 blijkt dat het plangebied in gebruik is genomen als pompstation voor de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn de bomen gekapt en is het terrein opnieuw ingedeeld tot één perceel. Hierna neemt de bebouwing in het plangebied langzaam toe totdat de huidige situatie is ge- 3 Tranchot und v. Müffling kaart & RAY.WML.ARC Pagina 4 van 19

47 realiseerd. In de omgeving vindt er een toename plaats van agrarisch gebied en bos ten koste van heide totdat de heide volledig is verdwenen. Rijks- en gemeentemonumenten binnen het onderzoeksgebied Het plangebied ligt niet binnen een 50 m attentiezone van zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten. Bouwhistorische gegevens Bij de gemeente Venray is navraag gedaan bij het archief van Bouw- en Woningtoezicht. Dit heeft binnen de tijdsbestek van het opstellen van dit rapport geen informatie opgeleverd. De klant heeft bouwgegevens van de huidige bebouwing aangeleverd. Hieruit blijkt dat de gebouwen grotendeels onderkelderd zijn, tot maximaal twee meter onder het maaiveld. Verder ligt er op het terrein een aantal ondergrondse bassins en één bovengronds waterbassin die tot drie meter onder maaiveld zijn aangelegd. Tussen de bassins loopt over het terrein verder nog een groot aantal kabels en leidingen. 3.6 Aardwetenschappelijke gegevens Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen. De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Type gegevens Geologie 4 Gegevensomschrijving Formatie van Boxtel met een dek van het Laagpakket van Wierden, fluvioperiglaciale afzettingen (leem en zand) met een zanddek (Bx6) Geomorfologie 5 Zuidelijk deel: Lage landduinen met bijbehorende vlakten/laagten (code: 4L8) Noordwestelijk deel: Dekzandruggen (al dan niet bedekt met oud bouwlanddek (code: 3L5) Noordoostelijke deel: Dekzandvlakte (code: 2M13) Bodemkunde 6 Oostelijk deel: Veldpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code: Hn21- VII/Hd21-VII) Westelijk deel: Duinvaaggronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code: Zd21- VI/Zd21-VII) Geologie De afzettingen van de Formatie van Boxtel zijn afgezet gedurende de laatste ijstijd. 7 Gedurende de laatste ijstijd had de wind vrij spel in het verplaatsen van zand en silt. Over een groot deel van Nederland werd een pakket dekzand afgezet. 8 Er ontstonden duidelijke hoogteverschillen, waarbij reliëfverschillen kleiner dan 1,5 meter dekzandplateaus worden genoemd en grotere hoogteverschillen dekzandruggen of dekzandkopjes genoemd worden. Dekzandafzettingen die zijn afgezet tijdens het Laat- Glaciaal zorgden voor nivellering van het landschap door laagtes in het landschap op te vullen. Het dekzand, dat in het plangebied aan het oppervlak wordt aangetroffen, wordt ook wel het Laagpakket 4 De Mulder et al., Alterra, Stichting voor Bodemkartering, De Mulder et al., Berendsen, RAY.WML.ARC Pagina 5 van 19

48 van Wierden genoemd, welke behoort tot de Formatie van Boxtel. 9 Het water van de in het voorjaar smeltende sneeuwmassa s erodeerde een deel van de dekzandruggen, waarna afzetting plaatsvond in de lagere delen van het landschap als vlaktes van verspoelde dekzanden. DINO 10 Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwatergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO. In het Dinoloket is één boring bestudeerd die in het plangebied staat. 11 Hieruit blijkt dat de ondergrond tot 6.50 m mv bestaat uit een pakket fijn tot matig grof zand met grind. Hieronder ligt een pakket fijn zand van ongeveer 270 cm dik. Hieronder liggen weer grovere zandlagen met grind. Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Boxtel. Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn weer. Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het zuidelijk deel van het plangebied op lage landduinen met bijbehorende vlakten/laagten (code: 4L8), het noordwestelijk deel op dekzandruggen (al dan niet bedekt met oud bouwlanddek (code: 3L5) en het noordoostelijke deel op een dekzandvlakte (code: 2M13) (zie figuur 5). Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 12 Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Uitgaande van het AHN ligt het zuidelijke deel van het plangebied op duinen met vlakten, het noordoostelijke deel op een vlakte en het noordwestelijk deel op de rand van een dekzandrug (zie figuur 6). Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het oostelijk deel van het plangebied gekarteerd als Veldpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code: Hn21-VII/Hd21-VII) en het westelijk deel als Duinvaaggronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code: Zd21-VI/Zd21-VII) (zie figuur 7). Veldpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code: Hn21-VII/Hd21-VII) zijn overwegend jonge (heide) ontginningsgronden. Veldpodzolgronden met Gt VI en VII zijn ontwikkeld in de ruggen van jonger dekzand. De hydrologisch hoge veldpodzolgronclen met Gt VII, maar ook wel met Gt VI, hebben in niet ontgonnen toestand een 5 à 10 cm dikke A1 met een humusgehalte van 6 à 10 %. Daaronder komt, scherp begrensd, een ca. 10 cm dikke A2 Voor, die maximaal 2% humus bevat. In cultuurgronden is de A2 meestal in de Ap opgenomen; deze heeft een humusgehalte van 3 à 4%. De B bevat 3 à 5% humus. De onderzijde van deze horizont is scherp begrensd; de kleur wordt snel lichter. In deze overgangszone naar de C-horizont komen dunne humusbandjes (fibers) voor. 9 De Mulder et al., DINO boornummers B52B RAY.WML.ARC Pagina 6 van 19

49 Duinvaaggronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code: Zd21-VI/Zd21-VII) wordt in grotere en kleinere oppervlakten op de flanken van de Peelrug aangetroffen. Het zijn stuifzandterreinen met een onrustig reliëf, soms met hoogteverschillen van meer dan 5 meter op korte afstand. Aangezien de gronden weinig waarde voor de landbouw hebben, zijn ze nagenoeg geheel bebost. Overwegend wordt Gt VII aangetroffen, plaatselijk komt Gt VI/VII. Ze bestaan uit los gepakt, humusarm, leemarm, matig fijn stuifzand waarin talrijke dunne bandjes met wat ingestoven organische stof voorkomen. Op plaatsen waar het stuifzandpakket dunner dan 120 cm is wordt vaak een humuspodzol aangetroffen. Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als witte vlekken op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven. Tabel III geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen. Tabel III. Grondwatertrappenindeling 13 Grondwatertrap I II' III' IV V' VI VII" GHG (cm -mv) - - <40 >40 < >80 GLG (cm -mv) < >120 >120 >120 ') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden ") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten. Het plangebied heeft grondwatertrap VI/VII. 3.7 Archeologische waarden Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op figuur 8, een kaart met daarop, binnen een straal van 1 kilometer rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen. Indicatieve archeologische waarde De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per land- 13 Locher & de Bakker, RAY.WML.ARC Pagina 7 van 19

50 en waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waarvan geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1: De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geologische kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Omdat de gemeentelijke beleidskaart een hoger detailniveau heeft dan de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) is de IKAW voor het onderzoek niet geraadpleegd. Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Limburg In aanvulling op de IKAW hebben veel provincies een eigen verwachtingskaart vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Limburg ligt het plangebied niet binnen een Provinciaal Archeologisch Aandachtsgebied. Archeologische beleidskaart Gemeente Venray Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. Volgens de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Venray ligt het plangebied binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting voor droge en natte gebieden (categorie 4) (zie figuur 9). In dit geval betreft de hoge verwachting het (Laat-)Paleolithicum- Mesolithicum (jagers-verzamelaars). Voor de overige perioden is overwegend sprake van een lage verwachting. Binnen deze gebieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 50 cm -mv en een verstoringsoppervlak groter dan 500 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Binnen het plangebied en onderzoeksgebied liggen geen AMK-terreinen (zie figuur 8). In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal zeven archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauonderzoeken en booronderzoeken (verkennend/karterend) (zie Tabel IV en figuur 8). Tabel IV. Overzicht onderzoeksmeldingen Onderzoeks- Situering t.o.v. meldingsnr. plangebied Direct ten westen en doorlopend naar het zuiden Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek Type onderzoek: onbekend Toponiem: Niet Van Toepassing, Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: Onderzoeksnummer: RAY.WML.ARC Pagina 8 van 19

