Het boek Hosea H 1. Micha trouwt een overspeelster.

Transcriptie

1 Het boek Hosea H 1. (H) Micha trouwt een overspeelster. 1. Het Woord van YaHWeH Die naar Hosea, de zoon van Beeri toe kwam, in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia, de koningen van Juda. En ook in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas en koning van Israël. 2. Het Woord van YaHWeH begint tegen Hosea, en YaHWeH heeft tegen Hosea gezegd: Ga en neem voor u een vrouw die overspel gepleegd heeft met kinderen die uit overspel geboren zijn, want overspel op overspel keert de aarde van YaHWeH af. God zaait, de eerste zoon. 3. Dus ging hij op zoek en nam Gomer, de dochter van Diblaïm, zij werd zwanger en baarde hem een zoon. 4. Toen zei YaHWeH tegen hem: Noem hem God zaait, want nog maar een korte tijd en ik zal het bloed van Jizreël aan de familie van Jehu straffen en een einde maken aan het koninkrijk van de familie van Jizreël. 5. Op die dag zal het zo zijn dat ik de boog van Israël zal breken in het dal waar God gezaaid heeft. Geen liefkozing, de eerste dochter. Juda echter wel geliefkoosd. 6. Opnieuw werd zij zwanger en zij baarde een dochter. Toen zei Hij tegen hem: Geef haar de naam: Geen liefkozing, want ik zal niet doorgaan met het liefkozen van het huis van Israël, omdat ik hen al zo lang verdraag. 7. Maar het huis van Juda zal ik wel liefkozen en hen, door hun God YaHWeH, verlossen. Maar ik zal hen niet door boog en zwaard redden of met oorlogvoering, door geen paarden of ruiters. Niet mijn volk, de tweede zoon en toch zullen zij zo talrijk als het zeezand worden. 8. Terwijl zij Geen liefkozing, nog de borst gaf, werd zij opnieuw zwanger en baarde een zoon. 9. Toen zei Hij: Noem hem: Niet mijn volk, want u bent mijn volk niet langer en ik zal er niet voor u zijn. H Toch zal het aantal zonen van Israël zo talrijk als het zeezand zijn, onmetelijk en ontelbaar. Het zal zo zijn dat op de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent mijn volk niet, tegen hen gezegd zal worden: Zonen van de Levende God. 2. De zonen van Juda en de zonen van Israël zullen zich eensgezind verzamelen en zullen over henzelf één hoofd benoemen. Zij zullen van de aarde opstijgen, want de dag dat God zaait, zal groots zijn. 3. Zeg tegen uw broers: Bloedverwanten, en tegen uw zussen: Wees barmhartig. Kleed de overspelige vrouw uit, zij is mij, haar Man, immers vergeten. 4. Maak ruzie met uw moeder, maak ruzie omdat zij mijn vrouw niet is en ik ben haar man niet. Laat haar overspelige blik verdwijnen en het overspel tussen haar borsten. 5. Anders kleed ik haar nog uit en zet haar zo buiten als ze eruit zag op de dag toen zij net geboren was. Ik plaats haar als in een woestijn, ik zet haar in een gortdroog land waar zij van dorst zal sterven. 6. Ik zal geen medelijden met haar zonen hebben, zij zijn immers zonen uit overspel. 7. Want hun moeder is overspelig, zij heeft schandalig gehandeld, zij die zwanger van hen geworden is, want zij zei: Laat mij maar achter mijn minnaars aangaan, zij geven mij brood en water, wol en linnen, olie en drank. 8. Zie, daarom beperk ik uw bewegingsvrijheid met doornen, ik verhoog haar muren en een uitweg zal zij niet kunnen vinden. 9. Zij zal haar minnaars najagen, maar zij zal hen niet kunnen bereiken. Zij zal hen zoeken, maar niet kunnen vinden. Dan zal zij zeggen: Laat mij gaan, dan kan ik naar mijn eerste man terugkeren, want toen ging het beter met mij dan nu. 10. Want zij besefte niet dat ik haar graan en wijn gaf, olijfolie en zilver gaf ik in overvloed, met goud, wat zij voor Baäl gebruikten. 11. Daarom keer ik mij om en neem het graan op zijn tijd weg, het seizoen van de nieuwe wijn. Ik ruk mijn wol af en het linnen dat haar naaktheid bedekt. 12. Nu zal ik haar schaamte blootleggen voor de ogen van haar minnaars, geen man kan haar uit mijn handen redden. 13. Ik maak een einde aan al haar vrolijkheid, haar gefeest met nieuwe maan en haar rustdagen, al haar belangrijke feesten. 14. Haar wijnstronken en vijgenbomen zal ik vernietigen. Zij zei erover: Het zijn beloningen die mijn minnaars aan mij gegeven hebben. Ik maak ze tot struikgewas waarvan de dieren uit het veld zullen eten. 15. Ik zal haar straffen voor de dagen van de Baäls, de tijd dat zij wierook voor hen brandde en zich versierde met haar neusringen en juwelen, door zo achter haar minnaars aan te lopen, maar mij te vergeten, zegt YaHWeH. (P) God brengt zijn vrouw naar de woestijn en via het verwarrende dal zal zij een poort van hoop vinden. 