VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITODENS 100-W. voor de installateur

Transcriptie

1 Montage- en servicehandleiding voor de installateur VIESMANN Vitodens 100-W type B1KA, 6,5 tot 35,0 kw HR-gasketel als wandtoestel Uitvoering op aardgas en propaan VITODENS 100-W NL 7/2018 Bewaren a.u.b.!

2 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften! Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel. Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu. Opmerking Gegevens met het woord "Opmerking" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkende installateurs. Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door erkende en bevoegde installateurs worden uitgevoerd. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. De eerste inbedrijfstelling moet door de fabrikant van de installatie of een door de fabrikant aangewezen installateur worden uitgevoerd. In aanmerking te nemen voorschriften de ARBO voorschriften, de wettelijke milieuvoorschriften, EN, NEN, VEWIN voorschriften, het bouwbesluit en eventuele lokale voorschriften. 2

3 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Veiligheidsinstructies voor werkzaamheden aan de installatie Werkzaamheden aan de installatie Bij gas als brandstof de gasafsluitkraan sluiten en beveiligen tegen onbedoeld openen. Installatie spanningsvrij schakelen, bijv. aan de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar, en op aanwezige spanning controleren. De installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. Bij alle werkzaamheden geschikte persoonlijke beschermende uitrusting dragen.! Gevaar Hete oppervlakken en media kunnen brandwonden veroorzaken. Het toestel voor onderhoudsen servicewerkzaamheden uitschakelen en laten afkoelen. Hete oppervlakken aan de verwarmingsketel, de brander, het rookgassysteem en de buizen niet aanraken. Opgelet Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules worden beschadigd. Voor de werkzaamheden geaarde objecten, bijv. verwarmings- of waterbuizen, aanraken om de statische lading af te leiden. Reparatiewerkzaamheden! Opgelet De reparatie van onderdelen met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door originele onderdelen van Viessmann worden vervangen. Extra componenten, reserveonderdelen en slijtagegevoelige onderdelen! Opgelet Reserveonderdelen en slijtagegevoelige onderdelen die niet met de installatie zijn getest, kunnen de werking nadelig beïnvloeden. De montage van componenten die niet zijn toegestaan, evenals wijziging en ombouw zonder toestemming, kunnen de veilige werking nadelig beïnvloeden en de garantie beperken. Bij vervanging uitsluitend originele onderdelen van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde onderdelen gebruiken. 3

4 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Veiligheidsinstructies voor de werking van de installatie Wat te doen bij een gaslucht Gevaar Ontsnappend gas kan explosies veroorzaken met zeer ernstige verwondingen als gevolg. Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvorming. Druk nooit op schakelaars van verlichting en elektrische toestellen. Gasafsluitkraan sluiten. Ramen en deuren openzetten. Personen verwijderen uit de gevarenzone. Gas en elektriciteitsbedrijf van buiten het gebouw informeren. Stroomvoorziening naar het gebouw vanaf een veilige plaats (buiten het gebouw) laten onderbreken. Wat te doen bij een rookgasgeur Gevaar Rookgas kan levensbedreigende vergiftiging veroorzaken. Verwarmingsinstallatie buiten bedrijf stellen. Installatieplaats ventileren. Deuren naar woonruimtes sluiten om een verspreiding van het rookgas te voorkomen. Wat te doen bij wateruittrede uit het toestel Gevaar Als water uit het toestel komt, bestaat gevaar voor elektrische schokken. Verwarmingsinstallatie aan de externe scheidingsinrichting uitschakelen (bijv. zekeringskast, stroomverdeling) Gevaar Als water uit het toestel komt, bestaat gevaar voor brandwonden. Heet verwarmingswater niet aanraken. Condensleidingen Gevaar Het contact met condenswater kan de gezondheid schaden. Condenswater niet met huid en ogen in aanraking brengen en niet inslikken. Rookgasinstallaties en verbrandingslucht Zorg ervoor dat rookgasinstallaties vrij zijn en niet gesloten kunnen worden, bijv. door opgehoopt condenswater of invloeden van buiten uit. Permanente condenswaterafvoer via windbeschermingsinrichting vermijden. Zorg voor voldoende aanvoer van verbrandingslucht. 4

5 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Installatiebeheerders erop wijzen dat latere wijzigingen aan de bouwkundige situatie niet toegelaten zijn (bijv. verplaatsen van leidingen, bekledingen of scheidingswanden). Gevaar Ondichte of verstopte rookgasinstallaties of onvoldoende aanvoer van verbrandingslucht veroorzaken levensgevaarlijke vergiftigingen door koolmonoxide in het rookgas. Een onberispelijke werking van de rookgasinstallatie garanderen. Openingen voor de aanvoer van verbrandingslucht mogen niet vergrendelbaar zijn. Gevaar Gelijktijdige werking van de verwarmingsketel met toestellen met luchtafvoer naar de buitenlucht kan door terugstroming van rookgas levensgevaarlijke vergiftigingen veroorzaken. Vergrendelingsschakeling inbouwen of door geschikte maatregelen voor voldoende aanvoer van verbrandingslucht zorgen. Afzuigtoestellen Bij gebruik van toestellen met afvoer naar de buitenlucht (afzuigkap, afzuigtoestel, airconditioning, enz.) kan door de afzuiging een onderdruk ontstaan. Bij gelijktijdige werking met de verwarmingsketel kan terugstroming van het rookgas ontstaan. 5

6 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Montagehandleiding Montagehandleiding Montagevoorbereiding... 8 Montageverloop CV-ketel plaatsen en aansluitingen monteren Regelingbehuizing openen Elektrische aansluitingen Servicehandleiding Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Aanvullende info over de stappen Storingen oplossen Werking en mogelijke storingen Storingsindicatie op het display Reparatie Gastype omzetten Omschakeling van propaan naar aardgas Regeling Functies en bedrijfsomstandigheden bij weersafhankelijke werking Schema's Aansluit- en bedradingschema Onderdelenlijsten Onderdelen bestellen Overzicht van de modules Module plaatdelen Module warmtecel Module brander Module hydraulica Module hydraulica combi Module regeling Module overig Technische gegevens

7 Inhoudsopgave Inhoudsopgave (vervolg) Verklaringen Conformiteitsverklaring Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV Index

8 Montagehandleiding Montagevoorbereiding Gebruik conform het beoogde doel Het toestel mag volgens de regelgeving enkel geïnstalleerd en gebruikt worden in gesloten verwarmingssystemen conform EN 12828, rekening houdend met de bijbehorende montage-, service- en bedieningshandleiding. Het is uitsluitend voorzien voor de verwarming van verwarmingswater van tapwaterkwaliteit. Gebruik van het toestel conform de regelgeving impliceert dat een stationaire installatie in combinatie met installatiespecifiek toegelaten componenten werd uitgevoerd. Ieder ander gebruik moet door de fabrikant per geval worden goedgekeurd. Verkeerd gebruik van het toestel resp. ondeskundige bediening (bijv. wanneer de gebruiker het toestel opent) is verboden en leidt tot aansprakelijkheidsuitsluiting. Van verkeerd gebruik is sprake wanneer de functie volgens de regelgeving van componenten in het verwarmingssysteem wordt gewijzigd (bijvoorbeeld door het afsluiten van rookgas- en toevoerluchtwegen). Het gebruik in bedrijven of industrie voor een ander doel dan voor het verwarmen van gebouwen of van tapwater geldt als niet volgens de voorschriften. Productinformatie Vitodens 100-W, type B1KA Vooraf ingesteld voor gebruik op aardgas E De Vitodens 100-W mag alleen in die landen geleverd worden die op het typeplaatje staan vermeld. Voor levering in andere landen moet een erkend bedrijf zelf voor toelating volgens het nationale recht zorgen. 8

9 Montagehandleiding Montagevoorbereiding (vervolg) Voorbereidingen voor de montage van de CV-ketel Afmetingen en aansluitingen A B C D E F A CV-aanvoer B Bij HR-soloketel: Boileraanvoer Bij HR-combiketel: Warm water C Gasaansluiting D Bij HR-soloketel: Boilerretour Bij HR-combiketel: Koud water E CV-retour F Condenswaterafvoer / afvoer veiligheidsklep: kunststofslang 7 22 mm Montage 9

