HOOFDBESTUUR: - 1- Adenauerlaan 70 Claudiuslaan JA Vlaardingen 6642 AE Beuningen Tel: Tel :

Transcriptie

1 - 1- HOOFDBESTUUR: Voorzitter: 2e Voorzitter: Piet Onderdelinden Marten Hubregtse. Adenauerlaan 70 Claudiuslaan JA Vlaardingen 6642 AE Beuningen Tel: Tel : E- mail: Secretaris: Ledenadm. 2e Secretaris: Marten Hubregtse Mevr. Siw Schippers Claudiuslaan 87 Weideplantsoen AE Beuningen 2761 XE Zevenhuizen Tel: Tel: , secretaris@psc.nbvv.nl ledenadmie@psc.nbvv.nl T.T.Secretaris: Penningmeester: Jurgen Boesveld Hans Veneman Sneeuwbesstraat 13 De Emoe RS Bleiswijk 7609 HJ Almelo Tel : Tel: tt-secretariaat@psc.nbvv.nl penningmeester@psc.nbvv.nl prive: kanedigimon@hotmail.com Fax : (privé) Status Adm. en Stand P.S.C. en PR. Web beheer: Hans Veneman John & Frans Kok De Emoe 5 Mennestraat HJ Almelo 3882 AN Putten Tel: Tel: pr-status@psc.nbvv.nl webbeheerder@psc.nbvv.nl Voorzitter & Technische Commisie: Vacature vz-tc@psc.nbvv.nl Redactie Psittaci: hoofdredacteur: A. van Kooten redacteur: H. Drenth red-psittaci@psc.nbvv.nl Ereleden: J. Versluis W. v.d. Dikkenberg J. Smit

2 Van de voorzitter. In deze tijd van het jaar is iedereen fijn bezig met zijn hobby, het kweken van parkieten. Sommigen die vroeg zijn begonnen zullen al bijna stoppen met de kweek. Bij anderen die buiten kweken komt de kweek nu hopelijk goed op gang. Ik hoor wisselende berichten over succes en pech maar ik hoop dat u een goede kweek heeft. De afgelopen maanden is er veel activiteit geweest binnen de PSC, ik zal u er het één en ander over vertellen. Onze AV op 27 maart 2010 was één van de vlotste, de meest constructieve en toch gezellige vergaderingen die ik me kan herinneren. Er zijn daar besluiten genomen en afspraken gemaakt die voor de toekomst van de PSC belangrijk zijn. Over de financiën kan ik u meedelen dat we weer de goede kant opgaan. Over het gehele voorgaande jaar gezien hebben we ongeveer quitte gespeeld. Er is besloten om over te gaan tot het oprichten van de SKG s, de Specialistische Kwekersgroepen. In een apart artikel zullen we uitleg geven over taken, voorwaarden etc. De reglementen van de PSC zullen aangepast moeten worden. Als we die SKG s oprichten dan moeten we wel leden hebben die zitting willen nemen in de SKG-raden. Is dat iets voor u meldt u zich dan svp aan bij het bestuur, liefst per mail. De Landelijke PSC-show gaat verhuizen. De afgelopen jaren in Apeldoorn waren goed maar we zaten er toch vooral op zaterdag wat krap in ons jasje. Wij hebben gezocht naar een locatie die zo centraal mogelijk moet liggen en we menen een goede locatie gevonden te hebben, namelijk het verenigingsgebouw van de Soester Vogelvrienden, in Soest. Een mooi gebouw met een mooie TT-ruimte, met voldoende parkeergelegenheid, een goede catering etc. Het benodigde TT-materiaal kunnen we van de vereniging gebruiken. Het is opgeslagen in hetzelfde gebouw. Dat scheelt enorm in het gesjouw bij opbouwen en afbreken. Probleem is alleen waar laten wij ons eigen TT-materiaal. Dat is opgeslagen in een container bij het duivensportcentrum. Dat moet daar weg maar wij weten nog niet waar het naar toe moet. Heeft u een oplossing? Laat dat dan svp zo spoedig mogelijk weten. De afgelopen maanden is gewerkt aan het bondsvraagprogramma met bijbehorend prijzenschema. Het aantal hoofdgroepen is verminderd. Er wordt per groep goud, zilver en brons uitgereikt met dien verstande dat er op de districten limieten zijn gesteld voor de minimale aantallen per groep. Boven de groepen komt een hoofdgroepkampioen. Met nadruk wil ik vermelden dat het nieuwe vraagprogramma alleen bindend is voor de districts- en bondstentoonstellingen. Als speciaalclub kunnen we ons eigen vraagprogramma maken, en bijvoorbeeld afwijken van het aantal jaren dat een vogel als EK mag worden ingezonden. Nu wordt dat voor de meeste groepen minimaal 3 jaar. Een naar mening heel positief punt is dat er van veel soorten nu een aparte groep komt voor zowel de wildkleur als de mutanten. We zullen er misschien aan moeten wennen maar ik denk dat we een vraagprogramma hebben waarmee we de eerste 5 jaar weer vooruit kunnen. Verder is er in samenwerking met het KMV-bestuur gewerkt aan een schema om de volgorde te bepalen van de mutaties in de naamgeving voor kromsnavels. Hiermee wordt meer eenheid gebracht in het systeem. Als het goed is staat er een toelichting elders in dit blad. Tenslotte meld ik u dat er een werkgroep is samengesteld om de standaard van de Psephotus-soorten te herschrijven. We zijn begonnen met de inventarisatie van de aanwezige mutaties. Heeft u wellicht nadere informatie hierover mail me svp. Met vriendelijke groet, Piet Onderdelinden Psittaci: 4 Jaarlijkse uitgave van de Parkieten Speciaal Club onder auspiciën van de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers. Redactie: Spaarbankweg 2, 9909 BN Spijk (Gn) red-psittaci@psc.nbvv.nl Advertenties: Redactie en Penningmeester Jaaradvertentie Hele Pag: 85. Halve Pag. 55 Kwart Pag. 30 Alle inlichtingen bij de Redactie en Penningmeester: penningmeester@psc.nbvv.nl Abonnementen: per jaar. België, Duitsland Bij vooruitbetaling te voldoen op. Parkieten Speciaal Club of per buitenlandse postwissel op te geven aan de Penningmeester. Ontvangst Clubblad Psittaci: Bij geen ontvangst, gelieve contact op te nemen met de ledenadministratie: Mevr. S. Schippers, Weideplantsoen 7, 2761 XE Zevenhuizen. Tel: of ledenadmie@psc.nbvv.nl Kopie, overname, verantwoordelijkheid: Kopie en advertenties te allen tijde zenden aan Redactie, de redactie draagt geen verantwoording voor de inhoud van de artikelen en plaatsing. Overname van artikelen of gedeeltes is niet geoorloofd. Datum kopie inzenden en verschijnen: 1 Januari Februari 1 April Mei 1 Juli Augustus 1 Oktober November Drukker : Het Centrum Utrecht BV. Oplage: ± 700 exemplaren. INDEX UITGAVE mei NR Pagina.nr. Bestuur P.S.C. 1 Van het voorzitter 2 Colofon & Index 3 Adressen Regiosecretarissen 4 Adv. Vlaamse Grasparkietenclub 5 Ontwikkeling Catharinaparkieten 6 Neophema en Neopsephotus mutaties nader beschreven 11 Adv. t Somerhuys 14 Polytelis-geslacht prachtparkieten - deel 1 15 Adv. Sukses 18 Adv. Jansen Tholen 19 Adv. Volierebouw Nederland 19 De opbouw van het Vraagprogramma bij kromsnavels 20 Ziekten en broedproblemen bij kromsnavels 24 Specialistische Kwekers Groepen 28 Adv. Info PSC / Thijsen 30 Adv. Waluvo 31 A view to the future 32 Adv. Himbergen 35 Kwekersportret Ben Heijnen 36 Adv. BigScore 38 Adv. Saps 39 Adv. Hoerbiger 40 Kopie inleveren zsm.

3 ADRESSEN REGIO SECRETARISSEN Nieuwe leden aanmelden bij Secr. deze verwijst de nieuwe leden door naar de Regio Penningmeester voor Bank en Giro nr. Wijzigingen dienen direct doorgegeven te worden aan de Leden Administratie. Pro genion 10 Limburg B. Cluitmans Esdoornlaan CP Sint Odiliënberg Tel Mail: secretaris-lpf@psc.nbvv.nl 15 Oost Noord Brabant R. Steenbakkers Dr. Boutkanstraat AK Heeswijk Dinther Tel Mail: secretaris-onb@psc.nbvv.nl 20 Midden West Brabant P.A. Seymour Hengst MV Arnemuiden Tel Mail: secretaris-mwb@psc.nbvv.nl 25 Zeeuws Vlaanderen J. Dankaart Emmabaan EA Koewacht Tel: Mail: secretaris-zvl@psc.nbvv.nl 30 Gelderland E.A. Koopman De Enk KK Elst (GLD) Tel Mail:secretaris-GPF@psc.nbvv.nl 40 Zuid Holland J.F.Bouwmeester Dahliaveld CA Nieuwerkerk a.d. IJssel Tel Mail: secretaris-zh@psc.nbvv.nl 45 Noord Holland C. Jonker Regthuisstraat SM Oud Karspel Tel Mail: secretaris-nh@psc.nbvv.nl 50 Friesland J. Reiker Weegbree DS Sneek Tel: Mail: secretaris-fr@psc.nbvv.nl 55 Noord Nederland K. Hageman Grintweg GE Winschoten Tel Mail: secretaris-nn@psc.nbvv.nl 65 Flevoland W. Smits De Kievit JL Dronten Tel Mail: secretaris-fl@psc.nbvv.nl 75 PSC-ZON(Zuid Oost Nederland) Petro Dibbets Carnalaan BM Tolkamer Tel Mail. secretaris-zon@psc.nbvv.nl 85 Midden Zeeland D.A. Verburg Raadhuisstraat AJ Waarde Tel Mail: secretaris-mz@psc.nbvv.nl 95 Catharina Studie Groep (CSG) A.F. Damen Oosterhoutseweg DA Teteringen Tel: Mail: secretaris@catharinaparkietenstudiegroep.nl Neophema Studie Groep Frans Broeren Molenstraat HH Oudenbosch Tel: Mail: Secretaris@neophemastudiegroep.nl Voor Utrecht en Overijssel info bij: ledenadmie@psc.nbvv.nl Luchtreinigers met ionisator en UV Verminder: - Bacteriën & Virussen - Hooikoorts & Allergie Nuvan 149,- voor 139,- PR-368R Geruisloze werking & vervangen