16. Zie, daarom dat ik haar zal verleiden, haar naar de woestijn brengen en tot haar hart spreken. 17. Dan zal ik haar wijngaarden aan haar teruggeven. Het dal van verwarring zal een poort van hoop zijn. Daar zal zij reageren zoals in de dagen van haar jeugd en zoals op de dag dat zij uit Egypte opgetrokken is. (P) Dan zal God de aarde opnieuw inzaaien. Israël tot bruid verwerven, haar Man en God zijn en zij Zijn volk. 18. Op die dag zal het zo zijn, zegt YaHWeH, dat u: Mijn Man, zult zeggen en mij niet meer: Mijn Baäl, zult noemen. 19. Want de namen van de Baäls, neem ik weg uit haar mond en zij zullen niet meer bij hun naam herinnerd worden. 20. Dan zal ik op die dag een verbond met hen sluiten, Oh! Met de dieren in het veld en de vogels aan de hemel en met wat over de grond kruipt. Boog, zwaard en oorlog zal ik van de aarde vernietigen en ik zal hen veilig doen rusten. 21. U zal ik tot mijn eeuwige bruid verwerven, ja oprecht zal ik u mij tot mijn bruid verwerven, door een vonnis, door goedheid en koestering. 22. Ik zal u mij trouw tot bruid verwerven en dan zult u YaHWeH kennen. 1 Jim Sabelis

2 23. Op die dag zal het zo zijn dat ik uitleg zal geven, zegt YaHWeH, ik geef uitleg aan de hemelen en zij zullen uitleg geven aan de aarde. 24. De aarde zal uitleg geven aan het graan, de nieuwe wijn en de olie, en zij zullen uitleg geven aan: wat God gezaaid heeft. 25. Ik zal haar inzaaien met mijzelf in de aarde. Ik zal haar koesteren waar zij geen koestering ontvangen heeft en tegen niet mijn volk zeggen: U bent mijn volk! En hij zal zeggen: Mijn God! H 3. (GH) Hosea koopt weer een overspelige vrouw, zonder gemeenschap met haar te hebben. 1. Toen zei YaHWeH opnieuw tegen mij: Ga en heb een vrouw lief die de liefde is van een vriend, maar toch overspelig is, net zoals YaHWeH de kinderen van Israël liefheeft terwijl zij zich naar andere goden keren en de wijnfles liefhebben. 2. Dus onderhandelde ik over haar voor mij en kocht haar voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst. 3. Toen zei ik tegen haar: Vele dagen zult u bij mij blijven, maar u zult geen overspel plegen of bij een man zijn en zo al ook ik met u omgaan. (P) Israël zal het lang zonder tempel;dienst moeten stellen. In de laatste dagen keert zij terug naar YaHWeH en David. 4. Want vele dagen zullen de kinderen van Israël het zonder koning of vorst moeten stellen, zonder offers, zonder gedenkteken, zonder stralend priestergewaad of familie afgoden. 5. Daarna zullen de kinderen van Israël terugkeren en hun God YaHWeH met hun koning David zoeken, dan zullen zij YaHWeH en Zijn goedheid eerbiedigen, in het laatst der dagen. H 4. (P) YaHWeH trekt zich terug omdat volk en priester de kennis en wet van God verachten. Daarom zal Hij een rechtszaak met hen aanspannen. 1. Luister naar het Woord van YaHWeH, kinderen van Israël. Want een rechtszaak heeft YaHWeH tegen de inwoners van de aarde aangespannen, omdat er geen trouw en geen vriendelijkheid of kennis van God op aarde meer is. 2. Vloeken, liegen, moorden, stelen en overspel doorbreken alle grenzen en bloedvergieten volgt op bloedvergieten. 3. Daarom zal de aarde in rouw zijn, iedereen die erop woont ontwikkelt zich slecht, samen met de dieren in het veld en de vogels in de lucht, ja zelfs de vissen in de zee vergaan. 4. Ondanks dit alles, gaat niemand in tegen de ander, niemand wijst een ander terecht, de priester is zelfs met u in conflict. 5. Overdag zult u dus struikelen, de profeet zal in het duister naast u struikelen en ook uw moeder zal ik vernietigen. 6. Door gebrek aan kennis zal mijn volk van Gods inzicht afgesneden zijn, omdat u de kennis veracht hebt, heb ik u ook veracht om een priester voor mij te zijn, omdat u de wet van uw God heeft verwaarloosd, verwaarloos ik uw kinderen, ja zelfs ik! 7. Naarmate zij in aantal toenamen, groeide ook hun zonde tegen mij, hun eer verander ik in oneer. 8. Zij eten van de zonde van mijn volk en met hun onrecht verheffen zij hun ziel ook nog eens. 9. Het zal met het volk net zo vergaan als de priester. Ik zal op hun wandel en daden letten en hen overeenkomstig uitbetalen. 