Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 19 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 1 november 1995 De vaste commissie voor Defensie 1, belast met het voorbereidend onderzoek van het onderhavige wetsvoorstel, heeft de onderstaande vragen geformuleerd. Van deze vragen en de bijbehorende antwoorden brengt de commissie als volgt verslag uit. De voorzitter van de commissie, Korthals De griffier van de commissie, Teunissen 1 Samenstelling Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), Bukman (CDA), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), vacature (CD). Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Oudkerk (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Mulder-van Dam (CDA), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP). 1 In plaats van de gevraagde 250 miljoen heeft Defensie een bedrag van 200 miljoen toegewezen gekregen om de financiële problematiek van de Novemberbrief op te vangen. Is dit een structurele toewijzing? Hoe wordt deze gefinancierd? Op welke wijze vangt het Ministerie van Defensie het gat van 50 miljoen structureel op in de begroting? Welke bezuinigingsmaatregelen zullen worden genomen om deze 50 miljoen te financieren? (blz. 3) Uit cluster VI van het regeerakkoord is vanaf 1997 f 200 miljoen toegevoegd aan het defensiebudget om de bezuinigingstaakstelling voor Defensie te verlagen. Deze toevoeging is structureel. Als gevolg van de aanwending van het koersvoordeel in het Apachecontract en lagere afdrachten aan de ziektekostenverzekering van militair personeel na 2000 kon de financieringsproblematiek in de Novemberbrief van f 250 miljoen tot ongeveer f 200 miljoen worden teruggebracht. 2,3en92 In bijlage vier van de Novemberbrief werd een lijst van projecten opgesomd waarop alleen zou worden bezuinigd als Defensie de gehele taakstelling uit het Regeerakkoord zou moeten opbrengen. Uit deze begroting blijkt dat toch op deze projecten bezuinigd moet worden. Betekent dit dat de toekenning van 200 miljoen onvoldoende is om de 5K3047 ISSN Sdu Uitgeverij Plantijnstraat s-gravenhage 1995 Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 1

2 problemen bij Defensie op te lossen? Wordt de Prioriteitennota in praktijk nog wel uitgevoerd? Bij welke ingrepen in de investeringen wordt de grens gelegd dat de Prioriteitennota niet meer uitgevoerd kan worden? (blz. 3 en 47) Uit de analyse van de Veiligheidssituatie die als supplement aan de begroting is toegevoegd trekt de minister de conclusie dat «Een verantwoorde uitvoering van de Prioriteitennota onverkort noodzakelijk blijft». Hoe verhoudt deze noodzaak tot uitvoering van de nota zich tot het besluit om toch verder te bezuinigen op investeringen? b. Hoe verhouden de vertragingen zich na de verantwoorde en veilige taakuitvoering? (blz. 38) c. Op welke wijze is deze in het geding door beperking van projecten? (blz. 38) In de Novemberbrief is vermeld dat bij honorering van de claim van f 250 miljoen vanaf 1997 problemen voor 1996 met doorwerking in 1997 en 1998 zouden resteren. Door enkele verschuivingen en vertragingen in de investeringssfeer bij enige projecten die in bijlage 4 van de Novemberbrief worden genoemd, kan deze restproblematiek worden opgelost zonder onmiddellijke gevolgen voor de operationele slagkracht. De toekenning van de f 200 miljoen is dus voldoende om de Prioriteitennota verantwoord te kunnen uitvoeren. In de Novemberbrief (bijlage 1) zijn de hoofdpunten van de Prioriteitennota opgesomd. De regering acht een verantwoorde uitvoering van de Prioriteitennota mogelijk indien deze hoofdpunten binnen afzienbare tijd kunnen worden verwezenlijkt. De oplossing van de financiële problematiek van de defensiebegroting-1996 betekent dat er niet hoeft te worden getornd aan de genoemde hoofdpunten. De projecten die nu zijn vertraagd, worden in latere jaren uitgevoerd. Zie verder het antwoord op de gecombineerde vragen 4, 8, 9, 11, 44, 127, 128 en , 8, 9, 11, 44, 127, 128 en 129 Waarop is de bewering gebaseerd dat de begroting «goede vooruitzichten biedt voor de toekomst»? Wat wordt precies bedoeld met «goede vooruitzichten»? Hoe zijn deze gedefinieerd? Hoe verhouden deze goede vooruitzichten zich tot het feit dat toch nadere bezuinigingen op de investeringen nodig zijn omdat niet de gehele claim van 250 miljoen is toegekend? Hoe verhouden deze «goede vooruitzichten» zich tot de passage op blz. 16 waarin gesteld wordt dat «de benodigde ruimte binnen de begroting voor investeringen een bron van zorg blijft»? (blz. 3) Defensie zal zelf 178 miljoen bijdragen aan de toegekende 200 miljoen uit de herijking. Dit bedrag komt echter uit een eenmalig dollarvoordeel dat pas op lange termijn ter beschikking komt. Hoe kan een eenmalig bedrag aangewend worden voor structurele doeleinden? Als dit eenmalige bedrag is verwerkt, hoe wordt dan in de daarop volgende jaren het bedrag van 200 miljoen gefinancierd? Zal Defensie moeten voorfinancieren, omdat deze 178 miljoen pas op de lange termijn ter beschikking komt? (blz. 4) De minister erkent dat de restproblematiek van 110,4 miljoen, die mede is ontstaan doordat niet de gehele claim van 250 miljoen is toegekend, ertoe leidt dat bezuinigd moet worden op investeringen en exploitatie. Deze vertragingen zouden «geen onmiddellijke gevolgen hebben voor de operationele slagkracht maar dienen wel op korte termijn, d.w.z. na 1998 gerepareerd moeten worden» (blz. 4 en 47 MvT). Betekent dit dat de minister maatregelen neemt die wel degelijk nadelige gevolgen zullen hebben voor de slagkracht die echter door een volgend kabinet opgelost zullen moeten worden? Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 2

3 Wat wordt precies bedoeld met de zinsnede «geen directe gevolgen voor de operationele slagkracht»?. Wanneer zullen deze nadelige gevolgen optreden? Wat zijn directe gevolgen? Zijn er ook «indirecte» gevolgen? Welke gelden worden in de meerjarenramingen gereserveerd voor de benodigde reparatie? Waaruit worden deze gelden gefinancierd? Wat zijn de gevolgen als reparatie niet zou plaatsvinden? (blz. 4 en 47) De financiële problematiek in het kader van de Novemberbrief is grotendeels opgelost. Wat betekent grotendeels in dit verband? (blz. 4) De benodigde ruimte binnen de begroting voor toekomstige investeringen blijft een bron van zorg. Kan dit nader worden toegelicht? (blz. 16) Wat wordt bedoeld met de zinsnede «geen onmiddellijke gevolgen» voor de operationele slagkracht? Zijn er wel gevolgen voor de operationele slagkracht op termijn? (blz. 47) Welke perspectieven zijn er voor het repareren van de verschuivingen in de investeringen na 1998? Welk bedrag zou in 1998 zijn gemoeid met deze reparatie? (blz. 47) Op welke wijze beoogt de regering de reparatie van de verschuivingen en vertragingen van de investeringen na 1998 te bewerkstelligen? Is er na 1998 nog structurele investeringsruimte aanwezig? Welke is naar verwachting van de regering de reparatieperiode? (blz. 47) De passage over goede vooruitzichten berust op de eerste resultaten van de doelmatigheidsoperatie èn op de beslissing van het kabinet f 200 miljoen uit cluster VI aan het defensiebudget toe te voegen. Daardoor kan de Prioriteitennota verantwoord worden uitgevoerd. Het in de Novemberbrief gevraagde bedrag van f 250 miljoen kon worden teruggebracht tot f 200 miljoen vanwege het koersvoordeel in het Apache-contract en omdat voor de financiering van de ziektekostenverzekering van het militaire personeel vanaf het jaar 2000 minder nodig is dan tot dusver werd geraamd. Het is dus niet juist te stellen dat nadere bezuinigingen op de investeringen nodig zijn. Integendeel, zowel in de inleiding als in hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting wordt melding gemaakt van genomen investeringsbeslissingen die in belangrijke mate het toekomstbeeld bepalen. Het budgettaire kader voor de komende jaren biedt dus goede vooruitzichten. Het koersvoordeel in het Apache-contract, dat in beginsel eenmalig is, is uitgesmeerd over negen jaar (1997 tot en met 2005). Deze wijze van verwerking is goedgekeurd in het kader van de Voorjaarsnota Het herstructureringsproces en de reparatie van de in de Novemberbrief genoemde «boeggolf»-effecten hebben wel geleid tot een strak kader voor de investeringen. Daarop doelt de passage dat «de benodigde ruimte binnen de begroting voor investeringen een bron van zorg blijft». De restproblematiek van f 110,4 miljoen in 1996 is ook in de Novemberbrief aan de orde gesteld. De claim van f 250 miljoen heeft hier mede betrekking op. Dank zij de toekenning van de claim kan de in de Prioriteitennota voorziene slagkracht worden verwezenlijkt onder de condities die in bijlage 5 van de Novemberbrief zijn aangegeven. Gezien het structurele karakter van de oplossing zal een volgend kabinet er geen nadelige gevolgen van ondervinden. In de memorie van toelichting is sprake van de zinsnede «geen onmiddellijke gevolgen voor de operationele slagkracht, maar die wel op korte termijn, dat wil zeggen na 1998 moeten worden gerepareerd». Aangezien de claim voor het grootste deel is toegekend en structureel is, zijn er geen gevolgen voor de operationele slagkracht. Indien niet zou worden gerepareerd, zou de Prioriteitennota niet onverkort kunnen worden uitgevoerd. Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 3