4 - 6- Ontwikkeling Catharinaparkieten. Mede door de Studiegroep Catharina Parkieten heeft de ontwikkeling van de Catharinaparkieten de laatste jaren een enorme vlucht genomen en met name de mutaties. Deze mutaties zorgen ervoor dat onze hobby spannend en levendig blijft, maar als mutatie kweker behoren we ook te weten hoe de factoren, welke ervoor zorgen hoe de Catharinaparkiet er uiterlijk uit komt te ziet, vererven. Je hoort dan als kweker verschillende kreten, zoals chromosomen, autosomaal, geslachtsgebonden, dominant, recessief, split, (EF) enkel factorig, (DF) dubbelfactorig, etc. Maar wat betekend dit nu allemaal? Waar staat dominant voor en waar staat recessief voor? Dominant betekend overheersend en recessief betekend ondergeschikt/terugtredend, als voorbeeld hierin is bij ons allemaal bekend. We kennen allemaal een dominant persoon, dat is een persoon die overheersend overkomt en waarbij je niet zo maar omheen kan, daarentegen is een recessief persoon een persoon die onderdanig is en doet wat een dominant persoon wilt. Zo moet je het ook zien met een dominant verervende factor t.o.v. een recessief verervende factor en andersom. We hebben twee verschillende soorten chromosomen, t.w.: de autosome chromosoom en de geslachtsgebonden chromosoom. Deze chromsomen zitten vol met factoren, deze factoren zorgen voor verschillende functies, zoals de lengte bevedering, de kleur van de ogen, de kleur van de tekening, de lengte van de bevedering, de kleur van het lichaam, maar naast deze belangrijke facetten, zorgen deze factoren ook voor het karakter van de vogel en of deze vogel een goede kweekvogel wordt etc. We weten dat deze factoren bijzonder belangrijk zijn en daarom is het ook zo belangrijk dat de kweker weet op welke chromosoom zo n factor zit en hoe dat deze factor vererft. Dan kan je ook gericht kweken op een bepaalde kleur of tekening. Neem nu de turquoisefactor bij de Catharinaparkiet, deze is gelegen op het autosome chromosoom en vererft recessief t.o.v. de groene. Als je een koppeling maakt van een groene man x turquoise pop, zijn alle jonge uit deze koppeling uiterlijk groen, maar ze zijn allemaal split voor turquoise. Dit geld hetzelfde als je een turquoise man aan een groene pop koppelt, hieruit krijg je ook allemaal groene jonge welke split zijn voor turquoise. Hieruit blijkt dat het niet uitmaakt als een recessieve factor op het autosomaal chromosoom zit, wat de kleur van de man of pop is. Nu komen we weer gelijk een kreet tegen, zoals split en wat betekend dit nu weer? Split betekend dat deze jonge groene vogel de turquoise factor vererft aan zijn jongen bij een volgende koppeling. Als je dus twee split turquoise vogels aan elkaar koppelt dan krijgen je 25% groene, 50% groene split turquoise en 25% turquoise. Het blijkt anders te zijn als een factor op het geslachtsgebonden chromosoom zit, dan maakt het wel uit welke kleur de man of pop heeft. Een factor bij de Catharinaparkieten welke op het geslachtsgebonden chromosoom zit is de ino factor en deze vererft recessief t.o.v. de groene. We nemen een lutino man en koppelen deze aan een groene pop, hieruit zijn alle poppen lutino en alle mannen hieruit zijn groen split voor lutino Nemen we een groene man en koppelen deze aan een lutino pop, hieruit zijn alle poppen groen en alle mannen hieruit zijn groen die split voor lutino zijn. Nu nemen we een groene split lutino man en deze koppelen we aan een lutino pop, hieruit krijgen we 25% lutino poppen, 25% groene poppen, 25% lutino mannen en 25% groene split lutino mannen. We nemen een groene split lutino man en koppelen we deze aan een groene pop, hieruit krijgen we 25% groene poppen, 25% lutino poppen, 25% groene mannen en 25% groene split lutino mannen. Dit is dus geen ideale combinatie, omdat 25% van de jonge mannen gewoon zuiver groen zijn en 25% van deze mannen zijn split voor lutino en deze moet je dan allemaal in de kweek gaan zetten om te kunnen zien welke zuiver groen zijn en welke split voor lutino zijn. Hieruit blijkt maar weer dat het zo belangrijk is om te weten als kweker hoe een mutatie vererft en op welke chromosoom deze mutatiefactor aanwezig is. We hebben nu een voorbeeld gezien van de autosomale en de geslachtsgebonden recessieve mutatie s, maar we hebben ook nog de geslachtsgebonden dominant verervende mutatie en dat is namelijk de grijsvleugel. Hieronder enkele voorbeelden met uitkomsten: DF grijsvleugel groene man x groene pop. 50% EF grijsvleugel groene man en 50% EF groene grijsvleugel pop. Uit deze combinatie zie je dat alle jongen EF grijsvleugel zijn. EF grijsvleugel groene man x EF grijsvleugel groene pop. 25% DF grijsvleugel man 25% EF grijsvleugel pop 25% EF grijsvleugel man 25% normale groene pop Als je de grijsvleugel combineert in de turquoise serie, dan mag je i.p.v. groen ook turquoise invullen. Bij deze incomplete dominante vererving is het zo dat de kleur/tekening van een EF grijsvleugel pop, vergelijkbaar is met een DF grijsvleugel man. Bij een dominant verervende factor kunnen nooit splitten ontstaan en dat geld bij de Catharina s bij de mutatie s grijsvleugel, de donkerfactorige en de mistyfactor, deze zijn het uiterlijk of ze zijn het niet. Dus of Grijsvleugel of niet, of Donkerfactorig of niet, of Misty of niet, maar deze kunnen nooit split hiervoor zijn. Zoals jullie waarschijnlijk zullen weten, krijgen we dit jaar een nieuw vraagprogramma, als CSG hebben we dit vraagprogramma eens onder de loup genomen en enkele kleurslagen eruit gehaald. De reden hiervoor is dat het voor de liefhebber alleen maar onduidelijkheid is als er kleurslagen in het vraagprogramma staan, welke in het geheel (nog) niet voorkomen. B.v. cinnamon, blauw, pallid, pastel, in het begin van het bestaan van de CSG werden er cinnamon Catharina s ingeschreven, maar deze mutatie liet zich een diversiteit aan uiterlijke vormen zien, wat bij ons en diverse kwekers vraagtekens gaf. Na proefparingen door verschillende kwekers en verder onderzoek door het Researchbureau Mutavi kwam het verlossende woord, dat we hier te maken hadden met een factor welke op het geslachtschromosoom zat en die dominant vererfde.

5 Dit is dan ook op dit moment de enige kromsnavel welke op deze manier vererft. De naam voor deze mutatie werd grijsvleugel en omdat deze geslachtsgebonden vererft komen er de letters SL voor (Sex Linked) en doordat hij tevens dominant vererft krijgen we te maken met EF (enkel factorig) en DF (dubbel factorig). SL betekend dat de factor op het geslachtschromosoom aanwezig is, dit geld dan ook voor de ino factor, deze zit ook op het geslachtschromosoom (SL ino). Dus officieel geven we een man in de groenserie welke dubbelfactorig grijsvleugel is de naam SL DF grijsvleugel groen, een mond vol maar wel compleet. We zien regelmatig dat liefhebbers hun Catharina s inschrijven als blauw, terwijl we bij de Catharinaparkieten helemaal nog geen blauwe mutatie hebben, wat we wel hebben is de turquoise en als we deze turquoise combineren met de donkerfactor en de violetfactor, dan krijgen we uiterlijk bijna een blauwe vogel. Maar genetisch (innerlijk) is deze vogel dat nog niet, optisch (uiterlijk) gaat hij er wel heel erg op gelijken. Hieronder een overzicht van de mutaties, welke bij de Catharinaparkieten voorkomen. ino grijsvleugel EF grijsvleugel groen D turquoise violet Autosomaal recessief verervende mutaties: Turquoise: bl tq. Een kwantitatieve psittacine reductie. Blauw: b Een volledige psittacinereductie, is genetisch nog niet ontstaan. Autosomaal dominant verervende mutaties: Donkerfactor: D Veranderde baardstructuur en een minder diepe bewolkte zone. Violet: V Veranderde vacuoles in de bewolkte zone. Bont: Pi Partieel totaal beletten van melanine vorming, vermoedelijk autosomaal dominant verervend. Misty: Mt Een minimale reductie van het eumelanine. Geslachtgebonden recessief verervende mutaties: SL Ino: ino Volledige reductie van eumelanine in bevedering, ogen, poten en nagels. Geslachtgebonden incomplete dominante verervende mutaties: SL Grijsvleugel: Gw Een kwalitatieve eumelanine reductie. Hieronder enkel mutatie omschrijvingen uit de standaard. De grijsvleugel mutatie: Bij de kromsnavels is de Catharinaparkiet de eerste soort waarbij de mutatie grijsvleugel is ontstaan. Deze mutatie vererft geslachtsgebonden en incompleet dominant en is de enige mutant bij de kromsnavels, met deze wijze van vererving. De mutatie veroorzaakt een kwantitatieve melaninereductie. Gezien de wijze van vererving kennen we bij de mannen twee verschijningsvormen. De enkelfactorige vogels met een reductie van zo n 50%. Gezien het oorspronkelijke eumelaninebezit geeft dit nog steeds een zwartgrijze kleur. Bij dubbelfactorige vogels is de reductie zo n 80%. Dit geeft een kleur welke omschreven wordt als beige grijs. Gezien de wijze van vererven kennen we uiteraard geen dubbelfactorige poppen. Het Z chromosoom, waar deze factor op gelegen is, is bij poppen immers maar enkelvoudig aanwezig. De verschijningsvorm van poppen is derhalve gelijk aan die van dubbelfactorige mannen, dus de lichte vorm. De turquoise mutatie. Dit is een mutatie, die de vorming van het psittacine, dat verantwoordelijk is voor de gele bijkleur, gedeeltelijk belet. Het aantal gevormde psittacine kristallen is voor ongeveer de helft gereduceerd. EF & DF grijsvleugel DD turquoise DF misty groen EF grijsvleugel turquoise

