Vel Eerste Kamer. 31 8te ZITTING. 818TB ZITTING. 11 JUNIJ. Behandeling van onderscheidene wets-ontwerpen. Aan de orde is de behandeling van:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vel 92. 331 Eerste Kamer. 31 8te ZITTING. 818TB ZITTING. 11 JUNIJ. Behandeling van onderscheidene wets-ontwerpen. Aan de orde is de behandeling van:"

Transcriptie

1 Vel Eerste Kamer. 818TB ZITTING. 11 JUNIJ. Behandeling van onderscheidene wets-ontwerpen. Aan de orde is de behandeling van: I. het WETS-ONTWEnP TOT VASTSTELLING VAN CREDIETEN TEH BEHOEVE VAN TOT HET DIENSTJAAR 1867 BEHOORENDE ONVEREVENDE VORDERINGEN TEN LASTE DER BEGROOTING VAN NEDERLANDSCH INDIE. 31 8te ZITTING. II. het WETS-ONTWERP TOT VERHOOGING DER BEGROOTING VAN NEDERLANDSCH INDIE, VOOR HET DIENSTJAAR ZITTING VAN DINGSDAG 11 JUNIJ. (GEOPEND TEN 11 URE.) III. het WETS-ONTWERP TOT NADERE VERLENGING VAN DE WERKING DER WET VAN 3 JuLIJ 1865 (STAATSBLAD N. 76), HOUDENDE VASTSTELLING DER TARIVEN VAN IN-, UIT- EN DOORVOER IN NEDERLANDSCH INDIE. IV. het WETS-ONTWERP TOT WIJZIGING EN VERH00GING VAN HOOFDSTUK V DER BEGROOTING VAN STAATSUITGAVEN VOOR HET DIENSTJAAR V. het WETS-ONTWERP TOT ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DEN AANLEG VAN STRATEN IN GRONINGEN. Aanneming van onderscheidene wets-ontwerpen zonder beraadslaging. Beraadslaging over en aanneming van de wets-ontwerpen : 1. nadere verstrekking van tijdelijke hulp aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij; 2. overeenkomst met Venlo betreffende den kosteloozen afstand van wegen en waterleidingen op de voormalige vestinggronden aldaar; 3. definitive vaststelling van hoofdstuk VIII der Staatsbegrooting voor Beraadslaging over de conclusie van een rapport der Commissie voor de Verzoekschriften omtrent een adres van den Senaat der Groninger hoogeschool over dispensatien. Comité-generaal. Voorzitter: de heer van Bylandt. Tegenwoordig, met den Voorzitter, in den aanvang 33 leden, te weten de heeren: Michiels van Kessenich, de Vos van Steenwijk, Schot, Duymaer van Twist, Stork, Fransen van de Putte, Verschoor, van Rijckevorsel, Schimmelpenninck van der Oije, van Aylva van Pallandt, Messchert van Vollenhoven, Rahusen, Prins, Coenen, de' Dieu Fontein Verschuir van Heilo, van Swinderen, de Villers de Pité, Hengst, Borsins, Nobel, van Sasse van Ysselt, van Rhemen van Rheménshuizen, Geertsema, van Eysinga, Hartsen, Cremers, Vos de Wael, Hein, Blankenheym, de Raadt, Huydecoper van Maarsseveen en van Vollenhoven; terwijl de heer van Goltstein na de vijfde, en de heer Viruly na de zesde stemming op do presentielijst hebben geteekend. De notulen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. VI. Het WETS-ONTWERP TOT ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DEN AANLEG VAN EEN AFWEG TER VERBINDING VAN DEN HOOFDWEG IN HET WATERSCHAP DEN REIDERWOLDERPOLDER MET DEN FlNSTERWOLDERPOLDERWEG. VII. het WETS-ONTWERP TOT WIJZIGING VAN HOOFDSTUK V DER STAATSBEGROOTING VOOR Deze wets-ontwerpen worden zonder beraadslaging aehtereenvolgens met algemeene stemmen aangenomen. VIII. het WETS-ONTWERP TOT NADERE VERSTREKKING VAN TIJDELIJKE HULP AAN DE AMSTERDAMSCHE KANAAL- MAATSCHAPPIJ. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen van de Putte: Ik kan het mij nog niet regt duidelijk maken waarom de Regering hot oorspronkelijke ontwerp van deze zaak niet in de andere Kamer in behandeling heeft gebragt. Daarbij toch was geenerlei politieke meening betrokken; hot was eene louter finantiele aangelegenheid. Deze Regoring kan toch geacht worden volkomen bekend te zijn met den stand van zaken, zoodat het te verwachten was dat zij zon trachten dit punt nog au fond te behandelen. Dat oorspronkelijk voorstel berustte op eene garantie voor eene leening, door de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij aan te gaan tot een bedrag van 5'/, millioen. In de andere Kamer zijn stemmen opgegaan om dat bedrag aan de Maatschappij te doen voorschieten uit de beschikbare gelden, die renteloos in de Nederlandsche Bank liggen. Maar de Regering heeft gemeend haar standpunt te moeten bewaren en geen gevolg aan dat denkbeeld te geven, en wel om deze reden, dat zij meende dat de Staat niet moest optreden als bankier van de Maatschappij. Intusschen, de loop van zaken heeft medegebragt, dat de Staat thans toch werkelijk als zoodanig" optreedt. Het amendement, in de Tweede Kamer door de Commissie van Rapporteurs ingediend, is door de Regering ondersteund en aangonomen en wel met deze voorwaarde, dat aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij, naarmate van de behoefte, eene som van nu hoogstens 17. millioen zal worden verstrekt. Deze voorwaarde is de gewone voorwaarde van alle bankiers. De Staat treedt dus wel degelijk als bankier op, in strijd met de oorspronkelijke reden waarop zij haar Bijblad van de Nederlandsche Staats-Couranti I.