10 Montagehandleiding Montagevoorbereiding (vervolg) Muurbeugel monteren Ø A A Montagesjabloon Vitodens 10

11 Montagehandleiding Montagevoorbereiding (vervolg) 1. Meegeleverde montagesjabloon op de wand uitlijnen. 2. Pluggaten aftekenen. 3. Pluggaten van 7 10 mm boren en meegeleverde pluggen aanbrengen. De pluggen zijn geschikt voor de volgende materialen: beton geperforeerde baksteen holle baksteen van licht beton hol plafond van bakstenen en beton holle baksteen van kalkzand volle baksteen van kalkzand natuursteen met dichte structuur cellenbeton volle gipsplaten baksteen van licht beton baksteen 4. Muurbeugel met meegeleverde schroeven bevestigen. Montagehulp of montageframe monteren Montagehandleiding montagehulp of montageframe Aansluitingen voorbereiden! Opgelet Om schade aan het toestel te voorkomen, alle leidingen moeten belastingvrij en spanningsvrij worden aangesloten. 1. Wateraansluitingen voorbereiden. CV-installatie spoelen. 2. Gasaansluiting voorbereiden. 3. Elektrische aansluitingen voorbereiden. Netaansluitkabel: Flexibele kabel 3 x 1,5 mm 2 De PE-kabel langer uitvoeren dan de actieve kabel L1 en N. Kabels voor accessoire: NYM-O twee-aderig minimaal 0,5 mm 2 Montage 11

12 Montageverloop CV-ketel plaatsen en aansluitingen monteren Frontplaat demonteren en CV-ketel ophangen x 1. Bouten aan de onderkant van de CV-ketel losdraaien, er niet volledig uitdraaien. 3. CV-ketel aan de muurbeugel hangen. 2. Frontplaat eraf halen. 12

13 CV-ketel plaatsen en aansluitingen monteren (vervolg) Wateraansluitingen monteren Montage van de armaturen aan CV- en tapwaterzijde zie afzonderlijke montagehandleiding. Montageverloop Montage A B C D E z z A CV-aanvoer B Bij HR-soloketel: Boileraanvoer Bij HR-combiketel: Warm water C Gasaansluiting D Bij HR-soloketel: Boilerretour Bij HR-combiketel: Koud water E CV-retour Gasaansluiting 1. Gasafsluitkraan op aansluiting A aansluiten. A 13

14 Montageverloop CV-ketel plaatsen en aansluitingen monteren (vervolg) 2. Gasaansluitingen op lekkage controleren Opmerking Voor de dichtheidscontrole uitsluitend geschikte en toegelaten lekzoekmiddelen (EN 14291) en toestellen gebruiken. Lekzoekmiddelen die ongeschikte stoffen bevatten (bijvoorbeeld nitriet en sulfide), kunnen leiden tot materiaalschade. Achtergebleven lekzoekmiddel na de controle verwijderen.! Opgelet Een te hoge testdruk leidt tot schade aan de CV-ketel en de gascombiregelaar. Maximale testdruk 150 mbar (15 kpa). Bij een hogere druk voor het opsporen van lekkages de CV-ketel en gascombiregelaars van de hoofdleiding scheiden (schroefverbinding losdraaien). 3. Gasleiding ontluchten. 14

15 CV-ketel plaatsen en aansluitingen monteren (vervolg) Aansluiting veiligheidsklep en condenswaterafvoer Montageverloop Condenswaterleiding A met afschot en beluchting op de riolering aansluiten. Eventuele plaatselijke afvalwatervoorschriften in acht nemen. Opmerking Voor inbedrijfstelling de sifon met water vullen. A Sifon met water vullen Minstens 0,3 l water in de rookgasaansluiting vullen. Opgelet! Uit de afvoerleiding van de condenswateraansluiting kan bij eerste inbedrijfstelling rookgas komen. Voorafgaand aan de inbedrijfstelling moet u beslist de sifon met water vullen. Montage 15

16 Montageverloop CV-ketel plaatsen en aansluitingen monteren (vervolg) Rookgas- en luchttoevoeraansluiting Opmerking Plakplaatje systeemcertificering en rookgasinstallatie firma Skoberne GmbH uitsluitend in combinatie met het Viessmann rookgassysteem van de firma Skoberne gebruiken. Rookgas-luchttoevoerleiding aansluiten. Montagehandleiding rookgassysteem Aansluiting van meerdere Vitodens 100-W op een gemeenschappelijk rookgassysteem Bij elke aangesloten CV-ketel de branderinstelling aan de rookgasinstallatie aanpassen: Meervoudige bezetting zie pagina 34. Rookgascascade zie pagina 40. De ingebruikneming pas uitvoeren wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: vrije doorgang van de rookgaswegen; overdruk-rookgasinstallatie is gasdicht; Afsluitdeksel van revisieopeningen op veilige en dichte zitting gecontroleerd. openingen voor een voldoende aanvoer van verbrandingslucht zijn open en niet-vergrendelbaar uitgevoerd; aan de geldende voorschriften voor de plaatsing en ingebruikneming van rookgasinstallaties is voldaan. Gevaar Ondichte of verstopte rookgasinstallaties of onvoldoende aanvoer van verbrandingslucht veroorzaken levensgevaarlijke vergiftigingen door koolmonoxide in het rookgas. Een onberispelijke werking van de rookgasinstallatie garanderen. Openingen voor de aanvoer van verbrandingslucht mogen niet vergrendelbaar zijn. Condenswaterafvoer via windbescherming vermijden. 16

17 Montageverloop Regelingbehuizing openen x 1. 2x! Opgelet Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules worden beschadigd. Voor de werkzaamheden geaarde objecten, bijvoorbeeld CV- of waterbuizen, aanraken om de statische lading af te leiden. Elektrische aansluitingen Opmerking bij de aansluiting van accessoires Voor de aansluiting van de accessoires de meegeleverde aparte montagehandleidingen respecteren. Montage 17

18 Montageverloop Elektrische aansluitingen (vervolg) D? L C % E F A B A Alleen bij weersafhankelijke werking: Buitentemperatuursensor (accessoires) B Open Therm-thermostaat Bij aansluiting brug D verwijderen. C Aansluitkabel D Brug E Netaansluiting (230 V, 50 Hz). Zie pagina 21. F Vitotrol 100 Bij aansluiting brug D verwijderen. % Boilertemperatuursensor (stekker op de kabelboom buiten de regeling) Opmerking HR-solotoestel zonder warmwaterboiler: Bij werking zonder warmwaterboiler draaiknop tw op 0 zetten. Afzonderlijke montagehandleiding 18

19 Montageverloop Elektrische aansluitingen (vervolg) Leidinginvoer B A A Netaansluitkabel, aansluitkabel afstandsbediening B Laagspanningsleidingen (sensorleidingen) Buitentemperatuursensor (accessoires) Montage 1. Buitentemperatuursensor monteren. Montageplaats: Aan de noordelijke of noordwestelijke muur, 2 tot 2,5m boven de grond, bij gebouwen met verschillende verdiepingen op de bovenste helft van de tweede etage Niet boven ramen, deuren en luchtafvoeren Niet direct onder balkon of dakgoot Niet bepleisteren Aansluiting: 2-aderige kabel, maximaal 35 m lengte bij een kabeldiameter van 1,5 mm 2 2. Buitentemperatuursensor op de klemmen 3 en 4 aan de aansluitleiding op de steekplaats X21 aansluiten (zie pagina 18). 19

20 Montageverloop Elektrische aansluitingen (vervolg) Aansluiting Vitotrol 100 C B X1 1 L N A NO NC COM Voorbeeld: Vitotrol 100, type UTDB A Vitotrol 100, type UTDB B Klemmen X1 aan de regeling C Brug bij aansluiting verwijderen Aanbevolen aansluitleiding Twee-aderige kabel met een kabeldoorsnede van 1,5 mm² voor 230 V~ 20

