INTERN TUCHTREGLEMENT INZAKE DOPINGPRAKTIJKEN VAN DE VZW KBWB EN DE VZW WBV IN VLAANDEREN ALGEMEEN

Transcriptie

1 INTERN TUCHTREGLEMENT INZAKE DOPINGPRAKTIJKEN VAN DE VZW KBWB EN DE VZW WBV IN VLAANDEREN ALGEMEEN 1. a) Dit reglement is van toepassing op elke sporter die onder verantwoordelijkheid van de vzw Wielerbond Vlaanderen en de vzw Koninklijke Belgische Wielrijdersbond valt en door de Vlaamse Gemeenschap op de hoogte werd gebracht van zijn kwalificatie als elitesporter, alsook op elke begeleider die onder de verantwoordelijkheid van de vzw Wielerbond Vlaanderen en de vzw Koninklijke Belgische Wielrijdersbond valt. b) Dit reglement is eveneens van toepassing op al de bij de vzw Wielerbond Vlaanderen en de vzw Koninklijke Belgische Wielrijdersbond aangesloten vergunninghouders die niet kunnen beoordeeld worden door de disciplinaire organen van de Vlaamse Gemeenschap. 2. De in artikel 1a) vermelde sporter die de in artikel 1a) vermelde kwalificatie als elitesporter betwist, kan overeenkomstig artikel 34 van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, binnen de veertien dagen volgend op de kennisgeving, beroep aantekenen bij de disciplinaire commissie van de Vlaamse Gemeenschap. 3. De disciplinaire vervolging en bestraffing van dopingpraktijken gepleegd door de in artikel 1 vermelde sportboefenaar of begeleider, gebeurt door het in artikel 4 vermelde disciplinair orgaan van de vzw Wielerbond Vlaanderen en de vzw Koninklijke Belgische Wielrijdersbond, overeenkomstig dit intern tuchtreglement. Het disciplinair orgaan is gevestigd op hetzelfde adres als de vzw Wielerbond Vlaanderen. TITEL I: DEFINITIES Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1. UCI: Union Cycliste Internationale 2. WADA : Wereld Antidopingagentschap 3. VZW KBWB: De vzw Koninklijke Belgische Wielrijdersbond, zijnde de vereniging die volgens haar statuten tot doel heeft de organisatie, de promotie en de verspreiding van de wielersport in België in al haar verschillende vormen. 1

2 4. VZW WBV: De vzw Wielerbond Vlaanderen, zijnde de vereniging die volgens haar statuten tot doel heeft de organisatie en de verspreiding van de wielersport in Vlaanderen en het Brussels hoofdstedelijk gewest in al haar verschillende vormen. 5. TAS: Tribunal Arbitral du Sport, gevestigd te 1012 Lausanne (Zwitserland), Avenue de Beaumont 2 en bevoegd om uitspraak te doen in graad van beroep. 6. Sportbeoefenaar: De door de Vlaamse Gemeenschap erkende elite-sporter en de aangesloten leden van de KBWB en de WBV die niet kunnen beoordeeld worden door de disciplinaire organen van de Vlaamse Gemeenschap. 6. MVS-decreet: Decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening van 13 juli 2007 (B.S ) gewijzigd bij decreet van 21 november 2008 (B.S ). 7. Begeleider: iedere persoon die al dan niet permanent één of meer wielrenners met raad of daad bijstaat, of ondersteunt bij de deelname aan of de voorbereiding op wielerwedstrijden. TITEL II: HET DISCIPLINAIR ORGAAN 4. Het disciplinair orgaan bestaat uit een commissie, een parket en een griffie. 5. Commissie De commissie heeft de bevoegdheid disciplinaire maatregelen uit te spreken inzake dopingpraktijken gepleegd door de sportbeoefenaars en begeleiders die onder de verantwoordelijkheid van de vzw WBV en de vzw KBWB vallen. De leden van de commissie worden voor een periode van vijf jaar benoemd door de raad van bestuur van de KBWB. De leden moet op het ogenblik van hun benoeming ten volle de leeftijd van 25 jaar bereikt hebben en ten volle over hun burgerlijke en politieke rechten beschikken. De raad van bestuur van de KBWB benoemt onder de leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter, en bij diens afwezigheid de plaatsvervangend voorzitter, bepaalt de samenstelling van de commissie, dossier per dossier. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie dient een magistraat te zijn. Minstens één ander lid is jurist en minstens één ander lid is arts. De leden dienen zich te onthouden van iedere handeling die hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid zelfs maar schijnbaar in het gedrang zou kunnen brengen. 2