2 ,. i i.-..^ ^-tr «g ^ STE ZITTING 11 JÜNIJ Nadere verstrekking van tijdelijke hulp aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij. gevoelen grondde om niet een voorschot uit de kas van den Staat te geven. Blyft nu eene volgende Regering aan dat denkbeeld hechten om ook garantie te verleenen, dan zal de Maatschappij, die in plaats van 5'/j millioen maar 8 millioon meer noodig heeft, toch eene leening van 57 ; millioen moeten sluiten, au détriment van die Maatschappij, want of men leent tegen 5 per cent met eene uitgifte a hoogstens 90 per cent, dan wel of men leent tegen 6 per cent en a pari uitgoeft, staat ongeveer gelijk. Het zal een belangrijk verlies geven voor de Maatschappij, eene Maatschappij die gezegd wordt niet te handelen om winst, maar om de zaak tot stand te brengen, slechts zonder verlies Als men nu zegt, dat de Regering altijd genegen is geweest die Maatschappij te helpen, bevreemdt het mij toch, dat men dat bezwaar voor de Maatschappij niet wegneemt. Bij de weinig afdoende bewijzen, die de Regering geleverd heeft voor de behoefte van de Maatschappij, is in de andere Kamer verlangd om de som tot 2 millioen te brengen. De Regering heeft dat bestreden ik zeg het nog eens» vooreerst op grond dat zij niet wilde komen in den toestand van bankier der Maatschappij; en ten andere omdat zij bij du definitive regeling meer kans zou hebben casu quo voordeelige voorwaarden te bedingen." En nu vraag ik : waar zit nu het verschil of het 2'/ ; dan wel 3 millioen is? Door dat halve millioen zal de Staat niet minder bankier zijn, evenmin minder goede voorwaarden kunnen bedingen. Iederoen, ook de Regering, wenscht spoed, voortvarendheid in doze zaak, en deze kan in de tegenwoordige omstandigheden alleen betracht worden door behoorlijk te voorzien in de noodige fondsen- Ben ik nu wel onderrigt, dan is het eerste millioen dat door de Kamers is toegestaan, reeds in April verwerkt en zal ook die l'/ ; millioen met September verwerkt zijn, als er geen ongelukken plaats hebben"; dus zal het niet voldoende zijn tot het einde van het jaar, gelijk de Regering beweerd heeft. Nu zegt de Regering wel: dan kim in September de Maatschappij door eene nieuwe wet geholpen worden. Men lette wel, deze Regering wil, dat van de nieuwe Regering, die er dan waarschijnlijk zal zijn, gevergd zal worden dat zij dan reeds dadelijk geheel op de hoogte zal zijn van eene zaak, die aan deze Regering zoo goed bekend is. Maar dit daargelaten, zegt de Regering : als er eeno nieuwe wet komt zal de Maatschappij kunnen geholpen worden, al was er dan geen geld in de scliatkist beschikbaar. Maar ik vraag : is het wenschelijk voor de Regering, dat ook een dorde optreedt als crediteur der Maatschappij? Ik geloof het niet. En dit brengt mij nog tot een laatste punt betreffende de waarborg voor den Staat dien de Regering voldoende acht. Ik heb in al de stukken vergeefs gezocht nair de betrekking, voor het geval van waarborg, tusschen den Staat en de gemeente Amsterdam. Zal de Staat nu genoeg gebaat zijn met eene cessie van de Maatschappij, die door AmStcrdum noch goedgekeurd noch aangenomen is? Welke zal nu de toestand worden van den Staat tegenover Amsterdam, als de taak do"r de Maatschappij niet volbragt kan worden; of als, door welke omstandigheden dan ook, het toeval eens wilde, dat andere crediteuren den Staat vóór waren en de hand legden op de drie millioen, die een waarborg zijn voor den Staat? Daaromtrent wensch ik bepaald inlichtingen van de Regering te ontvangen. Nu is het mij nog duister. Ik zal overigens zeer kort zyn. Naar mijn bescheiden oordeel blijkt uit alles het wenschelijke dat deze zaak geheel en au fond behandeld ware gevonden volgens het primitive ontwerp Eu nu de parlementaire werkzaamheden zullen worden gestaakt, de Regering haar ontslag aan den Koning heeft gevraagd reeds voor het ovorlyden van den grooten staatsman, en niet heeft goedgevonden ook nu aan deze Kamer eenige inlichting te geven omtrent dat ontslag, zal ik oj) dat teedere punt niet verder voortgaan en mij niet, even als in de Tweede Kamer gebeurd is, blootstellen aan een weigerend antwoord, niettegenstaande ik die daad van ontslag en dat stilzwijgen noch goed, noch lot/aal, noch constitutioneel kan noemen. i De heer Hartsen: Ik behoor ook onder hen, die be- I treuren dat de omstandigheden medebrengen dat men andermaal, in afwachting van eene definitive regeling : met de Kar.aalmaatschappij, overga tot een voorloopigen I maatregel. Ik zal echter niet terugzien op het verledene j en op hetgeen daartoe geleid heeft, zoo als eenigermate door den vorigen geachten spreker is gedaan. Men moet de zaken beoordeeion zoo als zij zijn. Er is een voorj loopige maatregel voorgesteld. Indien ik had kunnen deelnemen aan de werkzaamheden in de sectien over dit wetsontwerp, zou ik mij gevoegd hebben bij de leden, die in het Verslag twee bezwaren tegen het wets-ontwerp hebben geformuleerd, in welke bezwaren ik deel. De geachte spreker uit Zeeland heeft gewezen op het finantielö bezwaar voor den Staat. Ik deel in dit bezwaar i ten deele en ik heb dit reeds uiteengezet bij de behandeling van het vorig voorloopig ontwerp. De cessie van de 3 millioen, die Amsterdam zich verbonden heeft aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij te fourneren, is geen geheel volledige waarborg. Niemand zal dit tegenspreken. Wat bij mij meer weegt dan die zekere finantiele risico voor den Staat is, dat bij dezen voorloopigen maatregel geheel in het midden worden gelaten de andere belangen, die bij deze zaak ter sprake kunnen komen, de belangen van de scheepvaart en van den waterstand van Amsterdam en van de daarbij betrokken andere waterschappen. Ik geloof in elk geval dat het wenschelijk ware dat, welke regering uitvoering geve aan dit wets-ontwerp indien het door de Eerste Kamer zal zijn goedgekeurd, de Regering gebruik make van de gelegenheid om de Kanaalmaatschappij te verpligten, des noods te dwingen om uitvoering te geven aan art. 12 der concessie. Dit artikel luidt:» De concessionaris is verpligt om met de besturen der waterschappen on gemeenten, welker belangen bij de onderneming betrokken zijn, deswege overeenkomsten aan te gaan. i) Indien door verschil van gevoelen het aangaan van overeenkomsten mislukt, beslist de Minister van Binnenlandsche Zaken, behoudens de gevallen waarin de beslissing, krachtens de wet, op eenige andere wijze behoort te geschieden." Ik geloof dat men bij deze gelegenheid de Kanaalmaatschappij de verpligting zou kunnen opleggen aan dit artikel uitvoering te geven, zoo als naar ik meen de wensch is van Amsterdam in het belang van de gezondheid en in het belang van den waterstand en de toekomst van de hoofdstad. Ik onderwerp dit punt aan de Regering, daar ik meen dat men bij den tegenwoordigen finantielen ' toestand der Kanaalmaatschappij met kracht kan eischen daaraan gevolg te geven. Eene vraag van minder gewigt. Er is eene Commissie benoemd, bestaande uit de heeren Wichers, Jaski en Schuttevaer, ten einde rapport uit te brengen omtrent de uitzigten voor de scheepvaart en den toestand van deze bij Schellingwoude. Naar ik meen is het rapport van de minderheid dier Commissie officieus publiek gemaakt; weiligt waie het in het belang der zaak zoo de Regering kon \ goedvinden om beide rapporten, wanneer zij in hare handen ttomen, openbaar te maken. De heer Blussé, Minister van Finantien: De geachte eerste spreker betreurde het dat do Regering er niet toe kon besluiten in de Tweede Kamer do aanvankelijke wetsvoordragt tot het verstrekken van 5V 3 millioen aan de! Kanaalmaatschappij te behandelen. De daarvoor aangevoerde argumenten en die van den geachten laatsten spreker bewijzen voldoende dat het voor een demissionair Bewind niet voegzaam is dergelijk definitief ontwerp te behandelen. Er bleek groot verschil over meer dan een punt: men i vroeg, gelijk ook de laatste spreker, van de Regering beloften; hoe kan een demissionair Kabinet die gevon? Men verlangde dat de Regering maatregelen zou nemen ten ; aanzien van de Kanaalmaatschappij ten behoeve der gemeente Amsterdam, om uitvoering te geven aan art. 12 der concessie. Tusschen het bestuur van Amsterdam en den nu overleden Minister van Binnenlandsche Zaken bestond

3 333 31STE ZITTING. 11 JUNIJ Nadere verstrekking van tijdelijke hulp aan de Amsterdamse Ji e Kanaalmaalschappij. principieel verschil over de beteekenis van dat artikel; hoe kon men nu daaromtrent een definitief besluit nemen? Was het niet doelmatig en wenscholgk die beslissing te laten' aan eene opvolgende Regering, die wij hopon dat spoedig moge optreden. Ook bestond blijkens het Verslag der Twoede Kamer verschil over de quaestie of men de 57» millioen zou geven uit de schatkist, dan of men zich zou bepalen tot eene rentegarantie. De geachte eerste spreker is met vele leden der Tweede Kamer groot voorstander van het dadelijk verschaffen van geld ; hij meent dat dit kan geschieden uit de renteloos liggende gelden bij de Nederlandsche Bank. Dit is een dwaalbegrip ; men kan over zoodanige gelden niet beschikken zoo ze niet behooren tot de Nederlandsche begrooting. Tegenover uitgaven behooren middelen te staan. Uit herhaalde medeelingen van den Minister van Finantien is gebleken dat zulke gelden niet beschikbaar zijn voor eene som als bedoeld op de Nederlandsche begrooting. Deze zou moeten worden betaald uit Indische geldmiddelen, maar dan wordt eene wet vereischt om dat bedrag toe te wijzen aan de Nederlandsche begrooting, gelijk geschiedde bij de wet tot amortisatie van schuld. Men kan over dat toewijzen van geld uit de Indische baten nu zeer ligt denken, maar er is eene groote quaestie verbonden aan dat beschikken over Indische gelden. Dat staat 'm verband met Indische uitgaven, en hoe kon dan een demissionair Ministerie over dergelijke gewigtige quaestien, op het oogenblik dat het gereed staat heen te gaan, met de Kamer in overleg treden? Daarom heeft men, om de Kanaalmaatsohappij voor eene dadelijke behoefte te helpen, wederom de toevlugt genomen tot een tijdelijken maatregel, die door de Tweede Kamer tot 1V millioen is uitgebreid. Wanneer evenwel spoedig eene nieuwe Regering optreedt, dan zal deze zich gemakkelijk op de hoogte der quaestie kunnen stellen, daar zij, na al do bescheiden die erover gewisseld zijn, niet meer gecompliceerd is, en oen voorstel aan de Karrer kunnen doen. Dan zal natuurlijk dit voorstel vervallen, dat niet anders dan een voorschot betreft.- De geachte spreker verkeert in eene dwaling, wauneer hij meent dat het reeds verstrokte millioen niet verder zou reiken dan tot ult\ April; zeer zeker zullen nog de uitgaven, die in Mei gedaan zijn, daaruit ruim kunnen bestreden worden, zoodat het IV; millioen tot het einde van het jaar zal strekken. Intusschen kan eene nieuwe Regering, wanneer zij bereid is 5V- millioen uit 's lands schatkist te geven, daaromtrent spoedig een voorstel doen zoo dit noodig mogt bevonden worden. Ik geloof voorts, dat bij mijn ambtgenoot, die tijdelijk met het beheer van het Departement van Binnenlandsche Zaken is belast, geen bezwaar zal bestaan om aan het verlangen van den geachten spreker uit Amsterdam te voldoen, namelijk om de rapporten der commissie betreffende de scheepvaart publiek te maken Wat aangaat do vraag, of de waarborg al dan niet voldoende is, zoo moet men in aanmerking nemen dat de eene toezegging van Amsterdam altijd afhangt van de omstandigheid of het kanaal wel vóór 1. Augustus 1876 zal opgeleverd zijn. Maar de andere waarborg is zeker, want onverschillig of het kanaal vroeger of later wordt opgeleverd, zal Amsterdam altijd.verpligt zijn de 3 millioen te betalen. Bovendien bestaat ook een waarborg in de inhouding van de rentegarantie op de aandeelen. De heer Hartscn: Als men de antecedenten van de Kanaalmaatschappij nagaat, dan zal het voor haar, naar mijne opvatting, wel onverschillig zijn of zij, wanneer het er op aankomt geld van den Staat te ontvangen, dit van een demissionair of van een definitief Ministerie ontvangt. Maar ik moet mij de vraag veroorloven of voldaan is aan art. 12 van de concessie? Wanneer dat niet het geval is, of de Regering dan aan de Kanaalmaatschappij de verpligting zal opleggen daaraan te voldoen als voorwaarde voor de uitbetaling der 1';. millioen. De hoer Blussé, Minister van Finantien: Mijnheer de Voorzitter, mijn geachte overleden ambtgenoot was van meening dat er geene aanleiding meer bestond om uit' voering te geven aan art. 12, nu in extremis, daar Amsterdam vroeger daarop nooit hoeft aangedrongen, en dat de uitvoering van art. 12 ten aanzien van Amsterdam gelegen is in do bepaling van het peil, waaraan zal moeten worden voldaan. De heer Fransen van de Putte: Mijnheer de Voorzitter, de redenering van den Minister komt mij niet duidelijk voor. Wanneer over die gelden bij de Nederlandsche Bank niet kan beschikt worden, hoe komt dan die 2'/ 2 millioen in do wereld? Even als met de eerste som moet toch ook met deze de Staatsbegrooting verhoogd worden. Ik kan mij volstrekt niet vereonigen met het denkbeeld, en het is ook in strijd met hetgeen de Regering meermalen heeft aangetoond, dat eene Regering die nog kortelings plaats zal genomen hebben, onmiddellijk die zooingewikkeldo zaak au fond zoude kennen, terwijl daarentegen deze Regering volkomen daarmede bekend is. Do Minister heeft niets geantwoord of mij niet begrepen. Ik heb eenvoudig gevraagd: welke is de verhouding van den Staat tot do stad Amsterdam, met betrekking tot de cessie van de Kanaalmaatschappij? Met andere woorden : de Kanaalmaatschappij heeft gecedeerd aan den Staat, maar ik heb nergens gelezen, dat de stad Amsterdam die cessie heeft goedgekeurd of aangenomen. Welke zekerheid heeft dus de Staat dat Amsterdam hem zal betalen? De Regering is ten deze verantwoordelijk. Do heer Hartsen: Mijnheer de Voorzitter, ik hocht I groote waarde aan dat punt van art. 12, en ben onge- negen om niouwe hulp te verleenen, tenzij men zekerheid : hebbe dat de Kanaalmaatschappij gestreng aan de verpligi tingen wordt gehouden die de concessie haar oplegt. Het is wenschelijk voor de wezenlijk zeor groote belangen welke! bij de zaak betrokken zijn, dat de Maatschappij zich niet i kunne onttrekken aan ééne der op haar rustende ver- I pligtingeu. Daarom herhaal ik de vraag: Is door de Kanaalmaat- schappy aan art. 12 voldaan? Zoo niet, noodzake men 1 haar daartoe. De heer Blussé, Minister van Finantien: De geachte afgevaardigde uit Zeeland heeft gevraagd welk onderscheid er is tusschen dit voorschot van 1 '/j en het voorschot van 5'/j millioen. Het onderscheid is: dat dit voorschot slechts tijdelijk is; het moet vóór 1 Januarij van het volgend jaar terugbetaald zijn. De nu aftredende Regering, mijn overleden ambtgenoot, was van meening dat aan art 12 voldoendo uitvoering gegeven is door de bepaling omtrent het peil. Do heer Hartsen vraagt van de Regering eene verzekering, die niet door haar gegeven kan worden omdat zij op het punt staat af te treden. Hoe kunnen wij die verzekering geven? Wanneer eene andere Regering er anders over denkt zal die anders handelen. Doze Regering meent niet dat er aanleiding bestaat om de Kanaalmaatschappij te dwingen tot eene nieuwe overeenkomst met do gemeente Amsterdam. De heer Rahusen: Ik wensch niet te komen in eene discussie over de zaak zelve. Na de verklaring van de Regering omtrent de meening van den overleden Minister van Binnenlandsohe Zaken, die ook de meening schijnt te zijn van dezen Minister, dat aan art. 12 van de concessie voldaan is, kan ik niet voor dit wets-ontwerp stemmen t al onthoud ik daaraan ongaarne mijne stem. De beraadslaging wordt gesloten. Het wets-ontwerp tot nadere verstrekking van tijdelijke hulp aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij, in stemming gebragt, wordt met 31 tegen 3 steramen aangenomen.

