VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOLIGNO 300-C. voor de vakman. Vitoligno 300-C type VL3C Verwarmingsketel voor houtpellets

Transcriptie

1 Montage- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitoligno 300-C type VL3C Verwarmingsketel voor houtpellets Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina VITOLIGNO 300-C 1/2014 Bewaren a.u.b.!

2 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel.! Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu. Opmerking Gegevens met het woord "Opmerking" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkende installateurs. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. De eerste inbedrijfstelling moet door de fabrikant van de installatie of een door de fabrikant aangewezen vakman worden uitgevoerd. Voorschriften Respecteer bij de werkzaamheden de nationale installatievoorschriften, de ARBO voorschriften, de wettelijke milieuvoorschriften, EN, NEN, VEWIN voorschriften, het bouwbesluit en eventuele lokale voorschriften. Wat te doen bij een rookgasgeur Gevaar Rookgas kan levensbedreigende vergiftiging veroorzaken. Verwarmingsinstallatie buiten bedrijf stellen. Plaats van installatie ventileren. Deuren van woonverblijven sluiten. Rookgasinstallaties en verbrandingslucht Zorg ervoor dat rookgasinstallaties vrij zijn en niet gesloten kunnen worden, bijv. door opgehoopt condenswater of invloeden van buiten uit. Zorg voor voldoende aanvoer van verbrandingslucht. Wijs installatiebeheerders erop dat latere wijzigingen aan de bouwkundige situatie niet toegelaten zijn (bijv. verplaatsen van leidingen, bekledingen of scheidingswanden). Gevaar Ondichte of verstopte rookgasinstallaties of onvoldoende aanvoer van verbrandingslucht veroorzaken levensgevaarlijke vergiftigingen door koolmonoxide in het rookgas. Een onberispelijke werking van de rookgasinstallatie garanderen. Openingen voor de aanvoer van verbrandingslucht mogen niet vergrendelbaar zijn. 2

3 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Ventilatietoestellen Bij gebruik van toestellen met afvoer naar de buitenlucht (afzuigkap, afzuigtoestel, airconditioning, enz.) kan door de afzuiging een onderdruk ontstaan. Bij gelijktijdige werking met de CV-ketel kan terugstroming van het rookgas ontstaan. Gevaar Gelijktijdige werking van de CVketel met toestellen met afvoer naar de buitenlucht kan door terugstroming van rookgas levensgevaarlijke vergiftigingen veroorzaken. Vergrendelingsschakeling inbouwen of door geschikte maatregelen voor voldoende aanvoer van verbrandingslucht zorgen. Werkzaamheden aan de installatie Installatie spanningsvrij schakelen (bijvoorbeeld met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en op aanwezige spanning controleren. Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. Gevaar Hete oppervlakken kunnen brandwonden veroorzaken. Het toestel voor onderhoudsen servicewerkzaamheden uitschakelen en laten afkoelen. Hete oppervlakken aan de CVketel, de brander, het rookgassysteem en de buizen niet aanraken.! Opgelet Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules worden beschadigd. Vóór de uitvoering van werkzaamheden geaarde objecten, bijv. verwarmings- of waterleiding, aanraken om de statische lading af te leiden. Reparatiewerkzaamheden Opgelet! De reparatie van onderdelen met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door originele onderdelen van Viessmann worden vervangen. Extra componenten, reserveonderdelen en slijtende onderdelen Opgelet! Reserveonderdelen en slijtende onderdelen die niet met de installatie zijn getest, kunnen de werking nadelig beïnvloeden. De montage van componenten die niet zijn toegestaan, evenals wijziging en ombouw zonder toestemming kunnen de veilige werking nadelig beïnvloeden en de garantie beperken. Bij vervanging uitsluitend originele onderdelen van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde onderdelen gebruiken. 3

4 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Servicehandleiding Productinformatie Gebruik conform de regelgeving... 6 Montagehandleiding Montagehandleiding Montagevoorbereiding... 8 Montageverloop Accessoires voor gesloten werking monteren Ombouw voor manuele vulling Beplating monteren Elektrische kabels invoeren Elektrische aansluiting Rookgasaansluiting realiseren Langs waterzijde aansluiten Overige beplating monteren Pelletklep monteren Typeplaat aanbrengen Pelletslangen monteren Servicehandleiding Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Aanvullende info over de stappen Coderingen Codering Codering Service-opvragen Servicefuncties Bedrijfstoestanden en sensoren opvragen Storingen oplossen Storingsindicatie Reparatie Functiebeschrijving Indicaties en bedieningselementen Regelingsfuncties Zuigtransportsysteem

5 Inhoudsopgave Inhoudsopgave (vervolg) Verloopdiagram van de pelletverwarming Schema's Aansluitings- en bedradingschema Onderdelenlijsten Overzicht van de modules Module isolatie Module verwarmingsketel Module pelletreservoir Module regeling Module retourtemperatuurverhoging Module invoer Module asreservoir Module overig Protocollen Technische gegevens Verklaringen Conformiteitsverklaring Index

6 Productinformatie Gebruik conform de regelgeving Het toestel mag volgens de regelgeving enkel geïnstalleerd en gebruikt worden in gesloten verwarmingssystemen conform EN 12828, rekening houdend met de bijbehorende montage-, service- en gebruiksaanwijzingen. Het is uitsluitend voorzien voor de opwarming van warm water van tapwaterkwaliteit. Gebruik van het toestel volgens de regelgeving impliceert dat een stationaire installatie in combinatie met installatiespecifiek toegelaten componenten werd uitgevoerd. Het gebruik in bedrijven of industrie voor een ander doel als voor de verwarming van gebouwen of van tapwater geldt als niet volgens de voorschriften. Ieder ander gebruik moet door de fabrikant in elk geval worden goedgekeurd. Verkeerd gebruik van het toestel resp. ondeskundige bediening (bijv. langdurig gebruik in geopende toestand) is verboden en leidt tot aansprakelijkheidsuitsluiting. Van verkeerd gebruik is ook sprake als de voorgeschreven functie van componenten van het verwarmingssysteem wordt gewijzigd (bijv. door het sluiten van rookgas- en luchttoevoerwegen) of als andere dan voor dit toestel voorziene brandstoffen worden gebruikt. 6

7 Onderhoud en reiniging! Opgelet Bij onderhoud en reiniging en bij de bediening van het asreservoir bestaat het gevaar voor brand en verbranding door hete componenten en as. Geschikte beschermende handschoenen dragen. Hete as enkel in een brandveilig reservoir met deksel verwijderen.! Opgelet Bij reiniging en bij de bediening van het asreservoir bestaat gevaar voor de luchtwegen door pelletstof, as en roet. Ter bescherming van de luchtwegen een stofbeschermingsmasker dragen. Service Opmerking Rekening houden met de nationale voorschriften voor het verwijderen van hulpstoffen, afval en onderdelen van de installatie. Opmerking Vooraleer de CV-installatie opnieuw wordt ingeschakeld, moeten alle geopende deksels en kleppen op de verwarmingsketel weer gesloten worden. 7