10. Want zij zullen eten en niet verzadigd raken, zij zullen overspel plegen en niet vermeerderen, omdat zij ervan afgestapt zijn om zich bij YaHWeH te houden. 11. Overspel, wijn en nog meer nieuwe wijn nemen bezit van het hart. 12. Mijn volk gaat te rade bij brandhout, hun toverstaf vertelt het hen wel. Want de geest van overspel heeft hen verleid en uiteindelijk zijn zij overspelig tegen hun God. 13. Op de bergtoppen brengen zij offers, op de heuvels steken zij wierook aan, onder de eik, populier en terebint, omdat hun schaduw zo fijn is. Daarom zullen uw dochters overspel plegen en zal uw bruid overspelig zijn. 14. Ik straf uw dochters toch niet als zij overspel plegen of uw bruiden als zij overspelig zijn, want zij zonderen zich zelf af met andere overspeelsters, samen met tempelhoeren brengen zij hun offers en het volk begrijpt nog niet waarom zij uitgestoten worden? 15. Oh uw overspel Israël! Laat Juda toch niet schuldig zijn! Kom niet naar Gilgal, trek ook niet op naar Bethel, zweer zelfs niet: Zo waar YaHWeH leeft. (G) Israël is zo eigenwijs als een koppige koe. 16. Want Israël is zo eigenwijs als een koppige koe. Zou YaHWeH hem vanaf nu dan doen grazen als een lammetje in grazige weiden? Efraïm is betoverd door afgoden, laat hem maar gaan! (P) Israël is wegens hun overspel in de greep van een harde boze geest. Zij zijn te trots om zich te bekeren. Daarom heeft YaHWeH zich teruggetrokken. 17. Als de drank is uitgewerkt plegen zij voortdurend overspel, haar schande is als ebbenhouten schilden. 18. Een geest heeft hen in zijn vleugels vastgeklampt en zij zullen zich schamen om hun offers. H Begrijp dit goed O priesters en luister hiernaar O familie van Israël! Laat ook de familie van de koning gehoor geven! Want tegen u geldt het vonnis, als een klapnet is Mispa voor u en Tabor is als een uitgespreid vangnet. 2. De opstandige slachters zijn diep gevallen, ik zal hen allemaal pijnlijk straffen. 3. Ik ken Efraïm en Israël is niet verborgen voor mij, nu heeft u overspel gepleegd O Efraïm, Israël is verontreinigd. 4. Hun daden staan niet toe dat zij zich tot hun God bekeren. Want de overspelige geest is in hun midden en YaHWeH kennen zij niet. 5. Zo reageert Israël trots voor Zijn aangezicht, zo staat het dus met Israël en Efraïm zal door haar onrecht struikelen, ook Juda struikelt net als zij. 6. Met hun kleinvee en hun kudden zullen zij op zoek gaan naar YaHWeH maar Hem niet vinden, Hij heeft zich van hen teruggetrokken. 7. Zij zijn onbetrouwbaar naar YaHWeH geweest, want zij hebben overspelig kinderen verwekt en nu worden zij maandelijks verteerd door hun aandeel daarin. 2 Jim Sabelis

3 (P) Daarom wacht Israël een oorlogsdag. Dan is YaHWeH als een verscheurende leeuw naar hen toe. Als zij in het nauw zijn zoeken ze mij weer op.. 8. Blaas de hoorn in Gibea, de klaroen in Rama, Schreeuw het uit in Beth-awem, u komt als laatste O Benjamin! 9. Efraïm zal in paniek zijn, op de dag van terechtwijzing heb ik onder de stammen van Israël bekend gemaakt wat vast staat. 10. De vorsten van Juda waren als zij die grenzen verleggen, als water zal ik mijn woede over hen uitstorten. 11. Efraïm staat onder zware druk, de druk van het oordeel, want hij liep maar al te graag achter dat gebod (waarvan de grens verlegd was) aan. 12. Want ik ben als een mot voor Efraïm en als stront voor het huis van Juda. 13. Toen Efraïm inzag hoe ziek hij was en Juda wat zijn wond kon genezen, toen ging Efraïm naar Assyrië en riep om koning strijder. Toch was hij niet in staat om u te genezen, hij kon uw wond niet goed verbinden. 14. Want ik ben als een leeuw voor Efraïm en als een jonge leeuw voor de familie van Juda. Ik, ja ik verscheur en vertrek weer, ik neem mee en niemand die er iets aan kan doen. 15. Ik zal vertrekken, laat mij naar huis gaan totdat zij hun schuld belijden en mijn aangezicht zoeken. Breng ze in het nauw, dan zullen zij mij al snel opzoeken. H 6. (P) Keer terug, na twee dagen zult u herleven, op de derde dag wordt u opgewekt. Dan komt Hij als de stortregen.. 1. Kom laten wij naar YaHWeH terugkeren, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen. Hij heeft ons geslagen, maar Hij zal ons verbinden. 