51 meter ten noorden meter ten oosten meter ten oosten meter ten noorden meter ten noordwesten meter ten noordwesten Resultaat: Oude melding. Bij actualisatie beleidskaart op verzoek van de gemeente Venlo gereed gemeld. Betreft RAAP-rapport 646. Valt binnen vrijgegeven gebied Trade Port Noord in de gemeente Venlo. Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Leunen, Uitvoerder: Synthegra BV Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: Binnen de te verstoren delen van het plangebied wordt een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven aanbevolen. Het SRE volgt in deze beslissing. Zij voegen hieraan toe dat het niet te verstoren gedeelte van het plangebied planologisch beschermd dient te worden door middel van dubbelbestemming Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Overbroek, Landgoed Leunen 2 Uitvoerder: Oranjewoud BV Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: Hangt samen met onderzoeksmelding Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is geadviseerd dat er voor er bodemverstorende activiteiten plaatsvinden er een booronderzoek moet plaatsvinden met een boordichtheid van 20 boringen per hectare. Deze dichtheid is gebaseerd op de verwachting van eventuele off-site fenomenen uit de prehistorie. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Overbroek, Landgoed Leunen Uitvoerder: Oranjewoud BV Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: Hangt samen met onderzoeksmelding Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is aanbevolen voorafgaand aan bodemverstorende activiteiten een booronderzoek uit te voeren met een dichtheid van 20 boringen per hectare. Deze dichtheid is gebaseerd op de verwachting van een mogelijke off-site fenomenen uit de prehistorie. Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Leunen, De Hoef Uitvoerder: Becker en Van de Graaf Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: Tijdens het veldonderzoek is geconstateerd dat voor het plangebied een lage verwachting geldt op basis van de aanwezigheid van een ijzer-b-horizont en de relatief ongunstige grondwaterhuishouding. Er zijn in het plangebied geen archeologische indicatoren aangetroffen en er wordt ook niet verwacht dat er archeologische resten aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Veulen, Veulenseweg Uitvoerder: Archaeological Research en Consultancy Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: De onderzoekslocatie ligt binnen het dekzandgebied op de overgang van de Peelhorst naar het dal van de Maas. De onderzoekslocatie ligt op een dekzandrug op de overgang naar het dal van de Oostrumsche Beek. Hierdoor heeft het noordwestelijke deel een hoge trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum-Mesolithicum (jagers-verzamelaars). Daarnaast liggen in het centrale en noordoostelijke deel van de onderzoekslocatie hoge zwarte enkeerdgronden (esdek). Hierdoor heeft dit deel van de locatie een hoge trefkans op archeologische sporen en/of resten uit de periode Neolithicum-Middeleeuwen (in de oorspronkelijke bodem onder het esdek) en op resten uit de periode Middeleeuwen-Nieuwe tijd (in het esdek). Deze verwachting wordt bevestigd door verschillende waarnemingen in de omgeving. De locatie is vanaf 1938 in gebruik als bedrijventerrein. Bij de bouw hiervan is de bodem mogelijk deels verstoord. Daarnaast is het omliggende terrein mogelijk ten behoeve van kleiwinning afgegraven. Deze delen hebben in dat geval een lage trefkans op intacte archeologische resten. Gezien de archeologische verwachting voor de onderzoekslocatie wordt de aanbeveling gedaan om bij daadwerkelijke bodemverstoringen binnen het plangebied verder archeologisch onderzoek uit te voeren om te bepalen of er archeologische waarden op de onderzoekslocatie aanwezig kunnen zijn. Geadviseerd wordt om dit vervolgonderzoek uit te voeren als verkennend booronderzoek om de exacte bodemopbouw in kaart te brengen. Hierbij zal bepaald moeten worden in hoeverre de bodem daadwerkelijk verstoord is en binnen welk deel van de locatie enkeerdgronden aanwezig zijn. Het bevoegd gezag, de gemeente Venray, beslist of en in welke vorm er vervolgonderzoek dient plaats te vinden. Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Veulen, Veulenseweg Uitvoerder: Archaeological Research en Consultancy Datum: Onderzoeksnummer: Resultaat: Vervolgonderzoek op Bij het verkennend booronderzoek is gebleken dat de bodem binnen het RAY.WML.ARC Pagina 9 van 19

52 gehele onderzoeksterrein op grote schaal is verstoord tot in de C-horizont. In geen van de boringen zijn nog restanten van het oorspronkelijk bodemprofiel waargenomen. In het geroerde pakket is, vooral in het oostelijk deel van het terrein, veel puin (vooral baksteen) aangetroffen. Deze verstoringen zijn het gevolg van de aanwezigheid van de voormalige steenfabriek en van de latere bouw van het huidige veevoederbedrijf. Onder het geroerde pakket zijn in het zuidoostelijk deel van het onderzoeksgebied eolische dekzanden van het Laagpakket van Wierden aanwezig. In het overige deel gaat het geroerde pakket over in nat-eolische zanden van de Formatie van Boxtel. Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek wordt geconcludeerd dat de mogelijk aanwezige archeologische resten niet (meer) binnen het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Aanbeveling Uit het verkennend inventariserend veldonderzoek blijkt dat er binnen het onderzoeksgebied geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die bedreigd worden door de voorgenomen werkzaamheden. Hierdoor wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht en wordt geadviseerd om de onderzoekslocatie vrij te geven. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Venray, om het terrein definitief vrij te geven. De archeologische meldingsplicht blijft echter van kracht. Mochten er op de locatie alsnog archeologische sporen worden aangetroffen, dan dient dit onverwijld te worden gemeld bij het bevoegd gezag. Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan negen waarnemingen geregistreerd (zie Tabel V en figuur 8). Tabel V. Overzicht ARCHIS-waarnemingen Waarnemingsnr. Situering t.o.v. plangebied Aard van de melding meter ten noorden Neolithicum - Bronstijd : 1 complete vuursteen spits meter ten noorden Neolithicum : 1 complete vuursteen bijl meter ten noorden Neolithicum : 1 complete vuursteen bijl meter ten zuiden Neolithicum : 1 complete vuursteen bijl meter ten noordwesten Complextype: urnenveld Op het Loeb-fiche in het CAA staat de tekst: '15 à 20 urnen uit een - thans vrijwel geheel vernield - urnenveld, waaronder een 33 cm hoge Harpstedterurn (vroege IJzertijd, v. Chr.), in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden aanwezig. Een foto van deze urn bevindt zich in het Oudheidkundig Museum te Venray. Andere urnen zijn bij onderwijzer De Haan te Leunen, en ook bij een Franciscaner Pater (via veldwachter Jansen) geweest. In oorlogstijd verloren geraakt. Westelijk van Oirlo, te Overbroek, dicht bij het Pompstation. Gevonden bij ontginningswerkzaamheden'. Op de achterzijde van het fiche is door J.H.F. Bloemers d.d de volgende tekst getypt: 'Onder gunstige omstandigheden op bouwland geen vondsten en geen bijzonderheden in terrein. Op /388.81, waar luchtfoto van ruilverk. kringgreppen deed vermoeden onder gunstige omstandigheden geen vondsten. Ook in recent gegraven sloot langs veld niets in profielwaar te nemen. Eigenaar van terrein heeft nooit vondsten gedaan'.in het Oud Archief is onder de coördinaten 196/389 een oranje ROB-fiche geplaatst met een melding uit Holwerda Deze bericht dat bij eigen onderzoek ter plaatse werd geconstateerd, dat het hier gelegen urnenveld door ontginning van het land vrijwel geheel vernield was. Zie ook CAA: 52BZ-48 (= waarn ). Bronstijd - IJzertijd : - handgevormd aardewerk IJzertijd : - handgevormd aardewerk meter ten noordwesten Complextype: urnenveld Op het Loeb-fiche in het CAA staat de tekst: 'Urn, cm hoog. Buikvormig en van boven breed uitlopend; de grootste doorsnede (de urn was gebroken) zal ongeveer 10 cm hebben bedragen. De scherven en inhoud zijn in een leemput van naar schatting 2 à 3 meter geworpen x 40 m van het terrein zijn afgegraven. [Gevonden] Bij het leemgraven op het Overbroek op het terrein van een voormalige Duitse barak'. Zie ook CAA: 52BZ-49, waar op het Loeb-fiche over de hierboven beschreven waarneming wordt gemeld: '[...] in op ongeveer 30 à 40 cm diepte nog twee urnen gevonden. De mogelijkheid bestaat dat hier nog meer urnen aanwezig zijn, aangezien de grond slechts 20 cm diep omgeploegd is. Coördinaten: '. De laatste opmerking geldt vermoedelijk voor het niet afgegraven gedeelte van het terrein. Zie voor meer gegevens over het urnenveld waarn Bronstijd - IJzertijd : - handgevormd aardewerk meter ten zuiden Neolithicum : - 1 klopsteen - 1 fragment van een vuursteen bijl - 10 vuursteen klingen - 3 vuursteen spitsen - 1 complete vuursteen steker meter ten noordwesten Neolithicum : - 1 complete vuursteen dolk RAY.WML.ARC Pagina 10 van 19

