BESTEMMINGSPLAN. Zone Oss - Berghem Bijlage 13 Verkennend Natuuronderzoek Sportpark De Koppelsteeg

Transcriptie

1 BESTEMMINGSPLAN Zone Oss - Berghem Bijlage 13 Verkennend Natuuronderzoek Sportpark De Koppelsteeg Gemeente Oss Raadhuislaan GM Oss T: F:

2

3 Verkennend natuuronderzoek Revitalisering Sportpark De Koppelsteeg Oriënterend onderzoek in het kader van de wet- en regelgeving voor natuur Definitief Sweco Nederland B.V. Eindhoven, 28 oktober 2016

4 Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek Revitalisering Sportpark De Koppelsteeg Subtitel : Oriënterend onderzoek in het kader van de wet- en regelgeving voor natuur Projectnummer : Referentienummer : SWNL Revisie : D1 Datum : 28 oktober 2016 Auteur(s) : J.A.M. de Nijs Msc adres : niels.denijs@sweco.nl Gecontroleerd door : J.A. Ettema Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : drs. S. Groot Jebbink Paraaf goedgekeurd : Contact : Sweco Nederland B.V. Zernikestraat HZ Eindhoven Postbus BG Eindhoven T F Pagina 2 van 19

5 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Kader van het onderzoek Plangebied en ontwikkeling Plangebied Ontwikkeling Flora- en faunawet Toetsingskader Methode Mogelijk aanwezige soorten Flora Vogels Vleermuizen Grondgebonden zoogdieren Amfibieën en reptielen Vissen Ongewervelden Wet natuurbescherming Toetsingskader Soorten Nieuw beschermde soorten Conclusie Natuurbeschermingswet Toetsingskader Inventarisatie Analyse van de mogelijke effecten Natuurbeleidskader Toetsingskader Inventarisatie Analyse en toetsing effecten Conclusies Flora- en faunawet Wet natuurbescherming Natuurbeschermingswet Natuurbeleidskaders Pagina 3 van 19

6 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Aanleiding van de opdracht is de revitalisering van het bestaande sportpark De Koppelsteeg te Berghem. De uitvoering van de werkzaamheden kan mogelijk schadelijke effecten hebben op beschermde planten en dieren en beschermde gebieden. Hierdoor dient de voorgenomen ontwikkeling te worden getoetst aan de actuele wet- en regelgeving voor natuur. 1.2 Kader van het onderzoek De realisatie van ruimtelijke ingrepen kan leiden tot schadelijke effecten op beschermde planten, dieren en gebieden. Het is noodzakelijk om inzichtelijk te maken of eventuele effecten op beschermde natuurwaarde kunnen optreden en of deze vervolgens kunnen worden gemitigeerd of gecompenseerd. Hierdoor dient de voorgenomen ontwikkeling te worden getoetst aan de actuele wet- en regelgeving voor natuur. De natuurbescherming in Nederland bestaat uit de volgende kaders: Flora- en Faunawet/Wet natuurbescherming: individuele soorten Natuurbeschermingswet 1998: Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten Provinciaal beleid: Ecologische Hoofdstructuur en eventuele weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden Deze wet- en regelgeving wordt getoetst middels een verkennend natuuronderzoek. Het verkennend onderzoek is opgebouwd uit een bureaustudie en een oriënterend veldbezoek en is er op gericht om een eerste inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen met betrekking tot aanvullend veldonderzoek, nader effectonderzoek en nadere procedures. In figuur 1.2 is aangegeven welke procedures mogelijk moeten worden doorlopen. Het verkennend onderzoek is de eerste stap in de procedure. Afhankelijk van het resultaat moeten de navolgende stappen al dan niet worden doorlopen. Figuur 1.2. Procedureschema vigerende wet- en regelgeving natuurbescherming Pagina 4 van 19