8 Montagehandleiding Montagevoorbereiding Afstandsmaten 130 (100) 730 (700) 130 (100) (700) 775 Min. hoogte van de ruimte: 1800 mm Maten tussen haakjes: verwarmingsketel met bekleding De aangegeven wandafstanden zijn voor montage- en onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk. 8

9 Montagehandleiding Montagevoorbereiding (vervolg) Plaatsing en opstelling Plaatsing Opgelet! Hevige schokken kunnen de vuurhaard beschadigen. Bij het plaatsen en opstellen de verwarmingsketel niet aan hevige schokken blootstellen. Opgelet! Bij transport met een steekwagen kan de verwarmingsketel beschadigd worden. De steekwagen enkel onder de rechter kant van de verwarmingsketel schuiven. De verwarmingsketel met spanbanden aan de steekkar bevestigen. De spanbanden onder de verticale ophangrails brengen. Opstelling Opmerking over de vloerkwaliteit De verwarmingsketel moet op een niet brandbare ondergrond staan. Er is geen speciale fundatie nodig. Opmerking Verwarmingsketel uitsluitend staand en indien mogelijk op de pallet naar de installatieruimte transporteren. De verwarmingsketel kan ook met een steekwagen verplaatst worden. Met de meegeleverde transporthulp B (zie pagina 11, 4 buizen om in de verwarmingsketel te schroeven) kunnen 4 personen de verwarmingsketel dragen. Aan het transportoog A (zie pagina 11) kan de hele verwarmingsketel opgetild worden. Daartoe moet voordien het kanaal voor de elektrische kabels afgeschroefd en aan de kant geschoven worden. Om de verwarmingsketel in een krappe ruimte binnen te brengen, kunnen afzonderlijke onderdelen aan de voorzijde en de linker kant van de verwarmingsketel gedemonteerd worden houten inbusschroeven verwijderen, verwarmingsketel van de pallet tillen en opstellen. Montage 1. Spanbanden losmaken en houtbeslag verwijderen. Daartoe de onderste 4 houtschroeven losdraaien en het houtbeslag naar boven over de ketel tillen. Bij plaatsgebrek moet het houtbeslag uit elkaar genomen worden. 9

10 Montagehandleiding Montagevoorbereiding (vervolg) 3. Verwarmingsketel onderaan met de 6 stelvoetjes horizontaal plaatsen. Transporthulp uit de verwarmingsketel verwijderen. Eerst het stelvoetje achter rechts ongeveer op de middelste hoogte instellen. Dat stelvoetje is later niet meer toegankelijk. Om het stelvoetje achter in het midden in te stellen, het asreservoir eruit halen (zie pagina 48). 5. Zakje met het typeplaatje van de verwarmingsketel van de linker dwarsligger halen en bewaren. Het typeplaatje plakt u later op de linker bekledingsplaat. 6. Reinigingsborstel en handgreep van de verwarmingsketel verwijderen en bewaren. 4. Alle ophangrails en dwarsliggers met waterpas controleren. Evt. de onderdelen opnieuw verticaal en horizontaal instellen, daartoe kunt u de bevestigingsschroeven losmaken. 10

11 Montagehandleiding Montagevoorbereiding (vervolg) A Montage B 4x A Transportoog B Transporthulp (4 buizen, in te schroeven) 11

12 Montageverloop Accessoires voor gesloten werking monteren A x 7. 2x Stekkers aan de luchtklepmotoren uittrekken moeren eraf schroeven en luchtklepeenheid eraf halen. 3. Afstandshulzen en glijplaat verwijderen. De pakking achter de glijplaat blijft op het toestel. 5. Toevoerluchtkast op de luchttoevoeropening plaatsen. 6. Afstandshuls op de schroefbout plaatsen en luchtklepeenheid met 4 moeren vastschroeven. Aanhaalmoment: 6 Nm 4. Spanbeugel op de toevoerluchtkast openen en deksel afhalen. 12

13 Accessoires voor gesloten werking monteren (vervolg) Montageverloop 7. Stekker op de luchtklepmotoren opnieuw insteken en de aangesloten tulen van de elektrische kabels in de openingen A in de zijwand van de toevoerluchtkast schuiven. 8. Deksel onderaan plaatsen en boven met de spanbeugel sluiten. 9. Luchttoevoerslang met slangklem op de toevoerluchtkast bevestigen. B Montage A A Plaatsing bij luchttoevoeraansluiting achter B Plaatsing bij luchttoevoeraansluiting boven 13

14 Montageverloop Accessoires voor gesloten werking monteren (vervolg) 1. Luchttoevoerslang in de verwarmingsketel plaatsen. Opmerking De luchttoevoeraansluiting kan naar keuze aan de achterzijde of de bovenzijde van de ketel worden voorzien. De desbetreffende bekledingsplaat moet voor de toevoerluchtaansluiting bij de perforatie uitgesneden worden. Als de luchttoevoeraansluiting aan de bovenzijde van de ketel wordt gemonteerd, moet bij latere onderhoudswerkzaamheden de luchttoevoerverbinding losgemaakt worden om de achterste plaat boven te kunnen demonteren. 2. Luchttoevoerslang met slangklem op de toevoerluchtaansluiting bevestigen. 3. Na montage van de zijplaat (zie pagina 16): toevoerluchtaansluiting aan de binnenkant van de bekledingsplaat steken en van buiten aanschroeven. Opmerking Diameter van de toevoerluchtaansluiting: 80 mm. Luchttoevoer naar de toevoerluchtaansluiting door de installateur uit te voeren: maximaal 15 m lang maximaal 4 buisbochten 90 Ombouw voor manuele vulling Als de verwarmingsketel manueel gevuld moet worden, moet de pelletsensor onderaan in het pelletreservoir bevestigd worden. 14

15 Montageverloop Ombouw voor manuele vulling (vervolg) Montage 1. Vuldeksel van het pelletreservoir openen en pelletsensor demonteren. 2. Onderste deksel van het pelletreservoir demonteren. Opmerking Het deksel bewaren voor een eventueel later gebruik. 15

16 Montageverloop Ombouw voor manuele vulling (vervolg) 3. Pelletsensor in de meegeleverde sensorplaat monteren. 4. Sensorplaat met de beschikbare pakking monteren. Opmerking De sensoropening in het vuldeksel moet niet afgesloten worden. Beplating monteren Opmerking Bij gesloten werking met toevoerluchtaansluiting aan de ketelachterzijde: vóór de montage van de achterplaat de geperforeerde opening in de achterplaat uitsnijden. 16

