Datum van inontvangstneming : 10/12/2012

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Datum van inontvangstneming : 10/12/2012"

Transcriptie

1 Datum van inontvangstneming : 10/12/2012

2 Vertaling C-464/12-1 Zaak C-464/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 oktober 2012 Verwijzende rechter: Østre Landsret (Denemarken) Datum van de verwijzingsbeslissing: 8 oktober 2012 Verzoekende partij: ATP PensionService A/S Verwerende partij: Skatteministeriet [OMISSIS] Op 8 oktober 2012 [omissis] heeft het Østre Landsret [OMISSIS] [omissis] inzake: ATP PensionService A/S [omissis] tegen Skatteministeriet (ministerie van Financiën) [omissis] na beraadslaging de volgende beschikking gegeven: NL

3 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over de hiernavolgende vragen. Na overleg met de partijen heeft het Østre Landsret beslist het Hof van Justitie van de Europese Unie krachtens artikel 267 VWEU te verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffende de uitlegging van artikel 13, B, sub d, punt 3, en artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd (hierna: Zesde richtlijn ). 1. FEITEN 1.1. Deens pensioenstelsel In casu rijst de vraag hoe de diensten die ATP PensionService A/S (hierna: ATP ) ten behoeve van pensioenfondsen heeft verricht, voor de toepassing van de btw dienen te worden gekwalificeerd. Het Deense pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers: de eerste pijler is het wettelijke pensioen (door de overheid betaald rustpensioen), de tweede is het aanvullende werkgeverspensioen en de derde pijler is het aanvullende persoonlijke pensioen. De eerste pensioenpijler wordt gefinancierd uit belastinginkomsten, maar de tweede en de derde pijler (aanvullende rustpensioenen) worden gefinancierd door de persoon aan wie het pensioen zal worden uitgekeerd (de pensioenontvanger). De aanvullende rustpensioenen (tweede en derde pijler) worden doorgaans gefinancierd door regelmatige bijdragen in een pensioenspaarplan bij een instelling voor pensioenregelingen (waaronder pensioenfondsen) of bij een financiële instelling. Voor het bijkomende rustpensioen ten laste van de werkgever (tweede pijler) worden de pensioenbijdragen namens de werknemer door de werkgever doorgaans in een pensioenfonds gestort, maar het is ook mogelijk dat deze bijdragen aan een financiële instelling worden betaald. De aanvullende rustpensioenen (tweede en derde pijler) worden doorgaans gefinancierd met vaste bijdragen, wat inhoudt dat het bedrag van de pensioenbijdrage contractueel is bepaald, terwijl het spaarbedrag van het uitbetaalde pensioen afhankelijk is van, ten eerste, de omvang van de tegoeden bij het fonds, en, ten tweede, het rendement van de beleggingen (na aftrek van de kosten voor het pensioenspaarplan). 2

4 ATP PENSIONSERVICE Een aanvullend pensioenplan bestaat normaliter uit een of meer van de volgende elementen: een jaarlijkse rente, die wordt uitbetaald tot op het ogenblik van het overlijden van de pensioenontvanger; een periodiek pensioen, dat op bepaalde tijdstippen kan worden betaald zodra het pensioen verschuldigd wordt; een kapitaal, dat als forfaitair bedrag kan worden uitbetaald zodra het pensioen verschuldigd wordt. Bijdragen voor een aanvullend pensioenplan zijn overeenkomstig de Deense wet op de inkomstenbelastingen binnen bepaalde grenzen fiscaal aftrekbaar. Of deze bijdragen aftrekbaar zijn, hangt niet ervan af of de bijdragen zijn gestort in een stelsel voor een werkgeverspensioen dan wel in een stelsel bij een financiële instelling. Voor pensioenen die als kapitaal worden uitgekeerd, zijn de bijdragen jaarlijks aftrekbaar tot een bedrag van DKK (ongeveer EUR) voor zowel werkgeverspensioenplannen als persoonlijke pensioenplannen. De waarde van de aftrek voor het belastbare inkomen bedraagt ongeveer 37 %. Met ingang van inkomstenjaar 2012 zijn de bijdragen niet langer aftrekbaar (onder voorbehoud van een overgangsregeling). Voor periodieke pensioenen waren de pensioenbijdragen vroeger jaarlijks ten bedrage van DKK (ongeveer EUR) aftrekbaar. De aftrekbaarheid werd voor 2012 beperkt tot DKK (of zowat EUR). Deze grens geldt voor alle pensioenbijdragen voor pensioenen die als kapitaal of als jaarlijkse rente worden uitgekeerd, en zowel voor werkgeverpensioenplannen als voor persoonlijke pensioenplannen. De waarde van de aftrek voor het belastbare inkomen schommelt tussen 37 % en 52 %. Er is geen plafond voor de aftrekbaarheid van bijdragen voor pensioenen die als jaarlijkse rente worden uitgekeerd, waarvoor de waarde van de aftrek voor het belastbare inkomen tussen 37 % en 52 % schommelt. Keerzijde van de aftrekbaarheid van de pensioenbijdragen is de belasting over de pensioenuitkeringen, inclusief de toename (opbrengst) van het pensioen. Pensioenen die worden uitgekeerd als kapitaal, worden tegen een tarief van 40 % belast, terwijl pensioenen die periodiek of als jaarlijkse rente worden uitgekeerd, worden belast tegen een tarief dat ongeveer 37 % en 52 % bedraagt, naargelang van de grootte van de uitkeringen in een bepaald inkomstenjaar. De ontvanger van een pensioen in de vorm van een jaarlijkse rente, kan een vast bedrag ontvangen vanaf de datum waarop het pensioen verschuldigd wordt, tot 3

5 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 zijn/haar overlijden. Dit bedrag wordt berekend ten dele op basis van de gemiddelde levensverwachting van gepensioneerden en ten dele op basis van het aangroeibedrag op de datum waarop het pensioen is verschuldigd. Een pensioenontvanger kan het aangegroeide vermogen van een pensioen dat periodiek of als een kapitaal wordt uitgekeerd, gebruiken om een jaarlijkse rente te krijgen of als bijkomende bijdrage voor een bestaande jaarlijkse rente. De pensioenspaarder beslist over het bedrag van de pensioenbijdragen die voor een pensioenplan worden gestort en over de wijze van verdeling van de pensioenuitkering tussen een jaarlijkse rente, een periodiek pensioen of een pensioen als kapitaal. Voor werkgeverspensioenregelingen (tweede pijler) is het gebruikelijk dat de werkgeversorganisaties en de vakbonden die individuele werknemers en werkgevers vertegenwoordigen, collectieve overeenkomsten sluiten over pensioenplannen voor de werknemers, in het kader van de periodieke onderhandelingen voor collectieve arbeidsovereenkomsten. Voor werknemers die onder een dergelijke collectieve overeenkomst vallen, worden de overeengekomen pensioenbijdragen dus normaliter gestort in een pensioenfonds (binnen een werkgeverspensioenregeling). Afgezien van deze verplichte pensioenbijdragen kunnen deze werknemers ervoor kiezen om extra bijdragen te storten voor werkgeverspensioenplan, of zij kunnen de voorkeur eraan geven om bij een financiële instelling een persoonlijk pensioenplan af te sluiten (derde pijler). Het is ook mogelijk dat voor persoonlijke pensioenplannen (derde pijler) bijdragen worden gestort door personen die in het kader van hun arbeidsrelatie geen pensioenplan hebben, waaronder zelfstandigen, werkgevers en bestuurders. Deze personen kunnen er evenwel ook voor kiezen bijdragen te storten voor een werkgeverspensioenplan (tweede pijler) indien de betrokken onderneming over een dergelijke regeling voor haar werknemers beschikt. 1.2 Procesverloop Op 29 mei 2009 heeft ATP een rechtszaak tegen bij het Skatteministerium aangespannen. De belangrijkste klant van ATP is PensionDanmark, een werkgeverspensioenfonds. PensionDanmark beheert werkgeverspensioenplannen die zijn ingevoerd bij collectieve overeenkomst of bedrijfsovereenkomst, namens 12 vakbonden en 37 werkgeversverenigingen die goed zijn voor in totaal aangesloten werknemers van privé- en overheidsbedrijven. ATP vervult ten behoeve van pensioenfondsen de volgende taken: 4

