BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Transcriptie

1 Middelburg, 12 oktober 2011 Nummer: Afdeling Milieuhygiëne BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND l. AANVRAAG Op 17 augustus is het verzoek ingekomen van Katan vuurwerk te Ulft om toestemming als bedoeld in artikel 38.1 lid 3a van het Vuurwerkbesluit. De aanvraag betreft het tot ontbranding brengen van consumenten vuurwerk is op 15 december 2011 om uur tijdens de vuurwerkpresentatie Delta warenhuis. Plaats van ontbranding is het sportveld aan de Laone 8 te Renesse. 2. PROCEDURE Voor de voorbereiding van de beschikking zijn de bepalingen van hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. De aanvraag is beoordeeld op ontvankelijkheid alsmede op inhoud. Ingevolge artikel 3B.3 lid l van het Vuurwerkbesluit hebben wij een afschrift van de aanvraag op l 5 september doorgezonden aan de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland. Daarbij hebben wij verzocht om zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 2 weken na verzending mede te delen of in verband met de veiligheid tegen het verlenen van de gevraagde toestemming al dan niet bezwaar bestaat. Op grond van artikel 38.3 lid 5 hebben wij de VeiligheidsRegio Zeeland, het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), de Arbeidsinspectie Zuid-West en de Koninklijke Luchtmacht op 15 september in de gelegenheid gesteld om zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 2 weken na.verzending advies uit te brengen op de aanvraag. 3. OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT DE AANVRAAG IN RELATIE TOT HET TOETSINGS- KADER De aanvraag tot het ontbranden van consumenten vuurwerk op 15 december is getoetst aan het Vuurwerkbesluit en de door de Minister van VROM opgestelde richtlijn d.d. 13 mei 2002 waarin zijn opgenomen veiligheidsafstanden tot publiek Vuurwerkbesluit Ten aanzien van het Vuurwerkbesluit: Aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 38.3 lid 1 voor zover het betreft de in te dienen gegevens. Wij hebben op 30 september 2011 een verklaring van geen bezwaar ontvangen van de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland waaruit blijkt dat in verband met de veiligheid geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van de toestemming.

2 Veiliqheidsafstanden Ten aanzien van de door de Minister van VROM opgestelde richtlijn d.d. 13 mei 2002 (veiligheidsafstanden tot het publiek): Het aangevraagde vuurwerk met de grootste effectafstand zijn cakeboxen van 25 mm. De hierbij behorende veiligheidsafstand tot het publiek bedraagt minimaal 30 meter. Aan deze afstand van 30 meter wordt blijkens het werkplan en de plattegrond van de locatie alsmede blijkens onze gegevens voldaan. Dit is vastgelegd in voorschrift 6.1. Toezicht Uit het werkplan blijkt dat het afsteekterrein door orqanisatie Katan vuurwerk vanaf uur (beain o~bouw tijd afsteken) wordtbewaakt. De heer Vos van ~atan vuurwerk heef't telefonisch op 12 septembe;201i aangegeven dat de inwoners geïnformeerd worden over de mogelijke risico's van het kijken naar dit vuurwerkevenement. Geadviseerd wordt om het evenement vanaf de publiekslocatie, dus buiten de afzettinglveiligheidszone, te bekijken. Verder is aangegeven dat door de otganisatie toezicht wordt gehouden op de afsteekplaats en de veiligheidszone. Ontbrandinaslocatie Het vuurwerk wordt op het sportveld gelegen aan de Laone 8 in Renesse opgesteld. De stabiliteit van het opgestelde vuurwerk dient op deze locatie meer dan gemiddelde aandacht te krijgen. Het (standaard) voorschrift 5.7 legt deze verplichting vast. Het gebied in een straal van 25 meter rond het afsteekterrein dient voor aanvang van de opbouw van het vuurwerk te worden afgezet voor onbevoegden. Dit is vastgelegd in voorschrift 3.1. Conclusie Op basis van bovenstaande afwegingen bestaat er geen bezwaar tegen het verlenen van een ontbrandingstoestemming. 