7 Plangebied en ontwikkeling 2 Plangebied en ontwikkeling 2.1 Plangebied Het te revitaliseren sportpark De Koppelsteeg is gelegen aan Osseweg te Berghem, gemeente Oss (zie figuur 2.1). Het sportpark is aan de zuidzijde begrenst door het treinspoor. Ten westen van het plangebied bevindt zich de N329 (Megensebaan). Figuur 2.1. Globale ligging van het plangebied Sportpark De Koppelsteeg te Berghem, gemeente Oss (rood omcirkeld). Bron: Google Maps 2.2 Ontwikkeling De revitalisering omhelst de herindeling van het terrein met behoud van het bestaande kunstgrasveld en realisatie van een nieuw clubgebouw, tribune, kunstgrasveld en twee natuurgrasvelden. Daarnaast worden er parkeervoorzieningen en diverse andere inrichtingselementen gerealiseerd. Hierbij zet de gemeente in op een integrale duurzame ontwikkeling van het sportpark, hetgeen zal bijdragen aan de doelstelling om één van de drie duurzaamste gemeentes van Brabant te worden. In figuur 2.2 is de begrenzing van het plangebied weergegeven. Het bestemmingsontwerp is te zien in figuur 2.3. Een foto impressie van de verschillende elementen van het sportpark zijn weergegeven in figuur 2.4. Pagina 5 van 19

8 Plangebied en ontwikkeling Figuur 2.2: Globale begrenzing plangebied Sportpark De Koppelsteeg te Berghem, gemeente Oss (rood omlijnd). Bron: Google Maps Figuur 2.3: Bestemmingsontwerp sportpark De Koppelsteeg (Sweco 2016) Pagina 6 van 19

9 Plangebied en ontwikkeling Clubgebouw noordzijde van het sportpark Clubgebouw noordzijde van het sportpark Achterkant van het clubgebouw Bomenrij halverwege het sportveld Tribune van het sportveld Laurierhaag halverwege het sportveld Figuur 2.4: Foto-impressie van plangebied sportpark De Koppelsteeg, te Berghem, gemeenste Oss. Pagina 7 van 19

10 Flora- en faunawet 3 Flora- en faunawet 3.1 Toetsingskader De Flora- en faunawet regelt de bescherming van soorten planten en dieren in ons land. De beschermde soorten zijn op grond van het Vrijstellingenbesluit onderverdeeld in verschillende beschermingscategorieën, de zogeheten tabel 1-soorten, tabel 2-soorten en tabel 3-soorten. Vogels zijn niet in deze categorieën ingedeeld. De toetsing in het kader van de Flora- en faunawet vindt plaats aan de hand van de volgende in het kader van ruimtelijke ontwikkeling relevante verbodsbepalingen: Artikel 8: Het is verboden beschermde planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. De zwaarte van toetsing is afgestemd op de gunstige staat van instandhouding van soorten. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt in de volgende groepen met een eigen toetsingsregime: Algemene soorten (tabel 1-soorten) Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling. Er hoeft in dit kader geen ontheffing aangevraagd te worden, Overige soorten (tabel 2-soorten) Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling, indien wordt gewerkt volgens een door de minister van EZ (voorheen EL&I, LNV) goedgekeurde gedragscode. Indien dit niet het geval is dan moet ontheffing aangevraagd worden, deze valt onder de lichte toets (geen aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de soort), Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB (tabel 3-soorten) Voor deze soorten moet wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing aangevraagd worden. De ontheffingsaanvraag valt onder de zware toets, hetgeen inhoudt dat: o er sprake dient te zijn van een bij de wet genoemd belang; o o er geen andere bevredigende oplossing mogelijk is; er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort(en). Vogels zijn niet ingedeeld in bovengenoemde categorieën. Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. Het is daarom bijvoorbeeld verboden nestelende en/of broedende vogels te verstoren, eieren te rapen of nesten en andere vaste rust- en verblijfplaatsen te vernietigen. Uitgangspunt hierbij is dat nesten van vogels alleen beschermd zijn indien deze in gebruik zijn tijdens het broedseizoen. Voor een aantal vogelsoorten (genoemd in de Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten van het ministerie van EZ) die jaarlijks van het zelfde nest gebruik maken of geen eigen nest kunnen bouwen geldt een uitzondering, Nesten van deze soorten worden beschouwd als vaste rust- en verblijfplaats in de zin van artikel 11 van de Floraen faunawet. Deze nesten zijn jaarrond beschermd, mits niet permanent verlaten. Pagina 8 van 19