2. Na twee dagen zal Hij ons doen herleven, op de derde dag zal Hij ons opwekken, dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. 3. Laten wij dus te weten komen en ernaar jagen om YaHWeH te leren kennen. Zo zeker als de dageraad is Zijn opkomst. Als een stortregen zal Hij tot ons komen, als de voorjaarsregen regent het op aarde. (P) God houdt van goedheid en het kennen van Hem, maar Israël en Juda zijn ontrouw. 4. Wat moet ik met u beginnen O Efraïm? Wat moet ik met u aan O Juda? Want uw trouw is als een ochtendnevel, als de dauw die al vroeg verdwijnt. 5. Juist daarom heb ik de profeten erop laten hameren, heb ik hen met de woorden uit mijn mond om de oren geslagen en uw oordelen zo snel als het licht geveld. 6. Want ik ben blij met goedheid en niet met slachtoffers, de kennis van God gaat boven brandoffers. 7. Net als Adam hebben zij mijn verbond gesloten en vervolgens hebben zij bedrieglijk gehandeld. 8. Gilead is een stad van boosdoeners, spekglad door het bloed. 9. Zoals een roversbende wacht op een voorbijganger, wacht een stel priesters op de weg naar Sichem om te moorden, want zij hebben misdaden begaan. 10. Bij de familie van Israël heb ik iets vreselijks gezien, daar waar Efraïm overspel gepleegd heeft is Israël onteerd. 11. Ook voor u, O Juda, komt een oogst tot stand, als ik de ballingen van mijn volk doe terugkeren. H Toen ik Israël wilde genezen, kwamen de misdaden van Efraïm en de ongerechtigheid van Samaria aan het licht. Want zij hebben bedrieglijk gehandeld, als dief aan huis of als plunderende straatrovers. 2. Zij denken niet in hun hart: Ik herinner al hun kwaad. Nu zijn ze gevangen in hun eigen gedrag en zij deden het recht in mijn gezicht. (G) Efraïm is als een heet opgestookte oven met erin een koek die niet gekeerd is. Alle leiders zijn door de hitsigheid gevallen en vervallen. 3. Met hun kwaadaardigheid deden zij de koning een plezier en met hun leugens ook de leiders. 4. Zij plegen allemaal overspel, als een oven die door de bakker is aangestoken, al wil hij ermee ophouden, toch jut hij zichzelf nog op om het deeg te blijven kneden tot het doorgist is. 5. Op de feestdag van onze koning zijn de leiders er ziek van geworden, verhit door de wijn laat hij zich door deze spotters meesleuren. 6. Want de lust van hun hart is zoals dichtbij de oven, terwijl zij heel de nacht in hinderlaag liggen en hun bakker slaapt, laait zijn vuur s morgens weer op. 7. Zij zijn allemaal zo heet als een oven, wat hun bestuurders verteerd. Al hun koningen zijn erdoor gevallen, niet een van hen roept mij om hulp. 8. Efraïm, hij mengt zichzelf tussen de stammen, Efraïm is als een koek die niet gekeerd is. 9. Vreemdelingen hebben zijn kracht van hem afgesnoept en hij heeft het niet eens door, ja grijze haren komen op en hij merkt er niets van. (GP) Efraïm is als een wulpse duif en een onbetrouwbare boog, zij is afvallig. Zij zullen vallen door het zwaard. 10. Nu de trots van Israël van zijn gezicht is af te lezen, keren zij alsnog niet naar hun God YaHWeH terug, in dit alles zoeken zij Hem niet. 11. Efraïm is zo wulps als een duif zonder verstand, zo roepen ze naar Egypte en dan gaan ze naar Assyrië. 12. Als zij gaan zal ik mijn net voor hen uitzetten, als de vogels in de lucht haal ik hen naar beneden, ik bestraf hen is de boodschap aan hun groep. 13. Wee hen! Want zij zijn van mij weggevlucht. Maak ze kapot! Want zij zijn van mij afvallig geworden. Hoewel ik hen wilde redden hebben zij leugenachtig met mij gesproken. 14. Zij hebben niet met heel hun hart naar mij geroepen toen zij lagen te huilen op hun bed. 15. Voor de graanoogst en nieuwe wijn komen zij wel samen, maar van mij keren zij zich af. 16. Hoewel ik hen corrigeer en hun kracht laat toenemen, toch denken zij nog slecht over mij. 17. Zij keren zich maar niet naar de Allerhoogste, zij zijn als een onbetrouwbare boog. Hun heersers zullen door het zwaard vallen, vanwege hun afzichtelijk taalgebruik, tot spotternij door het land van Egypte. 3 Jim Sabelis H 8. (PG) God komt als een arend tegenover Israël dat het goede verwerpt, afgoden maakt, wind zaait en storm oogst. 1. Zet de hoorn aan uw lippen. Hij komt als een arend tegen de familie van YaHWeH, omdat zij mijn verbond gesloten hebben en tegen mijn wet zijn opgestaan.