17 Montageverloop Beplating monteren (vervolg) 4x Montage Opmerking Plaatbouten 4,8 x 9,5 zijn meegeleverd. 17

18 Montageverloop Beplating monteren (vervolg) Opmerking De voor- en bovenplaat worden later gemonteerd. Elektrische kabels invoeren x Deksel van de regelingsbehuizing openen. 2. Externe elektrische kabels door de linker opening naar de achterste bekledingsplaat brengen. 18

19 Montageverloop Elektrische kabels invoeren (vervolg) Opmerking Aan de linker zijde van de verwarmingsketel langs de bovenste dwarsliggers plaatsen. Ze mogen niet in aanraking komen met motoren of hete ketelonderdelen. 3. Externe elektrische kabels naar voren, naar de regelingsbehuizing plaatsen en met kabelbinders aan de linker dwarsligger bevestigen. 4. Interne elektrische kabels plaatsen en met kabelbinders bevestigen. Opmerking De elektrische kabels mogen latere onderhoudswerkzaamheden niet belemmeren. Ze mogen niet in aanraking komen met motoren of hete ketelonderdelen. 5. Alle elektrische kabels afhankelijk van de aansluitzijde in de regeling aan de linker, boven- of onderzijde van de regelingsbehuizing leiden. Montage Elektrische aansluiting Bij de aansluiting van externe schakelcontacten en componenten aan de veiligheidslaagspanning van de regeling moet aan de eisen van beschermklasse II worden voldaan; d.w.z. 8,0 mm luchten lekwegen en 2,0 mm isolatiedikte tot actieve delen. Bij alle componenten van de installateur (hiertoe behoren ook pc/laptop) moet voor een veilige elektrische scheiding volgens EN en IEC 65 worden gezorgd.! Opgelet Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules beschadigd worden. Voor de werkzaamheden geaarde objecten, bijv. CV- of waterbuizen, aanraken om de statische lading af te leiden. Overzicht van de elektrische aansluitingen Overzicht printplaten, aansluiten bedradingsschema vanaf pagina

20 Montageverloop Elektrische aansluiting (vervolg) Kabels in de regelingsbehuizing invoeren en trekontlasten Kabel met aangegoten kabeldoorvoering Kabel zonder aangegoten kabeldoorvoering Niet benodigde openingen in het regelingsonderdeel met kabeldoorvoering (niet opgesneden) afsluiten. Buitentemperatuursensor aansluiten Stekker! Buitentemperatuursensor Bezetting Werking Extra informatie 1 Ai Pt GND 20

21 Montageverloop Elektrische aansluiting (vervolg) Buffertemperatuursensoren aansluiten Stekker ): Buffertemperatuursensoren Bezetting Werking Extra informatie 1 Buffertemperatuursensoren 1 (boven) Pt Buffertemperatuursensor 2 Pt Buffertemperatuursensor 3 Pt Buffertemperatuursensor 4 Pt Buffertemperatuursensor 5 Pt GND (voor alle 5 sensoren) Overige elektrische aansluitingen Overige elektrische aansluitingen volgens bijgevoegd document Installatievoorbeelden en het aansluit- en bedradingsschema vanaf pagina 114 uitvoeren. Netaansluiting Netaansluiting fö zie pagina 121. Montage 21

22 Montageverloop Elektrische aansluiting (vervolg) Richtlijnen Voorschriften De netaansluiting en veiligheidsmaatregelen (bijv. aardlekschakelaar) moeten plaatsvinden conform IEC , de aansluitvoorschriften van het plaatselijke energiebedrijf en de NEN-voorschriften! De voedingskabel voor de regeling mag met maximaal C 16 A gezekerd zijn. Eisen aan de hoofdschakelaar (indien nodig) De hoofdschakelaar moet buiten de installatieruimte worden aangebracht en tegelijk alle ongeaarde kabels met minstens 3 mm contactopening scheiden. 2. Netaansluitkabel in het aansluitkastje en in de regeling vastklemmen (installateur). Gevaar Verkeerde aansluiting van de aders kan tot ernstig letsel en materiële schade aan het toestel leiden. Aders L en N niet verwisselen. Kleurenlegenda conform DIN IEC 60757: BN bruin BU blauw GNYE groen/geel Geadviseerde netaansluitkabel Drieaderige kabel naar keuze: H05VV-F3G 1,5 mm 2 H05RN-F3G 1,5 mm 2 1. Controleren of de voedingskabel voor de regeling mag met maximaal C 16 A gezekerd is. 22

23 Montageverloop Rookgasaansluiting realiseren C B A Opmerking Om geluidsoverdracht, veroorzaakt door de rookgasventilator, te vermijden, moet een elastisch verbindingsstuk in de rookgasbuis worden aangebracht. De rookgasbuis niet in de schoorsteen inmetselen. A Reinigingsopening met meetaansluiting voor meting van rookgastemperatuur en emissie (afstand van de meetaansluiting tot de rookgasaansluiting van de verwarmingsketel resp. de laatste buisbocht: 2 x 7) B Isolatie C Elastische rookgasbuisinlaat Montage 1. Rookgasbuis naar de schoorsteen stijgend (indien mogelijk 45 ) aanleggen. Rookgasbuis (binnendiameter): mm Maximale lengte rookgasbuis: 3000 mm 2. De gehele rookgasbuis met reinigingsopening gasdicht uitvoeren. 3. Rookgasbuis minimaal 30 mm dik isoleren. 4. Een trekbegrenzer (accessoires) in de schoorsteen monteren: Afzonderlijke montagehandleiding 23

24 Montageverloop Langs waterzijde aansluiten C B A D A Ketelretour Rp 1½ B Ketelaanvoer en aansluiting expantievat Rp 1½ Beschermkappen op de aansluitingen verwijderen. Opmerking Er mogen alleen geregelde CV-circuits met mengklep worden aangesloten. 24 C Aansluiting kleinverdeler R 1½ (veiligheidsaansluitingen) D Aftap Veiligheidsleidingen installeren. Montagehandleiding kleine verdeler Toegestane werkdruk: 3 bar (0,3 MPa) Testdruk: 4 bar (0,4 MPa)

25 Montageverloop Langs waterzijde aansluiten (vervolg) Opmerking De CV-ketels moeten van een veiligheidsklep zijn voorzien, die gekeurd is volgens de Duitse TRD 721 en afhankelijk van de uitvoering van de installatie gemarkeerd moet zijn. Overige beplating monteren Bij gesloten werking met toevoerluchtaansluiting bovenaan de ketel: De geperforeerde opening A vóór de montage van de achterste bovenplaat uitsnijden. Na de montage van de achterste bovenplaat de toevoerluchtaansluiting van buiten op de bekledingsplaat monteren. Luchttoevoerslang van de binnenkant van de bekledingsplaat op de toevoerluchtaansluiting steken en met slangklem bevestigen. Montage 25

26 Montageverloop Overige beplating monteren (vervolg) 2. A x 1. Achterste bovenplaat plaatsen en naar achteren schuiven Bovenplaat plaatsen en naar rechts schuiven.

