Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2008 Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 8 november 2007 De algemene commissie voor Jeugd en Gezin 1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. Hierbij is door de minister voor Jeugd en Gezin tevens antwoord gegeven op een vraag van de vaste commissie voor de Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Elektronisch Kinddossier (zie kamerstuk XVI, nr. 13, vraag 317). Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid. De voorzitter van de commissie, Heijnen De griffier van de commissie, Teunissen 1 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Hamer (PvdA), Kant (SP), ondervoorzitter, Cqörüz (CDA), Sterk (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Wolbert (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Voordewind (CU), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Dibi (GL), Heijnen (PvdA), voorzitter en Van Toorenburg (CDA). Plv. leden: Vacature (SGP), Heerts (PvdA), Gerkens (SP), De Rouwe (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Nicolaï (VVD), Biskop (CDA), Van der Ham (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Verdonk (Verdonk), Bouwmeester (PvdA), Van Dijk (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Gesthuizen (SP), Karabulut (SP), Vacature (PvdD), Fritsma (PVV), De Wit (SP), Azough (GL), Arib (PvdA) en De Vries (CDA). KST tkkst31200XVII-5 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2007 Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 1

2 Antwoorden op de vragen over de Jeugd en Gezin Begroting De minister heeft de prestatie-indicatoren gekoppeld aan Ziet de minister mogelijkheden om ook voor 2008, 2009 en 2010 prestatieindicatoren te benoemen? In de begroting voor 2008 staat niet voor alle indicatoren een streefwaarde genoemd voor de jaren vóór Dit komt doordat de informatievoorziening die nodig is om deze indicatoren van een streefwaarde te voorzien nog in ontwikkeling is en in een enkel geval komt het doordat normtijden en registratie hiervan nog niet zijn vastgesteld. De Jeugdmonitor zal voor een aantal indicatoren de bron van informatie vormen. Ik streef ernaar om in de begroting van 2009 zoveel mogelijk streefwaarden voor de jaren voorafgaand aan 2011 op te nemen. 2 De keten in de jeugdzorg wordt verbeterd. Is de minister van plan te onderzoeken of het nodig is om een mogelijkheid van opvang voor jongeren en kinderen te faciliteren wanneer de situatie thuis niet goed is om te wonen? Denk bijvoorbeeld aan kleinschalige kindertehuizen in de buurt. «Opgroeien doe je in een gezin» is één van de drie lijnen in mijn beleidsprogramma. Gezinnen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen moeten snel de juiste hulp krijgen. Als een kind tijdelijk in een residentiële instelling of een pleeggezin moet worden geplaatst, krijgen de ouders hulp om zich voor te bereiden op het weer zelf opvoeden van hun kind (of kinderen) als de uithuisplaatsing eindigt. Als er geen perspectief is op een duurzame veilige en stabiele opvoedingssituatie bij de eigen ouders, kan het kind niet meer bij de eigen ouders blijven wonen. Opvang in pleeggezinnen is dan een alternatief voor kinderen die niet bij de eigen ouders kunnen opgroeien en daarmee een adequate vorm van jeugdzorg. Waar mogelijk en wenselijk wordt gekeken of plaatsing in een bekend gezin mogelijk is (zgn. netwerkpleegzorg). Dat is vaak letterlijk maar zeker figuurlijk in de buurt. 3 Onderzoek in jeugdgevangenissen in Engeland heeft enkele jaren geleden aangetoond dat er een duidelijk verband is tussen verkeerde voeding en «verkeerd» gedrag (agressie, asociaal gedrag, criminaliteit, enz). Is de minister bekend met deze onderzoeksresultaten? Is de minister voornemens ook in Nederland dit soort interdisciplinaire onderzoeken te betrekken bij zijn programma gezonde leefstijl? Zo nee, waarom niet? In negen penitiaire afdelingen voor jongvolwassenen (JOVO s) is een onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen voeding en antisociaal gedrag. Dit naar aanleiding van onderzoek in Engeland van neurofysioloog Bernhard Gesch en oorspronkelijk in 2002 door Rietkerk en Atsma (CDA) gestelde Kamervragen aan de minister van Justitie. Ik ben op hoofdlijnen op de hoogte van de resultaten van het onderzoek van Gesch waaruit onder andere is gebleken dat gedetineerden die naast de reguliere voeding voedingssupplementen gebruiken, minder agressief en regelschendend gedrag vertonen dan gedetineerden die geen voedingsupplementen krijgen toegediend. Andere bepalingen met vragenlijsten over agressie en psychische klachten lieten echter weinig verschillen zien tussen beide groepen. De onderzoeksresultaten bieden aanknopingspunten voor verder wetenschappelijk debat, maar zijn nog onvoldoende voor de ontwikkeling van concrete interventies, gericht op voeding en agressie. Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 2

3 Bernard Gesch volgt het Nederlandse onderzoek op de voet. Hij is in Engeland gestart met een groot (N=1000) vervolgonderzoek. In Nederland wordt bekeken (Justitie) of en zo ja hoe er vervolgonderzoek kan plaatsvinden. Het programmaministerie van Jeugd en Gezin benadert de gezonde leefstijl van de jeugd vanuit het perspectief «Gezond opgroeien». Gezonde voeding is daarvan een van de onderdelen. Het in dit kader specifiek gebruiken van voedingsupplementen met het oog op het verbeteren van gedrag is hierbij geen onderdeel. 4 Kan de minister toelichten waarom het strategisch-technisch lastig was aan te geven of wijzigingen in de tijd in de indicator voor de AKW («het nalevingsniveau van de opgave van inkomsten van kinderen») aan beleid konden worden toegeschreven? Waarom neemt de minister, bij gebrek aan nieuwe, betere prestatie-indicatoren, de oude indicator niet op? Kan de minister toezeggen dat in de begroting 2009 wel een prestatie-/ effectindicatoren voor de AKW wordt opgenomen? In de tekst in de begroting is helaas een verkeerd woord opgenomen: Strategisch-technisch moet zijn statistisch-technisch. De naleving AKW is gemeten in het Porosz-onderzoek Deze indicator is gemeten bij de kinderen van 16 en 17 jaar (controle op inkomsten en wel of niet thuiswonend). Bij de AKW komt volgens het Porosz-onderzoek 2004 het verzwijgen van inkomsten uit arbeid van kinderen waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen vrijwel niet voor. In 2005 zijn naar aanleiding van een methodestudie de nodige beperkingen aan de onderzoeksmethode voor de meting van naleving geconstateerd, deze beperkingen hangen samen met de opzet van het onderzoek in combinatie met de gehanteerde Randomized Response (RR) methode. De uitkomsten van de Porosz-onderzoeken bleken, mede vanwege de grote betrouwbaarheidsmarges, een geringere gebruikswaarde te hebben dan gewenst. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de toenmalige Staatssecretaris van SZW besloten tot een nadere afweging van de voor- en nadelen van mogelijke alternatieven voor de meting van nalevingsniveaus in de komende jaren. In afwachting van de conclusies van deze afweging is besloten het Porosz-onderzoek voor de volksverzekeringen in 2006 niet te herhalen. Hiervan werd op dat moment een te geringe meerwaarde verwacht voor de toetsing aan de in de begroting opgenomen streefwaarden. Voor de volksverzekeringen wordt daarom in overleg met de Sociale Verzekeringsbank bezien in hoeverre langs andere weg (administratieve gegevens, aselecte controles) voldoende informatie beschikbaar is. Er wordt onderzocht of en op welke wijze een handhavingsindicator voor AKW kan worden ontwikkeld waarbij de balans tussen beleidsmatige relevantie en de eisen die aan de indicator kunnen worden gesteld zo goed mogelijk is. Bij de begroting 2009 wordt de uitkomst van het onderzoek gepresenteerd. 5 Wanneer worden door de sector nieuwe lagere normen vastgesteld voor de maximale wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg? Wat is de rol van de sector, de provincies en de minister bij het vaststellen en handhaven van nieuwe normen? Kan de minister toezeggen dat eind 2007 duidelijkheid bestaat over de nieuwe normen voor de maximale wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg en dat daarbij ook tussenstreefwaarden voor 2008 t/m 2010 worden geformuleerd? Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 3

4 De sector is vorig jaar verzocht de normen voor maximale wachttijden in de geïndiceerde jeugdzorg tegen het licht te houden en nieuwe lagere normen vast te stellen. In mijn beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen», dat op 28 juni 2007 is verschenen, heb ik aangegeven hieraan belang te hechten. Momenteel hanteren de sector en de provincies nog als norm de termijn van negen weken. Ik zal de sector er opnieuw aan herinneren met een voorstel voor nieuwe lagere normen voor de maximale wachttijd te komen. Tot dat moment dienen de provincies nauwlettend te volgen hoeveel kinderen langer dan negen weken op de wachtlijst staan. 6 Kan de minister aangeven waarom er voor 2007 geen inzicht is geboden in de budgetflexibiliteit? Kan de minister daarin alsnog inzicht bieden? Bij de budgetflexibiliteit is als peildatum de verwachte situatie op 1 januari 2008 gehanteerd. Dit is gedaan vanwege de ontvlechting van budgetten uit de begrotingen van SZW, Justitie en VWS ten behoeve van de begroting Jeugd en Gezin die heeft plaatsgevonden. Over de stand van zaken uitvoering 2007 wordt u bij de 2e suppletoire begrotingen van VWS, SZW en Justitie geïnformeerd. 7 Wanneer in 2008 kan de gezinsnota tegemoet worden gezien? Gaat de regering daarin ook aandacht besteden aan de effecten van sociale uitsluiting (gespecificeerd naar de terreinen sociale participatie, materiële deprivatie, normatieve integratie en toegang tot voorzieningen) op kinderen? De regering schrijft over vijf ontwikkelingsvoorwaarden voor kinderen. Dit roept de vraag op wat de regering bekend is over de lange termijn gevolgen van armoede en sociale uitsluiting op minderjarigen? Kunt u zich beroepen op onderzoek waarin voor Nederland wordt nagegaan in hoeverre bij dit fenomeen sprake is van «littekeneffecten», zoals het volgen van minder opleiding, een slechtere gezondheid, een lager inkomen e.d., hetgeen op latere leeftijd weer nieuwe armoede en sociale uitsluiting bewerkstelligt? Zo ja, welk onderzoek? Zo nee, acht u het vanuit beleidsoogpunt verstandig dergelijk onderzoek te laten verrichten? Zo ja, hoe, wanneer en door wie? Zo nee, waarom niet? De gezinsnota zal na het volgende zomerreces aan Uw Kamer worden aangeboden, dus ruim twee jaar na de vorige gezinsnota. Momenteel vinden diverse voorbereidingen plaats om te verkennen welke onderwerpen in de gezinsnota de aandacht verdienen. 8 De financiële tegemoetkoming aan gezinnen wordt vanaf 2008 structureel verhoogd. De regering geeft geen doel van deze verhoging. Wat wilt u concreet (dus met streefcijfers) bereiken met de verhoging van de financiële ondersteuning van gezinnen met kinderen, bijvoorbeeld met betrekking tot het aantal kinderen dat in armoede leeft? Het kindgebonden budget is in per huishouden hoger dan de kinderkorting 2007 (het kindgebonden budget is de voortzetting van de kinderkorting). De genoemde stijging is nodig om te komen tot een evenwichtig inkomensbeeld. Vanaf 2009 zal het kindgebonden budget in de vorm van een bedrag per kind worden ingevoerd; bedragen per kind die zullen oplopen naar De doeleinden van het kindgebondenbudget zijn het oplossen van het verzilveringsprobleem van gezinnen, een intensivering van de ondersteuning van gezinnen gericht op de lagere inkomens vandaar de inkomensafhankelijkheid en op de meerkindgezinnen. Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 4