4. ADVIEZEN NAAR AANLEIDING VAN DE AANVRAAG Op 11 oktober zijn per brief adviezen van de VeiligheidsRegio Zeeland binnengekomen. De Veiligheids- Regio Zeeland heeft geen aanleiding gezien advies over de ontbrandingstoestemming te geven. Van het ministerie van lenm, de Arbeidsinspectie Zuid-West en de Koninklijke Luchtmacht, hebben wij geen advies ontvangen. 5. OVERIGE REGELGEVING Vanaf l oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) van kracht. Deze wet regelt de wettelijke implementatie van de bepalingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden (dit is de nieuwe naam voor Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) zijn aangewezenlaangemeld, te voorkomen, bepaalt deze wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Gebleken is dat u voor het ontbranden van professioneel vuurwerk op deze locatie niet over een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 dient te beschikken. I 6. BESLUIT Gelet op de desbetreffende bepalingen van het Vuurwerkbesluit en de Algemene wet bestuursrecht, besluiten wij aan Katan vuurwerk toestemming te verlenen, zoals bedoeld in artikel 38.1 juncto artikel 38.3 van het Vuurwerkbesluit, voor het op 15 december 2011 opbouwen, alsmede het op 15 december 2011 ontbranden van consumentenvuurwerk op het sportveld aan de Laone 8 te Renesse overeenkomstig de bij de aanvraag ingediende tekeningen, rekening houdende met de voorschriften die op grond van artikel 38.3 lid 2 in dit besluit zijn opgenomen. De aanvraag met bijlagen maakt deel uit van deze toestemming, behalve indien daarvan blijkens de voorschriften mag of moet worden afgeweken. Dit besluit treedt terstond in werking. Behoort bij brief d.d. 12 oktober met ons kenmerk: van de afdeling Milieuhygiëne

3 Voorschriften behorende bij de ontbrandingstoestemming voor Katan vuurwerk te Renesse voor het ontbranden van consumentenvuurwerk tijdens vuurwerkpresentatie in Renesse op 15 december INHOUDSOPGAVE Algemeen , Afsteekterrein en gevarenzone... 7 Toegankelijkheid... 7 Weersomstandigheden,,,...,...,...,A.-.*-b-,,,,... L...,...,... %... s+.q......, Opstellen..,,...,.,.,.,...,...,-.....,,..,,...h. L...,.w-..,. B,,..., ,..,..,,.....,...,...,...,...,...,..,...,t,.+,-..,.,.. 8 Afsteken...,,......,,....,,..,......,.,...,,.,,.,,.....,..,,......,.....,,...,...,.,.....,...,..,,..,... ;,.. 9 Terreincontrolr;,....,...,.,...,......,,,.-...,.,...,-.,,....-,.,.,......,.,...,.,...,.,.,..., Ongewone voorvallm.,,..,,...,..,...~...,.,...,...,l...,.~...,.,..,...~...,,...,~......,..,...,.. '...+.,w Behoort bij brief d.d. 12 oktober 2011 met ons kenmerk: % van de afdeling Milieuhygibne

4 Begrippenlijst Afsteekprogramma Afsteekplaats Afsteekterrein Afsteker Blindganger Certificaat van Vakbekwaamheid Evenement Gevarenzone Opstelling Register Toepasser Transportverpakking Veiligheidsafstand Vuurwerk Vuurwerkbesluit Weigeraar Werkplan Wms-categorie Geheel van opeenvolgende handelingen bij het afsteken van vuurwerk. De plaats waar het vuurwerk wordt afgestoken. Het terrein waar het af te steken vuurwerk wordt opgesteld Persoon welke in het bezit is van een Certificaat van Vakbekwaamheid en als zodanig bevoegd is tot het afsteken van professioneel vuurwerk. Zichzelf voortdrijvend projectiel dat niet tot nadere ontbranding is gekomen en waar ten minste nog één lading aanwezig is. Certificaat als bedoeld in artikel 4.8a, tweede lid Arbeidsomstandig hedenbesluit. Geheel van activiteiten vanaf het opbouwen van de stellingen voor vuurwerk tot aan het voltooien van de eindcontrole na afloop van het afsteken van het vuurwerk. Het afsteekterrein met daar omheen het gebied met een afstand gelijk aan de veiligheidsafstand gebaseerd op het kaliber van het af te steken vuurwerk. Constructies, welke worden gebruikt bij het opstellen van vuurwerk. Register zoals bedoeld in artikel 3B.6 van het Vuurwerkbesluit. Bedrijf waaraan de ontbrandingstoestemming is verleend. Verpakking als bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Afstand in meters tussen het opgestelde vuurwerkartikel en het publiek. Professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel l.l. l, eerste lid van het Vuurwerkbesluit en de daartoe door de minister van lenm aangewezen stoffen en voorwerpen. Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten en professioneel vuurwerk, Staatsblad 33, jaargang Vuurwerkartikel dat niet tot ontbranding is gekomen en waar nog minimaal twee ladingen aanwezig zijn. Werkplan als bedoeld in artikel 4.8 a, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit. Categorie naar de indeling van milieugevaarlijke stoffen krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen. Behoort bij bnsf d.d. 12 oktober met ons kenmerk: 11 1,14465 van de aídeling Milieuhygiëne

5 ALGEMEEN 1.1 De afsteker dient op locatie te beschikken over: - de door Gedeputeerde Staten gewaarmerkte ontbrandingstoestemming; - de aanvraag; - het werkplan; - deze voorschriften; - een geldig Certificaat van Vakbekwaamheid of een kopie hiervan; - het meest actuele bewijs van verzekering. Bij het uitvoeren van het evenement mag niet van deze documenten worden afgeweken, tenzij deze voorschriften dit toestaan. I.L De afsteker dient zich op locatie te kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs (paspoort, identiteitskaart of rijbewijs). 1.3 Indien een andere afsteker het evenement gaat verzorgen dan in het werkplan is vermeld, dient de vervanger tijdens het evenement een kopie van zijn Certificaat van Vakbekwaamheid te tonen en schriftelijk aan te tonen dat hij onder verantwoordelijkheid van de toepasser (die in het bezit is van de ontbrandingstoestemming) werkt. 1.4 Vanaf het begin van de opbouw tot aan het einde van het afbreken van de opstellingen van het vuurwerk dient een deskundige aanwezig te zijn die de Nederlandse taal machtig is. 1.5 Personen, welke de afsteker assisteren bij het opstellen en afsteken van vuurwerk en het bewaken van het afsteekterrein, dienen vooraf door de afsteker zodanig te zijn geïnstrueerd dat overtreding van deze voorschriften redelijkerwijs is uitgesloten. 1.6 De afsteker dient instructies van door Gedeputeerde Staten aangewezen toezichthoudende ambtenaren, brandweer of politie op te volgen. 1.7 Wijzigingen in het werkplan (bijvoorbeeld afsteekprogramma, tijden, soorten vuurwerk) dienen minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan het evenement schriftelijk ( adres vuurwerk@zeeland.ni) aan Gedeputeerde Staten te worden overgelegd. 1.8 Indien de wijzigingen niet tijdig zijn doorgegeven of Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de wijzigingen niet aanvaardbaar zijn, mogen de wijzigingen niet worden doorgevoerd. 1.9 Indien het evenement wordt afgelast dient dit minimaal 1 werkdag van tevoren schriftelijk kenbaar te worden gemaakt aan de Provincie Zeeland (zo mogelijk per vuurwerk@zeeland.ni of eventueel per telefoon O t.a.v. de heer P. Valk). Indien de afgelasting plaatsvindt op de dag van het evenement, in een weekend of op een vrije dag dan dient deze afgelasting onverwijld te worden gemeld aan de piketdienst van de Provincie Zeeland, tel Uiterlijk 7 dagen voor de dag van het evenement dienen bewoners en bedrijven binnen de gevarenzone en 200 meter daarbuiten schriftelijk, via een kennisgeving of een advertentie in een huis- aan huisblad, op de hoogte te worden gesteld van het tijdstip, de inhoud van het evenement en de eventuele hinderaspecten Bij elk afsteekterrein dient de toepasser er zorg voor te dragen dat vanaf het moment van aanvoer, opbouw en afsteken tot en met het afvoeren van het vuurwerk op het afsteekterrein continu toezicht aanwezig is. Behoort bij brief d d 12 oktober met ons kenmerk: van de afdeling Milieuhygiëne