27 Montageverloop Overige beplating monteren (vervolg) 3. Bovenplaat vastschroeven. 4. Frontplaat monteren. Opmerking De plaatbout St 4,8 x 9,5 is meegeleverd. Pelletklep monteren 2. 3x 5. Montage

28 Montageverloop Pelletklep monteren (vervolg) 1. Console voor deuropeningsbegrenzer monteren. 2. Meegeleverde 3 paddenstoelvormige buffers op de pelletklep plaatsen. 3. Pelletklep op de verwarmingsketel zetten. 4. Stiften van de stiftscharnieren uittrekken en in de gaten schuiven. 5. Stang van de deuropeningsbegrenzer op de pelletklep monteren. 6. Staf in de console haken. 7. Pelletklep sluiten. Typeplaat aanbrengen Typeplaatje op de linker bekledingsplaat plakken. 28

29 Montageverloop Pelletslangen monteren 5. ab A Montage Maat a: ca mm A Pellettoevoerslang B Retourluchtslang 29

30 Montageverloop Pelletslangen monteren (vervolg) 1. Slangen tot de benodigde lengte inkorten. Daarbij aan elk slanguiteinde rekening houden met een toeslag van 50 mm voor de aarddraad. Aarddraad aan elk slanguiteinde ca. 50 mm lang vrijleggen en naar binnen in de slang buigen. 2. Alle aansluitingopeningen (ook van de ruimteverspreiding) metaalblank maken. Opmerking Beschermkappen van de aansluitopeningen verwijderen. 3. Slangen met aarddraad over het blanke metaal van de aansluiting schuiven. 4. Slangen met slangklemmen aan de aansluitopeningen bevestigen. 5. Slangen over afstanden van maximaal 1000 mm met bevestigingsklemmen bevestigen. Opmerking Wij adviseren de bevestigingsklemmen van de slangen met geluidsisolerende pluggen te monteren. 30

31 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 1. CV-installatie vullen Alle aansluitingen aan CV-waterzijde controleren op lekkage 3. Netspanning inschakelen en inbedrijfstellingsreeks starten Taal instellen Datum instellen Tijd instellen Transportsysteem/toevoerschema configureren Sensor pelletreservoir kiezen Aantal buffertemperatuursensoren instellen Buffertype kiezen Extra verwarmingsketel selecteren Aansluiting voor verwarmingscircuit 1 tot 3 kiezen Aansluiting warm water selecteren Circulatie kiezen Aansluiting solar selecteren Solartype selecteren Naam van de verwarmingscircuits wijzigen Diagnose Uitgangen (actoren) en sensoren controleren O 2 -sonde afstellen Service 21. Zuigmodule vullen Ingebruikneming afsluiten Menustructuur weergeven

32 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie (vervolg) Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 24. Transporttijden voor brandstoftoevoer instellen (bij zuigsysteem) Regeling aan de CV-installatie aanpassen Stooklijnen instellen Installatie buiten bedrijf stellen Asreservoir legen Verwarmingsketel voor reiniging openen Overzicht onderhouds- en reinigingswerkzaamheden voor de verwarmingsketel Vuurhaard, lamellenrooster en rookgasverzamelkamer reinigen Nageschakelde verwarmingsoppervlakken reinigen Rookgasbuis reinigen 34. Vliegas uit de schoorsteen verwijderen 35. Askamer en asverspreiding Aanzuigrooster en pelletsensor in het pelletreservoir reinigen Aandrijfkettingen en lagers van de aandrijfeenheden smeren (om de 3 jaar) 38. Alle positieschakelaars controleren 39. Expansievat en installatiedruk controleren Veiligheidskleppen op werking controleren 41. Instructie van de installatie-gebruiker

33 Aanvullende info over de stappen CV-installatie vullen Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Vulwater! Opgelet Ongeschikt vulwater bevordert afzettingen en corrosievorming en kan beschadiging aan het toestel veroorzaken. CV-installatie vóór het vullen grondig spoelen. Uitsluitend met water van tapwaterkwaliteit vullen. Aan het vulwater kan een speciaal voor CV-installaties geschikt antivriesmiddel worden toegevoegd. De fabrikant van het antivriesmiddel moet de geschiktheid ervan aantonen. Vulwater en toegevoegd water met een waterhardheid boven de volgende waarden moeten worden onthard, bijv. met een kleine onthardingsinstallatie voor verwarmingswater. Toegestane totale hardheid van het vulwater en toegevoegde water Totaal vermogen Specifiek installatievolume kw < 20 l/kw 20 l/kw tot 50 l/kw < 50 l/kw 50 3,0 mol/m 3 (16,8 dh) 2,0 mol/m 3 (11,2 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) 1. Voordruk van het expansievat controleren. Als de voordruk lager is dan de statische druk van de installatie, stikstof bijvullen tot de voordruk 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20 kpa) hoger is dan de statische druk van de installatie. Als de voordruk te hoog is, adequaat aanpassen. 2. Terugslagkleppen openen. Service 3. CV-installatie met water vullen en ontluchten tot de vuldruk 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20 kpa) hoger is dan de voordruk van het expansievat. Toegestane werkdruk: 3 bar (0,3 MPa) Testdruk: 4 bar (0,4 MPa) 33

34 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 4. Vuldruk aan de manometer A markeren. 5. Terugslagkleppen opnieuw in werkingspositie terugplaatsen. Netspanning inschakelen en inbedrijfstellingsreeks starten Na het inschakelen van de netspanning wordt een inbedrijfstellingsreeks gestart. Als deze niet automatisch start, toetsen Ù en Ú ca. 5 seconden tegelijk indrukken. Tijdens de volgende invoer kunnen ook deze toetsen worden ingedrukt: ä voor een stap terug å om de structuur van het menu voor ingebruikneming weer te geven Taal instellen Even na het inschakelen van de netspanning verschijnt Taal instellen. De volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. In het display verschijnt Datum instellen. 1. /~ voor de gewenste taal. Datum instellen De volgende toetsen indrukken: 1. /~ voor de gewenste datum. 2. d ter bevestiging. In het display verschijnt Tijd instellen. Tijd instellen De volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor de gewenste tijd. Transportsysteem/toevoerschema configureren In de fabriek is het transportsysteem voor de verspreiding door een zuigtransportsysteem uit een pelletsilo ingesteld (instelling 1 ) 34 De volgende toetsen indrukken: 1. /~ voor het gewenst transportsysteem 0, 1 of 3.