53 meter ten zuiden Neolithicum : - 1 complete vuursteen bijl Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarnemingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het plangebied en het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd (zie figuur 8). NUMIS NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen. 14 Aangezien de accuratesse van de gegevens in NUMIS niet toereikend is voor dit onderzoek, is NUMIS niet geraadpleegd. 3.8 Aanvullende informatie Archeologische Verenigingen Voor aanvullende informatie is contact gezocht met de Archeologische Werkgroep Venray. Dit heeft binnen de tijdsbestek van het opstellen van deze rapportage geen gegevens opgeleverd. 3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van Noord-Limburg In deze paragraaf wordt een bespreking van de bewoningsgeschiedenis van de streek gegeven. 15 Een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland wordt weergegeven in bijlage 2. Het Midden Paleolithicum ( jaar voor Chr.) In Nederland dateren de oudste vondsten die op menselijke bewoning wijzen uit ca voor Chr. (grotten van Belvédere, Maastricht). Tijdens het Midden Paleolithicum verblijven Neanderthalers (Homo neanderthalensis) in Noordwest-Europa - zij het op niet-permanente basis. De oudste aan Neanderthaler verbonden resten, zijn de zogenaamde houten spiesen/speren, gevonden in de bruinkool dagbouwmijn van Braunschweig en dateren van omstreeks jaar geleden. Het Laat Paleolithicum ( voor Chr.) Uit de vroege periode van het Laat Paleolithicum zijn uit (Zuid-) Nederland weinig archeologische gegevens bekend. Aangenomen wordt dat de mens in deze fase in warmere en beschutte oorden vertoefde ten zuiden van Nederland (zoals in grotten in België). In warmere perioden werd het Maasterras bewoond door jagers-verzamelaars. De mensen in deze periode trokken in kleine familiegroepen door een bosrijk landschap dat doorsneden werd door diverse kleine beekjes en rivieren. De tijdelijke kampementen bevonden zich op gunstige plaatsen in het landschap en werden dan ook herhaaldelijk bezocht. Geschikte locaties lagen in de nabijheid van water, zodat optimaal gebruik kon worden gemaakt van de diversiteit aan natuurlijke voedselbronnen, drinkwater en transportroutes Ellenkamp & Tichelman, RAY.WML.ARC Pagina 11 van 19

54 Het Mesolithicum ( voor Chr.) De aanvang van het Mesolithicum kenmerkte zich door een sterke klimaatsverbetering. De vegetatie die zich aan het eind van de ijstijd nog kenmerkte als een toendravegetatie veranderde in gesloten bossen. Hoewel de mens nog altijd leefde als rondtrekkende jagers-verzamelaars, ontwikkelde hij door de meer gesloten vegetatie en de kleinere fauna geleidelijk andere voedselpatronen. Het verzamelen van planten en vruchten, visvangst en jacht stonden hierin nog altijd centraal. Binnen de jacht verschoof het accent echter naar klein standwild, dat de grote kudden rondtrekkende dieren definitief vervangen had. Het veranderende voedselaanbod vereiste andere, veelal kleinere, werktuigen. De mens verbleef steeds tijdelijk op bepaalde locaties in het landschap, locaties waar men (gevarieerd) voedsel of grondstoffen kon verzamelen en/of verwerken. Het Neolithicum ( voor Chr.) In de loop van het Neolithicum werd de vegetatieontwikkeling steeds meer bepaald door de introductie van de landbouw, ook wel aangeduid met de term neolithisering. Met de introductie van de landbouw (meer specifiek de akkerbouw) stelde de mens geleidelijk andere eisen aan de landschappelijke omgeving en kreeg er tegelijkertijd ook meer vat op. De locatiekeuze werd steeds meer bepaald door de mate waarin gronden geschikt waren als akkerareaal. Door het kappen van bossen (hiervoor werden vuurstenen bijlen gebruikt) ontstonden open terreinen met grassen en kruidachtige. Belangrijk voor de veranderingen van het landschap is dat vanaf het Neolithicum de houding van de mens tegenover de natuur geleidelijk verschoof: voor het eerst werd zijn leefomgeving modeleerbaar. Het proces van neolithisering was lang en complex, waarbij met name in het begin sprake was van het naast elkaar bestaan van gemeenschappen van jagerverzamelaars en landbouwers. Ook vond het proces niet overal gelijktijdig plaats. In het Maasdal vond deze overgang relatief snel plaats, maar voor de zandgronden in Zuid-Nederland lijkt het waarschijnlijk dat de overschakeling van jagen/verzamelen naar landbouw pas in het Laat Neolithicum echt op gang kwam. Voor de gemeente Venray lijkt het waarschijnlijk dat gedurende het Neolithicum beide systemen van voedselvoorziening naast elkaar voorkwamen. Vanaf het Neolithicum ging de mens, mogelijk als gevolg van de meer sedentaire leefwijze, de doden op vaste plekken begraven. In sommige gevallen werd over een graf een grafheuvel opgeworpen. De Bronstijd ( voor Chr.) In de Bronstijd kwam het natuurlijke bosbestand steeds meer onder druk te staan, omdat in de Bronstijd landbouwactiviteiten structureel werden en het areaal landbouwgrond geleidelijk toenam. Kenmerkend voor de Bronstijd is de introductie van metalen werktuigen die een intensievere landbouw mogelijk maakten. Er vond in toenemende mate ontbossing plaats en mogelijk ontstonden in relatie hiermee al de eerste heidevelden. In de Bronstijd worden voor het eerst duidelijke sociale hiërarchieën herkenbaar, omdat enkele mensen opvallend rijk begraven worden. Door een zogenaamd giftexchange mechanisme wisselen deze leiders kostbare goederen met elkaar uit. De IJzertijd ( v. Chr.) Door het voortdurend gebruik als akkerland raakten de vruchtbare bodems op den duur uitgeput, waardoor boeren moesten uitwijken naar nieuwe vruchtbare gronden. Vanaf de Late Bronstijd of de IJzertijd ontstond hierdoor een landbouwsysteem dat noodzakelijkerwijs gebruik moest maken van een relatief groot landbouwareaal waarbij voortdurend nieuwe akkers werden aangelegd met achterlating van de uitgeputte gronden. De boerderijen verhuisden mee naar het nieuwe akkerareaal, waardoor wordt gesproken van zogenoemde zwervende erven. Uit divers grootschalig onderzoek blijkt dan ook dat de bewoning in Zuid-Nederland gedurende de IJzertijd werd gekenmerkt door verspreid in het landschap liggende boerderijen. Na verloop van tijd trad er een natuurlijk herstel op van de eerder beakkerde gronden en konden deze opnieuw in gebruik worden genomen. Voorwaarde voor een dergelijk landbouwsysteem is de aanwezigheid van grote en aaneengesloten vruchtbare terrassen die een dergelijk zwervend systeem toelieten. Vanaf de Midden en Late IJzertijd ontstonden geleidelijk meer plaatsvaste nederzettingen RAY.WML.ARC Pagina 12 van 19

55 De Romeinse tijd (12 v. Chr. 450 n. Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de Prehistorie en begint de periode waar zowel archeologische als geschreven bronnen voorhanden zijn. Grote veranderingen vonden plaats in de samenleving die veel complexer werd als gevolg van centralistische machtsstructuren en daarmee samenhangende organisatie en infrastructuur, die onder andere tot een enorme economische groei leidden. Naast nieuwe ontwikkelingen bleven echter ook oude gewoonten in gebruik, zeker in de ver van Rome gelegen periferie. In de Romeinse tijd werd nog doelmatiger met het landschap omgegaan. Het landschap stond grotendeels ten dienste van de mens, wat leidde tot grote teruggang in het bosbestand. De bewoning concentreerde zich in kleine gehuchten die vaak aan de rand van de uitgestrekte akkerarealen lagen. De nederzettingen en mogelijk de bijhorende akkerarealen en grafvelden bleven soms enkele eeuwen op dezelfde locatie bestaan. Naast deze (vanuit de IJzertijd) traditionele, landelijke nederzettingen, ontstonden in de Romeinse tijd echter ook nog andere nederzettingsvormen. In de eerste plaats de zogenaamde villacomplexen. Deze villacomplexen vormden de zetels van de rijkere of rijkste bovenlagen van de bevolking, de grootgrondbezitters, die ook goede relaties (zowel economisch als politiek) en ook huizen in de steden bezaten. Tot deze rijkste zullen zowel Romeinen en/of Galliërs behoord hebben, maar ook de inheemse elite. Onder deze bovenlaag bevonden zich de boeren die grond pachtten, variërend van bezitters van kleine villacomplexen tot boeren van omheinde nederzettingen of individuele boerderijen (de traditionele kleine landelijke nederzettingen), maar ook ambachtslieden en kleine handelaren. Helemaal onderaan de maatschappelijke ladder stonden de armen of afhankelijke, die zich slechts als arbeider op de landerijen konden aanbieden. Naast de villacomplexen ontstonden in de Romeinse tijd voor het eerst ook wegdorpen (vici) of zelfs steden. Dorpen en steden, maar ook de zogenaamde stationes (rustplaatsen of controleposten), zijn te vinden langs belangrijke wegen (of waterwegen). Daarnaast legden de Romeinen een uitgebreid wegennet aan om de belangrijkste centra in het Romeinse rijk met elkaar te verbinden en een snel transport van de troepen mogelijk te maken. Ook handelaren en de lokale bevolking konden natuurlijk van dit wegennet gebruik maken. De Romeinen zochten voor hun wegen een verkeersvriendelijk landschap, waarbij de aard van de wegen werd aangepast aan de aard van het landschap. De gangbare constructiewijze bestond uit een verhard, centraal weglichaam al dan niet geflankeerd door greppels. De Middeleeuwen ( na Chr.) Na de val van het Romeinse Rijk volgde een afname van de bevolkingsdichtheid en een complete culturele en economische terugval. Als gevolg van de afgenomen bevolkingsdruk waren minder akkers in gebruik en trad in de eerste helft van de Vroege Middeleeuwen (Merovingische tijd) een licht herstel op van het bosareaal. Pas vanaf de Karolingische periode (9 e 10 e eeuw) neemt het landbouwareaal weer toe ten behoeve van de groeiende bevolking. Er ontstonden grote hoven die centra van de landbouw vormden. De bewoners van de rijkste hoven groeiden uit tot de machthebbers en woonden in stenen woontorens die uitgroeiden tot de latere kastelen. De Volle en vooral de Late Middeleeuwen waren perioden van grote agrarische expansie. De opkomst van de verschillende bevolkingskernen leidden tot een toenemende vraag naar voedsel. Om hieraan te voldoen werden ook de minder gunstige, kleinere en meer geïsoleerd gelegen, minder vruchtbare gronden ontgonnen. Hierdoor ontstond langzaam maar zeker een groot aaneengesloten open akkercomplex met aan de randen zowel verspreide als geclusterde boerderijen. De Nieuwe tijd (vanaf 1500 na Chr.) De expansie van de bevolking en de steeds meer bepalende rol van de mens in het landschap zet zich versterkt voort in de Nieuwe tijd. Dit blijkt vooral uit de groei, in aantal en volume, van stedelijke centra, een goed ontwikkelde infrastructuur en uitgebreide ontginningen. Eind 19 e eeuw waren grote oppervlakten van de zandgronden ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Op historische kaarten is een landschap zichtbaar dat, behalve uit grote akkerlandcomplexen, voor een deel bestaat uit heidegronden. Deze heidegronden vormden een essentieel onderdeel van het toenmalige gemengde RAY.WML.ARC Pagina 13 van 19