6 ATP PENSIONSERVICE 1. administratieve taken, zoals het verstrekken van individuele informatie en individueel advies aan werkgevers en werknemers (pensioenspaarders) in verband met de inhoud van het pensioenplan van de pensioenfondsen; 2. systeemonderhoud en -ontwikkeling, waaronder de ontwikkeling en het onderhoud van het platform dat wordt gebruikt om de diensten van ATP aan de pensioenfondsen te verstrekken; 3. diensten in verband met de stortingen ten gunste van en uitkeringen uit de pensioenplannen. De pensioenfondsen staan zelf in voor de beleggingen die met de pensioenbijdragen worden gedaan. Tot en met 30 juni 2002 heeft ATP btw in rekening gebracht over de vergoedingen die de pensioenfondsen voor de hierboven beschreven dienstverlening betaalden. Gelet op het arrest van het Hof van 5 juni 1997, Sparekassernes Datacenter (SDC) (C-2/95, Jurispr. blz. I-3017), heeft ATP evenwel besloten dat de diensten in verband met de stortingen ten gunste van en de uitkeringen uit pensioenplannen handelingen betreffende betalingen en overmakingen vormen en krachtens artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn van btw zijn vrijgesteld. Op 26 juni 2002 heeft ATP dit gemeld aan SKAT (de Deense belastingdienst) en op 7 oktober 2005 heeft SKAT beslist dat de diensten die ATP verricht in verband met pensioenuitkeringen van btw zijn vrijgesteld als handelingen betreffende betalingen en overmakingen, maar tegelijk heeft SKAT btw-vrijstelling geweigerd voor diensten in verband met binnenkomende stortingen met uitzondering van het ontvangen en innen van cheques. Het Landsskatteret (de fiscale rechtbank) heeft in zijn uitspraak van 13 mei 2009 de beslissing van SKAT bevestigd. Daarop heeft ATP de zaak aanhangig gemaakt bij het Rett i Hillerød (hof van Hillerød), dat op zijn beurt de zaak naar het Østre Landsrett terugverwees, daar zowel deze rechterlijke instantie als de partijen van mening waren dat de zaak van algemeen belang was. De dienstverlening die volgens SKAT en het Landsskatteret niet van btw is vrijgesteld, bestaat hoofdzakelijk uit de volgende onderdelen: 1. registreren van de werkgevers die pensioenbijdragen moeten betalen, op basis van de informatie die van de werkgevers afkomstig is, 2. aanmaken van accounts in het systeem van ATP voor pensioenfondsen voor werknemers (pensioenspaarders) op basis van de informatie die van de werkgevers afkomstig is, 3. verstrekken van infrastructuur voor het beheer van de betalingen van de werkgevers, zodat alle pensioenbijdragen voor de werknemers van de 5

7 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 werkgevers kunnen worden gestort op een rekening van het pensioenfonds bij een financiële instelling, met gebruik van een on-linebetaalsysteem (internet) of een betaalkaart, 4. ontvangen en registreren van overzichten van de werkgevers met de verdeling van het totaalbedrag over de individuele werknemers (inclusief berekenen en aanrekenen van solidariteitsbijdragen die rechtstreeks op de stortingen aan het pensioenfonds worden ingehouden), 5. boeken van de pensioenbijdragen op de account van de individuele pensioenspaarder in het systeem van ATP, inclusief regelmatig updaten van de rekeningen met binnenkomende betalingen en inkomsten, 6. registratie van wanbetalingen, 7. informeren van de pensioenspaarders over de bijdragen die zijn gestort in de regelingen voor kapitaalpensioenen, 8. versturen van rekeninguittreksels. ATP verricht deze diensten in deze volgorde: ATP maakt een account voor een individuele klant aan in het systeem dat ATP gebruikt voor de pensioenfondsen, op basis van de informatie die ATP van de werkgever ontvangt. De werkgever doet bij ATP aangifte van de pensioenbijdragen die worden betaald. Tegelijkertijd of naderhand maakt de werkgever een bedrag over op de bank rekening van het pensioenfonds en dat bedrag stemt overeen met het totaal (de som) van de pensioenbijdragen van zijn werknemers. Het bedrag dat de werkgever voor een individuele werknemer moet betalen op grond van de collectieve overeenkomst of de bedrijfsovereenkomst, wordt daarna door ATP overgeboekt op de account van de werknemer (pensioenspaarder) in het systeem van ATP. De pensioenspaarder heeft steeds toegang tot zijn of haar pensioenaccount via de homepage van het pensioenfonds. ATP updatet de account regelmatig met tegoeden en nog te debiteren bedragen zodat het saldo van de pensioenaccount overeenstemt met het bedrag van het aangegroeide rustpensioen (met uitzondering van gerealiseerde doch nog niet geboekte inkomsten). ATP geeft ook de aanzet tot de debitering van bedragen van de pensioenaccount door aan een financiële instelling opdracht te geven het bedrag aan de pensioenontvanger uit te keren. 6

8 ATP PENSIONSERVICE Voor het Østre Landsret heeft ATP aangevoerd dat de diensten die volgens de belastingdienst aan btw zijn onderworpen (zie de punten 1-8 supra), in feite van btw zijn vrijgesteld als beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen in de zin van 13, lid 1, punt 11, sub f, van de Momslov (Deense btw-wet), die artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn omzet, en/of als een handeling betreffende deposito s, rekeningcourantverkeer, betalingen of overmakingen in de zin van 13, lid 1, punt 11, sub c, van de Momslov, die artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn omzet. Het Skatteministerium betwist dat de diensten van ATP van btw zijn vrijgesteld. 2. NATIONAAL RECHT 13, lid 1, punt 11, sub c en f, van de Momslov (Deense btw-wet) luidt: De volgende goederen en diensten zijn van belasting vrijgesteld: [...] 11. de volgende financiële verrichtingen: [...] c) handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen; [...] f) het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen. In Juridiske Vejledning (circulaire) , D.A , met officiële richtsnoeren van de overheid voor de uitlegging van de Momslov, is bepaald dat de btwvrijstelling voor handelingen betreffende deposito s en rekeningcourantverkeer onder meer geldt voor het openen van depositorekeningen en het oprichten van pensioen- en andere spaarplannen, en het crediteren en debiteren van bedragen op of van deze rekeningen. Voorts geldt in verband met handelingen betreffende betalingen en overmakingen: Handelingen betreffende betalingen en overmakingen impliceren de overdracht van speciën, elektronisch bijvoorbeeld via een centraal computersysteem of via SWIFT, of op basis van documenten die voor 7

