Zitting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zitting 1964-1965-7980"

Transcriptie

1 Zitting Nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en van hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet) KONINKLIJKE BOODSCHAP Nr. 1 ONTWERP VAN WET Nr. 2 Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een ontwerp van Wet (en bijlage), houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en van hun nabestaanden (A1- gemene burgerlijke pensioenwet). De toelichtende memorie, die het Wetsontwerp vergezelt, bevat de gronden waarop het rust. En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming. Soestdijk, 26 februari JULIANA. WU JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDER- LANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling van de pensioenen van hen, die in burgerlijke openbare dienst werkzaam zijn en van daarmede gelijk te stellen personen benevens van hun nabestaanden te herzien en in verband daarmede nogmaals gelegenheid te geven nietingekochte diensttijd en tijd op wachtgeld doorgebracht voor pensioen in te kopen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: TITEL I ALGEMEEN GEDEELTE HOOFDSTUK A 1. Algemene bepalingen Begripsomschrijvingen Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal Artikel A 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken; b. Raad van toezicht en raad: de Raad van toezicht bedoeld in artikel L 2; c. directie: de directie van het fonds bedoeld in artikel L 1; d. lichaam: een publiekrechtelijk of privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in de artikelen B 1, B 2 en B 3; e. orgaan: ieder gezag of bestuur dat voor een lichaam deze wet uitvoert; ƒ. fonds: het Algemeen burgerlijk pensioenfonds bedoeld in artikel L 1; g. gewezen ambtenaar: hij die uit hoofde van een ontslag uitzicht heeft op pensioen ten laste van het fonds; h. gepensioneerd ambtenaar: hij die uit hoofde van een ontslag recht heeft op pensioen ten laste van het fonds; i. jaar: kalenderjaar, tenzij uit de desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt; ƒ. wachtgeld: elke periodieke uitkering door een orgaan toegekend uit hoofde van onvrijwillige werkloosheid; k. Pensioenwet 1922: de Pensioenwet 1922 (Stb. 240); l. Spoorwegpensioenwet: de Pensioenwet voor de Spoorwegambtcnaren 1925 (Stb. 294) en de wet die daarvoor in de plaats treedt (8 vel)

2 2 Pensioen en aanvulling Artikel A2 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder pensioen verstaan elk pensioen dat is toegekend krachtens deze wet of krachtens artikel T 3 geacht wordt krachtens deze wet te zijn toegekend, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt. 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder pensioen tevens begrepen de aanvulling van het pensioen bedoeld in hoofdstuk F, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt. Uitkeringen ineens en herplaatsingstoelage Artikel A 3 Titel III is van overeenkomstige toepassing op de herplaatsingstoclage bedoeld in artikel K 6. Op de uitkeringen bedoeld in de artikelen N 3, Q 6 en R 4 zijn de overige bepalingen van titel III van overeenkomstige toepassing. Gelijkstelling met wachtgeld Artikel A 4 Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur uitkeringen aan te wijzen, die voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met wachtgeld. Weduwnaarspensioen Artikel A 5 1. De bepalingen van deze wet voor het weduwenpensioen zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op het weduwnaarspensioen. 2. Indien er recht ontstaat op weduwnaarspensioen wordt voor de toepassing van artikel H 7, onder a, voor moeder onderscheidenlijk vader, gelezen vader onderscheidenlijk moeder. Bijzonder weduwenpensioen Artikel A 6 De bepalingen van deze wet voor het weduwenpensioen zijn van overeenkomstige toepassing op het bijzonder weduwenpensioen, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt. Tijdelijk pensioen Artikel A 7 De bepalingen van deze wet voor het weduwen- en wezenpensioen en het bijzonder weduwenpensioen zijn van overeenkomstige toepassing op het tijdelijk pensioen, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt. 2. Aanpassing pensioenen aan algemene bezoldigingswijzigingen Artikel A 8 Tndien Wij in de bezoldiging van het Rijkspersoneel met ingang van de dag van de inwerkingtreding van deze wet of een latere dag een wijziging aanbrengen en bepalen in hoever deze wijziging een algemeen karakter draagt, stellen Wij bij algemene maatregel van bestuur regelen, krachtens welke de pensioenen in overeenkomstige mate worden aangepast aan die bczoldigingswijziging voor zover deze dat algemeen karakter heeft. TITEL II DE AMBTENAREN EN HET RECHT OP PENSIOEN HOOFDSTUK B Ambtcnaarschap Overheidspersoneel Artikel B 1 1. Ambtenaar in de zin van deze wet is hij die door of vanwege een orgaan van een publiekrechtelijk lichaam is aangesteld of in dienst is genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en die deswege bezoldigd of beloond wordt rechtstreeks ten laste van een publiekrechtelijk lichaam. 2. Niet zijn ambtenaar: a. ministers, staatssecretarissen, leden van Gedeputeerde Staten en wethouders; b. voorzitters en leden van besturen van waterschappen, veenschappen en veenpolders; c. voorzitters en leden van besturen van andere publiekrechtelijke lichamen dan onder b genoemd, indien hun ambt overwegend een vertegenwoordigend karakter draagt; d. de gouverneurs van Suriname en van de Nederlandse Antillen; e. personen in militaire betrekkingen en zij die zijn aangesteld in burgerlijke openbare dienst om als geestelijk verzorger in de krijgsmacht werkzaam te zijn; ƒ. personen in dienst van de openbare lichamen voor beroep en bedrijf bedoeld in de artikelen 159 tot en met 161 van de Grondwet; g. personen in dienst van het Staatsmijnbedrijf in Limburg; /;. personen in dienst van de Nederlandse Centrale Organisatievoor toegepast-natuurwctenschappelijk onderzoek (T.N.O.) en van de bijzondere organisaties voor toegepast-natuurwetenschappeliik onderzoek als bedoeld in artikel 14 van de wet van 30 oktober 1930, (Stb. 416). Personeel bijzonder onderwijs Artikel B 2 Ambtenaar in de zin van deze wet is voorts hij die in dienst is van een privaatrechtelijk lichaam dat zich het geven van onderwijs aan instellingen als bedoeld in dit artikel ten doel stelt, bezoldigd of beloond wordt rechtstreeks ten laste van dat lichaam en uit dien hoofde werkzaam is aan: a. een Nederlandse bijzondere instelling van wetenschappclijk onderwijs, een school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs, voor zover de personeelskosten hiervan voor tenminste 51 % door de overheid worden vergoed ingevolge een regeling houdende voorwaarden voor bekostiging, toegepast of tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van Onze Minister tot wiens departement de instelling behoort; b. een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs, die ingevolge wettelijke bepaling door Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zijn aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's of getuigschriften uit te reiken als die uitgereikt worden door overeenkomstige door de overheid bekostigde instellingen; c. een Nederlandse school voor bijzonder lager of bijzonder buitengewoon lager onderwijs anders dan bedoeld onder a, waarvan het leerplan, wat de vakken en het aantal lesuren betreft, voldoet aan het daaromtrent in de Lager-onderwijswet 1920 bepaalde.

3 3 Personeel naamloze vennootschappen, verenigingen en stichtingen Artikel B3 1. Mede is ambtenaar in de zin van deze wet hij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een privaatrechtelijk lichaam dat Wij, op grond van doelstelling en financiële verhouding tot een of meer publiekrechtelijke!ichamen, hebben aangewezen als lichaam welks personeel geheel of ten dele ambtenaar in de zin van deze wet is. 2. Aan een aanwijzing kunnen Wij voorwaarden verbinden. Artikel B4 1. Wij kunnen bij of na een aanwijzing als bedoeld in artikel B 3, ten aanzien van bepaalde personen of groepen van personen bij een aangewezen lichaam werkzaam bepalen, dat genoemd artikel op hen niet van toepassing is, indien Wij van oordeel zijn dat hun arbeid redelijkerwijs niet geacht kan worden te strekken tot verwezenlijking van het doel met het oog waarop het lichaam bijdragen uit de openbare kas ontvangt. 2. Wij behouden Ons voor een aanwijzing in te trekken indien het lichaam niet meer voldoet aan een of meer der gestelde voorwaarden, zijn doelstelling wijzigt of indien de financiële verhouding van het lichaam tot de overheid verandert. 3. Ingeval van toepassing van het eerste of van het tweede lid gaat het verlies van het ambtenaarschap in de zin van deze wet in met de dag waarop Wij dit bepalen. Artikel B 5 De directie neemt jaarlijks in haar verslag bedoeld in artikel Lil de gegevens op, die op de toepassing van de artikelen B 3 en B 4 betrekking hebben en voor belanghebbenden van betekenis zijn. Ambtenaarschap wachtgelders Artikel B 6 1. Hij die uit hoofde van ontslag uit een dienstverhouding waarin hij ambtenaar is recht op wachtgeld verkrijgt, blijft ambtenaar zolang dat recht duurt. 2. Op de ambtenaar bedoeld in het vorige lid zijn de bepalingen van deze wet waarin gesproken wordt van ambtenaar van toepassing, tenzij daaruit het tegendeel blijkt. Uitgezonderd personeel Artikel B 7 Wij behouden Ons voor te bepalen dat bepaalde personen of groepen van personen, a. bedoeld in de artikelen B 1, B 2 en B 3, geen ambtenaar zijn uit hoofde van hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard dan wel geringe omvang van hun werkzaamhcden; b. bedoeld in artikel B 1, tweede lid, onder b en c, ambtenaar zijn uit hoofde van de omvang van hun werkzaamheden. Artikel B8 Alvorens een besluit als bedoeld in de artikelen B 3, B 4 en B 7 te nemen horen Wij de Raad van toezicht. Personeel niet in vaste dienst: zes maanden drempeltijd Artikel B9 1. In afwijking van de artikelen B 1, B 2 en B 3 wordt hij die niet in vaste dienst is tewerkgesteld ambtenaar, op het tijdstip waarop hij onafgebroken zes maanden bij hetzelfde lichaam in dienst is geweest (drempeltijd). 2. Voor personen bedoeld in het vorige lid die in dienst zijn van een lichaam als bedoeld in de artikelen B 1 en B 2 en werkzaam zijn aan een openbare of bijzondere instelling van onderwijs overeenkomende met onderscheidenlijk gelijk aan die bedoeld in artikel B 2, geldt voor de toepassing van het vorige lid dat: a. de lichamen bedoeld in de aanhef als één lichaam worden beschouwd; b. onderbrekingen in de dienstverhouding van twee maanden of korter voor de berekening van de drempeltijd niet als onderbreking worden aangemerkt. 3. In afwijking van het eerste lid wordt de belanghebbende onmiddellijk ambtenaar indien de dienstverhouding aanvangt: a. terwijl hij in een andere betrekking reeds ambtenaar is; b. ten hoogste twee maanden nadat hij de hoedanigheid van ambtenaar heeft verloren, tenzij dit is geschied op grond van artikel Bil, eerste lid; c. ten hoogste twee maanden nadat hij aan de drempeltijdeis van het eerste lid heeft voldaan; d. terwijl hij recht heeft op wachtgeld. Administratie van het ambtenaarschap; intree- en uittreeberichten Artikel B Deze wet beschouwt elke dienstverhouding van de ambtenaar als een afzonderlijk geheel tenzij uit de bepalingen van deze wet het tegendeel blijkt. 2. Hij die ambtenaar wordt ontvangt van het orgaan voor iedere dienstverhouding waarin hij deze hoedanigheid verkrijgt een geschrift waaruit dit blijkt, intreebericht genaamd. 3. Het orgaan zendt onmiddellijk een afschrift van het intreebericht aan de directie. 4. Bij het eindigen van het ambtenaarschap zijn het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing. Het dan verstrekte geschrift is het uittreebericht. 5. Ook met betrekking tot andere geschriften dan de intreeen uittreeberichten, waarvan de kennisneming voor de directie van belang kan zijn voor de toepassing van dit hoofdstuk, kan de directie bepalen dat haar daarvan afschrift wordt toegezonden. 6. De directie geeft voorschriften omtrent de uitvoering van dit artikel en kan daarbij een bepaald orgaan van een lichaam aanwijzen dat met de uitvoering van dit artikel voor dat lichaam is belast. Deze voorschriften behoeven de goedkeuring van de Raad van toezicht. Artikel B De directie houdt toezicht op de verstrekking van de intree- en uittreeberichten en kan ambtshalve zodanig bericht vaststellen, wijzigen of intrekken; van haar beslissingen hieromtrent stelt de directie het desbetreffende orgaan en de betrokkene schriftelijk in kennis. 2. De bevoegdheid van de directie ambtshalve een intreebcricht te wijzigen of in te trekken kan slechts worden uitgeoefend binnen drie maanden na de dag waarop de directie het afschrift van het intreebericht heeft ontvangen. Indien de directie binnen evengenoemde termijn aan het orgaan en aan de betrokkene schriftelijk mededeelt nog niet te kunnen beoordelen of het intreebericht op de wet is gegrond, wordt deze termijn tot een jaar verlengd. Zodra de directie na de evenbedoelde mededeling een beslissing heeft genomen stelt zij het orgaan en de betrokkene hiervan schriftelijk in kennis. 3. Het ambtenaarschap van degene aan wie naar het oordeel van de directie geen of nog geen intreebericht had mogen