6 Het eumelanine is volledig aanwezig en geeft met de zachtgele ondergrondkleur, de zeegroene totaalkleur. Ook de turquoise mutatie is natuurlijk te combineren met de donkerfactor en dan ontstaan vervolgens de kleurslagen D turquoise en DD turquoise. De donkerfactor. Door een mutatie van de baardstructuur, welke we ook bij de agaporniden kennen, spreken we van donkerfactoren. De donkernuances worden veroorzaakt door een kleinere baarddiameter en een minder diep bewolkte zone. Door de gewijzigde diepte van de bewolkte zone wordt meer licht door het melanine geabsorbeerd, zodat de totaalkleur donkerder wordt. Bovendien hebben dunnere baarden een kleiner kleurvormend oppervlak, wat eveneens verdonkerend werkt. Waarschijnlijk worden door de iets gewijzigde diameter van de vacuoles in de bewolkte zone ook de blauwe lichtgolven, die verstrooid worden, een nuance in kleur veranderd, hetgeen eveneens van invloed is op de totaalkleur, (iets donkerder). De donkerfactor is een dominant autosomaal verervende factor. Hierdoor kan een Catharinaparkiet in het bezit zijn van één of twee donkerfactoren. Bij het bezit van één donkerfactor wordt de uiterlijke kleur en daarmee ook de kleurslag, D groen genoemd. Indien een Catharinaparkiet twee donkerfactoren bezit, noemt men de kleurslag, welke ontstaat, DD groen. Vogels, welke niet in het bezit zijn van de donkerfactor en dus de wildkleur van de gedomesticeerde Catharinaparkiet vertegenwoordigen, noemt men groen. De misty mutatie. De misty mutatie is een mutatie, waarbij er een minimale afname is van het eumelanine. Wanneer de vogels EF misty zijn, resulteert dat in een wat doffer ogende vogel, die weinig afwijkt van de wildkleur. Bij de DF misty groene vogels neigen de kleuren naar een bleke DD groene vogel en lijken de veren meer bleek olijfgroen gekleurd. I.v.m. herkenning worden alleen de Dubbelfactorige misty s gevraagd. Neophema en Neopsephotus mutaties nader beschreven. In de afgelopen twee nummers hebben we jullie kennis laten maken met de nieuwe benamingen van de primaire mutaties die in de nieuwe standaard Neophema/ Neopsephotus zijn op genomen. Tevens hebben we een kleine uitleg gegeven over de bevedering (zie de uitgave van november 2009 blz 25).Nu willen we in iedere uitgave een mutatie nader toelichten met wat de mutatie doet in de bevedering. We zullen dit in een willekeurige volgorde doen. In dit nummer beginnen we met de cinnamon factor. De cinnamon factor is reeds ontstaan bij de Bourke-, Splendid- en Turquoisine parkiet. De vererving is geslachtsgebonden recessief,omdat deze factor op het Z (W) chromosoom ligt. Dit houdt dan ook in dat alleen mannen split voor deze factor kunnen zijn. Uit de combinatie cinnamon man x wildkleur pop kunnen de cinnamon`s die geboren worden alleen poppen zijn en de mannen zullen split zijn voor deze factor. Wildkleur man x cinnamon pop geeft alleen wildkleur vogels maar de mannen zijn split voor de factor cinnamon. Wat doet deze factor: Kwalitatieve reductie van het eumelanine, dit is bruin in plaats van zwart van kleur.. Door een onvolledige oxidatie van het eumelanine wordt dit niet zwart maar blijft bruin van kleur. Op de volgende pagina staat een voorbeeld hoe we een wildkleur zien en hoe een cinnamon. Om het duidelijk te maken waar de mutant in de veer zit hier een doorsnede van een baard van een veer. De violet mutatie. Recent (1999) is deze mutatie ontstaan bij de Catharinaparkieten. Door kleinere vacuoles in de bewolkte zone worden, in plaats van de blauwe lichtstralen, de violette lichtstralen met een kortere golflengte teruggekaatst. Deze kleurslag komt het beste tot zijn recht in combinatie met één donkerfactor in de turquoise serie. Dit is geheel analoog aan wat bij andere kromsnavel soorten tot uiting komt. Zonder de aanwezigheid van een donkerfactor, heeft een vogel in het bezit van de violetfactor, nagenoeg het uiterlijk van een donkerfactorige vogel en wordt ook als zodanig beoordeeld. De violet mutatie zal het best tot uiting komen, wanneer de blauwe ontstaat en komt dan ook het mooist tot uiting in de blauwserie, maar deze mutant is bij de Catharinaparkiet vooralsnog niet bekend. Ook hier streven we naar egaliteit in de kleur. Het bestuur CSG. De kleur die vervolgens ontstaat, is in grote mate afhankelijk van de concentratie eumelanine en psittacine. De lichaamskleur wordt een nuance lichter van kleur en is bruin bewaasd. Op plaatsen waar een hoge concentratie eumelanine aanwezig is, zoals in de keeltekening, wordt de kleur donkerbruin tot zwartbruin. Door de cinnamonfactor is de onderdons bruin geworden en hierdoor is de groene lichaamskleur lichter dan bij de

7 Wildkleur Cinnamon De standaard van de Splendid cinnamon en Turquoisine cinnamon. wildkleur. Ook het masker en de vleugelbocht zijn een tint lichter. Cinnamon s tonen altijd een bruine waas op het vleugeldek, de hoorndelen zijn bruin in plaats van zwart. De borstomzoming is bruin, maar moet nog wel duidelijk waarneembaar zijn. Cinnamon s zijn gevoelig voor direct zonlicht waardoor ze opbleken en vlekkerig van kleur worden. Dit is uiteraard een kleurfout. Verder gelden dezelfde eisen als bij de wildkleur. De vogels worden geboren met bruinrode ogen, welke na enkele dagen donkerder worden. Elegantparkiet wildkleur Splendid Man: Pop: Kleur/Kleurslag cinnamon cinnamon Achterschedel/ Nek Geelgroen met bruine waas Geelgroen met bruine waas Borst Rood Geelgroen met bruine waas Buik/onderlijf Diep geel Diep geel Mantel, onderrug en stuit Geelgroen met bruine waas Geelgroen met bruine waas Hand- en armpennen Bruin Bruin Vleugeldekveren Geelgroen met bruine waas Geelgroen met bruine waas Middelste staartpennen Geelgroen met bruine waas, onderzijde bruin Overige staartpennen Diep geel Diep geel Onderstaart dekveren Diep geel Diep geel Onderzijde staart Diep geel Diep geel Geelgroen met bruine waas, onderzijde bruin Bovenstaart dekveren Geelgroen met bruine waas Geelgroen met bruine waas Snavel Bovensnavel donkerbruin, ondersnavel iets lichter Neusdop Lichtbruin Lichtbruin Poten Vleeskleurig Vleeskleurig Nagels Bruin Bruin Ogen Donkerbruin Donkerbruin Tekening: Masker Ultramarijn blauw, overgaand in hemelsblauw, strak afgelijnd Teugel NVT Grijs Borst/buik Vleugelbocht Vleugelpennen Onderstaart Bovenstaart Strak afgelijnd Ultramarijn blauw, buitenste vleugeldekveren licht hemelsblauw Buitenvlag diep blauw, met smal lichte hemelsblauw rand Binnenvlag, gedeeltelijke smalle bruine zoom, m.u.v. de toppen. Buitenste pen, aan buitenvlag brede gele zoom Bovensnavel donkerbruin, ondersnavel iets lichter Diep blauw Strak afgelijnd. Op de borst vage omzoming Licht ultramarijn blauw, buitenste vleugeldekveren licht hemelsblauw Buitenvlag diep blauw, met smal lichte hemelsblauw rand Binnenvlag, gedeeltelijke smalle bruine zoom, met uitzondering van de toppen. Buitenste pen, aan buitenvlag brede gele zoom Turquoisineparkiet - Cinnamon Splendidparkiet - Cinnamon

8 Turquoisine Man: Pop: Kleur/Kleurslag cinnamon cinnamon Bovenschedel/Nek Groen met bruine waas Groen met bruine waas Hals en borst Buik Diep egaal geel Egaal geel Mantel en onderrug Stuit Groen met bruine waas Groen met bruine waas Hand- en armpennen Binnenvlag en toppen bruin, buitenvlag blauw Binnenvlag en toppen bruin, buitenvlag blauw Vleugel dekveren Groen met bruine waas Groen met bruine waas Middelste staartpennen Overige staartpennen en onderstaart dekveren Onderzijde staart Diep groen met bruine waas, aan de toppen blauw Diep geel Diep groen met bruine waas, aan de toppen blauw Bovenstaart dekveren Groen met bruine waas Groen met bruine waas Geel Snavel Donkerbruin Donkerbruin Neusdop Bruin Bruin Poten Lichtbruin Lichtbruin Nagels Bruin Bruin Ogen Donkerbruin Donkerbruin Tekening: Masker Voorhoofd diep blauw, verder hemelsblauw, onder het oog iets inkeping Teugel n.v.t. n.v.t. Borst en buik Fijne scherpe bruine schubtekening, op de buik iets vager Vleugelbocht Diep blauw Diep blauw Vleugelbalk Rood n.v.t. Voorhoofd diep blauw, verder hemelsblauw, onder het oog iets inkeping Fijne scherpe bruine schubtekening Vleugelpennen Smalle lichte zoom op buitenvlag Smalle lichte zoom op buitenvlag Vleugelspiegel n.v.t. n.v.t POLYTELIS GESLACHT PRACHTPARKIETEN DEEL 1 ALGEMEEN De vogels binnen het geslacht Polytelis hebben hun wetenschappelijke naam te danken aan hun prachtige verschijningsvorm. Polytelis is namelijk het Griekse woord voor prachtig, schitterend. Het zijn allemaal slanke parkieten met een kenmerkende lange smalle staart met twee extra lange middelstaartveren. De vogels zijn overwegend groen van kleur en bezitten allemaal een rode snavel die, naar gelang de broedstemming toeneemt, dieper van kleur wordt. Mannen en poppen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden. Het samenstellen van broedparen zal dan ook geen problemen opleveren. Het zijn vogels die prima bestand zijn tegen ons klimaat en s winters zonder al te veel problemen in een buitenvolière met een aansluitend nachthok gehouden kunnen worden. Het zijn overwegend rustige vogels die weinig agressief zijn. Uit de praktijk blijkt dat de vogels gevoelig zijn voor oogontstekingen en pootverlammingen. De soorten van het geslacht polytelis zijn zeer populair bij de kwekers en worden dan ook vrij algemeen gehouden. Het geslacht polytelis bestaat uit de volgende soorten en ondersoorten. Barrabandparkiet - Polytelis swainsonii Bergparkiet - Polytelis.anthopeplus anthopeplus Westelijke bergparkiet - Polytelis anthopeplus.westralis Prinses van Walesparkiet - Polytelis Alexandrae De voeding van prachtparkieten De voeding van prachtparkieten dient te bestaan uit een zaadmengsel voor grote parkieten. Naast dit zaadmengsel verdient het aanbeveling de vogels elke dag een mengsel van kiemzaad en eivoer te verstrekken. De verhouding tussen het zaad en kiemzaad/eivoer-mengsel dient één op één te zijn. Zolang er geen opgroeiende jongen zijn kan hier twee keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over moeten kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit aan toegevoegd worden (één afgestreken theelepel per twee vogels). Verder dient aan de vogels drie á vier keer per week fruit en groenvoer te worden verstrekt. Ook nuttigen ze graag wat brood. Vooral als er jongen zijn eten ze hier graag van. Ook het regelmatig verstrekken van (onbespoten) gras- en onkruidzaden wordt door de vogels erg gewaardeerd. Deze kunnen met een heggenschaar geknipt worden en ingebonden in grote bossen neergehangen worden in de volière. Het is een genot om te zien hoeveel plezier de vogels hier aan beleven. Huisvesting van prachtparkieten Het houden van parkieten van het geslacht Polytelis hoeft geen problemen op te leveren in ons land. Ze zijn als winterhard te beschouwen. Wel ben ik van mening dat een volière waarin polytelis-soorten worden gehouden een goed afgesloten en droog nachtverblijf dient te bezitten. De buitenvolière dient een lengte van 3 á 4 meter te hebben en ± 1 meter breed te zijn. Zelf houd ik de vogels in buitenvolières van 5 meter lang en 1 meter. breed. Daarnaast zijn alle rennen bij mij uitgevoerd met dubbelgaas en bezitten ze allemaal een apart nachtverblijf. Een goede afmeting voor het nachtverblijf is 1 meter lang, 1 meter breed en 2 meter hoog. De soorten van dit geslacht zijn niet bepaald agressief. Ze zijn geschikt voor het houden in kolonieverband, mits er wat meer ruimte beschikbaar is. De buitenvolière kan het beste gemaakt worden van metaal, bijvoorbeeld aluminium.