9 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 specifieke gevallen zijn opgesteld. Betalingen, overmakingen en de verwerking van betalingen kunnen worden uitbesteed aan een onderaannemer, bijvoorbeeld PBS (Payment Business Services A/S). In Vejledning (circulaire) D.A wordt bepaald dat het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen de volgende verrichtingen impliceert: dagelijks beheer van de portefeuille, inclusief de boekhouding, adviesverlening en besluitvorming over de belegging van fondsen en de uitvoering van aankopen en verkopen van effecten voor het fonds, berekening van de intrinsieke waarde van fondsonderdelen, uitgifte en terugkoop van fondsonderdelen, andere administratieve taken, onder meer informatietechnologie, prospectussen enz., marketing, bedrijfsbeheer en ontwikkeling en analyse. In de circulaire wordt ook aangegeven dat het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen onder de btw-vrijstelling valt, ongeacht of het beheer in handen van het fonds zelf is, dan wel van een beheersmaatschappij of een derde aan wie deze bevoegdheid rechtsgeldig is overgedragen. In Vejledning D.A wordt een gemeenschappelijk beleggingsfonds omschreven als volgt: Het Skatterådet (nationale belastingraad) heeft in een bindend advies (bindende svar) voorgeschreven, in navolging van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 28 juni 2007, JP Morgan Fleming Claverhouse Investment Trust (C-363/05, Jurispr. blz. I-5517, zie bijlage), welke gemeenschappelijke beleggingsfondsen volgens de Deense rechtspraak onder de btw-vrijstelling vallen. Zie SKM SR. De volgende beleggingsfondsen vallen onder de btw-vrijstelling van 13, lid 1, punt 11, sub f, van de Momslov: 1. gemeenschappelijke beleggingsfondsen en andere instellingen voor collectieve belegging in effecten zoals bedoeld in de icbe-richtlijn [richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe s), zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/107/EG van 21 januari 2002 en richtlijn 2001/108/EG van 21 januari 2002]; 8

10 ATP PENSIONSERVICE 2. kapitalisatiefondsen; zie 2 van de Lov om beskatning af medlemmer af kontoførende investeringsforeninger (wet betreffende de belasting van deelnemers van een kapitalisatiefonds), ongeacht of deze beleggingsfondsen onder de icbe-richtlijn vallen; 3. distributiefondsen in de zin van lid 1 van 16C van de Ligningslov (Deense belastingwet), ongeacht of deze beleggingsfondsen onder de icbe-richtlijn vallen; 4. beleggingsmaatschappijen bedoeld in lid 2 (cf. leden 3 en 4) van 19 van de Lov om den skattemæssige behandling af gevinst og tab ved afståelse af aktier m.v. (aktieavancebeskatningslov ABL) (wet inzake de fiscale behandeling van winst en verlies op aandelenoverdrachten), ongeacht of deze maatschappijen onder de icbe-richtlijn vallen; 5. groeifondsen die certificaten uitgeven, zoals bedoeld in lid 1(5a) van 1 van de Selskabsskattelov (Deense vennootschapsbelastingwet SEL), ongeacht of deze fondsen onder de icbe-richtlijn vallen; 6. ITC s (investment trust companies of fiduciaire beleggingsmaatschappijen); zie arrest van het Hof van 28 juni 2007 in zaak C-363/05, JP Morgan (reeds aangehaald), ongeacht of zij onder de punten 2 tot en met 5 vallen; 7. andere instellingen voor collectieve belegging in overdraagbare effecten die op basis van een concrete beoordeling kunnen worden geacht diensten aan te bieden die vergelijkbaar zijn en concurreren met de diensten die de in punten 1 tot en met 6 bedoelde gemeenschappelijke beleggingsfondsen aanbieden aan deelnemers, aandeelhouders enz. met het oog op de diversificatie van de risico s van beleggingen in overdraagbare effecten. Het begrip gemeenschappelijke beleggingsfondsen omvat dus ondernemingen die op verzoek van hun deelnemers verplicht zijn aandelen in de onderneming terug te kopen of in te kopen (punt 1) en ondernemingen die daartoe niet verplicht zijn (punt 6), alsmede ondernemingen die verhandelbare certificaten uitgeven (punt 3) en ondernemingen die dat niet doen (punt 2), en ondernemingen die winst uitkeren (punt 3) en ondernemingen die geen winst uitkeren (punt 5). Volgens latere rechtspraak van het Landsskatteret [...], het administratief hooggerechtshof, omvat het begrip gemeenschappelijk beleggingsfonds ook durfkapitaalfondsen, die beleggen in aandelen in vennootschappen met het oog op een actieve deelneming in hun bestuur en bedrijfsvoering teneinde de groei van ondernemingen te stimuleren en ze voor te bereiden op een beursgang of verkoop. In verband met deze beslissing wordt in Juridiske Vejledning (circulaire) , D.A het volgende verklaard: 9

11 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 Het Skatteministerium is na een concrete beoordeling tot de conclusie gekomen dat de drie betrokken,fondsen wellicht konden worden beschouwd als investeringsmaatschappijen zoals bedoeld in lid 2 van 19 ABL, zoals gewijzigd bij wet nr. 98 van 10 februari 2009, dan wel na de wetswijziging,niet in aanmerking komen voor lid 2 van 19 ABL louter op grond dat zij transparant zijn. 3. UNIERECHT In casu wordt het Hof van Justitie verzocht om uitlegging van de begrippen beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen, als omschreven door de lidstaten in punt 6, van artikel 13, B, sub d, en handelingen [...] betreffende deposito s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen in punt 3, van artikel 13, B, sub d, van de Zesde richtlijn. Artikel 13, B, sub d, punten 3 en 6, van de Zesde richtlijn bepaalt: 10 Onverminderd andere communautaire bepalingen verlenen de lidstaten vrijstelling voor de volgende handelingen, onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de betreffende vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen: [...] d) de volgende handelingen: [...] 3. handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen; [...] 6. het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen, als omschreven door de lidstaten. Het voorstel van de Commissie voor punt 3 van artikel 13, B, sub d, van de Zesde richtlijn luidde als volgt (PB C 80 van 5 oktober 1973, p. 10; artikel 14, B, sub h, van het voorstel): de handelingen met betrekking tot betaalmiddelen die niet voor verzamelingen dienen of met betrekking tot monetair goud, alsmede de overdracht en het overmaken van fondsen.

12 ATP PENSIONSERVICE In zijn resolutie stelde het Europees Parlement stelde voor artikel 14, B, sub h, de volgende formulering voor (PB C 40 van 8 april 1974, blz. 44): de handelingen met uitzondering van de diensten met betrekking tot deze handelingen, met betrekking tot betaalmiddelen die niet voor verzamelingen dienen of met betrekking tot monetair goud, alsmede de overdracht en het overmaken van fondsen; [...] De Commissie diende daarna een wijzigingsvoorstel in, waarin de btw-vrijstelling als volgt was geformuleerd (PB C 121 van 11 oktober 1974, blz. 37): de handelingen met betrekking tot betaalmiddelen die niet voor verzamelingen dienen of met betrekking tot monetair goud, alsmede de handelingen met betrekking tot de overdracht, het overmaken en het in bewaring nemen van fondsen. [...] Deze vrijstelling geldt niet voor de met deze handelingen samenhangende diensten. De Commissie verklaarde dat zij dit amendement om de volgende reden had ingediend (COM (74) 795 def. van 26 juli 1974): Ook wordt ingevolge de wens van het Europees Parlement voorgesteld dat de vrijstelling sub f en h niet wordt verruimd tot diensten die in verband met deze handelingen worden verricht. 1 Artikel 13, B, sub d, punt 3, luidt in zijn definitieve versie als volgt: handelingen [...] betreffende deposito s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen. De regeling inzake de btw-vrijstellingen is ongewijzigd gebleven in de btwrichtlijn (richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde). 4. RECHTSPRAAK VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EU 4.1. Beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen (artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn) Het Hof van Justitie heeft het begrip beheer in artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn uitgelegd in zijn arrest van 4 mei 2006, Abbey National (C-169/04, Jurispr. blz. I-4027). Het Hof heeft geoordeeld dat het begrip beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen in artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn een autonoom gemeenschapsrechtelijk begrip is, waarvan de lidstaten de inhoud niet kunnen wijzigen (punt 43), en dat onder dat begrip zowel 1 Noot van de vertaler: vrije vertaling. Origineel enkel in het Engels beschikbaar. 11