4 worden verstrekt, eindigt eerst met de dag volgende op die waarop de directie haar beslissing heeft verzonden aan het desbetreffend orgaan en aan betrokkene. Artikel B 12 Indien een ambtenaar in gemeenschappelijke dienstverhouding staat tot twee of meer lichamen wordt hij voor de uitvoering van deze wet geacht ambtenaar te zijn bij een van die lichamen. Laatstbedoeld lichaam wordt door de directie aangewezen na overleg met de ter zake betrokken organen. HOOFDSTUK C Bijdrage en verhaal Ambtelijk inkomen Artikel C 1 1. Ambtelijk inkomen in de zin van deze wet omvat alle inkomsten in geld die een ambtenaar ter zake van zijn dienstverhouding ontvangt met uitzondering van: a. het aandeel van de lichamen in de lasten, strekkende tot het vestigen van aanspraken van de ambtenaar op uitkeringen krachtens door of vanwege de overheid vastgestelde sociale regelingen, daaronder begrepen pensioenregelingen; b. het bedrag dat in die inkomsten geacht moet worden te zijn begrepen ter compensatie van de premie, die ter zake van die inkomsten wordt geheven ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet; c. die, welke strekken tot vergoeding van onkosten die aan de dienstverhouding zijn verbonden; d. vacatie- en presentiegelden; e. kindertoelagen; ƒ. gratificaties; g. vergoedingen voor studiekosten; /;. uitkeringen bij bijzondere gelegenheden of bijzondere omstandigheden die betrekking hebben op de ambtenaar of zijn gezin; i. de uitkering krachtens of overeenkomstig de Interimregeling ziektekosten Rijksambtenaren. 2. Gedurende de tijd waarin een ambtenaar door verlof, ziekte, militaire dienst of andere hem persoonlijk betreffende omstandigheden niet of niet volledig in het genot is van zijn inkomsten wordt onder ambtelijk inkomen verstaan het ambtelijk inkomen dat voor hem zou hebben gegolden indien genoemde omstandigheden zich niet hadden voorgedaan, met dien verstande dat inkomsten uit overwerk gedurende de vorenbedoelde tijd niet tot het ambtelijk inkomen worden gerekend indien deze niet worden ontvangen. Bijdragegrondslag Artikel C2 1. Elk ambtelijk inkomen dat een ambtenaar in een jaar heeft ontvangen of geacht wordt te hebben ontvangen vormt een bijdragegrondslag over dat jaar. De voorgaande volzin geldt niet voor hem die ambtenaar is op grond van artikel B Ieder orgaan stelt jaarlijks de bijdragegrondslag vast met betrekking tot elke dienstverhouding die in het voorafgaande jaar tot het lichaam bestond. Het aldus verkregen bedrag wordt naar boven in guldens afgerond. 3. De directie houdt toezicht op de vaststelling van de bijdragegrond>iagen. Zij ontvangt daartoe van ieder orgaan vóór 1 april van elk jaar een naamsgewijze opgave, ingericht volgens een door die directie vastgesteld voorbeeld. 4. De directie kan ambtshalve een bijdragegrondslag vaststcilen, wijzigen of intrekken. De directie stelt het orgaan hiervan zo spoedig mogelijk in kennis. Pensioenbijdrage Artikel C 3 1. Ieder lichaam is jaarlijks een pensioenbijdrage aan het fonds verschuldigd. 2. De pensioenbijdrage bedraagt elk jaar 24 percent van de som der bijdragegrondslagen over dat jaar. 3. Indien een actuariële balans als bedoeld in artikel L 15 daartoe aanleiding geeft, wordt het percentage van de pensioenbijdrage bij de wet gewijzigd met ingang van een daarbij te bepalen datum, die niet mag voorafgaan aan de balansdatum. 4. Indien in een of meer der grondslagen voor de vaststelling van het percentage van de verschuldigde pensioenbijdrage een zodanige verandering plaatsvindt dat te verwachten is, dat op grond van de eerstvolgende actuariële balans dit percentage een belangrijke wijziging zal ondergaan, wordt het percentage bij de wet voorlopig gewijzigd. Deze voorlopige wijziging gaat in met een daarbij te bepalen datum en geldt tot de datum waarop de ecrstbedoeldc wijziging zal kunnen ingaan. Zij komt overeen met hetgeen in verband met de bovengenoemde verandering der grondslagen nodig wordt geacht. Betaling pensioenbijdrage Artikel C4 1. Ieder orgaan betaalt elk jaar voor 1 juli de pensioenbijdrage over het voorafgaande jaar aan het fonds onder aftrek van de voorschotten bedoeld in het volgende lid. 2. Op de pensioenbijdrage betaalt het orgaan voor de tiende dag van iedere maand een voorschot dat gelijk is aan 24 percent van de som van het ambtelijk inkomen over de voorafgaande maand van de ambtenaren in dienst van het betrokken lichaam. De directie is bevoegd ter zake van de voorschotbetaling voor bepaalde organen of groepen van organen een afwijkende regeling te treffen. 3. Wij behouden Ons voor regelen te stellen volgens welke het lichaam aan het fonds en het fonds aan het lichaam rente verschuldigd is over bedragen die, beoordeeld naar de tijdstippen bedoeld in de vorige leden, te laat, onderscheidenlijk te vroeg of te veel zijn voldaan. Betaling drempeltijdbijdrage Artikel C 5 1. Indien het ambtenaarschap is verkregen door het verstrijken van de drempeltijd of door aanstelling in vaste dienst gedurende de drempeltijd bij hetzelfde lichaam als dat waarbij die tijd is doorgebracht, is het lichaam tot hetwelk betrokkene laatstelijk in dienstverhouding stond daarover een afzonderlijke bijdrage aan het fonds verschuldigd (drempeltijdbijdrage). 2. Het orgaan stelt deze bijdrage vast op een bedrag gelijk aan hetgeen volgens artikel C 4, tweede lid, aan maandelijks voorschot op de pensioenbijdrage is verschuldigd over het ambtelijk inkomen van betrokkene over de eerste volle maand van zijn ambtcnaarschap, vermenigvuldigd met het aantal maanden dat de drempeltijd heeft geduurd. Het orgaan stelt betrokkene hiervan in kennis. 3. De directie houdt toezicht op de vaststelling van deze bijdrage. De directie kan deze bijdrage ambtshalve vaststellen, wijzigen of verklaren dat een bijdrage niet verschuldigd is; zij stelt het orgaan en de betrokkene van de desbetreffende beslissing zo spoedig mogelijk in kennis. 4. Het orgaan betaalt de drempeltijdbijdrage aan het fonds binnen drie maanden nadat het ambtenaarschap is verkregen. 5. Artikel C 4, derde lid, is op de drempeltijdbijdrage van overeenkomstige toepassing.

5 5 Betaling wachtgeldtijdbijdrage Artikel C6 1. Ieder lichaam is jaarlijks een bijdrage aan het fonds verschuldigd voor hem die ten laste van het lichaam dat jaar recht heeft op wachtgeld (wachtgeldtijdbijdrage). 2. De wachtgeldtijdbijdrage wordt geheven over de bijdragegrondslag; als zodanig geldt het ambtelijk inkomen waarnaar het wachtgeld is berekend. 3. Deze bijdrage beloopt de helft of een vierde van het in artikel C 3, tweede lid, genoemde percentage van de bijdragegrondslag, al naar gelang de met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd voor de helft dan wel voor een vierde gedeelte als diensttijd medetelt. Voor zover de met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd reeds uit anderen hoofde als diensttijd medetelt beloopt de bijdrage het in artikel C 3, tweede lid, genoemde percentage van de bijdragegrondslag. Voor de vaststelling van de wachtgeldtijdbijdrage wordt de bijdragegrondslag verminderd met het ambtelijk inkomen dat voortvloeit uit werkzaamheden aanvaard in verband met de plaatsing op wachtgeld. 4. Het orgaan zendt jaarlijks voor 1 april aan de directie een naamsgewijze opgave van de krachtens dit artikel over het voorafgaande jaar verschuldigde wachtgeldtijdbijdrage en stelt de betrokkenen hiervan, ieder voor zover hem betreft, in kennis. 5. Ieder orgaan betaalt elk jaar voor 1 juli de wachtgeldtijdbijdrage over het voorafgaande jaar aan het fonds voor hem die in laatstbedoeld jaar recht had op wachtgeld, onder aftrek van de betaalde voorschotten. 6. Artikel C 4, tweede en derde lid, en artikel C 5, derde lid, zijn op de wachtgeldtijdbijdrage van overeenkomstige toepassing. Bijdrageverhaal op ambtenaar Artikel C7 1. Het orgaan houdt op het ambtelijk inkomen een bedrag in als verhaal van de aan het fonds te betalen pensioenbijdrage. 2. Het verhaal bedraagt 7,9 percent van het ambtelijk inkomen. 3. Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur gevallen aan te wijzen waarin reservering wegens toekomstig verhaal, verhaal van de gehele bijdrage, gedeeltelijk of geen verhaal zal plaatsvinden en daaromtrent regelen te stellen. Bij deze maatregel kunnen tevens regelen worden gesteld omtrent verhaal van de bijdrage op de ambtenaar die geen inkomsten als zodanig geniet. 4. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de drempeltijdbijdrage en de wachtgeldtijdbijdrage met dien verstande dat ten aanzien van de wachtgeldtijdbijdrage: a. het verhaal wordt berekend over het ambtelijk inkomen waarnaar het wachtgeld is berekend, zo nodig verminderd overeenkomstig artikel C 6, derde lid, laatste volzin; b. het verhaal lager is dan overeenkomstig het tweede lid naarmate het percentage van de wachtgeldtijdbijdrage lager is dan dat van de pensioenbijdrage. Uitvoeringsvoorschriften Artikel C8 De directie kan voorschriften geven voor de uitvoering van dit hoofdstuk. Deze voorschriften behoeven de goedkeuring van de Raad van toezicht. HOOFDSTUK D Diensttijd In aanmerking komende diensttijd Artikel D 1 Als diensttijd komt in aanmerking de tijd na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet: a. doorgebracht als ambtenaar; b. die bij de regeling van pensioenen in de zin van de Algemene militaire pensioenwet als voor pensioen geldige diensttijd in aanmerking komt, met uitzondering van tijd niet in werkelijke dienst doorgebracht door het reserve-personeel der krijgsmacht; c. doorgebracht als deelgenoot in de zin van de Spoorwegpensioenwet; d. die voor pensioen geldig is krachtens de desbetreffende overheidspensioenregeling van Suriname en de Nederlandse Antillen; e. doorgebracht in kerkelijke betrekkingen, voor zover aan het bekleden daarvan uitzicht op een pensioen als bedoeld in artikel 185 van de Grondwet is verbonden, met dien verstande dat de diensttijd bedoeld onder b tot en met e medetelt met inachtneming van dezelfde beperkingen waaraan deze voor de belanghebbende is gebonden bij de toepassing van de desbetreffende regelingen. Voorwaarden ten aanzien van tijd niet als ambtenaar doorgebracht Artikel D2 Tijd bedoeld in artikel D 1, onder b tot en met e. komt alleen in aanmerking als diensttijd, indien belanghebbende dit schriftelijk aan de directie heeft verzocht bij zijn aanvraag om toekenning van pensioen en: a. indien deze tijd voorafgaat aan tijd die krachtens het ambtenaarschap in de zin van deze wet als diensttijd in aanmerking komt, en b. voor zover deze tijd niet samenloopt met de onder a laatstelijk bedoelde tijd, en met inachtneming van artikel F 1, derde lid. Wachtgeldtijd Artikel D3 1. De tijd na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet doorgebracht met recht op wachtgeld telt slechts mede als diensttijd als ambtenaar op de voet van het volgende lid. 2. Tijd als bedoeld in het vorige lid telt mede: a. voor de helft, indien de som van leeftijd en diensttijd van de ambtenaar ten tijde van het ontslag ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend, 60 jaren of meer bedraagt; b. voor een vierde gedeelte, indien de onder a bedoelde som minder bedraagt dan 60 jaren. 3. Op de berekening van de diensttijd bedoeld in het vorige lid vindt artikel D 4 geen toepassing en is artikel F 3 van overeenkomstige toepassing. Dubbeltelling Artikel D4 Van de diensttijd die krachtens artikel D 1 in aanmerking komt telt dubbel mede de tijd: a. doorgebracht binnen de keerkringen of in andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gebieden; b. ten aanzien waarvan dit door Ons op grond van artikel D 4 van de Algemene militaire pensioenwet voor de toepassing van die wet is bepaald.

6 Drempeltijd Artikel D5 1. Drcmpeltijd die tot een ambtenaarschap heeft geleid komt in aanmerking als diensttijd. 2. Indien de drempeltijd slechts voor een gedeelte is vervuld als gevolg van eerdere aanstelling in vaste dienst bij hetzelfde lichaam als dat waarbij de drempeltijd is doorgebracht, is het vorige lid van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK E Het recht op anibtcnarenpensioen Recht op pensioen Artikel E 1 1. De ambtenaar heeft na zijn ontslag recht op pensioen mdien hij op het tijdstip van ingang van het ontslag: a. hetzij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt (ouderdomspensioen); b. hetzij uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is zijn betrekking te vervullen (invaliditeitspensioen). 2. Mede heeft recht op invaliditeitspensioen degene die binnen een maand na zijn ontslag als ambtenaar, uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is de betrekking te vervullen waaruit hij als ambtenaar is ontslagen. De voorgaande volzin geldt mede voor hem die is ontslagen uit een betrekking waarin hij, afgezien van dat ontslag, krachtens artikel B 9 binnen zes maanden ambtenaar zou zijn geworden. 3. Voor hem die alleen ambtenaar is krachtens artikel B 6 ontstaat het recht op invaliditeitspensioen op het tijdstip waarop hij voldoet aan de voorwaarde vervat in het eerste lid, onder b, ten aanzien van de betrekking waaruit hij met recht op wachtgeld is ontslagen. 4. Het recht op invaliditeitspensioen en de vaststelling van een aanvulling van het invaliditeitspensioen als bedoeld in artikel F 9, zijn afhankelijk van een beslissing van de directie na een geneeskundig onderzoek als voorzien in hoofdstuk P. Geneeskundig onderzoek vóór ontslag Artikel E 2 Op verzoek van de ambtenaar of van het gezag dat tot het verlenen van ontslag bevoegd is, laat de directie reeds vóór een ontslag is verleend het geneeskundig onderzoek dat is geregeld in hoofdstuk P instellen en neemt dienaangaande een beslissing. Deze beslissing heeft geen rechtsgevolg meer, indien het ontslag niet is ingegaan binnen een jaar na de dag waarop de beslissing kracht van gewijsde heeft gekregen. Uitzicht op ouderdomspensioen Artikel E 3 1. De ambtenaar die op het tijdstip van ingang van zijn ontslag aan geen van de in artikel E 1, eerste lid, gestelde voorwaarden voldoet, verkrijgt uitzicht op ouderdomspensioen bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Dit uitzicht ontstaat niet indien hij in een andere dienstverhouding ambtenaar blijft. Het uitzicht vervalt indien hij weer ambtenaar wordt. 2. Het uitzicht op ouderdomspensioen gaat bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar over in het recht op ouderdomspensioen. Artikel E 4 Verlies van het ambtenaarschap anders dan door ontslag staat voor de toepassing van deze wet gelijk met ontslag. HOOFDSTUK F Berekening van het ambtcnarenpensiocn Dienstlijn Artikel F 1 1. Onder dienstlijn verstaat deze wet de gehele diensttijd met dien verstande, dat samenlopende diensttijd in de dienstlijn samenvalt. 2. Als afzonderlijke dienstlijnen worden beschouwd: a. de delen van een dienstlijn voor en na een onderbreking van langer dan een jaar; b. de delen van een dienstlijn voor en na de eerste verhoging van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel F 4, ten gevolge van een verhoging van het in een jaarbedrag uitgedrukt ambtelijk inkomen tot meer dan het tweevoud; c. de delen van een dienstlijn voor en na een verlaging van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel F 4, anders dan ten gevolge van een algemene bezoldigingswijziging, met meer dan vijf percent, indien dit voor de belanghebbende gunstiger is. 3. Tijd bedoeld in artikel D 1, onder b tot en met e, die krachtens evengenoemd artikel als diensttijd in aanmerking zou komen, komt in zijn geheel als zodanig niet in aanmerking, indien bij de aansluiting van deze tijd op diensttijd krachtens het ambtenaarschap het vorige lid onder a zou moeten worden toegepast. De voorgaande volzin vindt geen toepassing ten aanzien van tijd, bedoeld in artikel D 1, onder b, die zelfstandig geen uitzicht of recht geeft op een pensioen krachtens artikel E 1, E 2 of E 3, van de Algemene militaire pensioenwet. Niet-medetellendc diensttijd Artikel F 2 1. Voor zover tijd gedurende welke de ambtenaar ontheven is geweest van de uitoefening van zijn betrekking zonder wezenlijke onderbreking langer dan één jaar heeft geduurd, telt die tijd niet mede bij de pensioenberekening. Onder wezenlijke onderbreking verstaat dit artikel een onderbreking die langer dan twee maanden heeft geduurd. 2. Indien de omstandigheden in verband waarmede de ambtenaar van de uitoefening van zijn betrekking is ontheven daartoe aanleiding geven, kan de directie, al dan niet onder voorbehoud, verklaren dat de in het vorige lid bedoelde tijd wel medetelt bij de pensioenberekening. 3. Bij toepassing van het vorige lid ten aanzien van een ambtenaar die ontheven is van de uitoefening van zijn betrekking met het oog op zijn tewerkstelling bij de overheid in Suriname of de Nederlandse Antillen, telt de daar bedoelde tijd voor de pensioenberekening dubbel mede. In het geval bedoeld in de vorige volzin stelt de directie steeds als bijzondere voorwaarde dat het lichaam gedurende de daar bedoelde tijd over de betrokken bijdragegrondslag een dubbele pensioenbijdrage aan het fonds is verschuldigd. 4. De in het tweede lid bedoelde verklaring geldt voor ten hoogste één jaar; dit tijdvak kan meermalen worden verlengd. 5. Bij de pensioenberekening telt niet mede de tijd gedurende welke "de ambtenaar zijn betrekking niet heeft uitgeoefend wegens het bekleden van: a. het ambt van minister of staatssecretaris; b. het ambt van lid van Gedeputeerde Staten of wethouder; c. het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten- Generaal; d. een betrekking waarin voor hem na ontslag uitzicht bestaat op pensioen krachtens artikel El of E 2 van de Algemene militaire pensioenwet, krachtens de Spoorwegpensioenwet, krachtens de overheidspensioenregeling van Suriname of van de Nederlandse Antillen dan wel krachtens een pensioenregeling voor kerkelijke betrekkingen als bedoeld in artikel D 1, onder e.