4 De financiële problematiek van de Novemberbrief is dus in feite opgelost, zij het niet tot op het laatste miljoen. Op langere termijn resteert een probleem van geringe omvang dat binnen het beschikbare budget kan worden opgelost. 5en12 Waar wordt precies aan gedacht VN, NAVO en Nederland bij het politieke en militaire vermogen om conflicten te voorkomen of op te lossen, in verband met de huidige crises en conflicten? (blz. 3) Op basis van de veiligheidssituatie wordt gesteld dat de huidige crises en conflicten veel minder beheersbaar zijn gebleken. «Dit stelt hogere eisen aan het politieke en militaire vermogen om conflicten te voorkomen of op te lossen» volgens de regering. Aan welke militaire capaciteiten worden hogere eisen gesteld? Hoe wordt tegemoetgekomen aan de hogere eisen betreffende het vermogen om conflicten te voorkomen? In de Prioriteitennota is uiteengezet dat crisisbeheersing hoge kwalitatieve eisen stelt aan de parate eenheden van de krijgsmacht. Het gaat onder meer om het vermogen op te treden in verschillende operaties en onder uiteenlopende geografische en klimatologische omstandigheden, om reactievermogen en om interoperabiliteit. De herstructurering heeft mede ten doel de krijgsmacht aan te passen aan deze nieuwe eisen. In paragraaf 7 van de Evaluatie van de internationale veiligheidssituatie wordt nagegaan welke rol verschillende internationale organisaties Navo, EU/Weu, OVSE en VN spelen of kunnen spelen ter voorkoming of oplossing van conflicten. De komende jaren dient verdere aandacht te worden besteed aan het vermogen van de VN en de OVSE om conflicten te voorkomen. De OVSE is in de afgelopen jaren hiertoe versterkt, onder meer door de benoeming van een Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden. 6 De Regering noemt een meevaller van jaarlijks f 39 mln. vanaf 2000 ter zake van de financiering van ziektekostenverzekering van het militaire personeel. Zou het kabinet inzicht kunnen geven in de wijze waarop deze besparing wordt gerealiseerd? (blz. 4) Met de financiering van de ziektekostenverzekering voor het militaire personeel wordt hier vooral gedoeld op de fiscale afdracht van de werkgeversbijdrage in de ziektekosten. Voor die fiscale afdracht is een structurele toevoeging aan de defensiebegroting tot stand gekomen, geënt op de situatie van vóór 1 januari 1995, toen de geneeskundige verzorging van militairen voor rekening van Defensie kwam. Door de invoering, met ingang van 1 januari 1995, van een ziektekostenverzekering voor militairen met een werkgevers- en een werknemersbijdrage in de premie, ontstaat vanaf het jaar 2000 een besparing ten opzichte van de structurele toevoeging aan de defensiebegroting. Dat die besparing pas in 2000 optreedt, is het gevolg van technische afspraken met het Ministerie van Financiën. 7 Bij de doelmatigheidheidsoperatie kunnen gedwongen ontslagen waarschijnlijk worden vermeden. Geldt dit ook voor de 4000 arbeidsplaatsen in het kader van de Prioriteitennota? (blz. 4) In de Prioriteitennota (kamerstuk , nrs. 1 2) is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met ongeveer 1500 gedwongen ontslagen (blz. 56). Mede dank zij het beschikbare instrumentarium van het Sociaal Beleidskader, is deze verwachting bijgesteld tot ongeveer Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 4

5 1000. Dit betreft het totale aantal verwachte gedwongen ontslagen ten gevolge van de Prioriteitennota en de doelmatigheidsoperatie. Overigens is tijdens het arbeidsvoorwaardenoverleg bij Defensie overeengekomen dat geen werknemer zal worden ontslagen zonder dat hem of haar ten minste eenmaal een passende functie binnen of buiten de defensie-organisatie is aangeboden, tenzij herplaatsing op geen enkele wijze tot de mogelijkheden behoort. 8en9 Defensie zal zelf 178 miljoen bijdragen aan de toegekende 200 miljoen uit de herijking. Dit bedrag komt echter uit een eenmalig dollarvoordeel dat pas op lange termijn ter beschikking komt. Hoe kan een eenmalig bedrag aangewend worden voor structurele doeleinden? Als dit eenmalige bedrag is verwerkt, hoe wordt dan in de daarop volgende jaren het bedrag van 200 miljoen gefinancierd? Zal Defensie moeten voorfinancieren, omdat deze 178 miljoen pas op de lange termijn ter beschikking komt? (blz. 4) De minister erkent dat de restproblematiek van 110,4 miljoen, die mede is ontstaan doordat niet de gehele claim van 250 miljoen is toegekend, ertoe leidt dat bezuinigd moet worden op investeringen en exploitatie. Deze vertragingen zouden «geen onmiddellijke gevolgen hebben voor de operationele slagkracht maar dienen wel op korte termijn, d.w.z. na 1998 gerepareerd moeten worden» (blz. 4 en 47 MvT). Betekent dit dat de minister maatregelen neemt die wel degelijk nadelige gevolgen zullen hebben voor de slagkracht die echter door een volgend kabinet opgelost zullen moeten worden? Wat wordt precies bedoeld met de zinsnede «geen directe gevolgen voor de operationele slagkracht»? Wanneer zullen deze nadelige gevolgen optreden? Wat zijn directe gevolgen? Zijn er ook «indirecte» gevolgen? Welke gelden worden in de meerjarenramingen gereserveerd voor de benodigde reparatie? Waaruit worden deze gelden gefinancierd? Wat zijn de gevolgen als reparatie niet zou plaatsvinden? (blz. 4 en 47) Zie het antwoord op vraag en 92 Welke investeringsprojecten zijn er in 1996 vertraagd? (blz. 4) a. Waar vindt vertraging of beperking van projecten plaats? (blz. 38) In de memorie van toelichting is op blz. 47 aangegeven hoe de restproblematiek 1996 is opgelost. Het betreft onder meer vertraging of verschuiving van de projecten luchtverdedigings- en commandofregatten, vervangende mijnenveegcapaciteit, vervanging vrachtauto s, F-16 projecten, licht verkennings- en bewakingsvoertuig, EOV-fase 2 en voertuigen voor VN-operaties. 11 De financiële problematiek in het kader van de Novemberbrief is grotendeels opgelost. Wat betekent grotendeels in dit verband? (blz. 4) Zie het antwoord op vraag Op basis van de veiligheidssituatie wordt gesteld dat de huidige crises en conflicten veel minder beheersbaar zijn gebleken. «Dit stelt hogere eisen aan het politieke en militaire vermogen om conflicten te voorkoen of op te lossen» volgens de regering. Aan welke militaire capaciteiten worden hogere eisen gesteld? Hoe wordt tegemoetgekomen aan de hogere eisen betreffende het vermogen om conflicten te voorkomen? Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 5

6 Zie het antwoord op vraag De verschillende krijgsmachtonderdelen zijn bezig om samenwerkingsovereenkomsten en -verbanden te sluiten met diverse landen. Welke lijn zit hierin? Is de oriëntatie op de betrokken landen beleidsmatig of gaat het hier om het benutten van toevallig beschikbare partners? Met welke landen heeft of zoekt Nederland samenwerkingsverbanden, en om welke redenen? De Nederlandse krijgsmachtdelen zoeken bilaterale en multinationale samenwerking vooral op materieelgebied en operationele samenwerking in multinationale eenheden. Hierbij spelen factoren als nationale defensie-industrie, Europese integratie en veranderingen binnen de Navo een rol, evenals «the economy of scale». Een gemeenschappelijk Europees buitenlands en veiligheidsbeleid zal tot meer samenwerking op defensiegebied leiden. Hiervoor is de Weu, als beoogde Europese pijler van de Navo, het aangewezen forum. De Weu kent in tegenstelling tot de Navo geen staande militaire structuur, maar kan naar behoefte gebruik maken van nationale en Navo-capaciteiten. Operationele samenwerking wordt daarom vooral in Navo-verband nagestreefd met onze buurlanden België, Luxemburg, de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. 14, 15, 43 en 45 Kan nader ingegaan worden op de consequenties van de vorming van het gezamenlijke Belgisch-Nederlandse Marine hoofdkwartier in Den Helder? Wat zijn de praktische gevolgen van deze samenwerking voor de Nederlandse Marine? (blz. 5) Verdere samenwerking met de Belgische en Duitse marine wordt momenteel onderzocht. Waaraan wordt in dit verband gedacht? (blz. 5) Welke voortgang is in het afgelopen jaar geboekt tussen Nederland en Duitsland m.b.t. de samenwerking op het gebied van maritieme patrouillevliegtuigen? (blz. 17) Kan de intensivering van de samenwerking met de Duitse marine en met het Verenigd Koninkrijk nader worden gespecificeerd? Worden daarbij ook de lange afstands maritieme patrouillevliegtuigen betrokken? (blz. 17) De Koninklijke marine werkt al lange tijd samen met de marines van bondgenoten, waaronder die van België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De samenwerking met deze landen is de laatste jaren geïntensiveerd, onder meer door gezamenlijke oefeningen en operaties, samenwerking bij opleidingen en training, uitwisseling van personeel, het wederzijds gebruik van faciliteiten en uitwisseling van operationele en technische informatie. Ook wordt samengewerkt bij de ontwikkeling, modernisering en verwerving van defensiematerieel en op het gebied van onderhoud en logistiek. Met het oog op verdere versterking van de samenwerking wordt regelmatig op verschillende niveaus overlegd met bondgenoten. De vorming van een gezamenlijk Belgisch-Nederlands marinehoofdkwartier heeft onder meer de volgende consequenties: de operationele staven worden samengevoegd tot één geïntegreerde operationele staf; de vaar- en oefenschema s worden gecombineerd tot één gezamenlijk vlootprogramma voor de operationele vloten; het op elkaar afstemmen en samenvoegen van een aantal opleidingen; Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 6