3 Zij moeten zich onthouden als ze een persoonlijk belang hebben bij de zaak, betrokken zijn geweest bij het voorafgaande onderzoek, of er andere gewettigde twijfel over hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid bestaat. Zij dienen zich tevens te onthouden van het publiekelijk innemen van standpunten in een procedure die aan hen ter beoordeling werd voorgelegd en waarin er nog geen uitspraak werd gedaan. Zij dienen blijk te geven van de gepaste terughoudendheid in de uitoefening van hun bevoegdheden. 6. Parket Het parket staat in voor het onderzoek en de vervolging van dopingpraktijken gepleegd door sportbeoefenaars en begeleiders die onder de verantwoordelijkheid van de vzw WBV en de vzw KBWB vallen. Het parket bestaat uit een bondsprocureur en zijn plaatsvervanger. Beiden worden voor een periode van vijf jaar benoemd door de raad van bestuur van de KBWB. Beiden moeten ten volle over hun burgerlijke en politieke rechten beschikken en houder zijn van een Belgisch diploma van licentiaat of doctor in de rechten of van een overeenkomstig richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties gelijkwaardig buitenlands diploma. De bondsprocureur of zijn plaatsvervanger dienen zich te onthouden van iedere handeling die hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid zelfs maar schijnbaar in het gedrang zou kunnen brengen. Zij moeten zich onthouden als ze een persoonlijk belang hebben bij de zaak of er gewettigde twijfel over hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid bestaat. Zij dienen zich tevens te onthouden van het publiekelijk innemen van standpunten in een procedure die aan hun werd voorgelegd en waarin er nog geen uitspraak werd gedaan. Zij dienen blijk te geven van de gepaste terughoudendheid in de uitoefening van hun bevoegdheden. 7. Griffie De griffie staat in voor de administratieve ondersteuning en notulering van alle handelingen van het disciplinair orgaan. De griffie bestaat uit een griffier en zijn plaatsvervanger. Beiden worden voor een periode van vijf jaar benoemd door de raad van bestuur van de KBWB. Beiden moeten ten volle over hun burgerlijke en politieke rechten beschikken en houder zijn van een Belgisch diploma secundair onderwijs of van een overeenkomstig richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties gelijkwaardig buitenlands diploma. De griffie notuleert en bewaart alle akten van de commissie, het parket, de griffie en de partijen. Zij stellen de agenda op van de commissie, roepen de partijen op tegen de datum bepaald door het parket en zorgen voor de materiële uitrusting van de commissie. 3

4 De griffie stelt een zittingsblad op voor iedere behandelde zaak. Op dit zittingsblad wordt door de griffie alle procedurehandelingen van de commissie, het parket en de partijen genoteerd. De griffie zorgt voor de bewaring van de documenten en voorwerpen die in het kader van de procedure voor de commissie bij de griffie worden neergelegd. Documenten worden minimum vijf jaar bewaard. 8. De raad van bestuur van de KBWB is verantwoordelijk voor de organisatie en ziet toe op de werking van het disciplinair orgaan, met dien verstande dat ze zich niet mag inlaten met de inhoudelijke beslissingen. 9. De raad van bestuur van de KBWB sluit een verzekering bestuurdersaansprakelijkheid af bij een erkende Belgische Verzekeringsmaatschappij. 10. De raad van bestuur van de KBWB kan op elk ogenblik een lid van het disciplinair orgaan afzetten, nadat de persoon in kwestie eerst gehoord is en zich kan verdedigen. 11. De raad van bestuur van de KBWB bepaalt de vergoedingen die uitbetaald worden aan de leden van het disciplinair orgaan. TITEL III: AANHANGIG MAKEN VAN EEN PROCEDURE VOOR DE COMMISSIE 12. Het parket wordt in kennis gesteld van elk A-monster met belastende analyseresultaten betreffende een sportbeoefenaar die onder de verantwoordelijkheid van de vzw WBV of de vzw KBWB valt. Het parket zal hierop nagaan of a) er met betrekking tot de aangetroffen verboden stof dispensatie voor therapeutisch gebruik is verleend of b) er duidelijk afgeweken is van de internationale standaarden voor dopingcontroles of laboratoriumanalyses op een zodanige wijze dat de geldigheid van het belastende analyseresultaat teniet wordt gedaan. Het parket zal ook een vervolgonderzoek instellen als dat wordt vereist door de verboden lijst. Na het voltooien van een dergelijk vervolgonderzoek zal het parket de sportbeoefenaar onverwijld in kennis stellen van de resultaten van het vervolgonderzoek en hem meedelen of het parket van mening is dat er een antidopingregel overtreden is. Als het parket besluit dat er geen toepasselijke dispensatie voor therapeutisch gebruik is en geen afwijking van de regels heeft plaatsgevonden die de geldigheid van het belastende analyseresultaat tenietdoet, zal het parket de sportbeoefenaar onverwijld, bij aangetekend schrijven in kennis stellen van: a) het belastende analyseresultaat; b) de overtreden dopingregel of het vervolgonderzoek dat wordt uitgevoerd om te bepalen of er sprake is van een overtreding van een antidopingregel; c) het recht van de sportbeoefenaar om direct te verzoeken tot analyse van het B-monster of, als hij een dergelijk verzoek niet indient, dat van analyse van het B-monster kan worden afgezien; 4