7 7 6. Bij de pensioenberekening telt niet mede de tijd gedurcnde welke de ambtenaar als militair in werkelijke dienst is geweest, indien over die tijd een pensioen krachtens artikel E 3, eerste lid, van de Algemene militaire pensioenwet is toegekend. Artikel F 3 1. Bij de pensioenberekening telt niet mede de diensttijd waarover reeds pensioen dan wel onderstand bij wijze van pensioen is toegekend ten laste van: a. Nederland; b. Suriname of de Nederlandse Antillen; c. de Republiek Indonesië; d. een publiekrechtelijk lichaam, het fonds of een ander door het openbaar gezag ingesteld fonds in Nederland, Suriname, de Nederlandse Antillen of de Republiek Indonesië. 2. Het vorige lid vindt geen toepassing ten aanzien van diensttijd, onder de wapenen doorgebracht, waarover pensioen is toegekend krachtens: a. de wet voor het reservepersoneel der landmacht 1905 of krachtens de wet van 12 juli 1895 (Stb. 104); b. de Regeling voor het reservepersoneel van het leger in Nederlandsch-Indië (Stb. 1923, 340, Ind. Stb. 1923, 518). 3. Indien na toekenning van een pensioen krachtens deze wet een pensioen of onderstand bij wijze van pensioen, als bedoeld in het eerste lid, wordt toegekend, waarbij diensttijd, die met eerstbedoeld pensioen reeds is vergolden, voor de berekening in aanmerking is genomen, wordt, behoudens het geval bedoeld in het vorige lid, eerstbedoeld pensioen herberekend of ingetrokken met ingang van het tijdstip waarop bedoeld pensioen of bedoelde onderstand ingaat. Berekeningsgrondslag Artikel F 4 1. De berekeningsgrondslag voor enig jaar is het gezamenlijk bedrag aan ambtelijk inkomen bedoeld in artikel C 1, dat uitsluitend betrekking heeft op de hoedanigheden van ambtenaar gedurende dat jaar. Indien dit bedrag slechts betrekking heeft op een gedeelte van een jaar, wordt het herleid tot een jaarbedrag door vermenigvuldiging met een breuk, waarvan de teller 360 is en de noemer het aantal dagen dat de dienstlijn in het betrokken jaar omvat. Voor de berekening van het aantal dagen wordt de maand op 30 dagen gesteld. 2. Voor de toepassing van het vorige lid wordt drempeltijd bedoeld in artikel D 5 geacht als ambtenaar te zijn doorgebracht. 3. In afwijking van het eerste lid geldt ten aanzien van tijd doorgebracht met recht op wachtgeld als ambtelijk inkomen het inkomen waarnaar het wachtgeld is berekend, zo nodig herleid tot een jaarbedrag, overeenkomstig de tweede en derde volzin van het eerste lid. 4. Bij toepassing van het vorige lid blijft het ambtelijk inkomen dat voortvloeit uit werkzaamheden aanvaard in verband met de plaatsing op wachtgeld, buiten beschouwing. Laatstbedoeld inkomen treedt echter, voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag, voor het ambtelijk inkomen bedoeld in het vorige lid, in de plaats, indien het dit overtreft. Artikel F 5 1. Indien in het gezamenlijk bedrag aan ambtelijk inkomen bedoeld in artikel F 4, eerste lid, ten gevolge van samenloop van betrekkingen een bedrag is begrepen dat verband houdt met tijd, gedurende welke de ambtenaar ontheven is geweest van de uitoefening van zijn betrekking, blijft dit bedrag voor het vaststellen van de berekeningsgrondslag buiten beschouwing. 2. Indien toepassing van het vorige lid zou leiden tot verlaging van de berekeningsgrondslag, wordt het in dat lid bedoelde bedrag voor het vaststellen van de berekeningsgrondslag in aanmerking genomen voor zoveel als nodig is om verlaging daarvan te voorkomen. De voorgaande volzin is slechts van toepassing indien de in het vorige lid bedoelde tijd krachtens artikel F 2, eerste of tweede lid, medetelt voor de pensioenberekening. Pensioenberekening Artikel F 6 1. Het pensioen wordt berekend over een of meer dienstlijnen en naar de middelsom van berekeningsgrondslagen voor iedere dienstlijn afzonderlijk. 2. De middelsom van berekeningsgrondslagen voor een dienstlijn is het gemiddelde van de op een na laatste drie berekeningsgrondslagen. Indien slechts drie berekeningsgrondslagen kunnen worden vastgesteld geldt als middcisom het gemiddclde van de op een na laatste twee berekeningsgrondslagen. Indien slechts twee berekeningsgrondslagen kunnen worden vastgesteld geldt als middelsom de op een na laatste berekeningsgrondslag. Indien slechts een berekeningsgrondslag kan worden vastgesteld geldt deze als middelsom. Indien geen berekeningsgrondslag kan worden vastgesteld geldt als middelsom het laatstelijk genoten gezamenlijk bedrag aan ambtelijk inkomen bedoeld in artikel C 1, herleid tot een jaarbedrag, met overeenkomstige toepassing van artikel F 4, eerste en tweede lid. 3. De aldus verkregen middelsom wordt of, indien het pensioen over meer dan een dienstlijn moet worden berekend, middelsommen worden, aangepast aan de hand van de tabellen, behorend bij de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel A 8. Artikel F 7 1. Indien het pensioen over één dienstlijn wordt berekend bedraagt het jaarlijks voor elk dienstjaar, tot een maximum van 40 jaren, 1,75 percent van de middelsom van berckeningsgrondslagen met dien verstande dat, indien de middelsom niet hoger is dan f 9411, genoemd percentage 2 bedraagt over de eerste f4706,. Indien de middelsom hoger is dan f bedraagt het pensioen niet minder dan bij toepassing van het bepaalde in de eerste volzin bij een middcisom van f9411,. Evengenoemde bedragen worden door Ons gewijzigd overcenkomstig de aanpassing van de pensioenen op grond van artikel A Indien het pensioen over meer dan één dienstlijn wordt berekend bedraagt het jaarlijks de som van de bedraeen berekend volgens het vorige lid. Het pensioen overschrijdt niet het bedrag dat een berekening naar de hoogste middcisom, of, indien er middelsommen gelijk zijn, naar een der hoogste middelsommen, en naar 40 dienstjaren oplevert. Artikel F 8 1. Tn afwijking van de artikelen F 1, eerste lid, en F 4, eerste lid, blijven voor de vaststelling van de dienstlijn en de berekeningsgrondslag buiten beschouwing de samenlopende diensttijd en het ambtelijk inkomen in betrekkingen die de ambtenaar bij pensionering blijft vervullen. 2. Bij ontslag met recht op pensioen uit de laatstelijk vervulde betrekking wordt met verval van reeds verleende pensioenen het pensioen volgens de voorgaande artikelen berekend. 3. Het vorige lid vindt geen toepassing indien het eerder toegekend pensioen een invaliditeitspensioen is. Aanvulling van invaliditeitspensioen Artikel F 9 1. Indien de ambtenaar ten gevolge van de ziekten of gebreken uit hoofde waarvan hij recht heeft op invaliditeitspensioen, geheel of gedeeltelijk algemeen invalide is, wordt het

8 8 invaliditeitspensioen voor hem die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt op de voet van de volgende leden aangevuld. De aanvulling eindigt uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand, waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. 2. Algemeen invalide, geheel of gedeeltelijk, in de zin van deze wet, is hij, die ten gevolge van ziekten of gebreken geheel of gedeeltelijk buiten staat is om met arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheid is berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst verricht heeft of op een naburige soortgelijke plaats het loon te verdienen, dat lichamelijk en geestelijk gezonde personen van dezelfde soort en van soortgelijke opleiding, op zodanige plaats met arbeid gewoonlijk verdienen. 3. De aanvulling is gelijk aan het bedrag dat nodig is om het pensioen te verhogen tot een, van de mate van algemene invaliditeit invaliditeitsgraad afhankelijk percentage van de middelsom, omschreven in het volgende lid, en wel bij een invaliditeitsgraad van: 80 % of meer tot 80 %; % 65 %; % 50 %; % 40 %; % 30%; % 20%; % %, van de middelsom. 4. De middelsom bedoeld in het vorige lid is de middelsom van berekeningsgrondslagen waarnaar het invaliditeitspensioen is berekend. Indien het pensioen over meer dan een dienstlijn is berekend is de middclsom bedoeld in het vorige lid de middelsom van berekeningsgrondslagen voor de laatste dienstlijn. In het geval dat het pensioen over meer dan één dienstlijn is berekend en de laatste dienstlijn is aangevangen na het bereiken van de leeftijd van 50 jaar, geldt voor de toepassing van het vorige lid de hoogste middelsom of, indien er middelsommen gelijk zijn, een der hoogste middelsommen. Artikel F De directie kent de aanvulling ambtshalve toe en wijzigt deze overeenkomstig de wijziging van de invaliditeitsgraad van betrokkene. De directie trekt de aanvulling in zodra daarop geen recht meer bestaat. 2. Wijziging van de invaliditeitsgraad wordt vastgesteld op grond van een geneeskundig onderzoek als voorzien in hoofdstuk P. 3. Voor zover nodig in afwijking van artikel F 9, eerste lid, eerste volzin, eerste zinsnede, vindt wijziging van de aanvulling ter zake van toeneming van de invaliditeitsgraad steeds plaats voor degene voor wie een invaliditeitsgraad van ten minste 55 % geldt. Artikel F Indien de wegens invaliditeit gepensioneerde van mening is dat zijn toestand zodanig is veranderd dat hij recht heeft op ten aanvulling of op een hogere aanvulling, kan hij daartoe een schriftclik verzoek indienen bij de directie. De directie is bevoegd in dat geval een nieuw onderzoek in te stellen. 2. Wanneer de directie beslist dat de gepensioneerde recht heeft op een aanvulling of op een hogere aanvulling, gaat deze aanvulling of deze verhoging van de aanvulling in met de dag waarop het recht daarop ontstaat, met dien verstande dat deze niet vroeger ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het verzoek daartoe werd ingediend. Artikel F Het invaliditeitspensioen bedraagt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar is bereikt het overeenkomstig de artikelen F 1 tot en met F 8 berekende pensioen met dien verstande dat, op de voet van het volgende lid, als diensttijd mede in aanmerking komt de tijd van het tijdstip van ingang van het ontslag af tot de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar is bereikt, voor zover de gepensioneerde gedurende die tijd algemeen invalide in de zin van deze wet was (onvoltooide diensttijd). 2. Al naar gelang de invaliditeitsgraad gedurende de onvoltooide diensttijd de hieronder in de eerste kolom bedoelde percentages bedraagt, telt die tijd bij de pensioenberekening mede voor onderscheidenlijk de percentages die hieronder in de tweede kolom zijn vermeld. 80 % of meer 100 % % 80 % % 60 % % 50 % % 40 % % 30 % % 20 % minder dan 15 % 15 % 3. Voor de toepassing van de voorgaande twee leden stelt de directie mede de invaliditeitsgraad vast van degene die recht heeft op invaliditeitspensioen, geheel of gedeeltelijk algemeen invalide is, doch die volgens artikel F 9, derde lid, niet in aanmerking komt voor een aanvulling van het pensioen. Artikel F 13 Ieder pensioen wordt naar boven in guldens afgerond. Bijzondere gevallen Artikel F 14 In bijzondere gevallen of groepen van gevallen waarin de toepassing van dit hoofdstuk tot een naar het oordeel van de directie onredelijke uitkomst leidt, is de directie bevoegd, na goedkeuring van de Raad van toezicht, ten gunste van de belanghebbende een beslissing te nemen die met de strekking van dit hoofdstuk overeenkomt. HOOFDSTUK G Het recht op weduwen- en wezenpensioen W eduwenpensioen Artikel G 1 Recht op weduwenpensioen heeft de weduwe van een ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar. Uitzondering Artikel G2 Geen recht op weduwenpensioen bestaat indien het huwelijk was gesloten nadat het ontslag van de echtgenoot was ingegaan, tenzij: a. de echtgenoot recht had op wachtgeld wegens ontslag uit een betrekking voor het vervullen waarvan een reg!ementaire leeftijdsgrens geldt die lager is dan 65 jaar, b. de echtgenoot recht had op invaliditeitspensioen, c. de echtgenoten reeds voor het ontslag met elkaar gehuwd waren geweest, en mits het huwelijk was gesloten voordat de echtgenoot de 65-jarige leeftijd had bereikt. Wed ii wnaarspensiocn Artikel G3 1. Recht op weduwnaarspensioen heeft de invalide weduwnaar van een ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar, indien zijn echtgenote ten tijde van haar overlijden kostwinster voor hem was.

9 9 2. Invalide in de zin van het vorige lid is hij die een invaliditeitsgraad heeft, als bedoeld in artikel F 9, van 65 percent of meer. 3. De echtgenote wordt geacht kostwinster te zijn geweest, indien de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan van haar echtgenoot te voorzien, grotendeels te haren laste kwamen. Bijzonder wedu wenpensioen Artikel G4 1. Recht op bijzonder weduwenpensioen heeft de vrouw met wie een overleden ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioncerd ambtenaar gehuwd is geweest, indien het huwelijk op haar vordering is ontbonden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet en de vrouw overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op weduwenpensioen zou hebben gehad, indien de man op de dag van de ontbinding van het huwelijk was overleden. 2. Geen recht op bijzonder weduwenpensioen heeft de vrouw bedoeld in het vorige lid, die uit hoofde van hetzelfde overlijden recht op weduwenpensioen verkrijgt. Wezenpensioen Artikel G5 Na het overlijden van een ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar hebben recht op wezenpensioen zijn minderjarige wettige kinderen, tenzij: a. het huwelijk waaraan zij hun staat ontlenen is gesloten op een zodanig tijdstip dat krachtens artikel G 2 geen recht op weduwenpensioen ontstaat; b. zij zijn geadopteerd tijdens een huwelijk als bedoeld onder a. Artikel G 6 Na het overlijden van een ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar hebben eveneens recht op wezenpensioen zijn minderjarige onwettige kinderen mits zij zijn geboren voor zijn ontslag is ingegaan en a. voor wat betreft mannelijke ambtenaren, mits ten behoeve van niet-erkende kinderen ten tijde van zijn overlijden aan hem onderhoudsplicht krachtens artikel 344 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte onderhoudsplicht was erkend; b. voor wat betreft vrouwelijke ambtenaren, mits het onderhoud ten tijde van haar overlijden grotendeels te haren laste kwam. Artikel G7 1. Voorts hebben recht op wezenpensioen de minderjarige kinderen waarvoor een ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar ten tijde van zijn overlijden en, indien hij was ontslagen, reeds ten tijde van zijn ontslag, de pleegouderlijke zorg droeg. 2. Onder pleegouderlijke zorg bedoeld in hei vorige lid wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. 3. De voorwaarde vervat in het eerste lid met betrekking tot ontslagen personen geldt, indien het kinderen betreft van een vrouw met wie een huwelijk is gesloten dat in artikel G 2 is uitgezonderd, voor het dragen van de pleegouderlijke zorg sinds het huwelijk. Tijdelijk pensioen Artikel G 8 1. Indien een ambtenaar, gewezen ambtenaar of gcpcnsioneerd ambtenaar naar het oordcel van de directie is vermist, hebben degenen die aan zijn overlijden recht op pensioen zouden ontlenen, recht op tijdelijk pensioen op dezelfde voet als in de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk is omschreven. 2. Het tijdelijk pensioen gaat van rechtswege over in een voortdurend pensioen zodra het overlijden van de vermiste vaststaat. HOOFDSTUK H Berekening van het wcduwen- en wezenpensioen Weduwe van een ambtenaar Artikel H 1 1. Het pensioen van de weduwe van een ambtenaar bedraagt vijf zevende gedeelte van het pensioen waarop de ambtenaar recht of uitzicht zou hebben gehad, indien hem met ingang van de dag na die van zijn overlijden ontslag was verleend, of als hij reeds was ontslagen, indien zijn recht op wachtgeld met ingang van de dag na die van zijn overlijden was geëindigd. 2. Indien de ambtenaar overlijdt vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, wordt voor de berekening van het ambtenarenpensioen zijn diensttijd doorgeteld tot het einde van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt (diensttijddoorte'ling). 3. In afwijking van het vorige lid vindt ten aanzien van hem die zijn ambtenaarschap ontleende aan artikel B 6, de diensttijddoortelling slechts plaats tot het tijdstip waarop het recht op wachtgeld zou zijn geëindigd, als hij in leven was gebleven. 4. Diensttijddoortelling vindt niet plaats indien de diensttijd die de ambtenaar op het tijdstip van zijn overlijden vervult, krachtens artikel f 2 niet medetelt voor de pensioenberekening. Weduwe van een gewezen ambtenaar Artikel H 2 Het pensioen van de weduwe van een gewezen ambtenaar bedraagt vijf zevende gedeelte van het pensioen waarop de overledene uitzicht had. Weduwe van een gepensioneerd ambtenaar Artikel H 3 1. Het pensioen van de weduwe van een gepensioneerd ambtenaar bedraagt vijf zevende gedeelte van het pensioen waarop de overledene recht had. 2. In afwijking van het vorige lid wordt hert pensioen van de weduwe van hem die recht heeft op invaliditeitspensioen en die overlijdt vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, afgeleid van evengenoemd pensioen waarop de overledene recht zou verkrijgen na het bereiken van genoemde leeftijd, als hij in leven was gebleven. Bij de berekening van laatstbedoeld pensioen vindt artikel F 12 overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de medetelling van de onvoltooide diensttijd gelegen na het tijdstip van overlijden, wordt uitgegaan van de invaliditeitsgraad waarnaar het invaliditeitspensioen laatstelijk is berekend. 3. In afwijking van het eerste lid wordt het pensioen van de weduwe van een gepensioneerd ambtenaar tevens ambtenaar zijnde, op wie na ontslag artikel F 8, tweede lid, toepassing had kunnen vinden, afgeleid van het pensioen, waarop de ambtenaar recht zou hebben gehad, indien hem met ingang (2)