13 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 de taken van portefeuillebeheer en taken van administratie van gemeenschappelijke beleggingsfondsen zelf vallen, als de taken genoemd in bijlage II bij richtlijn 85/611, zoals gewijzigd, onder de rubriek Administratie (punten 63-65). In dat arrest heeft het Hof met betrekking tot het doel van de btw-vrijstelling geoordeeld: 62 Zoals de advocaat-generaal in punt 68 van haar conclusie heeft opgemerkt, is het doel van de vrijstelling waarin artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn voor verrichtingen in verband met het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen voorziet, met name kleine beleggers het beleggen in effecten via beleggingsinstellingen mogelijk te maken. Punt 6 van deze bepaling beoogt te garanderen dat het gemeenschappelijke btw-stelsel fiscaal neutraal is met betrekking tot de keuze tussen rechtstreeks beleggen in effecten en beleggen via gemeenschappelijke beleggingsfondsen. In het arrest van 28 juni 2007, JP Morgan Fleming Claverhouse Investment Trust plc (C-363/05, Jurispr. blz. I-5517), heeft het Hof zijn uitlegging van het begrip gemeenschappelijk beleggingsfonds gepreciseerd. Het Hof werd verzocht om te antwoorden op onder meer de volgende vragen (punt 18): 2) Bij bevestigende beantwoording van de eerste vraag, staat dan de zinsnede als omschreven door de lidstaten in artikel 13, B, sub d, punt 6, [van de Zesde richtlijn] de lidstaten toe: a) bepaalde gemeenschappelijke beleggingsfondsen binnen hun rechtsgebied te selecteren die onder de vrijstelling voor de levering van beheersdiensten vallen en andere van de vrijstelling uit te sluiten, of b) betekent de zinsnede dat de lidstaten moeten vaststellen welke fondsen binnen hun rechtsgebied onder de definitie van gemeenschappelijke beleggingsfondsen vallen, en dat het voordeel van de vrijstelling moet gelden voor al die fondsen? 3) Wanneer het antwoord op de tweede vraag luidt dat lidstaten kunnen bepalen welke gemeenschappelijke beleggingsfondsen onder de vrijstelling vallen, hoe beïnvloeden dan de beginselen van fiscale neutraliteit, gelijke behandeling en het voorkomen van concurrentievervalsing de uitoefening van die bevoegdheid? Het Hof heeft de tweede en de derde vraag als volgt beantwoord: 12

14 ATP PENSIONSERVICE 2. Artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn (77/388) moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten een beoordelingsvrijheid toekent bij het definiëren van de fondsen binnen hun rechtsgebied die ten behoeve van de vrijstelling in deze bepaling onder het begrip,gemeenschappelijke beleggingsfondsen vallen. Bij de uitoefening van deze vrijheid moeten de lidstaten echter het door deze bepaling nagestreefde doel eerbiedigen, dat erin bestaat, beleggers het beleggen in effecten via beleggingsinstellingen te vergemakkelijken, en tegelijkertijd acht slaan op het beginsel van fiscale neutraliteit vanuit het oogpunt van de heffing van btw over het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen die concurreren met andere gemeenschappelijke beleggingsfondsen, zoals fondsen die vallen onder de werkingssfeer van de richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe s), zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart De beoordelingsvrijheid waarover de lidstaten beschikken, wordt in punt 41 van dat arrest als volgt verduidelijkt: Om te beginnen moet worden opgemerkt dat het feit dat het aan de lidstaten is overgelaten om de inhoud van het begrip,gemeenschappelijke beleggingsfondsen te definiëren, hun geenszins de bevoegdheid geeft om bepaalde fondsen binnen hun rechtsgebied te selecteren die onder de vrijstelling vallen en andere van de vrijstelling uit te sluiten. Met betrekking tot de mededinging is in dat arrest als volgt geoordeeld: 46 Ten tweede verzet het beginsel van fiscale neutraliteit, dat inherent is aan het gemeenschappelijke btw-stelsel, zich ertegen dat ondernemers die dezelfde handelingen verrichten, verschillend worden behandeld ter zake van de btw-heffing. Dit beginsel vereist niet dat het identieke handelingen betreft. Uit vaste rechtspraak blijkt immers dat dit beginsel zich ertegen verzet dat soortgelijke diensten, die dus met elkaar concurreren, uit het oogpunt van de btw verschillend worden behandeld (zie met name arresten van 23 oktober 2003, Commissie/Duitsland, C-109/02, Jurispr. blz. I-12691, punt 20, en 17 februari 2005, Linneweber en Akritidis, C-453/02 en C-462/02, Jurispr. blz. I-1131, punt 24; arrest [van 26 mei 2005,] Kingscrest, Associates en Montecello [C-498/03, Jurispr. blz.i-4427], punt 54; arrest van 8 juni 2006, L.u.P., C-106/05, Jurispr. blz. I-5123, punt 32; arrest [van12 januari 2006,] Turn- und Sportunion Waldburg [C-246/04, Jurispr. blz. I-589], punt 33, en arrest [van 24 april 2006,] Solleveld en Van den Hout-Van Eijnsbergen [C-443/04 en C-444/04, Jurispr. blz. I-3617], punt 39). 13

15 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 47 Het beginsel van fiscale neutraliteit omvat tevens het beginsel van het opheffen van concurrentievervalsingen die voortvloeien uit een verschillende behandeling vanuit het oogpunt van de btw (zie in die zin arrest van 3 mei 2001, Commissie/Frankrijk, C-481/98, Jurispr. blz. I-3369, punt 22). De vervalsing is dan ook aangetoond zodra wordt vastgesteld dat diensten met elkaar concurreren en ongelijk worden behandeld vanuit het oogpunt van de btw (zie in die zin arrest van 29 maart 2001, Commissie/Frankrijk, C-404/99, Jurispr. blz. I-2667, punten 45-47). Het is in dat opzicht irrelevant of de vervalsing die daaruit voortvloeit, aanmerkelijk is. Het Østre Landsret is zich ervan bewust dat het First-Tier Tribunal in [het Verenigd Koninkrijk] naderhand vragen aan het Hof van Justitie heeft gesteld om vast te stellen of een aantal bedrijfspensioenregelingen [in het Verenigd Koninkrijk] gemeenschappelijke beleggingsfondsen vormden. Die zaak is op 16 augustus 2011 bij het Hof ingeschreven als zaak C-242/11. De relevante kenmerken van de bedrijfspensioenregelingen [in het Verenigd Koninkrijk] zijn opgesomd in de eerste vraag van het First-tier Tribunal aan het Hof van Justitie en het is duidelijk dat er zowel gelijkenissen als verschillen tussen die pensioenregelingen en de in casu aan de orde zijnde pensioenregelingen bestaan. Het Østre Landsret is zich tevens ervan bewust dat het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland) naderhand het Hof van Justitie prejudiciële vragen heeft gesteld om uit te maken of de in die zaak aan de orde zijnde pensioenregeling een gemeenschappelijk beleggingsfonds vormt. Die zaak is bij het Hof van Justitie ingeschreven als zaak C-26/ Handelingen betreffende betalingen of overmakingen Het Hof van Justitie heeft de btw-vrijstelling voor handelingen betreffende betalingen of overmakingen uitgelegd in zijn arrest van 5 juni 1997, Sparekassernes Datacenter (SDC) (C-2/95, Jurispr. blz. I-3017). In punt 20 van dat arrest heeft het Hof geoordeeld: Alvorens activiteiten te onderzoeken, zoals door SDC worden verricht, zij herinnerd aan de vaste rechtspraak van het Hof, dat de bewoordingen waarin de in artikel 13 van de Zesde richtlijn bedoelde vrijstellingen zijn omschreven, strikt moeten worden uitgelegd, daar die vrijstellingen afwijkingen zijn van het algemene beginsel, dat omzetbelasting wordt geheven over elke dienst die door een belastingplichtige onder bezwarende titel wordt verricht (arrest van 15 juni 1989, zaak 348/87, Stichting Uitvoering Financiële Acties, Jurispr. 1989, blz. 1737, r.o. 13). 14