5 9 Wanneer komt het actieprogramma voor diversiteit in het jeugdbeleid uit? Aan welke concrete maatregelen kan gedacht worden om diversiteit in het jeugdbeleid te bereiken? Welke financiële middelen zijn gereserveerd voor het opstellen en uitvoeren van het actieprogramma voor diversiteit in het jeugdbeleid? Het actieprogramma voor diversiteit in het jeugdbeleid zal rond de jaarwisseling naar uw Kamer worden verzonden. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat met het actieplan allerlei losse op diversiteit gerichte projecten tot stand komen: insteek is aansluiting te vinden bij bestaande ontwikkeltrajecten en deze zo in te richten dat in de ondersteuningsbehoefte van de diverse doelgroepen adequaat wordt voorzien. De aanbevelingen van de toenmalige Commissaris Jeugd- en Jongerenbeleid, dr. S. R. A. van Eijck, zullen hierbij worden betrokken. Voor het opstellen van het actieplan zijn geen financiële middelen gereserveerd. Voor het uitvoeren van het plan zullen, omdat aansluiting gezocht wordt bij bestaande ontwikkeltrajecten, in principe geen additionele financiële middelen benodigd zijn. In het actieplan zal hier uiteraard nader inzicht in worden verschaft. 10 Wat is het overgebleven budget voor de WTOS nu de gevolgen van de gratis kinderboeken (moet dat niet schoolboeken zijn?) bekend zijn? In de begroting van OCW is op het beleidsartikel WTOS (artikel 12) vanaf 2010 een bedrag beschikbaar van 216 miljoen euro, waarvan 117 miljoen voor de tegemoetkoming van minderjarige leerlingen (TS17-). Vanwege de invoering van gratis schoolboeken in het voortgezet onderwijs zal dit verlaagd worden met 40 miljoen in het eerste kalenderjaar van de invoering en 80 miljoen euro per jaar in de structurele situatie. Hiervoor zal een nota van wijziging op de OCW-begroting worden voorgelegd. Er resteert dan vanaf 2010 een budget van 37 miljoen euro voor de WTOS 17- voor MBO-deelnemers. 11 Wat is uw definitie van middeninkomens? Wat is het voordeel voor middeninkomens? Onder middeninkomens wordt verstaan een inkomen tussen circa en circa Het voordeel voor deze inkomens is afhankelijk van het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen. In het wetsvoorstel voor het kindgebonden budget wordt ingegaan op de bedragen per kind en de inkomenseffecten. 12 Hoeveel mensen maken gebruik van inkomensafhankelijke combinatieregeling? In de fiscaliteit bestaan momenteel de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting. De combinatiekorting is voor alle werkende ouders met kinderen onder de 12 jaar en een inkomen uit werk van minimaal 4 475, de korting bedraagt 149 (cijfers 2007) In 2007 hebben circa 2,3 mln personen hier recht op. De aanvullende combinatiekorting is voor personen die recht hebben op de combinatiekorting en tevens minstverdienende partner zijn of alleenstaande ouder, in 2007 bedraagt de aanvullende combinatiekorting 700. In 2007 hebben circa 1,0 mln personen recht op de aanvullende combinatiekorting. In het Belastingplan 2008 heeft het kabinet voorstellen gedaan om vanaf 2009 de aanvullende combinatiekorting verder te verhogen naarmate het inkomen toeneemt. Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 5

6 Op deze inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting, die de aanvullende combinatiekorting vervangt, zullen eveneens 1,0 mln personen recht op hebben. 13 De regering geeft meer geld aan gezinnen met kinderen via het kindgebonden budget. Dit zal effect hebben op het aantal kinderen dat in armoede leeft. Acht de regering het inkomenscriterium «modest but adequate» een geschikte maatstaf om het aantal kinderen dat in armoede leeft af te meten? Armoede is meer dan het onderschrijden van een financiele ondergrens. Armoede kent verschillende oorzaken die voortkomen uit het inkomen, het gedrag, de maatschappij en vooral ook het toekomstperspectief, zoals de mogelijkheden om met het vinden van werk uit de armoede te komen. Het kabinet is daarom ook geen voorstander van het hanteren van één bepaalde armoedegrens, maar heeft de voorkeur voor een breed palet aan indicatoren. In dit kader is het daarom beter de term «sociale uitsluiting» te gebruiken, die omvat meer dan alleen een financieel criterium. 14 Acht de regering het wenselijk om (bijvoorbeeld in het kader van de invoering en verhoging van het kindgebonden budget) jaarlijks gericht onderzoek te doen naar het actuele aantal kinderen (0 18 jaar) dat in armoede leeft? Zo ja, hoe, wanneer en door wie? Het CBS en het SCP doen jaarlijks onafhankelijk onderzoek naar armoede in Nederland. Samen brengen zij de Armoedemonitor en het Armoedebericht uit. Hierin wordt ieder jaar een overzicht gegeven van de omvang, oorzaken en gevolgen van armoede in Nederland. Het aantal kinderen dat leeft in in huishoudens met een laag inkomen komt hierin ook aan bod. Het Armoedebericht verschijnt in de even jaren. De oneven jaren zijn gereserveerd voor de Armoedemonitor waarin thematisch en analytisch dieper op aspecten van armoede wordt ingegaan. Het kabinet ziet armoede niet alleen als een financiële kwestie. Belangrijker is of kinderen voldoende kansen krijgen om te participeren. Het kabinet overweegt dan ook om onderzoek te laten doen naar de bredere aspecten van sociale uitsluiting bij kinderen. De staatssecretaris van SZW zal u hierover in het kader van de Motie-van Geel c.s. voor de begrotingsbehandeling van SZW informeren. 15 Hoe verhoudt de overheveling van de WTOS naar het kindgebonden budget en de bijzondere aanspraak die ouders moeten doen vanwege studiekosten. Blijft het in de toekomst mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor hoge reiskosten voor een MBO-student van 17 jaar? Vanaf het schooljaar 2008/2009 worden de schoolboeken in het voortgezet onderwijs gratis. Het resterende deel van de WTOS voor ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs wordt met het kindgebonden budget geïntegreerd. Daarmee vervalt de WTOS als zelfstandige tegemoetkoming voor ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs. Voor ouders van minderjarige MBO-deelnemers wordt de WTOS-tegemoetkoming verlaagd met het bedrag dat wordt geïntegreerd in het kindgebonden budget. Het resterende deel van de WTOS-tegemoetkoming voor ouders van minderjarige MBO-deelnemers blijft in stand. Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 6

7 16 Welke waarborgen biedt de regering om ervoor te zorgen dat de inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de onderhoudskosten van kinderen ook bij het/de kind(eren) terecht komen? Het kindgebonden budget heeft net als de kinderbijslag tot doel de bestedingsruimte van gezinnen te vergroten. Er zijn geen wettelijke voorwaarden gesteld aan de besteding van de tegemoetkoming. De financiële bijdrage wordt uitgekeerd aan de ouders c.q. verzorgers van het kind, aangezien zij het best in staat zijn hun kinderen de juiste ontplooiingsmogelijkheden te bieden. 17 Vindt de regering het eerlijk om hard werkende ouders (de sterkste schouders) niet te laten meeprofiteren van gezinsondersteuning? Hoe verhoudt dit zich met het feit dat het hoge gezinsinkomen vaak wordt gegenereerd doordat beide ouders werken en zij hierdoor dus relatief hoge kosten hebben aan kinderopvang en andere opvoeding gerelateerde kosten? Los van het feit dat er ook vele hard werkende ouders zijn met een relatief laag inkomen geldt dat ook op het gebied van de gezinsondersteuning een evenwichtig beleid noodzakelijk is. Dit betekent dat alle huishoudens en dus ook die met werkende ouders kunnen rekenen op financiële ondersteuning. Die ondersteuning vond en vindt plaats via de Kinderbijslag. Daarnaast zullen met name werkende ouders voordeel hebben van de gratis schoolboeken en de integratie van de WTOS met het kindgebonden budget. Ook de inkomensafhankelijke combinatiekorting zal juist werkende ouders ondersteunen evenals de kinderopvangtoeslag. 18 De regering stelt zich tot doel om gezinnen met een lager inkomen extra financieel te ondersteunen. Wanneer eindigt volgens dit kabinet de verantwoordelijk van de ouder bij het voorzien in een inkomen en goede woonomstandigheden voor de kinderen en begint de verantwoordelijkheid van de staat? De regering hecht aan ondersteuning van gezinnen in verband met het grote belang van goed functionerende gezinnen voor kinderen en de samenleving. In het gezin worden kinderen opgevoed, wordt geborgenheid geboden en worden essentiële waarden en normen voorgeleefd en overgedragen aan volgende generaties. Ouders moeten daar voldoende tijd, vaardigheden én middelen voor hebben. Daarom is er een stelsel van instrumenten op basis waarvan ouders financiële ruimte wordt geboden om met het oog op hun ontplooiingsmogelijkheden uitgaven voor kinderen te doen. Dit stelsel bestaat uit een inkomensonafhankelijke (de kinderbijslag) en een inkomensafhankelijke component (zoals het kindgebonden budget en fiscale maatregelen). Zo geeft de kinderbijslag elke ouder c.q. verzorger een financiële bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen. Het kindgebonden budget zorgt ervoor dat gezinnen met en laag inkomen een inkomenafhankelijke tegemoetkoming ontvangen, waarbij de hoogte van die tegemoetkoming afhankelijk is van draagkracht. Beneden een inkomen van , per jaar komen ouders in aanmerking voor het maximale bedrag aan kindgebonden budget. 19 Zijn de ZAT s onderdeel van het basismodel Centra Jeugd en Gezin? Zijn er overlappingen tussen ZAT s en de nieuw te vormen Centra voor Jeugd en Gezin? Zo ja, hoe worden de verantwoordelijkheden dan verdeeld? Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 7