6 AFSTEEKTERREIN EN GEVARENZONE 2.1 Binnen een straal van de grootste veiligheidsafstand, vermeerderd met 50%, gemeten vanaf het afsteekterrein, mogen zich geen inrichtingen bevinden waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen conform de WMS-categorie-indeling zijn opgeslagen, zoals tankstcrtions, opslagen van LPG en zeer brandbare vloeistoffen of qua gevoeligheid vergelijkbare objecten. 2.2 Binnen een straal van de grootste veiligheidsafstand, vermeerderd met 50%, gemeten vanaf het afsteekterrein mogen zich geen dieren in de buitenlucht bevinden, tenzij deze dieren zodanig gehuisvest zijn dat ze geen hinder ondervinden van het ontbranden van het vuurwerk of dat met instemming van de eigenaar van de dieren anders is bepaald. 2.3 Binnen de gevarenzone mogen geen publiek, dieren of voertuigen aanwezig zijn, behoudens het voertuig van de toepasserlafsteker en hulpverleners. 2.4 Binnen de gevarenzone mogen zich geen gebouwen met een rieten kap, bebossing waarvoor de melding brandgevaar geldt of brandbare begroeiingen zoals heide-, koren- of rietvelden bevinden. 2.5 Op het afsteekterrein mogen tijdens het afsteken van het vuurwerk geen voertuigen aanwezig zijn. 2.6 Bij grondvuurwerk mogen binnen een afstand van 25 meter buiten het afsteekterrein geen brandbare objecten aanwezig zijn. Bij overig vuurwerk bedraagt deze afstand 12,5 meter. 2.7 Op het afsteekterrein mogen geen brandbare objecten aanwezig zijn, anders dan de af te steken vuurwerkartikelen. 2.8 Op het afsteekterrein en 10 meter daar buiten mag niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn, behoudens het open vuur dat direct benodigd is voor het afsteken van het vuurwerk of dat deel uitmaakt van de show, waartoe het afsteken behoort. 2.9 Het afsteekterrein dient zodanig te zijn gesitueerd ten opzichte van wegen dat de verkeersveiligheid niet in gevaar kan worden gebracht door de rookontwikkeling, welke gepaard gaat met het afsteken van vuurwerk. TOEGANKELIJKHEID 3.1 Het gebied in een straal van 25 meter rond het afsteekterrein dient voor aanvang van de opbouw van het vuurwerk te worden afgezet voor onbevoegden. De atketting dient in stand te worden gelaten totdat de opstellingen voor het vuurwerk binnen het afsteekterrein geheel zijn verwijderd. 3.2 Voor zover de gevarenzone vrij toegankelijk is voor publiek, dient deze uiterlijk een uur voor het afsteken te worden afgezet met dranghekken of een gelijkwaardige afzetting en daarna te worden bewaakt, zodat onbevoegden geen toegang meer hebben tot de gevarenzone. De afzetting en de bewaking dienen in stand te worden gehouden tot het einde van de controle na het afsteken. 3.3 Het betreden van de gevarenzone door publiek tijdens het afsteken van het vuurwerk dient onverwijld aan de politie te worden gemeld. Het afsteekprogramma dient te worden gestaakt totdat de gevarenzone weer vrij van publiek is. Het staken van het afsteekprogramma dient eveneens te geschieden op aanwijzing van het bevoegd gezag of een ander daartoe aangewezen functionaris, of op initiatief van de toepasser. Behaort bij bief d.d. 12 oktaber met ons kenmerk: van de afdeling Milieuhygl&ne

7 3.4 Op het afsteekterrein mogen in de periode tussen de aanvoer van het vuurwerk en de controle na afloop van het ontsteken slechts personen worden toegelaten, welke daadwerkelijk zijn betrokken bij het opstellen, het afsteken, de controle en bewaking, de hulpverleningsdiensten en personen, welke belast zijn met het toezicht op deze werkzaamheden. Het afsteekterrein mag worden betreden door hiervoor genoemde personen maar dient zoveel mogelijk in overleg met de afsteker te geschieden. 3.5 Wegen en waterwegen binnen de gevarenzone dienen tijdens het afsteken te zijn gestremd. 3.6 Het afsteekterrein moet toegankelijk zijn voor de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. 3.7 Indien er op het afsteekterrein onvoldoende ruimte is om handmatig veilig af te steken of indien er onvoldoende vluchtwegen zijn, mag er slechts elektrisch worden afgestoken. WEERSOMSTANDIGHEDEN 4.1 De toepasser dient 24 uur voor het vuurwerkevenement bij de plaatselijke brandweer na te gaan of er weersomstandigheden zijn, zoals extreme droogte, waardoor op de locatie geen vuurwerk kan worden afgestoken. 