VR DOC.0095/1BIS

Transcriptie

1 VR DOC.0095/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN ONDERWIJS DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN BISNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de kinderopvangtoeslag en de kleutertoeslag Principiële goedkeuring Bijlagen: - ontwerp van besluit; - advies van de Inspectie van Financiën; - begrotingsakkoord. 1. INHOUDELIJK 1.1. Situering Op 22 december werd het nieuwe decreet tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid goedgekeurd. Op (datum) werd het bekrachtigd en afgekondigd. Het decreet kwam tot stand naar aanleiding van de zesde staatshervorming. Met dit nieuwe decreet wordt er expliciet voor gekozen om werk te maken van een sterk geïntegreerd gezinsbeleid, waarbij alle kinderen en hun gezinnen maximaal versterkt en ondersteund worden doorheen hun ontwikkeling. De invoering van de kinderopvangtoeslag en de kleutertoeslag passen in dat kader Context Er is heel wat wetenschappelijke evidentie die het belang aantoont van de deelname van kinderen aan kinderopvang in functie van het vergroten van ontwikkelingskansen, ook doorheen het verdere leven. Hierbij is het belangrijk om de drie functies van de kinderopvang in de verf te zetten. Kinderopvang heeft vooreerst een economische functie in het kader van activering en de combinatie gezin en arbeid. Daarnaast heeft de kinderopvang ook een heel belangrijke pedagogische en sociale functie die de ontwikkelingskansen van kinderen en de maatschappelijke integratie van gezinnen bevorderen, zeker bij kwetsbare gezinnen. 1 De Vlaamse Regering hechtte op 22 december 2017 haar definitieve goedkeuring aan het ontwerp van decreet tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid (VR DOC.1356/1BIS, DOC.1356/2BIS en DOC.1356/3BIS). Pagina 1 van 10

2 De Vlaamse overheid wil voor gezinnen die gebruik maken van nietinkomensgerelateerde kinderopvang de financiële drempel verlagen door hen een financiële ondersteuning te geven. De kinderopvangtoeslag is enkel bedoeld voor gezinnen waarvan de baby of peuter opgevangen wordt op een vergunde kinderopvangplaats in Vlaanderen of Brussel en waarvoor de ouders geen inkomenstarief betalen. Wetenschappelijk onderzoek heeft ook aangetoond dat voldoende aanwezig zijn in het kleuteronderwijs belangrijke impulsen geeft voor een goede start in het lager onderwijs en de verdere vordering van de schoolloopbaan. Hoe vroeger een kleuter regelmatig naar school gaat, hoe kleiner de kans op schoolse vertraging. De kleutertoeslagen zijn een maatregel van gezinsbeleid die ertoe strekken de participatie van kinderen aan het kleuteronderwijs te stimuleren. Met deze stimulans willen we jonge gezinnen ondersteunen bij deze participatie. Daarbij wordt ervoor gekozen om alle gezinnen op dezelfde manier te behandelen. Het decreet bepaalt voor de kinderopvangtoeslag en kleutertoeslag reeds het toepassingsgebied, het bedrag en de verplichting voor organisatoren van kinderopvang of voor het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming om gegevens te bezorgen die de berekening van de toeslag mogelijk maken. Daarnaast bepaalt het decreet in artikel 51, 52, 53 en 56, wat de Vlaamse regering bij delegatie mag bepalen. Deze zaken zijn opgenomen in voorliggend ontwerp van besluit Samenvatting en artikelsgewijze toelichting Tabel met rechtsgronden Artikel van voorliggend ontwerpbesluit Art. 1 Art. 2 3 Rechtsgrond in het decreet van (datum) tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid definities Art. 4 7 Artikel 7 Art. 8 Art. 9 Art. 10 en 11 Artikel 7 Artikel 52, derde lid Artikel 53, derde lid Artikel 53, derde lid Artikel 1. Dit artikel bevat een aantal definities. Als de term in verschillende artikelen wordt gebruikt, wordt de term nader toegelicht in een apart artikel vooraan in de tekst. Definities die reeds opgenomen zijn in het decreet dat de rechtsgrond biedt voor dit besluit, hoeven niet herhaald te worden in de uitvoeringsbesluiten. Pagina 2 van 10