9 Het verdient aanbeveling een portaal of sluis aan te brengen in de volière. Een portaal of sluis zorgt ervoor dat de vogels in een onbewaakt moment niet kunnen ontsnappen. Als volièregaas kan gekozen worden voor gaas met een afmeting van 19,0 x 19, 0 x 1,45 mm. Indien sprake is van meerdere buitenvolières dienen deze onderling van elkaar gescheiden te zijn met dubbel gaas tenzij er ondoorzichtige tussenwanden tussen de volières geplaatst zijn die onderling contact met andere (agressieve) soorten onmogelijk maken. Dubbelgaas en ondoorzichtige wanden tussen de buitenvolières voorkomt dat de vogels elkaar door het gaas kunnen verwonden. De vliegopening die toegang geeft tot het nachtverblijf dient een afmeting te hebben van ongeveer 20 cm. Zorg ervoor dat deze opening af te sluiten is d.m.v. een schuifluikje. Het is het gemakkelijkst als dit schuifluikje te bedienen is aan de voorzijde van de volière of vanuit de sluis. Het is verstandig om de buitenvolières voor de helft te overdekken, bijvoorbeeld met golfplaten. De vogels hebben op deze manier altijd een droge plaats in de buitenvolière. Het biedt u tevens de mogelijkheid om in de buitenvolière broedblokken op te hangen. Het niet beschutte deel van de buitenvolière geeft de vogels de mogelijkheid om bij regenval een douche te nemen. Als bodem voor de volière kan gekozen worden voor een natuurlijke ondergrond of een vloer van beton en of cementtegels. Hierover kan dan naar keuze zand, schelpen of een andere bodembedekking gestrooid worden. Een betonnen vloer kan voor de verzorger efficiënter zijn, voor de vogels zelf is een bodem met begroeiing beter en gezonder. Wel dient in dat geval meer gelet te worden op worminfecties bij de vogels. BARRABANDPARKIET (Polytelis swainsonii) Ondersoorten De barrabandparkiet kent geen ondersoorten. Uiterlijke kenmerken en geslachtsonderscheid Formaat: 40 cm. Ringmaat: 6 mm. Geslachtsonderscheid: Beide geslachten zijn goed van elkaar te onderscheiden. Man en pop: De barrabandparkiet is overwegend groen van kleur. Man en pop zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden omdat er een duidelijk uiterlijk verschil bestaat. Dit verschil zit hem voornamelijk in de kleuren van de kop. Terwijl de kop van de man overwegend geel gekleurd is met een, ter hoogte van de keel, scharlakenrode band is de kop van de pop overwegend groen tot blauwgroen gekleurd. Andere verschillen tussen man en pop zijn het voorkomen van rode veertjes aan de dijen van de pop en het verschil in ogen. De man heeft een oranje-gele iris terwijl deze bij de pop bruin is. Verder bezit de groene staart van de man blauwe zomen. De groene staart van de pop bezit aan de onderzijde veel roze. Jongen: De jongen lijken erg veel op de pop. Jonge mannen zijn vaak te herkennen aan de bruine veertjes op de keel. Op deze plaats komt later de rode band. Na ca. een jaar beginnen de jongen ze te verkleuren en zijn de seksen duidelijk te herkennen. Herkomst en leefwijze van de barrabandparkiet De barrabandparkiet kwam oorspronkelijk voor in Nieuw Zuid Wales, Victoria en Zuid- Australië. In de loop van de tijd is hun aantal echter drastisch gedaald. Heden ten dage schijnen ze alleen nog voor te komen in een beperkt gebied rond de Murray rivier op de grens van Victoria en Nieuw Zuid Wales. Rondom deze rivier leven ze op open graslanden waarin verspreid bomen en struikgewas voor komen. In dit gebied kunnen de vogels in kleine groepen worden waargenomen. Barrabandparkieten voeden zich in hoofdzaak met gras- en onkruidzaden, knoppen en bloesems van bomen, vooral eucalyptusbomen, alsmede vruchten, bessen en noten. Kweken met barrabandparkieten in de volière Nestblok: Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting van 60 cm hoog, een bodemoppervlak van 25 x 25 cm. en een invlieggat van Ø 7 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun keuze kunnen maken. Ook nestblokken met andere afmetingen worden door de vogels geaccepteerd. Over het algemeen zijn ze hier niet al te kieskeurig in. Om de vogels te helpen bij het in- en uit gaan van het blok is het aan te raden de binnenzijde van het blok onder het invlieggat te voorzien van een strookje gaas en of krammen. Nestmateriaal: Als nestmateriaal kan een mengsel van boshumus en of (onbemeste) potgrond en houtspaanders in het blok worden gegeven. Ook kunnen stukken vermolmd hout gegeven worden. Dit wordt dan door de vogels stuk geknaagd waardoor een prima bodembedekking in het nestblok ontstaat. Kweek: De nestblokken kunnen het beste begin maart in de volière opgehangen worden. Meestal tonen de vogels direct interesse in het blok en veelal wordt deze binnen het uur geïnspecteerd. Indien beide vogels in de juiste broedstemming verkeren zullen al vrij snel paringen tussen beide vogels kunnen worden waargenomen. Het paren tussen beide vogels is trouwens een prachtig ritueel dat als volgt in zijn werk gaat. Alvorens het tot een paring komt zit de pop minutenlang in paarhouding op een zitstok met de man naast zich. De man vliegt gedurende deze minuten regelmatig weg om vervolgens weer snel (naast haar) terug te keren. Gedurende de tijd dat de pop de paarhouding aanneemt produceert ze voortdurend bedelgeluiden. Op een gegeven moment klimt de man op de rug van de pop om er vervolgens weer snel af te springen. Nadat dit zich enige malen heeft herhaald volgt de feitelijke paring tussen beide vogels. De duur van de paring bedraagt ongeveer 2 minuten. Nadat de paring heeft plaatsgevonden blijft de man nog ongeveer 30 seconden hoog op de poten (alsof hij zich uitstrekt) en met opgerichte staart zitten. Het ritueel wordt vervolgens afgesloten met het voeren van de pop door de man. De pop legt meestal 4 tot 6 eitjes die ze alleen bebroed. Tijdens het broeden komt de man regelmatig in het blok of voor het invlieggat zitten om de pop te voeren. Het eerste jong mag na dagen verwacht worden. De jongen zijn bij de geboorte voorzien van dons. In de eerste week worden de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna helpt ook de man bij het voeren van de jongen. Na 7 dagen zijn de eerste veerstoppels bij de jongen zichtbaar. Dit is ook het tijdstip waarop het eerste jong moet worden geringd met ringmaat 6 mm. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en vleugelpennen zichtbaar en na 15 dagen zijn deze ongeveer 1 cm. lang. Na 3 weken zitten ze voor ongeveer 75% in de veren en na 30

10 dagen volledig. Het duurt dan niet lang meer alvorens ze uitvliegen. Het eerste jong vliegt veelal na ongeveer 5 weken uit. Opvallend bij mijn barrabandparkieten vind ik dat de jongen nadat ze zijn uitgevlogen alleen nog door de man worden gevoerd. De jongen bedelen trouwens ook nooit bij de pop om voedsel maar altijd bij de man. Drie weken nadat de jongen zijn uitgevlogen zijn ze zelfstandig en kunnen ze eventueel bij de ouders vandaan gehaald worden. Indien mogelijk, is het beter om ze wat langer bij elkaar te laten zitten. Voordelen daarvan: ze worden nog een tijdje bijgevoerd door de ouders en ze ontwikkelen een beter sociaal gedrag. Aan een goed broedkoppel kan gedurende een lange reeks van jaren veel plezier beleefd worden. Bijzonderheden In het algemeen zijn barrabandparkieten rustige verdraagzame vogels. Buiten de broedperiode zijn ze tegenover andere soorten nauwelijks agressief. Tijdens de broedperiode wil dit gedrag nog wel eens veranderen en zijn ze duidelijk minder vredelievend, met name de mannen. Ook willen broedparen, wanneer ze in broedstemming komen, tegenover elkaar nog wel eens agressief zijn. Toch leidt dit vrijwel nooit tot problemen. Uit ondervinding weet ik dat barrabandparkieten vrij moeilijk een nieuwe partner accepteren. Vaak hebben de vogels voortdurend ruzie en zitten ze ver verwijderd op verschillende zitstokken van elkaar. Dit gedrag kan soms maanden duren alvorens het tot toenadering komt. Bij het samenstellen van paren dient hier rekening mee gehouden te worden. Zorg er daarom voor dat de vogels ruim voor het broedseizoen bij elkaar geplaatst worden. Bij de barrabandparkiet kennen we ondermeer de cinnamon mutatie die geslachtsgebonden recessief vererft Topkwekers uit diversen landen in Europa, Canada en de Verenigde Staten, zweren al jaren bij deze producten, die behalve voor kanaries ook met uitstekende resultaten worden gebruikt bij de kweek van tropische vogels, kromsnavels en Europese cultuurvogels! Kracht-tevens opfokvoer Opfokvoer zonder kunstmatige kleur-, geur- en smaakstoffen voor een snelle groei. Opfokvoerkorrel Bevordert opname van het krachtvoer, doordat vochtigheidsgraad op peil blijft. A. van Kooten JANSEN THOLEN B.V. Slabbecoornweg 9 Tel : RZ Tholen Fax : adres:jansen.tholen@tip.nl Bianco-Fino Zeer fijn opfokvoer, tevens te gebruiken als conditievoer. Multivitaminen Vruchtbaarheidsvitaminen Vogelkruiden Maxi-Rood Rood stimulerend product, bestaat uitsluitend uit actieve stoffen Natuuralgen Zee-Algen PEARL-WHITE Waspoeder Machinebouw Laswerk Nieuw : Stalen broed en stapelkooien Verspanende bewerkingen Superfinishing walsrollen Vlamspuiten Industriële automatisering Industrieel technisch onderhoud Elektrotechnisch installateur SUKSES VOGELVOEDERS BV HOLLAND Buitenwatersloot TC Delft