4.2 Uiterlijk 3 uur voor aanvang van het evenement, dient de meest actuele regionale weersverwachting te worden opgevraagd bij een van de professionele weerstations die opereren in de commerciële markt of bij het KNMI. De tijdens het evenement te verwachten weersomstandigheden, waaronder windsnelheden en - richtingen dienen schriftelijk te worden vastgelegd. 4.3 Het evenement mag alleen doorgang vinden indien de richting en de snelheid van de wind op het afsteekterrein elk gevaar voor publiek of brandgevaar uitsluiten. Bij een windsnelheid groter dan 9 m/s (windkracht 5 of meer) welke is vastgesteld op 10 meter hoogte vanaf grondniveau, mag geen vuurwerk worden afgestoken. 4.4 Indien (bijvoorbeeld ten gevolge van mist of rook) het zicht minder bedraagt dan 200 meter of indien de gevarenzone en de daarbij behorende denkbeeldige bolvorm boven het terrein, vanaf de afsteekplaats en eventuele andere door de afsteker of diens waarnemers bemande locaties niet meer is te overzien, mag geen vuurwerk worden afgestoken. 4.5 De vuurwerkartikelen dienen doelmatig te zijn beschermd tegen vochtinwerking (bijvoorbeeld als gevolg van neerslag of mist). 4.6 Als het tijdsverschil tussen bliksem en donder 10 seconden of minder is moet gewacht worden met het aansluiten van elektrische ontstekingsdraden. Er dienen voorzorgsmaatregelen te zijn getroffen zodat het vuurwerk niet vroegtijdig afgaat, tot het onweer is overgetrokken. 4.7 Bij elk evenement dienen de gegevens met tijden van verkregen informatie en besluitvorming, als bedoeld in deze paragraaf, schriftelijk aanwezig te zijn.,.t A OPSTELLEN 5.1 Voor aanvang van het opstellen van het vuurwerk dient de afsteker er zich van te vergewissen dat in de gevarenzone geen wijzigingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van de situatie ten tijde van afgifte van de ontbrandingstoestemming. Behoort bij brief d.d 12 oktober met ons kenmerk: van de afdeling Milieuhygiene

8 5.2 De opstellingen voor het vuurwerk dienen conform het werkplan en eventuele wijzigingen zoals gesteld in de voorschriften 1.7 en 1.8 te worden gesitueerd en ingericht. 5.3 Op het afsteekterrein mag alleen vuurwerk worden opgesteld dat ook daadwerkelijk zal worden afgestoken. Vuurwerk dat niet zal worden afgestoken dient onverwijld te worden geplaatst in een afgesloten transportverpakking in een afgesloten, doelmatig transportmiddel en dient direct na het evenement te r d e n afgevoerd. : 5.4 De constructies, welke worden gebruikt bij het opstellen van vuurwerk, mogen niet licht ontvlambaar zijn en oeten bestand zijn tegen de schokken en trillingen welke door het afsteken kunnen worden veroorzaakt. F 5.5 Het ingraven of afschermen mag achterwege worden gelaten indien de mortierbuizen zijn vervaardigd van aluminium, HDPE, fiber, karton of een ander materiaal dat bij explosie geen scherfwerking veroorzaakt. 5.6 Indien gebruik gemaakt wordt van stalen buizen dienen deze naadloos getrokken en onbehandeld te zijn. 5.7 Het vuurwerk dient op een doelmatige wijze tegen omvallen te zijn beveiligd. 5.8 Bij op de grond staande houders voor vuurpijlen en fonteinen of los staande fonteinen moeten de houders een grondvlak hebben met een lengte en een breedte welke ten minste 60% bedragen van de totale hoogte, inclusief vuurwerkartikel of afvuurhulpstuk. 5.9 Bij op de grond staande mortierbuiren en flowerbedslcakeboxen moeten de houders een grondvlak hebben met een lengte en een breedte welke ten minste net zo groot zijn als de totale hoogte, inclusief b- vuurwerkartikel of afvuurhulpstuk ,- kaarsen. Mortierbuizen moeten op een doelmatige wijze aan elkaar zijn verbonden, evenals houders voor Romeinse I ' 8, 5.11,. ' Indien bij het opstellen van mortierbuizen, flowerbeds/cakeboxen, vuurpijlen enlof fonteinen geen of I : onvoldoende stabiliteit kan worden bereikt met op de grond geplaatste constructies dienen deze constructies I ' -I - ' ' Romeinse kaarsen dienen te allen tijde te worden verankerd aan de ondergrond. Er dient zorg voor : gedragen te worden dat de onderzijde van de kaars is gepositioneerd op de ondergrond., In houders geplaatste Romeinse kaarsen dienen in de houder zoveel vrije ruimte over te houden dat -, - opsluiting van het vuurwerk wordt voorkomen , Mortierbuisen mogen schuin worden opgesteld, maar zodanig dat zij altijd haaks ten opzichte van het m publiek staan. Bij schuinstand moet de hoek ten opzichte van de grond ten minste 60 graden bedragen. L m-; 6.1 Tidens het afsteken dient een veiligheidsafstand van 30 meter tot het publiek te worden aangehouden. K;jT;;-;-._ m -r K 4.-T&-$'-m*yd 6.2 Alleen onbeschadigde vuurwerkartikelen mogen worden aangevoerd. Behoort bij brief d.d. l2 oktober 2011 metoni kenmeh van de afdeling Milieuhygiëne