21 Montageverloop Elektrische aansluitingen (vervolg) Netaansluiting Voorschriften en richtlijnen Gevaar Ondeskundig uitgevoerde elektrische installaties kunnen door elektrische stroom aanleiding zijn voor ernstige verwondingen en materiële schade. De netaansluiting en veiligheidsmaatregelen (bijvoorbeeld aardlekschakelaar) moeten volgens de volgende voorschriften worden uitgevoerd: NEN-voorschriften Aansluitvoorwaarden van het plaatselijke energiebedrijf Bovendien adviseren we de installatie van een universele stroomgevoelige aardlekschakelaar (FI klasse B ) voor gelijkstroom(storingen), die kunnen ontstaan door energie-efficiënte bedrijfsmiddelen. De netaansluitkabel met maximaal 16 A zekeren. Gevaar Ontbrekende aarding van installatiecomponenten kan bij een elektrisch defect door elektrische stroom tot ernstige verwondingen leiden. Toestel en leidingen moeten met de equipotentiaalverbinding van het huis verbonden zijn. Montage 21

22 Montageverloop Elektrische aansluitingen (vervolg) Aansluitkabels aanbrengen en regelingbehuizing sluiten! Opgelet Aansluitkabels worden beschadigd als ze tegen hete componenten liggen. Bij het ter plaatse installeren en bevestigen van de aansluitkabels moet erop worden gelet dat de toegelaten maximumtemperatuur van de kabels niet wordt overschreden

23 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 1. CV-installatie vullen CV-ketel door spoelen ontluchten Omstellen naar werking op aardgas LL (G 25) Omschakelen naar werking met propaan (G 31) Rustdruk en aansluitdruk meten Maximaal CV-vermogen reduceren Pompvermogen van de circulatiepomp aan de CVinstallatie aanpassen Branderinstelling aanpassen bij meervoudige bezetting rookgasinstallatie Branderinstelling aanpassen bij meerdere CV-ketels aan een gemeenschappelijke rookgasleiding (rookgascascade) CO 2 -gehalte controleren Brander demonteren Branderpakking en vlambeker controleren Elektrode controleren en instellen Stookoppervlakken reinigen Condenswaterafvoer controleren en sifon reinigen Brander monteren Membraanexpansievat en installatiedruk controleren Alle CV- en tapwateraansluitingen op lekkage controleren Service 19. Rookgassysteem op vrije doorgang en lekkage controleren 20. Controleren of alle elektrische aansluitingen goed vast zitten 23

24 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie (vervolg) Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 21. Gasvoerende onderdelen bij bedrijfsdruk controleren op lekkage Frontplaat monteren Instrueren van de installatiegebruiker

25 Aanvullende info over de stappen Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud CV-installatie vullen Vulwater Conform DIN EN 1717 met DIN moet het verwarmingswater als warmteoverdrachtsmedium voor de tapwaterverwarming aan vloeistofscategorie 3 voldoen. Als het verwarmingswater water met tapwaterkwaliteit gebruikt, is aan deze voorwaarde voldaan. Bij het gebruik van additieven bijv. moet de categorie van het behandelde verwarmingswater door de fabrikant van de additieven worden vermeld.! Opgelet Ongeschikt vulwater bevordert afzettingen en corrosievorming en kan beschadiging aan het toestel veroorzaken. Verwarmingsinstallatie vóór het vullen grondig spoelen. Uitsluitend met water van tapwaterkwaliteit vullen. Aan het vulwater kan een speciaal voor verwarmingsinstallaties geschikt antivriesmiddel worden toegevoegd. De fabrikant van het antivriesmiddel moet de geschiktheid ervan aantonen. Vulwater en toegevoegd water met een waterhardheid boven de volgende waarden moeten worden onthard, bijv. met een kleine onthardingsinstallatie voor verwarmingswater. Toegestane totale hardheid van het vul- en bijvulwater Totaal vermogen Specifiek installatievolume kw < 20 l/kw 20 l/kw tot < 50 l/kw 50 3,0 mol/m 3 2,0 mol/m 3 (16,8 dh) (11,2 dh) > 50 tot 200 2,0 mol/m 3 1,5 mol/m 3 (11,2 dh) (8,4 dh) > 200 tot 600 1,5 mol/m 3 0,02 mol/m 3 (8,4 dh) (0,11 dh) > 600 < 0,02 mol/m 3 < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) (0,11 dh) 50 l/kw < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) < 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) Service 25

26 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 1. Gasafsluitkraan sluiten. 2. Netspanning inschakelen. r 3. Draaiknop rt minder dan 2 stot aan de linkeraanslag en dan opnieuw naar het rechter regelbereik draaien. Op het display verschijnt SERV, r en w. Vulfunctie is geactiveerd. De functie wordt na 20 min automatisch of na het uitschakelen van de netschakelaar beëindigd. B C A 4. Afsluitkleppen A en (indien aanwezig) B openen. 5. Vulslang op de kraan C aansluiten en kraan C openen. 6. CV-installatie vullen. minimale installatiedruk > 0,8 bar (80 kpa). 7. Kraan C sluiten. close open 26

27 Aanvullende info over de stappen (vervolg) CV-ketel door spoelen ontluchten Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud A 1. Afvoerslang op de afsluitkraan A met een rioleringaansluiting aansluiten. 2. Afsluitklep B sluiten. 3. Kraan A en C openen en met netdruk zo lang spoelen tot er geen luchtgeluiden meer hoorbaar zijn. 4. Eerst kraan A en dan kraan C sluiten. 5. Bedrijfsdruk 0,8 bar (80 kpa) via kraan C afstellen. 6. Afsluitklep B openen. C B 7. Afvoerslang eraf trekken en bewaren. Service 27

28 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Omstellen naar werking op aardgas LL (G 25) Bij levering is de CV-ketel op werking met aardgas E (G 20) ingesteld. Voor werking met aardgas LL (G 25) moet het gasdiafragma worden gedemonteerd. B F A C E D 1. Elektrische kabel van de gascombiregelaar A lostrekken. 2. Wartel B eraf schroeven. 3. Twee bouten C losmaken en gascombiregelaar A verwijderen. 4. Gasdiafragma D uit afdichting A verwijderen. 6. Gascombiregelaar A met nieuwe pakking F monteren. Vastdraaimoment voor bevestigingsbouten C: 3 Nm Vastdraaimoment voor wartel B: 30 Nm 7. Plakplaatje G 25 aan de bovenzijde van de CV-ketel (naast typeplaatje) plakken. 5. Afdichting E zonder gasdiafragma D in de gascombiregelaar A plaatsen. 28

29 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 8. CV-ketel in bedrijf stellen en dichtheid controleren. Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Gasvoerende onderdelen op gaslekkage controleren. Omschakelen naar werking met propaan (G 31) Bij levering is de CV-ketel op werking met aardgas E (G 20) ingesteld. Voor de werking met propaan moet het gasdiafragma worden verwisseld en moet het gastype aan de regeling worden ingesteld. Afzonderlijke montagehandleiding Omschakeling van vloeibaar gas naar aardgas zie pagina 69. Rustdruk en aansluitdruk meten Gevaar CO-vorming als gevolg van een verkeerde branderinstelling kan de gezondheid ernstig bedreigen. Meet voor en na het werken aan gastoestellen het CO-gehalte. A Werking op propaan Propaantank bij eerste inbedrijfstelling / vervanging tweemaal spoelen. Tank en gasaansluitleiding na het spoelen goed ontluchten. Service 1. Gasafsluitkraan sluiten. 2. Schroef A in meetaansluitstuk IN op de gascombiregelaar losmaken (niet eruit draaien) en manometer aansluiten. 29

30 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 3. Gasafsluitkraan openen. 4. Rustdruk meten. Gewenste waarde: maximaal 57,5 mbar (5,75 kpa) 5. CV-ketel in bedrijf nemen. Opmerking Bij de eerste inbedrijfstelling kan het toestel in storing gaan, omdat er lucht in de gasleiding zit. Na circa 5 s Reset bedienen om de brander te ontgrendelen. 6. Aansluitdruk (stromingsdruk) meten. 7. Maatregelen volgens de volgende tabel nemen. 8. CV-ketel buiten bedrijf stellen, gasafsluitkraan sluiten, manometer eraf halen, meetaansluiting A met bout afsluiten. 9. Gasafsluitkraan openen en het toestel in werking stellen. Gevaar Ontsnappend gas bij de meetstomp leidt tot explosiegevaar. Gasdichtheid op de meetaansluiting A controleren. Gewenste waarde: aardgas: 20 mbar (2,0 kpa) propaan: 50 mbar (5,0 kpa) Opmerking Voor het meten van de aansluitdruk geschikte meetapparaten met een resolutie van minstens 0,1 mbar (10 kpa) gebruiken. Aansluitdruk (dynamische druk) bij aardgas bij propaan onder 17,4 mbar onder 42,5 mbar (1,74 kpa) (4,25 kpa) 17,4 tot 25 mbar 42,5 tot 57,5 mbar (1,74 tot 2,5 kpa) (4,25 tot 5,75 kpa) meer dan 25 mbar meer dan 57,5 (2,5 kpa) mbar (5,75 kpa) Maatregelen Niet in bedrijf stellen en de gas- respectievelijk propaanleverancier informeren. CV-ketel in bedrijf nemen. Vóór de installatie een afzonderlijke gasdrukregelaar plaatsen en voordruk op 20 mbar (2,0 kpa) bij aardgas respectievelijk 50 mbar (5,0 kpa) bij propaan instellen. Gas- respectievelijk propaanleverancier informeren. 30