10 10 van de dag na die van zijn overlijden ontslag was verleend met recht op pensioen uit de laatstelijk beklede betrekking. Artikel H4 Bij de toepassing van de voorgaande artikelen blijft ten aanzien van het anibtenarenpensioen hoofdstuk J buiten beschouwing. Hij zonder weduwenpensioen Artikel H5 1. Het bijzonder weduwenpensioen bedraagt in de gevallen bedoeld in de artikelen H 1 tot en met H 3 evenveel als het weduwenpensioen in die gevallen bedraagt, met dien verstande dat voor de berekening van het ambtenarenpensioen of van het reeds toegekende ambtenarenpensioen, waarvan het bijzonder weduwenpensioen wordt afgeleid, slechts de diensttijd medetelt die is gelegen vóór de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk. 2. Indien er meer dan een huwelijk als bedoeld in artikel G 4 is geweest, vindt het vorige lid overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de afleiding van het bijzonder weduwenpensioen ontleend aan het tweede en volgende huwelijk, slechts de diensttijd medetelt die samenloopt of geacht kan worden samen te lopen met de huwelijksduur. 3. Indien er bij een overlijden recht bestaat op een of meer bijzondere weduwenpensioenen wordt het weduwenpensioen dat aan hetzelfde overlijden wordt ontleend met het bedrag daarvan verminderd. W'eduwenpensioen bij hertrouwen Artikel H6 Indien een weduwe hertrouwt wordt haar pensioen opnieuw vastgesteld met ingang van de maand volgende op die waarin zij hertrouwt. Daarbij wordt van het ambtenarenpensioen waarvan het is afgeleid alleen dat deel in aanmerking genomen dat overeenkomt met de werkelijke diensttijd. Wezenpensioen Artikel H7 1. Het wezenpensioen bedraagt: a. voor elk kind, wiens moeder aan het overlijden van de vader recht op pensioen ontleent, een zevende gedeelte; b. voor elk ander kind, twee zevende gedeelte, van het pensioen van de overledene, berekend overeenkomstig de artikelen H 1 tot en met H Voor de toepassing van het vorige lid wordt onder moeder mede begrepen de echtgenote van de ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar, die op het tijdstip van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg had voor het kind, bedoeld in artikel G 7. Artikel H8 1. De directie verhoogt het wezenpensioen tot twee zevende gedeelte van het bedrag, waarvan het is afgeleid, wanneer het weduwenpensioen of het bijzonder weduwenpensioen van de moeder wegens haar overlijden is geëindigd. 2. Wanneer het weduwenpensioen van de moeder krachtens artikel H 6 wegens hertrouwen opnieuw wordt vastgesteld, verhoogt de directie het wezenpensioen met een bedrag, dat zich verhoudt tot het wezenpensioen, als het verschil tussen het weduwenpensioen vóór en na de toepassing van artikel H 6 zich verhoudt tot het weduwenpensioen vóór die toepassing. 3. Voor de uitvoering van de voorgaande twee leden is artikel H 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Beperking gezamenlijk bedrag weduwen* en wezenpensioen Artikel H9 1. Het gezamenlijk bedrag aan weduwen-, bijzonder weduwen- en wezenpensioen of aan wezenpensioen gaat het bedrag waarvan die pensioenen zijn afgeleid niet te boven. 2. Indien wegens de toepassing van het vorige lid de pensioencn een vermindering moeten ondergaan geschiedt deze in evenredigheid van hun bedragen. Artikel H 10 Het weduwenpensioen en het wezenpensioen worden naar boven in guldens afgerond. Tijdelijk pensioen Artikel H 11 Het tijdelijk pensioen is gelijk aan het pensioen waarop recht zou bestaan indien de vermiste op de dag van zijn vermissing was overleden. HOOFDSTUK I Verval van pensioen Verval van uitzicht of recht op pensioen Artikel 11 Wij verklaren het uitzicht of het recht op pensioen geheel of gedeeltelijk vervallen, indien degene die dat uitzicht of recht heeft: a. zich in vreemde krijgsdienst of in vreemde overheidsdienst heeft begeven en naar Ons oordeel zich daardoor uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen; b. wegens enig strafbaar feit is veroordeeld waaruit naar Ons oordeel blijkt dat hij zich uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen. Herstel van uitzicht of recht op pensioen Artikel 12 In bijzondere gevallen kunnen Wij een door of als gevolg van de toepassing van artikel I 1 vervallen uitzicht of recht op pensioen geheel of gedeeltelijk herstellen. Artikel 13 Alvorens artikel I 2 toe te passen winnen Wij advies in van de Raad van toezicht. Verval van recht op pensioen bij niet-invorderen Artikel Het recht op pensioen vervalt indien gedurende vijf achtereenvolgende jaren iedere invordering achterwege is gebleven. 2. De directie kan, na goedkeuring door de Raad van toezicht, een door of als gevolg van de toepassing van het vorige lid vervallen recht of uitzicht op pensioen herstellen. HOOFDSTUK J Samenloop 1. Samenloop van pensioenen Grensbedrag ambtenarenpensioen Artikel J 1 1. Indien bij samenloop van ambtenarenpensioenen het gezamenlijk bedrag van die pensioenen het grensbedrag, omschreven in het volgende lid, zou overschrijden, wordt het laat-

11 11 stclijk toe te kennen pensioen zoveel beperkt als nodig is om die overschrijding te voorkomen. 2. Het grensbedrag is het pensioen dat bij een diensttijd van 40 jaren zou zijn toegekend naar de hoogste middclsom van berekeningsgrondslagen waarnaar de pensioenen zijn berekend, of, indien er middelsommen gelijk zijn, naar een der hoogste middelsommen. Voor de vergelijking van de middclsommen worden deze zonodig herleid tot de middclsommen, waarnaar de pensioenen zijn vastgesteld overeenkomstig de aanpassing van de pensioenen aan algemene bezoldigingswijzigingen krachtens artikel A Indien een van de pensioenen een pensioen is uit hoofde van invaliditeit, wordt, in afwijking van het vorige lid, tot de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, het grensbedrag gesteld op 80 percent van de in het vorige lid bedoelde middelsom van berekeningsgrondslagen. Grensbedrag weduwen- en wezenpensioenen Artikel J2 1. Artikel J 1 is van overeenkomstige toepassing op een weduwenpensioen of een wezenpensioen met dien verstande, dat voor het daarbedoelde grensbedrag in de plaats treedt ten aanzien van: a. een weduwenpensioen, een bedrag gelijk aan vijf zevende gedeelte van het pensioen dat bij een diensttijd van 40 jaren zou zijn toegekend naar de hoogste middelsom van berekeningsgrondslagen waarnaar het ambtenurenpensioen is berekend waarvan het weduwenpensioen is afgeleid, of, indien er middelsommen gelijk zijn, naar een der hoogste middelsommen; h. een wezenpensioen voor een kind als bedoeld in artikel H 7, eerste lid, onder a, een bedrag gelijk aan een vijfde gedeelte van het bedrag omschreven onder a; c. een wezenpensioen voor een ander kind als bedoeld in artikel H 7, eerste lid, onder b, een bedrag gelijk aan twee vijfde gedeelte van het bedrag omschreven onder a. 2. Artikel H 9 vindt overeenkomstige toepassing. Samenloop weduwenpensioenen na hertrouwen Artikel J3 1. Indien een weduwe van wie het pensioen krachtens artikel H 6 wegens hertrouwen opnieuw is vastgesteld, ter zake van het latere huwelijk eveneens recht op weduwenpensioen verkrijgt, hetzij krachtens deze wet, hetzij krachtens een andere regeling, wordt voor de berekening van de eigen pensioenen waarvan de weduwenpensioenen zijn of geacht moeten worden te zijn afgeleid, samenlopende tijd slechts medcgeteld bij de berekening van het pensioen waarbij die tijd het hoogste bedrag oplevert. 2. Onder een pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in het vorige lid wordt verstaan een pensioen ten laste van de Nederlandse schatkist anders dan ingevolge wettelijke garanties of ingevolge overneming van de verplichting tot betaling, ten laste van Suriname, van de Nederlandsc Antillen, van een publiekrechtelijk lichaam in Nederland of in een der ovengenoemde gebieden, dan wel ten laste van een door het openbaar gezag in Nederland of in een van die gebieden ingesteld fonds. 2. Samenloop van pensioen en algemeen pensioen Begripsomschrijvingen Artikel 3 4 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder a. een algemeen pensioen: Ie. een pensioen als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet; 2e. een weduwenpensioen, een tijdelijke weduwenuitkering en een wezenpensioen als bedoeld in de Algemene Weduwenen Wezenwet: /'. een pensioen: een pensioen met inbegrip van de op dat pensioen krachtens wettelijke regelingen verleende toeslagen, verhogingen en aanvullingen, met uitzondering van de pensioenverhogingen gegrond op de artikelen 66, 102 en 148 van de Pensioenwet 1922, zoals deze wet tot 1 januari 1957 luidde, en met uitzondering van de overgangstoeslag bedoeld in artikel 4 van de derde afdeling van de Pensioenmaatregclen 1963; c. een belanghebbende: hij die recht heeft op een pensioen, met uitzondering van de vrouwelijke gepensioneerde ambtenaar als zodanig, zolang zij recht heeft op een algemeen pensioen, als bedoeld onder a, 2e. Volle-wezenpensioen Artikel 3 5 Het pensioen waarop twee of meer volle wezen recht hebben wordt, indien het als een eenheid is toegekend, voor de toepassing van deze paragraaf geacht aan ieder van genoemde wezen te zijn toegekend tot een bedrag, gelijk aan dat pensioen gedeeld door hun aantal. Inhouwbedrag Artikel Voor een belanghebbende die tevens recht heeft op een algemeen pensioen, wordt het deel daarvan dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd overeenkomende met de diensttijd, waarnaar zijn pensioen is of geacht wordt te zijn berekend, tot een maximum van 40 jaren, gerekend deel uit te maken van het bedrag van zijn pensioen. Het in de vorige volzin omschreven deel wordt inbouwbedrag genoemd. 2. Ten aanzien van hem die op het tijdstip met ingang waarvan voor hem recht op algemeen pensioen ontstaat, reeds recht op pensioen heeft, vindt het vorige lid toepassing met ingang van de eerste van de maand waarin het recht op algemeen pensioen is ontstaan, of zoveel later als het pensioen is ingegaan. 3. Het inbouwbedrag overschrijdt niet het bedrag van het algemeen pensioen, dat geacht kan worden betrekking te hebben op het tijdvak, liggende tussen de aanvang en het einde van de diensttijd, waarnaar het pensioen is of geacht wordt te zijn berekend. Mededelingsplich t Artikel J7 1. Indien een belanghebbende een algemeen pensioen gaat genieten dan wel het genot van een algemeen weduwen* of wezenpensioen of van een tijdelijke weduwenuitkering eindigt of indien in het bedrag van het algemeen pensioen een wijziging wordt gebracht, anders dan op grond van de artikelen 8 of 9 van de Algemene Ouderdomswet of de artikelen 19, 20 of 21 van de Algemene Weduwen* en Wezenwet, is hij gehouden hiervan onverwijld kennis te geven aan de directie. 2. Indien een belanghebbende de in het vorige lid bedoelde kennisgeving niet onverwijld doet, gaat een verlaging van het inbouwbedrag niet vroeger in dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin de kennisgeving werd gedaan of waarin ambtshalve vermindering van het inbouwbedrag plaats vond. Algemeen Artikel J8 pensioen Voor de toepassing van artikel J 6 geldt het volgende. a. Het algemeen pensioen wordt geacht betrekking te hebben op het tijdvak liggende tussen de tijdstippen waarop