9 " 6.3 Indien bij het opstellen van vuurwerk kogel- of cilinderbommen doorgelont worden, mag de totale massa ontplofbare stof van deze vuurwerkartikelen de 4 kg niet overschrijden. 6.4 Er mogen geen kogel- of cilinderbommen worden ontstoken die samengesteld zijn uit meerdere losse kogelof cilinderbommen. 6.5 Mortierbuizen mogen tijdens het afsteekprogramma niet worden herladen. 6.6 De afsteker dient de opstelling voor het afsteken te controleren op deugdelijkheid en, indien van toepassing, de circuits en aansluitingen van de elektrische ontstekingen te testen. 6.7 Bij het elektrisch afsteken dient gebruik te worden gemaakt van een afsteekkast, welke voorzien is van een tweestaps beveiliging (bijvoorbeeld een sleutelcontact en een vuurknop). Het afvuursysteem mag alleen volledig zijn ontgrendeld ten behoeve van het testen en het ontbranden. 6.8 In aanvulling op voorschrift 6.7 moet de afsteekkast zijn voorzien van een dodemansknop of noodstop indien het afschieten geschiedt met behulp van een tijdgestuurd programma. 6.9 De plaatsing van de afsteekkast dient zodanig te zijn dat de afsteker een vrij en onbelemmerd zicht heeft op het opgestelde vuurwerk en de directe omgeving, zodat hij bij calamiteiten het afsteken direct kan stoppen. 6.1 O De afsteker dient te allen tijde goede communicatie mogelijkheden te hebben met de overige bij het afsteken betrokken personen en met toezichthoudende ambtenaren van Gedeputeerde Staten, politie en brandweer Bij vuurwerk dat niet elektrisch wordt ontstoken, mogen de beschermhulzen van de ontsteking pas bij het afsteken worden verwijderd. e TERREINCONTROLE 7.1 Na afloop van ieder evenement dienen het afsteekterrein en de gevarenzone onverwijld te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van (deels) niet ontstoken vuurwerk en vuurwerk, waarvan niet zeker is dat dit geheel tot ontbranding is gekomen. Het controleren dient met behulp van daartoe geschikte verlichting te geschieden. Het aangetroffen vuurwerk dient op doelmatige wijze te worden afgevoerd. 7.2 Indien het vermoeden bestaat dat er sprake is van een blindganger, dient deze na afloop van het afsteken onverwijld te worden gezocht. Heeft dit zoeken geen resultaat opgeleverd, dan dient bij daglicht het zoeken te worden voortgezet. Indien geen blindganger wordt gevonden, dient dit schriftelijk te worden gemeld bij Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland en de plaatselijke politie. 7.3 Indien een blindganger achteraf alsnog wordt gevonden, dient de toepasser dit vuurwerk op te halen en op een doelmatige en veilige wijze af te voeren. 7.4 De gevarenzone en het afsteekterrein mogen niet worden betreden door publiek voordat deze zone is gecontroleerd op (dee1)weigeraars en blindgangers en dit vuurwerk van deze locaties is verwijderd. 7.5 (Deel-) weigeraars moeten ten minste 15 minuten na afloop van het afsteekprogramma onaangeroerd blijven. Het is niet toegestaan om (dee1)weigeraars of blindgangers opnieuw af te steken. Behoort bij brief d.d. 12 oktober met ons kenmerk: van de afdeling Milieuhygiëne