31 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Maximaal CV-vermogen reduceren Het maximale stookvermogen kan worden verlaagd conform de installatieeisen. Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 1. Aan/uit-schakelaar inschakelen. 2. Draaiknop tr minder dan 2 stot aan de rechteraanslag en dan opnieuw naar het rechter regelbereik draaien. Op het display verschijnt SERV en A. r 3. Met draaiknop tr het gewenste maximale stookvermogen instellen. Op de display knipperen balken voor het ingestelde stookvermogen. 6 0 C A Service Stand 1 (1 balk) = laagste vermogen Stand 6 (5 balken) = hoogste vermogen 4. Ingesteld stookvermogen controleren door het gasdebiet te meten. 31

32 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 5. Ingestelde stookvermogen overnemen: Draaiknop tw minder dan 2 stot aan de rechteraanslag en dan opnieuw naar het rechter regelbereik draaien. In het display verschijnt tijdens de overname CV-ketel buiten bedrijf stellen. Pompvermogen van de circulatiepomp aan de CV-installatie aanpassen Het pompvermogen van de circulatiepomp is in de toestand bij de levering op de volgende waarden ingesteld: Bij tapwateropwarming: Toerental 100% Bij CV-werking zonder buitentemperatuursensor: Nominaal vermogen in kw Toerental in % Het toerental kan niet gewijzigd worden. Bij CV-werking met buitentemperatuursensor: Nominaal vermogen in kw Minimaal toerental in % Maximaal toerental in % Het maximale toerental kan gewijzigd worden. zie volgende hoofdstuk. 32

33 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud C Toerental circulatiepomp in % B A Buitentemperatuur in C A Maximaal toerental 19 kw B Maximaal toerental 26 kw C Maximaal toerental 35 kw D 25 D Minimaal toerental Maximaal toerental veranderen Uitsluitend bij werking met buitentemperatuursensor mogelijk. 1. Aan/uit-schakelaar inschakelen. r 2. Beide draaiknoppen tw en tr gelijktijdig naar de middelste stand draaien. Op het display verschijnt SERV. Service 33

34 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 3. Draaiknop tr binnen 2 s naar het bereik rechtsboven draaien. Op het display verschijnt r en de ingestelde waarde in % van het maximale toerental knippert. r 4. Met draaiknop tw het maximale toerental wijzigen. 5. Wanneer de waarde niet meer knippert, is de wijziging opgeslagen. De regeling gaat weer in normale werking. 6. Beide draaiknoppen weer op de gewenste waarde instellen. Branderinstelling aanpassen bij meervoudige bezetting rookgasinstallatie Bij aansluiting van meerdere Vitodens 100-W op een gemeenschappelijk rookgassysteem: Branderinstelling bij elke aangesloten CV-ketel door een correctiefactor aan de rookgasinstallatie aanpassen. Installatievoorwaarden: Gemeenschappelijke rookgasleiding in koker mm Concentrische verbindingsleiding van CV-ketel naar koker 7 80/125 mm Minimale kokerdiameter Vierkant 175 x 175 mm Rond mm Hoogte verdieping minstens 2,5 m Maximaal zes CV-ketels met hetzelfde nominale vermogen aan de rookgasinstallatie 34

35 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud X21 X20 X7 1. Aan het klemmenblok A de brug B aan de klemmen 3 en 4 toepassen. 2. Aan/uit-schakelaar inschakelen. A B 3. Beide draaiknoppen tw en tr gelijktijdig naar de middelste stand draaien. Op het display verschijnt SERV. r 4. Vereiste correctiefactor voor de voorwaarden van de rookgasinstallatie leest u af in de volgende tabel. 5. Draaiknop tw binnen 2 s in het bereik linksboven draaien. Op het display verschijnen r, A en de ingestelde correctiefactor knippert. In leveringstoestand is factor 0 ingesteld. 6. Met draaiknop tr binnen 15 s de vereiste correctiefactor instellen. Service r 7. Wanneer de waarde niet meer knippert, is de ingestelde correctiefactor opgeslagen en gaat de regeling opnieuw naar normale werking. 8. Brug B van klemmenblok A demonteren. 35

36 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eén CV-ketel per verdieping Nominaal vermogen 19 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > > > > > > > > > Nominaal vermogen 26 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > > > > > > > > > > Nominaal vermogen 35 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > > > > > > > > > Opmerking Door de correctiefactor verandert het modulatiebereik van de CV-ketel. 36

37 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 2,5 m a 3 m Service 37

38 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Twee CV-ketels per verdieping Nominaal vermogen 19 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > 5 12 > > > > Nominaal vermogen 26 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > 8 13 > > > > > Nominaal vermogen 35 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > > 6 8 > > 6 11 > > > > > 8 9 Opmerking Door de correctiefactor verandert het modulatiebereik van de CV-ketel. 38

39 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 2,2 m a 3 m 0,3 m Service 39

40 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Branderinstelling aanpassen bij meerdere CV-ketels aan een gemeenschappelijke rookgasleiding (rookgascascade) Branderinstelling bij elke aangesloten CV-ketel door een correctiefactor aan de rookgasinstallatie aanpassen. Installatievoorwaarden: Gemeenschappelijke rookgasverzamelleiding mm Maximaal vier CV-ketels met hetzelfde nominale vermogen aan de rookgasinstallatie X21 X20 X7 1. Aan het klemmenblok A de brug B aan de klemmen 3 en 4 toepassen. 2. Aan/uit-schakelaar inschakelen. A B 3. Beide draaiknoppen tw en tr gelijktijdig naar de middelste stand draaien. Op het display verschijnt SERV. r 4. Vereiste correctiefactor voor de voorwaarden van de rookgasinstallatie leest u af in de volgende tabel. 5. Draaiknop tw binnen 2 s in het bereik linksboven draaien. Op het display verschijnen r, A en de ingestelde correctiefactor knippert. In leveringsomvang is factor 0 ingesteld. 40

41 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 6. Met draaiknop tr binnen 15 s de vereiste correctiefactor instellen. r 7. Wanneer de waarde niet meer knippert, is de ingestelde correctiefactor opgeslagen en gaat de regeling opnieuw naar normale werking. 8. Brug B van klemmenblok A demonteren. Nominaal vermogen 19 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > 9 25 > > > Nominaal vermogen 26 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > > > > > > > Service Nominaal vermogen 35 kw Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) > > > >

42 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Aantal CV-ketels Correctiefactor (instelwaarde) Lengte rookgasleiding a (m) 5 > > > Opmerking Door de correctiefactor verandert het modulatiebereik van de CV-ketel. a CO 2 -gehalte controleren Opmerking Gebruik het toestel met onbelaste verbrandingslucht, om storingen en schade te vermijden. 42

43 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 01. Rookgasanalyseapparaat aan de opening rookgas A aan het ketelaansluitstuk aansluiten. 02. CV-ketel in bedrijf stellen en dichtheid controleren. A Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Gasvoerende onderdelen op gaslekkage controleren. 03. Draaiknop tr minder dan 2 stot aan de rechteraanslag en dan opnieuw naar het rechter regelbereik draaien. Op het display verschijnt SERV, A en de ketelwatertemperatuur wordt aangegeven. r 04. Hoogste vermogen instellen: Draaiknop tr in het rechter regelbereik draaien, tot op het display vijf balken voor hoogste vermogen verschijnen. 05. CO 2 -gehalte voor hoogste vermogen meten. Het CO 2 -gehalte moet tussen 7,0 en 10,5% liggen. Service 43