11 Flora- en faunawet Om te voorkomen dat nestelende en/of broedende vogels verstoord worden, dienen verstorende werkzaamheden altijd zo veel mogelijk buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd en dient gecontroleerd te worden of mogelijk jaarrond beschermde nesten worden aangetast door de werkzaamheden. Het beschermingsregime voor vogels komt overeen met dat van tabel 3-soorten. Ontheffing kan slechts worden verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Daarnaast kan alleen ontheffing worden verkregen indien er sprake is van een in de wet genoemd belang. Dit betreft voor vogels alleen belangen die te maken hebben met openbare veiligheid, luchtvaartveiligheid, onderzoek en volksgezondheid (geen ruimtelijke ontwikkelingen). 3.2 Methode De inventarisatie betreft een onderzoek naar de actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten in het plangebied. De inventarisatie bestaat uit een bureaustudie, een verkennend veldbezoek en habitatgeschiktheid beoordeling. Bureaustudie Middels een bureaustudie worden bestaande verspreidingsgegevens van zwaarder beschermde soorten (Tabel 2 en 3 Ff-wet en categorie 1-5 vogelsoorten) verzameld. Hiervoor zullen wij de meest actuele gegevens raadplegen. Tevens wordt de ligging van beschermde gebieden (NNN, Natura 2000 et cetera) binnen en in de omgeving van het plangebied geïnventariseerd. Hiervoor zijn de volgende bronnen gebruikt: Landelijke verspreidingsatlassen Regionale verspreidingsatlassen waarneming.nl telmee.nl Bekende onderzoeksrapporten uit de directe omgeving Veldbezoek en habitatgeschiktheidsbeoordeling Middels een veldbezoek is op basis van een deskundigenoordeel een habitatgeschiktheidsbeoordeling uitgevoerd. Deze beoordeling samen met de bureaustudie brengt de beschermde soorten (groepen) in beeld die in het plangebied (kunnen) voorkomen. Op 25 oktober 2016 heeft een verkennend veldbezoek plaatsgevonden door een deskundig ecoloog van Sweco Nederland B.V. Analyse en toetsing van mogelijke effecten Vervolgens is bepaald of soorten (groepen) beïnvloed kunnen worden door voorgenomen activiteiten. Op basis van deze analyse wordt geconcludeerd of nader onderzoek nodig is en of wellicht een ontheffing in kader van Flora- en faunawet aangevraagd dient te worden. 3.3 Mogelijk aanwezige soorten Flora Actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten Uit bronnenonderzoek blijkt dat in de nabije omgeving diverse zwaarder beschermde planten soorten voorkomen (kleine- en ronde zonnedauw, klokjesgentiaan, rietorchis, steenanjer, steenbreekvaren, tongvaren en veldsalie), allen beschermd conform tabel 2 Flora- en fauna wet). Het voorkomen van soorten als kleine- en ronde zonnedauw en klokjesgentiaan in het plangebied zijn uit te sluiten gezien de bekende verspreiding van deze soorten. Deze soorten zijn alleen aanwezig in het nabij gelegen natuurgebied gemeentebossen Berghem en Schaijk. De andere beschermde soorten (tongvaren, steenbreekvaren, steenanjer) worden in het plangebied eveneens niet verwacht gezien het ontbreken van geschikte specifieke biotopen voor deze soorten (muren en rotsachtige grond). Analyse en toetsing van mogelijke effecten Aanwezigheid van zwaarder beschermde planten in het plangebied zijn door het ontbreken van specifieke habitateisen op voorhand uit te sluiten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Pagina 9 van 19