16 ATP PENSIONSERVICE Inzake de betekenis van de bewoordingen van de btw-vrijstelling heeft het Hof verklaard: 56 Indien artikel 13, B, sub d, 3, van de Zesde richtlijn uitsluitend betrekking had op de dienst die een financiële instelling aan haar uiteindelijke cliënt levert, zouden bovendien alleen bepaalde verrichtingen van de handelingen betreffende overmakingen kunnen worden vrijgesteld. Een dergelijke uitlegging zou de vrijstelling beperken op een wijze waarvoor geen steun is te vinden in de bewoordingen van de betrokken bepaling. Immers, deze laatste beperkt de vrijstelling niet tot deze relatie en is ruim genoeg om ook de door andere marktdeelnemers dan de banken verrichte diensten te omvatten, die bestemd zijn voor andere personen dan de uiteindelijke cliënten van de banken. 57 Uit het voorgaande volgt, dat een uitlegging die de toepassing van de vrijstelling van artikel 13, B, sub d, 3, beperkt tot de diensten die rechtstreeks aan de cliënt van de bank worden geleverd, ongegrond is. Met betrekking tot de bewoordingen heeft het Hof in punt 64 geoordeeld: [...] de bewoordingen van artikel 13 B, sub d, 3, van de Zesde richtlijn [sluiten] in beginsel niet [uit], dat de overmaking uit verschillende afzonderlijke diensten bestaat, die dan,handelingen betreffende overmakingen in de zin van die bepaling zijn [...] In punt 50 is geoordeeld dat dit ook geldt voor handelingen betreffende betalingen. Voorts heeft het Hof in punt 66 benadrukt dat de verrichte diensten moeten leiden tot een overmaking van geld en juridische en financiële wijzigingen moeten meebrengen, en de omvang van de aansprakelijkheid van de dienstverrichter, vooral de vraag of deze aansprakelijkheid beperkt is tot de technische aspecten, dan wel of zij zich uitstrekt tot de kenmerkende en essentiële elementen van de handelingen, ook moet worden onderzocht. Over de uitlegging van de bepaling heeft het Hof ook in zijn arrest van 28 oktober 2010, Axa (C-175/09, Jurispr. blz. I-10701) verduidelijking gegeven. In die zaak waren de volgende prejudiciële vragen gesteld: 1) Wat zijn de kenmerken van een vrijgestelde dienst die tot een overmaking van geld [leidt] en juridische en financiële wijzigingen meebreng[t]? Met name: [...] b) Geldt de vrijstelling voor diensten die, ook al omvatten zij niet het afboeken van een bedrag van de ene rekening en het bijschrijven van 15

17 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 16 hetzelfde bedrag op de andere rekening, wel in een overmaking van geld resulteren en om die reden als de oorzaak van die overmaking kunnen worden gezien? Om te beginnen heeft het Hof een omschrijving gegeven van de diensten die Denplan ten behoeve van tandartsen verrichtte: 19 Deze dienst op het gebied van het,incasseren van betalingen die Denplan ten behoeve van haar cliënten verricht en die inzonderheid in de tweede vraag, sub a, is omschreven, omvat de inning, de verwerking en de latere betaling van geldbedragen die door derden, te weten de patiënten, verschuldigd zijn aan de cliënten van Denplan, te weten de tandartsen. Bedoelde dienst houdt inzonderheid in dat aan de bank van de derde gegevens worden verstrekt teneinde de overmaking van een bepaald bedrag van de bankrekening van de derde naar de bankrekening van de dienstverrichter te vragen op basis van een door die derde aan zijn bank verstrekte machtiging, en dat vervolgens aan de bank van de dienstverstrekker opdracht wordt gegeven geld van de rekening van deze laatste naar de bankrekening van diens cliënt over te maken. Intussen zendt de dienstverrichter zijn cliënt een rekeningoverzicht en neemt hij contact op met de derde partij van wie hij de overmaking van het gevraagde bedrag niet heeft ontvangen. In punt 28 heeft het Hof opgemerkt dat de dienst als handelingen betreffende betalingen onder de btw-vrijstelling zou vallen, maar vervolgens de aandacht erop gevestigd dat de taak van Denplan erin bestond aan tandartsen verschuldigde vergoedingen te innen en die schuldvorderingen te beheren namens de tandartsen, en naar het oordeel van het Hof vormde die taak een aan btw onderworpen dienst daar die dienst van de btw-vrijstelling was uitgesloten als dienst betreffende de inning van schuldvorderingen. In zijn arrest van 28 juli 2011, Nordea (C-350/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), heeft het Hof van Justitie zich ook gebogen over de vraag of SWIFT-betalingen op grond van artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde btwrichtlijn van btw zijn vrijgesteld. SWIFT beheert een wereldwijde elektronische berichtendienst voor financiële instellingen, waardoor meer dan banken, financiële instellingen, instellingen voor effectenbeheer en andere vennootschappen die cliënt zijn gestandaardiseerde financiële berichten kunnen uitwisselen met behulp van door de onderneming zelf ontwikkelde software en haar beveiligd internationaal netwerk voor gegevensuitwisseling. Dankzij dit netwerk voor gegevensverwerking verwerkt SWIFT onder meer berichten betreffende interbancaire betalingen en effectentransacties. In punt 24 van dat arrest heeft het Hof verwezen naar vaste rechtspraak, met name het reeds aangehaalde arrest SDC en het arrest van 13 december 2001, CSC Financial Services (C-235/00, Jurispr. blz. I-10237). Diensten kunnen slechts als

18 ATP PENSIONSERVICE vrijgestelde handelingen worden gekwalificeerd wanneer zij over het geheel genomen een afzonderlijk geheel vormen, dat de kenmerkende en essentiële functies van een in de betrokken bepalingen omschreven dienst vervult. Aangaande de handelingen betreffende overmakingen in de zin van artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn moeten de verrichte diensten leiden tot een overmaking van geld en juridische en financiële wijzigingen meebrengen. Met name moet worden onderzocht of de aansprakelijkheid van de dienstverrichter beperkt is tot de technische aspecten dan wel of zij zich uitstrekt tot de kenmerkende en essentiële elementen van de handelingen. In punt 34 heeft het Hof geoordeeld: Daar SWIFT-diensten elektronische berichtendiensten zijn die uitsluitend bedoeld zijn om gegevens te verzenden, vervullen zij bijgevolg zelf geen van de functies van een van de financiële transacties als bedoeld in artikel 13, B, sub d, punten 3 en 5, van de Zesde richtlijn, dat wil zeggen functies die de overdracht van het geld of de effecten ten gevolge hebben, en zij hebben er dus niet de kenmerken van. 5. VOORNAAMSTE ARGUMENTEN VAN ATP 5.1. Beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen De btw-vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen beoogt individuele personen in staat te stellen hun (regelmatige) spaartegoeden collectief te beleggen, met het voordeel van risicospreiding en zonder dat een btwlast op het beheer van het gemeenschappelijke beleggingsfonds komt te rusten. ATP stelt primair dat een pensioenregeling een gemeenschappelijk beleggingsfonds vormt aangezien de activiteit van een pensioenregeling juist erin bestaat regelmatige pensioenbijdragen van werknemers collectief te beleggen, met het voordeel van het wettelijk vastgelegde beginsel van risicospreiding. Het bijzondere van een pensioenregeling schuilt erin dat het doel van de collectief beleggingen van deze regeling uitdrukkelijk erin bestaat, en de opbrengst van deze beleggingen moeten dienen om, pensioenen uit te keren. De betalingen die op de rekening in een pensioenfonds worden verricht, zijn afkomstig van het regelmatig uitbetaalde loon van een werknemer; deze gelden worden dan collectief belegd ten gunste van de individuele werknemer. Indien dat gedeelte van het loon van de werknemer niet in een pensioenfonds zou worden gestort, dan lijkt het aannemelijk te stellen dat dit geld anderszins zou worden gespaard daar doorgaans een spaarbehoefte bestaat teneinde met dit spaargeld bij pensionering het loon dat de werknemer tijdens zijn loopbaan heeft gekregen, te vervangen. 17