8 Het ZAT zelf is geen onderdeel van het basismodel CJG, maar in het basismodel CJG is wel opgenomen dat het CJG een schakel naar het ZAT dient te hebben. Het ZAT is het multidisciplinair netwerk rond scholen waarin álle professionals (uit onder andere onderwijs, welzijnswerk, jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg en veiligheid) die zich met jeugdigen en gezinnen bezighouden samenwerken om voor die jeugdigen en gezinnen passende zorg te arrangeren. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is een fysiek en laagdrempelig inlooppunt voor ouders en kinderen waarin lokale functies en taken op het gebied van opgroeien en opvoeden gebundeld wordt aangeboden. Het CJG is één van de partners in het ZAT. Door een goede samenwerking met de ZAT s wordt er voor gezorgd dat de scholen, als belangrijke vindplaats voor kinderen en jongeren, goed zijn gepositioneerd. De gemeente is bestuurlijk verantwoordelijk voor de totstandkoming van zowel het CJG als voor de totstandkoming van een multidisciplinair netwerk zoals het ZAT. 20 Gesproken wordt over gesprekken met ouders en deskundigen over risicogedrag. Welke output wordt hiervan verwacht? De verwachting is dat debatten met ouders, docenten, politie, jongerenwerkers, sportcoaches en andere praktijkdeskundigen en óók met jongeren zelf trouwens inzichten zullen opleveren om het beleid ter bevordering van een gezonde jeugdcultuur zo effectief mogelijk te maken. 21 Komt er ook een wettelijke verplichting om ZAT s en CJG s samen te laten werken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Zoals aangegeven in mijn brief van 17 september jl. (Tweede Kamer, , , nr. 23) ben ik voornemens, het basismodel CJG wettelijk te verankeren. Over de precieze invulling van een samenwerking tussen ZAT s en CJG, wordt u, conform toezegging, nog vóór de begrotingsbehandeling nader geïnformeerd. 22 Wie gaat 1 hulpverlener per kind of per gezin aanwijzen die alles coördineert? In het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen» dat op 28 juni jongstleden aan de Tweede Kamer is toegezonden, heb ik aangegeven dat de gemeente bestuurlijk verantwoordelijk is voor het tot stand komen van afspraken tussen de betrokken instanties op lokaal niveau over de coördinatie van zorg. Over de verdere invulling van dit uitgangspunt wordt u, conform de toezegging in mijn brief van 17 september jl. (Tweede Kamer, , , nr. 23), vóór de begrotingsbehandeling geïnformeerd. 23 Hoe wordt de samenwerking tussen ZAT s en CJG geformaliseerd? Welke instantie coördineert en controleert deze samenwerking? In het basismodel CJG is opgenomen dat het CJG een schakel met het ZAT moet hebben. Over de nadere invulling van de wettelijke verankering van het basismodel CJG en de coördinatie van zorg wordt u, conform toezegging, nog vóór de begrotingsbehandeling per afzonderlijke brief geïnformeerd. Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 8

9 24 Wie is verantwoordelijk voor de invoering van de Verwijsindex? Welk traject wordt gevolgd bij de invoering van deze Verwijsindex? Is scholing, bijscholing en training van alle betrokken professionals daar een wezenlijk onderdeel van? Zo ja, welke eisen worden gesteld aan scholing, bijscholing en training? Wie is verantwoordelijk voor de scholing en bijscholingstrajecten? Hoe wordt gecontroleerd dat alle professionals adequaat zijn toegerust met de juiste kennis en vaardigheden? Bij de ontwikkeling van de Verwijsindex hebben zowel de Rijksoverheid als de gemeenten een verantwoordelijkheid. Rijksoverheid De Rijksoverheid in de persoon van de minister voor Jeugd en Gezin draagt zorg (inclusief de financiering) voor de ontwikkeling en het beheer van de landelijke Verwijsindex. Dit is een landelijke webapplicatie, waarop lokale signaleringssystemen kunnen aansluiten en waar gemeenten ook zonder lokaal systeem gebruik van kunnen maken. De Rijksoverheid biedt ondersteuning bij het invoeren van de Verwijsindex op lokaal niveau door het (gratis) bieden van een startpakket met onder meer een model samenwerkingsconvenant. Verder is wetgeving in voorbereiding om het gebruik van de Verwijsindex mogelijk te maken. In dat kader zal een 30-tal gemeenten gaan proefdraaien met aansluiting op de landelijke Verwijsindex. Doel van deze proeftuin is om ervaring op te doen met de Verwijsindex, eventuele kinderziekten te ontdekken en zonodig het systeem te verbeteren. De ervaringen uit de proeftuin zullen worden meegenomen in het wetgevingstraject. Tenslotte heeft de Rijksoverheid via het bestuurakkoord met de VNG financiele middelen beschikbaar gesteld voor de implementatie van de Verwijsindex op lokaal niveau. Gemeenten Gemeenten zijn verplicht om aan te sluiten op de Verwijsindex. Zij zijn verantwoordelijk voor het realiseren, opzetten en onderhouden van de lokale signaleringssystemen en het organiseren van de samenwerking op lokaal niveau. Hiervoor dienen zij een modelsamenwerkingsconvenant op te stellen waarin ook afspraken worden gemaakt over de regie. Dit samenwerkingsconvenant, al dan niet gekoppeld aan een lokaal signaleringssysteem, is de basis waarop gemeenten aan kunnen sluiten op de landelijke Verwijsindex. Op dit moment is niet voorzien in een (bij) scholing/trainingstraject van de professionals die met de Verwijsindex moeten gaan werken. Dit zal worden bezien in relatie tot de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin. Wel zal ik onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor het stimuleren van het gebruik van richtlijnontwikkeling in de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de Verwijsindex. 25 Welke waarborgen heeft de regering ingesteld om te voorkomen dat het CJG een extra bureaucratische laag in de jeugdzorg wordt? Het is zeker niet de bedoeling dat het Centrum voor Jeugd en Gezin een nieuwe bureaucratische laag in de jeugdzorg wordt. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is voor ouders, kinderen én jongeren een herkenbaar en laagdrempelig centraal punt voor opgroei- en opvoedvragen, adequate en passende hulp, en coördinatie van die hulp. In het Centrum voor Jeugd en Gezin worden bestaande lokale voorzieningen voor opvoed- en opgroeiondersteuning gebundeld en in onderlinge samenhang aangeboden. In het kader van «Opvoeden in de Buurt» werken de deelnemende gemeenten en provincies/stadsregio s de komende tijd gezamenlijke voor- Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 9

10 stellen uit om de werkwijze tussen Centrum voor Jeugd en Gezin en bureau jeugdzorg te stroomlijnen. Deze voorstellen zullen een plaats krijgen binnen het ondersteuningstraject voor gemeenten dat samen met de VNG wordt ingezet bij de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin. 26 Wat gaat de regering doen als blijkt dat juist de risicogroepen het CJG gaan mijden? Is de regering voornemens dwang/drang middelen in te zetten als dit gebeurt of gaat de regering uit van een vrijwillige basis? De inrichting van de Centra voor Jeugd en Gezin moet zo laagdrempelig mogelijk zijn zodat ouders en kinderen het Centrum voor Jeugd en Gezin beschouwen als dé plek waar zij met al hun opvoed- en opgroeivragen terecht kunnen. Vrijwilligheid is daarbij het uitgangspunt. De meeste gezinnen zullen zo de weg naar het Centrum voor Jeugd en Gezin vinden, gelet op de dekkingsgraad van 95% voor de consultatiebureaus die in het CJG zullen worden ondergebracht. Als blijkt dat bepaalde gezinnen niet uit zichzelf naar het CJG toekomen kan bemoeizorg worden ingezet met behulp van bijvoorbeeld huisbezoeken. Wanneer er sprake is van zodanige opvoed- en opgroeiproblemen dat de ontwikkeling van het kind wordt bedreigd en de ouders geen hulp accepteren om de problemen op te lossen, dan komt de gezagsbeperkende maatregel van de OTS in beeld. Dit is een mogelijkheid die met name van belang is voor de zogenaamde zorgmijders. Het Centrum voor Jeugd en Gezin kan de situatie melden bij het AMK en/of de Raad voor de Kinderbescherming. Ook anderen, zoals bureau jeugdzorg, de politie, etc., kunnen uiteraard het initiatief nemen een zorgwekkende situatie voor te leggen aan het AMK en de Raad; dit gebeurt ook nu al. Is inderdaad voldaan aan de grond voor de OTS, dan zal de Raad een rekest voor deze maatregel indienen bij de kinderrechter die hierover uiteindelijk een beslissing neemt. 27 Er zullen afspraken met gemeenten worden gemaakt over concrete bijdragen op het terrein van de kindvriendelijke leefomgeving. Welke eisen zullen hieraan gesteld worden? Ik ben in overleg met de VNG om te komen tot samenwerkingsafspraken in het kader van het programma «Alle Kansen voor Alle kinderen». Waar het gaat om een kindvriendelijke leef- en woonomgeving ligt een hele duidelijke verantwoordelijkheid bij gemeenten zelf om die te bereiken voor alle jongeren in hun gemeenten. Een belangrijke voorwaarde voor mij is dat jongeren inspraak hebben in hun leef- en woonomgeving. Deze doelstelling is ook opgenomen in mijn programma. In de antwoorden op vragen 32, 91 en 94 ga ik nader in op jongerenparticipatie op lokaal niveau. 28 Provincies, gemeenten en verschillende zorgvoorzieningen moeten de komende tijd sluitende afspraken maken en goed samenwerken. Welke eisen worden hieraan gesteld en welke indicatoren worden hiervoor vastgesteld? Aan welke belemmerende wet- en regelgeving moet gedacht worden? In het traject «Opvoeden in de buurt» is afgesproken dat de betrokken gemeenten en provincies/stadsregio s de komende tijd gezamenlijk voorstellen uitwerken om de werkwijze tussen Centrum voor Jeugd en Gezin Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 10