35 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 2. d ter bevestiging. Bij de configuratie van het transportsysteem kunnen de volgende transportsystemen worden geselecteerd: Instelling 0 (toestand bij levering) voor pellettoevoer alleen uit het pelletreservoir van de verwarmingsketel bij handmatig vullen van het pelletreservoir (zonder afb.). Instelling 1 voor pellettoevoer d.m.v. een zuigtransportsysteem uit een pelletsilo: Service 35

36 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Instelling 3 voor pellettoevoer met schroeftoevoer uit een pelletopslagruimte en verder transport d.m.v. een zuigtransportsysteem: 36

37 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Instelling 3 voor pellettoevoer met mol uit een pelletopslagruimte en verder transport d.m.v. een zuigtransportsysteem: Sensor pelletreservoir kiezen Om aan te geven of in het pelletreservoir een niveausensor voorhanden is, de volgende toetsen indrukken: 1. /~ voor sensor pelletreservoir ja/nee 2. d ter bevestiging. Service 37

38 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Aantal buffertemperatuursensoren instellen De volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor buffertemperatuursensor nee, 3, 4 of 5 De instelling nee is vooraf ingesteld. Buffertype kiezen Als het registratiepunt voor de systeemtemperatuur gekozen moet worden, de volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor buffertype Extra verwarmingsketel selecteren Als een extra warmtegenerator moet geselecteerd worden, de volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor extra verwarmingsketel ja/nee 38

39 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aansluiting voor verwarmingscircuit 1 tot 3 kiezen Om aan te geven waar het desbetreffende verwarmingscircuit is aangesloten, de volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor nee : Niet aanwezig. voor op ketel : Aangesloten op interne printplaat. voor op mengklepmodule : via KM-BUS op uitbreidingsset aangesloten. Aansluiting warm water selecteren Om aan te geven waar de tapwaterverwarming is aangesloten, de volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor nee : Niet aanwezig. voor op ketel : Aangesloten op interne printplaat. voor op mengklepmodule : via KM-BUS op uitbreidingsset aangesloten. Service Circulatie kiezen Om aan te geven of een tapwatercirculatiepomp is aangesloten, de volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor circulatie ja/nee 39

40 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Aansluiting solar selecteren De volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor nee : Niet aanwezig. voor op ketel : Aangesloten op interne printplaat. voor Op solarmodule extern : via KM-BUS op Vitosolic aangesloten. Solartype selecteren Enkel beschikbaar als voordien Op ketel werd aangeduid. 2. d ter bevestiging. De volgende toetsen indrukken: 1. /~ voor omschakelklep ja/ nee Naam van de verwarmingscircuits wijzigen De volgende toetsen indrukken: 1. /~ om de letters te veranderen. 2. Ù/Ú om het volgende teken te selecteren. 3. d ter bevestiging. Diagnose Achter elk begrip op de weergave moet een waarde of een opmerking verschijnen. Als geen waarde of opmerking wordt weergegeven, de overeenkomstige elektrische aansluiting controleren. 40 Met toets d verder naar de volgende weergave. De volgende weergaven verschijnen achtereenvolgens: Algemeen Ketel

41 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Buffer Toevoer Verwarmingscircuit 1 Verwarmingscircuit 2 Verwarmingscircuit 3 Warm water Zonnesysteem Uitgangen (actoren) en sensoren controleren De volgende ketelactoren en sensoren kunnen worden aangestuurd Algemeen Verzamelstoring CV-ketel Rookgasventilator Ontsteking Primaire luchtklep openen Primaire luchtklep sluiten Secundaire luchtklep openen Secundaire luchtklep sluiten Ketelpomp Ketelklep openen Ketelklep sluiten Ontassing Toevoer Invoervijzel Invoer aan Wormtransporteur Zuigmodule Uitvoer Hydraulica Extra ketel Verwarming CV-circuit 1 - pomp CV-circuit 1 - klep openen CV-circuit 1 - klep sluiten CV-circuit 2 - pomp CV-circuit 2 - klep openen CV-circuit 2 - klep sluiten CV-circuit 3 - pomp CV-circuit 3 - klep openen CV-circuit 3 - klep sluiten Warm water Warm water - pomp Warm water - klep openen Warm water - klep sluiten Circulatie (op verwarmingsketel, printplaat HKK) Circulatie - pomp Solar (op verwarmingsketel, printplaat HKK) Solar - pomp Solar - klep openen Solar - klep sluiten De uitgevoerde instellingen worden weergegeven: Overzicht warmteverdeling CV-circuit 1 Overzicht warmteverdeling CV-circuit 2 Overzicht warmteverdeling CV-circuit 3 Overzicht warm water Overzicht circulatie Overzicht solar Service 41

42 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) O 2 -sonde afstellen Opmerking De lambdasonde kan enkel manueel afgesteld worden. Lambdasonde afstellen zie pagina 97. Zuigmodule vullen De volgende toetsen indrukken: 1. /~ voor ja Bij instelling manueel : Pellets in het pelletreservoir vullen, dan weer met d. Bij instelling automatisch : Zuigturbine start automatisch na het indrukken van d. Ingebruikneming afsluiten De volgende toetsen indrukken: 2. d ter bevestiging. 1. /~ voor ja/nee : Bij de selectie van Ja : De inbedrijfstellingsreeks is afgesloten. Weergave gaat naar het basismenu. Bij de selectie van Nee : Inbedrijfstelling wordt opnieuw gestart Menustructuur weergeven Als de inbedrijfstellingsreeks met de toets å verlaten wordt, wordt de structuur van het inbedrijfstellingmenu weergegeven. Van hieruit kunt u naar het basismenu of hoofdmenu gaan. 42

43 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Transporttijden voor brandstoftoevoer instellen (bij zuigsysteem) Bepaalde tijden, waarin niet moet worden getransporteerd, kunnen individueel worden ingesteld. Bedieningshandleiding Vitoligno 300-C Regeling aan de CV-installatie aanpassen De regeling moet afhankelijk van de uitrusting aan de installatie worden aangepast. Verschillende installatiecomponenten worden door de regeling automatisch herkend en de codering wordt automatisch ingesteld. Alle adressen van codering 1 controleren en eventueel instellen (zie hoofdstuk Codering 1 ). Opmerking Overige instelmogelijkheden zijn in codering 2 aangegeven. Stooklijnen instellen De stooklijnen tonen het verband tussen de buitentemperatuur en de aanvoertemperatuur. Eenvoudig gesteld: hoe lager de buitentemperatuur, hoe hoger de aanvoertemperatuur. Van de aanvoertemperatuur is vervolgens de kamertemperatuur afhankelijk. Ingesteld bij levering: Inclinatie = 1,4 Niveau = 0 Service 43