12 12 belanghebbende de leeftijd van 15 jaar en die van 65 jaar heeft bereikt met dien verstande, dal, indien een belanghebbende recht heeft op vveduwen- of wezenpensioen, het vorenstaande overeenkomstige toepassing vindt in verband met degene aan wiens overlijden het recht op pensioen wordt ontleend. />. Indien een weduwe recht heeft op algemeen weduwenpensioen op grond van artikel 8. eerste lid, onder a, van de Algemene Wcduwen- en Wezenwet, doch geen van de in evengenoemde bepaling bedoelde kinderen recht heeft op pensioen, wordt uitgegaan van het bedrag van het algemeen weduwenpensioen dat geldt voor degenen op wie artikel 19, eerste lid, van genoemde wet, toepassing vindt. Diensttijd ambtenarenpensioen Artikel J9 Indien het pensioen een ambtenarenpensioen is, wordt voor de toepassing van artikel J 6: a. als diensttijd uitsluitend in aanmerking genomen de diensttijd, gelegen tussen de tijdstippen, waarop de leeftijd van 15 jaar en die van 65 jaar is bereikt; b. een pensioen dat niet of niet uitsluitend is berekend naar dienstt'jd, geacht te zijn berekend naar een diensttijd, die tot een diensttijd van 40 jaren in dezelfde verhouding staat als het bedrag van het pensioen zich verhoudt tot het bedrag van het pensioen, indien het zou zijn berekend naar een diensttijd van 40 jaren; c. diensttijd, waarnaar een pensioen is of geacht wordt te zijn berekend en die niet daadwerkelijk in dienstverhouding is doorgebracht, geacht aan te sluiten bij het einde van de dienstverhouding waaraan het recht op pensioen is ontleend; voor zover dientengevolge deze diensttijd zich uitstrekt na het tijdstip waarop de leeftijd van 65 jaar is of zou zijn bereikt, wordt die diensttijd, te rekenen van dat tijdstip, geacht te zijn doorgebracht, voor zover mogelijk gedurende tijdvakken van onderbreking van de daadwerkelijk in dienstverhouding doorgebrachte tijd en voor het overige onmiddellijk voor de aanvang van de diensttijd waarnaar het pensioen is berekend. Diensttijd weduwen- en wezenpensioen Artikel J 10 Indien het pensioen rechtstreeks of middellijk is afgeleid van een ambtenarenpensioen, wordt voor de toepassing van artikel J 6 als diensttijd waarnaar het pensioen geacht wordt te zijn berekend, aangemerkt de diensttijd waarnaar evenbedocld ambtenarenpensioen is berekend of geacht wordt te zijn berekend, met overeenkomstige toepassing van artikel J 9. Artikel J 11 Indien het pensioen een weduwen- of wezenpensioen is dat niet is afgeleid van een ambtenarenpensioen, wordt voor de toepassing van artikel J 6 het pensioen geacht te zijn berekend naar een diensttijd van 40 jaren, voor zover nodig met overeenkomstigc toepassing van artikel J 9. Verlaging inbouw bedrag bij lage grondslag Artikel J Indien het bedrag dat tot grondslag heeft gestrekt voor de berekening van het pensioen, nadat dat bedrag is aangepast aan de hand van de tabellen behorend bij de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel A 8. lager is dan f 6273, wordt het met toepassing van de vorige artikelen berekende inbouwbedrag vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller is eerstbedoeld bedrag en waarvan de noemer is f De uitkomst van deze vermenigvuldiging vormt in dat geval het inbouwbedrag. Het in de eerste volzin genoemd bedrag wordt gewijzigd overeenkomstig de wijziging van de pensioenen krachtens artikel A Indien het pensioen rechtstreeks of middellijk is afgeleid van een ambtenarenpensioen, geldt voor de toepassing van het vorige lid als grondslag voor de berekening van het pensioen, het bedrag dat heeft gestrekt tot grondslag voor de berekening van het ambtenarenpensioen. 3. Indien het ambtenarenpensioen krachtens artikel F 6 over meer dan een dienstlijn en naar meer dan een middelsom is berekend, wordt het eerste en tweede lid overeenkomstig toegepast op het deel van het inbouwbedrag dat bij elke dienstlijn geacht kan worden te behoren. Gehuwde vrouw met recht op ambtenarenpensioen Artikel J Indien een pensioen is toegekend aan een gehuwde vrouw die geen zelfstandig recht heeft op een algemeen pensioen noch duurzaam gescheiden van haar echtgenoot leeft, wordt eerstbedoeld pensioen voor de toepassing van deze paragraaf geacht aan haar echtgenoot te zijn toegekend met ingang van de eerste dag van de maand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereikt, of zoveel later als het pensioen is ingegaan. 2. In het geval bedoeld in het vorige lid, wordt voor de toepassing van artikel J 6 uitgegaan van het algemeen ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Algemene Ouderdomswet, tenzij en voor zover artikel J 14 of J 15 toepassing moet vinden omdat aan de echtgenoot een pensioen dan wel een pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in artikel J 14, vijfde lid, of enig ander pensioen als bedoeld in artikel J 15, eerste lid, is toegekend. Vermindering inbouw bedragen bij samenvallende diensttijd Artikel J Indien aan een belanghebbende meer dan een pensioen is of geacht wordt te zijn toegekend, en de diensttijd waarnaar die pensioenen zijn of geacht worden te zijn berekend geheel of gedeeltelijk samenvalt, overschrijdt de som van de inbouwbedragen voor zover deze geacht kunnen worden betrekking te hebben op een tijd overeenkomende met de samenvallende diensttijd niet het bedrag van het algemeen pensioen, dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd overeenkomende met bedoelde samenvallende diensttijd. 2. Indien een overschrijding als bedoeld in het vorige lid plaats zou vinden, wordt het voor ieder pensioen berekende inbouwbedrag, voor zover betrekking hebben op samenvallende diensttijd als bedoeld in het vorige lid, verminderd tot een zodanig deel van het bedrag van het algemeen pensioen bedoeld aan het slot van het vorige lid, als elk inbouwbedrag zich verhoudt tot de som van die bedragen. 3. Indien de som van de inbouwbedragen, ook na toepassing van het vorige lid, een bedrag gelijk aan 80 percent van het algemeen pensioen overschrijdt, wordt deze overschrijding in mindering gebracht op elk inbouwbedrag in de verhouding waarin elk van die bedragen staat tot de som daarvan. 4. Indien aan belanghebbende pensioen en tevens pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in het volgende lid, is of geacht wordt te zijn toegekend, vinden de vorige leden overeenkomstige toepassing. Het bepaalde in de vorige volzin geldt met dien verstande, dat indien het betreft pensioenen toegekend krachtens een militaire pensioenwet, voor de toepassing van dit artikel niet als diensttijd geldt de diensttijd, die krachtens die wet met vier per mille van de pensioengrondslag is vergolden. 5. Onder een pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in het vorige lid wordt verstaan, een pensioen ten laste van de Nederlandse Schatkist anders dan ingevolge wettelijke garanties of ingevolge overneming van de verplichting tot betaling, ten laste van Suriname, van de Nederlandse An-

13 13 tillen, van een publiekrechtelijk lichaam in Nederland of in een der ovengenoemde gebieden, dan wel ten laste van een door het openbaar gezag in Nederland of in een van die gebieden ingesteld fonds. Artikel J 15 I. Op schriftelijk verzoek van degene die aantoont, dat uit hoofde van zijn recht op algemeen pensioen een vermindering plaats vindt van enig ander pensioen dan bedoeld in artikel J 14, vijfde lid, wordt het bedrag van die vermindering, voor zoveel mogelijk in mindering gebracht op het inbouwbedrag. De vorige volzin is slechts van toepassing voor zover bedoelde vermindering betrekking heeft op tijd die gelijktijdig in de desbetreffende betrekkingen is of geacht kan worden te zijn vervuld. Aan diensttijd die niet daadwerkelijk in dienstverhouding is doorgebracht, wordt een plaats toegekend overeenkomstig het bepaalde bij artikel J 9, onder c. Overigens is artikel J 9, onder b, van overeenkomstige toepassing. 2. De vermindering van het inbouwbedrag bedoeld in het vorige lid gaat in met de dag waarop de in dat lid bedoelde omstandigheid is opgetreden, met dien verstande dat deze niet vroeger ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het desbetreffend verzoek werd ingediend. 3. Bij toepassing van het eerste lid wordt in geval op meer dan een pensioen recht bestaat, het bedrag van de in dat lid bedoelde vermindering op de inbouw bedragen in mindering gebracht naar verhouding van evenbedoelde bedragen. 4. Indien het inbouwbedrag reeds is verminderd krachtens artikel J 12, vindt het eerste lid slechts toepassing voor zover zulks nodig is om te voorkomen, dat de som van cvenbedoeld verminderd bedrag en de vermindering bedoeld in het eerste lid, het onverminderde inbouwbedrag zou overschrijden. De voorgaande volzin is van overeenkomstige toepassing in het geval bedoeld in het vorige lid. 5. Indien de som van het inbouwbedrag en de vermindering van het andere pensioen, ook na toepassing van de overige bepalingen van dit artikel, een bedrag gelijk aan 80 percent van het algemeen pensioen overschrijdt, wordt van deze overschrijding een deel in mindering gebracht op het inbouwbedrag, en wel in de verhouding waarin de diensttijd waarnaar het pensioen, waarop vorenbedoeld inbouwbedrag betrekking heeft, is of wordt geacht te zijn berekend, staat tot het totaal van de diensttijden. Verrekening Artikel J 16 Indien een algemeen pensioen wordt toegekend of herzien over een tijdvak waarover reeds pensioen werd betaald, en dientengevolge te veel pensioen is betaald, kan de Sociale Verzekeringsbank dan wel de Raad van Arbeid die het algemeen pensioen heeft toegekend of herzien, het te veel betaalde pensioen ten behoeve van het fonds inhouden op het algemeen pensioen, voor zover betrekking hebbende op evengenoemd tijdvak. Gemoedsbezwaren Artikel J 17 De bepalingen van deze paragraaf blijven buiten toepassing ten aanzien van degenen die op grond van gemoedsbezwaren hun recht op algemeen pensioen niet geldend maken, met dien verstande dat zij zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing vinden met betrekking tot diegenen van evenbcdoclden. die recht hebben op een uitkering als bedoeld in artikel 36o van de Algemene Ouderdomswet. S 3. Samenloop van pensioen en arbeidsongcschiktheldsuitkering Artikel J Bij samenloop van een invaliditeitspensioen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, die is toegekend op grond van dezelfde ziekten of gebreken als uit hoofde waarvan het invaliditeitspensioen is toegekend, wordt het pensioenbedrag voor zover mogelijk met het bedrag van deze uitkering verminderd met dien verstande, dat het naar diensttijd berekende deel van het pensioen voor deze vermindering buiten aanmerking blijft. 2. Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verhoogd op grond van dezelfde ziekten of gebreken als uit hoofde waarvan een invaliditeitspensioen wordt toegekend of verhoogd, vindt het vorige lid met betrekking tot die verhoging overeenkomstige toepassing. 3. Het eerste en tweede lid lijden uitzondering indien de daar bedoelde uitkering wordt genoten uit hoofde van een andere betrekking, die gelijktijdig is vervuld met de betrekking voor het vervullen waarvan betrokkene door de directie blijvend ongeschikt is verklaard, en voor zover die uitkering naar de inkomsten uit die andere betrekking wordt berekend of geacht kan worden te zijn berekend. Artikel J 19 Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur bepalingen vast te stellen ter verzekering van de controle op de samenloop van pensioen met arbeidsongeschiktheidsuitkering, als bedoeld in artikel J 18. HOOFDSTUK K De herplaatsbaar verklaarde ambtenaar Ongeschikt heidsverklaring Artikel K 1 In dit hoofdstuk wordt onder ongcschiktheidsverklaring verstaan de beslissing van de directie dat een ambtenaar uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is zijn betrekking te vervullen. Herplaatsbaarheidsverklaring Artikel K2 1. In verband met de ongeschiktheidsvcrklaring ten aanzien van een ambtenaar die de leeftijd van 50 jaar nog niet heeft bereikt en die een volledige betrekking heeft vervuld, kan de directie verklaren dat deze ambtenaar herplaatsbaar is in de zin van het volgende lid. 2. Een ambtenaar als bedoeld in het vorige lid is herplaatsbaar als hij geschikt is voor het vervullen van een passende andere, volledige, betrekking. 3. Bij toepassing van artikel E 2 kan de ambtenaar of het gezag dat tot het verlenen van ontslag bevoegd is, verzoeken mede te delen of de directie de ambtenaar herplaatsbaar acht. 4. Hetgeen hierna ten aanzien van een herplaatsbaar verklaarde ambtenaar is bepaald geldt totdat de directie bedoelde verklaring intrekt. Beoordelingscommissie Artikel K 3 1. Alvorens de directie een ambtenaar herplaatsbaar verklaart wint zij het advies in van een beoordelingscommissie, samengesteld en werkzaam volgens bij algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften.

14 14 2. De beoordelingscommissie brengt haar advies uit na onderzoek van de ambtenaar. Indien de commissie geen advies kan uitbrengen ten gevolge van onvolledige medewerking van de ambtenaar, kan de directie beslissen dat het invaliditeitspensioen niet eerder ingaat dan vijf jaren na de dagtekening van de ongeschiktheidsverklaring. 3. Het advies van de beoordelingscommissie een ambtenaar herplaatsbaar te verklaren bevat tevens een aanwijzing van een of meer volledige betrekkingen waarin herplaatsing redelijkerwijs mogelijk wordt geacht. 4. De adviezen en voorstellen van de beoordelingscommissie dienen te berusten op eenstemmigheid. Indien bij gebreke van eenstemmigheid de commissie geen advies kan uitbrengen licht de commissie de directie daarover in onder mededeling van de meningen der leden en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Uitstel ingang invaliditeitspensioen Artikel K4 1. Het invaliditeitspensioen van een herplaatsbaar verklaarde ambtenaar gaat niet eerder in dan vijf jaren na de dagtekening van de ongeschiktheidsverklaring. 2. Het vorige lid is slechts van toepassing tot de dag waarop de herplaatsbaar verklaarde ambtenaar de leeftijd van 50 jaar bereikt of tot de dag waarop voor hem een ander invaliditeitspensioen ten laste van het fonds ingaat. 3. Het invaliditeitspensioen van een herplaatsbaar verklaarde ambtenaar wordt niet betaald zolang hij werkzaam is in een betrekking als bedoeld in artikel K 2, tweede lid. 4. Een herplaatsbaar verklaarde ambtenaar wordt bij de aanvang van een dienstverhouding als bedoeld in artikel B 9 onmiddellijk ambtenaar, indien deze dienstverhouding een betrekking betreft als bedoeld in artikel K 2, tweede lid. 5. Totdat het invaliditeitspensioen ingaat wordt voor het recht op en de berekening van het weduwen- en wezenpensioen de herplaatsbaar verklaarde ambtenaar als zodanig geacht rimbtenaar te zijn gebleven. Intrekking herplaatshaai heidsverklaring Artikel K5 1. Indien de herplaatsbaar verklaarde ambtenaar gronden aanvoert die twijfel wekken of hij nog als een zodanige ambtenaar kan worden beschouwd, wint de directie hieromtrent advies in van de beoordelingscommissie. De commissie brengt haar advies uit na onderzoek van de ambtenaar. 2. Indien de directie beslist de verklaring van herplaatsbaarbeid te handhaven, kan de directie de aan het onderzoek verbonden kosten tot ten hoogste de helft op de betrokkene verhalen. 3. De directie kan ook ambtshalve de verklaring van herplaatsbaarheid intrekken na raadpleging of op voorstel van de beoordelingscommissie. Herplaatsingstoelage Artikel K6 1. Aan een herplaatsbaar verklaarde ambtenaar die in een betrekking als bedoeld in artikel K. 2, tweede lid, is herplaatst, wordt op zijn verzoek door de directie een toelage toegekend als omschreven in het volgende lid, genaamd herplaatsingstoelage. 2. De hcrplaatsingstoelage bedraagt jaarlijks het nadelig verschil tussen het tot een jaarbedrag herleide ambtelijk inkomen, bedoeld in artikel Cl, uit de oorspronkelijke betrekking, met inachtneming van de algemene wijzigingen in de bezoldiging van het Rijkspersoneel bedoeld in artikel A 8, en het daarmee overeenkomende inkomen uit de nieuwe betrekking. Zij wordt uitgekeerd zolang dit verschil bestaat. De herplaatsingstoelage bedraagt niet meer dan het invaliditeitspensiocn. 3. Bij herplaatsing als ambtenaar wordt de herpiaatsingstoelage geacht te behoren tot het ambtelijk inkomen bedoeld in artikel C De herplaatsingstoelage, de daarover verschuldigde pensioenbijdrage en de terzake van die toelage geheven premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet, komen ten laste van het fonds. Herplaatsingswachtgeld Artikel K7 1. De herplaatsbaar verklaarde ambtenaar die zonder dat hij is herplaatst in een betrekking als bedoeld in artikel K 2, tweede lid binnen vijf jaren na de dagtekening van de ongeschiktheidsverklaring wordt ontslagen dan wel voordien reeds is ontslagen wegens de ziekten of gebreken uit hoofde waarvan hij blijvend ongeschikt wordt geacht zijn betrekking te vervullen, heeft met ingang van de dag van zijn ontslag recht op wachtgeld ten laste van het desbetreffend lichaam. 2. Behoudens voor zover betreft de duur wordt het wachtgeld door het orgaan verleend op de voet en de voorwaarden van het Rijkswachtgeldbesluit Onverminderd de bepalingen van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 krachtens welke het wachtgeld geheel of ten dele vervallen kan worden verklaard vervalt het wachtgeld: a. indien en voor zolang de herplaatsbaar verklaarde ambtenaar een betrekking als bedoeld in artikel K 2, tweede lid, heeft aanvaard; b. zodra krachtens de voorgaande artikelen zijn invaliditeitspensioen ingaat. Uitvoeringsvoorschriften Artikel K 8 Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur voorschriften te geven ter uitvoering van dit hoofdstuk. Bij deze maatregel stellen Wij zo nodig regelen die de strekking hebben de herplaatsing te bevorderen. TITEL III BEPALINGEN VAN ADMINISTRATIEVE AARD HOOFDSTUK L Het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en het pensioenbestuur Fonds Artikel L 1 1. Er bestaat een Algemeen burgerlijk pensioenfonds dat rechtspersoonlijkheid bezit. 2. Het fonds heeft zijn zetel ter plaatse door Onze Minister te bepalen. Pensioenbestuur Artikel L2 1. Het pensioenbestuur bestaat uit een directie en een Raad van toezicht. 2. Het beheer van het fonds, de toepassing van deze wet en het toezicht op de naleving van haar bepalingen, voor zover anderen bij de uitvoering daarvan betrokken zijn, berusten bij de directie.