11 en bureau jeugdzorg, tussen gemeentelijk en provinciaal domein, te stroomlijnen. Als het gaat om de zorgvoorzieningen, de professionals, dan is «één gezin, één plan» de leidraad. Als wettelijke (uitvoerings)regels een betere samenwerking in de weg staan, dan zal bekeken worden in hoeverre aanpassing nodig is. 29 Op welke termijn ontvangt de Kamer meer informatie over de nieuw te ontwikkelen plaatsen in de gesloten jeugdzorg? Om hoeveel plaatsen gaat het en hoe zijn deze plaatsen over de regio s verdeeld? Wordt er rekening gehouden met de leeftijden van de jongeren en welke bedragen zijn ermee gemoeid? Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel gesloten jeugdzorg in de Tweede Kamer d.d. 28 juni 2007 ben ik uitvoerig ingegaan op de behoefte aan gesloten jeugdzorg en de opbouw van capaciteit. In de Voortgangsrapportage Jeugdzorg 2007 die uw Kamer rond deze tijd zal ontvangen, geef ik schriftelijk weer hoe het staat met de capaciteit en wat er de komende periode nog wordt gerealiseerd. In de Voortgangsrapportage vindt u het aantal plaatsen terug, de verdeling over het land, het aantal plaatsen voor jonge kinderen en in de bijlage bij de rapportage de bedragen die hiermee zijn gemoeid Wat zijn de gemiddelde kosten van een kind in een gesloten instelling voor jeugdzorg? Wat zijn de gemiddelde kosten van een jongere in de justitiële jeugdinrichting? De nieuwe initiatieven die als experiment zijn gestart met het bieden van gesloten jeugdzorg hebben gemiddeld in per plaats per jaar aan subsidie ontvangen. De justitiële jeugdinrichtingen hebben in 2007 gemiddeld per plaats per jaar aan subsidie of bijdrage ontvangen. Beide bedragen zijn exclusief de kosten voor huisvesting. 31 Welk bedrag wordt er gemiddeld besteed aan nazorg voor jongeren die een gesloten instelling verlaten? Na de gesloten jeugdzorg volgt meestal uitstroom naar de provinciale jeugdzorg, dit kan nazorg zijn, maar ook een specifieke geïndiceerde training of ondersteuning. Bovendien loopt de kinderbeschermingsmaatregel na de gesloten plaatsing meestal nog door en houdt de (gezins)voogd toezicht op de jongere. De kosten hiervan zijn niet apart te onderscheiden. 32 Hoe wordt de jeugdparticipatie gemeten bij gemeentes? Welke maatregelen worden getroffen en door wie, indien gemeentes helemaal niets of aantoonbaar te weinig aan jeugdparticipatie doen? 1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Op dit moment wordt jeugdparticipatie nog niet landelijk eenduidig bij gemeenten gemeten. Bedoeling is dat er één indicator wordt ontwikkeld om dat wel te doen. Er zijn nu gesprekken gaande voor de ontwikkeling van een indicator in 2008 en vervolgens opname in de landelijke jeugdmonitor en/of in de benchmark voor gemeenten van SGBO. Dit instrumentarium, dat gemeenten een spiegel voorhoudt, samen met het toegankelijk maken van goede voorbeelden op het terrein van jeugdparticipatie (zie ook mijn antwoord op vraag 91) én een jaarlijkse prijs vanaf 2008 voor de gemeente die het beste vorm geeft aan jeugdparticipatie zullen de stimulans zijn vanuit de rijksoverheid voor gemeenten om Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 11

12 serieus vorm te geven aan jeugdparticipatie. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het vormgeven van jeugdparticipatie blijft conform de bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning bij de gemeente liggen. Het is daarom aan de gemeenteraad om te bepalen of maatregelen moeten worden getroffen als gemeenten helemaal niets of aantoonbaar te weinig aan jeugdparticipatie doen. 33 Is de drie procent speelruimtenorm in wijken verplicht bij nieuw te ontwikkelen wijken? Hoe gaat de minister bevorderen dat gemeenten zich aan die norm houden? Wat zijn van de gevolgen van deze controle voor de administratieve lasten voor de gemeenten? Hoe wordt dit beleid aangestuurd? Wie is verantwoordelijk, de minister voor Wonen, Wijken en Integratie of de minister voor Jeugd en Gezin? De speelruimtenorm van drie procent is een richtgetal. In mijn brief van 17 juli 2007 heb ik mede namens mijn collega s van VROM en WWI aangegeven waarom de speelruimtenorm niet verplicht is en hoe gemeenten worden gestimuleerd om de 3 procent als richtgetal bij nieuw te ontwikkelen wijken voor buitenspeelruimte te reserveren. Daarvóór heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) op 14 april 2006 een beleidsbrief buitenspeelruimte aan alle gemeenten gezonden ter nadere uitwerking van de Nota Ruimte op dit punt. Om het omgaan van gemeenten met deze norm en met het uitgebrachte handboek speelruimtebeleid te monitoren is dit jaar een nulmeting uitgevoerd waarvan de conclusies binnenkort beschikbaar komen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een integraal speelruimtebeleid waarvan de speelruimtenorm onderdeel uitmaakt. Gelet op deze gedecentraliseerde verantwoordelijkheid hebben gemeenten zelf het het beste zicht op de bijkomende administratieve lasten. Vanuit het kabinet ligt er een verantwoordelijkheid voor dit onderwerp bij de minister van VROM, gezien haar verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ordening, de minister voor WWI, gezien haar verantwoordelijkheid voor de inrichting van de leefomgeving, en bij mij, gezien mijn verantwoordelijkheid voor goed jeugdbeleid. Het is om die reden dat ik mede namens beide andere ministers eerder ons standpunt ten aanzien van de speelruimtenorm heb aangegeven. 34 Behoort een wijziging op het gebied van de verschillende financieringsstromen ook tot de mogelijkheden om de samenwerking tussen provincie, gemeente en de verschillende zorgvoorzieningen te verbeteren? In 2008 worden de middelen die voor het lokale jeugdbeleid aan gemeenten ter beschikking worden gesteld gebundeld in een brede doeluitkering. Wanneer er een landelijk dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin is, dan wordt de brede doeluitkering als decentralisatieuitkering aan het Gemeentefonds toegevoegd. De mogelijkheden tot bundeling van de geldstromen voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg enerzijds en voor de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten anderzijds, zal ik zorgvuldig nagaan. Daarnaast brengt de overheveling van de zorg aan civielrechtelijk geplaatste jeugdigen van de Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen naar de Wet op de jeugdzorg met zich mee dat er één financieel (en wettelijk) kader ontstaat voor jeugdigen met zeer ernstige gedragsproblemen. Overigens werken in het kader van «Opvoeden in de Buurt» de deelnemende gemeenten en provincies/stadsregio s gezamenlijke voorstellen uit om de samenwerking tussen Centrum voor Jeugd en Gezin en bureau jeugdzorg, tussen gemeentelijk en provinciaal domein, te stroomlijnen. Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 12