4 2. Israël zal naar mij roepen: Mijn God U kennen wij! 3. Maar Israël verwerpt het goede, de vijand zal hem achtervolgen. 4. Zij hebben koningen aangesteld, maar niet door mij. Zij hebben leiders aangesteld die ik niet gekend heb. Met hun zilver en goud hebben zij afgoden voor hen gemaakt zodat zij afgesneden raakten. 5. Verwerpelijk is uw kalf Samaria. In vurige woede ben ik tegen hen ontbrand, tot hoe lang zullen zij zuiverheid niet kunnen verdragen? 6. Want ook dit is van Israël, gemaakt door een vakman, het is geen god, want het kalf van Samaria zal aan stukken geslagen worden. 7. Want zij zaaien wind en oogsten storm. Geen koren van hem blijft staan, het gewas zal geen meel voortbrengen en als het dat toch doet zullen vreemdelingen het opeten. (GP) Israël is als een afgedankte schaal en een hoer die desondanks door YaHWeH zal worden verzameld, maar eerst straft Hij hun zonden. 8. Zo wordt Israël opgegeten, nu zijn zij onder de volken nog als een afgedankte schaal. 9. Want zij zijn naar Assyrië getrokken, als een eenzame wilde ezel is Efraïm zelf opgetrokken, als een hoer die te huur is. 10. Ondanks dat zij zich onder de volken verhuurd hebben, zal ik hen vanaf nu verzamelen, nog kort worden zij ontwijdt door de last van de koning der leiders. 11. Want Efraïm heeft vele altaren gemaakt om te zondigen, voor hem zijn het altaren voor de zonde. 12. Voor hem die als een hoer beschouwd werd schrijf ik de ontelbare overvloed van mijn wet op. 13. Terwijl zij de slachtoffers als gaven aan mij offeren, eten zij het vlees ervan, YaHWeH accepteert dit niet. Direct herinnert Hij zich hun zonden en straft hun zonden, naar Egypte zullen zij terugkeren. 14. Want Israël heeft zijn Maker vergeten en bouwt tempels. Ook Juda heeft talrijke steden versterkt, maar ik ontsteek een vuur in zijn steden en dit zal haar burchten verteren. H 9. (P) Overspelig Israël wordt weer naar Egypte en Assyrië verbannen, hun ziel komt het huis van YaHWeH niet binnen. 1. Wees niet blij O Israël, verheug u niet zoals de volken, want u bent overspelig tegenover uw God, u heeft een hoerenloon lief op alle dorsvloeren met graan. 2. De vloer en de wijnpers zullen hen niet weiden, de nieuwe wijn in haar zal verschrompelen. 3. Zij zullen niet in het land van YaHWeH leven. Maar Efraïm zal naar Egypte terugkeren en in Assyrië zullen zij onreine zaken eten. 4. Voor YaHWeH zullen zij geen wijn inschenken, zij zullen Hem niet plezieren. Hun slachtoffers zijn voor hen als brood aan de afgoden, ieder die ervan eet raakt verontreinigd. Want hun brood is als hun ziel, het komt het huis van YaHWeH niet binnen. 5. Wat zult u doen op de aangewezen tijd en op de feestdag van YaHWeH? 6. Want zie, al zijn zij naar Egypte aan de vernietiging ontsnapt, Memfis zal hen begraven. Hun kostbare zilverwerk zal door de netels in bezit genomen worden, dorens overwoekeren hun tenten. 7. De dagen dat zij gestraft wordt zijn gekomen, Israël zal de dagen van vergelding leren kennen, de profeet is een dwaas en de geestelijke man waanzinnig, want uw onrecht is groot en uw vijandigheid sterk. 8. Efraïm staat op de uitkijk, de stam van mijn God, de profeet is als een klapnet van een vogelvanger, al zijn wegen brengen vijandschap in de familie van God. 9. Zij zijn diep gezonken, zoals in de dagen van Gibea, herinner u haar perversiteit, Hij zal hun zonden straffen. (GP) Israël was als wilde druiven en de eerste vrucht van de vijgenboom, geplant in een groene wei. Als een vogel vliegt hun achting weg. 10. Als wilde druiven heb ik Israël gevonden, als de eerste vrucht van de vijgenboom was het in het begin. Ik zag uw voorvaders, zij gingen naar Baäl-peor en weidden zich toe aan iets schandelijks, zo gebeurde het dat zij het gruwelijke gingen liefhebben. 