56 landbouwsysteem omdat ze voorzagen in de schapenmest en plaggen die nodig waren voor de bemesting van de akkers en in hout voor de bouw. De laaggelegen, nattere delen waren voornamelijk in gebruik als weidegrond. Naast de zich voortdurend ontwikkelende verdedigingswerken van stedelijke centra werden op het platteland ter bescherming tegen rovers en plunderende bendes landweren opgeworpen. Landweren dateren in het algemeen uit de 14 e of 15 e eeuw en dienden voornamelijk om het grondgebied van een nederzetting te beveiligen tegen ongewenste bezoekers. Ook dienden de wallen vaak als veekering om te voorkomen dat de gewassen op de akkers door het vee beschadigd zouden worden. In de 17 e en 18 e eeuw werden op het platteland schansen (ook wel boerenschansen) aangelegd, waarin de bevolking zich met het vee kon terug trekken als zich rovende bendes of legers in de regio ophielden. Als gevolg van het menselijk gebruik van het landschap was vanaf de Late Middeleeuwen een duidelijke landschappelijke driedeling ontstaan: een landschap met nederzettingen, cultuurgronden (akkers en weilanden) en de zogenaamde 'woeste gronden', waarbij de geomorfologie bepalend was voor de geografische spreiding van deze driedeling. Vanaf de Nieuwe tijd had het menselijk ingrijpen nog veel meer gevolgen, met het ontstaan van stedelijke centra, heidegebieden en gereguleerde waterwerken. Uiteindelijk hebben deze ontwikkelingen geresulteerd in het tegenwoordig zichtbare landschap. De invloed van de mens in het landschap is vanaf de industriële revolutie dermate extreem dat de oorspronkelijke samenhang tussen het gebruik en het landschappelijk substraat steeds meer verloren is geraakt. Technische ontwikkelingen maken zelfs bouwen op het water mogelijk. Rond 1200 duikt Venray in de geschreven bronnen op als een nederzetting met de naam Rode. Rode wijst op een nederzetting die door ontginning van bosgronden is ontstaan. In de 15 e eeuw profiteert Venray van de bloei van het hertogdom Gelre. Er komt een monumentale kerk, toegewijd aan Sint Petrus' Banden, met een rijke beeldenschat. Rondom de oude kern ontstaan kerkdorpen met een eigen karakter: Castenray, Leunen, Merselo, Oostrum en Smakt. Rond 1485 wordt Leunen in de geschreven bronnen vermeld onder de naam Loenen. Er bestaan meerdere Loenen s in Nederland, bijna allemaal van vroegmiddeleeuwse oorsprong. De naam Loenen zou samenhangen met een ligging aan het water. 16, Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld: Tabel VI. Gespecificeerde archeologische verwachting Archeologische periode Gespecificeerde verwachting Te verwachten resten en/of sporen Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld (Laat-)Paleolithicum Middelhoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen Mesolithicum Middelhoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen Neolithicum Laag Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Bronstijd Laag Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaal- Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Renes, RAY.WML.ARC Pagina 14 van 19

57 resten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen IJzertijd Laag Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen Romeinse tijd Laag Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen Middeleeuwen Laag Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen Nieuwe tijd Laag Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Onder maaiveld en in de top van de dekzandafzettingen Uit de landschappelijke ligging, op landduinen/dekzandruggen met bijbehorende vlakten en laagten blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en ongunstig vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Uit de archeologische gegevens die verzameld zijn uit het onderzoeksgebied blijkt dat er in de omgeving van het plangebied sporen van menselijke activiteit zijn waar genomen uit het Neolithicum tot en met IJzertijd maar deze bevinden zich op een andere landschappelijke ligging. Op de oudste historische kaarten is het plangebied in gebruik als heide/bos, wat zo blijft totdat het huidige complex verrijst, waardoor het voor Nieuwe tijd een lage verwachting heeft. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is grotendeels laag, alleen middelhoog voor jagersverzamelaars, doordat er waarschijnlijk geen oppervlakte water in de buurt van het plangebied is geweest. De archeologische resten worden direct aan of onder het maaiveld verwacht. De vondstenlaag wordt verwacht in de eerste 30 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht. Deze archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- en/of vuursteenstrooiïngen. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens. Bodemverstoring Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventueel aanwezige archeologische resten ook behoudenswaardig zijn. Als gevolg van bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als heide en bos en is momenteel in gebruik als waterwinningsinstallatie. Door ontginnings-, rooiwerkzaamheden en bouwactiviteiten kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan RAY.WML.ARC Pagina 15 van 19

58 3.11 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek Voor het bureauonderzoek is een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als heide en bos en is momenteel in gebruik als waterwinningsinstallatie. Door ontginnings- en rooiwerkzaamheden en bouwactiviteiten kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan. Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of - rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Uit de landschappelijke ligging op landduinen/dekzandruggen met bijbehorende vlakten en laagten blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum gunstig is geweest voor jagersverzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden, alleen middelhoog voor jagers-verzamelaarsen laag voor Nieuwe tijd. 4 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK 4.1 Methoden Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek, conform de eisen van de KNA, versie 3.3, specificatie VS03. Voor het inventariserend veldonderzoek is op 3 dercember 2014 door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog) een Plan van aanpak (PvA) opgesteld. In totaal zijn er 10 boringen gezet (zie figuur 10). Er is geboord tot een diepte van maximaal 2,8 m - mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn verspreid binnen het plangebied gezet. Bij het zetten van de boringen is rekening gehouden met de aanwezige verhardingen, gebouwen en kabels en leidingen. De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschreven. 18 De exacte locatie van de boringen (x-, y-en z- waarden) is vastgelegd met behulp van dgps. Aan de hand van het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, niet of deels sprake is van een gaaf bodemprofiel. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Het opgeboorde materiaal is in het veld door middel van versnijden/verkruimelen geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrande leem en bot. Vanwege het gebruik van het onbebouwde en onverharde deel van het plangebied als grasland was het niet mogelijk een oppervlaktekartering uit te voeren. 18 Bosch, RAY.WML.ARC Pagina 16 van 19