13 35 Welke maatregelen treft de minister om de kennis bij bestuurders, professionals en overheden over waar de zorg aan kinderen en gezinnen aan moet voldoen om een adequaat en toereikend zorgaanbod en zorgvoorzieningen te ontwikkelen? Welke eisen worden gesteld aan de kennis over dit onderwerp bij bestuurder en overheden? Ouders en kinderen moeten ervan op aan kunnen dat ze goede en effectieve zorg krijgen: zorg die werkt. Hierdoor kunnen ook meer kinderen en gezinnen beter geholpen worden, anders blijft het «dweilen met de kraan open». De jeugdzorg heeft de afgelopen tijd een forse inhaalslag ingezet. Ik ondersteun dit met kracht: «Snelle en effectieve hulp» en «Professionalisering» zijn belangrijke prioriteiten in mijn beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen». Vanuit mijn verantwoordelijkheid zet ik in op het vergroten van kennis over wat wel en wat niet werkt in de jeugdzorg. Binnen het overkoepelende programma «Zorg voor jeugd» van ZonMw wordt gewerkt aan kennisontwikkeling voor professionals om de psychische en sociale ontwikkeling van jeugd te bevorderen en veilig te stellen waar deze ontwikkeling wordt bedreigd. Deze kennis wordt door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) bekend gemaakt via de databank De databank bevat de oordelen van de erkenningscommissie jeugdinterventies i.o. Hiermee wordt het spreekwoordelijke gereedschapskistje van de professional verder gevuld. De sector zelf heeft effectief werken ook als prioriteit benoemd. Met mijn brief van 28 september jl. (DJB ) heb ik u het actieplan «Professionalisering in de jeugdzorg» toegezonden. Het is een gezamenlijk actieplan van de sector zelf (beroepsverenigingen, de MOgroep, de HBO-raad en het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg, met medewerking van het Nederlands Jeugdinstituut en MOVISIE). 36 Hoe ziet de minster toe op de opleiding van gezinsvoogden en psychologisch en pedagogisch personeel en alle medewerkers bij de Centra voor Jeugd en Gezin? Voor wat betreft de gezinsvoogdijwerkers is voorzien in een opleidingsplan voor de scholing in de Deltamethode, de nieuwe methode voor de uitvoering van ondertoezichtstellingen. Eind 2008 zullen alle gezinsvoogdijwerkers in de nieuwe methode zijn geschoold. Dit is vastgelegd in een convenant dat op is afgesloten tussen de rijksoverheid, de provincies en «grote steden», en de bureaus jeugdzorg. Het gezinsvoogdijwerk is bovendien meegenomen in het actieplan «Professionalisering in de jeugdzorg», dat ik op 28 september jl. aan de Tweede Kamer heb aangeboden. De focus van dat plan ligt bij de sociaal-agogische beroepen in de jeugdzorg in brede zin: van de lokale jeugdzorg (Centra voor Jeugd en Gezin) tot en met de (gesloten) jeugdzorg en de justitiële jeugdzorg. Ontwikkeling van een beroepenstructuur (wat moet je kennen en kunnen om in de jeugdzorg te werken) en verbetering van de aansluiting van de initiële opleidingen op de beroepspraktijk, maken deel uit van dit plan. Zie ook het antwoord op vraag Hoe wordt de bureaucratie voor gezinsvoogden verminderd? In het convenant verlaging caseload gezinsvoogdij dat in januari van dit jaar werd afgesloten met de provincies/grootstedelijke regio s en de bureaus jeugdzorg is afgesproken dat de bureaus jeugdzorg «zoveel mogelijk in onderlinge afstemming zorgen voor vermindering van administratieve lasten in de uitvoering door een gezinsvoogd teneinde de cliëntcontacttijd hierdoor te vergroten». Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 13

14 Ingevolge het convenant hebben de provincies hiertoe afspraken gemaakt met de bureaus jeugdzorg en houden zij toezicht op de realisatie ervan. Afgesproken is dat de provincies hierover aan het Rijk zullen rapporteren in het uitvoeringsprogramma Ik verwacht de uitvoeringsprogramma s binnenkort te ontvangen. Ook het tijdens het spoeddebat op 6 september door mij aangekondigde actieplan (zie het antwoord op vraag 45) zal ingaan op de vraag hoe de bureaucratie bij de bureaus jeugdzorg en dus ook bij de gezinsvoogdijwerkers, kan verminderen. 38 Welke maatregelen gaat de minister nemen om de veiligheidssituatie in de justitiële jeugdinrichtingen op korte termijn te verbeteren? De staatssecretaris van Justitie is primair verantwoordelijk voor de justitiële jeugdinrichtingen. Naar aanleiding van een onderzoek door de Inspecties Jeugdzorg, Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie voor de Sanctietoepassing (alsmede met inbreng van de Arbeidsinspectie), heeft de staatssecretaris van Justitie, mede namens mij en de minister van Justitie en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Dijksma, uw Kamer bij brief van 10 september 2007 (TK, en , nr. 232) de resultaten van dat onderzoek doen toekomen. Zij heeft u tevens geïnformeerd over reeds genomen en nog te nemen maatregelen. Kort daarna is tevens een rapport verschenen van de Algemene Rekenkamer «Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen». Naar aanleiding van dat rapport heeft de staatssecretaris van Justitie u bij brief van 4 oktober jl. (TK, , nr. 3) geïnformeerd. In antwoord op uw vragen wil ik u daarnaar verwijzen. Op 1 november a.s. heeft Uw Kamer een algemeen overleg gepland met de staatssecretaris van Justitie waarin over genoemde brieven nader van gedachten wordt gewisseld. 39 Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat kinderen in een justitiële jeugdinrichting direct de juiste hulp en behandeling krijgen? Zie antwoord op vraag Hoe gaat de minister bevorderen dat alle kinderen die een justitiële jeugdinrichting verlaten de juiste nazorg krijgen? Zie antwoord op vraag Hoe is de financiering van onafhankelijke vertrouwenspersonen geregeld voor de nieuwe gesloten jeugdinrichtingen? De financiering van de onafhankelijke vertrouwenspersonen is op grond van de Wet op de jeugdzorg een provinciale verantwoordelijkheid. Voor de nieuwe gesloten jeugdinrichtingen wordt dit langs dezelfde lijn geregeld, bij de reeds lopende initiatieven is dit al op deze wijze geregeld. 42 Wat is volgens de regering de meerwaarde van het grotendeels door de provincie laten uitvoeren van de zorgvoorzieningen in de jeugdzorg? Is de regering van plan de meerwaarde uitvoering door de provincies in deze kabinetsperiode te evalueren? Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 14

15 Een eerste evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg waarin de huidige rol van provincies prominent is vastgelegd is vorig jaar al uitgevoerd naar aanleiding van de motie Soutendijk. Uit deze evaluatie blijkt dat veel van de knelpunten in de jeugdzorg op te lossen zijn binnen het huidige stelsel, door het stelsel beter te stroomlijnen. Hier wil ik de komende periode dan ook prioriteit aan geven. Zoals reeds in het bestuursakkoord met de gemeenten is aangekondigd, ben ik van plan om medio 2009 met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de balans op te maken over de ontwikkeling ten aanzien van de stroomlijning van de jeugdzorgketen en daarbij te bezien of nadere afspraken moeten worden gemaakt. Vóór 2010 zal de wettelijk voorgeschreven evaluatie van de Wet op de jeugdzorg op grond van artikel 110 van deze wet plaatsvinden. 43 In het geval dat ouders hulp niet accepteren welke maatregelen heeft de minister dan concreet voor ogen om de hulp dwingend op te leggen? Kan de minister een aantal praktijkvoorbeelden noemen van dwangmaatregelen via de Kinderbescherming? De mogelijkheden om de benodigde hulp dwingend op te kunnen leggen, zijn de kinderbeschermingsmaatregelen (voorlopige) ondertoezichtstelling en een schorsing van c.q. ontheffing of ontzetting uit het gezag, gevolgd door een (voorlopige) voogdij. Zo moet bij ernstige opvoedingsproblemen in eerste instantie gedacht worden aan inzet van hulp thuis, bij het gezin waar het kind wordt opgevoed via een ondertoezichtstelling. Is dat niet mogelijk of niet veilig genoeg voor het kind, dan zal tegelijk met de ondertoezichtstelling ook een machtiging voor de uithuisplaatsing worden gevraagd. Dan zal met de ouders en het kind gewerkt worden aan terugplaatsing in het gezin zodra dat verantwoord is voor het kind en er zicht op is dat de ouder(s) de verantwoordelijkheid weer zelf zal/zullen kunnen gaan dragen. Is dat vooruitzicht er niet, dan zal uiteindelijk het gezag bij de ouders worden weggenomen en zal in de voogdij van het kind worden voorzien. Een ander voorbeeld waarin gebruik wordt gemaakt van het dwangmiddel ondertoezichtstelling c.q. schorsing van het ouderlijk gezag is de situatie waarin de ouders geen toestemming geven voor een medische behandeling waarvan het belangrijk is dat het kind die behandeling ondergaat. Ook bij (acute) noodsituaties zoals (dreigend) slachtofferschap van loverboys kan de rechter gevraagd worden snel een maatregel op te leggen om het slachtoffer gesloten te kunnen plaatsen om weglopen en contact met de loverboy te voorkomen. In situaties waarin geen gezag is geregeld, zal de rechter op aangeven van de Raad voor de Kinderbescherming in de voogdij voorzien, zodat een instelling of een natuurlijk persoon alle verantwoordelijkheden voor de zorg voor het kind op zich kan nemen. 44 De caseload van gezinsvoogden zal worden verminderd. Wat bedoelt de minister met een lagere caseload voor gezinsvoogdijwerkers na 2008? Op welke wijze wordt dit gefinancierd en waar is dit terug te vinden in de begroting? Wat is de werklast van gezinsvoogden? Waar blijkt uit dat de werklast te hoog is? Hoeveel geld is er beschikbaar om de werklast per gezinsvoogd te verlagen naar 15 cases per FTE? Wanneer krijgt de Kamer informatie of dit streefcijfer ook is gehaald? Kan de minister aangeven hoeveel kinderen er gemiddeld tot de caseload van een voogdijwerker behoren in het jaar 2009, 2010 en in 2011? zijn de doelstellingen gewijzigd? Zo ja, hoe luiden die doelstellingen nu? Klopt het dat op dit moment gezinsvoogden een gemiddelde caseload van 17,5 hebben? Hoe verhoudt dat zich tot de verhalen en signalen dat voogden vaak meer dan 24 kinderen onder hun hoede hebben? Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 15