7 het verdiepen van de bestaande samenwerkingsakkoorden op het gebied van materieel en logistiek; het in voorkomend geval op elkaar afstemmen van nieuwbouwprogramma s. Het gevolg is dat een betere coördinatie en een nauwere samenwerking tussen beide marines tot stand komt. De samenwerking met Duitsland spitst zich de komende jaren vooral toe op gezamenlijke projecten als het luchtverdedigings- en commandofregat, het nieuwe luchtverdedigingssysteem voor deze fregatten, de NH-90 helikopter en het Trojka mijnenveegproject. Besprekingen met Duitsland over samenwerking van maritieme patrouillevliegtuigen hebben vooralsnog niet tot resultaten geleid. Er zijn grote kwalitatieve en dus operationele en logistieke verschillen tussen de vliegtuigtypes van beide landen, de Nederlandse Orion en de Duitse Brequet-Atlantique. De intensieve samenwerking met het Verenigd Koninkrijk is op 6 april 1995 bevestigd en versterkt met de ondertekening van een «Exchange of Letters» door de Ministers van Defensie van het Verenigd Koninkrijk en van Nederland. 16 Is het Duits-Nederlandse legerkorps ook aangemeld als FAWEUeenheid? Zo niet, hoe vindt eventuele inzet van de NL-divisie in WEU-verband plaats? (blz. 5, 21, 22) Het Duits-Nederlandse legerkorps als geheel is niet aangemeld als «force answerable to WEU» (Faweu). Alle parate Nederlandse eenheden van dit legerkorps zijn wel als Faweu aangemeld. Duitsland heeft geen eenheden van dit korps voor de Weu aangemeld. Dat is evenmin gebeurd met de binationale elementen in het korps: «Headquarter-1(GE/NL)Corps» in Münster en «Headquarter-Corps Support Group» in Eibergen. In voorkomend geval kan 1(NL)-Divisie tijdelijk aan het korps worden onttrokken voor inzet in een Weu-operatie. Meer inzicht ter zake is pas mogelijk als de operationele planning voor inzet in Weu-operaties verder is gevorderd. 17 Op welke wijze zijn de bevoegdheden, de verantwoordelijkheden over het bevel, de inzet enz. m.b.t. het Dts-NL legerkorps vastgelegd? Aan wie is de huidige NL-commandant verantwoording schuldig? Op welke wijze is de politieke verantwoordelijkheid geregeld? Wat is de juridische, volkenrechtelijke en politieke status van het afgesloten «Technical Agreement»? (blz. 5, 21, 22) Op 30 maart 1993 hebben de Nederlandse Minister van Defensie en zijn Duitse ambtgenoot hun intentie een gezamenlijk legerkorps op te richten in een politieke verklaring neergelegd. De uitwerking gebeurt in aparte overeenkomsten, zoals een «Ministeriële Overeenkomst», een «Uitvoeringsovereenkomst tussen de bevelhebbers der landstrijdkrachten» en een «Technical Arrangement tussen de commandanten van de respectievelijke legerkorpsen». Geen van de genoemde overeenkomsten is volkenrechtelijk bindend. Er is slechts sprake van internationale beleidsafspraken. De ministeriële overeenkomst van 22 april 1994 bevestigt dat elk van beide regeringen het oppergezag houdt over het nationale contingent binnen het legerkorps. Het Duits-Nederlandse legerkorps maakt deel uit van de «Main Defence Force» van de Navo en zal in overeenstemming met de Navo-strategie Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 7

8 worden ingezet. De legerkorpscommandant zal van de bevoegde (door Saceur aangewezen) Navo-bevelhebber richtlijnen ontvangen voor de inzet van zijn legerkorps en de voorbereidingen daarop. De legerkorpscommandant is onder meer verantwoordelijk voor de operationele planning, de training en oefeningen en de logistieke en geneeskundige verzorging van het legerkorps. De eenheden (de divisies, het hoofdkwartier en de legerkorpstroepen) die deel uitmaken van het legerkorps, staan in vredestijd onder operationele controle van de commandant. Hij is hiervoor verantwoording schuldig aan de Nederlandse bevelhebber der Landstrijdkrachten en de Duitse chef staf van de landmachtstaf gezamenlijk. In andere situaties dan in vredestijd kunnen de Nederlandse en Duitse eenheden onder operationeel commando van de legerkorpscommandant worden gebracht, na een besluit van het «Defence Planning Committee» en na de overdracht van bevoegdheden door de respectievelijke nationale autoriteiten. In die situatie is de legerkorpscommandant verantwoording schuldig aan de desbetreffende Navo-bevelhebber. De Nederlandse militair met de hoogste functie in het Duits- Nederlandse legerkorps treedt tevens op als «Senior National Officer» voor alle Nederlandse onderdelen van het legerkorps. Dit is op dit moment de (Nederlandse) commandant. De Nederlandse «Senior National Officer» is voor deze administratieve taak verantwoording schuldig aan de Nederlandse bevelhebber der Landstrijdkrachten. 18 en 58 Zijn er afspraken gemaakt met Duitsland v.w.b. de samenstelling (sterkte, aantallen wapensystemen enz.) van de NL-eenheden in vredes-, crisis- en oorlogstijd? (blz. 5, 21, 22) Is er een overeenkomst met de Duitse regering over de taken en bevoegdheden van de commandant van het Duits/Nederlands legerkorps en zo ja, is de minister bereid de tekst te overleggen aan de Kamer? Zijn in praktijk alle Nederlandse landmachtonderdelen onder bevel van dit legerkorps geplaatst? (blz. 21) In de Prioriteitennota is de geplande omvang van de Nederlandse defensie-inspanningen aangegeven. De samenstelling en omvang van de eenheden van de Koninklijke landmacht in het Duits-Nederlandse legerkorps en in de «Nato Reaction Forces» zijn daarvan afgeleid. De afspraken met Duitsland zijn beschreven in de overeenkomst die met een brief van de Minister van Defensie, nr. V , op 22 april 1994 aan het parlement is gezonden (die brief met bijlage heeft geen kamerstuknummer gekregen). In de overeenkomst staat in artikel 2, lid 5, welke bijdrage beide landen leveren aan het eerste Duits-Nederlandse legerkorps. In vredestijd zijn dat alleen eenheden van 1(NL) Divisie, de Nederlandse eenheden van de legerkorpstroepen en de Luchtmobiele brigade. De overeenkomst bevat geen afspraken over de samenstelling van de afzonderlijke eenheden. Nederland streeft ernaar dezelfde inbreng in het Duits-Nederlandse legerkorps te hebben als Duitsland. Over nieuwe organisatievraagstukken wordt steeds overlegd met Duitsland. Zie ook de antwoorden op de vragen 17 en Wat zijn de financiële consequenties van het instandhouden van een gezamenlijke legerkorps(staf) en op welke wijze is e.e.a vastgelegd? (blz. 5, 21, 22, 55) Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 8

9 Op 30 augustus 1995 is het Duits-Nederlandse legerkorps operationeel geworden. De binationale staf van dit legerkorps is ondergebracht in Münster. De wijze waarop inhoud wordt gegeven aan de Duits- Nederlandse samenwerking binnen deze staf is vastgelegd in een «Technical Arrangement», dat op 21 februari 1995 door de voormalige commandanten van het Duitse en het Nederlandse legerkorps is ondertekend. Ten opzichte van de oude situatie, toen de staf van het Eerste Nederlandse legerkorps was ondergebracht in Apeldoorn, is sprake van een personele reductie van ongeveer 50%. Een deel van de taken die de staf van het Eerste Legerkorps in de oude situatie had, is met het bijbehorende personeel overgedragen aan de divisie. Bovendien blijft de projectorganisatie die de herstructurering van het legerkorps begeleidt tot 1998 bestaan. Hierdoor worden tot 1998 geen besparingen bereikt als gevolg van de oprichting van de binationale staf. De opheffing van de projectorganisatie levert wel een besparing op. De omvang van deze besparing moet nog worden becijferd. 20 Wat houdt de principe-overeenkomst met België over een «deployable air task force» precies in? Om welke middelen gaat het? In welk groter verband kunnen ze worden ingezet? Wie voert in een dergelijke situatie het commando? (blz. 5, 25) De principe-overeenkomst met België over de «Deployable Air Task Force» (DATF) houdt in dat luchtmachtmiddelen van de twee luchtmachten gezamenlijk kunnen worden ingezet in het kader van operaties ter ondersteuning van de vrede («peace support operations») en voor eventuele Belgisch-Nederlandse taken. Het doel van deze samenwerking is het verhogen van de inzetbaarheid en de efficiëntie bij een dergelijke inzet van het luchtwapen. De achterliggende gedachte van de DATF is dat elk moment een eenheid kan worden uitgezonden die, afhankelijk van de situatie en de taakstelling, is opgebouwd uit delen van de Belgische en Nederlandse luchtmacht. Het gaat daarbij niet alleen om F-16 jachtvliegtuigen, geleide wapens, Afu/Shorad en grondverdediging, maar ook om ondersteunende elementen zoals luchttransport inclusief «air-to-air refueling», verbindingen, technische, materiële en logistieke ondersteuning, «command and control», luchtverkeersbeveiliging, alsmede personele en geneeskundige ondersteuning. De DATF heeft geen permanente structuur. De DATF kan, na voorafgaande toestemming van beide regeringen, worden ingezet in het kader van crisisbeheersingsoperaties die door Navo of Weu onder auspiciën van de VN of de OVSE worden uitgevoerd. Het gaat om vredebewarende en vrede-afdwingende operaties, humanitaire noodhulp en evacuaties. Ook kan de DATF worden ingezet voor een bi-nationale taak. Beide luchtmachten blijven echter in staat om zelfstandig nationale taken uit te voeren. De bevelvoering over de DATF wordt bepaald aan de hand van de samenstelling van de eenheid voor de desbetreffende operatie. Voor het opstellen van «contingency»-plannen en oefenprogramma s wordt een kleine planningscel opgericht. De cel wordt wisselend in België en Nederland geplaatst, te beginnen in Den Haag. Deze cel coördineert ook de deelneming in DATF-verband aan (Navo)-oefeningen. 21 «De Koninklijke Luchtmacht onderzoekt onder meer de mogelijkheden tot nauwere samenwerking met de Duitse luchtmacht op het gebied van Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 19 9