3 Volgende termen worden verduidelijkt: - halve kinderopvangdag: een dag waarop een kind gedurende 3 tot 5 uren (op die dag) opgevangen wordt. - volle kinderopvangdag: een dag waarop een kind gedurende minstens 5 uren (op die dag) opgevangen wordt. Hoofdstuk 2: kinderopvangtoeslag Artikel 2. Artikel 52 van het decreet bepaalt dat de Vlaamse regering de uitvoeringsmodaliteiten van de kinderopvangtoeslag moet regelen en ook moet bepalen voor welk dagdeel er recht is. Artikel 2 van voorliggend ontwerp van besluit bepaalt dat er recht is op een kinderopvangtoeslag voor volle en halve kinderopvangdagen. Wat verstaan wordt onder een halve en een volle kinderopvangdag wordt in artikel 1 gedefinieerd. Hieruit volgt dat een opvangdag van minder dan drie uren geen recht geeft op een toeslag. Als een kind verspreid over een zelfde dag verschillende momenten opgevangen wordt door één of meerdere organisatoren, worden deze tijdsblokken opgeteld en het totaal bepaalt dan of er al dan niet sprake is van een halve of volle opvangdag. Er is voor gekozen om de tijdsduur van een volle en halve dag af te stemmen op het systeem dat in voege is in de kinderopvanglocaties waar een organisator werkt met het inkomenstarief. Enerzijds zorgt de afstemming voor een eenvormig beleid binnen Vlaanderen. Anderzijds maakt de afstemming dat een organisator zijn registratiesysteem voor halve en volle dagen kan behouden als hij subsidies voor inkomenstarief zou toegekend krijgen, of omgekeerd als hij geen subsidies voor inkomenstarief meer zou ontvangen. Artikel 3. Het decreet legt vast dat de kinderopvangtoeslag 3,17 euro bedraagt. Artikel 3 van voorliggend ontwerp van besluit bepaalt dat zowel voor volle als voor halve dagen een recht is op toeslag. Dit artikel regelt op welke manier de uitbetalingsactoren op basis van de doorgegeven volle en halve dagen per maand de kinderopvangtoeslag zullen berekenen. Hiervoor worden per maand alle volle en halve dagen eerst opgeteld. Twee halve dagen vormen één volle dag. Pas nadat alle halve en volle dagen opgeteld werden bij elkaar, wordt het resultaat van die optelsom vermenigvuldigd met 3,17 euro. Voorbeeld: Een kind wordt opgevangen op 10 volle dagen en 7 halve dagen. De 7 halve dagen zijn gelijk aan 3,5 volle dagen. In totaal is er sprake van 13,5 opvangdagen. Dit resultaat moet met 3,17 vermenigvuldigd worden: 13,5 x 3,17 = 42,795 euro. Op basis van de afrondingsregels, opgenomen in artikel 4, 2, van het decreet wordt dit afgerond tot 42,80 euro. Pagina 3 van 10