11 De opbouw van het Vraagprogramma bij kromsnavels : Inleiding: Op de tentoonstellingen van de PSC, de Forpussenclub, de Catharinaparkieten Studiegroep, de werkgroep valkparkieten, de Neophema Studiegroep maar ook op de overige tentoonstellingen die de laatste jaren worden gehouden worden steeds vaker (meervoudige) mutatiecombinaties ingezonden. De populariteit van deze kleurslagen oefent veel aantrekkingskracht uit op de parkieten liefhebbers. Een van de oorzaken kan gevonden worden in het feit dat de afgelopen jaren het aantal mutaties dat is ontstaan bij de parkietachtigen fors is toegenomen. Voor de echte mutatie parkieten liefhebbers was dit waarschijnlijk de reden om zich, soms met volle overgave, op de kweek van mutatiecombinaties te storten. Het aantal kleurslagen dat op de tentoonstellingsrekken een plaatsje moest vinden werd groter en groter. In het vraagprogramma voor de diverse soorten parkieten werd dit opgelost door op voor het oog logische plaatsen een klasse toe te voegen. Niet alleen bij de parkieten, maar ook bij de andere soorten die onder de paraplu van de NBvV vallen was deze uitbreiding van kleurslagen en vaak ook nog mutaties aan de orde. Jaarlijks werd in de nazomer in Onze Vogels, het maandblad van de NBvV, het aangevulde vraagprogramma geplaatst. Een vraagprogramma dat steeds uitgebreider werd. Op zeker moment is besloten om in Onze Vogels niet alle kleurslagen meer op te nemen, maar een selectie die de kleurslagen voor 95% afdekt. Hierbij werd voor een groot deel gekeken naar de aanwezigheid van kleurslagen op de bondskampioenschappen. Met een klasse overige werd dan de liefhebber de mogelijkheid geboden om de niet in het katern van Onze Vogels genoemde kleurslagen in te zenden. Verteld moet worden dat via TT-programma s en de site van de NBvV wel het gehele vraagprogramma, met daarin alle kleurslagen, te raadplegen is. Sinds een aantal jaren werd binnen de PSC duidelijk dat deze situatie voor de parkieten niet de meest ideale was. Soms werd de Tentoonstellingscommissie zelfs geconfronteerd met enig ongenoegen van liefhebbers die van mening waren dat hun vogels onjuist waren ingeschreven. Naar aanleiding hiervan bleek dat een meer eensluidende opbouw van het vraagprogramma voor de parkieten ook wenselijk was, dus werd besloten een werkgroep in het leven te roepen om te trachten dit te realiseren. Het doel was om een vraagprogramma voor de parkietachtigen te maken dat geschikt is als volledige bibliotheek van alle kleurslagen, maar ook goed gebruikt kan worden als katern voor Onze Vogels. Door goede afspraken te maken is er als basis een systeem opgesteld waarin ook nieuwe kleurslagen een plaats kunnen vinden. De analyse: Naast het feit dat er door de manier van publiceren van het vraagprogramma (zoals boven omschreven) er soms kleurslagen niet de juiste plaats op de stellingen vonden en dus soms onbedoeld in de verkeerde groep gekeurd werden. Is er door de kweek van een groot aantal kleurslagen ook nog verwarring ontstaan. Op vrijdag 5 februari is de werkgroep bij elkaar gekomen om in navolging van de zebravinken, waar deze werkwijze eerder is gehanteerd, de volgorde van het vraagprogramma te bespreken. Ten huize van Piet Ooijen waren aanwezig Piet Onderdelinden PSC (die via ook wensen kreeg aangedragen door Frans Kok en André van der Voorn), Frans Broeren en Sjon Turk NSG, Piet Ooijen en Kor Zegelaar KMV TP. We hadden een Skypeverbinding met Berend Bosch KMV TP die al een werkdocument had gemaakt om als leidraad te dienen voor de discussie over bepaalde punten waar soms verschil van mening over was. Tijdens deze bijeenkomst hebben we ons afgevraagd op welke manier we de volgorde moesten bepalen die in het vraagprogramma kon worden aangehouden. Bij de kromsnavels werd de gedachte gebruikt om op basis van de erfelijke aanleg, van de mutaties die een vogel toont, de kleurslag te benoemen. De volgende regel wordt dan gebruikt. Dominant gaat voor recessief en geslachtsgebonden gaat voor autosomaal. Als voorbeeld nemen we een groene opaline cinnamon turquoisineparkiet. Je kunt dat op verschillende manieren invullen zoals hieronder aangegeven. Groen Opaline Cinnamon Cinnamon Opaline Groen Groen Cinnamon Opaline Opaline Cinnamon Groen (Dit is de volgorde die in onderstaand schema) is aangegeven. In een ander voorbeeld nemen we een aqua pallid Agapornis Roseicollis met 1 donkerfactor waarbij de pallid factor geslachtsgebonden recessief vererft en de aqua factor autosomaal. Deze mutatiecombinatie kunnen we op verschillende manieren invullen. aqua D pallid D aqua pallid Pallid D aqua. (Dit is de volgorde die in onderstaand schema is aangegeven) Bij de grasparkieten worden in navolgong van de World Budgerigar Organisation en andere grasparkieten speciaalclubs nog afwijkende benamingen gebruikt zoals b.v Lacewing en Texas clearbody. Bovenstaande mutatiecombinatie krijgt bij de grasparkieten niet de benaming Pallid D aqua maar Texas clearbody kobaltblauw geelmasker type 2. De conclusie: Er moest dus iets anders gebeuren. Het in regeltjes plaatsen die we kunnen begrijpen werkt niet. Het is dus niet mogelijk om A en B op te tellen, te delen en vervolgens de wortel te trekken en te stellen het is groen Opaline of misschien juist wel Opaline groen. De wiskunde werkt dus niet. Het benoemen van een kleurslag kan kennelijk alleen gebeuren van uit een gevoel. Wat ons dus rest was het maken van afspraken betreffende dit gevoel. Tijdens de bijeenkomst hebben we als werkgroep dan ook deze basisafspraken gemaakt. De werkgroep had dit voorbereid en vooraf afgesproken dat de bestaande kleurslag benoeming zo min mogelijk geweld aan zou worden gedaan. Ook werd afgesproken dat wanneer er nieuwe combinaties gekweekt zouden worden, deze een plaatsje hadden in ons systeem van gevoelsafspraken. De uitkomst: Het bijgevoegde overzicht toont de beslisboom zoals deze uiteindelijk tijdens deze bijeenkomst is vastgesteld. Het is een beslisboom die natuurlijk wel het een en ander aan uitleg vraagt. Als eerste beslisboom: Is het een kuifmutatie Als tweede beslisboom: Is heteen bontmutatie Als derde beslisboom: Is het een rood uitvloeien (roodbuik) Als vierde beslisboom: Is het een opaline Als vijfde beslisboom: Is het een kwalitatieve psittacine reductie Als zesde beslisboom: Is het een geslachtsgebonden mutatie Als zevende beslisboom: rest kleurslagen Als achtste beslisboom: Is het een veerstructuur mutatie Als negende beslisboom: De volgorde van primaire kleurslagen blijft zoals deze is. Dit wil zeggen met welke kleurslag men ook van doen heeft het blijft in volgorde groen aqua turquoise/bleekmasker blauw/witmasker. Dit staat altijd aan het einde van de kleurslag naam.

12 Het vervolg na de bijeenkomst van de werkgroep: Van de uitkomst van de afspraken die werden gemaakt tijdens de bijeenkomst is vervolgens een conscept vraagprogramma voor kromsnavels ontstaan en via de PSC in het vraagprogramma verwerkt en krijgt elke mutatie en mutatiecombinatie een plaats en wel in de volgorde zoals hierboven is uitgewerkt. Hierdoor zijn alle onvolkomenheden uit het nieuwe kromsnavel vraagprogramma gehaald. Tenslotte is een opsomming gemaakt van de kleurslagen die opgenomen zouden moeten worden in het katern van Onze Vogels. Hierbij is steeds gezorgd dat er binnen de groepen een klasse is waar de niet genoemde kleurslagen toch een plaatsje kunnen vinden. Op basis van de computerprogramma s kan vervolgens door de TT-secretaris deze niet genoemde kleurslag de juiste plaats toegewezen krijgen in deze zelfde groep. Dit concept vraagprogramma is vervolgens via de PSC aan het Hoofdbestuur van de NBvV aangeboden ter verwerking en zal na goedkeuring gaan gelden voor de eerst komende 5 jaar ( ) Tenslotte: Wat u nu op de komende pagina s verwacht is volgens ons het nieuwe vraagprogramma. We hebben echter besloten dit maar niet te doen. De omvang is zo dat we aan een paar bladzijden niet voldoende zouden hebben. Het beslaat een groot aantal kleurslagen en klassen. Zodra dit alles is ingevoerd kunt u vanaf de website van de NBvV dit volledige vraagprogramma downloaden. Mede namens de PSC Kor Zegelaar Verklaring voor de grasparkiet mutatie s Kromsnavelmutatie Grasparkietgebruik Pallid Texas Clearbody Pastel (ra) Grijsvleugel Overgoten dilute (ra) Overgoten Donkerfactor (D en DD) Donkergroen en Olijfgroen Gezoomd Spangle Groen / Wildkleur Lichtgroen Blauw Hemelsblauw Aqua Geelmasker type 2 Turquoise Geelmasker type 1 Daarnaast gebruiken grasparkietkwekers voor de mutatie combinatie cinnamon sl ino de kleurnaam lacewing. Let op dit is geen zelfstandige mutatie. Hollands bont is bij de grasparkiet een combinatie van Dominant bont en recessief bont. De mutatiecombinatie blauw met één of twee donkerfactoren wordt bij de grasparkieten aangeduid met Kobaltblauw en Mauve DE VOLGORDE VAN DE KLEURSLAGEN BIJ DE KROMSNAVELS. START 1 is het een kuifmutatie JA NEE 2 is het een bontmutatie JA NEE 3 is het toename rood psittacine a.d. voorzijde JA NEE 4 is het een opaline JA NEE 5 is het een kwalitatieve psittacine mutatie JA NEE 6 is het een geslachtsgebonden mutatie JA NEE 7 is het een autosomale mutatie JA NEE 8 is het een veerstructuur mutatie JA NEE 9 is het één van de basiskleuren JA EIND gekuifd recessief bont dominant bont mottle dimorfismisch bont (ADM Pied) getekend bont zwartoog roodbuik opaline rozemasker oranjemasker, geelwang en dergelijke grijsvleugel catharina cinnamon pallid platinum sl ino slate melanistic eu.wing misty slaty faded pastel da pastel ra overgoten / dilute ra pastel gezoomd bronzefallow palefallow dunfallow ashenfallow grijsvleugel neoph rec. gezoomd (bourke) NSL ino zwartoog (DEC) violet donkerfactor grijs groen aqua turquoise / bleekmasker blauw / witmasker