16 Op dit moment wordt de Deltaplanmethodiek bij de gezinsvoogdij geïmplementeerd. Eén van de onderdelen van deze methodiek is een caseloadverlaging naar gemiddeld 1:15, waardoor gezinsvoogden meer tijd krijgen voor direct contact met de jongere en zijn omgeving. Op 25 januari jl. is het convenant «verlaging caseload gezinsvoogdij» afgesloten met de provincies/gsr s en de bureaus jeugdzorg. In dit convenant verplichten de directeuren BJZ en gedeputeerden jeugdzorg zich ertoe, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, zorg te dragen dat de gezinsvoogden uiterlijk eind 2007 werken met een gemiddelde caseload van 1:17,5 voor de uitvoering van ondertoezichtstellingen. Deze verlaging is de opmaat naar een gemiddelde caseload van 1:15 eind 2008 als het Deltaplan gezinsvoogdij landelijk volledig is ingevoerd. Provincies dienen uiterlijk 1 maart 2008 verantwoording af te leggen over de behaalde resultaten. Het resultaat wordt gemeten door a) de gerealiseerde caseload per 31 december 2007 en b) de waardering van de werklast/caseload door de gezinsvoogdijwerkers. Ik zal u hierover voor de zomer van 2008 informeren. Op de begroting van Jeugd en Gezin (artikel 3.2) is vanaf 2008 structureel een bedrag beschikbaar van ca. 15 miljoen voor verlaging van de caseload naar 15 cases per FTE. Daarnaast is vanaf 2009 jaarlijks een bedrag gereserveerd van 9 miljoen voor het Deltaplan, dit bedrag staat op de aanvullende post bij het ministerie van Financiën. Besluitvorming hierover vindt plaats bij Voorjaarsnota. Voor de voogdijwerkers (dus niet de gezinsvoogdij) ligt de gemiddelde caseload 1:26 ten grondslag aan de bekostiging. Op dit moment wordt ook voor de uitvoering van de voogdijen gewerkt aan een nieuwe methodiek. Pas wanneer deze afgerond is, kan bepaald worden of deze nieuwe methodiek effect zou moeten hebben op de caseload van een voogdijwerker. 45 Hoe is de minister van plan de bureaucratie te verminderen? Tijdens het spoeddebat jeugdzorg van 6 september jongstleden, heb ik u aangekondigd dat ik voor de begrotingsbehandeling met een actieplan zal komen om de bureaucratie te verminderen. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar dit actieplan dat momenteel wordt opgesteld en dat u vóór de begrotingsbehandeling van mij zult ontvangen. 46 Wanneer kan het programma ingericht ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit tegemoet worden gezien? Een brief over het plan van aanpak jeugdcriminaliteit zal voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van Justitie aan Uw Kamer worden gestuurd. Met deze brief zal Uw Kamer geïnformeerd worden over de acties die het Kabinet deze Kabinetsperiode zal uitvoeren in het kader van het verder terugdringen van de jeugdcriminaliteit. 47 Waarom wordt er met hernieuwde kracht een programma ingericht ter bestrijding van jeugdcriminaliteit als onderdeel van «Veiligheid begint met voorkomen»; waarin verschilt dit programma met het eerdere programma en wanneer kan de Kamer dit programma tegemoet zien? De aanpak van jeugdcriminaliteit is een van de prioriteiten van het Kabinet. Het Kabinet stelt zich daarbij ten doel om de recidive onder jongeren met 10%-punt te verlagen. Om deze reductie te kunnen realiseren is een slagvaardige aanpak noodzakelijk. Daarom is er voor gekozen om de aanpak van jeugdcriminaliteit wederom in een programma onder Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 16

17 te brengen. Uw Kamer zal voor de behandeling van de begroting van Justitie hierover door de minister van Justitie worden geïnformeerd. 48 Waarom is de behandeling van kinderen die slachtoffer van kindermishandeling zijn geworden geen kerndoel? De behandeling van slachtoffers van kindermishandeling is wel degelijk een kerndoel. In het actieplan aanpak kindermishandeling van 5 juli jl. wordt uitgegaan van vier kerndoelen: voorkomen, signaleren, stoppen en schadelijke gevolgen beperken. Dat laatste kerndoel wordt bereikt door zorg aan mishandelde kinderen te verlenen. 49 Is de scholing in de campussen mogelijk op ieder niveau van het middelbare onderwijs? Dus ook op HAVO/VWO-niveau? Kan de minister garanderen dat kinderen ook met een HAVO/VWO-diploma de campus kunnen verlaten? Zoals ik samen met de minister van Justitie heb aangegeven in de brief van 7 september jl. (TK, , , nr. 22) werkt het kabinet de komende jaren, mede aan de hand van pilotprojecten, aan de precieze invulling van onder andere het inhoudelijke programma van de campussen. Uitgangspunt van deze pilots is dat jongeren lange dagen binnen de voorzieningen doorbrengen, zodat ze wennen aan een werkritme en weinig tijd over houden om te vervallen in ongewenste gedragingen. Bovendien krijgen ze in een aantal pilot projecten zo (alsnog) de gelegenheid een startkwalificatie of diploma te behalen, hetgeen hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot en de kans op ongewenst gedrag verkleint. Aan de hand van het evaluatieonderzoek werkt het kabinet aan de verdere vormgeving van de campussen. Het zal die elementen overnemen die het meest succesvol en effectief blijken te zijn. Scholing zal een onderdeel uitmaken van de campussen. Daarbij zal nog gekeken worden naar de vorm en het niveau van scholing. Voor de precieze invulling zal ik nog met nadere voorstellen komen. 50 Hoe denkt de minister te voorkomen dat kinderen met een persoonlijkheidsstoornis ontsporen, criminaliseren en eventueel recidiveren? Bij kinderen kan nog niet echt worden gesproken van een persoonlijkheidstoornis, omdat de persoonlijkheid nog in ontwikkeling is. Een persoonlijkheidsstoornis ontstaat na een langjarig proces waarin diverse soorten risicofactoren elkaar versterken. Daarbij speelt waarschijnlijk genetische aanleg een rol, in combinatie met omgevingsfactoren zoals bijvoorbeeld het gebrek aan toezicht door de ouders en mishandeling. Naarmate er bij kinderen meer van zulke risicofactoren aanwezig zijn, is de kans groter dat zij een gedragsstoornis ontwikkelen. De gedragsstoornis kan vervolgens weer een voorloper zijn van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. Om te voorkomen dat kinderen een persoonlijkheidstoornis ontwikkelen, ontsporen en/of criminaliseren is het dus belangrijk om in een vroeg stadium gedragsproblemen te herkennen en aan te pakken. Het huidige beleidsprogramma van de minister voor Jeugd en Gezin kent daarom onder andere als uitgangspunt dat er een omslag moet komen naar preventief werken: problemen moeten eerder worden opgespoord en worden aangepakt. Het Bureau Jeugdzorg speelt hierbij een belangrijke rol, net als de in ontwikkeling zijnde Centra voor Jeugd en Gezin, de Verwijsindex Risicojongeren, het Electronisch Kinddossier en de uitbreiding voor «gesloten» capaciteit voor kinderen met gedragsproblemen. Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 17

18 51 Hoe lang is de gemiddelde doorlooptijd voor een onderzoek bij het AMK op dit moment? Hoe wordt de doorlooptijd voor een onderzoek bij het AMK teruggebracht? In september heb ik de AMK-beleidsinformatie over het tweede kwartaal van 2007 ontvangen. Gebleken is dat de gemiddelde landelijke doorlooptijd van het moment van melding tot het einde van het onderzoek constant is gebleven. In het eerste kwartaal van 2007 was het landelijk gemiddelde 78 dagen en in het tweede kwartaal was dit 77 dagen. Dertien weken voor een onderzoek naar kindermishandeling is te lang, maar daartegenover staat dat een onderzoek ook zorgvuldig uitgevoerd moet worden. Ik zal afspraken maken met de MOgroep en het IPO over de nieuwe maximumtermijn voor een AMK-onderzoek die dan ook in het Uitvoeringsbesluit bij de Wet op de jeugdzorg zal worden vastgelegd. Bij het bepalen van de termijn wordt rekening gehouden met de huidige situatie, waarbij er AMK s zijn die een gemiddelde doorlooptijd van acht weken kennen. Daarnaast wordt het besluit hierover in samenhang bezien met de doorlooptijden die uit de Pilots Beter Beschermd naar voren komen. 52 Na een publiekscampagne, zoals gepland in 2008, neemt doorgaans de werklast voor hulpverleners ook toe. Hoe wordt hier op geanticipeerd en welke maatregelen zijn voorzien om zaken vlot te kunnen behandelen? In het actieplan is rekening gehouden met extra meldingen, daarom is extra geld uitgetrokken voor de AMK-functie van de Bureaus Jeugdzorg en voor de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast is het de bedoeling om bij de AMK-functie te komen tot een nieuwe manier van financieren zodat tijdig op de extra vraag ingespeeld kan worden. 53 Is behalve betere communicatie, een structurele vermindering van het aantal betrokken partijen in de Jeugdhulpverlening een doel voor dit kabinet? Een structurele vermindering van het aantal betrokken partijen is op dit moment geen doel van het kabinet, dat impliceert immers een stelselwijziging. 54 Hoe groot is de groep jongeren die aan de kant staan? Hoe ziet deze groep eruit qua etniciteit en sociaal economische status van het gezin waar zij uit komen? Zoals ik aangegeven heb in het Algemeen Overleg van donderdag 11 oktober jl. is op dit moment niet precies in te schatten hoeveel jongeren geholpen zullen worden met de campussen. Velen van hen kunnen en zullen ook op een andere manier geholpen worden. Het kabinet zal voor de zomer van 2008 aangeven welk type jongeren in de pilot projecten daadwerkelijk een plek hebben gekregen. 55 Zijn er hiaten in de hulpverleningregelingen tussen 18 en 23 jaar in relatie tot jeugdzorg en jeugdcriminaliteit? Kan de minister van alle leeftijdsgerelateerde regelingen op dit gebied een overzicht geven. De leeftijdsgrenzen in de Wet op de jeugdzorg zijn: Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 18