5 d) het recht van de sportbeoefenaar en/of de vertegenwoordiger van de sportbeoefenaar om aanwezig te zijn bij het openen en analyseren van het B-monster als tot een dergelijke analyse wordt verzocht; e) het recht van de sportbeoefenaar om kopieën op te vragen van het documentatiepakket van het laboratorium met betrekking tot het A- en B-monster, dat de informatie bevat die vereist is volgens de internationale standaard voor laboratoriumanalyse. Het parket bepaalt in samenspraak met de voorzitter of zijn plaatsvervanger de datum waarop een commissie zitting zal houden. De commissie zal in principe zitting houden binnen de maand na de beëindiging van het vooronderzoek door het parket. Indien het parket door de UCI in kennis gesteld wordt van een A-monster met belastende analyseresultaten betreffende een sportbeoefenaar die onder de verantwoordelijkheid van de vzw WBV of de vzw KBWB valt en waarbij het dossier niet behandeld kan worden door de disciplinaire organen van de Vlaamse Gemeenschap, dan dient het parket toepassing te maken van bepalingen van het UCI antidopingreglement. Het parket stelt het dossier samen en gaat na of er getuigen moeten worden opgeroepen. Het parket stelt de oproeping tot verschijning voor de commissie van zowel de gedaagden als de eventuele getuigen op. 13. Het parket wordt in kennis gesteld van alle feiten gepleegd door begeleiders die een inbreuk van de antidopingreglementering kunnen uitmaken. Het parket stelt het dossier samen, stelt alle nuttige onderzoeksdaden en gaat na of er getuigen moeten worden opgeroepen. Het parket stelt de oproeping tot verschijning voor de commissie van zowel de gedaagden als de eventuele getuigen op. 14. De sportbeoefenaar / begeleider wordt ten minste tien werkdagen voor de zitting, bij aangetekend schrijven opgeroepen om te verschijnen op plaats, dag en uur die door het parket wordt bepaald. Indien de sportbeoefenaar minderjarig, doch ten minste vijftien jaar oud is, wordt hij samen met zijn ouders, voogden en degénen die de minderjarige in hun bewaring hebben ten minste tien werkdagen voor de zitting per aangetekend schrijven opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het uur die door het parket wordt bepaald. Indien de minderjarige sportbeoefenaar geen vijftien jaar oud is, worden enkel de ouders, voogden of degénen die de minderjarige in hun bewaring hebben, ten minste tien werkdagen voor de zitting per aangetekend schrijven opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het uur die door het parket wordt bepaald. De minderjarige sportbeoefenaar die geen vijftien jaar oud is, wordt in kennis gesteld van de zitting en heeft het recht gehoord te worden op eigen verzoek. 5

6 De oproepingsbrief vermeldt de overtredingen waarvoor de sportbeoefenaar / begeleider zich dient te verantwoorden en de plaats waar hij en zijn advocaat het dossier kunnen inzien en er afschrift van nemen tegen een door de raad van bestuur van de vzw KBWB bepaalde kostprijs. TITEL IV: VERLOOP VAN DE PROCEDURE VOOR DE COMMISSIE 15. De zittingen van de commissie zijn openbaar, behoudens andersluidende vraag van de sportbeoefenaar en in geval de sportbeoefenaar minderjarig is, zijn ouders, voogden of degénen die hem in hun bewaring hebben / begeleider. De voorzitter van de commissie kan tevens, in het belang van de openbare orde dan wel wanneer de bescherming van de privacy of het medisch beroepsgeheim dit rechtvaardigen, ambtshalve het publiek de toegang tot de zaal ontzeggen gedurende het geheel of een deel van de zitting. 16. De behandeling geschiedt op tegenspraak. Indien de sportbeoefenaar, en ingeval de sportbeoefenaar minderjarig is zijn ouders, voogden of degénen die hem in bewaring hebben, / begeleider niet verschijnt, wordt de zaak in zijn afwezigheid behandeld. De beslissing zal geacht worden op tegenspraak te zijn gewezen. 17. Partijen dienen elkaar onverwijld alle nota s en stukken die zij wensen neer te leggen over te maken. De volgende personen en instanties hebben een recht om een kopie van het dossier op te vragen en advies te geven, een zaak aanhangig te maken, middelen naar voor te brengen, onderzoeksmaatregelen te vorderen en, in voorkomend geval, beroep aan te tekenen onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op de sportbeoefenaar / begeleider: a) de regering; b) de KBWB en de UCI; c) het WADA; d) het Internationaal Olympisch Comité; e) Het Internationaal Paralympisch Comité. 18. De sportbeoefenaar, en in geval de sportbeoefenaar minderjarig is zijn ouders, voogden of degénen die hem in hun bewaring hebben, / begeleider heeft het recht: a) zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of door een mandataris dewelke in het bezit dient te zijn van een bijzondere geschreven volmacht; b) zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze; c) zich op zijn kosten te laten bijstaan door een tolk, indien hij de Nederlandse taal niet verstaat of niet spreekt. 19. De behandeling verloopt in de volgende orde: a) de voorzitter zet de zaak uiteen; 6