13 ZIEKTEN EN BROEDPROBLEMEN BIJ KROMSNAVELS Broedproblemen bij grasparkieten - deel 5 (slot) Door A. van Kooten 14.0 Spreidpoten Soms kan het voorkomen dat in een nestkastje een jong ligt met spreidpoten. De poten staan ver uit elkaar en het jong kan ze niet onder het lichaam trekken. Een dergelijk jong ligt letterlijk met gespreide poten in het nest. Wat betreft de oorzaak tast men nog in het duister. Toch kwam ik in het Maandblad van de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers van september 1981 een opmerkelijk verhaal tegen van de heer J.F. Bouwman. De heer Bouwman geeft hier een drietal oorzaken aan met betrekking tot het onstaan van spreidpoten, te weten: 14.1 Vitamine tekort Het vitaminetekort wat ervoor verantwoordelijk is dat sommige vogels windeieren leggen, dus de vitamine die nodig is voor de kalkvoorziening van het ei, is dezelfde als die verantwoordelijk is voor spreidpoten (bedoeld wordt hier vitamine D). De genezing van spreidpoten is een kwestie van de betreffende jongen op een leeftijd van elf en twaalf dagen, gedurende ca. vier dagen, een overdosering van vitamine D of levertraan (bevat vitamine D) rechtstreeks in de bek te geven. Dit is redelijk goed te doen met een injectiespuit zonder naald, een kropnaald of bijvoorbeeld een oogdruppelaar. De jongen zullen de druppels op deze leeftijd nog gretig opdrinken. Twee dagen na het verstrekken van de laatste overdosering levertraan zullen de jongen de poten al weer recht onder het lichaam kunnen houden en er goed op kunnen staan en lopen. Voor de genezing van spreidpoten is een tijdige herkenning erg belangrijk. De meeste liefhebbers zullen echter pas zeker zijn dat de jongen spreidpoten hebben als het al te laat of bijna te laat is, namelijk als het jong zo n 14 tot 17 dagen oud is. Toch blijkt er een verschil te zijn tussen jongen met spreidpoten en gezonde jongen. De jongen met spreidpoten blijken namelijk, als gevolg van het vitaminegebrek, op de dijen een roodachtige schrale kleur te vertonen. Deze schrale kleur, hoewel soms maar op een klein plekje aanwezig, is soms al op de leeftijd van acht à tien dagen zichtbaar. Helaas is het niet mogelijk om voor de zekerheid een extra dosering levertraan aan de jongen te geven. Bij overdosering van vitamine D zal het effect bij jongen, die deze vitamine in voldoende mate bezitten, averechts werken omdat een teveel van deze vitamine juist ontkalking van de beenderen tot gevolg zal hebben. Jongen die reeds spreidpoten hebben als ze vier dagen oud zijn, zijn over het algemeen niet te redden. Hetzelfde geldt voor jongen die ouder zijn dan ca. veertien dagen. In sommige gevallen is het euvel ook te verhelpen met een pleister, waarin op een afstand van ca. 1 cm. twee gaatjes worden geknipt. De pootjes worden door de gaatjes gedaan en de pleister wordt dichtgeplakt. Bij deze methode hebben de poten voldoende ruimte om te groeien. Vogels die deze vorm van spreidpoten op hun jongen overbrengen alsmede de jongen die genezen zijn van deze vorm van spreidpoten, dienen uitgesloten te worden voor de kweek. Het lijkt er namelijk op dat het niet of onvoldoende kunnen benutten van vitamine D uit de voeding, op de jongen kan worden overgedragen Tijdelijk vitamine tekort Laat u een broedpaar, dat in twee ronden samen zo n tien jongen goed heeft grootgebracht, nog een derde ronde grootbrengen en in het nest vindt u dan één of meer vogels met spreidpoten, dan kunt u in dit geval het ouderpaar gerust aanhouden. In dit geval is het gewoon een tijdelijk tekort aan vitamine D geweest. In een dergelijk geval heeft u gewoon veel te veel geeist van het ouderpaar Hierboven is reeds behandeld hoe u de jongen met spreidpoten kunt genezen. Vogels met grote nesten (tot 5 jongen) moeten we zeker niet meer dan twee broedsels per jaar laten grootbrengen Te zwaar broedende poppen Deze vorm van spreidpoten is pas te voorkomen als de pop het eerste jong al min of meer platgedrukt heeft of wanneer we uit eerdere broedronden dit gedrag van de pop kennen. De oplossing van dit probleem is vrij eenvoudig. Zodra het eerste jong namelijk uitgekomen is legt u er direct een beduidend groter jong (7 à 8 dagen) uit een ander nest bij. Dit jong vangt de eerste klappen wel op zodat de andere jongen rustig uit kunnen komen en zonder spreidpoten kunnen opgroeien. Bij deze vorm van spreidpoten is het net alsof de vaak nog onervaren pop geen keuze kon maken tussen het jong en de resterende eieren. Op latere leeftijd kan de pop deze slechte eigenschap door gewenning afgeleerd hebben. Spreidpoten worden ook nog aleens waargenomen bij jongen die in broedblokken met een vlakke bodem, dus zonder kuiltje, worden geboren. De verklaring hiervoor is dat het totale lichaamsgewicht van de (zware) pop hierdoor op het jong komt te rusten. Een kuiltje in de bodem van het broedblok draagt bij tot een betere drukverdeling van het lichaamsgewicht van de pop. 15. Kruipersziekte (french moult) Eén van de meest gevreesde stoornissen waarmee we als kweker geconfronteerd kunnen worden is de kruipersziekte of ook wel French Moult genoemd. Bij deze aandoening betreft het jongen waarbij, veelal net voordat ze uitvliegen, zonder zichtbare oorzaak de staart- en slagpennen uitvallen. Gevolg hiervan is dat deze vogels niet (meer) kunnen vliegen en alleen in staat zijn om op de grond te lopen (vandaar kruipers ). Bij nadere beschouwing zult u in de schachten van de pennen een roodbruine substantie vinden en ook blijken de pennen aan het uiteinde van de schacht een knik te bezitten, een soort verzwakking. Een terugblik in de geschiedenis leert ons dat deze ziekte zich voor het eerst vertoonde zo rond 1870 in één van de grote kwekerijen in Frankrijk (Dit verklaard ook de naam French Moult of te wel Franse rui). Rond deze tijd waren er in Frankrijk zeer groots opgezette kwekerijen. Gezien de overbevolking en de slechte hygiënische omstandigheden werd de ziekte hieraan toegeschreven. Door de tijd heen is er in verschillende landen veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van de ziekte, echter veelal zonder succes. Ook vele goed bedoelde eigen experimenten met voeding, overleggen van eitjes, strenge hygiëne, geen overbelasting van de kweekstellen, voldoende licht en lucht etc. leken soms resultaat te hebben maar gaven nimmer een overtuigend bewijs over de oorzaak van deze ziekte. Het overtuigend bewijs van de oorzaak van French Moult is eigenlijk nog niet zo lang geleden geleverd. In augustus 1981 publiceerden Davis, Bozeman en medewerkers de resultaten van een onderzoek omtrent French Moult bij grasparkieten. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat French Moult werd veroorzaakt door een lichte besmetting met het papovavirus. Later, in 1984, werden de resultaten van een gericht onderzoek naar French Moult bij grasparkieten op de Universiteit te Gifu in Japan gepubliceerd. Katsuya Hiray, Nonaka en enkele anderen onderzochten de oorzaak van French Moult bij grasparkieten nadat in verschillende zeer grote commerciële kwekerijen uitbraken van French Moult onder de jonge grasparkieten had plaatsgevonden. Bijzonder was hier dat er zeer weinig dode jongen voorkwamen. Zeer veel vogels herstelden. De ziektegevallen liepen uiteen van zeer licht vederverlies tot sterk vederverlies. Bij onderzoek bleken de nieren van de jonge vogels besmet te zijn met het papovavirus terwijl

14 andere organen zoals lever, hart en milt zeer weinig aangetast waren. Ook werd het papovavirus in de veerfolikels en in de huid aangetroffen van de jonge grasparkieten. De vogels produceerden antistoffen tegen het virus die eveneens in verschillende organen in grote concentratie werd aangetroffen. Uit dit onderzoek bleek dat een lichte papovavirus besmetting wel French Moult teweeg bracht, maar geen sterfte. Verder stelde men dat de leeftijd waarin de besmetting met het papovavirus plaatsvindt een zeer belangrijke rol speelt. Besmetting met het papovavirus van vier weken oude grasparkieten bleek geen ziekte verschijnselen en of French Moult te veroorzaken. In hetzelfde jaar (1984) publiceert professor Bernier verdere bevindingen over French Moult bij grasparkieten. Hierbij kwamen een aantal nieuwe punten aan het licht. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij vogels die de ziekte hadden overleeft, de kleur van de nieuw aangegroeide slagpennen, verbleekt was. Bij de daarop volgende rui kwamen echter normaal gekleurde slagpennen weer terug. Ook was er in dit onderzoek aandacht voor de besmettingsoverdracht van de ziekte. De infectie, zo blijkt, kan plaatsvinden via de eieren, maar ook via de ontlasting en de uitgevallen veren van de vogels. Uit weer een ander onderzoek kwam naar voren dat de besmetting ook kan plaatsvinden bij vogels die niet met elkaar in contact komen maar wel in dezelfde broedruimte verblijven (bijvoorbeeld in twee verschillende broedkooien). Deze besmetting vindt plaats in zestien dagen. Nu we uit de verschillende wetenschappelijke onderzoeken de veroorzaker van French Moult kennen, rijst direct de vraag: Wat kan cq. moet ik nu doen als ik met de ziekte geconfronteerd wordt? Helaas luidt het antwoord op deze vraag: Tot op heden valt er niets tegen de ziekte te doen. Geneesmiddelen bieden hier geen uitkomst. Het grasparkietenlichaam zal zelf, door het maken van antistoffen tegen de papovavirus, de ziekte moeten overwinnen. Bij een uitbraak van French Moult zijn er wel,ter voorkoming van verdere gevolgen, enkele tips te geven, te weten: Breng nooit French Moult jongen in een kweekruimte onder waar zich broedende vogels bevinden. Breng geen vogels uit een andere volière in de kweekruimte tijdens de kweek. Het spreekt vanzelf dat in zeer goede conditie verkerende vogels een besmetting met het papovavirus beter weerstaan dan die waarvan de conditie te wensen overlaat. De snelheid van het aanmaken van de antistoffen blijkt erfelijk vastgelegd. Dit betekent dat er vogels zullen zijn die, als gevolg van een langzame aanmaak van antistoffen, (veel) minder weerstand zullen kunnen bieden aan deze ziekte. Dit verklaard ook waarom men lange tijd heeft veronderstelt dat French Moult een aandoening was die erfelijk bepaald werd. Een goede conditie van onze grasparkieten kunnen we verkrijgen door een voeding te verstrekken waarin in de juiste hoeveelheden alle stoffen voorkomen die het grasparkietenlichaam nodig heeft. Bij een tekort aan bepaalde voedingsstoffen zal onherroepelijk de algemene weerstand van de vogel aangetast worden met als gevolg dat de vogel ziek wordt en of zal sterven. Dit is trouwens niet anders als bij de mensen waar immers ook bij voedingstekorten ziekten uitbreken. Denk in dit verband aan de (gruwelijke) beelden die we regelmatig voorgeschoteld krijgen uit derde wereld landen. Zijn het ook hier niet de kinderen (dus de jongsten) waarbij de weerstand, ingeval van voedingstekorten, het als eerste laat afweten. Willen we voldoende weerstand kunnen bieden aan ziekmakende virussen dan zullen in onze voeding alle levensnoodzakelijke voedingsstoffen aanwezig moeten zijn. 16. Feather duster (veerkrullen) Een feather duster is een grasparkiet met een extreem lange bevedering. In veel gevallen wordt de bevedering bij feather dusters zo lang, dat de veren uiteindelijk gaan krullen. Deze afwijking, want dat is het, wordt wel de ziekte van `Down (= mongoloiede idiotie) onder de grasparkieten genoemd. Zelf kweekte ik mijn eerste feather duster in maart Tot ongeveer de 4e week was de vorming van de veren net als bij de andere jon gen in het nest. Toen het betreffende jong ongeveer 5 weken oud was dacht ik werkelijk een vogel van wereldklasse te hebben gekweekt. Tjonge, tjonge wat een kop zat er op dat grasparkietje en wat was dit jong groot!! Al snel kwam echter de teleurstelling, want door de extreme groei van de veren ontstaat een grasparkiet, waarbij elke vergelijking met de standaard grasparkiet (het ideaal beeld!) mank gaat. Een feather duster is in vergelijking met z n leeftijdgenoten veel groter en dikker. Dit blijkt te worden veroorzaakt door enerzijds de extreem lange veren en anderzijds door de ruimte tussen de veerfollikels, die in vergelijking met normaal bevederde grasparkieten, groter is. Een geheel ander aspect dat opvalt bij feather dusters is het feit dat ze vrij traag en weinig actief zijn. Eenmaal uitgevlogen besteedt een feather duster een groot deel van de dag aan het zoeken naar voedsel en aan het eten ervan. Mogelijk dat de bevedering, die groot deels voor de ogen hangt, en het trage en slome karakter van deze vogels, hier debet aan zijn. Het exemplaar dat ik kweekte heb ik meerdere keren teruggezet in het broedblok omdat het op de bodem van de broedkooi weinig tot geen voedsel tot zich nam en of kreeg toegestopt van de oudervogels. Opvallend hierbij was ook dat de feather duster steeds bij de overige (uitgevlogen) jongen op de bodem van de broedkooi om voedsel bedelde. Het feather duster jong dat ik kweekte is niet veel ouder geworden dan 7 weken, een leeftijd die overeenkomt met ervaringen van andere kwekers. In het algemeen worden feather dusters hooguit enkele maanden oud en zullen ze maar zelden het stadium van volwassenheid bereiken. In Onze Vogels (51e jaargang, No 9, 1990) schrijft de heer A. Versluis met betrekking tot de vererving van feather dusters dat het hier waarschijnlijk een recessieve vererving betreft. Het tamelijk wetmatige voorkomen van deze afwijking in bepaalde stammen en het onmiddellijk ophouden hiervan als het koppel aan andere vogels wordt gepaard lijkt deze theorie over de recessieve vererving redelijk te staven, aldus de heer Versluis in het betreffende artikel. Van een dominante vererving is geen sprake omdat de feather duster zich niet voortplant en derhalve steeds voortkomt uit gewone vogels. Bij de kweek van feather dusters blijkt de verhouding in een nest veelal 1 feather duster op 4 normalen te zijn. Zoals u al heeft kunnen lezen houdt het verschijnsel op wanneer we de oudervogels met andere partners paren. De reden hiervan is dat de recessieve factor niet dezelfde gemuteerde factor in de nieuwe partner ontmoet. Wel worden er uit een dergelijke paring ongeveer 50% niet zichtbare splitvogels (= vogels die de feather duster factor verborgen bij zich dragen) geboren. Feather dusters kunnen voortkomen uit zowel kort als lang bevederde vogels. De feather duster die ik zelf kweekte kwam uit de paring korte bevedering x lange bevedering (=buff). Opgemerkt dient te worden dat feather dusters die voortkomen uit kort bevederde vogels over het algemeen langer overleven dan feather dusters uit lang bevederde vogels. Wanneer de factor inderdaad recessief vererft, zo stelt de heer Versluis, zal het aantal dragers steeds meer in aantal toe nemen, te weten: drager x drager is één feather duster, twee dragers en één gewone. Tweederde van de nakomelingen is dus drager. Deze vogels zullen gepaard aan een gezonde partner 50% gewone en 50% dragers voortbrengen. Uit bovenstaande mag duidelijk zijn dat vogels die deze erfelijke eigenschap bij zich dragen moeten worden uitgesloten voor de kweek. Het feit dat steeds meer kwekers tijdens de kweek geconfronteerd worden met het fenomeen feather duster, lijkt bovenstaande verervingtheorie over de feather duster in sterke mate te bevestigen. Met betrekking tot het fenomeen feather duster kan daarom het beste het zekere voor het onzekere worden genomen door de vogels, die feather dusters voortbrengen, uit te sluiten voor de kweek.