44 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Aanvoertemperatuur in C Gew. ruimtetemperatuur in C ,0 3,2 3,4 2,6 2,8 2,4 2,2 2,0 1,8 Steilheid 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 C B A Buitentemperatuur in C Voorbeeld voor buitentemperatuur 14 C: A Vloerverwarming, steilheid 0,2 tot 0,8 B Lage temperatuurverwarming, steilheid 0,8 tot 1,6 C Verwarmingsinstallatie met aanvoertemperatuur boven 75 C, steilheid 1,6 tot 2,0 Gewenste kamertemperatuur instellen Voor elk CV-circuit apart in te stellen. De stooklijn wordt langs de as met de gewenste kamertemperatuur verschoven. Deze leidt bij geactiveerde CVpomplogica tot een gewijzigd in- en uitschakelgedrag van de CV-pomp. 44

45 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Normale kamertemperatuur 110 A 26 C 20 C De volgende toetsen indrukken: 1. å. C B -20 C 2. /~ voor keuze van het CV-circuit. 3. d ter bevestiging. D E 4. /~ voor Normale kamertemp.. Wijziging van de normale kamertemperatuur van 20 naar 26 C A Aanvoertemperatuur in C B Buitentemperatuur in C C Gewenste ruimtetemperatuur in C D CV-pomp uit E CV-pomp aan 5. d ter bevestiging. 6. /~ voor gewenste waarde. 7. d ter bevestiging. Verlaagde kamertemperatuur 110 A 14 C D CV-pomp uit E CV-pomp aan De volgende toetsen indrukken: C D C B -20 C E 1. å. 2. /~ voor keuze van het CV-circuit. 3. d ter bevestiging. Service Wijziging van de verlaagde kamertemperatuur van 3 naar 14 C A Aanvoertemperatuur in C B Buitentemperatuur in C C Gewenste ruimtetemperatuur in C 4. /~ voor Gereduceerde kamertemperatuur. 5. d ter bevestiging. 45

46 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 6. /~ voor gewenste waarde. 7. d ter bevestiging. Steilheid en niveau veranderen Voor elk CV-circuit apart in te stellen. 110 Ketelwater- resp. aanvoertemperatuur in C A 3, Buitentemperatuur in C B 1,4 0,2 A Inclinatie wijzigen B Niveau wijzigen (verticale parallelle verschuiving van de stooklijn) 2. /~ voor keuze van het CV-circuit. 3. d ter bevestiging. 4. /~ voor Stooklijn. 5. d ter bevestiging. 6. /~ voor Steilheid of Niveau. 7. d ter bevestiging. 8. /~ voor gewenste waarde. 9. d ter bevestiging. 10. Met de toets ä naar het basisscherm. De volgende toetsen indrukken: 1. å. 46

47 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Installatie buiten bedrijf stellen Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Gevaar Het aanraken van onder spanning staande of hete onderdelen kan gevaarlijke verwondingen veroorzaken. Voor u met de reinigingswerkzaamheden begint de netspanning (bijv. aan de zekering of aan een hoofdschakelaar) uitschakelen en wacht tot de CV-ketel is afgekoeld. 1. Verwarmingsketel met toets START/STOP aan de regeling uitschakelen. 2. Nalooptijd afwachten en verwarmingsketel laten afkoelen. 3. Hoofdschakelaar van de installatie uitschakelen en tegen opnieuw schakelen beveiligen. Service 47

48 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Asreservoir legen D C A E B 1. CV-ketel uitschakelen. 2. Voorplaat A van de verwarmingsketel verwijderen Spanbeugelafsluitingen B openen, daartoe spanbeugelbeveiliging indrukken.

49 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 4. Ontgrendelingsbout C uittrekken en het asschot D tot de aanslag naar achteren schuiven. 5. Het asreservoir E iets naar links schuiven en dan naar voren uittrekken. 6. Asreservoir leegmaken. Daartoe het deksel van het asreservoir nemen. 7. Binnenruimte van de verwarmingsketel van asresten reinigen. 8. Asreservoir inschuiven en verwarmingsketel sluiten in omgekeerde volgorde. Opmerking Voor het sluiten van de verwarmingsketel moet het asschot D opnieuw geopend worden. 9. Verwarmingsketel weer inschakelen. Verwarmingsketel voor reiniging openen Bekleding verwijderen Gevaar Hete oppervlakken kunnen gevaarlijke letsels veroorzaken. Verwarmingsketel enkel in afgekoelde toestand openen. Service 49

50 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) A B 1. Pelletklep A naar rechts openklappen stiftscharnieren B losmaken en pelletklep eraf halen. 50

51 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud B C 2x D E 1x A F Service 51

52 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 1. Schroef A op de bovenplaat B eruit draaien en de bovenplaat eraf halen. 2. Achterste bovenplaat C naar voren trekken en afnemen. Als de toevoerluchtaansluiting op de achterste bovenplaat gemonteerd is, deze voordien demonteren schroeven D verwijderen en de zijplaat E eraf halen. 4. Frontplaat F eraf halen. 52

53 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud CV-ketel boven openen A B C D E Service 1. GascoIsolatiemat A verwijderen. 2. Steekverbindingen B van de lambdasonde en de rookgasventilator halen. 53

54 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 3. Moeren C op de rookgasaansluiting losmaken. 4. Deksel D met rookgasventilator eraf halen. Daartoe de 4 moeren afschroeven. 5. Vuurhaarddeksel E eraf halen. Daartoe de 3 moeren afschroeven. 6. Vuurhaarddeksel aan de binnenkant reinigen en pakking op beschadigingen controleren. CV-ketel onderaan openen B D C A 1. Asreservoir A eruit trekken (zie pagina 48) 3. Deksel B aan de binnenkant reinigen. 2. Deksel B eraf halen. Daartoe de 4 moeren afschroeven. 54

55 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 4. Wirbulatorophangingen C demonteren. Daartoe de schroeven D eruit draaien. Opmerking Na de demontage van de wirbulatorophangingen schuiven de wirbulatoren naar beneden. Overzicht onderhouds- en reinigingswerkzaamheden voor de verwarmingsketel Werk Na pelletverbruik van 1000 kg of min. 1x per jaar Installatiedruk controleren X Verbrandingskamer reinigen X Lamellenrooster reinigen X Omkeerkamers reinigen X Rookgasverzamelkamer reinigen X Lambdasonde met penseel reinigen X Nageschakelde verwarmingsoppervlakken reinigen X Rookgasbuis reinigen X Vliegas uit de schoorsteen verwijderen X Askamer en asverspreiding reinigen X Aanzuigrooster in pelletreservoir afzuigen X Pelletsensor in pelletreservoir met penseel reinigen X Alle pakkingen van het deksel controleren en evt. X vervangen Onderhoud van bewegende onderdelen (aandrijfkettingen, tandwielen, assen en lagers) Alle positieschakelaars controleren X Na pelletverbruik van 5000 kg of min. om de 3 jaar X Service 55

56 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Vuurhaard, lamellenrooster en rookgasverzamelkamer reinigen E F G H D A C B 1. Omkeerkamer A, verbrandingskamer B en lamellenrooster C met reinigingsborstel en stofzuiger reinigen. 2. Rookgasverzamelkamer D met reinigingsborstel en stofzuiger reinigen Lambdasonde E aan de binnenkant van de behuizing met penseel reinigen en op beschadigingen controleren. 4. Ventilatorwaaier F met penseel en stofzuiger reinigen en op beschadigingen controleren.