59 4.2 Resultaten Geologie en bodem De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 6 weergegeven. Op basis van deze boorprofielen kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven. Bij boring 1 bestaat de eerste 15 cm uit de Ap-horizont. Hieronder zit tot een diepte van 110 cm -mv een verstoorde laag. Hieronder zit tot onderkant boring de Cg-horizont. Tot circa 50 cm mv komt bij boring 2 een Ap-horizont voor. Hieronder ligt een 30 cm dik verstoord pakket zand op de Cg-horizont. Boring 3 heeft vanaf het maaiveld tot en met 80 cm hieronder een verstoord pakket zand met een fragment plastic met gelijk eronder de Cg-horizont. Boring 4 heeft vanaf het maaiveld tot en met 85 cm hieronder een verstoord pakket zand met asfaltbeton. Van 85 tot 100 cm mv ligt een AE-horizont met daaronder een 10 cm dikke B-horizont en daar weer onder een 10 cm dikke BC-horizont. Hieronder ligt de C-horizont. Bij boring 5 bestaat de eerste 90 cm uit een pakket bouwzand met asfaltbeton. Hieronder zit een 10 cm dikke verstoorde laag met daaronder de Cg-horizont. Boring 6 heeft een 10 cm dikke Ap-horizont. Hieronder zit een 110 cm dik verstoord pakket zand. Van 120 tot en met 195 cm mv ligt een veenpakket. Hieronder ligt een 35 cm dikke AE-horizont. Van 230 tot en met 260 cm mv zit een B-horizont met daaronder een BC-horizont. Tot circa 50 cm mv komt bij boring 7 een Ap-horizont voor. Hieronder ligt een 60 cm dik verstoord pakket zand op de Cg-horizont. Boring 8 heeft vanaf het maaiveld tot en met 95 cm hieronder een verstoord pakket zand met asfaltbeton. Van 95 tot 110 cm mv ligt een AE-horizont. Hieronder ligt een 20 cm dikke B-horizont met daaronder een 5 cm dikke BC-horizont op de C-horizont. Bij boring 9 bestaat de eerste 10 cm uit een Ap-horizont met daaronder zit tot een diepte van 135 cm -mv een verstoorde laag zand. Hieronder ligt een 10 cm dik veenpakket. Van 145 tot en met 175 cm mv ligt er een AE-horizont, met eronder een 30 cm dikke B-horizont. Van 200 cm mv tot onderkant boring, op 220 cm mv, ligt de BC-horizont. Bij boring 10, tenslotte, bestaat de bovenste 180 cm uit een verstoord pakket zand met leembrokkenmet eronder de Cg-horizont. Het aangetroffen bodemprofiel komt, als gevolg van de zware bodemverstoringen, niet overeen met het bodemtype zoals weergegeven op de Bodemkaart van Nederland (zie 3.6). Er zijn geen Veldpodzolgronden dan wel Duinvaaggronden in het plangebied aangetroffen. Uit de boringen 6 en 9 blijkt dat in het plangebied een vennetje heeft gelegen, waarvan de randen zijn vastgesteld in boringen 4 en 8. Dit vennetje is nu bedekt door een verstoord pakket van 85 tot en met 135 cm dik. Bij de resterende zes boringen is de bodemopbouw ook verstoord van 80 tot en met 180 cm diep. Het vennetje zou een ideale vestigingslocatie voor jagers-verzamelaars zijn geweest, waarschijnlijk is het ontstaan in het Laat Mesolithicum. Het ligt echter te midden van een aantal grote waterbassins die tot drie meter onder maaiveld zijn aangelegd. Hierdoor is de kans dat er nog onverstoorde resten van kampementen van jagers-verzamelaars in het plangebied aanwezig zijn klein. Doordat het vennetje onder een verstoord pakket ligt is het niet duidelijk of het in de loop der tijd is overstoven of dat het RAY.WML.ARC Pagina 17 van 19

60 door de mens is opgevuld. Op het historische kaartmateriaal staat in het plangebied geen ven aangegeven wat er op zou kunnen wijzen dat het in de 18 e eeuw al was overstoven. Doordat het bedekt is geraakt met een zandpakket is de bodem hier niet geheel verstoord geraakt door recente bodemingrepen tot in de C-horizont. Het maaiveld binnen het plangebied varieert vrij sterk in hoogte varieert wat grotendeels veroorzaakt wordt door recente ingrepen ten behoeve van de installatie van de WML. Tussen boring 10 en 5 zit bijvoorbeeld een hoogteverschil van 1 m. Archeologie In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren waargenomen. Het gaat hier echter om een verkennend bodemonderzoek, dat zich richt op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen beïnvloeden en niet zo zeer op het onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen. 4.3 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek Voor het veldonderzoek is een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het veldonderzoek de daarvoor benodigde gegevens heeft opgeleverd; Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? De bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een verstoord pakket waarvan de dikte fluctueert binnen het plangebied van 80 tot 180 cm. Onder het verstoorde pakket zit bij zes van de tien boringen de C-horizont met plaatselijk gleyverschijnselen. Bij boringen 6 en 9 zit onder de verstoring een veenpakket met daaronder een mooie natuurlijke bodemopbouw met een AE-horizont, een B-horizont en als laatste een BC-horizont. Boringen 4 en 8 hebben onder het verstoorde pakket ook een mooie natuurlijke bodemopbouw met een AE-horizont, een B- horizont, een BC-horizont en als laatste een C-horizont. Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? De bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een verstoord pakket waarvan de dikte fluctueert binnen het plangebied van 80 tot 180 cm, onder deze verstoorde lagen ligt de C- horizont dan wel een oud ven met daaronder een intacte bodem. Wat zijn de gevolgen van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel voor de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied. De zware verstoringen die in de boringen zijn aangetroffen te samen met de bouwgegevens over het plangebied leidt tot de conclusie dat er in het plangebied geen archeologische resten in situ meer te verwachten zijn. 5 CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES 5.1 Conclusie Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder verhoogt de aanwezigheid van landduinen/dekzandruggen met bijbehorende vlakten en laagten de kans daarop. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De aangetroffen bodemopbouw wijst op zware bodemverstoringen RAY.WML.ARC Pagina 18 van 19

61 Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing op een deel van de locatie, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het booronderzoek geheel bijgesteld naar laag voor alle archeologische perioden. 5.2 Selectieadvies Op grond van het ontbreken van de verstoorde bodemopbouw, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Bovenstaand betreft een selectieadvies van Econsultancy. Dit is ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het bevoegd gezag, in deze de gemeente Venray. Deze heeft de conceptrapportage en het selectieadvies beoordeelt. De gemeente stelt dat: De conclusie uit het booronderzoek dat de bodem binnen het plangebied sterk is verstoord en dat hierdoor de archeologische verwachting naar laag moet worden bijgesteld kan ik dan ook delen. Hieruit volgt dat ik me ook kan vinden in de aanbeveling om het plangebied vrij te geven. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden daar toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Infodesk of tel: ), de gemeente Venray of de Provincie Limburg RAY.WML.ARC Pagina 19 van 19

62 Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland Breevennenweg 11 te Leunen Situering van het plangebied binnen Nederland (bron : Legend a Plangebied RAY.WML.ARC

63 Figuur 2. Detailkaart van het plangebied Breevennenweg 11 te Leunen Detailkaart van het plangebied binnen Nederland Legenda Plangebied RAY.WML.ARC

64 Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied Breevennenweg 11 te Leunen Luchtfoto van het plangebied Legenda Plangebied RAY.WML.ARC

65 Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Situatie (bron:tranchotkaart) Situatie 1896 (bron: Situatie 1924 (bron: Situatie 1955 (bron: Situatie 1978 (bron: Situatie 1991 (bron: Breevennenweg 11 te Leunen Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Legenda Plangebied RAY.WML.ARC

66 Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Breevennenweg 11 te Leunen Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Plangebied RAY.WML.ARC

67 Figuur 6. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Breevennenweg 11 te Leunen Situering van het plangebied binnen Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda Plangebied RAY.WML.ARC

68 Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart Breevennenweg 11 te Leunen Situering van het plangebied binnen de bodemkaart Legenda Plangebied RAY.WML.ARC

69 Figuur 8. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Breevennenweg 11 te Leunen Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied (bron: Archeologisch informatiesysteem Archis2, AHN) RAY.WML.ARC

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, Bureauonderzoek ecologie, wijzigingsplan IJsseldijk-West Ecologie Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het

Nadere informatie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie Bijlage 1 Onderzoek ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan

Nadere informatie

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek Page 1 of 5 Bijlage 1 Ecologisch onderzoek Plan: Hoofdwinkelcentrum Status: vastgesteld Plantype: bestemmingsplan IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG01 In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit

Nadere informatie

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen. Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen

Nadere informatie

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011 Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011 Bureau Meervelt, Ecologisch onderzoek en advies Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard (2.1) 2011 Status: definitief In opdracht van: Molenparc bv Contactpersoon:

Nadere informatie

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond Quickscan flora en fauna Deltaweg te Helmond A.P. Kerssemakers Voor de afdeling: SB/ROV. Gemeente Helmond. December 2012 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2.Wettelijk kader 2 3. Plangebied 4 4. Onderzoek 7

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA CALLENBACHSTRAAT 11 TE NIJKERK GEMEENTE NIJKERK

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA CALLENBACHSTRAAT 11 TE NIJKERK GEMEENTE NIJKERK QUICKSCAN FLORA EN FAUNA CALLENBACHSTRAAT 11 TE NIJKERK GEMEENTE NIJKERK Quickscan flora en fauna Callenbachstraat 11 te Nijkerk in de gemeente Nijkerk Opdrachtgever VOF Callenbachpoort Postbus 1194 3860

Nadere informatie

Toets flora en fauna Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen

Toets flora en fauna Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen Toets flora en fauna Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen Datum : 27 maart 2014 Projectnummer : 13-0255 Opdrachtgever : Bureau Verkuylen Inleiding Aanleiding In verband met de voorgenomen

Nadere informatie

Terneuzen. Quickscan Flora en fauna. Wulpenbek 16 te Hoek. <NL.IMRO.Invullen> concept. I. Dekker MSc. identificatiecode: datum: status:

Terneuzen. Quickscan Flora en fauna. Wulpenbek 16 te Hoek. <NL.IMRO.Invullen> concept. I. Dekker MSc. identificatiecode: datum: status: Terneuzen Quickscan Flora en fauna Wulpenbek 16 te Hoek identificatie planstatus identificatiecode: datum: status: 16-09-2016 concept projectnummer: auteur I. Dekker MSc. Inhoud van

Nadere informatie

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen Witpaard BV Contactpersoon Kenmerk Status Datum Dhr. J. Drenth 15-182 concept 13 mei 2015 Betreft Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen Omschrijving Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt CONCEPT Omgevingsdienst Regio Utrecht juli 2012 kenmerk/ opgesteld door beoordeeld door Ronald Jansen Dagmar Storm INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding...