19 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 Bijgevolg dienen pensioenfondsen in wezen hetzelfde belang als andere gemeenschappelijke beleggingsfondsen, namelijk het belang van een individuele persoon om een gedeelte van zijn regelmatig inkomen dat hij niet opmaakt, via een collectieve belegging optimaal te doen renderen. Individuele personen die niet als werknemer bijdragen in een pensioenfonds, zullen doorgaans eveneens een gedeelte van hun regelmatig inkomen voor hun pensioen sparen. Werkgevers, bestuurders of werknemers die niet contractueel bij een pensioenfonds zijn aangesloten, betalen vaak regelmatige bijdragen in een traditioneel beleggingsfonds, waaronder pensioenregelingen die zijn opgezet door in pensioensparen gespecialiseerde financiële instellingen of banken. Derhalve lijdt het geen twijfel dat, alleen al gelet op de doelstelling van de btwvrijstelling, pensioenfondsen als gemeenschappelijke beleggingsfondsen moeten worden beschouwd; zie punt 6 van artikel 13, B, sub d, van de Zesde richtlijn en het antwoord van het Hof van Justitie op de tweede en de derde prejudiciële vraag in het reeds aangehaalde arrest Claverhouse (punt 2 van het dictum). Ook uit het oogpunt van het neutraliteitsbeginsel moeten pensioenfondsen als gemeenschappelijke beleggingsfondsen worden beschouwd voor de toepassing van de btw-vrijstelling daar (andere) gemeenschappelijke beleggingsfondsen met de pensioenfondsen concurrerende alternatieve beleggingsvormen zijn voor de spaartegoeden van een werknemer. Een aantal gemeenschappelijke beleggingsfondsen is bovendien specifiek afgestemd op pensioensparen, bijvoorbeeld Optimal Pension, Otium 2016-Pension van de bank Lån & Spar, Pension Basis van de bank Invest en Investpleje Pension van het beleggingsfonds Andelskassen. Er zijn voorstellen gedaan om de huidige bepalingen van de btw-vrijstelling voor financiële verrichtingen te actualiseren. Zo heeft de Europese Commissie op 28 november 2007 voorstellen voor een richtlijn en een verordening ingediend teneinde meer rechtszekerheid te creëren en de administratieve lasten van de correcte toepassing van de bepalingen voor marktdeelnemers en overheden te verminderen. [Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten (COM(2007) 747 def.) en voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten (COM(2007)746 def.)]. Deze voorstellen liggen ter discussie voor en in de loop van de opeenvolgende EU-voorzitterschappen zijn herhaaldelijk amendementen voorgesteld. 18

20 ATP PENSIONSERVICE Met betrekking tot de btw-vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen heeft het Belgische voorzitterschap (in document 13577/10 van 16 september 2010, FISC 92, blz. 19 en 20) 2 het volgende verklaard: Het voorzitterschap staat volledig achter de doelstelling die het vorige voorzitterschap voor ogen had om het beheer van pensioenfondsen uitdrukkelijk van btw vrij te stellen. Daar de door het vorige voorzitterschap voorgestelde oplossing enig voorbehoud heeft doen rijzen, stelt het voorzitterschap voor om een uitdrukkelijke vermelding in de richtlijn achterwege te laten. Bijgevolg heeft het voorzitterschap de verwijzing naar,beheer van pensioenfondsen in de tekst van de richtlijn geschrapt daar deze verwijzing overbodig is doordat een pensioenfonds in feite een beleggingsfonds is dat op dezelfde wijze wordt beheerd als elk ander beleggingsfonds en waarvan het enige doel erin bestaat in dezelfde activa te beleggen als elk ander beleggingsfonds, hoewel het regelgevende kader kan worden verstrengd om het specifieke beleggingsdoel van een dergelijk beleggingsfonds te bereiken door investeerders een ruimere bescherming te bieden. Deze benadering vindt steun in de bijdragen van de diensten van de Commissie van 19 maart 2008 en 13 april 2010, waarin duidelijk wordt gesteld dat het begrip beleggingsfonds zo ruim is dat ook pensioenfondsen daaronder vallen. Het Voorzitterschap heeft dit formeel bevestigd en expliciet verduidelijkt door,pensioenfondsen als voorbeeld aan te halen van fondsen die onder de definitie van beleggingsfondsen in het nieuwe lid 1 van artikel 11 vallen. (eigen onderlijning) Derhalve moet worden aangenomen dat pensioenfondsen ingevolge de huidige regeling inzake btw-vrijstellingen onder de noemer gemeenschappelijke beleggingsfondsen vallen. Het Skatteministerium heeft betwist dat pensioenfondsen en (andere) gemeenschappelijke beleggingsfondsen vergelijkbaar zijn en ter onderbouwing van zijn standpunt wijst het erop dat de bijdragen voor een pensioenplan in feite worden vastgelegd in een collectieve overeenkomst en niet in een individuele overeenkomst met een individuele werknemer. Evenwel is het in wezen de werknemer die beslist hoe veel van zijn vergoeding wordt uitbetaald als gewoon loon, als bijdrage voor een pensioenplan of als bijdrage voor persoonlijk pensioensparen, waaronder pensioenplannen van een financiële instelling. In geval van een werkgeverspensioenregeling zijn het uitsluitend de vakbonden die de werknemers bij de opeenvolgende collectieve onderhandelingen 2 Ibidem. 19