44 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 06. Laagste vermogen instellen: Draaiknop tr in het linker regelbereik draaien, tot op het display 1 balk voor het laagste vermogen verschijnt. 07. CO 2 -gehalte voor laagste vermogen meten. Het CO 2 -gehalte moet circa 0,3 tot 0,9% onder de waarde voor het hoogste vermogen liggen. 08. Als het CO 2 -gehalte in het aangegeven bereik ligt, verder met punt 10. Als het CO 2 -gehalte niet in het aangegeven bereik ligt, dichtheid van het rookgas-luchttoevoersysteem controleren, eventuele lekkages verhelpen. Indien nodig, gascombiregelaar vervangen. 09. CO 2 -gehalte voor hoogste en laagste vermogen nogmaals meten. 10. CV-ketel buiten werking stellen, rookgasanalysemeter verwijderen en opening rookgas A afsluiten. 11. Beide draaiknoppen tw en rt weer in de oorspronkelijke stand draaien. 44

45 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Brander demonteren F4x E D C B A 1. Netspanning uitschakelen. 2. Gastoevoer afsluiten. 3. Elektrische kabels van ventilatormotor A, gascombiregelaar B en elektroden C lostrekken. 4. Venturiverlenging D van de ventilator lostrekken. 5. Schroefverbinding van de gasaansluitbuis E losdraaien. 6. Vier bouten F losmaken en brander verwijderen.! Opgelet Om beschadigingen te voorkomen, brander niet op vlambeker neerleggen! Service 45

46 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Branderpakking en vlambeker controleren Branderpakking A op beschadiging controleren en zo nodig vervangen. Indien vlambeker beschadigd, vervangen. E D C A 2x B 1. Elektrode B uitbouwen. 2. Twee torxschroeven losmaken en isolatie C afnemen. 3. Twee torxschroeven losdraaien en vlambeker D met pakking E verwijderen. 4. Nieuwe branderbuis D met nieuwe pakking E aanbrengen en bevestigen. Vastdraaimoment van de bevestigingsbouten: 3,5 Nm 46

47 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 5. Isolatie C monteren. Vastdraaimoment van de bevestigingsbouten: 3,5 Nm 6. Elektrode B monteren. Vastdraaimoment van de bevestigingsbouten: 4,5 Nm Elektrode controleren en instellen 1. Elektrode op slijtage en vervuiling controleren. 2. Elektrode met een kleine borstel (geen staalborstel) of schuurpapier reinigen Afstanden controleren. Als de afstanden niet goed zijn of als de elektrode beschadigd is, elektrode met pakking vervangen en uitlijnen. Bevestigingsbouten voor elektrode vasttrekken met een vastdraaimoment van 4,5 Nm. 4+0,5 Service 47

48 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Stookoppervlakken reinigen!! Opgelet Krassen op het oppervlak van de warmtewisselaar dat in aanraking komt met het verwarmingsgas, kunnen corrosie veroorzaken. Door afborstelen kunnen aanwezige afzettingen in de spiraalgleuven komen vast te zitten. Verwarmingsoppervlakken niet afborstelen. Opgelet Beschadigingen door reinigingswater voorkomen. Regeling met gepast materiaal waterdicht afdekken. Opmerking Verkleuringen aan het oppervlak van de warmtewisselaar zijn normale gevolgen van de werking. Ze hebben geen invloed op de werking en de levensduur van de warmtewisselaar. Het gebruik van chemische reinigingsmiddelen is niet vereist. A 1. Verbrandingsresten op het verwarmingsoppervlak A van de warmtewisselaar opzuigen. 2. Verwarmingsoppervlak A met water spoelen. 3. Condenswaterafvoer controleren. Sifon reinigen: zie volgende hoofdstuk. 4. Verwarmingsoppervlak nogmaals met water spoelen. Hierdoor wordt ook de sifon met water gevuld. 48

49 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Condenswaterafvoer controleren en sifon reinigen 1. Sifon A naar boven uit de afvoeraansluiting trekken. 2. Toevoerslang B van sifon A lostrekken. B A 3. Sifon A reinigen. 4. Toevoerslang B er weer op steken. 5. Sifon A weer op de afvoeraansluiting steken. 6. Sifon A met water vullen. Circa 0,3 l water in de verbrandingsruimte gieten. 7. Controleren of condenswater ongehinderd kan wegstromen en controleren op lekkage. Service 49

50 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander monteren A4x B C F E D 1. Brander inbouwen en vier schroeven A met 8,5 Nm vastdraaimoment kruislings vastdraaien. 2. Nieuwe pakking inleggen en schroefverbinding van de gasaansluitbuis B met aanhaalmoment 30 Nm vastdraaien. 4. Elektrische kabels op ventilatormotor D, gascombiregelaar E en ontstekingseenheid F aanbrengen. 5. Gastoevoer weer openen en netspanning inschakelen. 3. Venturiverlenging C op de ventilator steken. 50

51 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 6. Gasaansluitingen op lekkage controleren. Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Schroefverbinding op gaslekkage controleren.! Opgelet Het gebruik van lekzoekspray kan leiden tot storingen. Lekzoekspray mag niet met elektrische contacten in aanraking komen of de membraanopening aan de gasklep afsluiten. Membraanexpansievat en installatiedruk controleren Controle bij koude installatie uitvoeren. 1. Installatie zo ver aftappen tot manometer 0 aangeeft Opmerking De gas-combiwateropwarmer kan aan de bijvulkraan A worden bijgevuld. 2. Als de voordruk van het expansievat lager is dan de statische druk van de installatie, stikstof bijvullen tot de voordruk 0,1 tot 0,2 bar (10 bis 20 kpa) hoger is dan de statische druk van de installatie. 3. Water bijvullen tot bij afgekoelde installatie de druk minimaal 1,0 bar (0,1 MPa) bedraagt en 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20 kpa) hoger is dan de voordruk van het expansievat. Toegel. werkdruk: 3 bar (0,3 MPa) A Gasvoerende onderdelen bij bedrijfsdruk controleren op lekkage Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Gasvoerende onderdelen op gaslekkage controleren.! Opgelet Het gebruik van lekzoekspray kan leiden tot storingen. Lekzoekspray mag niet met elektrische contacten in aanraking komen of de membraanopening aan de gasklep afsluiten. Service 51

52 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Frontplaat monteren x 1. Frontplaat inhangen. 2. Schroeven aan de onderkant vastdraaien. Instrueren van de installatiegebruiker De installateur van de installatie moet de bedieningshandleiding overhandigen aan de beheerder van de installatie en de bediening uitleggen. 52

53 Storingen oplossen Werking en mogelijke storingen Warmteaanvraag door regeling Display Maatregel nee Gewenste waarde verhogen, voor warmteafname zorgen ja Ventilator start nee na circa 1 min storing F9 Ventilator, verbindingskabels van de ventilator, voedingsspanning op ventilator en aansturing van de ventilator controleren ja ja Ontsteking nee Storing F4 Aansluiting ontstekingsmodule controleren Gascombiregelaar gaat open ja Ionisatiestroom wordt opgebouwd (groter dan 2 µa) Symbool A nee Storing F4 Gascombiregelaar controleren (aansturing 230 V), gasaansluitdruk controleren nee Storing F4 Ionisatiestroom meten, elektrodeinstelling controleren en controleren of er lucht in de gasleiding zit. Service 53

54 Storingen oplossen Werking en mogelijke storingen (vervolg) ja Brander in bedrijf nee Schakelt beneden de gewenste ketelwatertemperatuur uit en start dan direct opnieuw Dichtheid van de rookgasinstallatie controleren (rookgashercirculatie), dynamische gasdruk controleren Storingsindicatie op het display f 2 Storingen worden door een knipperende storingscode met storingssymbool U op het display getoond. Voor de betekenis van de storingscodes, zie de volgende tabel. Storingscode op het scherm Gedrag van de installatie Storingsoorzaak 10 Constante werking Kortsluiting buitentemperatuursensor 18 Constante werking Onderbreking buitentemperatuursensor 30 Brander geblokkeerd Kortsluiting keteltemperatuursensor 38 Brander geblokkeerd Onderbreking keteltemperatuursensor Maatregel Buitentemperatuursensor en kabel controleren (zie pagina 60). Buitentemperatuursensor en kabel controleren (zie pagina 60). Keteltemperatuursensor controleren (zie pagina 61). Keteltemperatuursensor controleren (zie pagina 61). 54