11. Wat Efraïm betreft, als een vogel zal hun achting wegvliegen, vanaf de geboorte, vanaf de zwangerschap en vanaf de conceptie. 12. Al laten zij hun kinderen opgroeien, toch maak ik hen kinderloos, geen mens blijft over. Ja, wee hen als ik mij van hen afkeer. 13. Efraïm was net zoals ik Tyrus zag, geplant in een groene weide, maar Efraïm zal zijn zonen aan de slacht uitleveren. (GP) Israël is als een verdroogde wortel zonder vrucht geworden. Zij hebben niet naar God geluisterd en worden verstrooid onder de volken. 14. Geef hen O Heer, wat kunt u geven? Geef hen een afgebroken zwangerschap en verdroogde borsten. 15. Al hun kwaad is als Giligal, want daar heb ik hen gehaat, voor het kwaad dat zij gedaan hebben zullen zij uit mijn familie verstoten worden, ik zal niet opnieuw van hen houden, al hun heersers zijn opstandig. 16. Efraïm is verslagen, hun wortel is verdroogd, zij zullen geen vrucht dragen, ja al zouden zij baren, toch zal ik hun geliefden die geboren worden doden. 17. Mijn God zal hen afwijzen omdat zij niet naar Hem geluisterd hebben en zij zullen zwervers onder de volken worden. H 10. (GP) Israël is als een wijnstronk die vruchten voor zichzelf draagt. Een giftig oordeel spruit er uit. 1. Israël is een weelderige wijnstok die vruchten voor zichzelf draagt. Net als de overvloed aan vrucht die hij draagt, heeft hij een menigte aan altaren gebouwd, zo overvloedig als het land is, zo overvloedig zijn hun afgoden. 2. Nu is hun hart verdeeld en gaan zij er te gronde aan. Hij zal hun altaren afbreken en hun afgoden verwoesten. 3. Want dan zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning meer omdat wij YaHWeH niet gevreesd hebben, wat zou de koning dan nog voor ons kunnen doen? 4. Zij hebben valse beloften gezworen, terwijl zij een verbond zijn aangegaan, zo spruit het vergiftigend oordeel uit de voren van de akker. 4 Jim Sabelis

5 (GP) Koning strijder vernietigd alle afgoderij. Men roept: Bergen val op ons. 5. Vanwege de kalveren van Beth-awen zal de bevolking van Samaria bij vreemden wonen. Haar bevolking zal erom rouwen, met de priesters die zich over de pracht ervan verheugden, want zij is verdwenen. 6. Het zal als geschenk aan de koning naar Assyrië worden gebracht. Koning Strijder maakt dat Efraïm schande op zich laadt, Israël zal zich schamen voor zijn eigen plannen. 7. De koning van Samaria is afgesneden als een tak boven het water. 8. Ook de offerhoogten van Awen, de zonde van Israël, zullen worden vernietigd. De doornstruik en distel zal hun altaren overwoekeren en zij zullen tegen de bergen zeggen: Verberg op ons. En tegen de heuvels: Val op ons. (GP) Efraïm is als een ervaren koe die zondigt, door haar sterke nek wordt zij echter niet vertrapt maar nog gebruikt om een last te dragen, samen met Juda en Jakob zal de kluiten breken. 9. Vanaf de dagen van Gibea heeft u gezondigd, O Israël. Daar stonden zij in Gibea, zonder de veiligheid te garanderen door te vechten tegen die perverse zonen. 10. Ik verlang ernaar om de strijd met hen aan te binden en de volken tegen hen te hoop te doen lopen en dat zij dan zelf hun twee ogen in bedwang houden. 11. Efraïm is als een ervaren koe, ik zou haar graag vertrappen, maar ik heb het nagelaten vanwege haar goede nek (die een last kan dragen), dus zal ik Efraïm de ploeg laten trekken, Juda zal ook ploegen, Jakob zal de kluiten voor hem breken. (GP) Zaai recht, oogst vriendelijkheid. Maar omdat u op uw eigen helden vertrouwd zal uw koning in het zicht van Gods komst vernietigd worden. 12. Zaai rechtvaardigheid in uzelf en oogst dan een vriendelijk gezicht. Breek de grond in u met een ploeg open, want het is tijd om YaHWeH te zoeken, totdat Hij komt en rechtvaardigheid aan u onderwijst. 