21 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-464/12 vertegenwoordigen en collectief met de werkgeversorganisaties akkoord gaan met de voorwaarden van het pensioenplan. De stimulans voor de werknemersorganisaties om bij het sluiten van een collectieve overeenkomst akkoord te gaan met betalingen voor een pensioenplan, hangt ervan af in hoeverre het pensioenfonds een bepaald rendement voor de belegging kan waarborgen nadat met de kosten rekening is gehouden. In dit opzicht zouden pensioenfondsen ongunstiger worden behandeld ten aanzien van (andere) gemeenschappelijke beleggingsfondsen wanneer alleen op het beheer van pensioenfondsen een btwlast rust. De omstandigheid dat over de pensioenbijdragen een collectieve en geen individuele overeenkomst wordt gesloten, is dus niet relevant voor het antwoord op de vraag of de dienstverlening in verband met een pensioenfonds vergelijkbaar is met de dienstverlening in verband met andere gemeenschappelijke beleggingsfondsen en dus voor btw-doeleinden op dezelfde wijze moet worden behandeld. Derhalve kan niet worden ingestemd met het standpunt van het Skatteministerium dat pensioenfondsen niet vergelijkbaar zijn met andere gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Dat standpunt leidt tot de paradoxale situatie waarin een groot aantal werknemers de mogelijkheid verliest om zonder btw-last een aanzienlijk deel van hun spaargeld collectief te beleggen enkel en alleen omdat de beslissing betreffende de pensioen voor deze werknemers op collectief niveau wordt genomen, terwijl werkgevers, bestuurders en andere personen voor wie geen organisatie onderhandelt over hun pensioen, geen btw moeten betalen over het beheer van hun spaargeld via een belegging in een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Bovendien bestaat er met betrekking tot werknemers die op basis van een collectieve overeenkomst bijdragen in een pensioenfonds betalen, concurrentie tussen dat pensioenfonds en (andere) gemeenschappelijke beleggingsfondsen wat betreft aanvullende bijdragen die de werknemers eventueel betalen. Werknemers kunnen bijvoorbeeld ervoor kiezen aanvullende bijdragen in een pensioenfonds te betalen of als een alternatief daarvoor in te schrijven op een ander beleggingsfonds, dat de optie van een persoonlijk pensioenplan biedt. In dezelfde zin bestaat er concurrentie met andere gemeenschappelijke beleggingsfondsen wat andere individuele personen dan werknemers betreft (zelfstandigen, werkgevers, bestuurders etc.) die niet onder een collectief onderhandelde pensioenregeling vallen, want zij kunnen ervoor kiezen vrijwillig bijdragen in een pensioenfonds te betalen. Het Skatteministerium heeft tevens aangevoerd dat een pensioenfonds verschilt van een ander gemeenschappelijk beleggingsfonds doordat de regelingen voor een pensioenplan betalingen voor een jaarlijkse rente inhouden, hetgeen een verzekeringselement inhoudt. 20

22 ATP PENSIONSERVICE Een jaarlijkse rente is evenwel een product dat op om het even welk ogenblik kan worden aangekocht en een individuele persoon kan dus ervoor kiezen regelmatig te sparen in een gemeenschappelijk beleggingsfonds en vervolgens, wanneer het voordeel van het pensioen wordt uitgekeerd, een jaarlijkse rente ten belope van het spaartegoed te kopen. Wat voor een individuele persoon van doorslaggevend belang is bij de keuze voor een pensioenfonds of een ander gemeenschappelijk beleggingsfonds, is dus in elk geval de vraag of het pensioenfonds dan wel het beleggingsfonds het hoogste rendement (na aftrek van de kosten) kan bieden, aangezien deze factor bepaalt hoe hoog de regelmatige bijdragen voor een jaarlijkse rente zullen zijn. Het verschil tussen sparen in een pensioenfonds en sparen in een gemeenschappelijk beleggingsfonds is dus eenvoudig weergegeven dat in een pensioenplan het bedrag van de bijdrage voor een jaarlijkse rente vooraf wordt bepaald wanneer het wordt betaald, terwijl een individuele persoon die bijdragen in een gemeenschappelijk beleggingsfonds betaalt, op het tijdstip van zijn belegging nog niet heeft beslist hoe het belegde bedrag en de opbrengst zullen worden gebruikt, daaronder begrepen of deze spaargelden zullen worden gebruikt voor een jaarlijkse rente. Het standpunt van het Skatteministerium moet dus worden afgewezen. Het Skatteministerium heeft voorts betoogd dat een relevant verschil erin bestaat dat pensioenplannen aanvullende verzekeringsdekking bieden, bijvoorbeeld bij overlijden of arbeidsongeschiktheid. Evenwel wordt slechts een klein gedeelte van de pensioenbijdrage aan deze extra verzekering besteed; het doorslaggevende element is het rustpensioen, waarvan het bedrag afhangt van de bijdrage; het bedrag van het pensioen is dus afhankelijk, ten eerste, van het bedrag van de betaalde bijdragen en, ten tweede, van de opbrengst van de belegging (na aftrek van de kosten voor het beleggen van de spaargelden). Voorts wordt noch van de aanvullende betalingen van werknemers noch van de betalingen van niet-werknemers (zelfstandigen, werkgevers, zelfstandigen, enz.) een gedeelte afgenomen voor verzekering. Met betrekking tot deze betalingen bestaat er dus in elk geval rechtstreekse concurrentie tussen pensioenfondsen en (andere) gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Het Skatteministerium heeft voorts aangevoerd dat een relevant verschil erin bestaat dat bijdragen voor een pensioenfonds binnen bepaalde grenzen in de nationale inkomstenbelasting aftrekbaar zijn, terwijl het bedrag van spaargelden dat rechtstreeks in een gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt gestort, niet aftrekbaar is. 21

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 2014 (*)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 2014 (*) Page 1 of 17 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 2014 (*) Zesde btw-richtlijn Vrijstellingen Artikel 13, B, sub d, punten 3 en 6 Gemeenschappelijke beleggingsfondsen Bedrijfspensioenregelingen Beheer

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 2013 (*) Belasting over de toegevoegde waarde Richtlijn 77/388/EEG Vrijstelling voor beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Draagwijdte Bedrijfspensioenregelingen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 28 juni 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 28 juni 2007 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 28 juni 2007 * In zaak C-363/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het VAT and Duties Tribunal, London (Verenigd

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 9 NOV 2011 Kenmerk: DGB 2011-6473 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 11/04540) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 2 september 2011, nr. r, 2

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Jurisprudentie. CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 20 mei Staatssecretaris van Financiën tegen Fiscale Eenheid X NV cs

Jurisprudentie. CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 20 mei Staatssecretaris van Financiën tegen Fiscale Eenheid X NV cs Jurisprudentie CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 20 mei 2015 1 Zaak C-595/13 Staatssecretaris van Financiën tegen Fiscale Eenheid X NV cs (verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/11/2016

Datum van inontvangstneming : 21/11/2016 Datum van inontvangstneming : 21/11/2016 Samenvatting C-480/16 Zaak C-480/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:91, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3990, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:91, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3990, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2016:2786 Permanente link: Instantie via rechtsspraak.nl Hoge Raad Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 09-12-2016 Zaaknummer 15/00148 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.7.2004 COM(2004) 468 definitief 2003/0091 (CNS) Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

DATUM: 30 april 2014 KENMERK: D/14/8367/WW. ONDERW ERP: Btw over uitbestede diensten/atp-zaak

DATUM: 30 april 2014 KENMERK: D/14/8367/WW. ONDERW ERP: Btw over uitbestede diensten/atp-zaak DATUM: 30 april 2014 KENMERK: D/14/8367/WW ONDERW ERP: Btw over uitbestede diensten/atp-zaak Momenteel doen diverse verhalen de ronde over de mogelijke impact van de ATP-zaak voor de pensioenfondsen. Hieronder

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 24.11.2009 COM(2009)641 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Portugese Republiek wordt gemachtigd een maatregel toe

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 1 maart

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 1 maart CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. KOKOTT van 1 maart 2007 1 I Inleiding 1. Krachtens de Zesde btw-richtlijn 77/388/ EEG (hierna: Zesde richtlijn") 2is het beheer van beleggingsfondsen vrijgesteld van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Samenvatting C-408/14-1 Zaak C-408/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 september 2009 (23.09) (OR. en) 13057/09. Interinstitutioneel dossier 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 112

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 september 2009 (23.09) (OR. en) 13057/09. Interinstitutioneel dossier 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 112 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 9 september 2009 (23.09) (OR. en) Interinstitutioneel dossier 2007/0267 (CNS) PUBLIC 13057/09 LIMITE FISC 112 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17208 1 april 2019 Omzetbelasting. Beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen; bijzonder overheidstoezicht Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 C-181/12-1 Zaak C-181/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 april 2012 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) Datum