55 Storingen oplossen Storingsindicatie op het display (vervolg) Storingscode op het scherm Gedrag van de installatie 50 Geen warmwaterbereiding 51 Geen warmwaterbereiding Storingsoorzaak Kortsluiting boilertemperatuursensor Kortsluiting uitlaattemperatuursensor Maatregel Sensor controleren (zie pagina 62). Sensor controleren (zie pagina 64). 52 Brander geblokkeerd Kortsluiting debietsensor 58 Geen warmwaterbereiding 59 Geen warmwaterbereiding Onderbreking boilertemperatuursensor Onderbreking uitlaattemperatuursensor 5A Brander geblokkeerd Onderbreking debietsensor A9 Regelwerking zonder Open Therm-toestel Communicatiefout Open Therm-toestel b0 Brander geblokkeerd Kortsluiting rookgastemperatuursensor b8 Brander geblokkeerd Onderbreking rookgastemperatuursensor E3 Brander op storing Fout in het veiligheidscircuit Aansluitingen en kabel controleren, eventueel sensor vervangen. Sensor controleren (zie pagina 62). Sensor controleren (zie pagina 64). Aansluitingen en kabel controleren, eventueel sensor vervangen. Aansluitingen en kabel controleren, eventueel Open Therm-toestel vervangen. Sensor controleren (zie pagina 65). Sensor controleren (zie pagina 65). Temperatuurbegrenzers en verbindingskabels controleren (zie pagina 63). Regeling controleren, indien nodig vervangen. Service 55

56 Storingen oplossen Storingsindicatie op het display (vervolg) Storingscode op het scherm Gedrag van de installatie Storingsoorzaak Maatregel E5 Brander geblokkeerd Interne fout Ionisatie-elektrode en verbindingsleidingen controleren. Op Reset drukken (zie pagina 58). F0 Brander geblokkeerd. Interne fout Regeling vervangen. F1 Brander op storing Maximale rookgastemperatuur overschreden F2 Brander op storing Temperatuurbegrenzer is geactiveerd F3 Brander op storing Vlamsignaal is reeds aanwezig bij branderstart Niveau van de CV-installatie controleren. Circulatiepomp controleren. Installatie ontluchten. Op Reset drukken (zie pagina 58). Niveau van verwarmingsinstallatie controleren. Circulatiepomp controleren. Installatie ontluchten. Temperatuurbegrenzers en verbindingskabels controleren (zie pagina 63). Op Reset drukken (zie pagina 58). Ionisatie-elektrode en verbindingskabel controleren. Op Reset drukken (zie pagina 58). 56

57 Storingen oplossen Storingsindicatie op het display (vervolg) Storingscode op het scherm Gedrag van de installatie Storingsoorzaak Maatregel F4 Brander op storing Geen vlamsignaal. Ontstekingselektrode, ionisatie-elektrode en verbindingskabel controleren, gasdruk controleren, gascombiregelaar controleren, ontsteking, ontstekingsmodule controleren, condenswaterafvoer controleren. Op Reset drukken (zie pagina 58). F8 Brander op storing Brandstofklep sluit te laat F9 Brander op storing Ventilatortoerental bij de branderstart te laag FA Brander op storing Ventilatorstilstand niet bereikt FC Brander geblokkeerd Elektrische aansturing ventilator (regeling) defect Gascombiregelaar controleren. Beide aanstuurtrajecten controleren. Op Reset drukken (zie pagina 58). Ventilator controleren, verbindingskabels naar de ventilator controleren, voedingsspanning op ventilator controleren, aansturing van de ventilator controleren. Op Reset drukken (zie pagina 58). Ventilator, verbindingskabels en aansturing van de ventilator controleren. Op Reset drukken (zie pagina 58). Verbindingsleidingen van de ventilator controleren en indien nodig vervangen of de regeling vervangen. Service 57

58 Storingen oplossen Storingsindicatie op het display (vervolg) Storingscode op het scherm Gedrag van de installatie Storingsoorzaak Fd Brander geblokkeerd Fout automatische branderregeling FF Brander geblokkeerd Fout automatische branderregeling Maatregel Ontstekingselektroden en verbindingsleidingen controleren. Controleren of er een sterk stoorveld (EMC) in de buurt van het toestel is. Op Reset drukken (zie pagina 58). Als de storing niet wordt opgeheven, regeling vervangen. Ontstekingselektroden en verbindingsleidingen controleren. Controleren of er een sterk stoorveld (EMC) in de buurt van het toestel is. Op Reset drukken (zie pagina 58). Als de storing niet wordt opgeheven, regeling vervangen. Reset bedienen Draaiknop rt minder dan 2 s op de stand U RESET draaien en dan opnieuw terug naar het regelbereik. r 58

59 Storingen oplossen Reparatie Frontplaat demonteren x 1. Schroeven aan de onderkant van de CV-ketel losdraaien, er niet uitdraaien. 2. Frontplaat eraf halen. Service 59

60 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Buitentemperatuursensor X21 X20 X7 1. Regelingsbehuizing openen. Zie pagina Kabels van de buitentemperatuursensor afklemmen Weerstand in kω Weerstand van de sensor meten en met karakteristiek vergelijken. 4. Bij sterke afwijking sensor vervangen Temperatuur in C 60

61 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Keteltemperatuursensor 1. Kabels van de keteltemperatuursensor A lostrekken en de weerstand meten. A Weerstand in kω ,8 0,6 0, Temperatuur in C 2. Weerstand van de sensor meten en met karakteristiek vergelijken. 3. Bij sterke afwijking de CV-ketel aan CV-waterzijde aftappen en de sensor vervangen. Gevaar Keteltemperatuursensor zit direct in het CV-water (verbrandingsgevaar). Voor het vervangen van de sensor het tapwater in de CV-ketel aftappen. 61 Service

62 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Boilertemperatuursensor controleren (HR-solotoestel) 1. Stekker % van de kabelboom lostrekken en de weerstand meten. X21 X7 X20 5 Weerstand in kω ,8 0,6 0, Temperatuur in C 2. Weerstand van de sensor met de karakteristiek vergelijken. 3. Bij sterke afwijking sensor vervangen. 62

63 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Temperatuurbegrenzer controleren Als na het uitzetten van een storing de brandersturing niet ontgrendeld kan worden, hoewel de ketelwatertemperatuur onder circa 95 C ligt, de temperatuurbegrenzer controleren. 1. Kabels van de temperatuurbegrenzer A los trekken. A 2. Weerstand van de temperatuurbegrenzer met een multimeter controleren. 3. Defecte temperatuurbegrenzer demonteren. 4. Nieuwe temperatuurbegrenzer inbouwen. 5. Voor het ontgrendelen de Reset aan de regeling bedienen (zie pagina 58). Service 63

64 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Uittredetemperatuursensor controleren (HR-combiketel) 1. Kabels van de uittredetemperatuursensor A trekken. A 2. Weerstand van de sensor meten en met karakteristiek vergelijken. Weerstand in kω ,8 0,6 0, Temperatuur in C 3. Bij sterke afwijking sensor vervangen. Opmerking Bij vervanging van de uittredetemperatuursensor kan water naar buiten komen. Toevoer van het koud water afsluiten. Warmwaterleiding en platenwarmtewisselaar (aan tapwaterzijde) aftappen. 64

65 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Rookgastemperatuursensor controleren 1. Kabels van de rookgastemperatuursensor A trekken. A 2. Weerstand van de sensor meten en met karakteristiek vergelijken. Weerstand in kω ,8 0,6 0, Temperatuur in C 3. Bij sterke afwijking sensor vervangen. 65 Service