10 de luchtverdediging. Bij inzet buiten het NAVO-gebied is een «deployable air command and control» component gewenst. Deze moet evenwel gezamenlijk met andere landen van de NAVO worden opgericht.» Ligt hier een relatie met het Air Command and Control System (ACCS), dat binnen de NAVO wordt bestudeerd binnen het ACCS Management Agency? (blz. 5, 25) Voor een «deployable air command and control»-component zal gebruik worden gemaakt van elementen van het «air command and control system» (ACCS), zoals bestaande organisatiestructuren, infrastructuur, apparatuur en «know how». 22 In welke andere verbanden dan het ACE Rapid Reaction Corps kan de «Multinational division (central)», die het primair inzetkader voor de Luchtmobiele Brigade is, worden ingezet? Is de LMB alleen bij vredesoperaties of in een crisissituatie inzetbaar buiten de multinational division? (blz. 5) De «Multinational Division (Central)» is primair bedoeld voor inzet in het kader van de Navo, in het bijzonder het «ACE Rapid Reaction Corps». De operationele eisen zijn daaraan gerelateerd. Gegeven de operationele capaciteiten, is de divisie in beginsel ook inzetbaar in elk ander Navo-verband. Bovendien is op 19 juni 1992 afgesproken dat de divisie ter beschikking kan worden gesteld van de Weu, mits de Ministeriële Raad van de Weu èn de in de divisie deelnemende landen hieraan hun goedkeuring geven. Hoewel voor het optreden in VN-verband geen bindende afspraken zijn gemaakt, is het eveneens mogelijk dat in een bepaalde situatie het Verenigd Koninkrijk, België, Duitsland en Nederland gezamenlijk beslissen de «Multinational Division (Central)» onder bevel te stellen van de VN of een ander internationaal samenwerkingsverband. De Luchtmobiele brigade is in vredestijd toegevoegd aan het Duits- Nederlandse legerkorps. In de overeenkomst tussen Duitsland en Nederland is echter overeengekomen dat de Luchtmobiele brigade niet onder bevel van de binationale commandant van dit legerkorps staat, maar van de Nederlandse «Senior National Representative» bij het Duits-Nederlandse legerkorps. Dit is de legerkorpscommandant als hij Nederlander is, òf de plaatsvervangend legerkorpscommandant als de commandant Duitser is. Omdat de Luchtmobiele brigade een zogenoemde «Nato assigned»- eenheid is, komt de brigade in beginsel onder het operationele bevel van de commandant van de «Multinational Division (Central)» zodra de Navo daar om vraagt. Zou de «Multinational Division (Central)» echter niet worden ingezet, dan kan de Luchtmobiele brigade ook aan het Duits-Nederlandse legerkorps worden toegevoegd. 23 Welke zijn de concrete plannen ter oprichting van een «deployable air command and control» component in verband met inzet buiten het NAVO gebied? (blz. 5) In het door de Navo-raad goedgekeurde implementatiepakket voor de eerste fase van het programma van het «air command and control system» (ACCS) is één «deployable combined air operations centre» Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

11 (DCAOC) en één «deployable air control centre» (DARS) opgenomen. Het DCAOC wordt ondergebracht bij het, gelijktijdig op te richten, permanente CAOC Uedem in Duitsland. Voor het DARS moet nog een thuisbasis worden gevonden. De mobiele elementen zullen multinationaal worden bemand. Nederland heeft zich bereid verklaard hieraan een proportionele personele, materiële en financiële bijdrage te leveren. Deze aspecten worden vastgelegd in een multinationaal «Memorandum of Understanding». De verwezenlijking van deze eigen Navo-capaciteit zal echter nog geruime tijd in beslag nemen. 24 a. Wat acht de Regering een «redelijke afspiegeling» van de leden van de taakgroep, in verband met de CJTF-hoofdkwartieren? (blz. 6) b. Wat zijn precies de knelpunten in het overleg over de uitwerking over het CJTF-concept? Welke voorwaarden stelt Frankrijk voor volwaardige deelname aan het CJTF-concept? (blz. 6) Troepenleverende landen zullen toereikend vertegenwoordigd willen zijn in het CJTF-hoofdkwartier. Het politieke gewicht van de landen en de omvang van hun militaire bijdragen maken deel uit van de afweging bij functietoedeling. De vertegenwoordiging van deelnemende landen in een hoofdkwartier zal dan ook per operatie verschillen. De knelpunten in het overleg over de uitwerking van het CJTF-concept zijn vooral van politieke aard. Deze spitsen zich op dit moment toe op de politiek-militaire coördinatie. Indertijd is overeengekomen dat de ontwikkeling en de uitvoering van het CJTF-concept een zaak is van alle zestien lidstaten. Tegelijkertijd zijn alle bondgenoten, met uitzondering van Frankrijk, van mening dat zo veel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van de bestaande militaire instellingen en structuren. Frankrijk, dat geen deel uitmaakt van de militaire organisatie van de Navo, wenst dat zijn belangen ook bij die keuze voldoende zijn gewaarborgd. 25 a. Welke landen zien het «Partnership for Peace Planning and Review process» als een voorbereiding op een lidmaatschap van de NAVO? (blz. 7) b. Kan een globale indicatie gegeven worden van de benodigde aanpassingen van de strijdkrachten van de aan het Partnership for Peace Planning deelnemende landen, zodat zij beter geschikt zijn voor gemeenschappelijke operaties? (blz. 7) c. Welke Midden- en Oost-europese landen zien het planningproces in het kader van het Partnerschap voor Vrede als een voorbereiding op een eventueel lidmaatschap van de Navo? (blz. 7) d. Welke criteria hanteert de Nederlandse regering bij de keuze van Midden- en Oost-europese landen waarmee bilaterale samenwerkingsprojecten worden uitgevoerd in het kader van het Partnerschap voor Vrede? (blz. 7) Er is geen directe relatie tussen deelneming aan dit planningproces en een toekomstig lidmaatschap van de Navo, al helpt dit de betrokken landen bij de voorbereiding op toetreding. Albanië, Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië hebben aangegeven lid te willen worden van de Navo en het planningproces als een van de voorbereidende stappen te beschouwen. De deelnemende landen bepalen zelf of zij middelen ter beschikking stellen voor het Partnerschap voor de Vrede, en zo ja welke. Het Partnerschap richt zich voorlopig alleen op gemeenschappelijk optreden voor vredesoperaties, «search and rescue» en humanitaire operaties. Slechts Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

12 de eenheden die landen ter beschikking hebben gesteld, moeten worden aangepast voor de genoemde operaties. Vooral op het gebied van bevelvoering en verbindingen zijn aanpassingen nodig, zowel wat de procedures betreft als de interoperabiliteit van de middelen. In de brief van 10 mei 1995 (kamerstuk X, nr. 65) is het parlement ingelicht over het beleid voor samenwerking tussen Defensie en Middenen Oosteuropese landen. De beperkte financiële en personele middelen van Defensie vergen concentratie op een beperkt aantal landen: Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. 26 In hoeverre wordt hiermee rekening gehouden bij de bilaterale en multilaterale samenwerkingsprojecten? (blz. 7) In overleg met de betrokken partner worden de bilaterale projecten vastgesteld, bij voorkeur activiteiten die zo goed mogelijk aansluiten bij het Partnerschap voor de Vrede en de individuele partnerschapsprogramma s. In multilateraal verband wordt bij voorkeur samengewerkt in projecten in het kader van het Partnerschap voor de Vrede. 27 en 28 Wat waren de conclusies van de gemeenschappelijke dreigingsanalyse m.b.t. ballistische raketten, die de Senior Defence Group on Proliferation eind 1994 heeft opgesteld? (blz. 8) Wat is de inhoud van de gemeenschappelijke dreigingsanalyse opgesteld door de senior defense group on proliferation? Op welke termijn zullen de benodigde capaciteiten worden vastgesteld en zal de DGP rapport uitbrengen? Aan welke verbeteringen van de verdediging tegen massavernietigingswapens wordt gedacht? (blz. 8) De «Senior defence group on proliferation» (DGP) concludeert in de risico-analyse dat de verspreiding van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen een zaak van toenemende zorg is. De zorg van de Navo geldt vooral het Midden-Oosten. In haar studie naar militaire elementen van proliferatie onderzoekt de DGP nu welke capaciteiten nodig zijn voor het afwenden van de risico s van proliferatie. Beslissingen over verbeteringen van de verdediging tegen massavernietigingswapens zijn nog niet genomen. Midden 1996 zullen de Ministers van Defensie van de Navo-landen worden geïnformeerd over de stappen die de Navo zou kunnen nemen. 29 Kan een overzicht worden gegeven van de aantallen militairen die ten behoeve van internationale humanitaire en vredesoperaties in de afgelopen jaren zijn uitgezonden? (blz. 8) Het overzicht van Nederlandse militairen die vanaf 1991 aan humanitaire en vredesoperaties hebben deelgenomen is als volgt: Jaar VN-operaties Multinationale operaties Humanitaire operaties Per oktober 1995 teruggekeerd van uitzending Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