12 Flora- en faunawet Vogels Actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten Uit het bronnenonderzoek blijkt dat diverse categorie 1-4 vogelsoorten zijn waargenomen in de omgeving van het plangebied. Het gaat hier om de boomvalk, buizerd, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, ransuil, roek, sperwer, wespendief, zwarte wouw, slechtvalk, gierzwaluw, ooienvaar en steenuil. Het plangebied dient, gezien de inrichting van het plangebied en de aangrenzende percelen, het gebrek aan kleinschalige elementen en de aanwezige biotopen, niet als essentieel foerageergebied voor categorie 1-4 vogelsoorten. Het plangebied heeft hiermee hoogstens een marginale functie als foerageergebied voor categorie 1-4 soorten. Een essentiële functie is op voorhand uitgesloten. In de directe omgeving is echter ruim voldoende vergelijkbaar alternatief foerageergebied aanwezig. Roeken foerageren (mogelijk) in de natuurlijke grasvelden van het sportpark. Echter dienen deze grasvelden niet als essentieel foerageergebied en is in de omgeving kwalitatief aantrekkelijker foerageergebied voor roeken aanwezig. De tribune en het clubgebouw bevatten gezien de bouw (golfplaten dak zonder dakpannen met gaten of kieren) geen potentieel geschikte nestlocaties voor categorie 1-4 soorten zoals huismus of gierzwaluw. In de bomen rondom de sportvelden kunnen algemene vogelsoorten broeden tijdens het broedseizoen. Analyse en toetsing van mogelijke effecten Er zijn geen jaarrond beschermde nesten van roofvogels, uilen, huismussen of gierzwaluwen aangetroffen. In de bosschage en de bomen in het plangebied in de directe omgeving zijn ook geen oude kraaiennesten aangetroffen die gebruikt zouden kunnen worden door soorten als sperwer, havik, boomvalk of buizerd. Mogelijk heeft het plangebied een marginale functie voor soorten als roek en huismus. Omdat het niet om essentiële functies gaat en omdat er voldoende alternatief foerageergebied aanwezig is, geldt dat geen verbodsbepalingen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde zijn. Algemeen voorkomende vogels kunnen gaan broeden in de bomen, struiken en gebouwen in het plangebied. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van broedvogels tijdens het broedseizoen. Alle vogelnesten zijn namelijk beschermd tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot augustus, maar kan, afhankelijk van de lokale meteorologische omstandigheden eerder of later beginnen en eindigen. Van belang is dat broedende vogels niet verstoord worden., Om verstoring van broedende vogels op voorhand uit te sluiten wordt aanbevolen om de opgaande vegetatie buiten het broedseizoen te verwijderen en de (sloop)werkzaamheden voorafgaand aan het broedseizoen aan te laten vangen. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar gewerkt wordt en zijn er geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde Vleermuizen Actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten Uit het bronnenonderzoek blijkt dat gewone- en ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger en watervleermuis voorkomen in de omgeving van het plangebied. Alle vleermuissoorten zijn strikt beschermd onder de Flora- en faunawet. Bij het slopen van bebouwing en het kappen van bomen, dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. De in het clubgebouw gebouw aanwezige spouwmuurgaten, bieden (mogelijk) vaste rust- en/of verblijfplaatsen voor soorten zoals ruige- en gewone dwergvleermuis. Tevens kan verwacht worden dat vleermuizen foerageren in en rondom het plangebied. Vleermuizen maken voor vliegroutes gebruik van lijnvormige structuren en elementen in het landschap zoals bomenrijen, houtwallen en watergangen. De bomenrij aan de zuidzijde (gelegen tussen het spoor en het sportveld), evenals de bomenrij aan de westzijde (tussen het sportveld en de mais akker), fungeren als dergelijke lijnvormige elementen en zijn daarmee (mogelijk) van essentieel belang voor vleermuizen (zie figuur 3.1). Pagina 10 van 19