19 Voortzetting van jeugdzorg is mogelijk tot 23 jaar, mits de jeugdzorg is geïndiceerd vóór het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Hervatting van jeugdzorg is mogelijk tot de leeftijd van 23 jaar, binnen 6 maanden na de beëindiging van de zorg die vóór het bereiken van 18 jaar is geïndiceerd. NB: het gaat hier om hulp in het vrijwillige kader. Gesloten jeugdzorg in het kader van een ondertoezichtstelling kan op dit moment niet worden voortgezet na het bereiken van de meerderjarige leeftijd van 18 jaar. Bij de Eerste Kamer ligt een voorstel voor wijziging van de Wet op de jeugdzorg die het mogelijk maakt gesloten jeugdzorg voort te zetten tot 21 jaar. Het jeugdstrafrecht is van toepassing op de jongere die ten tijde van het plegen van het delict de leeftijd van 12 jaar, maar nog niet 18 jaar heeft bereikt. Vanaf 18 jaar is het volwassenenrecht van toepassing. In bijzondere omstandigheden (gelegen in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan) kan de rechter het jeugdstrafrecht toepassen op degene die ten tijde van het plegen van het delict de leeftijd van 18 jaar, maar nog niet van 21 jaar heeft bereikt. Met toepassing van deze criteria zijn de leeftijdsgrenzen in het Wetboek van Strafrecht: Jeugdreclassering Hulp en Steun: oplegging door de rechter is mogelijk in die gevallen waarin jongeren ten tijde van het plegen van het feit de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt, met In bijzondere omstandigheden een uitloop naar 21 jaar. Jeugdreclassering Scholings- en trainingsprogramma (STP) en proefverlof: als extramurale fase van de tenuitvoerlegging van jeugddetentie of pij-maatregel reclasseringstoezicht bij voorwaardelijke veroordelingen. Bij de Eerste Kamer is het wetsvoorstel Gedragsbeïnvloeding jeugdigen aanhangig. Met dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid geboden nazorg in gedwongen kader op te leggen. 56 De minister stelt 97 mln. beschikbaar om aan een groeiende behoefte aan jeugdzorg te voldoen. Hoe verklaart de minister de toegenomen vraag en hoe voorziet hij de ontwikkeling in de komende 5 jaar? Vele factoren spelen een rol en werken op elkaar in. Het meest complete overzicht van de oorzaken staat in een onderzoeksrapport van TNO. De minister van SZW stuurde dit op 28 september jl. naar de Kamer als bijlage bij het kabinetstandpunt over participatie van jongeren met een beperking. Het rapport handelt over het toenemende gebruik van jeugdzorg en andere geïndiceerde voorzieningen voor jongeren en geeft een overzicht van de oorzaken van het toegenomen gebruik van diverse regelingen. De belangrijkste conclusies van TNO zijn als volgt samen te vatten: Alle regelingen waarover gegevens beschikbaar zijn, laten een groei zien (o.a. speciaal onderwijs, provinciale jeugdzorg, jeugd-ggz, TOG en Wajong) hoger dan de groei van het aantal jongeren. TNO concludeert dat niet aangetoond kan worden dat er sprake is van een toename van stoornissen bij jeugdigen. Er is wel een meer systematische en eerdere signalering van stoornissen en een toename van kennis en alertheid op afwijkend gedrag. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals de steeds hogere eisen van samenleving en het onderwijs leiden bij kwetsbare jongeren sneller tot problemen. Ten aanzien van de jeugd-ggz is er sprake van onderconsumptie en toenemende behandelduur. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 19

20 verschillende zorgtypen (ambulant, deeltijd, klinisch) na elkaar worden ingezet. Er is een toename in gebruik als gevolg van uitbreiding van de doelgroep en betere bekendheid van specifieke regelingen. Hoe de vraag naar jeugdzorg zich de komende periode zal ontwikkelen kan ik op dit moment niet voorspellen. Om hier meer zicht op te krijgen ontwikkelt het SCP een ramingsmodel waarmee op grond van sociale, economische en demografische variabelen, de vraag naar jeugdzorg geraamd kan worden. 57 Zijn de risicofactoren van jeugdcriminaliteit bekend? Hoe groot is de groep criminele jongeren? Hoe ziet deze groep eruit qua etniciteit en sociaal economische status van het gezin waar zij uit komen? De bestrijding van jeugdcriminaliteit valt onder de primaire verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. De minister van Justitie zal u dit najaar nader informeren over zijn plannen hieromtrent. Voor het antwoord op de vraag over risicofactor verwijs ik u naar vraag Op welke risicofactoren wordt geduid als het om de ontwikkeling van crimineel gedrag gaat? Worden daar eensluidende kenmerken voor gebruikt? Kan het in de praktijk gebeuren dat de ene gemeente eerder drang gaat toepassen dan de andere? Aan welke maatregelen moet bij drang gedacht worden? De risicofactoren voor crimineel gedrag (veelal aangeduid als criminogene factoren) zijn onder andere: minder ontwikkelde cognitieve en sociale vaardigheden, agressie, alcohol- en drugsgebruik, omgaan met seksualiteit, tegenvallende prestaties op school of werk, financieel problematische situatie, huisvesting en woonomgeving, gezinssituatie, leeftijdsgenoten en vrijetijdsbesteding. De vraag over de toepassing van drang is van andere orde. Het is de vrijheid van de gemeente om te bepalen wanneer zij haar toekomende bevoegdheden gaat inzetten. Dat zal mede afhankelijk zijn van de lokale problematiek en/of het individuele geval. Zo kan het dus inderdaad gebeuren dat de ene gemeente eerder overgaat tot inzet van drang dan de andere. Bij maatregelen bij drang kan onder andere gedacht worden aan meer inzet van politie in bepaalde wijken, meer vasthoudend optreden van een hulpvelener richting ouders, actiever beleid ten aanzien van het aanbieden van opvoedingsondersteuning en meer doorverwijzen van zaken naar bureau jeugdzorg of raad voor de kinderbescherming. 59 Waar bestaat de drang bij niet mee willen werken aan opvoedondersteuning of (jeugd)zorg uit? In de eerste plaats gaat het om zogheten «outreachende hulpverlening». Bij deze sterk naar buiten gerichte wijze van hulpverlening worden gezinnen bezocht waarbij hulp en diensten actief worden aangeboden. Vrijwilligheid blijft hierbij voorop staan. Bemoeizorg gaat nog een stap verder. Daarbij blijft de hulpverlener vasthouden en aandringen, ook als ouders niet willen. Of er ook nog verdergaande stappen gezet worden hangt mede af van de keuzes die gemeenten maken bij de uitvoering van hun lokale jeugdbeleid. Verplichte opvoedondersteuning wordt alleen aangeboden langs de weg van de Ondertoezichtstelling (OTS). In het kader van de OTS kan Tweede Kamer, vergaderjaar , XVII, nr. 5 20

Nr Vraag/antwoord B l z

Nr Vraag/antwoord B l z Antwoorden op de vragen over de Jeugd en Gezin Begroting 008 Nr Vraag/antwoord B l z 1 De minister heeft de prestatie-indicatoren gekoppeld aan 011. Ziet de minister mogelijkheden om ook voor 008, 009

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 28 447 Regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet kinderopvang)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 874 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang Nr. 47 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 772 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet studiefinanciering 2000

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 20 december 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 20 december 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP DEN HAAG T 070 340 79 11 F 070 340 78

Nadere informatie

Concept-Convenant verlaging caseload gezinsvoogdij. Convenant. 1. De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering

Concept-Convenant verlaging caseload gezinsvoogdij. Convenant. 1. De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering Concept-Convenant verlaging caseload gezinsvoogdij De ondergetekenden: Convenant 1. De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering en 2. De provincies en de grootstedelijke regio

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 28 606 Jeugdzorg 2003 2006 Nr. 24 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 015 Kindermishandeling Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 222 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van de begroting voor Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2009 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nadere informatie

7 Het zorgaanbod jeugdzorg 134 7.1 Inleiding 134 7.2 Provinciale jeugdzorg (voormalige jeugdhulpverlening) 135

7 Het zorgaanbod jeugdzorg 134 7.1 Inleiding 134 7.2 Provinciale jeugdzorg (voormalige jeugdhulpverlening) 135 Inhoud 1 Inleiding 11 1.1 Jeugdzorg en jeugdbeleid 11 1.2 Leeftijdsgrenzen 12 1.3 Ordening van jeugdzorg en jeugdbeleid 13 1.3.1 Algemeen jeugdbeleid 14 1.3.2 Specifiek gemeentelijk jeugdbeleid 14 1.3.3

Nadere informatie

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh wim.hoddenbagh@vng.nl

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh wim.hoddenbagh@vng.nl Datum 27 oktober 2010 Onderwerp Feiten en cijfers transitie jeugdzorg Telefoonnummer 070-3738602 Feiten en cijfers transitie jeugdzorg Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN vra2008jg-04 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN De algemene commissie voor Jeugd en Gezin heeft over het Beleidsverslag 2007 (31 445, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording voorgelegd aan de minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 26 816 Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2000 2003 Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN DE STAATSSECRE- TARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,

Nadere informatie

2010D02442. Lijst van vragen totaal

2010D02442. Lijst van vragen totaal 2010D02442 Lijst van vragen totaal 1 In hoeverre heeft de staatssecretaris jongerenorganisaties betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van haar beleid? 2 Welke verband ligt er tussen de brief over

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 23 mei Antwoord op Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 23 mei Antwoord op Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EH Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl Uw

Nadere informatie

2009D Lijst van vragen totaal. 1 Hoeveel geld is er in 2008 extra naar de Jeugd-GGZ gegaan en hoe is dit besteed? Kunt u dit specificeren?

2009D Lijst van vragen totaal. 1 Hoeveel geld is er in 2008 extra naar de Jeugd-GGZ gegaan en hoe is dit besteed? Kunt u dit specificeren? 2009D26256 Lijst van vragen totaal 1 Hoeveel geld is er in 2008 extra naar de Jeugd-GGZ gegaan en hoe is dit besteed? Kunt u dit specificeren? 2 Naar welk beleid wordt er op pagina 5 -mbt de LVG-jeugd-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 Nr. 111 TWEEDE

Nadere informatie

statenstukken Provinciale Staten Vragen van het statenlid Peter van Dijk (PVV) ingevolge artikel 44 reglement van orde AANHANGSEL

statenstukken Provinciale Staten Vragen van het statenlid Peter van Dijk (PVV) ingevolge artikel 44 reglement van orde AANHANGSEL Provinciale Staten Vragen van het statenlid Peter van Dijk (PVV) ingevolge artikel 44 reglement van orde AANHANGSEL tot de notulen van de provinciale staten van Zeeland 2011 nummer 112. Vragen ingevolge

Nadere informatie

2018D22525 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2018D22525 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2018D22525 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen

Nadere informatie

Onderwerp Inhoudelijke Verantwoording Brede Doeluitkering Centrum voor Jeugd en Gezin 2011

Onderwerp Inhoudelijke Verantwoording Brede Doeluitkering Centrum voor Jeugd en Gezin 2011 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Inhoudelijke Verantwoording Brede Doeluitkering Centrum voor Jeugd en Gezin 2011 Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 322 Kinderopvang Nr. 39 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 29 oktober 2008 Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en

Nadere informatie

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd Centrale helpdesk voor gemeenten Samenwerken voor de jeugd Inhoud Woord vooraf 3 1. Meer preventie en meer opvoedondersteuning 5 Centrum voor Jeugd en Gezin 5 Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg 6 Digitaal

Nadere informatie

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Inspectie Jeugdzorg Utrecht, april 2013 Samenvatting Eind december 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg via een digitale vragenlijst een inventariserend onderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 977 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen Nr. 9 DERDE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting Nr. 186 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan

Nadere informatie

Datum 13 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'Aantal vechtscheidingen groeit explosief'

Datum 13 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'Aantal vechtscheidingen groeit explosief' 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 26 695 Voortijdig school verlaten Nr. 60 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Rechtshandhaving

Nadere informatie

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland?