7 b) het parket zet haar vordering uiteen; c) de sportbeoefenaar, en in geval de sportbeoefenaar minderjarig is zijn ouders, voogden of degénen die hem in hun bewaring hebben, / begeleider wordt gehoord en heeft het recht zijn middelen van verdediging voor te dragen en aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen. Worden eveneens gehoord, op hun vraag of op vraag van één der partijen in het geding, de internationale federatie van de organisator, het controlelaboratorium dat de analyse(s) heeft uitgevoerd, de controlearts, getuigen en deskundigen. De belanghebbende partij zal erop toezien dat deze partijen worden opgeroepen. Zij stelt tegelijkertijd de andere partijen en het bevoegde organisme ervan op de hoogte. d) De commissie beveelt, zo daartoe grond bestaat, een aanvullend onderzoek of het horen van getuigen. e) De sportbeoefenaar, en in geval de sportbeoefenaar minderjarig is zijn ouders, de voorden of degénen die hem in bewaring hebben, / begeleider draagt zijn middelen van verdediging voor. Elke partij zal worden gehoord, evenals de opgeroepen getuigen en deskundigen. De sportbeoefenaar, en in geval de sportbeoefenaar minderjarig is zijn ouders, de voogden of degénen die hem in bewaring hebben, / begeleider heeft het laatste woord. f) De voorzitter verklaard de debatten voor gesloten. TITEL V: BERAADSLAGING EN UITSPRAAK 20. De beraadslaging is geheim. De beslissing wordt genomen bij meerderheid van stemmen van de leden van de commissie. Het parket en de griffie nemen niet deel aan de beraadslaging De commissie zal de in overtreding bevonden sportbeoefenaar / begeleider veroordelen tot het terugbetalen van het geheel of een deel van de kosten van de dopingcontroles, aan degéne die de kosten van deze controles gedragen heeft en de in overtreding bevonden sportbeoefenaar / begeleider daarenboven een straf opleggen overeenkomstig 2 tot en met 7 van dit artikel. 2. Met uitzondering van de specifieke stoffen waarnaar verwezen wordt in 3, en behoudens de toepassing van paragraaf 5 of 6 wordt twee jaar uitsluiting opgelegd voor een overtreding als vermeld in artikel 3, 1, 2 en 6 van het MVS-decreet en de hiermee overeenstemmende bepalingen uit het UCI-antidopingreglement. 3. De verboden lijst kan specifieke stoffen vermelden die gemakkelijk kunnen leiden tot het onbedoeld overtreden van antidopingregels doordat ze veel worden gebruikt in medicijnen of waarvan het minder waarschijnlijk is dat ze met succes worden gebruikt als doping. Als de sportbeoefenaar / begeleider kan aantonen hoe een specifieke stof in zijn of haar lichaam is binnengekomen of in zijn of haar bezit is gekomen, en dat de specifieke stof niet bedoeld was om de sportprestaties van de sportbeoefenaar te verbeteren of het gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren, wordt de uitsluitingsperiode vermeld in 2 van dit artikel vervangen door minimaal een berisping en maximaal twee jaar uitsluiting voor een eerste overtreding. 7