10 7.6 Na afloop van het afsteekprogramma dient het afsteekterrein door de afsteker te worden vrijgegeven waarna het terrein toegankelijk is voor publiek. 7.7 Na afloop van het vuurwerkevenement dient de afsteker er zorg voor te dragen dat het, als gevolg van het afgestoken vuurwerk achtergebleven, afval wordt afgevoerd. 7.8 Aangetroffen (dee1)weigeraars en blindgangers dienen onschadelijk gemaakt te worden door ze ten minste 15 minuten geheel onder water te houden. (Deel-) weigeraars en blindgangers dienen in het register te worden beschreven. : 112 ONGEWONE VOORVALLEN P 8.1 Op het afsteekterrein dienen geschikte blusmiddelen vanaf de start van het opbouwen tot en met de eindcontrole en het verwijderen van de restanten, voor direct gebruik aanwezig te zijn. De blusmiddelen moeten afgestemd zijn op de plaats en de hoeveelheid van het af te steken vuurwerk. Handblussers moeten korter dan 1 jaar geleden zijn goedgekeurd. 8.2 Geblust vuurwerk dient nog tenminste 15 minuten geheel onder water te worden gezet. Eventuele nagloeiende flowerbeds/cakeboxen dienen door middel van voldoende water gedoofd te worden. 1': C - Ontstaat tijdens het afsteken een brand, dan dient de brandweer hiervan onverwijld op de hoogte te worden r gesteld en het afsteekprogramma te worden gestaakt. Het afsteekprogramma mag niet worden voortgezet dan nadat de officier van dienst het terrein heeft vrijgegeven. F 8.4 Naast vastlegging in het register dienen alle ongewone voorvallen, inclusief vuurwerk dat afwijkend gedrag vertoont ten opzichte van het gedrag dat redelijkerwijs verwacht mag worden op grond van de productspecificatie, binnen 48 uur na het evenement schriftelijk (zo mogelijk per vuurwerk@zeeland.ni t.a.v. de heer Valk) te worden gemeld aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Bij de melding dienen plaats en datum van het evenement, het voorval en de genomen maatregelen naar aanleiding van het voorval nauwkeurig worden beschreven. 8.5 Bij de melding zoals bedoeld in voorschrift 8.4 dient aangegeven te worden: - plaats en datum evenement; - soort vuurwerk; - productnummer; - herkomst artikel (leverancier, producent); - nauwkeurige omschrîjving afwijkend gedrag. Indien een vuurwerkartikel een onverwacht effect geeft, mogen alle resterende artikelen van hetzelfde type niet meer worden afgestoken. 8.7 Indien na een ongewoon voorval, als brand of een ongeval, getwijfeld moet worden aan de veiligheid van het afsteken van de overige vuurwerkartikelen, dient het afsteken te worden gestaakt. ' -- # - Staten 8.8 Bij ongewone voorvallen dienen instructies van functionarissen van politie, brandweer en Gedeputeerde onverwijld te worden opgevolgd met ons kenmerk:

11 Mededelingen l. Bezwaar en voorlopige voorziening Belanghebbenden kunnen schriftelijk bezwaar maken tegen dit besluit bij: Gedeputeerde Staten van Zeeland, t.a.v. de secretaris van de commissie voor bezwaarschriften, Postbus 6001, 4330 LA Middelburg. In het bezwaarschrift neemt u ten minste op uw naam en adres, de dagtekening van het bezwaarschrift, tegen welk besluit u bezwaar maakt en waarom. Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend. U moet het bezwaarschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt. Doorgaans is dat de dag na de datum van verzending. Overschrijding van de inzendtermijn kan ertoe leiden dat met uw bezwaren geen rekening wordt gehouden. Als u overweegt bezwaar te maken, kunt u een informatiefolder aanvragen op telefoonnummer U kunt de informatie ook downloaden via Wij wijzen u erop dat het bezwaar niet de werking van het besluit schorst. U kunt een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). U richt het verzoek aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, Postbus 5015, 4330 KA Middelburg. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd. Hoogachtend, gedeputeerde staten, namens dezer)rl mevr. ing&den, hoofd af eli Milieuhygiëne. 2. Afschrift Een afschrift van deze beschikking zenden wij ter kennisneming aan: de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland; de Commandant van de Regionale Brandweer Zeeland; 3. de Minister van lenm; 4. de Arbeidsinspectie Zuid-West; 5. de Regio-coördinator Vuurwerk & Milieu Provincie Zeeland; 6. de Koninklijke Luchtmacht; 7. en het Landelijk Meld- en Informatiepunt Vuurwerk. Behoort btj brief d.d. 12 oktober 2011 met ons kenmerk: van de afrielíng Milieuhygiëne