4 Per maand worden nooit meer kinderopvangdagen betaald dan het aantal kalenderdagen. Artikel 4. De Vlaamse regering moet de modaliteiten voor de gegevensverzameling en gegevensoverdracht regelen. Daarbij wordt er naar gestreefd om zo weinig mogelijk administratieve last te veroorzaken voor de organisator, waarbij tegelijk gegarandeerd wordt dat de burger evenwel zijn recht op deze toeslag gegarandeerd ziet. Dit artikel bepaalt welke gegevens de organisatoren moeten bezorgen: - identificatiegegevens van het kind: het is het kind dat opgevangen wordt dat recht heeft op de toeslag, dus het is noodzakelijk dat de opvanggegevens, gekoppeld aan de kinderen bezorgd worden. Om unieke identificatie mogelijk te maken wordt er gewerkt met het rijksregisternummer. Als er in uitzonderlijke situaties nog geen rijksregisternummer kan opgegeven worden (vb. de opvang van een kindje is al gestart terwijl het nog niet beschikt over een nummer), moet dit vervangen worden door de geboortedatum en het geslacht van het kind. Op basis van het decreet was al duidelijk dat een organisator alleen kinderopvangdagen mag doorgeven voor kinderen die nog niet naar de kleuterschool gaan. Een kind wordt beschouwd als een schoolgaand kind zodra het kind ingeschreven is in een kleuterschool en effectief naar school gaat, ongeacht hoeveel (halve) dagen per week. Uiteraard moet de kleuterschool ruim geïnterpreteerd worden, zodat het niet alleen de kleuterscholen erkend door de Vlaamse Gemeenschap betreft, maar ook de scholen erkend door de Franse gemeenschap en buitenlandse scholen. - de opgevangen uren per kinderopvangdag dat het kind opgevangen werd: de organisator moet doorgeven hoeveel uren per doorgegeven kinderopvangdagen het kind werd opgevangen. Op die manier kan Kind en Gezin nagaan of een bepaald kind dat bij verschillende organisatoren opgevangen werd op één dag door optelling van het aantal uren een halve dag of volle dag werd opgevangen. - informatie over de stopzetting van de opvang voor een kind of over de start op school van een kind: als in de maand waarvoor gegevens doorgegeven worden voor een kind de opvang wordt stop gezet, of dit kind (gedeeltelijk) start op school, dan geeft de organisator dat door aan Kind en Gezin. Zo weet Kind en Gezin dat voor dat kind de maand nadien geen gegevens meer moeten bezorgd worden en de organisator daarvoor niet herinnerd moet worden. - in welke kinderopvanglocatie het kind werd opgevangen en het dossiernummer: Zo kan Kind en Gezin controleren of het een vergunde kinderopvanglocatie betreft die niet werkt met het inkomenstarief. Daarnaast bepaalt dit artikel hoe een organisator van kinderopvang de gegevens moet bezorgen: - één keer per maand: het is de bedoeling dat de gegevens over een volledige maand in één keer worden bezorgd en dat ze niet verspreid op verschillende momenten aangeleverd worden; Pagina 4 van 10

5 - uiterlijk de zevende kalenderdag van de maand: Deze termijn is voldoende ruim om zowel organisatoren die werken met een volledig geautomatiseerd systeem, als organisatoren die alles zelf registreren toe te laten deze gegevens door te sturen; - elektronisch: de gegevens zullen op een elektronische manier bezorgd worden. Kind en Gezin zal hiertoe de vorm bepalen. Die richtlijnen zullen louter bepalen in welk soort digitaal formaat de gegevens moeten bezorgd worden, zodat ze eenvoudig ingelezen kunnen worden in de software bij Kind en Gezin en de totale administratieve lasten en beheerskosten voor iedereen zo laag mogelijk zijn. Om controle en geschillenbeslechting mogelijk te maken, moet de organisator deze gegevens en eventuele bewijsstukken hiervoor bewaren gedurende vijf jaar, zijnde de verjaringstermijn voor vorderingen van de begunstigden. Artikel 5. Als de organisator de gegevens niet tijdig bezorgt, zal Kind en Gezin de organisator eraan herinneren om de gegevens door te geven. Als een organisator ook na herinneringen van Kind en Gezin nalaat de gegevens te bezorgen, heeft Kind en Gezin de mogelijkheid om op te treden ten aanzien van de organisator op basis van de bepalingen van het decreet (artikel 192). De ouders zijn immers afhankelijk van de medewerking van de organisatoren voor het ontvangen van hun toeslag. Om deze laatste reden zal Kind en Gezin dit van zeer nabij opvolgen en kan het voormelde mechanisme relatief snel opgestart worden, bij het overschrijden van de termijn en bij gebrek aan reactie op herinneringen. Kind en Gezin brengt de uitbetalingsactor hiervan op de hoogte. Er kunnen zich situaties van overmacht voordoen, waarin het voor een organisator onmogelijk is om tijdig de gegevens te bezorgen (stroompanne die niet opgelost geraakt, softwareproblemen met een geautomatiseerd systeem, een organisator die wegens gezondheidsproblemen tijdelijk niet beschikbaar is, ). In dat geval is het aan de organisator om dit onmiddellijk te laten weten aan Kind en Gezin. Kind en Gezin zal dan samen met de organisator de concrete omstandigheden bekijken en nagaan welke nieuwe haalbare termijn er afgesproken kan worden. Kind en Gezin zal op zijn beurt ook de uitbetalingsactor hiervan op de hoogte brengen. Als de vertraging van de organisator of de overmacht ertoe leidt dat de normale betalingsdatum niet haalbaar is, zal de uitbetalingsactor de begunstigden van dit uitstel van betaling en de aanleiding ervan op de hoogte brengen. In uitzonderlijke situaties kan het gebeuren dat Kind en Gezin vaststelt dat het niet meer mogelijk is om nog gegevens bij de organisator te verkrijgen (vb. er is een brand geweest bij de organisator en alle gegevens zijn verloren, ). De ouders mogen in dergelijk geval niet het slachtoffer zijn van deze situatie en de kinderopvangtoeslag mislopen voor de dagen waarop ze effectief nog gebruik maakten van de kinderopvang. In dergelijke situaties meldt Kind en Gezin dit aan de uitbetalingsactor. Op dat moment zal de uitbetalingsactor de begunstigden contacteren en hen laten verklaren welke uren per kinderopvangdag hun kind gebruik maakte van de kinderopvang voor de periode waar geen gegevens (meer) over beschikbaar zijn. Pagina 5 van 10