57 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 5. Binnenkant van het deksel reinigen en pakking G op beschadigingen controleren. 6. Rookgasaansluiting H met reinigingsborstel en stofzuiger reinigen. Nageschakelde verwarmingsoppervlakken reinigen A B Service 1. Wirbulatoren A mee uittrekken en reinigen. Eerst de achterste wirbulatoren uittrekken, dan met behulp van een wirbulator de voorste eruit trekken. 2. Nageschakelde verwarmingsoppervlakken B met reinigingsborstel en stofzuiger reinigen. 57

58 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Askamer en asverspreiding A B 1. Askamer A en B met stofzuiger reinigen. 2. Indien nodig de wormen met reinigingsborstel reinigen. 58

59 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanzuigrooster en pelletsensor in het pelletreservoir reinigen A B 1. Reinigingsdeksel A openen. Daartoe de 4 schroeven losdraaien. 2. Aanzuigrooster B met penseel en stofzuiger reinigen. 3. Deksel C openen. C D 4. Pelletsensor D met penseel reinigen en op beschadigingen controleren. Opmerking Bij manuele vulling bevindt de pelletsensor zich links onderaan in het pelletreservoir (zie pagina 14). 59 Service

60 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Expansievat en installatiedruk controleren Controle uitvoeren bij koude installatie. 1. Installatie zo ver leegmaken of kapventiel op expansievat sluiten en druk verlagen tot manometer 0 aangeeft. 2. Als de voordruk van het expansievat lager is dan de statische druk van de installatie, stikstof bijvullen tot de voordruk 0,1 tot 0,2 bar (10 bis 20 kpa) hoger is dan de statische druk van de installatie. 3. Water bijvullen tot bij afgekoelde installatie de druk minimaal 1,0 bar (0,1 MPa) bedraagt en 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20 kpa) hoger is dan de voordruk van het expansievat. Toegestane werkdruk: 3 bar (0,3 MPa) Instructie van de installatie-gebruiker Bedienings- en servicedocumentatie Alle onderdelenlijsten, bedienings- en servicehandleidingen in de ordner leggen en aan de beheerder van de installatie overhandigen. Instructie van de installatie-gebruiker De installateur moet de gebruiker van de installatie over de bediening instrueren en het reinigingsborstel overhandigen. 60

61 Coderingen Codering 1 Codering 1 oproepen De volgende toetsen indrukken: 1. d + å ca. 4 s tegelijk. Het menu Service verschijnt. 2. /~ voor Codering d ter bevestiging. 4. /~ voor de gewenste groep. 5. d ter bevestiging. 6. /~ voor gewenste codeeradres. 7. d ter bevestiging. 8. /~ voor gewenste waarde. 9. d ter bevestiging. Op het display verschijnt kort Overgenomen. 10. ä Servicemenu verlaten Overzicht De codeeradressen worden afhankelijk van de installatieconfiguratie in groepen weergegeven: Algemeen Zie pagina 61 Toevoer Zie pagina 62 Hardware Zie pagina 63 Verwarming Zie pagina 66 Algemeen Coderingen Codering in uitlevertoestand Eengezinswoning/meergezinswoning 7F:1 Eengezinswoning, vakantieprogramma van alle verwarmingsgroepen gelijk Ketel Zie pagina 70 Buffer Zie pagina 72 Solar Zie pagina 73 Warm water Zie pagina 75 Extra warmtegenerator Zie pagina 75 Mogelijke omstelling 7F:0 Meergezinswoning, aparte instelling van vakantieprogramma mogelijk. 61 Service

62 Coderingen Codering 1 (vervolg) Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling Minimumtemperatuur buffersensor boven 91:0 Geen minimumtemperatuur Toevoer Staat ter beschikking als codering Toevoerschema, groep hardware, ingesteld is. Coderingen 91:1 tot 91:100 Als een gecombineerde verwarmingswaterbuffer voorhanden is, kan een minimumtemperatuur van de verwarmingswaterbuffer boven (geregistreerd door PTS 1) ingesteld worden. Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling Invoervijzel puls opstoken 14:20 Startpuls van de invoervijzel van 20 % na het ontsteken van de verwarmingsketel. 14:1 tot 14:50 Instelbereik in % Invoervijzel puls maximaal 15:90 Begrenzing van de max. puls van de invoervijzel op 100 % 15:1 tot 15:99 Instelbereik in % Dagreservoir leeglooptijd (man. vulling) 27:30 Leeglooptijd van de schepradsluis van 30 min. bij manuele vulling van de verwarmingsketel. Codering staat alleen bij man. vulling van de verwarmingsketel ter beschikking. 27:1 tot 27:100 Instelbereik in min. 62

63 Coderingen Codering 1 (vervolg) Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling Dagreservoir leeglooptijd (autom. vulling) 2C:250 Leeglooptijd van de schepradsluis van 250 min, voor de zuigmodule start. Codering staat alleen bij automatische vulling van de verwarmingsketel ter beschikking. 2C:1 tot 2C:1000 Instelbereik in min. Uitvoer impulstijd 30:5 Impulstijd uitvoer van 5 s 30:2 tot 30:30 Instelbereik in s Uitvoer pauzetijd 31:1 Pauzetijd uitvoer van 1 s 31:0 tot 31:100 Instelbereik in s Vertraging uitvoer 32:5 Vertraging van 5 s 32:0 tot 32: 100 Instelbereik in s Hardware Coderingen Codering in uitlevertoestand Buffer Buffer:Nee Geen verwarmingswaterbuffer aanwezig Mogelijke omstelling Buffer:3 Buffer:4 Buffer:5 Verwarmingswaterbuffer met 3 buffertemperatuursensoren aanwezig Verwarmingswaterbuffer met 4 buffertemperatuursensoren aanwezig Verwarmingswaterbuffer met 5 buffertemperatuursensoren aanwezig Service 63