8 Om een opheffing of een vermindering te rechtvaardigen, moet de sporter of de begeleider zijn of haar verklaring staven met bewijsmateriaal waaruit tot volle tevredenheid van de commissie blijkt dat er geen sprake was van een intentie om de sportprestatie te verbeteren of het gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren. De ernst van de fout van de sporter of begeleider geldt als criterium om te beslissen tot een eventuele vermindering van de uitsluitingsperiode. 4. Voor de overtredingen als vermeld in artikel 3, 3 en 5 van het MVS-decreet en de hiermee overeenstemmende artikelen uit het UCI-antidopingreglement geldt, behoudens de toepassing van 5 of 6, twee jaar uitsluiting. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 7 en 8 van het MVS-decreet en de hiermee overeenstemmende artikelen uit het UCI-antidopingreglement, wordt, behoudens de toepassing van 5, een periode van uitsluiting opgelegd van minimaal vier jaar en maximaal levenslang. Een dopingpraktijk waarbij een minderjarige betrokken is, wordt als een bijzonder ernstige overtreding beschouwd en leidt, indien zij is gepleegd door een begeleider van de sporter en betrekking heeft op andere stoffen dan de op de verboden lijst vermelde specifieke stoffen, tot levenslange uitsluiting voor de begeleider. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 4 van het MVS-decreet en de hiermee overeenstemmende artikelen uit het UCI-antidopingreglement, is de periode van uitsluiting minimaal één jaar en maximaal twee jaar, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter. 5. In de volgende gevallen wordt de periode van uitsluiting niet toegepast of verminderd op grond van uitzonderlijke omstandigheden: 1 als de sportbeoefenaar of begeleider in een individueel geval kan aantonen dat hem geen schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding, vervalt de periode van uitsluiting die normaal van toepassing was. In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1 van het MVS-decreet en de overeenstemmende bepaling uit het UCIantidopingreglement moet de sportbeoefenaar aanvullend aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen opdat de periode van uitsluiting kan vervallen. Als de periode van uitsluiting vervalt, telt de overtreding van de antidopingregel niet mee voor het vaststellen van de periode van uitsluiting die geldt voor overtredingen als vermeld in 7; 2 als de sportbeoefenaar of begeleider in een individueel geval voor een overtreding van een antidopingregel kan aantonen dat hem geen significante schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding kan de periode van uitsluiting worden verminderd tot de helft. Als de periode van uitsluiting levenslang is, mag de verminderde periode niet korter zijn dan acht jaar. In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1 van het MVS-decreet en de hiermee overeenstemmende bepaling uit het UCI-antidopingreglement moet de sportbeoefenaar bijkomend aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen voordat de periode van uitsluiting kan worden verminderd; 3 als een sportbeoefenaar of een begeleider vrijwillig een dopingpraktijk bekent voor hem een monsterneming wordt aangekondigd die een dopingpraktijk zou kunnen aantonen (of, als het een andere dopingpraktijk betreft dan die welke vermeld in artikel 3, 1 van het MVS-decreet en de hiermee overeenstemmende bepaling uit het UCI-antidopingreglement, voor hij de eerste kennisgeving van de toegegeven overtreding ontvangt) en die bekentenis het enige betrouwbare bewijs is van de overtreding op het ogenblik van de bekentenis, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd, maar de uitsluitingsperiode kan nooit minder lang zijn dan de helft van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is; 8

9 4 voor een vermindering of schorsing op basis van paragraaf 5, 2 of 3) wordt toegepast, moet de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode worden bepaald in overeenstemming met paragraaf 2, 3, 4 en 6. Als de sportbeoefenaar of begeleider aanspraak maakt op een vermindering of opschorting van de uitsluitingsperiode op basis van twee of meer van de criteria vermeld in 2 of 3 van paragraaf 5, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd of opgeschort, maar de uitsluitingsperiode kan nooit minder lang zijn dan een vierde van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is. 6. Als in een individueel geval waar er sprake is van een andere dopingpraktijk dan de overtredingen, vermeld in artikel 3, 7, en artikel 3, 8 van het MVS-decreet en de hiermee overeenstemmende bepalingen uit het UCI-antidopingreglement, wordt vastgesteld dat er verzwarende omstandigheden zijn die de oplegging van een langere uitsluitingsperiode dan de standaardsanctie rechtvaardigen, moet de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode worden verlengd tot maximaal vier jaar tenzij de sportbeoefenaar of de begeleider tot volle tevredenheid van de commissie kan bewijzen dat hij de dopingpraktijk niet opzettelijk heeft begaan. Een sportbeoefenaar of begeleider kan de toepassing van deze paragraaf voorkomen, als hij de beweerde dopingpraktijk onmiddellijk bekent na door de opdrachtgever met de overtreding te zijn geconfronteerd. 7.In geval van meervoudige overtredingen worden de volgende regels in acht genomen: 1 voor de eerste dopingpraktijk van een sportbeoefenaar of begeleider wordt de uitsluitingsperiode vastgelegd in paragraaf 2 en 4 (vatbaar voor opheffing, vermindering of opschorting volgens paragraaf 3 en 5, of voor verlenging volgens paragraaf 6). Voor een tweede dopingpraktijk geldt een uitsluitingsperiode die in overeenstemming is met de onderstaande tabel: tweede overtreding eerste overtreding VSS AGC GSS St VS HT VSS lev AGC lev lev GSS lev lev St lev lev lev VS lev 10-lev lev lev lev HT 8-lev lev lev lev lev lev In de tabel voor de tweede dopingpraktijk wordt verstaan onder: a) cijfers / lev : aantal jaren uitsluiting; b) -: tot; 9