6 De uitbetalingsactor zal vervolgens op basis van die gegevens de kinderopvangtoeslag uitbetalen. Wat betreft het bezorgen van de gegevens kan nog volgende toegevoegd worden: - de manier om rechtzettingen te doen, zit vervat in het decreet, meer bepaald artikel 92 e.v. die rechtzettingen regelt, dan wel artikel 95 e.v. die bepaalt dat vorderingen m.b.t. de kinderopvangtoeslag verjaren binnen een termijn van vijf jaren. Dus als begunstigden van oordeel zijn dat er meer toeslag uitbetaald moet worden, kunnen zij dit proberen recht te zetten/te vorderen conform die bepalingen. Als de uitbetalingsactor te veel heeft uitbetaald, zullen artikel 103 e.v. van toepassing zijn. - als ouders niet akkoord zijn met de dagen die doorgegeven werden door de organisator, zullen zij gestimuleerd worden dit in de eerste plaats zelf op te nemen met de organisator. Als ze er zelf niet uit komen, kunnen ze zich wenden tot de geschillencommissie, voorzien in artikel 104 en volgende van het decreet. Artikel 6. Nadat Kind en Gezin de gegevens van de organisator ontvangt, zal automatisch gecontroleerd worden of het effectief kinderopvang betreft in een vergunde kinderopvanglocatie zonder subsidie voor inkomenstarief. Alleen als voldaan is aan de regelgevende voorwaarden, zal Kind en Gezin de gegevens elektronisch bezorgen aan de uitbetalingsactoren: - als Kind en Gezin ze tijdig ontving: uiterlijk de vijftiende dag van de maand die volgt op de maand waarop de kinderen werden opgevangen; - als Kind en Gezin ze niet tijdig ontving: uiterlijk de achtste dag na ontvangst van de gegevens van de organisator. Artikel 7. Als de organisator de gegevens tijdig aan Kind en Gezin bezorgde, zal de uitbetalingsactor de kinderopvangtoeslag conform het decreet betalen op de 20 e kalenderdag van de maand, of de eerstvolgende werkdag als deze 20 e kalenderdag geen werkdag is (vb. een weekenddag of wettelijke feestdag) valt. Er is dus gekozen voor een vaste betaaldag per maand voor de kinderopvangtoeslag. Er kunnen zich volgende situaties voordoen waardoor de gegevens niet tijdig bezorgd worden aan Kind en Gezin (de organisator is laattijdig, er is een situatie van overmacht, ). In dat geval zal de uitbetalingsactor de toeslag betalen op de eerstvolgende mogelijke betaaldatum volgend op het ontvangen van de gegevens. Er zullen per maand verschillende betaaldata voorzien worden waarop betalingen van toelagen in het kader van het gezinsbeleid kunnen gebeuren. Dit moet samen bekeken worden met het feit dat bij laattijdigheid, overmacht, er snelle opvolging zal zijn door Kind en Gezin en er steeds maatregelen zullen genomen kunnen worden naar de organisator toe (art. 192). Het is immers de bedoeling dat ouders niet te lang moeten wachten op de toeslag waar ze recht op hebben. Pagina 6 van 10