4 334 31STE ZITTING. 11 JUNIJ Kosteloozen afstand van wegen en waterleidingen op de vesting gronden aan Venlo. Tegen hebben gestemd de heeren Rahusen, de Dieu Fontein Verschuir van Heilo en Hartsen. Bij deze stemming was de heer de Villors de Pité afwezig. IX. het WETS-ONTWERP TOT BEKRACHTIGING VAN EEHE PROVINCIALE BELASTING IN NOORDBRABANT. X. het WETS-ONTWERP TOT AFKOOP DER RlJKSTOLLEN IN NOORDBRABANT. XI. het WETS-ONTWERP HOUDENDE MAGTIGING OM AAN DE GEMEENTE 'sgravenhage IN ERFPACHT UIT TE GEVEN DE RlJKSDUINGRONDEN BENOODIGD VOOR DEN AANLEG EENER DUINWATERLEIDING TEN BEHOEVE DIER GEMEENTE. XII. hut WETS-ONTWKRP TOT GOEDKEURING EENER DADING MET JONKVROUW C. E. C. ScHORER VAN Sï. PHILIP3LAND, ECHTGENOOTE VAN MR. D. WEERTS, OVER BUITENGRONDEN IN HET SLAAK. Deze wets-ontwerpen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. XIII. het WETS-ONTWERP BETREFFENDE DEN KOSTELOOZEN AFSTAND VAN WEGEN EN WATERLEIDINGEN OP DE VOORMALIGE VESTINGGRONDEN TE "VENLO AAN DIE GEMEENTE. De beraadslaging wordt geopend. De heer Coenen: Mijnheer de Voorzitter, het is naar aanleiding van hetgeen te lezen is in het Verslag dezer Kamer, en van hetgeen in de andere Kamer betreffende dit wets ontwerp gesproken is, dat ik het woord vraag. De Minister verkeerde bij die gelegenheid in het denkbeeld dat de gronden aan de gemeente Zutphen om niet waren afgestaan; dit is echter het geval niet, en ik moet er hier al dadelijk bijvoegen, dat de Minister niet kon weten dat de gemeente Zutphen geene overeonkomst gesloten had met het domeinbestuur, maar wel met het Departement van Oorlog. Onder anderen is een dier overeenkomsten op den 28sten December 1856 gesloten met het Departement van Oorlog, kort nadat de bestaande vestingwet bepaald had, dat de gemeenten Deventer en Zutphen zouden ophouden vestingen te zijn, maar zouden beschouwd worden als een bruggehoofd met open keel. Wat de overige redenen betreft waarom de ' gronden worden afgestaan, gevoel ik mij verpligt even te wijzen op het navolgende: Aan de gemeente Zutphen zullen de gronden worden afgestaan onder de navolgende bepalingen: 1. dat door de gemeente Zutphen zullen worden uitgevoerd de navermelde werken tot sluiting der vesting, als: a. het veranderen der aardewerken van de contregarde voor het Molen-bolwerk; b. het maken van eene brug voor de contre-garde ; c. het maken van bekleedingsmuren of gedeelten daarvan in den doorgang der contre-garde: tot een gezamenlijk bedrag van (9000) negenduizend gulden, volgens het daarvan gemaakt bestek; 2. dat door de gemeente Zutphen zullen worden gemaakt, van de IJssel-brug naar den walgang van de regter-face van het Molen-bolwerk, een weg meteen oprid, beide minstens broed vijf (5) el, de oprid niet steiler dan van tien (10) in aanleg op een (1) in hoogte; 3. dat door de gemeente Zutphen zal worden gemaakt een oprid breed vijf (5) el, en hellende niot meer dan tien (10) in aanleg op een (1) in hoogte van het af te graven gedeelte der regtor-fuce van het Bourgonje-bolwerk, naar den walgang aan de linker-face van dat bolwerk; 4". dat op een gedeelte van de zoogenaamde wel, op de teekening met een bruine kleur aangeduid, en gemerkt E, niet gebouwd of geplant zal mogen worden; 5. dat over den nieuwen havenmond door de gemeente Zutphen eene brug zal worden gelegd, geschikt om daarover geschat te voeren: 6. dat, wanneer dit voor de belangen van de verdediging mogt worden gevorderd, op de eerste aanzegging van wege den Minister van Oorlog, de grond welke bij deze overeenkomst is overgegeven en overgenomen, ontruimd en ter beschikking van de militaire genie zal worden gesteld, zonder dat deswege eenige schadevergoeding zal kunnen worden gevorderd ; 7'. dat de op den overgegeven en overgenomen grond gelegen vestingwerken, nadat de muren daarvan door het Rijk voor afbraak zullen zijn verkocht door de gemeente Zutphen, minstens tot negen (9) el boven het A.P. zullen worden geslecht en dat die gemeente de bestaande haven, zooveel zij zal verkiezen, zal kunnen vergrooten. Wat heeft de gemeente Zutphen nu daarvoor gekregen? Eene oppervlakte van een halven a twee derde bunder, bestaande voor een gedeelte uit lagen grond langs de rivier, voor een gedeelte uit wal en voor het grootste deel uit eene breede, diepe gracht, di^ meerendeels aangeplempt is moeten worden met baggergrond uit de rivier. Op dien aangeplempten grond zijn door de gemeente aanlegplaatsen, kaden en wegen gemaakt, en een gedeelte van het terrein is beschikbaar gesteld om er huizen te bouwen. Dit is geschied, zoodat op dit oogenblik voor ongeveer 5 è. 6 ton waarde op die plek staat. Die huizen moeten echter, volgens de overeenkomst, op de eerste aanzegging van den Minister van Oorlog afgebroken worden. Dat deze grond, al heeft de gemeente er ook nog zoovele kosten aan besteed, niet veel aan haar opbrengt, zal ik niet behoeven tb betoogen. Ik geloof zelfs dat meermalen het geval zich voordoet, dat men geld toe moet geven om ondernemers te vinden, die op dien grond huizen, waaraan zoo groote behoefte bestaat, bouwen willen. Heet dat nu grond uitgeven om niet? Ik heb hier gewezen op eene overeenkomst, die mij van nabij bekend is ; maar ik geloof dat men bij het Departement van Oorlog een aantal overeenkomsten zou kunnen vinden, waarby op even bezwarende voorwaarden grond zal zijn uitgegeven, bij voorbeeld aan de gemeenten Deventer, Nijmegen, enz. Het ligt niet in mijn doel dit wets-ontworp te bestrijden. Integendeel juich ik de vrijgevige beginselen, die aan dit wets-ontwerp ten grondslag liggen, toe. Ik geloof'dat de Staat de gemeenten zooveel mogelijk moet te gemoet komen ; het welzijn van de gemeenten is toch de welvaart van do Staat. Het ligt ook niet op mijn weg om aan te dringen op het vernietigen van bestaande overeenkomsten, noch ook op het gelijk stellen van gronden bij verlaten vestingen met gronden bij nog bestaande vestingen ; maar ik heb willen aantoonen, dat gemeenten, die het voorregt hebben van ontheven te worden van den last van vesting te zijn, op vrijgeviger wijs gronden in bezit kunnen krijgen om zich uit te breiden, dan die gemeenten welke, in 't belang van het algemeen, in de om walling moeten geklemd blijven. Ik neem hieruit aanleiding om der Regering in bedenking te geven, het daarheen te willen leiden dat die gronden, die door de genie verlaten zijn en voor de verdediging niet meer noodig geacht worden, overgedragen worden aan het bestuur der domeinen, opdat de gemeenten, die vestingen zullen blijven, ook in gelijker voege op eene vrijgevige wijze in het bezit kunnen gemeenten uit te breiden. Ik zal voor het wets-ontwerp stemmen. komen van gronden, om die De heer Del prat, Minister van Oorlog: Het is voor mij moeijelijk overeenkomsten te beoordeelen, die vóór mijn optreden tot stand zijn gebragt. Ik weet echter, dat er geene overeenkomsten worden gesloten zonder gemeensehappelijk overleg met do gemeenten. Dat er op gronden die, in de nabijheid van nog niet geheel opgeheven ver-