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Bijlage 3 Onderzoek flora en fauna Ecologie In dit onderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA KOP VAN DE PARALLELWEG TE HAAKSBERGEN GEMEENTE HAAKSBERGEN

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA KOP VAN DE PARALLELWEG TE HAAKSBERGEN GEMEENTE HAAKSBERGEN QUICKSCAN FLORA EN FAUNA KOP VAN DE PARALLELWEG TE HAAKSBERGEN GEMEENTE HAAKSBERGEN Quickscan flora en fauna Kop van de Parallelweg te Haaksbergen in de gemeente Haaksbergen Opdrachtgever Woningcorporatie

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

Bureauonderzoek Flora en fauna

Bureauonderzoek Flora en fauna Bureauonderzoek Flora en fauna Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

LIGHTSCAN FLORA EN FAUNA PASTOOR BROUWERSSTRAAT 12 TE MARGRATEN GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN

LIGHTSCAN FLORA EN FAUNA PASTOOR BROUWERSSTRAAT 12 TE MARGRATEN GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN LIGHTSCAN FLORA EN FAUNA PASTOOR BROUWERSSTRAAT 12 TE MARGRATEN GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN LIGHTSCAN FLORA EN FAUNA Pastoor Brouwersstraat 12 te Margraten in de gemeente Eijsden-Margraten Opdrachtgever

Nadere informatie

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Advies : QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Datum : 14 januari 2014 Opdrachtgever : De heer L.P.G. Oudenhoven Projectnummer : 211x05418 Opgesteld door : Ineke Kroes

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari 2016. Auteur Veldonderzoek Projectcode

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari 2016. Auteur Veldonderzoek Projectcode Onderwerp Opdrachtgever Emmaschool Heerde Witpaard Project Status Datum Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari 2016 Auteur Veldonderzoek Projectcode Gelder, A. (Adriaan) de Gelder, A.

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA & BOMENINSPECTIE DRINKWATERINSTALLATIE BREEHEI BREEVENNENWEG 11 TE LEUNEN GEMEENTE VENRAY

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA & BOMENINSPECTIE DRINKWATERINSTALLATIE BREEHEI BREEVENNENWEG 11 TE LEUNEN GEMEENTE VENRAY QUICKSCAN FLORA EN FAUNA & BOMENINSPECTIE DRINKWATERINSTALLATIE BREEHEI BREEVENNENWEG 11 TE LEUNEN GEMEENTE VENRAY Quickscan flora en fauna & bomeninspectie Drinkwaterinstallatie Breehei Breevennenweg

Nadere informatie

Samenvatting quickscan natuurtoets

Samenvatting quickscan natuurtoets Samenvatting quickscan natuurtoets Onderwerp Opdrachtgever Insingerstraat Soest RV&O Project Status Datum Sloop en nieuwbouw Insingerstraat concept 8 januari 2016 Auteur Veldonderzoek Projectcode Gelder,

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg 101 te Dalfsen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 09-10-2012 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

Toets flora en fauna Kolping te Nijmegen

Toets flora en fauna Kolping te Nijmegen Toets flora en fauna Kolping te Nijmegen Datum : 21 mei 2015 Projectnummer : 15-0099 Opdrachtgever : Talis Postbus 628 6500 AP Nijmegen 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In verband met de voorgenomen werkzaamheden

Nadere informatie

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, gazon, weiland, opgaande beplanting en oppervlaktewater.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, gazon, weiland, opgaande beplanting en oppervlaktewater. In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat

Nadere informatie

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet. Aan Rob Knijn Van C. van den Tempel CC M. Witteveldt Datum 12 januari 2017 Betreft Flora- en faunagegevens Middenweg Zuid Project Herontwikkeling Middenweg Zuid Geachte heer Knijn, Beste Rob, In 2014 en

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA MIDDENDIJK 34 TE NIJBROEK GEMEENTE VOORST

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA MIDDENDIJK 34 TE NIJBROEK GEMEENTE VOORST QUICKSCAN FLORA EN FAUNA MIDDENDIJK 34 TE NIJBROEK GEMEENTE VOORST Quickscan flora en fauna Middendijk 34 te Nijbroek in de gemeente Voorst Opdrachtgever M.P. van Kralingen Middendijk 34 7397 NB Nijbroek

Nadere informatie

Buro Maerlant. Veldhoven Zandoerleseweg. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Buro Maerlant. Veldhoven Zandoerleseweg. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g Buro Maerlant L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g BM-NOTITIE 2012 Notitie Flora- en faunawet J. van Suijlekom, 29 februari 2012 Inhoud Blz 1 Inleiding 3 1.1 Algemeen

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 28-11-2011 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

Notitie quickscan Flora en fauna

Notitie quickscan Flora en fauna Notitie quickscan Flora en fauna Prins Bernardstraat 2, Oldenzaal Projectnummer: 8399 Datum: 5-9-2017 Opgesteld: V. de Lenne Inleiding De initiatiefnemer is voornemens de woning aan de Prins Bernhardstraat

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet Datum: 03-12-2012 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever:

Nadere informatie

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken Dhr. J.P.L.M.G. Gelauff Van Zuylenlaan 9 3871 BG Hoevelaken Contactpersoon Kenmerk Status Datum Dhr. A. de Gelder 15-314 definitief 31 augustus 2015 Betreft Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Flora en fauna De Monarch I, II, III en IV

Ruimtelijke onderbouwing Flora en fauna De Monarch I, II, III en IV Notitie Contactpersoon ing. M.M. (Margaret) Konings Datum 18 juli 2012 Ruimtelijke onderbouwing Flora en fauna De Monarch I, II, III en IV Algemeen In opdracht van Monarch heeft Tauw in 2011 en 2012 onderzoek

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen

Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 27-10-2011 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: DT/2011/010.03

Nadere informatie

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 Briefrapport van: ons kenmerk: SAB Arnhem B.V. KUEN/80685 datum: 30 januari 2009 betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 aanleiding en methode Aan de Bloksteegweg 1, te Borne (gemeente Borne)

Nadere informatie

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem Onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen en steenmarter Datum: 15-10-2012 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

Buro Maerlant. Rotterdam Marinestraat. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Buro Maerlant. Rotterdam Marinestraat. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g Buro Maerlant L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g BM-NOTITIE 2014 Notitie Flora- en faunawet J. van Suijlekom, 20 maart 2014 Inhoud Blz 1 Inleiding 3 1.1 Algemeen

Nadere informatie

Toets flora en fauna Tempeliersweg 46 te Haaren

Toets flora en fauna Tempeliersweg 46 te Haaren Toets flora en fauna Tempeliersweg 46 te Haaren Datum : 18 september 2014 Projectnummer : 14-0161 Opdrachtgever : Bureau Verkuylen Veemarktkade 8 5222 AE s-hertogenbosch 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In verband

Nadere informatie

6 Flora- en fauna quickscan

6 Flora- en fauna quickscan 6 Flora- en fauna quickscan 6.1 Verantwoording 6.1.1 Literatuuronderzoek Om inzicht te krijgen in de actuele gegevens in het projectgebied zijn gegevens geraadpleegd via websites van onder andere de Vlinderstichting

Nadere informatie

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Inleiding Praktisch overal in Nederland komen beschermde soorten flora en fauna voor. Bekende voorbeelden zijn de aanwezigheid van rugstreeppadden op

Nadere informatie

Toets flora en fauna. 1 Inleiding. 2 Wettelijk kader. Pastoor Attendorenstraat Gemert

Toets flora en fauna. 1 Inleiding. 2 Wettelijk kader. Pastoor Attendorenstraat Gemert Toets flora en fauna Pastoor Attendorenstraat Gemert Datum : 1 mei 2017 Projectnummer : 17-0120 Opdrachtgever : Casper Kalb Projectaandrijving Veldwerk : E.J.F. Claassen Opgesteld door : N. Arts Kwaliteitscontrole

Nadere informatie

Toets flora en fauna President Verhofstadtstraat Groeskuilenstraat en Virmundtstraat te Gemert

Toets flora en fauna President Verhofstadtstraat Groeskuilenstraat en Virmundtstraat te Gemert Toets flora en fauna President Verhofstadtstraat Groeskuilenstraat en Virmundtstraat te Gemert Datum : 5 november 2014 Projectnummer : 14-0249 Opdrachtgever : Casper Kalb Projectaandrijving Rector de Vethstraat

Nadere informatie

memo datum: 22 juli 2011

memo datum: 22 juli 2011 memo aan: van: Buro SRO Laneco datum: 22 juli 2011 betreft: 1 Inleiding Aan de Koterweg te Barneveld is de sloop van een voormalig kruisgebouw voorgenomen. In de plaats hiervan worden 17 zorgappartementen

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl info@faunaconsult.nl Faunaconsult KvK Venlo 09116138 De heer J. Bruekers Bolenbergweg 18 5951 AZ Belfeld Flora- en faunascan voor de bouw