13 30 Delen van het 42 Painfbat worden uitgerust met de YPR met het 25 mm boordkanon. Gebeurt dit op basis van geleerde lessen in het voormalige Joegoslavië? Worden behalve de boordschutter ook al het andere «gevechtspersoneel» opgeleid om dit wapen te kunnen bedienen? (blz. 10) Het 42e pantserinfanteriebataljon is organiek uitgerust met de YPR met het 25 mm kanon. Ter voorbereiding op de mogelijke uitzending naar Bosnië was het bataljon tijdelijk uitgerust met de YPR «punt 50». Zoals het parlement op 3 augustus 1995 naar aanleiding van de val van de enclave Srebrenica is meegedeeld (kamerstuk , nr. 111), is het onder dergelijke omstandigheden noodzakelijk over zwaardere middelen ter zelfverdediging te beschikken. De pantserinfanteriegevechtsvoertuigen van nog uit te zenden eenheden zullen daarom met het 25 mm kanon worden uitgerust. Omdat de tijd daartoe ontbreekt, wordt niet al het gevechtspersoneel op dit wapen opgeleid. De bediening van het 25 mm kanon is overigens niet beperkt tot de boordschutter; steeds beschikken meer bemanningsleden over de vaardigheid dit kanon te bedienen. 31 Onder wiens commando staat de WEU politie-eenheid in Mostar? Volgens welk mandaat treden zij op? (blz. 11) De Weu-politiemacht staat onder leiding van de «police commissioner» van Mostar, een kolonel van de Koninklijke marechaussee. Hij is in het door de Europese Unie gevormde stadsbestuur ook hoofd openbare ordeen veiligheidsaangelegenheden. Het EU-bestuur van Mostar en de «unified police force Mostar» staan onder het gezag van EU-administrateur Koschnick. Het mandaat van het EU-bestuur is in een «Memorandum of Understanding» (MoU) vastgesteld, in overleg tussen de vertegenwoordigers van de EU, de Weu, de Bosnisch-Kroatische Federatie, de Bosnische Kroaten, de Bosnische regering en de lokale besturen van Oost- en West-Mostar. Voor de Weu-politiemacht is, op basis van het MoU, een aanvullende overeenkomst gesloten tussen de burgemeesters van Oosten West-Mostar en het EU-bestuur. 32 Wat is in de optiek van de Regering de functie van de European Community monitor mission in former Yugoslavia (ECMM) na de totstandkoming van een definitieve vredesregeling in voormalig Joegoslavië? Zou de ECMM een taak hebben bij de wederopbouw? (blz. 11) De «European Community Monitor Mission» (ECMM) heeft sinds 1991 een belangrijke rol gespeeld bij het toezicht op de naleving van afspraken tussen de conflictpartijen, het totstandbrengen van vertrouwenwekkende maatregelen en het bevorderen van humanitaire activiteiten in het voormalige Joegoslavië. Hierbij heeft de ECMM veel kennis en ervaring opgebouwd. Nagegaan moet worden in hoeverre en op welke wijze deze kennis en ervaring te gebruiken zijn, ook bij de wederopbouw van Bosnië, na een definitieve vredesregeling. Van groot belang hierbij is een goede verdeling van werkzaamheden met andere betrokken organisaties, zoals de VN en mogelijk de OVSE. Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

14 33 Aan welke Nederlandse bijdrage aan de vredesimplementatie (VN) macht in Joegoslavië wordt gedacht na 1996? (blz. 11) De mogelijke Nederlandse bijdrage aan een door de Navo geleide vredesimplementatiemacht is uiteengezet in de brief van de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie van 20 oktober Kan worden ingegaan op de in de pers gesuggereerde tekortkomingen bij de UNAVEM-missie (Angola)? (blz. 11) Mede dank zij de VN-operatie is de situatie in Angola op dit ogenblik vrij stabiel en houdt de wapenstilstand tussen het regeringsleger en Unita in het algemeen stand. In het antwoord op de schriftelijke vragen van 20 oktober jl. van de Tweede-Kamerleden Van den Doel en Van der Stoel over de VN-waarnemers in Angola, zal uitvoerig worden ingegaan op de in de pers gesuggereerde tekortkomingen bij de Unavem-missie. Overigens behoren sommige gebieden waarop Unavem-waarnemers volgens de pers tekort zouden schieten zoals het openstellen van wegen niet tot hun taken. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft op 4 oktober 1995 een voortgangsrapport uitgebracht over de VN-operatie in Angola. Naar zijn mening verbetert de situatie in Angola op belangrijke terreinen, mede dank zij de aanwezigheid van Unavem-militairen. Er is sprake van een vermindering van het aantal schendingen van het staakt-het-vuren, vooruitgang bij de troepenscheiding en een toegenomen samenwerking tussen de twee rivaliserende partijen. Wel spreekt hij zijn bezorgdheid uit over vertragingen op andere terreinen, zoals de ontwapening, de ontmijning en de terugkeer van de Angolese strijdkrachten naar de kazernes. Er zijn dus wel problemen bij de tenuitvoerlegging van het mandaat, maar die worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door Unita en het regeringsleger. De Veiligheidsraad heeft naar aanleiding van het rapport verklaard een tijdige ontplooiing van de Unavem-III-troepen van groot belang te achten. Op dit ogenblik zijn ongeveer 5000 van de 7000 door de secretarisgeneraal geautoriseerde Unavem-militairen aanwezig. De acht Nederlandse militairen die ter beschikking zijn gesteld voor het opleiden van Angolezen in het ruimen van mijnen zijn op 25 oktober 1995 naar Angola vertrokken. 35, 37 en 40 Waar is, op basis van verificatie, vastgesteld dat het CSE-verdrag niet goed is uitgevoerd? (blz. 12) Is sprake van volledige overeenstemming tussen Rusland en de overige CSE-partners over door Rusland gewenste aanpassingen in het Verdrag? Waaruit bestaat de noodzakelijke aanpassing van het CSE-verdrag, gezien de sterk gewijzigde omstandigheden? (blz. 12) a. Op welke wijze worden de parlementen van de lidstaten van de Navo betrokken bij «een vergelijk met Rusland en de Oekraïne» inzake de aanpassing van het CSE-verdrag? b. Om de levensvatbaarheid van het CSE-verdrag te waarborgen wordt «aanpassing op termijn wenselijk geacht». Welke aanpassingen betreft het hier? Op welke termijn? Is een vergelijk met Rusland en de Oekraïne over de flankproblematiek mogelijk, zonder dat daarvoor het verdrag moet worden gewijzigd? (blz. 13) Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

15 De verificatie van de nakoming van CSE-verdragsverplichtingen gebeurt door middel van inspecties ter plaatse, op grond van informatie van de verdragspartijen. Uit de talrijke inspecties blijkt niet dat het verdrag niet goed is uitgevoerd. Pas vanaf 17 november 1995 gelden de door en krachtens het verdrag vastgestelde limieten (voor groepen van staten, individuele landen, en zones, waaronder de flankgebieden). Door intensieve verificatie zal vanaf 17 november de naleving hiervan worden gecontroleerd. Zonder nadere afspraken zal Rusland, volgens de nu bekende gegevens, niet voldoen aan de beperkingen die vanaf 17 november gelden in de flankgebieden. Erkennend dat de politiek-militaire situatie op de flanken sinds 1990 is veranderd, hebben de Navo-landen in 1995 een oplossing voorgesteld die beoogt aan de Russische en Oekraïense bezwaren tegemoet te komen, zonder het verdrag te wijzigen. Dit voorkomt een tijdrovende ratificatie. Zodra overeenstemming is bereikt, zal het parlement worden geïnformeerd. Op termijn moet het verdrag worden aangepast aan de nieuwe politieke verhoudingen in Europa. De eerste stap in dit proces is de toetsingsconferentie die voor mei 1996 is voorzien. 36 Zijn de maximale aantallen Nederlandse pantservoertuigen en artillerie overgedragen? (blz. 12) Nee, van de 387 pantservoertuigen die Nederland ingevolge het CSE-verdrag moest reduceren, zijn er 126 aan Portugal overgedragen. Van de 230 stukken artillerie zijn er 171 aan Griekenland overgedragen. 261 pantservoertuigen en 59 stukken artillerie, waarvoor onder de Navo-bondgenoten geen belangstelling bestond, zijn vernietigd volgens de methoden die het CSE-verdrag voorschrijft. 37 Is sprake van volledige overeenstemming tussen Rusland en de overige CSE-partners over door Rusland gewenste aanpassingen in het Verdrag? Waaruit bestaat de noodzakelijke aanpassing van het CSE-verdrag, gezien de sterk gewijzigde omstandigheden? (blz. 12) Zie het antwoord op vraag Welke andere landen zijn bereid een bijdrage te leveren aan noodhulpteams voor UNHCR en wat is de aard van deze bijdrage? (blz. 12) UNHCR heeft onlangs aangegeven aan welke «service packages» behoefte bestaat. Op dit ogenblik voert UNHCR nog slechts oriënterende gesprekken met een aantal landen. Naast Nederland hebben Denemarken, Duitsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zweden in beginsel de bereidheid uitgesproken een bijdrage te leveren aan de «service packages». De bijdragen kunnen zowel een civiel als een militair karakter hebben. Waarschijnlijk zullen binnenkort de besprekingen met UNHCR worden voortgezet, waarna de bijdrage van Nederland en de andere landen kan worden bepaald. 39 a. Zijn er met de VN afspraken gemaakt over de duur van de NL bijdrage aan Unmih II? (blz. 12, 16, 50, 51) b. Zal de eventuele verlenging van de Nederlandse bijdrage aan Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