13. Het verkeerde heeft u omgeploegd, pervers gedrag heeft u gemaaid. Leugenachtige vruchten heeft u gegeten, omdat u op uw eigen weg vertrouwde, op uw vele helden. 14. Onder uw volken zal een groot rumoer ontstaan. Al uw vestingen zullen worden vernietigd., zoals de puinhoop bij Salman uit Beth-arbel. Op de dag van de strijd wordt de moeder samen met haar zonen aan stukken geslagen. 15. Zo zal het u Bethel ook vergaan, vanwege uw grote kwaadaardigheid, vroeg in de ochtend zal de koning van Israël in het zicht van Gods komst vernietigd worden. H 11. (P) Gods zoon wordt uit Egypte geroepen. Het volk werd afvallig, diende andere heren (Baäls) het riep eensgezind naar Hem zonder Hem hoog te achten. 4. Met menselijke banden leidde ik hen weg, met liefdesbanden. Ik was voor hen als zij die een last op de schouders verlichten, voedsel spreidde ik voor hen uit. 5. Hij zal niet naar het land Egypte terugkeren, maar Assyrië zal zijn koning zijn, want zij weigerden om zich te bekeren. 6. Het zwaard zal in zijn steden huishouden, zijn grendels zijn niet sterk genoeg, door hun eigen plannen worden zij (van binnen) opgevreten. 7. Mijn volk blijft erbij om van mij af te vallen, zij roepen eensgezind naar de Allerhoogste zonder Hem hoog te achten. 8. Hoe zou ik u belonen Efraïm? Hoe zal ik u bevrijden Israël? Zal ik u dan maken als Adma? Zal ik met u handelen als met Zeboïm? Veranderd mijn hart in mijn binnenste? Mijn warme gevoelens van medelijden zijn eensluidend. (GP) Hij zal brullen als een leeuw, richting het westen, dan zullen zij als vogels beven en in hun huizen wonen. 9. Vanuit mijn vurige woede zal ik niet reageren om Efraïm te gronde te richten, want ik ben God en geen mens, de Heilige in uw midden, ik zal de stad niet aanvallen. 10. Zij zullen YaHWeH volgen, Hij zal brullen als een leeuw, als Hij brult zullen de kinderen uit het westen beven. 11. Als een vogel uit Egypte zullen zij beven, als een duif uit het land van Assyrië en ik zal hen in hun huizen doen wonen, zegt YaHWeH. H 12. Efraïm is nog afvallig, Juda zwerft nog met God 1. Efraïm is naar mij toe verstrengeld in leugens en de familie van Israël in bedrog. Maar Juda zwerft nog met God en is onder de heiligen nog betrouwbaar. 2. Efraïm wakkert de wind aan en holt achter de oostenwind aan. Heel de dag door vermeerdert hij zijn leugens en geweld. Zij hebben een verbond met Assyrië gesloten en hun rijkdom aan olie naar Egypte gebracht. Gedenk het gevecht van Jakob met de engel van God. Hij sprak met ons, keer daarom terug. 3. YaHWeH heeft een conflict met Juda, hij beschuldigd Jakob er ook van, passend bij zijn wandel en in overeenstemming met zijn daden zal Hij op hem reageren. 4. Bij de geboorte hield hij zijn broer aan de hiel vast en met al zijn kracht streed hij met God. 5. Ja, hij overwon (het gevecht met) de engel en had de kracht daartoe, hij huilde en zocht zijn gunst. Bij Bethel trof Hij ons aan en daar sprak Hij met ons. 6. Inderdaad, YaHWeH de God der heerscharen, (dit is) zijn herinnering aan YaHWeH. 7. Keer daarom terug naar uw God, bescherm goedheid en een rechtvaardig oordeel en zie altijd begerig uit naar uw God. 1. Israël was nog een kind en ik hield van hem, vanuit Egypte heb ik mijn zoon geroepen. 2. Toen zij geroepen werden keerden zij hun gezicht af, aan de Baäls offerden zij, voor gesneden beelden brandden zij wierook. 3. Toch leerde ik Efraïm ook wandelen (Hij hield hen vast aan Zijn armen) maar zij erkenden niet dat ik hun dokter was. 5 Jim Sabelis Efraïm denkt nog eerlijk te wandelen ook! 8. Een handelaar gebruikt valse weegschalen waarmee hij afperst wie hij liefheeft. 9. Daarom zei Efraïm: Nu ben ik rijk geworden, mijn vermogen is toegenomen door mijn harde werken, in mij zullen zij geen onrecht of zonde kunnen ontdekken.