15 15 3. De directie vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. 4. De raad is belast met het toezicht op de uitvoering van de taak die aan de directie is opgedragen. 5. De raad doet, de directie gehoord, aan Onze Minister de voorstellen die hij in het belang van de toepassing van deze wet nodig acht. Raad van toezicht Artikel L3 1. De Raad van toezicht bestaat uit een lid, levens voorzitter, en tien andere leden, die Wij benoemen, schorsen en ontslaan. 2. De leden hebben zitting voor de tijd van vijf jaren. Na afioop van dat tijdvak kunnen zij opnieuw worden benoemd. 3. Wij benoemen vijf leden op gemeenschappelijke voordracht van Onze Minister en van Onze Minister van Financiën. 4. Wij benoemen vijf leden op voordracht van Onze Minister. Deze kiest de te benoemen leden uit een voordracht van de pcrsoneelsdelegatie in de Centrale commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken, die ten minste twee namen voor elke te vervullen plaats bevat. 5. Wij behouden Ons voor plaatsvervangende leden te benoemen, te schorren en te ontslaan. Op hun benoeming zijn de voorgaande drie leden van overeenkomstige toepassing. 6. De raad wordt bijgestaan door een secretaris die Wij benoemen, schorsen en ontslaan. Artikel L4 1. Het ambt van lid, plaatsvervangend lid of secretaris van de Raad van toezicht, is onverenigbaar met het lidmaatschap van de directie en met het vervullen van enige betrekking onder de directie. Onze Minister kan verdere regelen stellen omtrent de onverenigbaarheid van het voorzitterschap, het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap met andere werkzaamheden. 2. Wij kunnen aan de voorzitter, de andere leden en de plaatsvervangende leden van de raad een vergoeding toekennen. Artikel L5 De Raad van toezicht is ter zake van zijn toezichthoudende taak verantwoording aan Onze Minister verschuldigd. Onze Minister kan de raad te allen tijde aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van die taak. Accountant Artikel L6 1. Onze Minister wijst, de Raad van toezicht gehoord, een accountant aan die met de controle van de administratie en de jaarrekening van het fonds wordt belast. 2. Onze Minister zendt afschrift van het rapport van de accountant aan de Algemene Rekenkamer, Onze Minister van Financiën, de Raad van toezicht en de directie. Regleinent Raad van toezicht Artikel L7 1. De Raad van toezicht stelt een reglement voor zijn werkzaamheden vast dat de goedkeuring van Onze Minister behoeft. 2. Het reglement regelt in ieder geval de instelling, samenstelling en werkwijze van een afdeling van de raad. die is belast met de vaststelling van de in artikel S 1 bedoelde raadsbeslissingen. Van deze afdeling zijn de voorzitter en de secretaris van de raad ambtshalve voorzitter en secretaris. 3. In het reglement kan voorts worden bepaald, dat: a. de raad ook andere afdelingen kan instellen: b. bepaalde bevoegdheden van de raad worden uitgeoefend door de voorzitter of een daartoe aan te wijzen afdeling van de raad. Directie Artikel L8 1. De directie bestaat uit ten hoogste drie leden, die Wij benoemen, schorsen en ontslaan. 2. Wij stellen, de Raad van toezicht gehoord, voor de directie een instructie vast. In deze instructie wordt mede geregeld de verplichting van de directie tot het doen van mededelingen en het verstrekken van inlichtingen en adviezen aan de raad. Geneeskundig adviseur Artikel L9 1. De directie wordt bijgestaan door een geneeskundig adviseur die Wij benoemen, schorsen en ontslaan. 2. De directie wordt vóór de benoeming in de gelegenheid gesteld een voordracht van twee personen in te dienen. 3. Voor de geneeskundig adviseur wijzen Wij een p1aatsvervanger aan. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing. 4. Wij kunnen aan de plaatsvervangend geneeskundig adviseur een vergoeding toekennen. Personeel Artikel L 10 Voor zover die bevoegdheid niet aan Ons of aan Onze Minister is voorbehouden benoemt, schorst en ontslaat de directie het personeel. Verslagen Artikel Lil 1. De directie brengt jaarlijks aan de Raad van toezicht schriftelijk verslag uit van haar beleid en werkzaamheden. De directie voegt bij haar verslag de jaarrekening van het fonds of een samenvatting daarvan. 2. De raad brengt aan Onze Minister jaarlijks schriftelijk verslag uit en legt daarbij tevens over het verslag van de directie. 3. Zo spoedig mogelijk nadat zij aan Onze Minister zijn aangeboden, stelt de directie beide verslagen algemeen verkrijgbaar. Verstrekken van inlichtingen Artikel L De directie is bevoegd personen en colleges uit te nodigen tot het verstrekken van de inlichtingen, die voor de juiste toepassing van deze wet en van de te harer uitvoering gegeven voorschriften naar haar mening nodig zijn. 2. De uitnodiging geschiedt bij aangetekende brief. 3. Ieder is verplicht aan de uitnodiging binnen de daarin gestelde termijn gevolg te geven, behalve wanneer het verstrekken van de inlichtingen strijdig zou zijn met een hem door de overheid opgelegde of uit de aard van zijn ambt voortvloeiende plicht tot geheimhouding.

16 16 4. Hij die aan een ingevolge het eerste lid gedane uitno diging gevolg heeft gegeven, heeft aanspraak op vergoeding van de deswege gemaakte kosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften. 5. Hij die weigerachtig of nalatig is in het voldoen aan een tot hem gerichte uitnodiging, als bedoeld in het eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste f Hij die naar aanleiding van een tot hem gerichte uitnodiging, als bedoeld in het eerste lid, een inlichting verstrekt waarvan de onjuistheid hem bekend is, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste f Hij die naar aanleiding van een tot hem gerichte uitnodiging, als bedoeld in het eerste lid, opzettelijk een onjuiste inlichting verstrekt met het oogmerk de directie of haar ambtcnaren een handeling te doen verrichten of nalaten, die zij zonder die inlichting niet zouden hebben verricht onderscheidenüjk nagelaten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar. 8. De in het vijfde en zesde lid strafbaar gestelde feiten worden als overtredingen, die in het vorige lid als misdrijven beschouwd. Artikel L Een ieder is verplicht aan de directie of een schriftelijk door deze gemachtigde ambtenaar desgevraagd inzage te geven in boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover zulks voor de uitvoering van deze wet van belang kan zijn. 2. Artikel L 12, derde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing. Bijzondere bevoegdheid directie Artikel L 14 De directie is bevoegd, na verkregen goedkeuring van de Raad van toezicht, bij beslissing te verklaren dat een besluit van een orgaan voor de toepassing van deze wet geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing blijft, indien zonder deze verklaring een recht of een uitzicht op een recht zou ontstaan, dat zou strijden met de kennelijke strekking van deze wet. Van deze bevoegdheid kan de directie slechts gebruik maken binnen een jaar nadat zij van evenbedoeld besluit kennis heeft kunnen nemen. Actuariële balans Artikel L Onze Minister bepaalt, de Raad van toezicht gehoord, wanneer een actuariële balans van het fonds wordt opgemaakt zomede naar de toestand op welk tijdstip balansdatum dit geschiedt. 2. Het tijdsverloop tussen twee opeenvolgende balansdata bedraagt ten hoogste vijf jaren. Balanscommissie Artikel L De vaststelling van een actuariële balans geschiedt door een commissie van drie personen, genaamd balanscommissie. De balanscommissie doet daarbij aanbevelingen met betrekking tot voorzieningen, waartoe naar haar oordeel de balans aanleiding geeft. 2. De leden van de balanscommissie worden door Onze Minister voor een tijdvak van ten hoogste vijf jaren aangewezen. Na afloop van dat tijdstip kunnen zij opnieuw worden aangewezen. De Raad van toezicht kan voor elke te vervullen plaats een aanbeveling van ten hoogste twee personen indienen. 3. Het lidmaatschap van de balanscommissie is onverenigbaar met het ambt van lid, plaatsvervangend lid of secretaris van de raad dan wel met het lidmaatschap van de directie en met het vervullen van enige betrekking onder de directie. 4. Onze Minister kent aan de leden van de balanscommissie een vergoeding toe. Artikel L 17 Op verzoek van Onze Minister, van de Raad van toezicht of van de directie dient de balanscommissie van advies in vraagstukken van actuariële en financieel-economische aard die verband houden met het beheer van het fonds. Artikel L De balanscommissie brengt haar rapporten en adviezen uit aan Onze Minister door tussenkomst van de Raad van toezicht die deze, gehoord de directie, zo nodig vergezeld doet gaan van zijn advies. 2. Zo spoedig mogelijk na de indiening van een actuariële balans bij Onze Minister stelt de directie deze algemeen verkrijgbaar. HOOFDSTUK M Financieel beheer Fonds Artikel M 1 Het fonds strekt tot voldoening van de pensioenverplichtingen, de andere uitkeringen en de kosten, die voor dit fonds aan de uitvoering van deze wet en andere wetten zijn verbonden. Fondsbegroting Artikel M2 1. De begroting van het fonds wordt jaarlijks bij de wet vastgesteld met inachtneming van het beginsel van lasten en baten. De begroting wordt voorzien van een toelichting. 2. De directie zendt jaarlijks Onze Minister een voorontwerp van de begroting door tussenkomst van de Raad van toezicht. Onze Minister zendt vóór 1 mei het wetsontwerp van de begroting aan Onze Minister van Financiën. Onze Minister van Financiën kan bezwaar maken tegen het wetsontwerp voor zover hem dit met het oog op het algemeen financieel beleid en een doelmatig beheer van het fonds niet toelaatbaar voorkomt. 3. Het ontwerp van de begroting van het fonds wordt Ons jaarlijks aangeboden door Onze Minister van Financiën ter indiening bij de Tweede Kamer, tegelijk met het ontwerp van de Rijksbegroting. 4. De inrichting der begroting geschiedt met inachtneming van de voorschriften die door Onze Minister van Financiën, na overleg met Onze Minister, worden vastgesteld. Begrotingsuitvoering Artikel M3 1. De directie beschikt over de bedragen die bij de begrotingswet zijn toegestaan. 2. Totdat de wet waarbij de nieuwe begroting is vastgesteld in werking is getreden geldt de begroting van het voorafgaande jaar als grondslag van het beheer. 3. Onze Minister is bevoegd de artikelen die bij de begrotingswet daartoe zijn aangewezen aan te vullen door ovcrschrijving uit andere bij die wet aangewezen artikelen. Van zijn beschikkingen ten deze zendt hij een afschrift aan de Algemenë Rekenkamer en aan Onze Minister van Financiën.

17 Artikel M 7 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gesteld ten aanzien van het fondsbeheer. HOOFDSTUK N Bijzondere financiële bepalingen Schadeloosstelling aan fonds verschuldigd Artikel NI Een privaatrechtelijk lichaam dat Wij krachtens artikel B 3 hebben aangewezen is voor eenmaal een door Ons vast te stellen schadeloosstelling aan het fonds verschuldigd, ten be Onze Minister van Financiën oefent een algemeen toezicht uit op de uitvoering van de begroting. Hij bepaalt welke e door het ambtenaarschap van het in dienst van dat lichaam :- drage van de verhoging die de wiskundige reserve ondergaat gegevens hem ten behoeve van dit toezicht dienen te worden n zijnde personeel. Wij besluiten op voordracht van Onze verstrekt. Aan de door hem aan te wijzen ambtenaren wordt It Minister, nadat deze de Raad van toezicht en nadat de raad zo mogelijk inzage gegeven van de administratie van het fonds!s de directie heeft gehoord. en de daarop betrekking hebbende bescheiden. 5. Zowel Onze Minister als Onze Minister van Financiën Q Aansprakelijkheid andere lichamen kan in bijzondere gevallen verlangen dat bepaalde verplichtingen niet worden aangegaan voordat hij daarmede heeft in- Artikel N 2 i- gestemd. 1. Het Rijk is mede aansprakelijk voor de betaling van Boekjaar de bijdragen en de daarover te berekenen rente die de in artikel B 2 bedoelde lichamen krachtens hoofdstuk C aan het Artikel M4 fonds verschuldigd zijn. 2. Wij behouden Ons voor in Ons besluit waarbij Wij krachtens artikel B 3 een privaatrechtelijk lichaam aanwijzen, of in Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. een later besluit, een publiekrechtelijk lichaam aan te wijzen Algemene Rekenkamer dat aansprakelijk of mede aansprakelijk is voor de betaling van de krachtens hoofdstuk C aan het fonds verschuldigde bijdragen Artikel M5 en de daarover te berekenen rente, alsmede voor de betaling van de in artikel N 1 bedoelde schadeloosstelling. De Algemene Rekenkamer controleert het fonds. Uitkering ineens Fondsrekening Artikel N3 Artikel M6 1. Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur voorschriften te geven met betrekking tot de voorwaar- 1. Onze Minister zendt voor 1 augustus van het jaar volgend op het boekjaar de jaarrekening van het fonds aan Onze i den waarop het uitzicht op pensioen krachtens deze wet in Minister van Financiën. Onze Minister ontvangt daartoe een 1 door Ons aan te wijzen gevallen kan worden vervangen door ontwerp van de directie, door tussenkomst van de Raad van ï het recht op een uitkering ineens. toezicht. 2. Diensttijd waarop het in het vorige lid bedoelde pensioenuitzicht betrekking heeft, wordt na de uitkering aange- 2. De jaarrekening bestaat uit: a. een begrotingsrekening; merkt als diensttijd waarover reeds pensioen is toegekend. b. een balans. 3. De wijze waarop de uitkering ineens wordt berekend 3. De jaarrekening wordt van de nodige toelichtingen voorzien. Deze vermelden onder meer naar welke maatstaven de wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. activa en passiva van het fonds zijn gewaardeerd en lichten de» Pensioenbetaling ten laste lichaam veranderingen in de activa en passiva toe. Artikel N4 4. De inrichting van de jaarrekening geschiedt met inachtneming van de voorschriften die door Onze Minister van [ 1. Indien een pensioen door schuld van een orgaan van Financiën, na overleg met Onze Minister, worden vastgesteld. het lichaam tot hetwelk de betrokkene in dienstverhouding 5. De jaarrekening wordt door Onze Minister van Financiën voor 1 oktober van het jaar volgend op het boekjaar aan heeft gestaan ten onrechte is toegekend, onderscheidenlijk tot een te hoog bedrag is toegekend, en de directie besluit niet tot de Algemene Rekenkamer ter goedkeuring toegezonden. intrekking of verlaging van het toegekende pensioen over te gaan, kan zij, te rekenen van de dag van ingang van het pensioen, het bedrag dat zij te veel aan pensioen heeft betaald 6. De Algemene Rekenkamer zendt Ons de door haar gecontroleerde jaarrekening onder bijvoeging van haar opmerkingen. Deze worden bij de aanbieding der jaarrekening aan en nog zal betalen, ten laste van het lichaam brengen. de Staten-Generaal overgelegd. Ten aanzien van posten waaraan de Algemene Rekenkamer haar goedkeuring heeft ont- 2. Indien in een herzieningsbeslissing als bedoeld in artikel S 3, eerste lid, is uitgesproken dat de feitelijke onjuistheid die houden wordt bij de wet een voorziening getroffen. aan de oorspronkelijke beslissing ten grondslag lag te wijten was aan een orgaan, dient het desbetreffend lichaam te veel 7. Het slot van de jaarrekening van het fonds wordt bij de betaalde bedragen aan het fonds te vergoeden. wet vastgesteld. Bij het ontwerp van wet wordt de jaarrekening met de daarbij behorende toelichting overgelegd. Artikel N5 1. Indien een ambtenaar, voor wie niet meer dan vijf jaren diensttijd in aanmerking komt, voor het vervullen van zijn betrekking blijvend ongeschikt wordt bevonden uit hoofde van ziekten of gebreken die bij de aanvang van de dicnstverhouding reeds tot uiting waren gekomen, en hij toen of nadien niet dan wel slechts voorwaardelijk is goedgekeurd, is de directie bevoegd de kosten van het invaliditeitspensioen ten laste te brengen van het lichaam uit welks dienst hij is ontslagen. 2. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op het pensioen van de weduwe en wezen van een in dat lid bedoelde ambtenaar die ten gevolge van de daarbcdoelde ziekten of gebreken is overleden. 3. De verplichting van het lichaam voortvloeiende uit het eerste en tweede lid eindigt op het tijdstip waarop de gepensioncerde ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt, onderscheidenlijk zou hebben bereikt als hij in leven was gebleven.