16 Unmih-II begin volgend jaar aan de Tweede Kamer worden voorgelegd? (blz. 12) Nederland heeft de VN toegezegd deel te nemen aan Unmih-II op Haïti voor de duur van het huidige mandaat van deze vredesmacht, dat eind februari 1996 afloopt. Mocht de Veiligheidsraad het mandaat van Unmih-II verlengen en opnieuw een beroep doen op Nederland om eenheden te leveren, dan zal een nieuwe afweging worden gemaakt. Het parlement zal daarover zoals gebruikelijk worden geïnformeerd. 40 a. Op welke wijze worden de parlementen van de lidstaten van de Navo betrokken bij «een vergelijk met Rusland en de Oekraïne» inzake de aanpassing van het CSE-verdrag? b. Om de levensvatbaarheid van het CSE-verdrag te waarborgen wordt «aanpassing op termijn wenselijk geacht». Welke aanpassingen betreft het hier? Op welke termijn? Is een vergelijk met Rusland en de Oekraïne over de flankproblematiek mogelijk, zonder dat daarvoor het verdrag moet worden gewijzigd? (blz. 13) Zie het antwoord op vraag Verwijzend naar de Evaluatie van de veiligheidssituatie wordt gesteld dat de behoefte aan vredesoperaties in de toekomst eerder zal toenemen dan afnemen. Wordt hier gedoeld op de behoefte die in de internationale gemeenschap vaker zal voorkomen of wordt hier bedoeld dat Nederland vaker zal deelnemen? (blz. 16) Bedoeld is dat de in de internationale gemeenschap gevoelde behoefte aan vredesoperaties waarschijnlijk niet zal afnemen. 42 Welke uitgaven doet defensie in 1996 in het kader van activiteiten t.b.v. de Nederlandse Antillen en Aruba? (blz. 16, 17, 30, 31) Voor de activiteiten van de krijgsmacht op de Nederlandse Antillen en Aruba is in de begroting-1996 een bedrag van ongeveer f 120 miljoen voorzien, waarvan f 110 miljoen voor exploitatie en f 10 miljoen voor investeringen. Dit bedrag is inclusief de bijdrage aan de bestrijding van de handel in drugs. 43 Welke voortgang is in het afgelopen jaar geboekt tussen Nederland en Duitsland m.b.t. de samenwerking op het gebied van maritieme patrouillevliegtuigen? (blz. 17) Zie het antwoord op vraag De benodigde ruimte binnen de begroting voor toekomstige investeringen blijft een bron van zorg. Kan dit nader worden toegelicht? (blz. 16) Zie het antwoord op vraag Kan de intensivering van de samenwerking met de Duitse marine en met het Verenigd Koninkrijk nader worden gespecificeerd? Worden daarbij ook de lange afstands maritieme patrouillevliegtuigen betrokken? (blz. 17) Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

17 Zie het antwoord op vraag Zijn de budgetten die de Ministeries van Verkeer en Waterstaat, Justitie en Financiën hebben overgeheveld ten behoeve van de Kustwacht voldoende om zowel de exploitatie van het centrum, de inzet van de middelen èn de vervangingsinvesteringen op te vangen? Wat zijn de totale kosten op jaarbasis voor de Kustwacht? Heeft de Marine ook zelf kosten als gevolg van het beheer van deze Kustwacht? (blz. 17) Het uitgangspunt bij de overheveling van de budgetten is kostenneutraliteit voor alle betrokken departementen. Op jaarbasis is een bedrag van f 8,3 miljoen overgeheveld naar het budget van de Koninklijke marine, wat voldoende is om de kosten van de kustwachtactiviteiten op het huidige niveau te dekken. De bijdrage van de Koninklijke marine aan de kustwacht bestaat uit de inzet van personeel en materieel. 47 Hoe zijn de bevoegdheden en commandostructuren geregeld met betrekking tot de assistentie die de Koninklijke Marine verleent bij de drugsbestrijding in het Caraïbische gebied? Welke kosten zijn hieraan verbonden? Hoe worden deze gefinancierd? (blz. 17) In het kader van de drugsbestrijding is de commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied als een van de taakgroepcommandanten onder de «Director Joint Interservice Agency Task Force East» te Key West belast met de coördinatie van surveillance activiteiten («detection and monitoring») in het hem toegewezen gebied. Het operationale gezag en de operationele leiding over de ingezette strijdkrachten blijven bij de respectievelijke nationale autoriteiten. De tactische leiding over de deelnemende eenheden kan worden overgedragen aan een (militaire) autoriteit van een andere nationaliteit. Dit betekent dat de commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied kan worden belast met de tactische leiding over Amerikaanse of andere eenheden, terwijl Nederlandse eenheden onder de tactische leiding van een Amerikaanse autoriteit kunnen worden gesteld. De inzet van de Nederlandse eenheden berust op het Koninklijk besluit van 3 juli 1987, nr. 79. De uitgaven ten behoeve van de drugsbestrijding in het Caraïbisch gebied worden uit het budget van de Koninklijke marine gefinancieerd (zie het antwoord op vraag 42). 48 Kan de minister de Kamer nader informeren over de exacte inhoud van de overeenkomst over de admiraal Benelux? (blz. 17) Een afschrift van de «Overeenkomst tot regeling van de samenwerking tussen de Belgische Zeemacht (ZM) en de Koninklijke marine (KM)» van 28 maart 1995 is de Tweede Kamer op 5 april jl. ter inzage aangeboden (kamerstuk X, nr. 55). 49, 50 en 57 Bij krijgsmachtdelen Marine, Luchtmacht en Landmacht ligt de personeelsreductie achter op het schema van de Prioriteitennota. Wat is de oorzaak hiervan? Wat zijn de consequenties voor de einddatum van de geplande reorganisaties? Is hierbij rekening gehouden met het feit dat bij de doelmatigheidsoperatie 3300 functies extra komen te vervallen? Hoe verhoudt de zinsnede «de personele afslanking van de Marine verloopt volgens plan» op blz. 18, zich tot de constatering op blz. 17 dat de verkleining van het personeelsbestand 17,5% i.p.v. de geplande 18,1% bedraagt? (blz. 17/18) Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

18 Bij de Landmacht loopt de verkleining van het personeelsbestand achter bij het schema van de Prioriteitennota. Betekent dit dat de einddatum verschuift of wordt verwacht dat deze achterstand ingelopen kan worden? Zo ja, wat zijn dan de (sociale) consequenties? (blz. 20) De herstructurering van de krijgsmacht verloopt volgens plan. In de Prioriteitennota is de zogenoemde gewenste sterkte aangegeven, dat wil zeggen het personeel dat beschikbaar moet zijn om het functiebestand te vullen en de taken uit te voeren. Bij deze gewenste sterkte wordt geen rekening gehouden met personeel dat voor het bereiken van de ontslagleeftijd een vorm van buitengewoon verlof (BV-LOM) geniet, noch met personeel dat wegens opheffing van de functie als herplaatsingskandidaat boven de organieke sterkte (BDOS) wordt geplaatst. Dit personeel maakt daarentegen nog wel enige tijd deel uit van de begrotingssterkte. In het kader van de doelmatigheidsoperatie wordt een zelfde systematiek gevolgd. Het verschil tussen de afslanking van 18,8% (Prioriteitennota) en 17,5% (begroting-1996) bij de Koninklijke marine heeft dezelfde oorzaak. 51 en 52 Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over het feit dat de samenwerking met België en Frankrijk m.b.t. de CUP Alkmaarklasse is beëindigd? Wat zijn de financiële consequenties van het besluit om de studiefase nationaal voort te zetten? Wat is er de reden van dat niet met België en Frankrijk wordt samengewerkt voor een «capability upkeep programme» van de mijnenbestrijdingseenheden van de Alkmaarklasse? Wat zijn de gevolgen hiervan? (blz. 18) Met Frankrijk en België zijn tijdens de voorstudiefase afspraken gemaakt over de inhoud en het tijdschema van het project «Capability upkeep programme» (Cup) Alkmaar-klasse mijnenbestrijdingsvaartuigen. Tijdens de voorstudie heeft Frankrijk te kennen gegeven daarvan te willen afwijken. Omdat het project Cup Alkmaar-klasse mijnenbestrijdingsvaartuigen in Nederland nauw samenhangt met het project Vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit van de Dokkum-klasse (verbeterd Trojka-systeem), zou het door Frankrijk beoogde tijdschema voor Nederland tot problemen leiden. De Cup in België is aanzienlijk later voorzien dan in Nederland. De financiële omvang van het project is niet gewijzigd. Met de partners is overeengekomen dat, in het kader van de bestaande samenwerking voor de instandhouding van de schepen, informatie over het project wordt uitgewisseld. Het streven is de configuratie waar mogelijk gelijk te houden. Zoals is gesteld in het Materieelprojectenoverzicht-1996 (kamerstuk X, nr. 11), zal het parlement in 1996 over de studiefase van het project Cup Alkmaar-klasse mijnenbestrijdingsvaartuigen worden geïnformeerd. In deze rapportage zal meer gedetailleerde informatie over het project worden opgenomen. 53 Er wordt gesproken over de operationele inzetbaarheid van de M-fregatten. Wat is thans de stand van zaken bij de oplossing van de problemen betreffende SEWACO 7? (blz. 19) De aanloopproblemen van het Sewaco 7-systeem van de M-fregatten zijn inmiddels opgelost. Alle acht M-fregatten zullen overeenkomstig de planning in 1996 volledig inzetbaar zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