66 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Debietbegrenzer vervangen (HR-combiketel) A B C 1. CV-ketel aan tapwaterzijde aftappen. 2. Regeling omlaag klappen. 3. Bouten A losdraaien. 4. Kap B eraf halen. 5. Nieuwe debietbegrenzer C volgens serienummer van de CV-ketel (zie typeplaatje) en de volgende tabel kiezen. 6. Nieuwe debietbegrenzer C plaatsen. Debiet l/min Kleur rood bruin rood bruin 7. Bijgevoegde nieuwe kap B monteren. Fabricagenummer (typeplaatje) Fabricagenummer (typeplaatje) Debiet l/min Kleur rood bruin wit zwart 66

67 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Platenwarmtewisselaar controleren of vervangen (HR-combiketel) B B C D F E A C CV-wateraanvoer D CV-waterretour E Koud water 1. CV-ketel aan CV- en tapwaterzijde afsluiten en aftappen. 2. Regeling omlaag klappen. F Warm water 3. Twee schroeven A op de platenwarmtewisselaar B losdraaien en platenwarmtewisselaar met pakkingen verwijderen. Service 67

68 Storingen oplossen Reparatie (vervolg) Opmerking Bij het uitbouwen kan uit de gedemonteerde platenwarmtewisselaar nog wat restwater vloeien. 4. Aansluitingen aan tapwaterzijde op kalkaanslag controleren, eventueel de platenwarmtewisselaar reinigen of vervangen. 6. Inbouw met nieuwe pakkingen in omgekeerde volgorde. Opmerking Bij montage op de plaats van de bevestigingsgaten en de juiste plaats van de pakkingen letten. Platenwarmtewisselaar niet verdraaid monteren. 5. Aansluitingen aan CV-waterzijde op vervuiling controleren, eventueel de platenwarmtewisselaar reinigen of vervangen. Zekering controleren F4 1. Netspanning uitschakelen. 3. Zekering F4 controleren. 2. Regelingsbehuizing openen (zie pagina 17). 68

69 Gastype omzetten Omschakeling van propaan naar aardgas Omschakelen van werking met propaan naar werking met aardgas Voor het omschakelen naar aardgas E (G 20) de afdichting met diafragma van de afleveringstoestand weer monteren. Voor het omschakelen naar aardgas LL (G 25) de afdichting zonder diafragma van de afleveringstoestand weer monteren. Als de onderdelen niet meer aanwezig zijn, de betreffende omschakelset als los onderdeel bestellen. Zie onderdelenlijst (module brander). B F A C E D 1. Elektrische kabel van de gascombiregelaar A lostrekken. Service 2. Wartel B eraf schroeven. 3. Twee bouten C losmaken en gascombiregelaar A verwijderen. 69

70 Gastype omzetten Omschakeling van propaan naar aardgas (vervolg) 4. Omstelling naar aardgas E (G 20): Afdichting E met gasdiafragma D uit de gascombiregelaar A nemen. Afdichting E met geplaatste gasdiafragma D voor aardgas E monteren. Bewaarde onderdelen of ombouwset gebruiken. Omstelling naar aardgas LL (G 25): Afdichting E met gasdiafragma D uit de gascombiregelaar A nemen. Afdichting E zonder gasdiafragma D plaatsen. Bij werking met aardgas LL wordt geen gasdiafragma gemonteerd. 5. Gascombiregelaar A met nieuwe pakking F monteren. Vastdraaimoment voor bevestigingsbouten C: 3 Nm Vastdraaimoment voor wartel B: 30 Nm 6. Sticker gastype aan de bovenkant van de CV-ketel (naast typeplaatje) verwijderen of onherkenbaar maken. 7. CV-ketel in bedrijf stellen en dichtheid controleren. Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Gasvoerende onderdelen op gaslekkage controleren. Gastype aan de regeling omschakelen 1. Aan/uit-schakelaar inschakelen. 2. Beide draaiknoppen tw en tr gelijktijdig naar de middelste stand draaien. Op het display verschijnt SERV. r 70

71 Gastype omzetten Omschakeling van propaan naar aardgas (vervolg) 3. Draaiknop tr binnen 2 s naar de linker aanslag draaien. Op het display knippert A en de ingestelde waarde. r CO 2 -gehalte controleren Zie pagina Met de draaiknop tw de regeling naar aardgas of propaan omschakelen. Op het display verschijnt: 0 voor werking met aardgas of 1 voor werking met propaan 5. Wanneer de waarde niet meer knippert, is de instelling overgenomen. De regeling gaat weer in normale werking. Service 71

72 Regeling Functies en bedrijfsomstandigheden bij weersafhankelijke werking Bij weersafhankelijke werking wordt de ketelwatertemperatuur afhankelijk van de buitentemperatuur geregeld. Stooklijn van de weersafhankelijke regeling Ketelwater- respectievelijk aanvoertemperatuur in C G F E D C B A Buitentemperatuur in C Instelling draaiknop tr A = 1 B = 2 C = 3 D = 4 E = toestand bij levering F = 5 G = 6 Vorstbeschermingsfunctie De vorstbeschermingsfunctie is alleen met aangesloten buitentemperatuursensor mogelijk. Bij een buitentemperatuur van < 5 C wordt de vorstbeschermingsfunctie geactiveerd. De brander wordt ingeschakeld en de ketelwatertemperatuur wordt op 20 C gehouden. 72

73 Schema's Aansluit- en bedradingschema H G F Service A B E C D A B C Stappenmotor omschakelklep Ontsteking / ionisatie Vitotrol 100, type UTA D E Vitotrol 100, type UTDB Aansluiting op het net 230 V / 50 Hz 73

74 Schema's Aansluit- en bedradingschema (vervolg) F Afstandsbediening (Open Therm-toestel)) G Schakelklok (accessoires) of Vitotrol 100, type UTDB-RF2 H Gasdrukbewaking (accessoires) X... Elektrische interface! Buitentemperatuursensor (accessoires) Keteltemperatuursensor $ Uittredetemperatuur (HR-combiketel) % Boilertemperatuursensor (HRgasketel) ag Rookgastemperatuursensor sö Circulatiepomp 230 V~ dg Gasmagneetklep fj Temperatuurbegrenzer a-ö Ventilatiemotor 230 V~ a-öa Aansturing ventilator avl Debietsensor 74

75 Onderdelenlijsten Onderdelen bestellen De volgende gegevens zijn nodig: Serienummer (zie typeplaatje A) Module (uit deze onderdelenlijst) Positienummer van het onderdeel binnen de module (uit deze onderdelenlijst) Courante onderdelen zijn in de plaatselijke vakhandel verkrijgbaar. Service 75

76 Onderdelenlijsten Overzicht van de modules A B C D 76 E A Typeplaatje B Module plaatdelen C Module warmtecel F D Module regeling E Module hydraulica F Module overig

77 Onderdelenlijsten Module plaatdelen Pos. Afzonderlijk onderdeel 0001 Voorplaat 0002 Afdichtprofiel 0003 Typeaanduiding Viessmann 0004 Bovendeel trekontlasting 0005 Luchtkastbodem 0006 Doorvoertules (set) 0007 Muurbeugel 0011 Membraan-doorvoertule Logo Vitodens 100 Service 77

78 Onderdelenlijsten Module plaatdelen (vervolg)

79 Onderdelenlijsten Module warmtecel Pos. Afzonderlijk onderdeel 0001 Lipafdichting systeem Rookgasaansluiting Afsluitstop ketelaansluitstuk 0004 Rookgaspakking 0005 Rookgastemperatuursensor 0006 Warmtewisselaar 0007 Condensaatslang 0008 Stuwsifon 0009 T-verbinder 0010 Gasaansluiting 0011 Afdichting A 17 x 24 x 2 (5 stuks) 0012 Brander (zie module brander) 0013 Isolatieblok 0014 Houder warmtewisselaar (set) 0015 O-ring 20,63 x 2,62 (5 stuks) 0016 Condenswaterslang Condensaatslang 10 x Pakking ketelflens 0020 Ribbelbuis 19 x 800 met tule/bocht Service 79

80 Onderdelenlijsten Module warmtecel (vervolg)

81 Onderdelenlijsten Module brander Pos. Afzonderlijk onderdeel 0001 Branderpakking (slijtagegevoelig onderdeel) 0002 Isolatie 0003 Cilindervlambeker 0004 Pakking branderbuis 0005 Branderdeur 0006 Afdichting ionisatie-elektrode (5 stuks) 0007 Ontstekings-/ionisatie-elektrode 0008 Pakking flens branderdeur (slijtagegevoelig onderdeel) 0009 Radiaalventilator NRG Gasklep GB-ND 055 E Montageplaat isolatiering (2 stuks) 0012 Venturiverlenging 0013 Afdichting A 17 x 24 x 2 (5 stuks) 0014 Ombouwset G31 Service 81