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA QUICKSCAN FLORA EN FAUNA Behorende bij project: ( Naast) Elststraat 2, te Rosmalen Gemeente s-hertogenbosch Opdrachtgever: De heer P. van Hooft Projectnummer: PS.2016.618 Datum: 9 augustus 2016 Pasmaat

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA HOSBEKKEWEG 2 TE BORNE GEMEENTE BORNE

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA HOSBEKKEWEG 2 TE BORNE GEMEENTE BORNE QUICKSCAN FLORA EN FAUNA HOSBEKKEWEG 2 TE BORNE GEMEENTE BORNE Quickscan flora en fauna Hosbekkeweg 2 te Borne in de gemeente Borne Opdrachtgever Gemeente Borne Postbus 200 7620 AE Borne Project BRN.GEM.ECO1

Nadere informatie

Onderzoek beschermde natuurwaarden Basisschool De Kameleon Tamboerstraat 4 te Goirle

Onderzoek beschermde natuurwaarden Basisschool De Kameleon Tamboerstraat 4 te Goirle Onderzoek beschermde natuurwaarden Basisschool De Kameleon Tamboerstraat 4 te Goirle Opdrachtgever: gemeente Goirle November 2013 Pastoor Vermuntstraat 22 4851 CS Ulvenhout Tel.: 076-8504196/06-33764547

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen

Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden Datum: 16-08-2013 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: AT/2013/16.08

Nadere informatie

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord Onderzoek naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden Datum: 16-04-2013 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: AT/2013/16.04

Nadere informatie

Project Status Datum. Rood voor Rood Duivendansweg 10 definitief 24 maart Auteur Veldonderzoek Projectcode

Project Status Datum. Rood voor Rood Duivendansweg 10 definitief 24 maart Auteur Veldonderzoek Projectcode Onderwerp Opdrachtgever Duivendansweg 10 Wezep Ter Velde & den Besten Project Status Datum Rood voor Rood Duivendansweg 10 definitief 24 maart 2016 Auteur Veldonderzoek Projectcode Gelder, A. (Adriaan)

Nadere informatie

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit de kom Bleiswijk met bebouwing, tuinen, groenstroken, laanbeplanting en watergangen.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit de kom Bleiswijk met bebouwing, tuinen, groenstroken, laanbeplanting en watergangen. Bijlage 1 Bureauonderzoek flora en fauna Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens

Nadere informatie

Quickscan winkelcentrum Meijhorst te Nijmegen

Quickscan winkelcentrum Meijhorst te Nijmegen Notitie Contactpersoon Marc Wilberts Datum 10 mei 2010 Kenmerk N001-4710764MWX-mfv-V01-NL Quickscan winkelcentrum Meijhorst te Nijmegen 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen

Nadere informatie

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet bomen Hoofdweg, Harderwijk

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet bomen Hoofdweg, Harderwijk Quickscan samenvatting Flora- en faunawet bomen Hoofdweg, Harderwijk Auteur: M.A. (Martin) Heinen Veldonderzoek: J. (Jasper) Zoeter Project: 13-340 Datum: 9 september 2013 Status: Definitief Aanleiding

Nadere informatie

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats Ecologica BV Rondven 22 6026 PX Maarheeze 0495-46 20 70 0495-46 20 79 info@ecologica.eu www.ecologica.eu Gemeente Best T.a.v. dhr. P. van den Broek Raadhuisplein 1 Postbus 50 5680 AB Best Datum: 2 april

Nadere informatie

Toets flora en fauna Dorpsstraat 52 te Loosbroek

Toets flora en fauna Dorpsstraat 52 te Loosbroek Toets flora en fauna Dorpsstraat 52 te Loosbroek Datum : 17 september 2014 Projectnummer : 14-0198 Opdrachtgever : Bureau Verkuylen Veemarktkade 8 5222 AE s-hertogenbosch 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN:

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN: INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. GEBIEDSBESCHRIJVING... 2 2.1 Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving... 2 2.2 Ligging ten opzichte van beschermde gebieden... 2 2.3 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie...

Nadere informatie

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g X.X Eco lo gi e KADER Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden

Nadere informatie

Quickscan natuurtoets samenvatting Realisatie stadsboerderij Hertenkamp, Ommen

Quickscan natuurtoets samenvatting Realisatie stadsboerderij Hertenkamp, Ommen Quickscan natuurtoets samenvatting Realisatie stadsboerderij Hertenkamp, Ommen Auteur: A. (Adriaan) de Gelder Veldonderzoek: M. (Martijn) Bunskoek Project: 14-236 Datum: 1 augustus 2014 Status: Concept

Nadere informatie

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter Ff-onderzoek Wierdenseweg, Enter Datum: 19-9-2013 Opgesteld door: Vincent de Lenne Projectnummer: 6444 Aanleiding en doel Binnen het plangebied (zie bijlage 1) wordt

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Hobbemakade

Verkennend natuuronderzoek locatie Hobbemakade Verkennend natuuronderzoek locatie Hobbemakade te Amsterdam Onderzoek naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden Datum: 23-10-2015 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: AT/2015/23.10

Nadere informatie

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Nigtevechtseweg 64, Vreeland

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Nigtevechtseweg 64, Vreeland Boluwa Eco Systems BV T.a.v. dhr. G. van Dijk Postbus 11 8180 AA Heerde Contactpersoon Kenmerk Status Datum Dhr. A. de Gelder 15-135 concept 29 april 2015 Betreft Quickscan samenvatting Flora- en faunawet

Nadere informatie

Toets flora en fauna Molenstraat 59c te Gemert

Toets flora en fauna Molenstraat 59c te Gemert Toets flora en fauna Molenstraat 59c te Gemert Datum : 7 maart 2016 Projectnummer : 16-0068 Opdrachtgever : Peter en Harry van Schijndel Meizoentje 5 5422 EA Gemert 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In verband

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA PROJECT STADSWAND ZUID TE HELMOND GEMEENTE HELMOND

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA PROJECT STADSWAND ZUID TE HELMOND GEMEENTE HELMOND QUICKSCAN FLORA EN FAUNA PROJECT STADSWAND ZUID TE HELMOND GEMEENTE HELMOND Quickscan flora en fauna Project Stadswand Zuid te Helmond in de gemeente Helmond Opdrachtgever Transformatie Team Driebergseweg

Nadere informatie

GESCHIKTHEIDSBEOORDELING FLORA EN FAUNA MGR. ZWIJSENPLEIN 17 EN 19 TE KERKDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL

GESCHIKTHEIDSBEOORDELING FLORA EN FAUNA MGR. ZWIJSENPLEIN 17 EN 19 TE KERKDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL GESCHIKTHEIDSBEOORDELING FLORA EN FAUNA MGR. ZWIJSENPLEIN 17 EN 19 TE KERKDRIEL GEMEENTE MAASDRIEL Geschiktheidsbeoordeling flora en fauna Mgr. Zwijsenplein 17 en 19 te Kerkdriel in de gemeente Maasdriel

Nadere informatie

Buro Maerlant. Gemert Heuvel 21. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Buro Maerlant. Gemert Heuvel 21. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g Buro Maerlant L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g BM-NOTITIE 2012 Gemert Heuvel 21 Notitie Flora- en faunawet J. van Suijlekom, 16 januari 2012 Inhoud Blz 1 Inleiding

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN:

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN: INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. BESCHERMING CONFORM DE NATIONALE WETGEVING... 1 3. GEBIEDSBESCHRIJVING... 2 3.1 Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving... 2 3.2 Ligging ten opzichte van beschermde

Nadere informatie

Buro Maerlant. Heesch Wijststraat 15. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Buro Maerlant. Heesch Wijststraat 15. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g Buro Maerlant L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g BM-NOTITIE 2012 Heesch Wijststraat 15 Notitie Flora- en faunawet J. van Suijlekom, 27 februari 2012 Inhoud Blz 1

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Enschede 2 December 2010 Rapportnummer 0123 Projectnummer

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie tennisvereniging Beukersweide te Wierden

Verkennend natuuronderzoek locatie tennisvereniging Beukersweide te Wierden Verkennend natuuronderzoek locatie tennisvereniging Beukersweide te Wierden Onderzoek naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden Datum: 05-05-2014 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt

Nadere informatie

Bureauonderzoek flora en fauna

Bureauonderzoek flora en fauna Bijlage 1 Bureauonderzoek flora en fauna 1 Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens

Nadere informatie

Notitie Quickscan flora en fauna

Notitie Quickscan flora en fauna Notitie Quickscan flora en fauna De Uithof/ Kromhout te Utrecht Projectnummer: 5755.9 Datum: 5-5-2017 Projectleider: Opgesteld: Opdrachtgever: Universiteit Utrecht Universiteit Utrecht laat jaarlijks bomen

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA BEUNINGSESTEEG 11 GEMEENTE WIJCHEN

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA BEUNINGSESTEEG 11 GEMEENTE WIJCHEN QUICKSCAN FLORA EN FAUNA BEUNINGSESTEEG 11 GEMEENTE WIJCHEN Project: WIJ.W-7.ECO Rapportnummer: 07115958 Status: Eindrapportage Datum: 6 maart 2008 Opdrachtgever: W-7 Projecten bv Postbus 4 6940 BA Didam