19 54 en 164 Is het opleidingsniveau bij de werving van nieuw personeel bij de KL hoger of lager dan in het verleden met de dienstplichtigen? Welke gevolgen heeft dit voor de opleidingen bij de KL en hoe verhoudt zich dit met een reductie van de opleidingstijd van 20%? (blz. 20, 21, 32, 33) Is er verschil in vooropleiding en kennisniveau tussen de dienstplichtigen en degenen die zich aanmelden als beroepsmilitair? Kan een overzicht over 1995 worden gegeven over de uiteindelijk geworven militairen naar aantallen, vooropleiding en eerdere werkervaring? Wat is het opleidingsnviveau van de instromende BBT-ers? Het opleidingsprofiel van dienstplichtigen is meer een afspiegeling van de samenleving en minder gerelateerd aan het niveau van de functie. In de beroepskrijgsmacht stemmen de vooropleidingen van beroepsmilitairen meer overeen met het niveau van de functie. Voor ruim 70% van de wervingsbehoefte is een lagere vooropleiding vereist (ten hoogste het niveau voorbereidend beroepsonderwijs). Defensie werft thans dan ook vooral lager opgeleiden. De duur van de algemene militaire opleiding van het BBT-personeel is niet verminderd. De duur van de functie-opleidingen wordt teruggebracht met gemiddeld 13%. Mede gezien de andere opleidingsinspanning is dat uitvoerbaar. Zoals gebruikelijk ontvangt het parlement in het eerste kwartaal van elk jaar de rapportage over de werving over het voorafgaande jaar. Daarbij wordt ook ingegaan op de vooropleiding van aangestelde beroepsmilitairen in relatie tot de functie-eisen. 55 De NAVO-landen hebben in het kader van het Partnership for Peace samenwerkingsverbanden opgezet met de Midden- en Oost-Europese landen. Op welke van deze landen concentreet Nederland zijn inspanningen? Waarom worden bijvoorbeeld meer projecten opgezet met Roemenië dan met bijvoorbeeld Hongarije? Welke buitenlandse politieke overwegingen liggen hieraan ten grondslag? Waarom werkt bijv. de luchtmacht veel samen met Tjechië en niet met Roemenië waar de Landmacht veel mee samenwerkt? (blz. 20, 25) Defensie kent zes concentratielanden, waartussen geen onderscheid wordt gemaakt. Het is echter voor de krijgsmachtdelen in de praktijk niet mogelijk met elk van de concentratielanden even intensief en op dezelfde wijze samen te werken, met accentverschillen per land als gevolg. Zie ook het antwoord op vraag 25 (d). 56 Hoe worden de drie toetsingscriteria voor het veranderingsproces bij Landmacht gehanteerd? Hoe wordt de beheersbaarheid van het reorganisatieproces gemeten en vastgesteld? Hoe wordt de zorgvuldigheid ten opzichte van het personeel beoordeeld en door wie? (blz. 20) Ten behoeve van de herstructurering is een volledige projectorganisatie opgericht, die het totale proces stuurt, coördineert en bewaakt. In dit proces is ook de medezeggenschap van het personeel geregeld. Zo is, in goed overleg met de ressorts binnen de Koninklijke landmacht en de medezeggenschaps- en overlegorganen, een besluitvormings- en overlegprocedure Herstructurering Koninklijke landmacht ontworpen. Tijdens deze procedure gelden de criteria beheersbaarheid, zorgvuldigheid en doorfunctioneren. Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

20 In deze procedure worden alle aspecten van de reorganisatie per deelproject verzameld in een realisatiememorandum, dat vervolgens wordt beoordeeld door vertegenwoordigers van verschillende disciplines. Alle realisatiememoranda worden uiteindelijk ter goedkeuring aan het BLS-beraad voorgelegd, dat de plannen toetst aan de criteria. De beheersbaarheid houdt vooral verband met de uitvoering van het reductiebeleid, de capaciteit van de wervings- en opleidingsorganisatie, de vermindering van het dienstplichtigenbestand en de eis dat de Koninklijke landmacht tijdens het herstructureringsproces moet kunnen blijven functioneren. Ook de beschikbaarheid van materiële middelen en infrastructuur is van invloed op het aspect beheersbaarheid. De zorgvuldigheid ten opzichte van het personeel wordt tijdens de besluitvormings- en overlegprocedure mede bewaakt door de vertegenwoordigers van de eenheden in de projectgroep, de leden van de medezeggenschapsorganen bij de eenheden en de vertegenwoordigers van de centrales van overheidspersoneel. 57 Bij de Landmacht loopt de verkleining van het personeelsbestand achter bij het schema van de Prioriteitennota. Betekent dit dat de einddatum verschuift of wordt verwacht dat deze achterstand ingelopen kan worden? Zo ja, wat zijn dan de (sociale) consequenties? (blz. 20) Zie het antwoord op vraag Is er een overeenkomst met de Duitse regering over de taken en bevoegdheden van de commandant van het Duits/Nederlands legerkorps en zo ja, is de minister bereid de tekst te overleggen aan de Kamer? Zijn in praktijk alle Nederlandse landmachtonderdelen onder bevel van dit legerkorps geplaatst? (blz. 21) Zie het antwoord op vraag De parate infanterie beveiligingscompagnieën worden opgeheven. Wat gebeurt met de budgetten die deels afkomstig waren uit werkgelegenheidsprojecten? (blz. 21) Het geld dat is bespaard met de opheffing van de parate infanteriebeveiligingscompagnieën is teruggevloeid naar de algemene middelen. 60 Door wie worden de gereorganiseerde dan wel nieuw opgerichte eenheden in 1996 geëvalueerd? (blz. 21) De in 1994 en 1995 gereorganiseerde of nieuw opgerichte eenheden worden in 1996 op decentraal niveau geëvalueerd door het desbetreffende ressort, te weten het Duits-Nederlandse legerkorps, het Nationaal Commando of het Commando Opleidingen Koninklijke landmacht. 61 Het aantal Resultaatverantwoordelijke eenheden wordt uitgebreid. Hoe verhoudt het sluiten van managementcontracten met zulke eenheden zich tot de al aanwezige aansturings- en bevelstructuur binnen de Koninklijke Landmacht? (blz. 21) Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998 Nr. 55 BRIEF VAN

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2006R1412 NL 01.07.2013 003.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EG) Nr. 1412/2006 VAN DE RAAD van 25

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 26 900 Defensienota 2000 Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 13 november

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.5.2019 COM(2019) 242 final 2019/0116 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in de Raad van Ministers in te nemen standpunt met

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 70

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 70 13 (2013) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2015 Nr. 70 A. TITEL Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 49 (1994) Nr. 7 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2015 Nr. A. TITEL Overeenkomst inzake Partnerschap en Samen waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 66 (1991) Nr. 6 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2014 Nr. 39 A. TITEL Overeenkomst betreffende samenwerking en een douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 23 591 Betrokkenheid van het parlement bij de uitzending van militaire eenheden 26 454 Besluitvorming uitzendingen Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTERS

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 243 Uitbreiding van de NAVO en de stabiliteit in Europa Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 Nr. 25 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 17 november

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 34 (2007) Nr. 5 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2012 Nr. 9 A. TITEL Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 34 (2007) Nr. 4 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 245 A. TITEL Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 34 (2007) Nr. 7 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2015 Nr. 4 A. TITEL Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting

Nadere informatie

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: De begrotingsstaat van het Ministerie

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST AF/EEE/BG/RO/DC/nl 1 BETREFFENDE DE TIJDIGE BEKRACHTIGING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 207a 27 624 (R 1677) Regels met betrekking tot het geweldgebruik bij de bewaking van militaire objecten (Rijkswet geweldgebruik bewakers militaire

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad

BIJLAGE. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.8.2017 COM(2017) 412 final ANNEX 1 BIJLAGE bij Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, en de voorlopige

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180 47 (1997) Nr. 4 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2004 Nr. 180 A. TITEL Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 23 (2008) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2013 Nr. 147 A. TITEL Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 9 VERSLAG VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar

Nadere informatie

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE Brussel, 31 maart 2005 (OR. en) AA 2/2/05 REV 2 TOETREDINGSVERDRAG: VERDRAG ONTWERP VAN WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 22 327 Oprichting luchtmobiele brigade Nr. 43 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 13 maart 1997 De vaste commissie voor Defensie 1 heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 900 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1995 Nr. 86 BRIEF VAN

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.5.2007 COM(2007) 256 definitief 2007/0090 (CNS) Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende

Nadere informatie

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014 P7_TA(2013)0082 Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014 Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2013 over de samenstelling van het Europees Parlement

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 911 definitief 2011/0447 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.2.2016 COM(2016) 70 final ANNEX 1 BIJLAGE bij het Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het protocol

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 1 VOORSTEL

Nadere informatie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 28.11.2016 JOIN(2016) 54 final 2016/0366 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018. Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 61e jaargang 2 juli 2018 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen BESLUITEN Besluit (EU) 2018/937 van de Europese Raad van

Nadere informatie

DEN HAAG. Aandachtspunten bij de begroting 2014 van de minister van Defensie

DEN HAAG. Aandachtspunten bij de begroting 2014 van de minister van Defensie Algemene Rekenkamer BEZORGEN Lange Voorhout 8 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Postbus 20015 Staten-Generaal Binnenhof 4 2500 EA Den Haag T 070 3424344 070 3424130 DEN HAAG E vooriichting@rekenkamer.nl

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957 13 (1957) Nr. 18 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 40 A. TITEL 1) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957 B. TEKST De Franse

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.1.2017 COM(2017) 17 final 2017/0011 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2011/0444 (E) 12103/15 JUSTCIV 202 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD waarbij