82 Onderdelenlijsten Module brander (vervolg)

83 Onderdelenlijsten Module hydraulica Pos. Afzonderlijk onderdeel 0001 Aansluithoekstuk HR messing 0002 Vormslang HR 0003 Veerbandklem DN 25 (5 stuks) 0004 Klem 7 10 (5 stuks) 0005 O-ring 20,63 x 2,62 (5 stuks) 0006 Ontluchtingskraan G 3/ Temperatuursensor 0008 Vormslang HV 0009 Klem 7 18 (5 stuks) 0010 O-ring 17 x 4 (5 stuks) 0011 Manometer 0012 Klem 7 8 (5 stuks) 0013 Adapter slangaansluiting 0014 Thermoschakelaar 0015 Aansluithoekstuk HV 0016 Hydraulica Combi (zie module Hydraulica Combi) Service 83

84 Onderdelenlijsten Module hydraulica (vervolg)

85 Onderdelenlijsten Module hydraulica combi Pos. Afzonderlijk onderdeel 0001 Ontluchter 0002 O-ring 34 x 3 (5 stuks) 0003 O-ring 23,7 x 3,6 (5 stuks) 0004 O-ring 9,6 x 2,4 (5 stuks) 0005 Bypass-cartridge 0006 Klem 7 16 (5 stuks) 0007 Adapter stappenmotor 0008 O-ring 19,8 x 3,6 (5 stuks) 0009 O-ring 16 x 3 (5 stuks) 0010 Klem 7 18 (5 stuks) 0011 Klem 7 10 (5 stuks) 0012 Terugslagklep 0013 Temperatuursensor 0014 Klem 7 8 smal (5 stuks) 0015 Waterdebietregelaar 0016 Kapafdichting ovaal (5 stuks) 0017 Pakkingset platenwarmtewisselaar 0018 Lineaire stappenmotor 0019 Flowsensor 0020 Circulatiepompmotor UPM Platenwarmtewisselaar 0022 Veiligheidsklep 3 bar 0023 Hydraulica Combi Service 85

86 Onderdelenlijsten Module hydraulica combi (vervolg)

87 Onderdelenlijsten Module regeling Pos. Afzonderlijk onderdeel 0001 Afdekking aansluitruimte 0002 Klemscharnier 0003 Afdichtprofiel 0004 Regeling VBC113-C11.xx 0005 Kabelboom X Ontstekingskabel met hoekstekker 5 kω 0007 Aansluitkabel gasklep Aansluitkabel ventilator Kabelboom stappenmotor AMP-X 0010 Zekering T 2,5 A 250 V (10 stuks) 0011 Buitentemperatuursensor NTC 5 K 0012 Aansluitsnoer buitentemperatuursensor 0013 Aansluitkabel CV-pomp 20 Service 87

88 Onderdelenlijsten Module regeling (vervolg) Module overig Pos. Afzonderlijk onderdeel 0001 Spuitbuslak wit 150 ml 0002 Lakstift, wit 0003 Speciaal smeermiddel 0004 Gebruikershandleiding 0005 Montage- en servicehandleiding 88

89 Onderdelenlijsten Module overig (vervolg) Service 89

90 Technische gegevens Technische gegevens Nominale spanning: 230 V~ Nominale frequentie: 50 Hz Nominale stroom: 2,0 A~ Beschermingsklasse: I Beschermingsklasse: EN (bij ge- IP X4 conform sloten werking) Toegestane omgevingstemperatuur bij werking: 0 tot +40 C bij opslag en transport: -20 tot +65 C Instelling temperatuurbegrenzer: Beveiliging van het net: 100 C (vast) maximaal 16 A Gasketel, categorie II 2L3P Nominaal vermogensbereik bij stookwerking T V /T R 50/30 C kw 6,5 26 8,8 35 T V /T R 80/60 C kw 5,9 23,7 8,0 31,9 Nominale vermogensbereik bij tapwateropwarming kw 5,9 29,3 8,0 35,0 Nominaal vermogensbereik kw 6,1 30,5 8,2 36,5 Aansluitwaarden Bij maximale belasting met: - aardgas L m 3 /h 3,75 4,49 - propaan P kg/uur 2,4 2,9 Elektrisch opgenomen vermogen (maximaal) - HR-soloketel W HR-combiketel W HR-combiketel (tapwateropwarming) Toegestane werkdruk bar Nominale waterhoeveelheid bij ΔT 30 K (volgens EN 13203) l/min 11,3 15,2 bij ΔT 50 K (volgens EN 13203) l/min 6,8 9,1 Ingesteld debiet (maximaal) l/min 8,0 10,0 Product-identificatienummer CE-0085BT0029 Opmerking Aansluitwaarden dienen enkel ter informatie (bijvoorbeeld voor gasaanvraag) of voor een benaderende en volumetrische aanvullende controle van de instelling. Wegens de fabrieksmatige instelling mogen de gasdrukken niet afwijken van deze waarden. Referentie: 15 C, 1013 mbar (101,3 kpa). 90

91 Verklaringen Conformiteitsverklaring Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D Allendorf, verklaren op eigen verantwoordelijkheid dat het volgende product qua constructie en werking in overeenstemming is met de Europese richtlijnen en de aanvullende nationale vereisten. De conformiteit werd gewaarborgd door de CE-markering. De volledige conformiteitsverklaring is met behulp van het fabricagenr. op volgend internetadres te vinden: Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D Allendorf, bevestigen dat het product Vitodens 100-W de volgens de 1e BImSchV 6 vereiste NO x -grenswaarden naleeft. Allendorf, 1 februari 2018 Viessmann Werke GmbH & Co. KG ppa. Reiner Jansen Leider Strategisch kwaliteitsmanagement Service 91

92 Index Index A Aansluitdruk Aansluitingen... 9, 13 Aansluitschema...73 Afmetingen...9 B Boilertemperatuursensor...62 Brander demonteren Brander monteren...50 Branderpakking...46 Buitentemperatuursensor...19, 60 C CO2 gehalte controleren...42 Condensaat...15 Condenswaterafvoer...15, 49 D Debietbegrenzer E Eerste inbedrijfstelling...25 Elektrische aansluitingen F Frontplaat demonteren...12 Frontplaat monteren...52 G Gasaansluitdruk...30 Gasaansluiting Gascombiregelaar...29 Gastype instellen aardgas LL...28 propaan Gastype omschakelen aan de regeling...70 aardgas...69 I Installatiedruk...26, 51 Installatie vullen... 25, 26 Ionisatie-elektrode...47 K Keteltemperatuursensor...61 L Luchttoevoerleiding...16 M Maximale stookvermogen Meervoudige bezetting rookgasinstallatie Membraanexpansievat...51 Muurbeugel...10 N Netaansluiting O Ontluchten...27 Ontsteking...47 Ontstekingselektrode Opheffen van storingen...59 P Platenwarmtewisselaar Pompvermogen instellen Productinformatie...8 Propaan R Regeling openen...17 Regeling sluiten Reset...58 Rookgascascade Rookgasleiding Rookgastemperatuursensor...65 Rustdruk

93 Index Index (vervolg) S Sifon...15, 49 Stooklijn Stookoppervlakken reinigen...48 Storingscode...54 Storingsindicatie...54 T Technische gegevens Temperatuurbegrenzer...63 U Uittredetemperatuur Uittredetemperatuursensor V Veiligheidscircuit Veiligheidsklep Verklaring fabrikant Vermogen reduceren Vermogensaanpassing Meervoudige bezetting rookgascascade Vitotrol 100 Aansluiting...20 Vlambeker...46 Vorstbescherming Vorstgrens...72 Vulfunctie Vulwater Vuurhaard reinigen W Wandmontage...10 Wateraansluitingen Waterkwaliteit...25 Weersafhankelijke werking Werking...53 Z Zekering

94 94

95 95

96 96 Viessmann Nederland B.V. Postbus AH Capelle a/d IJssel Tel. : Fax : info-nl@viessmann.com Technische wijzigingen voorbehouden.