Nadere informatie

11558/02 jv 1 DG G I

11558/02 jv 1 DG G I RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 augustus 2002 (28.08) (OR. fr) 11558/02 FISC 216 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Sylvain BISARRE, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Resumé C-233/12-1 Zaak C-233/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016 Datum van inontvangstneming : 22/07/2016 Vertaling C-327/16-1 Zaak C-327/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 juni 2016 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017 Datum van inontvangstneming : 08/05/2017 Samenvatting C-159/17-1 Zaak C-159/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/02/2013

Datum van inontvangstneming : 07/02/2013 Datum van inontvangstneming : 07/02/2013 Vertaling C-7/13-1 Zaak C-7/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 januari 2013 Verwijzende rechter: Förvaltningsrätten te Stockholm (Zweden)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013 Datum van inontvangstneming : 04/11/2013 Vertaling C-524/13-1 Zaak C-524/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 oktober 2013 Verwijzende rechter: Amtsgericht Karlsruhe (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 * ARKEST VAN 27.10.1993 ZAAK C-281/91 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 * In zaak C-281/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0102 (CNS) 8333/16 LIMITE PUBLIC FISC 59 ECOFIN 326 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003,

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003, ARREST VAN 6. 10. 2005 - ZAAK C-204/03 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * In zaak C-204/03, betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003,

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Vertaling C-515/13-1 Zaak C-515/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2014

Datum van inontvangstneming : 07/07/2014 Datum van inontvangstneming : 07/07/2014 Vertaling C-264/14-1 Zaak C-264/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 2 juni 2014 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen (Zweden)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Vertaling C-667/17-1 Zaak C-667/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 24 november 2017 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale

Nadere informatie

Omzetbelasting en uitbestedingen - het (Algemeen) Pensioenfonds

Omzetbelasting en uitbestedingen - het (Algemeen) Pensioenfonds www.pwc.nl Omzetbelasting en uitbestedingen - het (Algemeen) Pensioenfonds Joost Vermeer, PwC Financial Services Indirect Tax April 2016 Agenda 1. Pensioenfondsen en btw - de basis principes 2. Het Algemeen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * ARREST VAN 20. 6. 1991 ZAAK C-60/90 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * In zaak C-60/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Arnhem,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.12.1999 COM(1999) 703 definitief 1999/0272 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015 Datum van inontvangstneming : 11/08/2015 Vertaling C-332/15-1 Zaak C-332/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 juli 2015 Verwijzende rechter: Tribunale di Treviso / Italië Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Zaak C-446/04 Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * In zaak C-342/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * ARREST VAN 28. 5.1998 ZAAK C-3/97 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * In zaak C-3/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Court of Appeal Criminal Division,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Vertaling C-647/17-1 Zaak C-647/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2017 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012 Vertaling C-182/12-1 Datum van indiening: Zaak C-182/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing 19 april 2012 Verwijzende rechter: Székesfehérvári Törvényszék (Hongarije)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015 Datum van inontvangstneming : 10/03/2015 Vertaling C-48/15-1 Zaak C-48/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 februari 2015 Verwijzende rechter: Cour d appel de Bruxelles (België)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016 Datum van inontvangstneming : 30/06/2016 Vertaling C-303/16-1 Zaak C-303/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2016 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* ARREST VAN 6. 2. 1997 ZAAK C-80/95 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* In zaak C-80/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.11.2017 COM(2017) 659 final 2017/0296 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/08/2017

Datum van inontvangstneming : 17/08/2017 Datum van inontvangstneming : 17/08/2017 richtlijn, in samenhang met het nationale recht, recht heeft op een bedrijfspensioen op basis van zijn anciënniteit, diensttijd die is vervuld vóór de inwerkingtreding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.12.2009 COM(2009)668 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * TOLSMA ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * In zaak C-16/93, betreifende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland), in het aldaar

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Waarborg en Sociaal Fonds Voedingsindustrie Aanvullend pensioen. Wat?

Waarborg en Sociaal Fonds Voedingsindustrie Aanvullend pensioen. Wat? Waarborg en Sociaal Fonds Voedingsindustrie Aanvullend pensioen Wat? Sinds 1 april 2004 genieten alle arbeiders van de voedingsnijverheid een aanvullend pensioen, ofwel op basis van het sectoraal sociaal

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 * HORIZON COLLEGE EN HADERER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 * In zaak C-434/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.9.2018 COM(2018) 652 final 2018/0334 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Vertaling C-637/16-1 Zaak C-637/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2016 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Vertaling C-218/12-1 Zaak C-218/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 mei 2012 Verwijzende rechter: Landgericht Saarbrücken (Duitsland)

Nadere informatie

Date de réception : 01/12/2011

Date de réception : 01/12/2011 Date de réception : 01/12/2011 Resumé C-544/11-1 Zaak C-544/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/02/2016

Datum van inontvangstneming : 04/02/2016 Datum van inontvangstneming : 04/02/2016 Vertaling C-699/15-1 Datum van indiening: Verwijzende rechter: Zaak C-699/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing 24 december 2015 Court of Appeal (England and

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Vertaling C-365/15-1 Zaak C-365/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 juli 2015 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/03/2017

Datum van inontvangstneming : 07/03/2017 Datum van inontvangstneming : 07/03/2017 Vertaling C-49/17-1 Zaak C-49/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 1 februari 2017 Verwijzende rechter: Østre Landsret (Denemarken) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0102 (CNS) 8741/16 FISC 70 ECOFIN 378 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN VAN DE RAAD

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD >r >r COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 30.1.2004 COM(2004) 53 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Italië wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) Btw Richtlijn 2006/112/EG Artikelen 306-310 Bijzondere regeling voor reisbureaus Vervoerdienst die door reisbureau handelend in eigen naam wordt verricht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * INVESTRAND ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * In zaak 0435/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 26 april 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 26 april 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 26 april 2012 (*) BTW Richtlijn 2006/112/EG Vrijstellingen Artikel 151, lid 1, sub c, Ontmanteling van verouderde schepen van Amerikaanse marine op grondgebied van lidstaat

Nadere informatie

Vertaling C-23/14-1. Zaak C-23/14

Vertaling C-23/14-1. Zaak C-23/14 Vertaling C-23/14-1 Zaak C-23/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * ARREST VAN 29. 6. 1999 ZAAK C-158/98 ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * In zaak C-158/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Hoge Raad der

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 102/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het House of Lords, in het aldaar aanhangig geding tussen Apple

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE PUBLIC FISC 87 ENER 164 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JUNI 2013 F.12.0005.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0005.F BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018 Datum van inontvangstneming : 17/07/2018 Vertaling C-388/18 1 Zaak C-388/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 juni 2018 Verwijzende rechter: Bundesfinanzhof (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013 Datum van inontvangstneming : 22/02/2013 Vertaling C-32/13-1 Zaak C-32/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 22 januari 2013 Verwijzende rechter: Sozialgericht Nürnberg (Duitsland)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Vertaling C-238/16-1 [DDP de référence: C-412/15] Zaak C-238/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 26 april 2016 Verwijzende rechter: Finanzgericht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 24/10/2016

Datum van inontvangstneming : 24/10/2016 Datum van inontvangstneming : 24/10/2016 Samenvatting C-499/16-1 Zaak C-499/16 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1) pagina 1 van 5 BELANGRIJKE JURIDISCHE KENNISGEVING Op de informatie op deze site is verklaring van afwijzing van aansprakelijkheid en een verklaring inzake het auteursrecht van toepassing. ARREST VAN HET

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 20 juni 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 20 juni 2002 * COMMISSIE / DUITSLAND ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 20 juni 2002 * In zaak C-287/00, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Wilms en K. Gross als gemachtigden, domicilie

Nadere informatie