5 Vel Eerste Kamer. 31STE ZITTING. 11 JÜNIJ Kosteloozen afstand van wegen en waterleidingen op de resthiggrovden aan Venlo. sterkte plaatsen of van bruggehoofden, worden uitgegeven, servituten moeten gelegd worden, is in het belang der defensie en kan onmogelijk voorkomen worden. Op gronden, waarover men later een vrij gezigt moet hebben, moet noodzakelijk worden gebouwd onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat die gebouwen zullen kunnen worden opgeruimd als er onverhoopt oorlog mogt uitbreken. Denkt men dut dit eene overbodige voorwaarde is en dat er geen oorlog zal komen, dan vervalt het bezwaar ook, want dan zullen die huizen big ven staan. Ik meen echter, dat in het belang der defensie niet vrijgeviger kan worden gehandold dan tot nog toe gedaan is. Ik kan geen belofte voor de toekomst geven, dan alleen deze, dat ik mijn opvolger met aandrang het verlangen zal modedeelen, dat hier geuit is, om zoo vrijgevig mogelijk te zijn in het afstaan van gronden van vroegere vestingwerken aan gemeenten. Verder kan ik mij omtrent niets verbinden. De heer Cromers: Ik ben geheel onvoorbereid en had niet gedacht een woord over deze zaak te zullen spreken, doch de Minister heeft ééne uitdrukking gebruikt die er mg' toe noopt. Ik voor mij ben nog minder dan de Minister in staat to beoordeelen of de met het gemeentebestuur van Zutphen gesloten overeenkomst al dan niet billijk is. Op my heeft de voorlezing van het geachte lid uit Gelderland den indruk gemaakt, dat de militaire autoriteit in dat geval do palen der billijkheid verre te buiton is gegaan. Evenwel mag ik er geen oordeel over uitspreken. De Minister heeft gezegd, dat de overeenkomsten niet dan na gemeenschappelyk overleg met de gemeentebesturen gesloten worden. Dit is op zich zelf onwedersprokolijk waar; er komt geen overeenkomst tot stand dan na gemeenschappelijk overleg, anders is er geen overeenkomst. Maar hij heeft verder gezegd, dat die overeenkomsten altijd billijk zijn en in de gedragslijn geen wijziging kan worden gebragt. Er zijn voorbeelden dat het Ministerie van Oorlog ik zeg niet deze Minister van Oorlog, met eerbied zij het gezegd, dwaas heeft gehandeld en nadeelige voorschriften heeft gegeven. Aan eene der poorten van de stad mijnor inwoners, die reeds lang hadden moeton verdwijnen, wenschto het gemeentebestuur voor de veiligheid een licht aan te brengen en vroeg daarvoor verlof aan' het Dopartement van Oorlog; dit werd toegestaan, doch onder voorwaarde dat een stukje hout, hetwelk van de poort moest worden weggenomen om plaats voor de lantaarn te maken, in tijd van oorlog er weder aangebragt zou worden. Dit is in mijn oog eene dwaze voorwaarde. Wat zal dat stukje hout tot de veiligheid van de vesting afdoen? Maar verder ; in het gevaarlijke jaar 1870, toen niemand ons bedreigde, hebben de militaire autoriteiten den lantaarn dadelijk weer weggenomen en het stukje hout herstold De Voorzitter: Het komt mij voor, dat de discussie meer den aard krijgt van ter gelegenheid van, dan over het ontwerp te worden gevoerd. De heer Cremers: Ik moet doen opmerken, Mijnheer de Voorzitter, dat ik die punten niet zou besproken hebben, indien de Minister van Oorlog hier de handelingen van zijn Departement niet in 't algemeen verdedigd had. Als ik feiten aanhaal, moet ik natuurlijk spreken over dezulken die onder mijn oog zijn voorgevallen. Een ander voorbeeld. In datzelfde gevaarvolle oogenblik, toen niemand ons bedreigde, werden de bruggen, die tot communicatie met buiten dienen, door palissaden afgezet, waardoor de passage werd belemmerd. Intusschen waren er twee bruggon, juist de hoofdingangen, die volgens overeenkomst van die breedte moesten zijn, dat er twee rijtuigen kunnen passeren, en waarvoor het gemeentebestuur daarom jaarlijks een subsidie van f lfto gaf. Toen ook dezo bruggen door palissaden bezet bleven, die dat gebruik verhinderden, zeide het gemeentebestuur, dat, als de palissaden niet werden weggenomen, het subsidie zou worden ingehouden, en de autoriteiten hebben, om dio f 150 te behouden, de palissaden daar dadelijk weggenomen, maar by andere bruggen, waaraan geen geldelijk belang en altijd minder gevaar verbonden was, bleven zij bestaan. Op die wijzo wordt het landsbelang, dat, gelijk de geachte spreker uit Zutphen zeide, met het gemeentebelang verbonden is, niet goed behartigd. De heer Dclprat, Minister van Oorlog s Goheel onvoorboreid wordt mij hier op een bijzonder geval gewezen, dat onder een vroeger Ministerie heeft plaats gehad. Ik kan er dus niets van zeggen, en beloften voor de toekomst kan ik niet geven, dit zou mij niet passen. Maar ik zou wel wenschen dat, als dergelijke gevallen zich voordoen, men zich dadelijk tot het Ministerie van Oorlog wendde; zoo ook dat deze zaak van beide kanten bezien wierd. De heer Cremers: Ik zou my deze opmerkingen niet veroorloofd hebben, indien de Minister van Oorlog niet gezegd had dat de overeenkomsten met het Ministerie gesloten, goed» zijn en dat het Ministerie van zijn weg niet kan afwijken. Daarop heb ik geantwoord. De heer Blussé, Minister van Finantien: Ik zal niet treden in een onderzoek van de vraag hoe gemeenten, die nog begrepen zijn in het vestingstolsel, door het Depai tement van Oorlog moeten behandeld worden. Ik heb in de andere Kamer gesproken over Zutphen, dat een geheel ander geval is dan waarmede men hier te doen heeft. In Zutphen werden gronden afgestaan om daarmede naar het burgerlijk regt te handelen, om er op te bouwen, terwijl hier gronden worden afgestaan om wegen voor de publieke dienst aan te loggen. Wilde men de breedte van de wegen verkleinen door op die terreinen huizen te bouwen, de Regering zou daartegen moeten opkomen. De aan te leggen wegen treden in de plaats van andere wogen, die op dit oogenblik door de Regering moeten onderhouden worden. Dat onderhoud neemt Venlo over. De gronden aan Venlo afgestaan, waarover die gemeente naar welgevallen zal kunnen beschikken, worden niet om niet afgestaan. Zij worden tot geldswaarde berekend en die waarde strekt in mindering van het gekapitaliseerd bedrag voor het onderhoud der wegen, waarmede de gemeente zich voortaan zal belasten. Het domeinbestuur is op dezelfde grondslagen in onderhandeling met Bergon op Zoom, Breda en Koevorden. Zoodra het Departement van Oorlog verklaard heeft dat eene gemeente niet meer behoeft te behooren tot het systeem vr.n defensie, gaan de vestingwerken over aan het domein en dan moet de norma agendi voor alle gemeenten dezelfde zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Het wets-ontwerp betreffende den kosteloozen afstand van wegen en waterleidingen op de voormalige vestinggronden te Venlo aan die gemeente, wordt met algomeene stemmen aangenomen. XIV. het WETS-ONTWERP TOT BEKRACHTIGING VAX DEN ONDERHANDSCHEN VERKOOP VAN EEN PERCEEL VESTIXGGROND TE MAASTRICHT AAN P. REGOUT ALDAAR. Dit wets-ontwerp wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. De zitting wordt voor een kwartieruurs geschorst. Na de hervatting der zitting is aan do orde de bchandeling van: XV. het WETS-ONTWERP TOT VERHOOGING VAN HOOFD- STUK VI DER STAATSBEGROOTING VAN UITGAVEN (DEPARTEMENT VAN MARINE) VOOR HET DIENSTJAAR Bijblad van de Nederlandsche Staats-Courant; I.