13 Flora- en faunawet Figuur 3.1: Aanduiding van lijnvormige elementen die (mogelijke) als essentiële vliegroutes voor vleermuizen dienen (rode pijlen). Bron: Google Maps Analyse en toetsing van mogelijke effecten Het clubgebouw in het plangebied bevat een spouwmuur en invliegopeningen die geschikte verblijf- en rustplaatsen bieden voor vleermuizen of toegang daartoe verlenen. Op basis van de bureaustudie en de aangetroffen biotopen wordt verwacht dat vleermuizen foerageren in en rondom het plangebied. Foerageergebieden zijn alleen beschermd indien ze van essentieel belang zijn voor het functioneren van vaste rust- en/of verblijfplaatsen. Er is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de directe omgeving van het plangebied, waardoor eventuele verblijfplaatsen in de omgeving van het plangebied niet in het geding zijn. Indien bomen uit de bomenrij aan de zuid- en westzijde van het plangebied gekapt worden kan dit zorgen voor verlies van de lijnvormige elementen waardoor de mogelijke functie van de bomenrij als vliegroute in het geding is. Nadat is vastgesteld wat de omvang van eventuele bomenkap bedraagt, is het nodig de effecten hiervan opnieuw te analyseren Grondgebonden zoogdieren Actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten In de omgeving zijn waarnemingen bekend van das, bever en eekhoorn. Het plangebied is echter niet geschikt als leefgebied voor deze soorten. Tijdens het veldbezoek zijn wel sporen van konijn aangetroffen. Analyse en toetsing van mogelijke effecten De aanwezigheid van zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren is uitgesloten. Er zijn wel algemeen voorkomende zoogdieren aanwezig zoals konijn evenals andere algemeen beschermde zoogdieren te verwachten. Echter, voor deze zoogdieren geldt een algemene vrijstelling van ontheffingsplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen. Wel is vanuit de Flora- en faunawet de zorgplicht van toepassing (zie 2.8). Pagina 11 van 19

14 Flora- en faunawet Amfibieën en reptielen Actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten Uit het bronnenonderzoek blijkt dat de zwaarder beschermde levendbarende hagedis en de zwaar beschermde hazelworm, rugstreeppad, poelkikker en kamsalamander voorkomen in de omgeving. Het voorkomen van bovenstaande soorten in het plangebied is uit te sluiten gezien de specifieke verspreiding van deze soorten. Deze soorten komen namelijk alleen voor binnen het nabij gelegen natuurgebied gemeentebossen Berghem en Schaijk. Analyse en toetsing van mogelijke effecten Het voorkomen van beschermde amfibieën en reptielen in het plangebied is voorhand uit te sluiten. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht Vissen Actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten Uit het bronnenonderzoek blijkt dat in de omgeving waarnemingen bekend zijn van de zwaarder beschermde kleine modderkruiper. In het plangebied en binnen de invloedsfeer van het plangebied ontbreekt echter enige vorm van waterpartijen of watergangen die als geschikt habitat kunnen dienen. Analyse en toetsing van mogelijke effecten De aanwezigheid van zwaarder beschermde vissen binnen het plangebied is uit te sluiten gezien het ontbreken van geschikt water in of rondom het plangebied. Effecten zijn daarmee ook uit te sluiten, waardoor nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht Ongewervelden Actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten Er zijn geen waarnemingen van zwaarder beschermde dagvlinders, libellen, of anderen ongewervelden bekend. Analyse en toetsing van mogelijke effecten Het voorkomen van en effecten op zwaar beschermde vlinders en libellen is/zijn uitgesloten. Pagina 12 van 19