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 1.6.2012 COM(2012) 255 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot verlening van een machtiging om onderhandelingen te openen over aanpassing van de volgende overeenkomsten

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-I Opgave 2 Defensiesamenwerking in Europa Bij deze opgave horen tekst 3, figuur 1 en tekst 4. Inleiding In december 2017 is in de Europese Unie (EU) op het gebied van defensie een Permanente Gestructureerde

Nadere informatie

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank GROEP / KLAS.. Naam: Ga www.schooltv.ntr.nl Zoek op trefwoord: EU Bekijk de clip Het ontstaan van de EU en maak de volgende vragen. Gebruik de pauzeknop

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 34 (2007) Nr. 6 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2012 Nr. 146 A. TITEL Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994-1995 23461 Haïti Nr. 5 BRIEF VAN DE MIIMISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage,

Nadere informatie

9405/08 CS/lg DG E VIII

9405/08 CS/lg DG E VIII RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 mei 2008 (OR. en) 9405/08 COSDP 383 PESC 562 COAFR 143 CONUN 46 CHAD 26 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Besluit van de Raad betreffende de sluiting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 763 Toekomst van de krijgsmacht Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Inzetbaarheidsrapportage eerste helft 2018

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Inzetbaarheidsrapportage eerste helft 2018 Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR

Nadere informatie

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1 Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) Interinstitutionele dossiers: 2017/0900 (E) 2013/0900 (E) EUCO 7/1/18 REV 1 INST 92 POLGEN 23 CO EUR 8 RECHTSHANDELINGEN Betreft: BESLUIT VAN DE EUROPESE RAAD

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST 443 der Beilagen XXIII. GP - Staatsvertrag - 91 niederländische Erklärungen (Normativer Teil) 1 von 13 EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE

Nadere informatie

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! I.I De geboorte van de Europese Unie Zoals jullie waarschijnlijk wel weten zijn er de vorige eeuwen veel oorlogen in Europa geweest. Vooral de Eerste en de Tweede Wereldoorlog

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 72 (2009) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 96 A. TITEL Aanvullend Protocol bij het Europees Handvest inzake lokale autonomie betreffende het recht op participatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 26 396 Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR Nr. 108 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 15 juni 2016 De vaste commissie voor Defensie

Nadere informatie

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.9.2018 COM(2018) 651 final ANNEX BIJLAGE bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de werking van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken Nr. 1317 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR De procedures in de verschillende lidstaten SAMENVATTING In de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie luidt het dat één van de doelstellingen

Nadere informatie

MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!!

MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!! MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!! De Europese Unie bestaat uit 27 lidstaten. Deze lidstaten hebben allemaal op dezelfde gebieden een aantal taken en macht overgedragen aan de Europese

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.7.2017 COM(2017) 357 final 2017/0148 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij Luxemburg en Roemenië worden gemachtigd om, in het belang van de Europese Unie, de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 100

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 100 15 (1992) Nr. 3 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1995 Nr. 100 A. TITEL Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek

Nadere informatie

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING Non-member state of the Council of Europe (Belarus) LIDSTATEN HOOFDZETEL EN OVERIGE VESTIGINGEN BEGROTING Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 22 181 De situatie in Joegoslavië Nr. 114 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 3 augustus 1995 De vaste commissie voor Defensie 1 en de

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 7.1.2009 COM(2008)897 definitief 2006/0008 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede

Nadere informatie

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE Brussel, 31 maart 2005 (OR. en) AA 23/2/05 REV 2 TOETREDINGSVERDRAG: SLOTAKTE ONTWERP VAN WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE

Nadere informatie

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND, AANVULLENDE OVEREENKOMST TUSSEN TEN EERSTE, DE EUROPESE UNIE EN HAAR LIDSTATEN, TEN TWEEDE, IJSLAND, EN TEN DERDE, HET KONINKRIJK NOORWEGEN, BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE OVEREENKOMST INZAKE LUCHTVERVOER

Nadere informatie

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING LIDSTATEN Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan, België, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 725 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2016 Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.6.2014 COM(2014) 227 final 2014/0129 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité NL NL TOELICHTING

Nadere informatie

TOETSINGSKADER 2014 Inleiding

TOETSINGSKADER 2014 Inleiding TOETSINGSKADER 2014 Inleiding Op 28 juni 1995 boden de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie de Tweede Kamer een toetsingskader aan dat kon dienen ter structurering van de gedachtewisseling

Nadere informatie

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 23.11.2015 COM(2015) 575 final 2006/0036 (CNS) Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de sluiting van de Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

9079/17 JVS/bb 1 DGC 2A

9079/17 JVS/bb 1 DGC 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 30 mei 2017 (OR. en) 9079/17 Interinstitutioneel dossier: 2017/0082 (NLE) COEST 99 ELARG 36 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Protocol bij de Partnerschaps-

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.6.2017 COM(2017) 299 final MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds Europees Ontwikkelingsfonds (EOF): prognoses

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 8 augustus 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0184 (NLE) 11636/17 ADD 1 COEST 212 ELARG 62 VOORSTEL van: ingekomen: 3 augustus 2017 aan: de heer Jordi AYET

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS) AVIATION 150 RELEX 649 MA 7 VOORSTEL van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur,

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 november 2005 (OR. fr) 13953/05 COSDP 737 PESC 940 COAFR 187 EUSEC-RDC 26 OC 775

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 november 2005 (OR. fr) 13953/05 COSDP 737 PESC 940 COAFR 187 EUSEC-RDC 26 OC 775 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 28 november 2005 (OR. fr) 13953/05 COSDP 737 PESC 940 COAFR 187 EUSEC-RDC 26 OC 775 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Gemeenschappelijk Optreden 2005/.../GBVB

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 21 501-21 Jeugdraad Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 861 Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0367 (NLE) 14996/16 VOORSTEL van: ingekomen: 28 november 2016 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: COASI 218 ASIE 88

Nadere informatie

15410/17 JVS/sht DGC 1A. Raad van de Europese Unie. Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE)

15410/17 JVS/sht DGC 1A. Raad van de Europese Unie. Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17. Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE) Raad van de Europese Unie Brussel, 14 mei 2018 (OR. en) 15410/17 Interinstitutioneel dossier: 2017/0319 (NLE) COLAC 144 WTO 329 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Derde aanvullend protocol

Nadere informatie

BIJLAGE PROTOCOL. bij het. voorstel voor een besluit van de Raad

BIJLAGE PROTOCOL. bij het. voorstel voor een besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE Brussel, 26.2.2016 COM(2016) 91 final ANNEX 1 BIJLAGE PROTOCOL bij het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 434 (R 1550) Goedkeuring van het op 17 januari 1995 te Antwerpen tot stand gekomen Verdrag inzake de samenwerking op het gebied van cultuur,

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; (met Protocollen, Bijlagen en Slotakte) Oporto, 2 mei 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; (met Protocollen, Bijlagen en Slotakte) Oporto, 2 mei 1992 19 (1992) Nr. 8 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2012 Nr. 46 A. TITEL Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; (met Protocollen, Bijlagen en Slotakte) Oporto, 2

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409 NOTA van: de Franse, de Duitse, de Italiaanse, de Spaanse en de Britse delegatie aan: het Comité van artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 925 Terroristische aanslagen in de Verenigde Staten Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 21 501-28 Defensieraad Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 30 september

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176 42 (1995) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1995 Nr. 176 A. TITEL Protocol betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot het Akkoord tussen het Koninkrijk der

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 WET van 27 mei 1996, houdende regelen met betrekking tot de inrichting, taakomschrijving en organisatie van het Nationaal Leger (Wet Nationaal Leger) (S.B. 1996 no. 27). HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 198 Wet van 13 april 2000, houdende vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.11.2017 COM(2017) 635 final 2017/0278 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de bij het Verdrag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 164 Beschermingsmiddelen tegen geïmproviseerde explosieven Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1474 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 22 054 Wapenexportbeleid Nr. 27 1 Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 22.2.2019 L 51 I/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN VERORDENING (EU) 2019/316 VAN DE COMMISSIE van 21 februari 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 november 2009 (OR. en) 15053/09 COSDP 991 PESC 1409 BIH 32 COWEB 236

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 november 2009 (OR. en) 15053/09 COSDP 991 PESC 1409 BIH 32 COWEB 236 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 10 november 2009 (OR. en) 15053/09 COSDP 991 PESC 1409 BIH 32 COWEB 236 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Besluit van de Raad betreffende de sluiting

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 juni 2007 (OR. en) 9201/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0806 (CNS) SCH-EVAL 91 SIRIS 84 COMIX 447

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 juni 2007 (OR. en) 9201/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0806 (CNS) SCH-EVAL 91 SIRIS 84 COMIX 447 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 juni 2007 (OR. en) 920/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0806 (CNS) SCH-EVAL 9 SIRIS 84 COMIX 447 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 31.05.2001 COM(2001) 289 definitief MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD Strategie ter voorbereiding van de kandidaat-lidstaten

Nadere informatie

SLOTAKTE. FA/TR/EU/HR/nl 1

SLOTAKTE. FA/TR/EU/HR/nl 1 SLOTAKTE FA/TR/EU/HR/nl 1 FA/TR/EU/HR/nl 2 I. TEKST VAN DE SLOTAKTE 1. De gevolmachtigden van ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE

Nadere informatie

vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

vaste commissie voor Buitenlandse Zaken Den Haag, 29 juni 2017 Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken DEF i.v.m. agendapunt 4, 10, 16, 18 EU i.v.m. agendapunt 12, 13 EZ i.v.m. agendapunt 9 I&M i.v.m. agendapunt 7, 9 KR i.v.m.

Nadere informatie