18 18 4. Dit artikel vindt geen toepassing met betrekking tot een ambtenaar die in dienst is genomen ter voldoening aan een verplichting opgelegd bij of krachtens de Wet plaatsing mindervalide arbeidskrachten. Andere kosten ten laste lichaam Artikel N 6 De directie is bevoegd: a. de invorderingskosten van de door een lichaam aan het fonds verschuldigde bedragen tot ten hoogste f 200 ten laste van dat lichaam te brengen; b. de kosten van het ter plaatse doen vaststellen van de vereiste gegevens ten laste van een lichaam te brengen, indien het desbetreffend orgaan nalatig is in het zenden van een naamsgewijze opgave als bedoeld in artikel C 2, vierde lid. Artikel N7 1. Indien de directie van oordeel is dat een besluit van een orgaan ten aanzien van een ambtenaar of groep van ambtenaren lasten op het fonds legt of in uitzicht stelt die het fonds belangrijk zwaarder belasten dan voor overeenkomstige ambtenareri in het algemeen het geval is, kan zij die zwaardere lasten in rekening brengen aan het desbetreffend lichaam. 2. De directie kan dit oordeel slechts uitspreken binnen een jaar nadat zij van bedoeld besluit kennis heeft kunnen nemen. 3. De toepassing van het eerste lid behoeft de goedkeuring van de Raad van toezicht. Artikel N8 1. De betaling van bedragen als bedoeld in de artikelen N 1, N 4, N 5, N 6 en N 7 geschiedt binnen de termijnen die de directie vaststelt. 2. Artikel C 4, derde lid, is op deze bedragen van overeenkomstige toepassing. Betaling AOW'I'AWW-premie Artikel N9 door organen 1. De premie die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet van een ambtenaar wordt geheven ter zake van zijn ambtelijk inkomen voldoet het orgaan voor hem. 2. Het vorige lid lijdt uitzondering voor zover in het ambtelijk inkomen een verhoging geacht moet worden te zijn begrepen ter compensatie van de ter zake van dat inkomen berekende premie bedoeld in het vorige lid. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die drempeltijd vervult als bedoeld in artikel B Voor hem die zijn ambtenaarschap ontleent aan artikel B 6 vindt het eerste lid toepassing in de mate waarin zijn wachtgeldtijd medetelt als diensttijd krachtens artikel D De voorgaande leden vinden voorts overeenkomstige toepassing op het bedrag aan premie dat ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet verschuldigd zou zijn geweest indien niet krachtens artikel 36, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 48, eerste lid, van genoemde wetten vrijstelling van premiebetaling zou zijn verleend. Betaling AOW/AWW-premie Artikel N 10 door fonds 1. De premie die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet ter zake van zijn pensioen wordt geheven van degene, die aan invaliditeit of aan een overlijden het recht op dadelijk ingaand pensioen in de zin van deze wet ontleent, voldoet het fonds voor hem. 2. Het vorige lid vindt geen toepassing op degene die recht heeft op bijzonder weduwenpensioen en op degene wier weduwenpensioen wegens hertrouwen opnieuw wordt vastgesteld. 3. Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing op het invaliditeitspensioen van een herplaatsbaar verklaarde ambtenaar indien dat pensioen wordt betaald. 4. Het eerste lid vindt voorts overeenkomstige toepassing op het bedrag aan premie dat een daarbedoeld persoon ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwenen Wezenwet verschuldigd zou zijn geweest, indien hem niet krachtens artikel 36, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 48, eerste lid, van genoemde wetten vrijstelling van premiebetaling zou zijn verleend. Pensioenverhaal Artikel N 11 Voor zover verhaal van krachtens deze wet toegekende pensioenen niet rechtstreeks kan plaats vinden ingevolge de Verhaalswet ongevallen ambtenaren, is evengenoemde wet op die pensioenen van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK O Aanvraag en toekenning van pensioen Toekenning pensioen; voorschotverlening Artikel O 1 1. De directie beslist over de toekenning van pensioen op schriftelijke aanvraag door of vanwege de betrokkene. De stukken die de directie nodig acht voor de behandeling van de aanvraag dienen te worden overgelegd. 2. Als een aanvraag om toekenning van invaliditeitspensioen bedoeld in artikel E 1, eerste lid, onder b, wordt mede aangemerkt een verzoek van de ambtenaar om instelling van een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel P De directie is bevoegd een pensioen ambtshalve toe te kennen. 4. De directie is voorts bevoegd een voorschot op een pensioen te verlenen. Pensioenbeschikking Artikel O 2 1. De directie beslist over de toekenning van pensioen bij een gedagtekende beschikking waarin zij de gronden van haar beslissing vermeldt alsmede de bepalingen van de wet waarop die beslissing steunt. 2. In een beschikking tot toekenning van pensioen worden de voor het pensioen medetellende diensttijd alsmede de van belang zijnde berekeningsgrondslagen en de daaruit berekende middelsommen vastgesteld. Artikel O 3 De stukken die de directie nodig acht voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn vrij van leges. HOOFDSTUK P Geneeskundig onderzoek en revalidatie Geneeskundig onderzoek Artikel P 1 1. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door twee door de directie aangewezen geneeskundigen.

19 19 2. De aanwijzing geschiedt uit een door de directie opgemaakte en bijgehouden lijst van geneeskundigen. De plaatsing op deze lijst geschiedt voor ten hoogste vijf jaren. Deze termijn kan telkens met ten hoogste vijf jaren worden verlengd. 3. Indien de verblijfplaats van de te onderzoeken persoon buiten Nederland is gelegen kan de directie geneeskundigen aanwijzen die niet voorkomen op de lijst bedoeld in het vorige lid. 4. De directie kan aanduiden over welke vragen, van belang voor de beoordeling van het recht op pensioen en de berekening daarvan, het oordeel der geneeskundigen in het bijzonder wordt verlangd. 5. Zowel door of vanwege de betrokkene als door of vanwege het gezag dat bevoegd is tot het verlenen van ontslag, kan van de directie aanwijzing worden verlangd van een door hem of het gezag gekozen geneeskundige. Deze geneeskundige is bevoegd het onderzoek bij te wonen en de beide met het onderzoek belaste geneeskundigen mondeling of schriftelijk van advies te dienen. Artikel P2 1. Degene op wiens verzoek het onderzoek plaatsvindt stelt de aangewezen geneeskundigen in kennis van de gegevens die voor het onderzoek van belang kunnen zijn. 2. Indien de geneeskundigen het nodig achten over nadere inlichtingen te beschikken zorgt de directie dat aan die wens zoveel mogelijk wordt voldaan. 3. Indien aan de tak van dienst waartoe betrokkene behoort of behoorde een bedrijfsarts is verbonden en deze niet is aangewezen ingevolge artikel P 1, vijfde lid, draagt het gezag dat bevoegd is tot het verlenen van ontslag zorg, dat een rapport van die bedrijfsarts aan de aangewezen geneeskundigen wordt toegezonden. Geneeskundig rapport Artikel P 3 1. De met het onderzoek belaste geneeskundigen brengen zo spoedig mogelijk een met redenen omkleed rapport aan de directie uit. Bij dit rapport worden overgelegd de ingevolge artikel P 1, vijfde lid, uitgebrachte schriftelijke adviezen alsmede de gegevens, de inlichtingen en het rapport, verkregen ingevolge artikel P 2. Is het advies bedoeld in artikel PI, vijfde lid, mondeling uitgebracht, dan wordt de inhoud daarvan in het rapport weergegeven. Is geen advies als vorenbedoeld uitgebracht, dan wordt hiervan in het rapport melding gemaakt. 2. De directie kan over het in het vorige lid bedoelde rapport met redenen omkleed advies van een of meer andere geneeskundigen vragen. 3. De directie kan de betrokkene nogmaals doen onderzoeken of hem voor de duur van ten hoogste twee maanden in observatie doen nemen. Deze termijn kan, op voorstel van de geneeskundige die de observatie verricht, eenmaal met ten hoogste een maand worden verlengd. 4. Wijkt het oordeel van de in het tweede en derde lid bedoelde geneeskundigen af van dat van de geneeskundigen die met het eerste onderzoek waren belast, dan worden de laatsten in de gelegenheid gesteld hun standpunt nader te bepalen. Oordeel andere deskundigen Artikel P4 Ambtshalve, op verzoek van een der in de voorgaande artikelen bedoelde geneeskundigen of op verzoek van of vanwege betrokkene kan de directie het oordeel van andere deskundigen inwinnen ten aanzien van de arbeidsgeschiktheid of de invaliditeitsgraad van betrokkene. Directiebeslissing Artikel P5 1. Zodra zij zich genoegzaam voorgelicht acht neemt de directie een beslissing waaruit haar oordeel blijkt omtrent de punten, die in verband met de gezondheidstoestand van de betrokkene van belang zijn voor de beoordeling van diens recht op pensioen en de berekening daarvan. 2. De directie zendt een afschrift van haar beschikking aan de betrokkene en aan het gezag dat bevoegd is tot het verlenen van ontslag. 3. De directie kan haar beslissing omtrent de mate waarin de ambtenaar, gelet op de ziekten of gebreken uit hoofde waarvan hij voor het vervullen van zijn betrekking ongeschikt is bevonden, in staat moet worden geacht met voor hem passende arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien, uitstellen tot na ontvangst van het ontslagbesluit. Revalidatiemaatregelen Artikel P6 1. In afwachting van of na de ingevolge artikel P 5, eerste lid, te nemen beslissing, kan de directie de betrokkene: a. geneeskundige voorschriften in acht doen nemen; b. een geneeskundige behandeling doen ondergaan; c. doen opnemen in een inrichting tot herstel van zijn gezondheid; cl. doen scholen, zowel in een inrichting als daarbuiten, indien drie daartoe aangewezen deskundigen eenparig verklaren zodanige maatregel nodig te achten in het belang van het herstel van zijn gezondheid of in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid. 2. De directie wijst de in het vorige lid bedoelde deskundigen aan. Als een van die deskundigen wordt aangewezen een door de betrokkene gekozen deskundige, mits hij zijn keuze binnen een door de directie te stellen termijn aan de directie heeft medegedeeld. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van hulpmiddelen die gericht zijn op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid. Artikel P7 Ook zonder dat voor de ambtenaar door hem of door het orgaan een geneeskundig onderzoek is gevraagd is, op verzoek van de ambtenaar of van het orgaan, artikel P 6 op de ambtenaar van toepassing, indien aannemelijk is gemaakt dat een in artikel P 6 genoemde maatregel noodzakelijk is in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid en anders niet zou worden genomen. Bijzondere vergoeding Artikel P 8 De directie is bevoegd een vergoeding te verlenen wegens kosten of inkomstenderving veroorzaakt door observaties of door voorzieningen in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid aan: a. de ambtenaar die zij uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt heeft bevonden zijn betrekking te vervullen; /;. degene die recht beeft op invaliditeitspensioen. Verbetering levensomstandigheden invaliden Artikel P9 De directie kan degene die recht heeft op invaliditeitspensioen, tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, op diens

20 20 verzoek in aanmerking brengen voor voorzieningen die strekken tot verbetering van zijn levensomstandigheden. Medewerking betrokkene verplicht Artikel P De te onderzoeken persoon dient zijn volledige medewerking te verlenen aan een geneeskundig onderzoek, een observatie en een maatregel als bedoeld in de voorgaande artikclen. 2. Indien de directie zich onvoldoende voorgelicht acht ten gevolge van onvolledige medewerking van de te onderzoeken persoon 2onder dat daarvoor deugdelijke gronden aanwezig zijn, beslist de directie: a. indien het een ambtenaar betreft, dat blijvende ongeschiktheid van betrokkene uit hoofde van ziekten of gebreken om zijn betrekking te vervullen, niet is aangetoond; b. indien het een gepensioneerde betreft, dat hij geen recht heeft op aanvulling of verhoging van de aanvulling van zijn pensioen. Kosten en verhaal Artikel Pil 1. De kosten van de ingevolge artikel P 1, vijfde lid, aangewezen geneeskundigen komen steeds ten laste van betrokkene onderscheidenlijk van het gezag dat bevoegd is tot het verlenen van ontslag. De overige kosten verbonden aan de uitvoering van dit hoofdstuk komen ten laste van het fonds. 2. Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur regelen vast omtrent de aan geneeskundigen en andere deskundigen toe te kennen vergoedingen. 3. Indien betrokkene niet uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt wordt bevonden voor het vervullen van zijn betrekking of niet in aanmerking wordt gebracht voor een aanvulling dan wel een hogere aanvulling van zijn pensioen, en het geneeskundig onderzoek op zijn verzoek heeft plaatsgevonden, kan de directie de aan het onderzoek verbonden kosten tot ten hoogste de helft op hem verhalen. Uitvoeringsvoorschriften Artikel P 12 De directie kan voorschriften geven en overeenkomsten aangaan voor de uitvoering van dit hoofdstuk. Deze voorschriften behoeven de goedkeuring van de Raad van toezicht. HOOFDSTUK Q Ingang en einde van de pensioenen Ingang ambtenarenpensioen Artikel Q 1 Het ambtenarenpensioen gaat in met de dag waarop het recht daarop ontstaat, met dien verstande dat het niet vroeger ingaat dan een jaar vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag werd ingediend of waarin ambtshalve toekenning plaatsvond. Ingang weduwe n- en wezenpensioen Artikel Q 2 Het weduwen- en wezenpensioen gaat in met de dag voigende op die van het overlijden van hem aan wie het wordt ontleend, met dien verstande dat artikel Q 1 van overeenkomstige toepassing is. Ingang tijdelijk pensioen Artikel Q3 Het tijdelijk pensioen gaat in met een door de directie te bepalen dag. Ingang hersteld pensioen Artikel Q4 Wanneer een vervallen recht op pensioen geheel of gedeeltelijk wordt hersteld gaat het pensioen in met de eerste dag van de maand waarin het herstel heeft plaatsgevonden. Einde pensioen Artikel Q5 1. Elk pensioen eindigt met het einde van de maand waarin de rechthebbende is overleden. In geval van vermissing van de rechthebbende eindigt het pensioen met een door de directie te bepalen dag. 2. Het tijdelijk pensioen eindigt, wanneer de vermiste in leven blijkt te zijn, met een door de directie te bepalen dag. 3. Een pensioen waarop het recht krachtens artikel I 1 vervallen is verklaard, eindigt met het einde van de maand waarin de beslissing inzake het vervallen verklaren is genomen. 4. Het wezenpensioen eindigt voorts met het einde van de maand waarin de rechthebbende: a. meerderjarig is geworden; b. op grond van een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, de staat van wettig kind van adoptiefouders heeft verkregen. W eduwenuitkering Weduwnaarsuitkering Artikel Q6 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een gepensioneerd ambtenaar wordt aan diens weduwe een uitkering toegekend ten bedrage van het pensioen van die ambtenaar over een tijdvak van twee maanden (weduwenuitkering). Laat de overledene geen weduwe na, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van diens minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing na het overlijden van een gepensioneerde vrouwelijke ambtenaar wier weduwnaar recht heeft op pensioen krachtens artikel G3 (weduwnaarsuitkering). 2. Indien de overleden gepensioneerde geen betrekkingen als bedoeld in het vorige lid nalaat, kan het daarbedoelde bedrag door de directie geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging. 3. De voorgaande leden vinden geen toepassing indien aan de gepensioneerde krachtens artikel R 4 een uitkering ineens tot afkoop van zijn pensioen is betaald. Terugvordering Artikel Q 7 1. Indien meer pensioen is betaald dan overeenstemt met artikel Q 5, wordt het te veel betaalde teruggevorderd voor zover verrekening daarvan kan plaatsvinden met een uitkering krachtens artikel Q Indien een vermiste in leven blijkt te zijn kan het tijdelijk pensioen worden teruggevorderd.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 221 Rijkswet van 8 mei 2003 tot wijziging van de rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs

Nadere informatie

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Nr 3213 ar. JZio GEMEENTE DORDRECHT UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Artikel l Deze verordening verstaat onder: a. ontslag: ontslag als bedoeld in artikel H 12a van het Algemeen Ambtenarenreglement

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19 308 Wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Spoorwegpensioenwet met betrekking tot aanspraken van deelgerechtigden die de leeftijd

Nadere informatie

Uitkerings- en pensioenverordening Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Uitkerings- en pensioenverordening Gedeputeerde Staten van Noord-Holland Provinciaal Blad 1995-17 Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 31 januari 1995, nr. 95-160038, tot afkondiging van de Uitkerings- en pensioenverordening Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 322 27 692 Het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19 000 Wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Spoorwegpensioenwet Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 9 december 1985 In

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1974-1975 13 288 Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 638 Wet van 21 december 1995 tot wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet (invoering partnerpensioen),

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSVERORDENING van 29 oktober 1991 houdende nieuwe regeling van de toekenning van uitkering en van pensioen aan statenleden, zomede van pensioen aan hun nabestaanden Citeertitel: Pensioenverordening

Nadere informatie

Uitkerings- en pensioenverordening wethouders

Uitkerings- en pensioenverordening wethouders Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Dordrecht Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2010 GT no. 8 Landsverordening tot regeling van de uitkering en het pensioen voor politieke gezagdragers en van het pensioen voor hun nabestaanden (Pensioenregeling

Nadere informatie

A 2013 N 27 PUBLICATIEBLAD

A 2013 N 27 PUBLICATIEBLAD A 2013 N 27 PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 4 januari 2013, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren. De Waarnemende Gouverneur van Curaçao,

Nadere informatie

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement; Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 [Regeling vervalt per 01-04-2015.] Zichtdatum 07-02-2018 Geldend van 01-01-2010 t/m 31-03-2015 Regeling uitkering substantieel bezwarende functies

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 875 Wijziging van een aantal wetten in verband met de vereenvoudiging en vernieuwing van het militaire pensioenstelsel (Aanpassingswet kaderwet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 424 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet privatisering ABP, de Werkloosheidswet en de Ziektewet in verband met

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap

Nadere informatie

de Uitkerings- en pensioenverordening voor bestuurders van het hoogheemraadschap van Rijnland vast te stellen.

de Uitkerings- en pensioenverordening voor bestuurders van het hoogheemraadschap van Rijnland vast te stellen. Provinciaal Blad 1995-53B Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 10 oktober 1995 nr. 95-516176 tot afkondiging van het besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland d.d. 30 januari 1995,

Nadere informatie

LANDSVERORDENING van de 23ste december 1997 houdende regels betreffende de pensioenen van overheidsdienaren en hun nabestaanden en wezen

LANDSVERORDENING van de 23ste december 1997 houdende regels betreffende de pensioenen van overheidsdienaren en hun nabestaanden en wezen LANDSVERORDENING van de 23ste december 1997 houdende regels betreffende de pensioenen van overheidsdienaren en hun nabestaanden en wezen (Pensioenlandsverordening overheidsdienaren) Wetstechnische informatie

Nadere informatie

========= ===== * Recht op suppletie 13:2 t/m 13:5. * Suppletie 13:6 t/m 13:11. * Betaling van de suppletie 13:12 en 13:13

========= ===== * Recht op suppletie 13:2 t/m 13:5. * Suppletie 13:6 t/m 13:11. * Betaling van de suppletie 13:12 en 13:13 13 SUPPLETIE Inhoudsopgave Onderwerp Artikel ========= ===== * Begripsomschrijvingen 13:1 * Recht op suppletie 13:2 t/m 13:5 * Suppletie 13:6 t/m 13:11 * Betaling van de suppletie 13:12 en 13:13 * Scholing,

Nadere informatie

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet van 28 april 1994, tot vaststelling van regels met betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 990 Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede

Nadere informatie

A 1997 No 312 PUBLICATIEBLAD

A 1997 No 312 PUBLICATIEBLAD A 1997 No 312 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 23ste December 1997 houdende regels betreffende de pensioenen van overheidsdienaren en hun nabestaanden en wezen (Pensioenlandsverordening overheidsdienaren)

Nadere informatie

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING Artikel 1 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: a. scheiding: echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 23029(R1461) Wijzigïng van de Rijkswet op het Nederlanderschap Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van

Nadere informatie

LANDSVERORDENING houdende regels betreffende de pensioenen van overheidsdienaren en hun nabestaanden en wezen

LANDSVERORDENING houdende regels betreffende de pensioenen van overheidsdienaren en hun nabestaanden en wezen Zoek regelingen op overheid.nl Sint Maarten Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING houdende regels betreffende de pensioenen van overheidsdienaren en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14167 Wijziging in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, strekkende tot invoering ten behoeve van minderjarige moeders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14162 Nadere regelen tot beëindiging van de afwikkeling van de oorlogs- en watersnoodschaden en van schaden in de zin van de Wet Overheidsaansprakelijkheid

Nadere informatie

Gouverneur van de Nederlandse Antillen personeel en organisatie. Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gouverneur van de Nederlandse Antillen personeel en organisatie. Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd andsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 of 8 6/29/2012 12:53 PM Zoek regelingen op overheid.nl Nederlandse Antillen Ziet u een fout in deze regelin LANDSVERORDENING van de 27ste december 1995 tot

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14 501 Wijziging van de Overgangswet WVO. (herziening regeling t.a.v. de bewijzen van bekwaamheid tot het geven van voortgezet onderwijs) Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 581 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en enkele andere wetten in verband

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 Burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis; gezien de instemming van de plaatselijke commissie voor georganiseerd overleg; besluiten: vast te stellen de volgende: VERORDENING,

Nadere informatie

Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2002 / 28. Naam Uitkerings- en Pensioenverordening Wethouders (1970)

Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2002 / 28. Naam Uitkerings- en Pensioenverordening Wethouders (1970) Gemeenteblad Nijmegen Jaartal / nummer 2002 / 28 Naam Uitkerings- en Pensioenverordening Wethouders (1970) Publicatiedatum 19 december 2001 (Voorlopige publicatie: na verkrijging goedkeuring van Gedeputeerde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 862 Invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 303 Besluit van 30 mei 1996, houdende wijziging van het koninklijk besluit van 25 juni 1993, houdende vaststelling van regelen, bedoeld in de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 947 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19394 Opheffing van de organisatie bescherming bevolking en het treffen van enige daarmee verband houdende voorzieningen Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 69 Wet van 20 december 2001 tot wijziging van een aantal wetten in verband met de vereenvoudiging en vernieuwing van het militaire pensioenstelsel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 74 Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 231 Voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 122 Wet van 15 maart 2010 tot harmonisatie van uitkeringsrechten van leden van de Tweede Kamer, wijzigingen in verband met de openbaarmaking

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 201 26 238 Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking

Nadere informatie

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd. III.1 BEZOLDIGINGSREGELING 1997 - Besluit van de gemeenteraad van Voorst 24 maart 1997. BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Deze regeling verstaat onder: 1 Ambtenaar: hij, die overeenkomstig de bepalingen van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 120 Wet van 23 februari 1998 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (arbeidsvoorwaarden Rechterlijke

Nadere informatie

33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet)

33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet) T W E E D E K A M E R D E R S T A T E N - 2 G E N E R A A L Vergaderjaar 2011-2012 33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 615 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

TITEL 1 ALGEMEEN GEDEELTE HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN. Artikel 1

TITEL 1 ALGEMEEN GEDEELTE HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN. Artikel 1 WET van 9 december 1972, houdende nieuwe regelen van de pensioenen van ambtenaren, van met hen gelijkgestelden en van hun nabestaanden (Ambtenarenpensioenwet 1972) (G.B. 1972 no. 150), gelijk zij luidt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 618 Wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen in sociale verzekeringswetten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 383 Wet van 27 september 2000, houdende nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en

Nadere informatie

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar Was u in dienst voor 1 januari 2018? Dan gelden er voor u extra regels: Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar Vermindering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 95 Wet van 9 februari 2006, houdende regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten Generaal

Eerste Kamer der Staten Generaal Eerste Kamer der Staten Generaal Vergaderjaar 1986-1987 Nr. 55 15 417 Verlaging van de leeftijd waarop volgens het Burgerlijk Wetboek de meerderjarigheid wordt bereikt tot achttien jaren en wijziging in

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 081 Nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 189 Wijziging van een aantal wetten in verband met de herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 01-01-2011) Besluit van 18 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie, alsmede houdende wijziging van onder meer het Besluit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 675 Regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet conflictenrecht afstamming) Nr.

Nadere informatie

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING REGLEMENT WGA-HIAATREGELING STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE KOOPVAARDIJ GELDEND OP 1 JANUARI 2012 januari 2012 REGLEMENT WGA-HIAATREGELING ARTIKEL 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan

Nadere informatie

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_/afdrukken Page 1 of 5 Wet financiering decentrale overheden (Tekst geldend op: ) Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het

Nadere informatie

ouderdomspensioen heeft omgezet in partnerpensioen als 1 januari 2018 bedoeld in de overgangsbepaling 62.

ouderdomspensioen heeft omgezet in partnerpensioen als 1 januari 2018 bedoeld in de overgangsbepaling 62. Was u in dienst voor 1 januari 2018? Dan gelden er voor u extra regels: Nr. 83 Partnerpensioen ex-partner bij overlijden voor 65 jaar Recht op bijzonder Bij overlijden van de gewezen deelnemer voor 65

Nadere informatie

11 UITKERINGSREGELING ONTSLAG

11 UITKERINGSREGELING ONTSLAG 11 UITKERINGSREGELING ONTSLAG Inhoudsopgave Onderwerp Artikel ========= ===== * Betrokkene 11:1 * Lichamen 11:2 * Diensttijd 11:3 * Dienstbetrekking 11:4 * Bezoldiging 11:5 * Recht op uitkering 11:6 *

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 153 Wet van 14 maart 2002, houdende regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 632 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen)

Nadere informatie

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging 3 Salaris en vergoedingsregelingen Bezoldiging Artikel 3:1 1 Met inachtneming van artikel 1:2:1 wordt aan de ambtenaar binnen het kader van een lokaal vast te stellen bezoldigingsregeling een bezoldiging

Nadere informatie

RECHTSPOSITIEREGLEMENT

RECHTSPOSITIEREGLEMENT RECHTSPOSITIEREGLEMENT voor Bezoldigde Bestuurders van de AFMP ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Algemeen 1. Bezoldigde bestuurders van de AFMP worden in functie benoemd door de Bondsvergadering van de vereniging

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal i Vergaderjaar 1988-1989 Nr. 251 21 101 Regels met betrekking tot de doorstroming en verlaging van de uittredingsleeftijd van onderwijspersoneel (Wet bevordering doorstroming

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 154 Voorstel van wet van de leden Recourt en Van der Steur tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van kinderalimentatie (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 464 Wijziging van de Werkloosheidswet, de Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen om cumulatie van de uitkeringsduur op grond

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23 594 (R 1496) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 406 Beschikking van de Minister van Justitie van 23 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Pensioenbesluit politieke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 073 Aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 633 Wet van 15 december 1995, houdende wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing in geval van tijdelijke

Nadere informatie

Intitulé : Landsverordening rechtspositionele bepalingen ministers en gewezen ministers

Intitulé : Landsverordening rechtspositionele bepalingen ministers en gewezen ministers Intitulé : Landsverordening rechtspositionele bepalingen ministers en gewezen ministers Citeertitel: Landsverordening rechtspositionele bepalingen ministers en gewezen ministers Vindplaats : AB 2000 no.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 320 Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 378 Besluit van 1 augustus 1995 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (aanvulling invaliditeitspensioen bij door

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 222 Rijkswet van 18 april 2002 tot aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 683 Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de

Nadere informatie

========= ===== * Betrokkene 10:1. * Lichamen 10:2. * Diensttijd 10:3. * Dienstbetrekking 10:4. * Bezoldiging 10:5. * Recht op wachtgeld 10:6

========= ===== * Betrokkene 10:1. * Lichamen 10:2. * Diensttijd 10:3. * Dienstbetrekking 10:4. * Bezoldiging 10:5. * Recht op wachtgeld 10:6 10 WACHTGELD Inhoudsopgave Onderwerp Artikel ========= ===== * Betrokkene 10:1 * Lichamen 10:2 * Diensttijd 10:3 * Dienstbetrekking 10:4 * Bezoldiging 10:5 * Recht op wachtgeld 10:6 * Duur van het wachtgeld

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1995 1996 Nr. 77a 24 222 Regels met betrekking tot de oprichting van de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 411 Bepalingen in verband met de fusie van De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 200 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het invoeren van een nieuw arrangement voor de bekostiging van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 14515 20 mei 2014 Regeling van de minister voor Wonen en Rijksdienst van 15 mei 2014, nr. 2014-0000264200, inzake de gratificatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 468 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel X van de

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT. Stichting Pensioenfonds ABP. Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds (versiedatum: ) 1

PENSIOENREGLEMENT. Stichting Pensioenfonds ABP. Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds (versiedatum: ) 1 PENSIOENREGLEMENT Stichting Pensioenfonds ABP Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds (versiedatum: 04-12-2005) 1 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op: a. de gewezen deelnemer die is

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 02-02-2015) Besluit van 19 juni 1996, houdende vaststelling van de regeling inzake de aanvullende voorzieningen bij werkloosheid van rijksambtenaren (Besluit bovenwettelijke uitkeringen

Nadere informatie

Wet op de medische keuringen

Wet op de medische keuringen Wet op de medische keuringen Wet van 5 juli 1997, Stb. 1997, 365 (Verbeterblad), houdende regels tot versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring ondergaan (Wet op de medische keuringen),

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 202 Wet van 5 april 2012 tot wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten teneinde het recht op een tegemoetkoming afhankelijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 150 Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet, houdende maatregelen tot opsporing en verzekering van personen

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 08-06-2005) Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (Wet toezicht collectieve beheersorganisaties

Nadere informatie

Wezenpensioen Brochure

Wezenpensioen Brochure brochure Wezenpensioen_Layout 1 5/1/2016 5:39 PM Page 1 Wezenpensioen Brochure brochure Wezenpensioen_Layout 1 5/1/2016 5:39 PM Page 2 Inhoudsopgave Inleiding Pag. 3 Wanneer heeft het kind recht op een

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 274 Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête 0 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. Intitulé : LANDSVERORDENING van 9 maart 2000, houdende bijzondere regels inzake de rechtspositie van Arubaanse ambtenaren, werkzaam bij de Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 412 Wet van 11 juni 1998 tot wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 206 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de

Nadere informatie

Uitkerings - en pensioenverordening wethou ders gemeente deven ter 1993 (Wet van 23 november 1992, Stb 654)

Uitkerings - en pensioenverordening wethou ders gemeente deven ter 1993 (Wet van 23 november 1992, Stb 654) CVDR Officiële uitgave van Deventer. Nr. CVDR15147_1 15 maart 2016 Uitkerings - en pensioenverordening wethou ders gemeente deven ter 1993 (Wet van 23 november 1992, Stb 654) Afdeling 1 De uitkering Artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 170 Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid)

Nadere informatie