15 Wet natuurbescherming 4 Wet natuurbescherming 4.1 Toetsingskader Per 1 januari 2017 is de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming voorzien. De Wet natuurbescherming vervangt drie huidige natuurwetten: Natuurbeschermingswet 1998 Flora- en faunawet Boswet Ten aanzien van Natura 2000-gebieden zijn er weinig wijzigingen in de Wet natuurbescherming voorzien ten opzichte van de bepalingen uit Natuurbeschermingswet Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat de beschermingsstatus van deze gebieden in de nieuwe wet vervalt. Toetsing aan (oude doelen van) beschermde natuurmonumenten is derhalve vanaf het moment van inwerkingtreding van Wet natuurbescherming niet meer noodzakelijk. Ten aanzien van beschermde soorten verandert een en ander in Wet natuurbescherming ten opzichte van Flora- en faunawet. Zo zijn enkele soorten die onder de Flora- en faunawet zwaarder zijn beschermd onder Wet natuurbescherming niet langer wettelijk beschermd. Het betreft soorten als kleine modderkruiper, bittervoorn en rivierdonderpad en veel plantensoorten. De nieuwe wet biedt daarnaast bescherming aan enkele soorten die momenteel onder Flora- en faunawet nog niet zijn beschermd. Dit betreft met name enkele planten- en insectensoorten. Voor soorten die onder Wet natuurbescherming beschermd zijn, geldt een vergelijkbaar stelsel van verbodsbepalingen als in Flora- en faunawet het geval is. Dat betekent dat voortplantingsplaatsen en rustplaatsen (inclusief functionele leefomgeving) van beschermde soorten niet (opzettelijk) verstoord of vernietigd mogen worden en dat exemplaren van beschermde soorten niet (opzettelijk) mogen worden gedood of verwond. Op dit moment is nog niet bekend welk beschermingsregime gaat gelden voor de categorie overige soorten (soorten die niet staan op bijlage IV van de habitatrichtlijn). De provincies en het ministerie van EZ hebben de vrijheid om soorten binnen deze categorie van soorten vrij te stellen van de ontheffingsplicht uit de nieuwe wet. 4.2 Soorten Nieuw beschermde soorten Onder de nieuwe wet zijn diverse vissoorten, plantensoorten en enkele insectensoorten extra beschermd ten opzichte van de huidige Flora- en faunawet. Flora Uit het bronnenonderzoek blijkt, dat in het plangebied geen waarnemingen van plantensoorten bekend zijn die beschermd gaan worden in het kader van Wet natuurbescherming. Deze soorten zijn ook tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Gezien de bekende verspreiding van deze soorten, het feit dat het zeer zeldzame soorten betreft en het ontbreken van geschikte specifieke biotopen voor deze soorten, is het voorkomen van deze soorten uit te sluiten in de toekomst. Pagina 13 van 19

16 Wet natuurbescherming Insecten Uit het bronnenonderzoek blijkt, dat in het plangebied en directe omgeving geen waarnemingen van ongewervelden bekend zijn die beschermd gaan worden in het kader van Wet natuurbescherming. Deze soorten worden in het plangebied ook niet verwacht, gezien het ontbreken van geschikt habitat voor deze soorten (zoals specifieke waardplanten of wateren met goedontwikkeld, structuurrijk watervegetatie) en/of bekende (lokale) verspreiding. Conclusies Geconcludeerd wordt dat er geen soorten in het plangebied voorkomen die nieuw beschermd zijn onder Wet natuurbescherming. 4.3 Conclusie De overgang van soort- en gebiedsbescherming van Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 naar Wet natuurbescherming leidt in de regel niet tot andere conclusies dan onder de huidige wetgeving zoals beschreven in hoofdstuk 3 van dit rapport wat betreft nieuwe soorten. Pagina 14 van 19