10 c) lev: levenslange; d) VSS (Verminderde sanctie voor een Specifieke Stof conform art. 70, 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het MVS-decreet en de er mee overeenstemmende bepaling uit het UCI-antidopingrelgment): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform art. 70, 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het MVS-decreet en de er mee overeenstemmende bepaling uit het UCI-antidopingreglement, omdat er sprake is van een Specifieke Stof en de andere voorwaarden van art. 70, 3, van het besluit en de er mee overeenstemmende bepaling uit het UCI-antidopingreglement zijn vervuld. e) AGC (Aangifteverzuim en/of Gemiste Controles): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft conform art. 70, 4, derde lid van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het MVS-decreet en de er mee overeenstemmende bepaling uit het UCI-antidopingreglement. f) GSS (verminderde sanctie in geval van Geen Significante Schuld of nalatigheid): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform art. 70, 5, 2 van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het MVSdecreet en de er mee overeenstemmende bepaling uit het UCI-antidopingreglement, omdat de sporter aantoonde dat er sprake was van Geen Significante Schuld of Nalatigheid conform art. 70, 5, 2 van het besluit en de er mee overeenstemmende bepaling van het UCI-antidopingreglement. g) St (Standaardsanctie conform art. 70, 2 of art. 70, 4, eerste lid van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het MVS-decreet en de er mee overeenstemmende bepaling van het UCI-antidopingreglement): De overtreding van een antidopingregel wordt bestraft of zou moeten worden bestraft met een standaardsanctie van twee jaar conform art. 70, 2 of art. 70, 4, eerste lid van het besluit en de er mee overeenstemmende bepalingen van het UCI-antidopingreglement. h) VS (Verzwaarde Sanctie): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verzwaarde sanctie conform art. 70, 6 van het besluit en de er mee overeenstemmende bepaling van het UCI-antidopingreglement, omdat aan de voorwaarden van art. 70, 6 van het besluit en de er mee overeenstemmende bepaling van het UCI-antidopingreglement, is voldaan. i) HT (Handel of poging tot handel en Toediening of poging tot toediening): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een sanctie conform art. 70, 4, tweede lid van het Besluit houdende uitvoering van het MVS-decreet en de er mee overeenstemmende bepaling van het UCI-antidopingreglement. 2 als een sportbeoefenaar of begeleider die een tweede dopingpraktijk begaat, beweert aanspraak te maken op gedeeltelijke opschorting of verkorting van de uitsluitingsperiode conform paragraaf 5, 3 of 4, dient de commissie eerst de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode te bepalen binnen het bereik aangegeven door de tabel vermeld in paragraaf 7, 1, en vervolgens de gepaste opschorting of verkorting van de uitsluitingsperiode toe te passen. De resterende uitsluitingsperiode, na toepassing van eventuele opschorting of verkorting op basis van paragraaf 5, 3 of 4, moet minstens een vierde van de normale toepasselijke uitsluitingsperiode bedragen; 10

11 3 een derde dopingpraktijk heeft altijd levenslange uitsluiting tot gevolg, behalve als de derde dopingpraktijk de voorwaarden voor opheffing of vermindering van de uitsluitingsperiode conform paragraaf 4 vervult of als er sprake is van een overtreding van artikel 3, 4, van het MVS-decreet en de er mee overeenstemmende bepaling van het UCI-antidopingreglement. In die speciale gevallen bedraagt de uitsluitingsperiode acht jaar tot levenslang; 4 voor bepaalde potentieel meervoudige overtredingen gelden de volgende aanvullende regels: a) Om te worden bestraft op basis van paragraaf 7 van dit artikel, kan een dopingpraktijk alleen als een tweede overtreding worden beschouwd, als wordt aangetoond dat de sportbeoefenaar of begeleider de tweede dopingpraktijk heeft begaan nadat hij op de hoogte was gebracht conform artikel 57 van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het MVS-decreet en de er mee overeenstemmende bepaling van het UCI-antidopingreglement, of nadat de opdrachtgever redelijke inspanningen heeft geleverd om hem op de hoogte te brengen van de eerste dopingpraktijk. Als de opdrachtgever dat niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen als één enkele eerste overtreding beschouwd en zal de opgelegde sanctie gebaseerd zijn op de overtreding waarop de strengere sanctie staat. Het voorkomen van meervoudige overtredingen kan echter als een verzwarende omstandigheid worden beschouwd; b) Als na de uitspraak in een eerste dopingpraktijk feiten worden ontdekt met betrekking tot een dopingpraktijk van de sportbeoefenaar of begeleider die zich hebben voorgedaan vóór de kennisgeving met betrekking tot de eerste overtreding, wordt een aanvullende sanctie opgelegd, op basis van de sanctie die had kunnen worden opgelegd als tegelijkertijd uitspraak was gedaan over beide overtredingen. Om te vermijden dat er verzwarende omstandigheden worden gevonden op grond van de vroeger gepleegde maar later ontdekte overtreding, moet de sportbeoefenaar of vrijwilliger en tijdig de eerdere dopingpraktijk bekennen na de kennisgeving van de overtreding waarvan hij eerst wordt beschuldigd. Dezelfde regel geldt ook al feiten worden ontdekt met betrekking tot nog een vroegere overtreding na de uitspraak in een tweede dopingpraktijk. 5 Voor de toepassing van paragraaf 7 moeten alle dopingpraktijken plaatsvinden binnen dezelfde periode van acht jaar om als meervoudige overtredingen beschouwd te worden. 8. De periode van uitsluiting begint op de dag van de uitspraak waarbij uitsluiting is opgelegd of, als de betrokkene van een hoorzitting heeft afgezien, op de dag dat de uitsluiting is aanvaard of op andere wijze is opgelegd. Elke periode van voorlopige schorsing moet worden afgetrokken van de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd. Deze regeling geldt niet in de volgende gevallen: 1. als de tuchtprocedure of andere aspecten van de dopingcontrole aanzienlijke vertraging oplopen die niet aan de sportbeoefenaar of begeleider te wijten is, kan de commissie de uitsluitingsperiode op een vroegere datum laten ingaan, op zijn vroegst op de datum van de monsterneming, of op de laatste datum waarop een andere dopingpraktijk heeft plaatsgevonden; 2. als de sportbeoefenaar of begeleider onmiddellijk (d.w.z. wat de sportbeoefenaar betreft, in ieder geval voor de sportbeoefenaar opnieuw aan een wedstrijd deelneemt) de dopingpraktijk bekent nadat de opdrachtgever hem met de dopingpraktijk heeft geconfronteerd, kan de uitsluitingsperiode op zijn vroegst aanvangen op de datum van de monsterneming of op de laatste datum waarop een andere dopingpraktijk plaatsvond. In elk geval moet de sportbeoefenaar of begeleider, als deze bepaling wordt toegepast, minstens de helft van de uitsluitingsperiode uitzitten, beginnend vanaf de datum waarop de sportbeoefenaar of begeleider 11