64 Coderingen Codering 1 (vervolg) Codering in uitlevertoestand Buffertype Buffertype:0 Werkelijke systeemtemperatuur bij warmte-afname uit buffer = temperatuur aan buffertemperatuursensor 1 Enkel beschikbaar als codering Buffer: 3,4 of 5. Circulatie Circulatie:Nee Er is geen circulatie aan de regeling van de verwarmingsketel aangesloten. Extra CV-ketel Extra ketel:newezig Geen extra CV-ketel aan- Sensor brandstofopslagruimte Sensor Geen niveausensor in brandstofop- brandstofopslagruimte slagruim- te:nee voorhanden Solar Solar:Nee Er is geen solargroep aanwezig Solar omschakelklep Solar om- De op de verwarmingsketel aangesloten solarschakelklep:negroep heeft geen omschakelklep om de verwarmingswaterbuffer te laden Alleen beschikbaar bij codering Solar:Bij ketel. Mogelijke omstelling Buffertype:1 Circulatie:Ja Extra ketel:ja Sensor brandstofopslagruimte:ja Solar:Aan ketel Solar:Op solarmodule extern Solar omschakelklep:ja Werkelijke systeemtemperatuur bij warmte-afname uit buffer = temperatuur aan buffertemperatuursensor 2 Er is een circulatie aan de regeling van de verwarmingsketel aangesloten. Extra CV-ketel aanwezig Niveausensor in brandstofopslagruimte voorhanden De solargroep is aan de regeling van de verwarmingsketel aangesloten. De solargroep is op de externe solarregeling aangesloten. De op de verwarmingsketel aangesloten solargroep heeft een omschakelklep om de verwarmingswaterbuffer te laden 64

65 Coderingen Codering 1 (vervolg) Codering in uitlevertoestand Toevoerschema Toevoerschema:1 Autom. toevoer met zuigmodule Verwarmingscircuit 1 Verwarmingscircuit aanwezig. Er is geen CV-circuit 1 1:Nee Verwarmingscircuit 2 Verwarmingscircuit aanwezig. Er is geen CV-circuit 2 2:Nee Verwarmingscircuit 3 Verwarmingscircuit aanwezig. Er is geen CV-circuit 3 3:Nee Warm water Warm water:nee Er is geen warmwaterbereiding aanwezig Mogelijke omstelling Toevoerschema:0 Geen automatische toevoer van de verwarmingsketel Autom. toevoer met zuigmodule en uitvoer Toevoerschema:2 Verwarmingscircuit 1:Aan ketel Verwarmingscircuit 1:Aan mengklepmodule Verwarmingscircuit 2:Aan ketel Verwarmingscircuit 2:Aan mengklepmodule Verwarmingscircuit 3:Aan ketel Verwarmingscircuit 3:Aan mengklepmodule Warm water:aan ketel Warm water:aan mengklepmodule CV-circuit is aan de regeling van de verwarmingsketel aangesloten. CV-circuit is op de uitbreidingsset aangesloten. CV-circuit is aan de regeling van de verwarmingsketel aangesloten. CV-circuit is op de uitbreidingsset aangesloten. CV-circuit is aan de regeling van de verwarmingsketel aangesloten. CV-circuit is op de uitbreidingsset aangesloten. Warmwaterbereiding is aan de regeling van de verwarmingsketel aangesloten. Warmwaterbereiding is op de uitbreidingsset aangesloten. 65 Service

66 Coderingen Codering 1 (vervolg) Groep verwarming Coderingen Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling Afstandsbediening A0:0 Alleen beschikbaar als afstandsbediening wordt A0:1 Met Vitotrol 200A. Wordt automatisch herkend. aangesloten. Zonder afstandsbediening A0:2 Met Vitotrol 300A. Wordt automatisch herkend. Zomerspaarwerking kamertemperatuur A5:5 Met functie voor CV-pomplogica (spaarschakeling): A5:0 Zonder functie voor CVpomplogica CV-pomp Uit als buitentemperatuur (AT) 1 K hoger is dan gewenste kamertemperatuur (RT Gewenst) A5:1 tot A5:15 Met functie voor CV-pomplogica (zie volgende tabel) Parameter CV-pomp Uit adres A5 : Zomerspaarwerking actief 1 AT > RT gewenst + 5 K 2 AT > RT gewenst + 4 K 3 AT > RT gewenst + 3 K 4 AT > RT gewenst + 2 K 5 AT > RT gewenst + 1 K 6 AT > RT gewenst 7 AT > RT gewenst + 1 K tot tot 15 AT > RT gewenst 9 K 66

67 Coderingen Codering 1 (vervolg) Codering in uitlevertoestand Zomerspaarwerking absoluut A6:36 Uitgebreide spaarschakeling inactief Mengklepspaarfunctie A7:0 Zonder mengklepspaarfunctie Mogelijke omstelling A6:5 tot A6:35 Uitgebreide spaarschakeling actief, d.w.z. bij een variabel instelbare waarde van 5 tot 35 C plus 1 C wordt de CV-pomp uitgeschakeld. De mengklep wordt gesloten. Als basis geldt de gecorrigeerde buitentemperatuur, die samengesteld is uit de werkelijke buitentemperatuur en een tijdconstante. De tijdconstante houdt rekening met de afkoeling van een gemiddeld gebouw. Aanbevolen instelling: A6:16 tot A6:18 A7:1 Met mengklepspaarfunctie (uitgebreide CV-pomplogica): CV-pomp aanvullend Uit : de mengklep werd langer dan 20 min gesloten CV-pomp Aan : mengklep gaat in regelfunctie Of Bij vorstgevaar Service 67

68 Coderingen Codering 1 (vervolg) Codering in uitlevertoestand Kamersensor kamerbijschakeling B0:0 Staat ter beschikking als codering A0:1 of A0:2, groep verwarming, ingesteld is. Verwarming/gereduc. Werking: Weersafhankelijke werking zonder kamertemperatuurbijschakeling Kamersensor kamerinvloedfactor B2:8 Staat ter beschikking als codering A0:1 of A0:2 en B0:1 of B0:2 of B0:3, groep verwarming, ingesteld is. Kamerinvloedfactor 8 Kamersensor zomerspaarwerking B5:5 Staat ter beschikking als codering A0:1 of A0:2, groep verwarming, ingesteld is. Met logisch systeem voor de CV-pomp afhankelijk van de kamertemperatuur Mogelijke omstelling B0:1 Stookwerking: Weersafhankelijke werking zonder kamertemperatuurbijschakeling Gereduceerde werking: Weersafhankelijke werking met kamertemperatuurbijschakeling B0:2 Stookwerking: Weersafhankelijke werking met kamertemperatuurbijschakeling Gereduceerde werking: Weersafhankelijke werking zonder kamertemperatuurbijschakeling B0:3 Verwarming/gereduc. Werking: Weersafhankelijke werking met kamertemperatuurbijschakeling B2:0 Kamerinvloedfactor 8 B2:1 Kamerinvloedfactor instelbaar van 1 tot 31 tot B2:31 B5:0 Zonder logisch systeem voor de CV-pomp afhankelijk van de kamertemperatuur B5:1 tot B5:8 Met logisch systeem voor de CV-pomp afhankelijk van de kameremperatuur (zie volgende tabel) 68