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland? Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland? overheden Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland? overheden zorginstellingen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 32 529 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 001 Programma voor Jeugd en Gezin Nr. 2 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 27 april 2007 De algemene commissie voor Jeugd en Gezin

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

de jeugd is onze toekomst

de jeugd is onze toekomst de jeugd is onze toekomst vereniging van groninger gemeenten Bestuursakkoord Jeugd 2008-2012 In veel Groninger gemeenten zijn er kinderen met problemen. En daarvan krijgen er te veel op dit moment niet

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Alleenstaande ouders en kindregelingen

Alleenstaande ouders en kindregelingen Alleenstaande ouders en kindregelingen Op deze site wordt u geïnformeerd over regelingen die in het regeerakkoord Bruggen slaan zijn opgenomen. Naar aanleiding van de plannen voor het versoberen van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 827 Opvang zwerfjongeren 2008 Nr. 2 1 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Van Haersma Buma

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018 34 880

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 28 345 Aanpak huiselijk geweld 31 015 Kindermishandeling Nr. 208 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 890 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand Nr. 189 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) Nr. 117 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 14 november

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 399 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget met ingang van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 200 20 32 798 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER

Nadere informatie

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Inleiding De veiligheid van het kind is een van de belangrijkste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 24 170 Gehandicaptenbeleid Nr. 95 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 14 juli 2009 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Schedeldoekshaven

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 154 Besluit van 18 maart 1999, houdende instelling van de Adviescommissie Wet op de jeugdzorg (Besluit Adviescommissie Wet op de jeugdzorg) Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 399 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget met ingang van

Nadere informatie

Informatiebrochure. Wet op de jeugdzorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Informatiebrochure. Wet op de jeugdzorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Informatiebrochure Wet op de jeugdzorg Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Inhoud Voorwoord 1 1 Waarom de Wet op de jeugdzorg? 2 Achtergronden van de wet 2 Wat is jeugdzorg? 2 Voor wie is

Nadere informatie

Datum 15 september 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen jeugdige criminelen met ernstige gedragsproblemen

Datum 15 september 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen jeugdige criminelen met ernstige gedragsproblemen > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 279 Gezin boven tehuis Aanbevelingen om de positie van pleegzorg in Nederland te versterken en kinderen in de knel meer kans te geven om op

Nadere informatie

Aan de Colleges van burgemeester en wethouders van de Nederlandse gemeenten i.a.a. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Aan de Colleges van burgemeester en wethouders van de Nederlandse gemeenten i.a.a. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Aan de Colleges van burgemeester en wethouders van de Nederlandse gemeenten i.a.a. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Ons kenmerk Inlichtingen bij Datum maarten.vollenbroek@jeugdengezin.nl Onderwerp

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 30 136 Herstructurering en uitvoering Stedelijke vernieuwing Nr. 32 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 2 februari 2010 De algemene commissie

Nadere informatie

algemene commissie voor Jeugd en Gezin Procedurevergadering Jeugd en Gezin Europese aangelegenheden

algemene commissie voor Jeugd en Gezin Procedurevergadering Jeugd en Gezin Europese aangelegenheden Den Haag, 3 september 2009 Voortouwcommissie: algemene commissie voor Jeugd en Gezin Volgcommissie(s): EU i.v.m. agendapunt 2 JUST i.v.m. agendapunt 3, 10 SZW i.v.m. agendapunt 4, 5 VWS i.v.m. agendapunt

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

2008D09515. Lijst van vragen totaal. 1 Stand van zaken «Doe normaal contracten». Wanneer kan de benodigde wetgeving hiervoor tegemoet worden gezien?

2008D09515. Lijst van vragen totaal. 1 Stand van zaken «Doe normaal contracten». Wanneer kan de benodigde wetgeving hiervoor tegemoet worden gezien? 2008D09515 Lijst van vragen totaal 1 Stand van zaken «Doe normaal contracten». Wanneer kan de benodigde wetgeving hiervoor tegemoet worden gezien? 2 Waar staat het bedrag van 400 000 euro in de begroting

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 20 202 32 798 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 287 Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Uitvoering Inkomensafhankelijke Regelingen Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 28 447 Regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet kinderopvang)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 21 501-21 Jeugdraad Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 23 maart 2015 Betreft Inzet huishoudelijke hulp toelage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 23 maart 2015 Betreft Inzet huishoudelijke hulp toelage > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag www.rijksoverheid.nl Kenmerk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 205 206 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 2849 Vragen van de leden

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

Jeugdbescherming in Nederland

Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Mr. drs. Bart de Jong Adviseur Van Montfoort 2 Stelselwijziging Jeugd Wat is Jeugdbescherming? Proces/Actoren Doelgroep en problematiek Maatregelen

Nadere informatie

2014D34450 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2014D34450 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2014D34450 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 279 Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet Nr. 4 ADVIES AFDELING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 01 013 Nr. 300 MOTIE VAN DE LEDEN VAN T WOUT EN BERGKAMP Voorgesteld 13 juni 013 overwegende dat gemeentelijke beleidsvrijheid ten aanzien van de besteding van middelen cruciaal is voor het

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 14 november 2012 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 14 november 2012 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 27565 Alcoholbeleid Nr. 133 Herdruk 1 Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 6 mei 2015 Vanuit de Drank-

Nadere informatie

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Dik-Faber (CU) over jong ouderschap (2017Z00272).

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Dik-Faber (CU) over jong ouderschap (2017Z00272). > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 000 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2019 Nr. 116 BRIEF

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. 2060705800 en 2060705720

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. 2060705800 en 2060705720 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 33 716 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 21 860 Weer samen naar school Nr. 63 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

provinsje fryslân provincie fryslân

provinsje fryslân provincie fryslân Heerenveen provinsje fryslân provincie fryslân Provinciale Staten van Fryslân postbus 20120 8900 hm leeuwarden tweebaksmarkt 52 telefoon: (058) 292 59 25 telefax: (058) 292 5125 ;vvsv.fryslan.ni provincie@fryslan.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 435 Seksueel misbruik in de jeugdzorg Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

informatiebrochure Wet op de jeugdzorg

informatiebrochure Wet op de jeugdzorg informatiebrochure Wet op de jeugdzorg Wet op de jeugdzorg Den Haag, september 2003 informatiebrochure 2 Wet op de jeugdzorg 2003 Inhoud i Voorwoord 5 1 Waarom de Wet op de jeugdzorg? 7 Achtergronden van

Nadere informatie

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag DJB/JHV november 2002

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag DJB/JHV november 2002 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag 11 november 2002 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Verbeteringen werking

Nadere informatie

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 29689 Herziening Zorgstelsel 25424 Geestelijke gezondheidszorg Nr. 599 Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 839 Jeugdzorg Nr. 75 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 25 424 Geestelijke gezondheidszorg Nr. 95 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 8 december 2009 In de vaste commissie voor Volksgezondheid,

Nadere informatie

Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet! 06 2016

Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet! 06 2016 Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet! 06 2016 Aanleiding Eerder bracht het Fries Sociaal Planbureau (FSP) een rapport uit over het gebruik van jeugdhulp in Fryslân. Deze

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 000 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 34 010 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 716 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001,

Nadere informatie

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bergkamp (D66) over de aanpak van pgb-fraude (persoonsgebonden budget) (2013Z07932).

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bergkamp (D66) over de aanpak van pgb-fraude (persoonsgebonden budget) (2013Z07932). > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 255 XP DEN HAAG T 070 340 79 F 070 340 78 34

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 18 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 18 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 19108 10 juli 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 juli 2015, nr. PO/SenO/747922,

Nadere informatie

gfedcb Besluitenlijst d.d. d.d.

gfedcb Besluitenlijst d.d. d.d. Nota voor burgemeester en wethouders Onderwerp Eenheid/Cluster/Team RS/SI/MM Projectplan Centrum voor jeugd en gezin 1- Notagegevens Notanummer 2007.27935 Datum 15-10-2007 Portefeuillehouder Weth. Adema

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 Nota over de toestand van s Rijks financiën 34 775 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en

Nadere informatie

Spreektekst Hervorming Kindregelingen INLEIDING

Spreektekst Hervorming Kindregelingen INLEIDING Spreektekst Hervorming Kindregelingen INLEIDING Voorzitter, vandaag bespreken we het wetsvoorstel hervorming kindregelingen. De VVD onderschrijft de twee hoofddoelstellingen van dit wetsvoorstel: het tegemoet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 32 140 Herziening Belastingstelsel Nr. 27 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 529 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 28 684 Naar een veiliger samenleving Nr. 367 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Nadere informatie

Stelselherziening Jeugdzorg. Platform Middelgrote Gemeenten

Stelselherziening Jeugdzorg. Platform Middelgrote Gemeenten Stelselherziening Jeugdzorg Standpunten van het Platform Middelgrote Gemeenten 12 april 2011 I. Aanleiding Een belangrijk onderdeel van het bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten is de stelselherziening

Nadere informatie