6 336 < ^ *. g r ^» ^ T ^ ^ ^ M 31STE ZITTING. 11 JUNIJ. Behandeling van onderteheidene welt-ontioerpen. XVI. het WETS-ONTWERP TOT WIJZIGING EN VERHOOGING VAN HOOFDSTUK VI DER STAATSBEGROOTING VOOR HET DIENST- JAAR XVII. HET WETS-ONTWERP TOT VASTSTELLING VAN UIT- GAVEN WEGENS VERSTREKKINGEN DOOR HET DEPARTEMENT VAN MARINE, DIENST Deze wets-ontwerpen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. XVIII. het WETS-ONTWERP TOT DEFINITIVE VA8TSTEL- LING VAN HOOFDSTUK VIII DER STAATSDEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR De beraadslaging wordt geopend.» D<3 "Voorzitter: Ik deel aan de Vergadering mede dat is ingekomen eene missive van den Minister van Oorlog ten geleide van eene Memorie van Beantwoording op het Eindverslag van de Commissie van Rapporteurs betreffende dit wets-ontwerp. Ik stel voor die stukken te doen drukken en ronddeelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter: Daar de behandeling van het wetsontwerp reeds nu aan de orde is, verzoek ik den heer griffier de Nota van Beantwoording voor te lezen: De nota is van den volgenden inhoud: (Zie de nota op bladz. 338 hierachter.) De hoer Cremers: Mijnheer de Voorzitter, in het Verslag komt voor, dat eenige leden van meening waren, dat het tot stand komen van eene legerorganisatie bij de wet eene wijziging van de Grondwet zou vereischen. Mijnheer de Voorzitter, ik heb daaromtrent eene andere overtuiging. Naar mijne meening is het een groot nadeel, dat wij als wetgevers ons te veel verdiepen in de details var. de Staatsdienst en bepaaldelijk in die van de zaken betreffende Oorlog en Marine, op welk gebied men veel meer moest overlaten aan degenen, die met de uitvoering belast on daarvoor verantwoordelijk zijn. Maar ik ben ook overtuigd, dat wanneer de Grondwet de vaststelling bij de wet van de legerorganisatie mogt verhinderen, het dan dringend noodzakelijk zoude zijn haar in dit opzigt ten eersten te wijzigen. Die wijziging schijnt mij evenwel geheel overbodig. Ik deel daaromtrent geheel in het gevoelen in de straks voorgelezen nota van den Minister uitgedrukt. Naar mijne meening evenwel is eene goede verdediging van het vaderland, onverschillig of zij al dan niet bij de wet geregeld is, niet mogelijk, wanneer de Grondwet niet gewijzigd wordt. Ik zeg dit in verband met het cijfer van deze begrooting. Het is nu natuurlijk het oogenblik niet om over de beste wijze van verdediging des vaderlands te spreken, maar er zijn er die ter goeder trouw meenen dat wij niet moeten bouwen op de materiele krachten voor de verdediging; dat wij in de eerste plaats verpligt zijn voor de zedelijke ontwikkeling der natie te zorgen. Mijn geloof is dat, al ware de zedelijke waarde van ons volk nog zoo hoog, deze alleen niet voldoende zou zijn om anderen van geweld tegen ons terug te houden of om ons er tegen te beschermen. Intusschen, is dit de meening der meerderheid, dan moet zij beslissen, doch dan blijf ik van meening dat het cijfer van deze begrooting veel te hoog is. Anderen houden ons voor numeriek te zwak en willen daarom van alle verdediging afzien. Ik heb eene geheel andere overtuiging. Wy hebben onlangs een feest gevierd ter herinnering aan de verlossing der Spaansche overheersching. Onze voorvaderen hebben al de vrijheden verworven die wij nu bezitten; wij zijn daardoor meester geworden van de uitvoering van onzen eigen wil. Onze voorouders hebben toen de Spaansche en Italiaansche krijgers verjaagd, en daarvoor veel gedaan en veel geleden. Het is een pand dat ons gegeven is en dat wij zoo ongeschonden mogelijk aan onze nazaten moeten overgeven, of wij Italiaansche en Spaansche krijgers, dan welgascogners uit het zuiden of Sileziers uit het oostdn tegen ons over hebben, ik wensch de vreemden buiten het land te houden. Wij ook moeten daarvoor handelen en lijden. Indien men evenwel mij antwoordt, dat wy numeriek te zwak zijn, en het beter is dat wy rustig leven en geene vergeefsche pogingen en kosten aanwenden, dan onderwerp ik ongaarne mij aan de wettige meerderheid. Mnar dan is het eerste gevolg daarvan, dat het cyfer dezer begrooting oneindig te hoog is. Zullen wy ons verdedigen? Zoo ja, dan moeten wij alle mogelijke middelen aanwenden, die ons ten dienste staan en in dat opzigt zijn wij door onze Grondwet geheel en al belemmerd. Wanneer de Grondwet zegt:» Er zal eon staand leger zyn, bij voorkeur uit vrywilligers te kiezen", dan past dit niet in onzen tijd, en is dit onmogelijk te verkrygen. Wanneer de Grondwet zegt:» dat de eerste ligting van de militie tot eerste oefening hoogstens 12 maanden onder de wapenen kan gehouden worden", en men overtuigd is, dat de soldaat die slechts 12 maanden geoefend is, een ongeoefend krijgsman blijft en de oefeningstijd dus moet worden verlengd, dan verbiedt dit de Grondwet. Wanneer wy meenen dat de diensttijd moet worden verlengd, dan verbiedt dit de Grondwet. Zij veroorlooft iets, doch alleen bij oorlog en dringende omstandigheden, wanneer het niet meer baten kan. De Grondwet hindert elk oogenblik de wetgevende magt. Zoo men de schutterijen indeelt en oefent overeenkomstig de Grondwet, bij gemeenten, dan zullen zij nooit mogen worden blootgesteld aan het vijandelijk vuur. Wij moeten zorgen voor goede verdediging, maar ook dat zij die het land verdedigen, geschikt zijn. Zij moeten niet ter slagtbaok worden gevoerd. Ik zeg niet dat do wet allen, die de wapenen kunnen dragen, moet oproepen, maar ik zeg dat de Koning en de beide Kamers der wetgevende magt allen to wapen moeten kunnen roepen, indien zij het noodig achten, zonder door de Grondwet daarin verhinderd te zijn. Een eerste pligt is dus te zorgen dat de bepalingen, die thans in de Grondwet voorkomen en een uitvloeisel zijn van oude twisten over het bestel over de militie ten tijde van de Republiek, worden uitgewischt. Het is aller belang dat alle partijen, liberalen of conservativen, zich vereenigen om dit te bereiken ; het is in het belang van het vaderland noodig. Er wordt voorgesteld 3<> millioen te besteden voor de vestingen. Ik treed niet in eene beoordeeling van het vestingstelsel, ik breng alles terug tot het cijfer dezer begrooting Waartoe baten die 30 millioen voor de vestingen, indien zij niet behoorlijk bewapend zijn; wanneer er geen voldoende levende strijdmagt aanwezig is? Zorgt in de eerste plaats daarvoor. Bedenkt wel dat hetgeen noodig is zelfs niet binnen twee, drie jaren na de vaststelling van eene daartoe strekkende wet, te verkrijgen is; daarvoor is meer tijd noodig; de ondervinding door andere natiën opgedaan heeft dit genoeg bewezen. Ik zal niet in een betoog treden over de vraag: hebben wij hetgeen wij behoeven? Ik wil de Kamer daarmede niet ophouden. Ik wil ook niet den schijn op mij laden van eene blaam te werpen op het leger, dat zijn pligt doet en zal doen, dat werken moet volgens de wetten die wij geven; doch daardoor kan het niet doen wat een goed leger moet doen. Ik wensch de middelen te hebben om het leger te versterken alleen ter verdediging van den vaderlandschen bodem; ieder denkbeeld van aanval zoute bespottelijk zijn. Het cijfer van deze begrooting, het cijfer van 30 millioen, is my in alle omstandigheden te hoog, hetzij wij alleen op onze zedelijkheid zullen vertrouwen, hetzij wy ons te zwak