12 de opgelegde sanctie heeft aanvaard, de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak van die sanctie of de datum waarop de sanctie wordt gewijzigd; 3. als een voorlopige schorsing wordt opgelegd en door de sportbeoefenaar wordt gevolgd, wordt de periode van de voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter wordt opgelegd; 4. als een sportbeoefenaar vrijwillig en schriftelijk een voorlopige schorsing aanvaardt van de opdrachtgever, en vervolgens afziet van wedstrijddeelname, wordt die periode van vrijwillige voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sportbeoefenaar wordt opgelegd. Een kopie van de vrijwillige aanvaarding van een voorlopige schorsing door de sporter moet onmiddellijk worden bezorgd aan alle partijen die recht hebben op kennisgeving van een vermoedelijke dopingpraktijk; 5. de periode voor de datum van inwerkingtreding van een voorlopige schorsing wordt nooit in mindering gebracht van een uitsluitingsperiode, ongeacht of de sportbeoefenaar ervoor heeft geopteerd om niet deel te nemen aan wedstrijden of door zijn team werd geschorst. 9. Wanneer een sportbeoefenaar of begeleider die uitgesloten is verklaard, het verbod op deelname tijdens uitsluiting, zoals voorzien in 10, overtreedt, worden de resultaten van die deelname gediskwalificeerd en begint de oorspronkelijk opgelegde uitsluitingsperiode opnieuw te lopen vanaf de datum van de overtreding. De nieuwe uitsluitingsperiode kan verkort worden conform 5, 2 indien de sportbeoefenaar of begeleider aantoont dat hem of haar geen significante schuld of nalatigheid treft voor de overtreding van het verbod op deelname. De opdrachtgever van de dopingcontrole die tot de oplegging van de oorspronkelijke uitsluitingsperiode heeft geleid, dient te bepalen of de sportbeoefenaar of begeleider het verbod op deelname heeft overtreden, en of een vermindering conform 5, 2 aangewezen is. Bij elke dopingpraktijk waarvoor geen verkorte sanctie wegens specifieke stoffen geldt zoals vermeldt in 4, wordt bovendien de sportgerelateerde financiële steun of andere sportgerelateerde voordelen die een dergelijke sportbeoefenaar of begeleider zou ontvangen, geheel of gedeeltelijk ingehouden door de K.B.W.B. of de W.B.V De uitsluiting houdt in dat de betrokkene tijdens de periode van uitsluiting in geen enkele hoedanigheid mag deelnemen aan een wedstrijd of andere activiteit (uitgezonderd geautoriseerde antidopingcursussen of rehabilitatieprogramma s). Een persoon aan wie een periode van uitsluiting is opgelegd van langer dan vier jaar kan, als er vier jaren van de periode van uitsluiting verstreken zijn, deelnemen aan lokale wedstrijden in een andere sport dan de sport waarbij de betrokkene de overtreding van een antidopingregel heeft gepleegd, maar alleen als de lokale wedstrijd niet op een dusdanig niveau is dat het de betrokkene anders direct of indirect zou kunnen kwalificeren voor deelname aan (of punten zou kunnen opleveren die nodig zijn voor) een nationaal kampioenschap of internationale wedstrijd. 11. Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op deelname aan wedstrijden na een bepaalde periode van uitsluiting moet een sporter tijdens de periode van uitsluiting beschikbaar blijven voor dopingcontroles buiten wedstrijdverband en moet hij of zij, als daarnaar gevraagd wordt, actuele en nauwkeurige verblijfsgegevens verstrekken. Als een sporter aan wie een periode van uitsluiting is opgelegd zich terugtrekt uit de sport maar later toch weer aan de sport wil deelnemen, kan de sporter pas weer deelnamegerechtigd worden verklaard als de sporter de administratie daarvan op de hoogte heeft gebracht en zich beschikbaar heeft gesteld voor dopingcontroles buiten wedstrijdverband gedurende een periode die gelijk is aan de periode van uitsluiting die nog over was op het moment dat de sporter zich terugtrok. 12