17 Natuurbeschermingswet 5 Natuurbeschermingswet 5.1 Toetsingskader Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) heeft als doel het beschermen van Natura gebieden (vogel- en habitatrichtlijn) en Beschermde natuurmonumenten in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn in beginsel niet toegestaan. Voor Natura 2000-gebieden geldt een toetsing in het kader van artikel 19. In dit kader is ook toetsing nodig van effecten in het kader van de externe werking van toepassing. Bij de toetsing zijn er de volgende procedurevarianten: Geen nader onderzoek: effecten kunnen op voorhand worden uitgesloten (er zijn geen Natura 2000-gebieden in de omgeving aanwezig). Voortoets: effecten kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Verslechteringstoets: effecten kunnen op basis van de voortoets niet worden uitgesloten, significantie hiervan wel. Passende beoordeling: significantie van effecten kan op basis van de voortoets of verslechteringstoets niet worden uitgesloten. ADC-toets: indien significantie van effecten op basis van de passende beoordeling niet kan worden uitgesloten. Aangetoond dient te worden dat er geen alternatieven zijn met minder effecten, er sprake is dwingende redenen van groot openbaar belang en in compensatie is voorzien. Indien negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten is in ieder geval een vergunning noodzakelijk. Voor Beschermde Natuurmonumenten geldt een lichtere toetsing conform artikel 16. Voor deze gebieden is het uitvoeren van een Passende beoordeling niet noodzakelijk. Op deze gebieden is conform artikel 65 wel externe werking van toepassing. Het bevoegd gezag bepaalt of een vergunning al dan niet nodig is. 5.2 Inventarisatie Voor de inventarisatie van Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten is gebruik gemaakt van de gebiedendatabase van het ministerie van EZ. Uit deze gebiedendatabase blijkt dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken op een afstand van circa 13 km van het plangebied is gelegen. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurmonumenten ( Kil van Hurwenen ) gebied is gelegen op circa 18.5 km afstand. Pagina 15 van 19

18 Natuurbeschermingswet Figuur 4.2: Globale ligging van het plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van het Natura 2000-gebied Rijntakken (13 km) 5.3 Analyse van de mogelijke effecten Gezien de beperkte impact van de voorgenomen ingreep en de grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, zijn effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied op voorhand uit te sluiten. Derhalve geldt dat er geen vergunningplicht aan de orde is vanuit Natuurbeschermingswet 1998 en dat vanuit dat oogpunt geen belemmeringen aan de orde zijn. Er is daarom geen noodzaak voor een nadere uitwerking van een voortoets in het kader van Natuurbeschermingswet Pagina 16 van 19

19 Natuurbeleidskader 6 Natuurbeleidskader 6.1 Toetsingskader Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is op provinciaal niveau uitgewerkt tot het provinciale natuurnetwerk met kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden, beheergebieden en robuuste ecologische verbindingszones. De wettelijke bescherming (Wro) van de EHS is geregeld via het bestemmingsplan. De Ecologische Hoofdstructuur voor provincie Noord-Brabant is vastgelegd in Verordening Ruimte De afweging voor ingrepen binnen het NNN gaat volgens het nee, tenzij-principe. In onderstaand schema is dit stapsgewijs weergegeven. Ingrepen met een significant negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden mogen niet plaatsvinden, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en indien er geen alternatieven zijn. Indien bij een ingreep schade wordt aangericht aan een NNN-gebied, dan dient dit in ieder geval gemitigeerd te worden. De resteffecten aan verlies van kwaliteit en/of oppervlakte dient te worden gecompenseerd. Daarnaast kan salderen van positieve en negatieve effecten op het NNN uitkomst bieden om projecten in het NNN te realiseren. Het verkennend natuuronderzoek geeft inzicht in de ligging van NNN gebieden in de omgeving van het plangebied en de noodzaak voor het doorlopen van nee, tenzij, procedure. Een nee, tenzij-toets behoeft alleen te worden doorlopen indien er sprake is van een RO-procedure met betrekking tot wijziging van de bestemming van het plangebied. Figuur 4.1: Schema: Het nee, tenzij -principe van het compensatiebeginsel 6.2 Inventarisatie Het plangebied is geen onderdeel van het NNN, EVZ of de Groenblauwe mantel. In de directe omgeving zijn wel gebieden aangewezen die hiervan deel uitmaken (zie figuur 4.2). De afstand van het plangebied tot deze gebieden bedraagt circa 0.5 km. Pagina 17 van 19