7 337 l a a g H ^ ^ - i "'jy" i'* ' i m " ;.. gsaas^m Eggg-g i_x._^ 31STE ZITTING. 11 JüNIJ Definitive vaststelling van hoofdstuk VÏII der Staalsbegrooting voor het dienstjaar achten om ons te verdedigen, betzij wij daartoe detegenwoordige middelen willen aanwenden. Ik zou mij met dut cyfer kunnen vereenigen indien de Grondwet anders luidde. Ik acht mü echter verpligt bij deze gelogenheid niet tegen deze voordragt te stemmen: er is eenigzins eene stilzwijgende overeenkomst. Ik wensch echter de stom, die ik over volgende begrootingen zal uitbrengen, los te maken van mijne stem over deze begrooting. Ofschoon verscheidene leden van meening zijn dat wy hier eene credietwet behandelen, zijn anderen van oordeel dat het eene definitive wet is. Ik beschouw het als eene definitive wet. Ten slotte verlang ik nu nog kortelijk een punt aan te geven. Ik heb namelijk straks den Minister van Oorlog en ook de Kamer, ik mag welzeggen: onderhouden over eene kleinighoid die ik gezien heb, over hetgeen met de vesting te Groningen, de plaats mijner inwoning, is voorgevallen: namelijk heb ik gewezen op het bestaan van eene poort, die mijns inziens al lang had moeten verdwijnen. Hetgeen ik daarvan gezegd heb is welligt aan den Minister van Oorlog op dit oogenblik onwelgevallig geweest. Dat was niet myne bedoeling. Ik heb dikwijls en met verschillonde Ministers van Oorlog over de slooping dier vesting te Groningen gesproken, en onder hen slechts één ontmoet, die te kennen heeft gegeven, dat hij de zaak eens rijpelijk zou overwegen. Geheel deel ik in het gevoelen van den tegenwoordigen Minister dat die vesting Groningen dient te verdwijnen, en wat de redenen betreft waarom, zal ik niet in eeu breed betoog treden, omdat die naar ik geloof reeds helder zijn uiteengezet door een lid der andere Kamer, ook uit Groningen afkomstig, en aan wiens woorden weinig valt bij te voegen. Ik goloof dat de vesting moet worden opgeheven in het belang van de ingezetenen, want de wallen belemmeren niet alleen maar doen bepaald nadeel. Elke gemeente nu is een onderdeel van het Rijk, en als het onderdeel 1'jdt, lydt het geheel. Doch dit is op verre na niet de hoofdzaak. Naar mijne overtuiging, waarin ik meen dat door den Minister gedeeld wordt, is die vesting nadeelig voor het algemeen belang, want zoo lang zij bestaat, moet zij bewapend worden en garnizoen hebben. Dit zal afbreuk doen aan de algemeene verdediging des lands, en bepaaldelijk aan de verdediging der Utrechtsche linie. Al wat aan de verdediging van Groningen zou worden opgeofferd zou niet alleen nutteloos, maar zelfs schadelijk zijn voor de verdediging van het vaderland. De beraadslaging wordt gesloten. Het wets-ontwerp tot definitive vaststelling van hoofdstuk VIII der Staatsbegrooting voor 1872 (Departement van Oorlog) wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIX. de WETS-ONTWERPEN TOT NATURALISATIE VAN G. ELTZBACHER, F. VAN GIESSEN, F. J. HUISGEN, M. C. A. SEYFARTH EN G. E. PAYOT, worden zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. XX. de CONCLUSIE van het Verslag der Commissie voor de Verzoekschriften over een adres van den akademischen senaat der hoogeschool te Groningen over dispensatien. Die conclusie strekt om,» ofschoon het geven van meergemelde dispensatien der Commissie zeer bedenkelijk toeschijnt en uit de verleende dispensatien bij vernieuwing blijkt, hoe gewenscht het zij dat het hooger onderwijs bij de wet geregeld worde, de Kamer dank te doen betuigen aan den Minister voor de gegevene inlichtingen en deze voor kennisgeving te doen aannemen." De Voorzitter: Op deze conclusie is door den heer Messchert van Vollenhoven voorgesteld een amendement, strekkende om haar aldus te doen luiden:»de Kamer, het geven van meergemelde dispensatien zeer bedenkelijk achtende, en oordeelendo dat uit de verleende dispensatien bij vernieuwing blijkt, hoe gewenscht het zij dat het hooger onderwijs bij de wet geregeld worde, betuigt den Minister haren dank voor de gegeven inlichting, en neemt die voor kennisgeving aan." De heer Messchert van Vollenhoven, het wooid bebekomen hebbende tot toelichting van zijn amendement, zegt: Mijnheor de Voorzitter, ik acht het niet onmogelijk dat de Commissie voor de Verzoekschriften eenige wyziging wenscht voor te stellen in de conclusie van haar rapport, ten gevoljre, van het inmiddels voorgevallen overlijden van den betrokken Minister. Ik neem de vrijheid u, Mijnheer de Voorzitter, in overweging te geven deze vraag aan de Commissie te onderwerpen. De heer Schot, lid der Commissie voor de Verzoekschriften: Zoo als de heer.messchert van Vollenhoven te regt heeft aangemerkt, wenscht de Commissie eenige wijziging te brengen in hare conclusie. Zij verlangt die thans aldus te doen luiden: «De Commissie, ofschoon het geven van meergemelde dispensatien haar zeer bedenkelijk voorkomt en uit de verleende dispensatien bij vernieuwing blykt, hoe wenschelijk het is dat het hooger onderwijs bij de wet geregeld worde, heeft de eer voor te stellen: dat de Kamer, dank betuigende voor do bekomen inlichtingen, zal besluiten die inlichtingen voor kennisgoving aan te nemen." Hoezeer de Commissie overtuigd is dat het zeer bedenkelijk kan zijn om vele dispensatien te verleenen en dat het zeer wenschelijk is dat het hooger onderwijs bij de wet worde geregeld, meent zij toch, d-tt de gegeven inlichtingen voor kennisgeving behooren a ingenomen te worden, zonder meer. De heer Messchert van Vollenhoven: De wijziging, welke de Commissie voor de Verzoekschriften heeft voorgesteld, ia van zeer gerinjien aard en betreft alleen het betuigen van dank in liet algenuen, in plaats van dank aan den betrokken Minister. De Vergadering herinnert zich welligt, dat mijn hoofdbezwaar togen de conclusie vau het eerste rapport der Commissie daarin gelegen was, dat, wanneer die wierd aangenomen, niet zou blijken van welk gevoelen de Kamer was; men zou alleen kennen bet gevoelen der Commissie. Ik van mijne zijde achtte het van belang, dat iti eene zoo gewigtijje zaak de Kamer van haar gevoelen zou doen blijken. De Commissie stelde niet eens voor, dat de Kamer, zich vereenigende met de meening der Commissie, haar dank zou betuigen; maar de conclusie strekte alleen daartoe, dat de Kamer dank zou betuigen en voor inlichting aannemen. Ik meen tegen dat denkbeeld, waarbij de Commissie volhardt, met eenigun klem te mogen oikomen. Ik wensch dus mijn voorstel tot wijziging te handhaven, dat namelijk de Kamer, het geven van meergemelde dispensatien zeer bedenkelijk achtende en oordeelende dat uit de verleende dispensatien bij vernieuwing blijkt hoe gewenscht het zij dat het hooger onderwijs bij de wet geregeld worde, in plaats van >i betuigt den Minister haar dank" (dat is niet meer mogelijk), zegfje: > heefi de gegeven inlichting in dank ontvangen" (toen zij die ontving was zij met dank bezield)»en neemt die voor kennisgeving aan". Ik geloof vooreerst niet ix.odig te hebben, er iets meer bij te voegen De Voorzitter: Ik wensch thans te vernomen of de Commissie voor de Verzoekschriften eenige bedenking heeft tegen het voorgestelde amendement? De heer Schot, lid der Commissie voor de Verzoekschriften: Het verschil tus.schen den geachten voorsteller van het amendement en do Commissie bestaat daarin, dat hij de verklarinsr van de Kamer wil, dat zij de dispensatien bedenkelijk en de regeling van het hooger onderwijs bij de wet wenschelijk acht. Hei is niet de bedoeling van de Commissie dat. uit te drukken en daarom juist is het, dat zij zich met het vo >rgestelde amendement niet kan vereen igeu, maar alleen de verklaring van de Kamer meent

8 338 31STE ZITTING. 11 JUNIJ. Beraadslaging over eene conclusie. te moeten vragen, dat zij, dankbaar voor de bekomen inlicbtingen, die inlichtingen voor notificatie aanneemt. De heer Messchert van Vollcnhovcn: Het is de gewoonte, dat de Kamer zelf haar oordeel uitspreekt over r ieder request, dat haar wordt voorgelegd. Naar mijn inzien n is de zaak, die in het onderhavig request wordt behandeld, van zoodanig gewigt, dat het zelfs wanneer de e Kamer in gewone zaken haar gevoelen niet kenbaar pleegde e to maken, hoogst wenschelijk zou zijn, dat zij het bij deze e gelegenheid deed. Ik geloof men is dat verschuldigd niet t alleen aan den akademischen senaat van Groningen die e zich deze zaak heeft aangetrokken, maar ook aan de e groote belangen van het hooger onderwijs, en aan de e publieke opinie die zich in deze niet onbetuigd heeft gelaten, en vry algemeen èn door de dagbladpers èn door r andere schrifturen bujk heeft gegeven in het gevoelen der Commissie te deelen. En nu zou de Kamer zelve geen blijk geven van in te stemmen met hare Commissie? Daarin is iets dat mij tegen de borst stuit. De Kamer behoort mijns inziens haar gevoelen uit te spreken Het is geen bozwaar alléén tegen een bepaald Minister. De Kamer zegt in 't algemeen, dat zij soortgelijke handelingen, van wie ook gekomen of van wie in het vervolg zullende komen, afkeurt. Het gewigt der zaak eischt die verklaring. De heer Crcmers: Ik veroenig mij met het amendement: de gronden van den voorsteller zijn do mijne. Ik zal die niet herhalen. Maar ik wil op iets anders wijzen. Alles moet, mijns inziens, teruggebragt worden tot de petitie zelve. Het petitum is, vooreerst, dat de Kamer zal zorgen dat aan den staat van onzekerheid, waarin het hooger onderwijs verkeert, een einde worde gemaakt, en ten tweede dat inmiddels verdere inbreuk op de bestaande regeling voorkomen worde. De loop die de zaak genomen heeft, is bekend. De Minister van Binnenlandsche Zaken, wiens afsterven wij allen betreuren, heeft inlichtingen gegeven en eene nadere nota ingediend. Indien de Minister hier ware ik zou misschien enkele zijner beweringen hebben tegengesproken. Ik geloof dat nu eene van de twee conclusien eenvoudig moet worden aangenomen, maar ik wensch te voorkomen dat uit de aangenomen conclusie worde afgeleid dat wij in de denkbeelden, door den Minister verkondigd, deelen. Ik wil niet verklaren dat de senaat gelijk heeft wanneer hij zegt dat inbreuk gemaakt is, maar ik wensch evenmin te zeggen dat er geen inbreuk gemaakt is. De afgestorven Minister heeft gewezen op zijn gooden wil voor het onderwijs. Daarentegen is vroeger reeds opgemerkt dat de goode wil met de personen voorbijgaat, dat de wet moet bevelen, dat het ook niet aan don goeden wil van een Minister kan worden overgelaten om te handelen in strijd met de wet. Door het betreurd afsterven is dit bevestigd; wat weten wij van den opvolger? Ik wensch eenvoudig te voorkomen dat uit de aangenomen conclusie voor hem zou kunnen blijken dat alles wordt goodgekeurd wat de Minister gedaan heeft. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Messchert van Vollenhoven op de conclusie van het Verslag der Commissie voor de Verzoekschriften, strekkende om haar aldus te doen luiden : n De Kamer, het geven van meergemelde dispensatien zeer bedenkelijk achtende, en oordeelende dat uit de verleende dispensatien bij vernieuwing blijkt, hoe gewenscht het zij dat het hooger onderwijs bij de wet geregeld worde, heeft de gegeven inlichtingen in dank ontvangen en neemt die voor kennisgeving aan.", wordt het eerst in stemming gebragt en met 17 tegen 15 stemmen aangenomen. Voor hebben gestemd de heeren: van Eysinga, Hartsen, Cremers, Vos de Wael, Huydecoper van Maarsseveen, van Goltstein, de Vos van Steenwijk,.Verschoor, Schimmelpenninck van der Oije, van Aylva van Pallandt, Messchert van Vollenhoven, Rahusen, Prins, Coenen, de Dieu Fontein Verschuir van Heilo, Geertsema en de Voorzitter. Tegen hebbon gestemd de heeren: Hein, Blankonheym, do Raadt, van Vollenhoven, Viruly, Schot, Duymaer van Twist, Stork, Fransen van de Putte, van Rijckevorsel, van Swinderen, Hengst, Nobel, van Sasse van Ysselt en van Rhemen van Rhemenshuizen. Afwezig waren de heeren Michiels van Kessenich, Villers de Pité en Borsius. Ten gevolge van deze stemming is het voorstel der Commissie voor de Verzoekschriften vervallen. Aan de orde is thans de VASTSTELLING VAN DE HUIS- HODDELIJKE BEGROOTING VAN DE EERSTE KAHER DER STATEN- GENERAAL, DIENSTJAAR De Voorzitter: comité-generaal. Ik verander deze oponbare zitting in De zitting heropend zijnde wordt de vergadering tot nadere bijeenroeping gescheiden. VERBETERINGEN. In de rede van den heer Messchert van Vollenhoven, voorkomende op: bladz. 288, kol. 2, reg. 21 v. b., staat: Ie; lees:»la"; aldaar, reg. 32 v b., staat:'chauveau, Adolphe; lees:» Chauveau Adolphe"; aldaar, reg. 39 v. b., staat: de manifoste; lees:»se manifeste"; aldaar, rog. 46 v. b., staat: exagérées; lees: nexagérés"; bladz. 289, kol. 1, reg. 15 v. o., staat: eenige; lees: n eeuwige"; aldaar, reg. 3 v. o., staat: of in sterven ; lees :»en in sterven"; bladz. 310, kol. 2, reg. 20 v. b., staat: wel verhoor maar geen gevolg is verleend; lees:» wel gehoor maar geen verhoor en geen gevolg is verleend". KABINET. LIT. E io. 'SGRA VEN n A GE, den Uden Junij Hiernevens heb ik de eer II Hoogedel Gestr. te doen toekomen de Memorie ter Beantwoording van het Eiudverslag der Commissie van Rapporteurs over hot ontwerp van wet tot definitive vaststelling van het VlIIste hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar Aan den Heer Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De Minister van' Oorlog, F. A. T. DELPRAT.