6 God spreekt tot ons, historisch, visionair, profetisch en in gelijkenissen. 10. Maar ik ben uw God YaHWeH sinds het land van Egypte totdat ik u weer in tenten zal laten wonen, zoals in de dagen van de tent der samenkomst. 11. Ook heb ik door de profeten gesproken en velerlei visioenen gegeven, door middel van de profeten heb ik gelijkenissen gegeven. De afgoderij van Efraïm doet zijn bloed op hemzelf terugvallen. 12. Als Gilead al kwaad is, dan komt dat zeker door hoe onwaarachtig hij geweest is. In Gilgal hebben zij stieren geofferd, ja hun altaren liggen als hopen verspreid over het geploegde land. 13. Jakob is het veld van Syrië in gevlucht, Israël diende daar voor een vrouw, voor een vrouw werd hij herder. 14. Door een profeet liet YaHWeH Israël uit Egypte optrekken, want door een profeet werden zij beschermd. Efraïm heeft echter mijn uiterst bittere verontwaardiging opgewekt. Daarom komt zijn bloed op hemzelf terug en zijn verwijt zal zijn Heer op hemzelf doen terugvallen. H 13. (G) Efraïm is zo trouw als een ochtendnevel, kaf en rook die vervliegt. 1. Als Efraïm bevreesd geloften deed, vergaf Hij Israël zelfs, maar dan maakte hij zich weer schuldig aan Baäl en stierf hij alsnog. 2. Nu neemt hun zonde hand over hand toe. Zij hebben zich de kunst eigen gemaakt om afgodsbeelden van gegoten zilver te maken, vakmanschap stuk voor stuk, zij zeggen erover: Zij die mensen offeren moeten de stierkalven kussen. 3. Daarom zullen zij als een ochtendnevel zijn, als de dauw die vroeg opkomt en weer verdwijnt. Als kaf dat door de storm van de dorsvloer verwaaid en als rook die uit het raam vervliegt. Door toenemende welvaart verheft zich hun hart en vergeet men YaHWeH. 11. In mijn boosheid gaf ik u een koning en neem hem in mijn woede weer weg. (P) In de tijd van het zoonschap blijft Efraïm niet staande 12. Het onrecht van Efraïm werkt benauwend, zijn zonden zijn verborgen. 13. De weeën als van een vrouw in barensnood zullen hem overkomen. Hij is een onverstandige zoon, want in die tijd blijft hij niet staande, in de tijd dat het zoonschap gebaard wordt. (P) Maar YaHWeH koopt hen los van de dood. 14. Uit handen van het dodenrijk zal ik hen loskopen, van de dood zal ik hen redden. Waar zijn uw pestziekten O dood, waar is uw verwoesting, O dodenrijk? Spijt zal voor mijn ogen verborgen zijn. 15. Al is hij vruchtbaar binnen de familie, toch zal een oostenwind komen, het is de Geest van YaHWeH die uit de woestijn opkomt, zijn waterput zal teleurstellen en zijn bron zal opgedroogd zijn, de schatkamer met alle begerenswaardige voorwerpen zal Hij plunderen. H 14. Keer terug Israël, neem Gods woord in u op. 1. Samaria zal schuldig bevonden worden, want zij is ongehoorzaam geweest aan haar God. Zij zullen door het zwaard geveld worden, hun kinderen worden aan stukken geworpen en hun zwangere vrouwen opengereten. 2. Keer terug, O Israël naar uw God YaHWeH, want door uw onrecht bent u gestruikeld. 3. Neem woorden in u op en keer naar YaHWeH terug, zeg tegen Hem: Neem alle onrecht weg, leid naar het goede en beloon de offers van onze lippen. 4. Assyrië zal ons niet redden, wij zullen geen ruiters te paard zijn, ook zullen wij niet langer zeggen: Onze goden! Tegen dat wat onze handen gemaakt hebben, want de wees vindt ontferming bij U. YaHWeH zal hen genezen en weer vrucht doen dragen 4. Maar ik ben uw God YaHWeH sinds het land van Egypte en andere goden dan mij zult u niet belijden, want er is geen redder buiten mij. 5. In de woestijn heb ik u ervaren, in het land van droogte. 6. Naarmate de weidegrond toenam raakten zij ook meer verzadigd, zij raakten voldaan en verhieven hun hart en dat is de oorzaak dat zij mij zijn vergeten. YaHWeH is als een verterende leeuw, luipaard en beer, toch ligt in Hem Israëls bescherming 7. Zo ben ik als een leeuw voor hen geworden, als een luipaard die op de loer ligt langs de weg. 8. Als een van jongen beroofde beer kom ik hen tegemoet. Als een leeuw zal ik hen verscheuren, de dieren in het veld verdelen de stukken. 9. U bent te gronde gericht, O Israël, maar in mij ligt uw bescherming. Een koning helpt niets. 10. Waar is nu uw koning? Zodat hij u in al uw steden redt. En uw rechters tot wie u gezegd heeft: Geef mij een koning en regering. 5. Ik zal hun afkerigheid genezen, uit vrije wil zal ik van hen houden, als mijn boosheid zich van hen heeft afgewend. 6. Als de dauw zal ik zijn voor Israël, als een lelie zal hij bloeien en zijn wortels tot in de Libanon uitslaan. 7. Zijn takken zullen uitlopen en hij zal zijn als een prachtige olijfboom met een geur als die van de Libanon. 8. Zij die in zijn schaduw wonen zullen terugkeren, zij zullen leven als het graan en de bloesem, als de wijnstronk is hun gedenkteken, als wijn uit de Libanon. 9. Efraïm (zal zeggen): Wat moet ik verder nog met die afgoden? Ik antwoordde en bekeek hem nauwlettend. Als bij een groene Cipres, verschijnt de vrucht die u door mij toegewezen is. 6 Jim Sabelis Wie begrijpt dit alles? 10. Wie is wijs en begrijpt deze dingen, begrijpt en onderscheidt ze? Want de wegen van YaHWeH zijn rechtlijnig en de rechtvaardigen zullen erover wandelen, maar rebellerenden zullen erop struikelen.