15 Specialistische Kwekers Groepen. De Algemene Vergadering van de PSC heeft op besloten om Specialistische Kwekers Groepen (SKG s) op te gaan richten. Het bestuur heeft 2 jaar geleden een groep van deskundige vogelkwekers verzocht om na te gaan hoe de PSC de toekomst tegemoet zou moeten treden. De uitkomst van het rapport dat door hen is opgesteld is aan alle aanwezige regiobesturen en het landelijke bestuur gepresenteerd. Als één van de belangrijkste onderwerpen van deze rapportage is naar voren gekomen dat er een grote behoefte bestaat aan verdergaande specialisatie en dat deze ontwikkeling wellicht door zal zetten. Om in deze behoefte te gaan voorzien is er, na enkele overleggen met de regiobesturen, besloten dat er binnen de PSC, Speciale Kwekersgroepen kunnen worden opgericht, afgekort de SKG s. Deze SKG behartigen zo goed mogelijk de belangen van de betreffende soorten en hun kwekers. Ieder lid van de PSC willen wij in de gelegenheid stellen om aan te geven welk vogelsoort men kweekt. Indien zo n vogelsoort of combinatiegroep van vogels voldoende aanhangers kent, kan er een SKG worden opgericht. Eén en ander heeft consequenties voor o.a. de reglementen. Een aanpassingsvoorstel zal op de najaarsvergadering worden besproken. Ter nadere toelichting voor onze leden alvast de volgende uitleg over de SKG s. De voorwaarden, bevoegdheden en restricties ten aanzien van de SKG s zijn onderstaand omschreven een ieder is lid van de vereniging PSC (koepelorganisatie) - elk verenigingslid is lid van minimaal één SKG. - men kan van meerdere SKG s lid zijn maar dan moet met die betreffende vogelgroep wel op een TT binnen de PSC worden geshowd (een status zijn behaald). - het lid bepaald zelf een keuze voor een SKG. - voor alle voorkomende zaken waarin de regels en/of bevoegdheden niet voldoen neemt het PSC bestuur een besluit Het kan zijn dat een SKG een grotere vorm wil/gaat aannemen. Hierbij valt o.a. te denken aan uitgebreide promotionele activiteiten, uitgeven van een eigen circulaire en degelijke handelingen. Het ligt dan voor de hand dat men overgaat tot de vorming van een zo genaamde Studiegroep. Twee van dergelijke Studiegroepen zijn reeds functioneel binnen de PSC. Dit zijn de Catharina Studiegroep en de Neophema Studiegroep. Een SKG raadslid kan onderdeel uitmaken van het bestuur van een Studiegroep. Een studiegroep zal/kan contributie of lidmaatschapsgelden heffen. Een SKG lidmaatschap is en blijft kosteloos. Ondanks het ontstaan of zoals aangegeven bestaan van Studiegroepen zal er dan ook voor de betreffende vogelsoort(en) een SKG blijven bestaan. Als voorbeeld: de CSG en de NSG vallen onder de paraplu van de SKG grote parkieten etc. Voor alle technische zaken, in de breedste zin, zal de SKG voor het bestuur aanspreekpunt zijn en blijven. Binnen de SKG zal een studiegroep natuurlijk de belangrijkste stem hebben over de betreffende soort(en). Voorwaarden: - een actieve SKG vertegenwoordigt, reeds bij oprichting, een minimaal aantal leden van 25 - er is sprake van een actieve SKG als er een SKG raad is geïnstalleerd - een SKG raad bestaat uit minimaal 3 leden - communiceert met de leden over technische beleid, vraagstukken en wijsheden betreffende de vogelsoort(en) - stelt regelmatig wetenswaardigheden over de betreffende vogelsoort(en) ter beschikking voor vermelding in Psittaci en/of website van de PSC - de SKG raad organiseert minimaal eenmaal per jaar een bijeenkomst met haar leden - de SKG raad stelt minimaal eenmaal per jaar, in januari, een schriftelijk verslag samen van hun activiteiten en laat dit toekomen aan het PSC bestuur. - een lid van een SKG raad kan slecht zitting hebben in 1 SKG raad. Leden administratie TT commissie Redactie Psittaci Bestuur PSC Bestuur PSC SKG Studiegroep Bevoegdheden: - bepaalt eigen promotie/degradatie reglement, binnen de kaders door de PSC en/of de NBvV gesteld - adviseert hoofdbestuur bij organisatie van de landelijke TT (bijv. keurmeesters, keursysteem en PSC-prijzenschema) - stelt voor de PSC-shows het vraagprogramma samen, inclusief de MVK-lijst - adviseert bij het opstellen van standaardeisen - adviseert bij het opstellen van het bondsvraagprogramma Restricties: - indien een SKG niet aan bovenstaande voorwaarden voldoet, kan het hoofdbestuur hierin initiatieven ondernemen - activiteiten van het SKG mogen niet strijdig zijn met het beleid van PSC en NBvV - Voorstellen worden ingediend bij het PSC-bestuur dat daarover een besluit neemt na toetsing Rode pijl is staffunctie (belangrijke hulpfuncties) Groene pijl is bestuurlijk beleid Blauwe pijl is technisch beleid Namens het bestuur, M.Hubregtse, secretaris.

16 P.S.C. Infostand Boeken: Agaporniden,Forpussen. Diverse Grote Parkieten en Papagaaien. Zowel in Nederlands,Duits en Engels. Aluminium volières op maat gemaakt. Het gehele van Keulen Poster Programma. T-shirts,mini-shirts. Bodywarmers bedrukt met Parkieten en Papagaaien. Eventueel met Uw favoriete vogel. Pins en Stickers. Prijzen zijn exclusief verzend-en verpakkingskosten. Ontwerp uw eigen volière. Voor info bellen of mailen met Hans Veneman,tel:(0546) pr-status@psc.nbvv.nl Aanwezig op de Vogelbeursen Zwolle en Meppel Bondshow Apeldoorn PSC-show in Apeldoorn. Standaard volières of kooien SCHERPE MAAGKIEZEL 1.Voor kanaries,tropen,kleine parkieten,europese cultuurvogels 2. Voor grote parkieten,patrijzen,kwartels,fazanten enz.. 3. Voor postduiven. Uw vogels hebben geen tanden.wel een spiermaag. Zorg dat er SCHERPE MAAGKIEZEL in zit!!!!!!! Verkrijgbaar in alle dierenspeciaalzaken. OOK OESTERSCHELPENGRIT voor vogels PUUR - ZUIVER ZONDER TOEVOEGINGEN Vraag een gratis monster en folder aan bij: F. THIJSSEN C.V., MILL Postbus 29, 5450 AA Mill (Nederland) Tel: Ds. A.C. van Raalteweg AG Wanneperveen - Holland Tel: Fax: VRAAG NU ONZE GRATIS BROCHURE AAN! TEL.: OF KIJK OP INTERNET: WALUVO WANNEPERVEEN - HOLLAND De fabrikant voor dieren èn hun liefhebbers!