20 Natuurbeleidskader Figuur 4.2: Globale ligging plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van EHS, EVZ of de groenblauwe mantel gebieden in de omgeving. Bron: ruimtelijkeplannen.nl 6.3 Analyse en toetsing effecten Gezien de beperkte impact van de voorgenomen ontwikkeling en de afstand tot gebieden die onderdeel zijn van het NNN, EVZ of de groenblauwe mantel, zijn effecten op deze gebieden op voorhand uit te sluiten. Vanuit dit oogpunt zijn er voor deze gebieden dan ook geen belemmeringen en er is geen noodzaak voor een nadere procedure in de vorm van een uitwerking van de nee, tenzij-toets. Pagina 18 van 19

21 Conclusies 7 Conclusies 7.1 Flora- en faunawet Vanuit de Flora- en faunawet zijn er mogelijk belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling voor de revitalisering van sportpark De Koppelsteeg. Het plangebied vormt (mogelijk) leefgebied voor zwaarder beschermde vleermuizen. Effecten op vleermuizen zijn niet op voorhand uit te sluiten. Het clubgebouw bied mogelijk vaste rust- en/of verblijfplaatsen van vleermuizen en de bomenrij aan de zuid- en westkant van het sportpark maken mogelijk deel uit van essentiële vliegroutes van vleermuizen. Nader onderzoek naar deze soortgroep is noodzakelijk om effecten van de voorgenomen ingrepen te kunnen bepalen. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels tijdens het broedseizoen (globaal half maart augustus). Alle vogelnesten zijn namelijk beschermd tijdens het broedseizoen. Van belang is dat broedende vogels niet verstoord worden gedurende deze periode. Door in de planning rekening te houden met het broedseizoen of het tijdig nemen van maatregelen, kan voorkomen worden dat vogels worden verstoord ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling. Om verstoring van broedende vogels op voorhand uit te sluiten wordt aanbevolen om de opgaande vegetatie buiten het broedseizoen te verwijderen en de (sloop)werkzaamheden voorafgaand aan het broedseizoen aan te laten vangen. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar gewerkt wordt en zijn er geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. 7.2 Wet natuurbescherming De overgang van soort- en gebiedsbescherming van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 naar de Wet natuurbescherming leidt in de regel niet tot andere conclusies dan onder de huidige wetgeving zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3 van dit rapport. Geconcludeerd wordt dat er geen soorten in het plangebied aanwezig zijn, of in de toekomst verwacht gaan worden, die nieuw beschermd zijn onder de Wet natuurbescherming, dan wel instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in het geding komen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. 7.3 Natuurbeschermingswet Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken is gelegen op een afstand van circa 13 km van het plangebied. Dit Natura 2000-gebied is opgenomen in het PAS (programma aanpak stikstof) wat inhoud dat het tenminste één stikstofgevoelig habitattype bevat dat gevoelig is voor overbelasting door stikstof. Een toename in stikstofbelasting is in dit specifieke geval niet van toepassing. Door de beperkte omvang van de revitalisering zal naar verwachting een zeer beperkte toename in stikstof-uitstoot plaatsvinden. Ook is de afstand tot omliggende Natura 2000-gebieden zodanig dat effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura gebied op voorhand zijn uitgesloten. Derhalve geldt dat, ten aanzien van stikstofuitstoot, vanuit de Natuurbeschermingswet 1998 geen belemmeringen aan de orde zijn. Nadere vervolgstappen zijn niet noodzakelijk. 7.4 Natuurbeleidskaders Gezien de beperkte impact van de voorgenomen ingreep en de afstand tot gebieden die onderdeel zijn van NNN, EVZ of de groenblauwe mantel, zijn effecten op deze gebieden op voorhand uit te sluiten. Vanuit dit oogpunt zijn er voor NNN, EVZ of de Groenblauwe mantel geen belemmeringen en er is dan ook geen noodzaak voor het nemen van vervolgstappen. Pagina 19 van 19