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 4 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. (ET. 44.) WET van den 2$sten Juli) i85o, ter uitvoering van art, j der Grondwet. WIJ WILLEJI III, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE

Nadere informatie

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst (Tekst geldend op: 18-03-2009) Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 3 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten pagina 1 van 5 Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Rederlandschlndisde laatschappij

Rederlandschlndisde laatschappij J VAN-PE Rederlandschlndisde laatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. i:, o-i, Handel enz. JK ^f ",. 'T 4 STATUTEN VAN DE Rederlandsch-Indische Maatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. OGILVIE & Co. 1885.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap

Nadere informatie

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1.

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1. De oudste nog bewaard gebleven statuten, toen nog wetten, van de vereniging dateren van 1869. Het Gezelschap was nog eigenaar van het Musæum Medioburgense, dat om die reden ook in deze wetten wordt vermeld.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 415 Besluit van 13 juli 2002, houdende de aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur aan de Comptabiliteitswet 2001 Wij Beatrix,

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2010 GT no. 17 Landsverordening Raad van Advies 1 Hoofdstuk 1. Inrichting en samenstelling Artikel 1 1. De Raad van Advies, verder te noemen de Raad, bestaat

Nadere informatie

Reglement van Orde van het Algemeen bestuur BLINK 2016

Reglement van Orde van het Algemeen bestuur BLINK 2016 Reglement van Orde van het Algemeen bestuur BLINK 2016 Het Algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling BLINK; besluit: gelet op artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 8

Nadere informatie

Brief Syt A , Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859

Brief Syt A , Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859 Brief Syt A 1859 050-051. 0056-0057, Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859 Zeer Geachte Heer! Naar t mij voorkomt heb ik mij betreffende het corr n van den tweeden druk niet duidelijk uitgedrukt, of

Nadere informatie

Openbaar lichaam PlusTeam. Reglement van Orde van het Algemeen Bestuur

Openbaar lichaam PlusTeam. Reglement van Orde van het Algemeen Bestuur Openbaar lichaam Reglement van Orde van het Algemeen Bestuur Het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam ; Gelet op artikel 6 derde lid van de Gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam ; Gelet op

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 201 26 238 Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & Statenlaan 125. Bericht op schrijven van Meiv^gsèïieve bij het antwoord dagteekening 17. JU\XJ

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14162 Nadere regelen tot beëindiging van de afwikkeling van de oorlogs- en watersnoodschaden en van schaden in de zin van de Wet Overheidsaansprakelijkheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 871 Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 192 Wet van 17 april 1997 tot wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging

Nadere informatie

==================================================================== HOOFDSTUK I. Paragraaf 1. Inrichting. Artikel 1

==================================================================== HOOFDSTUK I. Paragraaf 1. Inrichting. Artikel 1 Intitulé : Landsverordening Raad van Advies Citeertitel: Landsverordening Raad van Advies Vindplaats : AB 1992 no. GT 3 Wijzigingen: AB 1992 no. 108 HOOFDSTUK I Paragraaf 1 Inrichting Artikel 1 De Raad

Nadere informatie

en. [32. 1-2.] Tweede Kamer, BI* i

en. [32. 1-2.] Tweede Kamer, BI* i en. [32. 1-2.] Tweede Kamer, BI* i Adres v. Holtheijer omtrent het in het openbaar verhuren van alle Staatsgebouwen die voor het krijgswezen geen nut hebben. [SS. L] MISSIVE, ingekomen in de zitting van

Nadere informatie

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, 09-07-1948 (vertaling: nl) Verdrag No. 87 betreffende de vrijheid tot

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in

Nadere informatie

Concept Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gebiedscommissies van de gemeente Rotterdam

Concept Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gebiedscommissies van de gemeente Rotterdam Concept Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gebiedscommissies van de gemeente Rotterdam Gelet op artikel 14 van de Verordening op de gebiedscommissies 2014 Artikel 1

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de doelmatige afwikkeling dan wel toepassing

Nadere informatie

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten,

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten, 2714 De Raad van Beroep voor de Directe Belastingen te Assen, Gezien het beroepschrift, ingediend door X te Z, d.d. 6 November 1925 tegen de uitspraak van den Inspecteur der directe belastingen te Y op

Nadere informatie

HOOFDSTUK XII DE PRESIDENT EERSTE AFDELING ALGEMEEN

HOOFDSTUK XII DE PRESIDENT EERSTE AFDELING ALGEMEEN HOOFDSTUK XII DE PRESIDENT EERSTE AFDELING ALGEMEEN Artikel 90 1. De President is Staatshoofd van de Republiek Suriname, Hoofd van de Regering, Voorzitter van de Staatsraad en van de Veiligheidsraad. 2.

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104 19 (1950) No. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1956 No. 104 A. TITEL Verdrag inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven, met Bijlage; Brussel,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 436 Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 542 Wet van 3 december 2009 tot wijziging van enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 872 Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 131 Wet van 12 maart 2014 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2010 GT no. 19 Landsverordening Sociaal-Economische Raad 1 Hoofdstuk 1. Instelling en taak Artikel 1 Er is een Sociaal-Economische Raad, hierna genoemd de Raad.

Nadere informatie

Voorstel van wet. Artikel I. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 komt te luiden:

Voorstel van wet. Artikel I. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 komt te luiden: Wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie betreffende de vereisten gesteld aan de beginseltoestemming, de leeftijdscriteria, de bijdrage in de kosten van het gezinsonderzoek, enige

Nadere informatie

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87)

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87) Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87) ---------------------------------------------------------------- LANDSVERORDENING

Nadere informatie

WET van 3 juni 2002, houdende instelling van het Instituut voor Bevordering van Investeringen in Suriname (Wet Investsur) (S.B no. 41).

WET van 3 juni 2002, houdende instelling van het Instituut voor Bevordering van Investeringen in Suriname (Wet Investsur) (S.B no. 41). WET van 3 juni 2002, houdende instelling van het Instituut voor Bevordering van Investeringen in Suriname (Wet Investsur) (S.B. 2002 no. 41). HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 In deze wet en daarop

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 726 fschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale

Nadere informatie

(Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen).

(Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen). ^ 1 i>l Caveant consules, ne quid detrimenti res publica capiat!" (Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen). Aan de HH. Leden van de Staten-Generaal worden hij al de vorigen nog de volgende

Nadere informatie

REGLEMENT VAN ORDE 2. Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie. Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE

REGLEMENT VAN ORDE 2. Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie. Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE REGLEMENT VAN ORDE 2 HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN... 2 artikel 1: Toepassing van dit reglement 2 artikel 2: Definitiebepalingen 2 artikel 3: Handhaving van de orde 2 artikel 4: Amendementen

Nadere informatie

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage,

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage, RAAD VAN BEROEP voor de DIRECTE BELASTINGEN te s-gravenhage. Aangeteekend per post aan partijen toegezonden 26 Mei 1937 De Secretaris van den Raad van Beroep voor de directe belastingen te s-gravenhage

Nadere informatie

Gouverneur van de Nederlandse Antillen personeel en organisatie. Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gouverneur van de Nederlandse Antillen personeel en organisatie. Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd andsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 of 8 6/29/2012 12:53 PM Zoek regelingen op overheid.nl Nederlandse Antillen Ziet u een fout in deze regelin LANDSVERORDENING van de 27ste december 1995 tot

Nadere informatie

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming anpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming VOORSTEL VN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 VERORDENING over het recht van onderzoek. (raadsbesluit van 28 november 2002) De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 14 november 2002

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 990 Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 110 Wet van 6 maart 2003 tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van

Nadere informatie

Concept (raads)voorstel tot derde wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling GGD Hollands Noorden

Concept (raads)voorstel tot derde wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling GGD Hollands Noorden Concept (raads)voorstel tot derde wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling GGD Hollands Noorden Het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente < gemeentenaam invullen > gelet

Nadere informatie

Wet van 13 mei 1927, tot opheffing van privaatrechtelijke belemmeringen

Wet van 13 mei 1927, tot opheffing van privaatrechtelijke belemmeringen Wet van 13 mei 1927, tot opheffing van privaatrechtelijke belemmeringen Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 108 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 2017/1129

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Wijziging van de bepalingen inzake beroep in de Kieswet en de Wet Europese verkiezingen NADER GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET Wij eatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS * - J!" 3^ Ö. "y&s ^ j OVER I)E DRUKKnC WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS GEVOERD MOET WOKÜEN. ö^ I>^)Oil p. L. K IJ K E. ia Overgediukt uit Je Veislagtu eu Medeileehugeü dei K.üuiiiklijke Akademie vrtii

Nadere informatie

Wettelijk kader integriteit

Wettelijk kader integriteit Wettelijk kader integriteit Afleggen eed of belofte Provinciewet Artikel 14 lid 1: Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van Provinciale Staten in de vergadering, in handen van de

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) incorrecte informatie heeft verschaft in de brochure en op de

Nadere informatie

Bijvoegsel van de Curaçaosche Courant van 28 april 1967 No CURAÇAOSCHE ATLETIEK BOND I. NAAM, ZETEL EN DUUR. Artikel 1 II.

Bijvoegsel van de Curaçaosche Courant van 28 april 1967 No CURAÇAOSCHE ATLETIEK BOND I. NAAM, ZETEL EN DUUR. Artikel 1 II. Bijvoegsel van de Curaçaosche Courant van 28 april 1967 No. 17 1967 STATUTEN van de CURAÇAOSCHE ATLETIEK BOND I. NAAM, ZETEL EN DUUR Artikel 1 1. De vereniging draagt de naam van Curaçaosche Atletiek Bond,

Nadere informatie

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag. Algemene wet bestuursrecht Titel 4.1. Beschikkingen Afdeling 4.1.1. De aanvraag Artikel 4:1 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk

Nadere informatie

AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PRIORITEIT ORDINA GROEP

AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PRIORITEIT ORDINA GROEP 1 AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PRIORITEIT ORDINA GROEP Heden, [ ] tweeduizend veertien, verscheen voor mij, mr. Marcel Dirk Pieter Anker, notaris te Amsterdam: [ ]. De comparant verklaarde dat

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 551 Wet van 27 november 2008 tot wijziging van de ekendmakingswet en enkele andere wetten in verband met de elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er in vervolg op zijn bij de Nationale ombudsman op 5 februari 2008 ingediende klacht over dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam in het

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het

Nadere informatie

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Blad 1 INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Heden, ***, verscheen voor mij, mr. **, notaris te **: **, te dezen handelend als schriftelijk

Nadere informatie

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder, Zaaknummer: 1995/155 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 21 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Trefwoorden: Auditor, inschrijving,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 418 Wet van 7 september 2006, houdende regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal,

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 726 Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale

Nadere informatie

Staatsblad April WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen.

Staatsblad April WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. Staatsblad 302. 23 April 1936. WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. Wij WILHELMINA, enz.... doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is bepalingen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

SURINAME. WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106

SURINAME. WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106 SURINAME WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106 LANDSVERORDENING van 14 juli 1962 tot regeling van de collectieve arbeidsovereenkomst. IN NAAM DER KONINGIN!

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 384 Wet van 18 juni 2009 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : Landsverordening grensregeling Citeertitel: Landsverordening grensregeling Vindplaats : AB 1990 no. GT 23 Wijzigingen: Geen Artikel 1 1. Grensregeling wordt onderscheiden in: a. de geïsoleerde

Nadere informatie

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten Consultatieversie Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en het nieuwe nadeelcompensatierecht VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 229 Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden

Nadere informatie

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof Leeswijzer: De officiële wettekst is nog niet beschikbaar. Onderstaande wettekst is op basis van de kamerstukken samengesteld.

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte B MEMORIE VAN ANTWOORD

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 277 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting en wijzigingen van

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : Landsbesluit van 11 juli 1989 no. 14, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Enquêteverordening. Citeertitel: Enquêteverordening

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

- 1 - STICHTING CONTINUÏTEIT ING

- 1 - STICHTING CONTINUÏTEIT ING - 1 - STATUTEN VAN STICHTING CONTINUÏTEIT ING PHK/6008125/10252500.dlt met zetel te Amsterdam, zoals deze luiden na een akte van statutenwijziging verleden op 26 januari 2011 voor een waarnemer van mr.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 29 497 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de toegang

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257 Rapport Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257 2 Klacht Op 3 november 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer O. te 's-hertogenbosch, met een klacht over een gedraging van

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2012-2013 33 691 Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele

Nadere informatie

INBRENG IN de naamloze vennootschap: N.V. UNIVÉ HET ZUIDEN SCHADEVERZEKERINGEN, gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

INBRENG IN de naamloze vennootschap: N.V. UNIVÉ HET ZUIDEN SCHADEVERZEKERINGEN, gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Blad 1 INBRENG IN de naamloze vennootschap: N.V. UNIVÉ HET ZUIDEN SCHADEVERZEKERINGEN, gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Heden, ***, verscheen voor mij, mr. **, notaris te **: **, te dezen handelend

Nadere informatie

Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7. ,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!.

Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7. ,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!. Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!. L. S. Het is velen in Holland wellicht bekend, hoe ik, eerst onlangs uit Zuid-Afrika teruggekeerd, den langen en b'!ngen

Nadere informatie

27 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN DOOR DE COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BEZWAARSCHRIFTEN PERSONELE AANGELEGENHEDEN

27 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN DOOR DE COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BEZWAARSCHRIFTEN PERSONELE AANGELEGENHEDEN 27 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN DOOR DE COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BEZWAARSCHRIFTEN PERSONELE AANGELEGENHEDEN Inhoudsopgave Onderwerp Artikel * Inleidende bepaling 27:1:1 * Begripsomschrijvingen 27:1:2

Nadere informatie

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen.

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen. Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen. Beklaagde heeft eerst voor klagers vader en later voor klager zelf het beheer over

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 424 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet privatisering ABP, de Werkloosheidswet en de Ziektewet in verband met

Nadere informatie

WET van 3 maart 2004, houdende instelling van de Sociaal Economische Raad (Wet Sociaal Economische Raad) (S.B no. 41).

WET van 3 maart 2004, houdende instelling van de Sociaal Economische Raad (Wet Sociaal Economische Raad) (S.B no. 41). WET van 3 maart 2004, houdende instelling van de Sociaal Economische Raad (Wet Sociaal Economische Raad) (S.B. 2004 no. 41). BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt

Nadere informatie

VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. Vil Û\JO%) W mt van den \2den December 1892, op het Nederlanderschap en het ingezetenschap.

VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. Vil Û\JO%) W mt van den \2den December 1892, op het Nederlanderschap en het ingezetenschap. f STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. Vil Û\JO%) W mt van den \2den December 1892, op het Nederlanderschap en het ingezetenschap. IN NAAM VAN HARE MAJESTEIT WILHELMINA., BIJ DE GRATIE GODS,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 017 Wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten

Nadere informatie

Reglement van orde GS. Regeling. Artikel 1. Tijd van vergaderen. Artikel 2. Taak van de voorzitter; vervanging.

Reglement van orde GS. Regeling. Artikel 1. Tijd van vergaderen. Artikel 2. Taak van de voorzitter; vervanging. Reglement van orde GS Regeling Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 februari 2003 (Reglement van orde voor de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht 2003) Artikel 1. Tijd van vergaderen.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 059 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende

Nadere informatie

ARTIKELEN 1 T/M 14 VAN DE STATUTEN

ARTIKELEN 1 T/M 14 VAN DE STATUTEN ARTIKELEN 1 T/M 14 VAN DE STATUTEN NAAM EN ZETEL Artikel 1 De stichting is genaamd: Stichting Vriendenkring Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum, en is gevestigd in de gemeente: Schoonhoven. DUUR

Nadere informatie

STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE

STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE STATUTEN VAN VOLLEYBALVERENIGING VIOS EEFDE NAAM EN ZETEL Artikel 1 De vereniging draagt de naam: Volleybalvereniging VIOS Eefde en is gevestigd in de gemeente Gorssel. DOEL Artikel 2 2.1 De vereniging

Nadere informatie

Naam en Zetel. Artikel 1. Fonds Stimulans. Stichting voor onderzoek naar Multipel Myeloom en de ziekte van Waldenström. Veenendaal Doel. Artikel 2.

Naam en Zetel. Artikel 1. Fonds Stimulans. Stichting voor onderzoek naar Multipel Myeloom en de ziekte van Waldenström. Veenendaal Doel. Artikel 2. blad 1 Naam en Zetel. Artikel 1. 1. De stichting draagt de naam: Fonds Stimulans. Stichting voor onderzoek naar Multipel Myeloom en de ziekte van Waldenström. 2. Zij is gevestigd te Veenendaal. Doel. Artikel

Nadere informatie