7 Hoofstuk 3: kleutertoeslag Artikel 8. Dit artikel regelt de betaling van de kleutertoeslagen. De kleutertoeslag voor driejarigen: Deze wordt in principe betaald in de maand na de derde verjaardag van een leerling. Uiteraard is dit alleen mogelijk als het kind op dat moment al ingeschreven is én de uitbetalingsactor deze gegevens al heeft. Voor een kind waarvan met andere woorden nog niet vaststaat dat het aan de voorwaarde van inschrijving voldoet, zal de uitbetalingsactor nog geen kleutertoeslag voor driejarigen uitbetalen. Voor de kinderen waarvoor de uitbetalingsactor op basis van het voorgaande de betaling niet deed in de maand na de derde verjaardag, zal de uitbetalingsactor overgaan tot betaling in de maand volgend op de maand waarin hij de gegevens, waaruit blijkt dat de inschrijving plaats vond ten laatste in de tweede maand nadat het kind 3 jaar werd, ontving. Dit zal een beperkte groep betreffen, aangezien een groot deel van de kinderen reeds ingeschreven zijn op school op de leeftijd van 2,5 jaar. De kleutertoeslag voor vierjarigen: Deze wordt betaald in de maand na de vierde verjaardag van het kind, indien uit de gegevens die op dat ogenblik ter beschikking zijn, reeds blijkt dat het kind ingeschreven bleef in het onderwijs en voldoende aanwezig is geweest in een betrokken schooljaar. Om onnodige terugvorderingen te vermijden wordt de toeslag niet uitbetaald in de maand na de verjaardag van het kind indien deze gegevens op dat ogenblik ontbreken, maar in de maand nadat de uitbetalingsactor de informatie over de inschrijving en de voldoende aanwezigheid ontving. Deze gegevens zijn beschikbaar op het einde van het lopende schooljaar, waarna de uitbetaling ook voor de kinderen die pas op dat moment hun voldoende aanwezigheid kunnen bewijzen zal worden uitgevoerd. Artikel 9. Er doen zich gevallen voor waarbij een kind door ziekte zich niet kan inschrijven in een school of niet op voldoende wijze aanwezig kan zijn en zo niet voldoet aan de door de regelgeving gestelde voorwaarden. Dit wordt beschouwd als een situatie van overmacht. Het is billijk voor deze gevallen toch een kleutertoeslag te voorzien als een doktersbriefje wordt bezorgd die de ziekte van het kind attesteert. In dit geval zal de betaling gebeuren in de maand nadat het bewijs geleverd werd dat aan deze bepaling voldaan is. Artikel 10. Het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming houdt de inschrijvingsgegevens van leerlingen en studenten bij in centrale databanken, afhankelijk van lager, secundair of hoger onderwijs. Deze gegevens worden via elektronische fluxen over het MAGDAplatform bezorgd aan Kind en Gezin. Deze geautomatiseerde manier van werken betekent een administratieve vereenvoudiging voor alle betrokken partijen. Pagina 7 van 10