17 A view to the future Onderstaande tekst is met toestemming overgenomen uit de syllabus van het Grasparkieten Symposium 2010 van de Vlaamse Grasparkieten Club vzw. Onderstaande tekst van Harry van Doorne is de inleiding van zijn film Jac Cuyten en Co. a view to the future. De titel van de film A view to the future is gekozen om te laten zien wat met de juiste visie binnen de grasparkieten kweek tot stand kan komen. Tekst en foto s: Harry van Doorne Inleiding: Mijn eerste kennismaking met Jac Cuyten dateert van 1982 op de clubshow van de toenmalige Nederlandse Parkieten Club, welke jaarlijks werd gehouden op de Beekse Bergen in Hilvarenbeek. In die tijd was dit een zeer prestigieuze landelijke show met meer dan 2000 ingezonden grasparkieten. Internationaal genoot deze show ook een grote bekendheid. Jac vormde in die tijd een partnership met zijn vader, Jac Sr. en met Piet Smeekens uit Dongen, die ons helaas beiden ontvallen zijn. Zij hadden op deze show 23 vogels ingezonden. Deze grasparkieten waren van een kwaliteit, die men nog niet eerder in Nederland had gezien. Het waren vogels van een uitzonderlijk goed formaat en een mooie stijlvolle showhouding. Er was toen al zowel lengte als breedte te vinden in de bevedering van deze vogels. Verdere kenmerken waren diepe maskers met grote spots; een prachtige wigvorm in het lichaam en een grote kop met een bijzonder fraaie kopvorm. De meeste indruk maakte op mij de stijl, de kopgrootte en de kopvorm. Ik was direct verliefd op dit type! De kop van deze vogels had reeds het zgn. looking down effect en een ooglijn, die startte bij de basis van de neusdop en doorliep tot ver achter het oog. Dit is een van de moeilijkste eigenschappen om in te kweken, maar ook een van de mooiste. Er ontstaat hierdoor veel expressie in de kopvorm, wat het showelement enorm verhoogd. Ook kwam ik voor het eerst oog in oog te staan met vogels, die een langere schedel hadden en waarvan de achterkant van de schedel duidelijk breder was, dan de voorkant van de schedel. De kennismaking met dit partnership heeft voor mij als grasparkietenkweker,zowel een positieve als leerzame invloed gehad. Het waren vooral de vogels van de toentertijd wereldberoemde Harry Bryan, die de basis vormde van hun stam. Hoe goed hun vogels waren bleek toen Harry Bryan bij een bezoek aan Valkenswaard vogels van hun wilde hebben en dat een van deze vogels, een prachtige cinnamon man, een belangrijke Engelse show als winnaar wist af te sluiten, terwijl een albino man een challange certificaat won. In de basis van Jac s huidige vogels vinden we nog steeds bloed van de oude stam, waarin de laatste 20 jaar consequent bloed van de onvolprezen Jo Mannes is gekweekt. Voeg hieraan toe een jarenlange samenwerking met zijn hobbyvriend Jos Backx en de specifieke invloed van een vijftal vogels van Bert Peters en je hebt alle ingrediënten, die in de huidige vogels aanwezig zijn. Nou ja, een paar Engelse outcross vogels uit de stal van de gestopte coryfeeën Wilson en Kenny Fagan, die een langere kopveer inbrengen, beginnen nu hun vruchten af te werpen. Het feit, dat Jac nog steeds vogels kweekt, heeft hij, zoals hij zegt, vooral te danken aan zijn vader, die hem in drukke tijden, steeds geholpen heeft zijn hobby te kunnen blijven beoefenen. Heden ten dage werkt hij samen met zijn vrienden Clement Raymaekers en Jef Smets verder aan een hobby, die nooit af is. Een gedreven combinatie, met ontzettend veel plezier, zowel in de hobby als op persoonlijk vlak. Enkele onderwerpen uit deze inleiding nader beschouwd: Partnership Cuyten-Smeekens: Jac Cuyten sr., door vrienden ook wel Pa Cuyten genoemd, hield zich in die tijd vooral bezig met de weinig voorkomende kleurslagen. Dit waren de violetten en de donkerfactorigen, die nodig zijn om deze kleurslag te kweken en vooral de albino s, lutino s, geelmasker albino s en de lacewings. De ino s en de lacewings waren zo goed, dat zij mee konden doen met de topvogels uit de normale kleurslagen; wat in die tijd een unicum was. Vele malen beste W.V.K. van de clubshow in Hilvarenbeek; tegengesteld geslacht met zijn beroemde lutino man op de clubshow in Hapert en Best in show eveneens op de clubshow in Hapert, dit keer met een geelmasker albino pop, waren zijn grootste successen. Jac Jr. had een andere rol in dit partnership. Hij was degene die steeds naar Engeland reisde en probeerde aan te schaffen wat nodig was voor de verdere ontwikkeling van de stam. Jac jr. was vooral gericht op het kweken van fysiek sterke vogels, uitblinkend in bevedering. Ook was hij toen al bezig met het doorkweken op onderdelen met als de bedoeling deze dominant te maken in de stam. Een topkweker verstaat de kunst om jaren vooruit te denken en met de nodige puzzelstukjes steeds te blijven doorontwikkelen met als einddoel het kweken van de ideale grasparkiet. Piet Smeekens was de aangewezen man om de eindproducten af te leveren in de vorm van de uitgebalanceerde showvogels. Hij verstond de kunst om uit de kweekvogels koppels samen te stellen en het eindresultaat mocht gezien worden. Het overstappen van Piet Smeekens naar het houden van vliegduiven, maakte een einde aan dit succesvol partnership.

18 Jac Cuyten: Jac kweekt al sinds 1964 Engelse grasparkieten en je kunt zeggen, dat hij op het gebied van onze hobby geldt als een ervaringsdeskundige en hij is een begrip in het internationale wereldje. Zijn manier van kweken en de resultaten, die hieruit voortvloeien spreken vele mensen aan; hij is een voorbeeld voor velen. Naar zijn mening zijn je eigen vogels altijd het belangrijkst. Hiermee moet je werken; het dominant maken van de sterke punten en het voorzichtig omgaan met de zwakke kanten van je stam. Alle ins en outs van je vogels leren kennen en de manier waarmee je hiermee kunt werken. Ook is hij bijzonder goed geïnformeerd en is altijd op speurtocht naar andere eigenschappen, die zijn type gunstig kunnen beïnvloeden. Selectief worden er dan wel eens vogels in de stam gebracht. Zo heeft hij enkele vogels uit Engeland aangeschaft met een zeer lange en expressieve kopbevedering, die geweldig showen en welke eigenschappen in de originele stam heel dominant zijn vastgelegd. Jac probeert samen met Jef en Clement de compacte kopbevedering met de karakteristieke groeirichting en donsbevedering, die hun eigen stam heeft wat te verlengen. Op de film ziet u al nateelt van deze combinaties met deels een spectaculair resultaat, wat naar mijn mening wel eens een grote verandering kan bewerkstelligen in de typering van de huidige en toekomstige showvogel. Wat mij aanspreekt in Jac is de enorme passie, waarmee hij zijn hobby bedrijft; deze is ongekend. Voor Jac is het kweken van grasparkieten op hoog niveau een vorm van topsport. Het komt er op neer dat je alles voor je hobby moet over hebben; veel tijd investeren en altijd en overal open staan voor het vergaren van kennis. Bovendien wordt er een entourage gecreëerd, waarin zijn vogels optimaal moeten kunnen presteren. De kweker is naar zijn mening altijd de eindverantwoordelijke, niet alleen als succes geoogst wordt, maar ook als het compleet misgaat. Dan juist is het nodig om met dubbele energie te analyseren wat er mis ging en lering te trekken voor de toekomst. Het delen van kennis is bijzonder belangrijk in onze hobby. Jac is behalve kweker ook WBO keurmeester en ook in het keurmeesterschap ziet hij een vorm van kennis overdragen. Consequent richting aangeven met oog voor detail zet mensen op het rechte spoor en geeft inspiratie. Inmiddels is Jac een veel gevraagd spreker in binnen- en buitenland. Zijn stokpaardje is de invloed van de bevedering op het type van onze showvogel. Op het N.G.C.-symposium van 2008 in Hapert heeft hij een prachtige lezing gegeven over bevedering, waarbij hij alle aspecten op een begrijpelijke manier voor het voetlicht brengt. Kennis over dit onderwerp is ongetwijfeld een must op weg naar succes! Voor geïnteresseerde zijn er nog altijd syllabussen verkrijgbaar over dit symposium, waarbij behalve dit zeer interessante bevederingonderwerp, ook alle andere bijdragen zeer goed worden verhaald. Tenslotte: Eind 2008 is Jac een partnership gestart met zijn twee vrienden: Clement en Jef. Dit geeft veel meer mogelijkheden om de opbouw van de stam meerdere impulsen te geven. Dat dit zijn vruchten afwerpt kunnen we al terugzien in de film en we zullen in de toekomst nog zeer veel van deze kwekers kunnen verwachten. Ook wil ik hierbij Ma Cuyten en Jac bedanken voor de gastvrijheid en verzorging, die ik tijdens mijn vele filmsessies in de laatste twee jaar, heb mogen ontvangen. Ook wil ik het partnership bedanken voor de medewerking aan deze film. Ik hoop dat u een goed inzicht hebt gekregen over wat allemaal mogelijk is in deze hobby. Dit partnership kweekt vogels, die wij in de toekomst ook hopen te kweken! Dus: A view to the future!

19 Kwekersportret - Ben Heijnen Deze keer zijn we te gast bij de heer Ben Heijnen in Veenoord.Ben heeft al meer dan 25 jaar een hondenschool, en met vier instructeurs runt hij deze school, waar hij gedrachts- en gehoorzaamheidscursussen geeft. Daarnaast is hij ook nog keurmeester van honden. In het verleden fokte hij Deense doggen. Ben woont in een dorp waar nog ruimte is en waar hij een prachtige vrijstaande woning bezit met veel tuin. In 1997 is Ben begonnen met het houden en kweken van vogels. De ruimte waar eerder de honden verbleven werd aangepast en zo konden verschillende soorten kromsnavels aangeschaft worden. Het bestand bestaat uit roseicollis, fischeries, personatus, grijze-roodstaartpapegaaien, kakariki s en ara s. Ben heeft 60 broedkooien tot zijn beschikking die hij niet alleen voor de kweek gebruikt maar ook voor het opkooien van zijn vogels voor de verschillende te houden tentoonstellingen. Met de agaporniden wordt niet alleen met wildkleur vogels gekweekt, er zijn ook veel mutanten in zijn hok te vinden. Ben doet ieder jaar mee aan de onderlinge tentoonstelling en ook op de districttentoonstelling van de provincie Drenthe worden prima resultaten behaald. Ben is sinds kort lid geworden van de P.S.C Noord-Nederland en hoopt ook hier de nodige prijzen te behalen. Onze specialiteit is... Topkwaliteit! Hermsen Volièrebouw Nederland Wijk bij Duurstede Nieuwe Tielseweg JT Tiel Telefoon: +31 (0) Fax: +31 (0) Mobiel: +31 (0) Website: info@volierebouw.com Beste materiaalgebruik Door gebruik te maken van een geanodiseerd en uniek aluminium profiel is oxidatie, en dientengevolge een langzame vergiftiging van de vogels, onmogelijk Schitterende afwerking Door nergens popnagels te gebruiken kunnen de vogels zich niet aan de popnagels of gaaspunten beschadigen. Ook, bij gebruik van polycarbonaatplaten, geen verkleuringen, barsten, algenvorming of stuk vriezen Duurzame afwerking Perfekte 45 graden hoekverbindingen zonder giftige plastic koppelstukken te gebruiken. Zelfs scharnieren, sloten en dergelijke zijn op zijn minst geanodiseerd Kleuren Profielen zijn standaard geanodiseerd of RAL 6009 groen, alle andere RAL-kleuren zijn op bestelling leverbaar Gaas Wij gebruiken een Ara-bestendig stalen gaas, daarna verzinkt en vervolgens voorzien van een laag aluminium met desgewenst zelfs een zwarte poedercoating.

20 Bekijk onze website niet in vogelvlucht, maar met de aandacht zoals u naar uw vogels kijkt bij het selecteren voor de kweek of de PSC- show. Ons assortiment bestaat uit: Sportprijzen, medailles, standaards, beelden etc Vaantjes, boekenleggers, erelintjes en diversen modellen vanen. Delftsblauwe borden, vazen, asbakken etc Houtenborden met uw eigen afbeelding erop in full color bedrukking. Posters op sportgebied maar ook algemeen een enorme keus. Relatiegeschenken van klein tot groot en simpel tot exclusief. Kleding, T-shirt s, poloshirts, bodywarmers, fleeceshirts, caps, etc Diverse mogelijkheden met buttons en naambadge, consumptiemunten. Babybeeldjes, Abraham & Sarah en Paardenbeeldjes, Sculpturen. Kerstpakketten, maar liefst keuze uit meer dan 80 pakketten. Wij zijn u graag van dienst om u te helpen bij het maken van de juiste keuze. Vraag naar onze speciale korting voor vogelverenigingen!! Big Score Sportprijzen & Relatiegeschenken Drachme EW Dronten Telefoon: Fax.: info@bigscore.nl