13 12. De commissie is eveneens bevoegd voor alle overtredingen voorzien in de antidopingreglementering van de UCI en die niet opgenomen zijn in het MVS-decreet en kan hiervoor de in het UCI antidopingreglement voorziene sancties uitspreken. 13. De disciplinaire commissie kan eveneens toepassing maken van al de maatregelen, sancties en aanbevelingen die voorzien zijn in het UCI-antidopingreglement, maar niet uitdrukkelijk opgenomen zijn in huidig reglement. 22. Een overtreding van een antidopingregel in verband met een dopingcontrole binnen wedstrijdverband leidt automatisch tot diskwalificatie van het individuele resultaat dat is behaald in die wedstrijd met alle daaruit voortvloeiende consequenties, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen. Naast de automatische diskwalificatie van de resultaten in de wedstrijd waarin het positieve monster is aangetroffen, zullen alle andere wedstrijdresultaten die zijn behaald nadat er een positief monster is afgenomen (of dat nu binnen of buiten wedstrijdverband is) of er een andere overtreding van antidopingregels heeft plaatsgevonden, door het begin van een periode van uitsluiting worden gediskwalificeerd, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist, met alle consequenties vandien, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen. Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op wedstrijddeelname na een vastgestelde dopingovertreding, moet de sportbeoefenaar eerst al het conform dit artikel verbeurde prijzengeld terugbetalen. Tenzij de regels van de UCI bepalen dat verbeurd prijzengeld aan andere sportbeoefenaars moet worden toegekend, moet het in de eerste plaats dienen om de invorderingskosten te vergoeden van de KBWB die de nodige stappen ondernam om het prijzengeld terug te vorderen, en vervolgens om de kosten te vergoeden van de antidopingorganisatie die in dat geval instond voor het resultatenbeheer, waarna het eventuele restant wordt toegekend conform de regels van de UCI. 23. De beslissing moet met redenen omkleed zijn. Zij wordt onmiddellijk uitgesproken of uiterlijk op een zitting die wordt vastgesteld binnen de veertien dagen volgend op de zitting waarop de debatten voor gesloten zijn verklaard. Een afschrift van de beslissing wordt binnen de vijf werkdagen bij aangetekend schrijven aan de sportbeoefenaar, en indien de sportbeoefenaar minderjarig is aan zijn ouders, voogden of degénen die hem in bewaring hebben, toegestuurd. 24. De volgende personen of instanties hebben het recht tegen elke disciplinaire maatregel van de commissie beroep aan te tekenen bij het TAS: a) de betrokken sportbeoefenaar / begeleider b) de Vlaamse regering c) de KBWB en de UCI d) het WADA e) het Internationaal Olympisch Comité f) het Internationaal Paralympisch Comité Het hoger beroep wordt ingesteld middels aangetekend schrijven gericht aan het TAS overeenkomstig de bepalingen opgenomen in het UCI antidopingreglement. 13

14 In geval van beroep bij het TAS zal het dossier voor het TAS moeten behandeld worden door een college van drie arbiters. De UCI, de KBWB en de WBV kunnen zich niet verzetten tegen de vraag van de sportbeoefenaar / begeleider om het dossier in geval van beroep voor het TAS in openbare zitting te behandelen. Om ontvankelijk te zijn moet het hoger beroep door de sportbeoefenaar, en in geval de sportbeoefenaar minderjarig is zijn ouders, voogden of degénen die hem in hun bewaring hebben, of begeleider worden ingesteld binnen de maand na de dag van de uitspraak van de beslissing van de disciplinaire commissie. De Vlaamse regering, de KBWB, de UCI, het Internationaal Olympisch Comité en het Internationaal Paralympisch Comité kunnen hoger beroep aantekenen zoals bepaald in het UCIantidopingreglement. 25. De commissie bepaalt in haar uitspraak of haar beslissingen uitvoerbaar bij voorraad zijn en bijgevolg of het eventuele beroep bij het TAS al dan niet een opschortende werking heeft. 26. Het parket ziet er op toe dat de sanctie wordt uitgevoerd. De sancties hebben internationale uitwerking zoals bepaald in de reglementering van de UCI. 27. Het Team Medisch Verantwoord Sporten van de Vlaamse Gemeenschap heeft het recht controle uit te oefenen op de naleving van dit intern tuchtreglement. 14