8 Het decreet bepaalt in artikel 56, 1, welke gegevens het ministerie aan Kind en Gezin bezorgt. Op basis van de delegatie aan de Vlaamse regering die voorzien is in 2 bepaalt voorliggend ontwerp van besluit de wijze waarop de gegevens bezorgd worden: - één keer per maand de gegevens van de leerlingen die werden ingeschreven en de datum van inschrijving; - één keer per schooljaar, zo snel mogelijk na het afsluiten van het schooljaar, de gegevens over welke leerlingen ingeschreven zijn op de laatste schooldag van juni en welke leerlingen voldoende aanwezig geweest zijn in de voorbije schooljaren. Deze informatie is relevant voor de toeslag voor vierjarigen aangezien op basis daarvan nagegaan kan worden of aan de voorwaarden voldaan is. Artikel 11. Het ministerie van Onderwijs is de gegevensbron voor de vermelde gegevens en Kind en Gezin zal onmiddellijk de info bezorgen aan de uitbetalingsactoren. 2. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE BEGROTING VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 2.1. Financiële weerslag van het voorstel (en vereiste kredieten) De budgettaire weerslag van de kinderopvangtoeslag kan als volgt worden ingeschat: plaatsen zonder inkomenstarief * 176 dagen (gemiddeld gebruik per plaats) * 3,17 euro per dag =13,9 mio euro De budgettaire weerslag van de kleutertoeslag werd als volgt meegegeven aan de Inspectie van Financiën: kinderen (3-4 jaar) * 150 euro = 21 miljoen euro Na het advies van de Inspectie van Financiën werd het bedrag van de kleutertoeslag aangepast naar 130 euro. Er werd daarbij echter onmiddellijk voorzien in een universele participatietoeslag van 20 euro voor drie- en vierjarigen. Deze operatie is daarbij budgetneutraal ten aanzien van de aan de Inspectie van Financiën voorgelegde budgettaire weerslag. De budgettaire weerslag van de kinderopvangtoeslag en de kleutertoeslag kan worden opgevangen binnen het budgettair kader, zoals dat werd vastgelegd in de conceptnota Voor elk kind en elk gezin een groeipakket op maat Inspectie van Financiën Het advies van de Inspectie van Financiën met referentienummer JVE/MDM/17/0386 werd verleend op 11 december De Inspectie van Financiën kan akkoord gaan met het voorstel. Het begrotingsakkoord is vereist. 2.3 Begrotingsakkoord Het akkoord van de Minister bevoegd voor Begroting werd verkregen op 19 januari Pagina 8 van 10

9 De budgettaire weerslag van voorliggend Besluit van de Vlaamse Regering wordt opgevangen binnen het macro-budgettair kader van het groeipakket. 3. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE LOKALE BESTUREN 1 personeel: het voorstel heeft geen weerslag op gebied van personeelsinzet; 2 werkingsuitgaven: het voorstel heeft geen weerslag op de lopende uitgaven van de lokale besturen; 3 investeringen en schulden: het voorstel heeft geen investeringen als gevolg; 4 ontvangsten: het voorstel heeft geen bijkomende ontvangsten als gevolg; 5 conclusie: het voorstel heeft geen weerslag op de lokale besturen. 4. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP HET PERSONEELSBESTAND EN DE PERSONEELSBUDGETTEN Het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op het personeelsbestand en op het personeelsbudget, zodat het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, niet vereist is. 5. KWALITEIT VAN DE REGELGEVING 5.1 Wetgevingstechnisch en taalkundig advies Het bijgaande ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering werd aangepast aan het wetgevingstechnisch en taalkundig advies nr. 2017/426 van 1 december RIA Het decreet tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid regelt in detail de context waarbinnen de verschillende toeslagen betaald zullen worden, aan welke voorwaarden voldaan moet zijn en zo verder. De Vlaamse regering heeft slechts delegatie voor de detailregelingen waardoor er dus in voorliggend besluit geen nieuw beleid vervat zit en een RIA niet nodig is. Er gebeurde een armoedetoets, waarvoor verwezen wordt naar de nota aan de Vlaamse regering bij het decreet van... (datum) tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, waar de nodige toelichting hierover gegeven wordt (VR DOC.1356/1BIS). Met betrekking tot de kinderopvang- en kleutertoeslag werd hier gesteld: Niet alle kinderen hebben op vandaag de mogelijkheid om te participeren aan inkomensgerelateerde kinderopvang. Gezien het belang van kinderopvang in de eerste levensjaren voor de latere ontwikkeling van het kind, is participatie via de kinderopvang zeker voor kwetsbare gezinnen cruciaal. Met deze toeslag willen we hierop inzetten. Ook de kleutertoeslag is in die optiek belangrijk voor mensen in armoede, want dit is ook een extra ondersteuning voor de extra schoolkosten. Pagina 9 van 10

10 6. VOORSTEL VAN BESLISSING De Vlaamse Regering beslist: 1 haar principiële goedkeuring te hechten aan het bijgaande ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de kinderopvangtoeslag en de kleutertoeslag; 2 de Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs en de Vlaamse minister, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin te gelasten over voornoemd ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering het advies in te winnen van de Raad van State, met verzoek het advies mee te delen binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, 1 eerste lid, 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. De Vlaamse minister van Onderwijs, Hilde CREVITS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo VANDEURZEN Pagina 10 van 10