Nadere informatie

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven 15 november 2012 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Opdrachtgever Uitvoerder Auteur Datum Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven m RO Zoon Ecologie C.P.M. Zoon ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek Anklaarseweg Apeldoorn

Verkennend natuuronderzoek Anklaarseweg Apeldoorn Verkennend natuuronderzoek Anklaarseweg Apeldoorn Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 31-10-2011 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: DT/2011/010.04

Nadere informatie

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Status Definitief Datum 7 april 2015 Handtekening Matthijs

Nadere informatie

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst Aan Bouwbedrijf Bovenhuis B.V. t.a.v. de heer J. H. Tromp Contactpersoon Kenmerk Status Datum M.A. (Martin) Heinen 14-416 concept 11 februari 2016 Betreft Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Nadere informatie

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Butersdijk nabij nummer 21, Lettele Datum: 12-3-2014 Opgesteld door: Vincent de Lenne Projectnummer: 6546 Aanleiding en doel Aan de Butersdijk, nabij

Nadere informatie

Notitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht

Notitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht NOTITIE R. Stout Middelweg 12 2841 LA Moordrecht DATUM: 16 april 2012 ONS KENMERK: 12-200/12.01680/DirSt UW KENMERK: Gunning 22-03-2012 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: ing. K.D. van Straalen drs. I. Hille

Nadere informatie

Briefrapport. Globale ligging plangebied. AANLEIDING EN METHODE. De heer E.J. Overbeek. datum: 16 september 2011. quick scan flora en fauna

Briefrapport. Globale ligging plangebied. AANLEIDING EN METHODE. De heer E.J. Overbeek. datum: 16 september 2011. quick scan flora en fauna Briefrapport aan: van: ons kenmerk.: De heer E.J. Overbeek SAB RIJS/110253 datum: 16 september 2011 betreft: quick scan flora en fauna AANLEIDING EN METHODE In Diepenheim (gemeente Hof van Twente, provincie

Nadere informatie

Quickscan samenvatting gemeentewerf Ouverturebaan 1, Harderwijk

Quickscan samenvatting gemeentewerf Ouverturebaan 1, Harderwijk Gemeente Harderwijk T.a.v. mevr. K. van der Schot Havendam 56 3841AA Harderwijk Contactpersoon Kenmerk Status Datum Dhr. M. Hoksberg 15-237 definitief 30 juni 2015 Betreft Quickscan samenvatting gemeentewerf

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA EMMASTRAAT (ONG.) TE DOETINCHEM GEMEENTE DOETINCHEM

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA EMMASTRAAT (ONG.) TE DOETINCHEM GEMEENTE DOETINCHEM QUICKSCAN FLORA EN FAUNA EMMASTRAAT (ONG.) TE DOETINCHEM GEMEENTE DOETINCHEM Quickscan flora en fauna Emmastraat (ong.) te Doetinchem in de gemeente Doetinchem Opdrachtgever IrisZorg Kronenburgsingel 545

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Toets flora en fauna Heuvel te Gemert

Toets flora en fauna Heuvel te Gemert Toets flora en fauna Heuvel 35-37 te Gemert Datum : 19 mei 2016 Projectnummer : 16-0177 Opdrachtgever : A.C.A. van den Tillaart Veldwerk : ing. K. Küsters Auteur : ing. K. Küsters 1 Inleiding 1.1 Aanleiding

Nadere informatie

Datum : 10 juli 2015 Ons kenmerk : 1502H037/DBI/rap2 Betreft : Resultaten flora- en faunaonderzoek J.P. Gouverneurlaan 20 te Sassenheim

Datum : 10 juli 2015 Ons kenmerk : 1502H037/DBI/rap2 Betreft : Resultaten flora- en faunaonderzoek J.P. Gouverneurlaan 20 te Sassenheim Sedos Mevrouw N. Wigmore Voorstraat 53 2201 HT Noordwijk Datum : 10 juli 2015 Ons kenmerk : 1502H037/DBI/rap2 Betreft : Resultaten flora- en faunaonderzoek J.P. Gouverneurlaan 20 te Sassenheim Geachte

Nadere informatie

Briefrapport Flora en fauna

Briefrapport Flora en fauna Briefrapport Flora en fauna aan: van: ons kenmerk: Verkerk Vastgoed B.V. SAB (contactpersoon dhr. E. de Bos / dhr. S. van der Zon) DBOS/ZON/130474 datum: 19 februari 2014 betreft: Quick scan flora en fauna

Nadere informatie

Bijlage 3 Onderzoek flora en fauna

Bijlage 3 Onderzoek flora en fauna Bijlage 3 Onderzoek flora en fauna QUICKSCAN FLORA EN FAUNA IRENESTRAAT (NAAST NR. 87) TE ST. WILLEBRORD GEMEENTE RUCPHEN QUICKSCAN FLORA EN FAUNA Irenestraat (naast nr. 87) te St. Willebrord in de gemeente

Nadere informatie

Saksen Weimar fase 5 en verder Ecologische check

Saksen Weimar fase 5 en verder Ecologische check Saksen Weimar fase 5 en verder Arnhem, 11 december 2014 P a g i n a 2 Colofon Titel : Saksen Weimar fase 5 Subtitel : Projectnummer : 14.125 Datum : 11 december 2014 Veldonderzoek : T. Kooij Auteur(s)

Nadere informatie

/ Stadhuisplein, Veghel

/ Stadhuisplein, Veghel Advies : QuickScan Flora & Fauna Rembrandtlaan / Stadhuisplein, Veghel Datum : 29 januari 2014 Opdrachtgever : Megaborn, Dhr. Ir. N.A. van Amstel Projectnummer : 211x06733 Opgesteld door : Ineke Kroes

Nadere informatie

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet BEM1605644 gemeente Steenbergen Behoort bij beschikking d.d. nr.(s) 28-11-2016 ZK16004958 Beleidsmedewerker Publiekszaken / vergunningen Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora-

Nadere informatie

Toets flora en fauna Pandelaar 4 te Gemert

Toets flora en fauna Pandelaar 4 te Gemert Toets flora en fauna Pandelaar 4 te Gemert Datum : 19 mei 2016 Projectnummer : 16-0170 Opdrachtgever : J. van Deurzen Veldwerk : Ir. E.J.F. Claassen Auteur : Ir. E.J.F. Claassen 1 Inleiding 1.1 Aanleiding

Nadere informatie

: Notitie quickscan flora en fauna Stalbergweg

: Notitie quickscan flora en fauna Stalbergweg Notitie : Notitie quickscan flora en fauna Stalbergweg 293, Venlo Locatie : Stalbergweg 293 Datum : 27 januari 2015 Projectnummer : 211x07281 Opgesteld door : Reinoud Vermoolen Bij ruimtelijke planvorming

Nadere informatie

Toets flora en fauna Klantstraat 12 te Uden, Staro te Gemert, 13 december 2016, projectnummer

Toets flora en fauna Klantstraat 12 te Uden, Staro te Gemert, 13 december 2016, projectnummer Bijlage 3 Toets flora en fauna Klantstraat 12 te Uden, Staro te Gemert, 13 december 2016, projectnummer 16-0355 Zaaknummer: 271648 Behoort bij besluit van het College van burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

Stichting Administratiekantoor Kantuta Holding B.V. t.a.v. de heer E. van der Baan Bisonlaan 6 1217 GH HILVERSUM. Geachte heer Van der Baan,

Stichting Administratiekantoor Kantuta Holding B.V. t.a.v. de heer E. van der Baan Bisonlaan 6 1217 GH HILVERSUM. Geachte heer Van der Baan, Stichting Administratiekantoor Kantuta Holding B.V. t.a.v. de heer E. van der Baan Bisonlaan 6 1217 GH HILVERSUM 1217GH6 ARCADIS NEDERLAND BV Stationsplein 18d Postbus 1632 6201 BP Maastricht Tel 043 3523

Nadere informatie

Natuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem

Natuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem NOTITIE Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer B.V. dhr. E. van den Heuvel Lekdijk 44 2967 GL Langerak (ZH) DATUM: 1 mei 2012 ONS KENMERK: AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: versie 1 CONTROLE: 12-244/12.02267/DimEm

Nadere informatie

Nieuwe bedrijfslocaties

Nieuwe bedrijfslocaties E c o l o g i s c h e i n v e n t a r i s a t i e Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA GRIPPENSTEINSCHESTRAAT (ONG.) TE VELP GEMEENTE GRAVE

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA GRIPPENSTEINSCHESTRAAT (ONG.) TE VELP GEMEENTE GRAVE QUICKSCAN FLORA EN FAUNA GRIPPENSTEINSCHESTRAAT (ONG.) TE VELP GEMEENTE GRAVE INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. GEBIEDSBESCHRIJVING... 1 2.1 Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving... 1 2.2 Ligging

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO November 2009 Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding en doel 3 1.2 Werkwijze 3 1.3 Leeswijzer 4 2 Wettelijk kader Flora- en faunawet 5 3 Aanwezige natuurwaarden 7 3.1 Inleiding

Nadere informatie