Petrus Wilhelmus Vos ( )

Transcriptie

1 Petrus Wilhelmus Vos ( ) Hij is geboren op 6 mei 1837 in Amsterdam. Zijn vader is in 1838 overleden toen was hij één jaar oud. Zijn moeder is in 1841 hertrouwd met Gerrit van Vlier zij krijgt in de periode van 1841 tot 1846 vijf kinderen waarvan er vier levenloos geboren worden en een binnen een jaar sterft. Op 23 mei 1847 wordt zijn halfzusje Anna Catharina van Vlier geboren, zij overlijdt pas in Zijn moeder overlijdt in 1848, hij was toen elf jaar. Petrus is in november 1848 opgenomen in het RK jongens weeshuis te Amsterdam. Zijn stiefvader hertrouwt in 1849 en overlijdt in Aanvankelijk volgt Petrus in het weeshuis onderwijs, later gaat hij in de leer als kastenmaker. Op 12 augustus 1856 is hij in het weeshuis afwezig gemeld. Op 28 september 1856 (hij is dan nog steeds niet terug) is door de regenten besloten om hem het verblijf in het weeshuis te ontzeggen. Op 24 oktober 1856 wordt hij in Waalwijk aangehouden wegens landloperij. Op 25 november 1856 wordt hij daarvoor door de rechtbank s-hertogenbosch veroordeeld tot drie dagen gevangenisstraf met het bevel dat hij na het einde van de straf naar een bedelaarsgesticht zal worden overgebracht. Op 16 februari 1857 wordt hij geplaatst in de bedelaarskolonie Veenhuizen/Ommerschans. Op 19 juni 1857 wordt hij ingedeeld als reserve bij de Nationale Militie. Om langdurige opsluiting in Veenhuizen/Ommerschans te ontlopen tekent hij op 18 juli 1857 vrijwillig voor zes jaren bij de Nationale Militie, hij wordt ingedeeld bij het 7 e regiment infanterie. Op 27 november 1857 gaat hij een hernieuwd dienstverband aan bij het Koloniale Werfdepot voor de overzeese bezetting weer voor zes jaren. Op vertrekt hij naar Oost Indië. Aan hem wordt op 19 maart 1864 de Bronzen Medaille toegekend (voor "Eerlijke en trouwe dienst", toegekend bij een dienstverband van 6 jaar in Indië). Op 15 juli 1864 zit zijn eerste diensttijd erop. Nog in Batavia tekent bij tot 20 juni 1869 (dit als plaatsvervanger van een andere militair, waarschijnlijk tegen een geldelijke beloning). Op 11 mei 1866 wordt hij door het Hoog Militair Gerechtshof wegens diefstal veroordeeld tot achttien maanden kruiwagen en ontslag uit de Nationale Militie. Wanneer hij naar Nederland is gekomen is nog niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk begin Op 24 april 1868 wordt hij in Loenen(Utr.) aangehouden omdat hij eene aalmoes te hebben gevraagd en mitsdien schuldig te zijn aan bedelarij. Op 7 mei 1868 wordt hij daarvoor door de rechtbank in Utrecht veroordeeld tot 15 dagen gevangenisstraf en plaatsing in een bedelaarsgesticht. Op 25 mei 1868 wordt hij weer ingeschreven in de Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen/Ommerschans. Na precies twee jaar op 25 mei 1870 wordt hij daar ontslagen. Na zijn ontslag staat hij tot 3 juni 1870 nog ingeschreven in de gemeente Norg. Daarna verblijft hij een paar dagen in Groningen. In het bevolkingsregister van Groningen wordt voor het eerst als beroep vermeld vertoner poppenkast. Via Kampen komt hij in oktober 1871 weer in Amsterdam terecht. In Amsterdam woont hij afwisselend bij zijn stiefvader Gerrit van Vlier ( als beroep geeft hij op kermisreiziger) en verblijft hij intern als knecht/bediende in het binnengasthuis in Amsterdam. In Januari 1872 verhuist hij naar de Rozenstraat in Amsterdam waar hij samenwoont met Sophia Jacoba Filippina Fouraux waarmee hij op 27 juni 1872 trouwt. Bij zijn huwelijk in 1872 is zijn stiefvader Gerrit van Vlier een van de getuigen. Petrus en Sophia blijven tot november 1875 In de Rozenstraat wonen hier worden ook de eerste twee kinderen geboren, Christiaan Gerardus in 1872 en Petrus Johannes in Daarna verhuist het gezin een aantal malen

2 binnen Amsterdam. Nog in Amsterdam wordt in 1877 de derde zoon Wilhelmus Laurentius geboren. In 1877 vertrekt het gezin uit Amsterdam en na vele omzwervingen onder andere naar Breda (daar wordt in 1879 de vierde zoon Jacobus Johannes geboren), Maastricht, Nijmegen en Antwerpen komt het gezin in 1887 Venlo terecht. Na nog wat omzwervingen (onder andere nogmaals Breda en Oosterhout) vestigen Petrus en Sophia zich in 1898 definitief in Venlo. Ook na het huwelijk van Petrus Wilhelmus zijn er nog wat problemen met justitie. Zo verzoekt in 1879 de commissaris van politie te Groningen bekend te worden gemaakt met de verblijfplaats van hem en zijn vrouw omdat die hun vierjarig zoontje onverzorgd in eene slaapstede hebben achtergelaten. Ook zijn er in deze periode vonnissen voor openbare dronkenschap bekend. Voor zover bekend is Petrus Wilhelmus Vos de eerste van een familie van kermisreizigers met name poppenkasthouders. Hij overlijdt op 12 maart 1906 in Venlo. Na zijn overlijden verschijnt in het Venloosch Nieuwsblad het volgende artikel In den ouderdom van 62 jaren overleed hier de vorige week eene bekende figuur, n,l, P.W. Vos, fabrikant van muizen- en rattenvallen, bijgenaamd Jantje Klaassen. Door de jeugd van Venlo en omstreken werd hij beschouwd als een artiest in zijn vak, wanneer hij in zijn poppenkast aan een hoek der straat zijne voorstelling gaf en door zijne leuke kwinkslagen de toeschouwers deed lachen. Sophia Jacoba Phillippina Fouraux Zij werd geboren op15 maart 1837 in Leiden. Zij is een afstammeling van een oude Franse circusfamilie van koorddansers en kunstpaardrijders ook trokken zij als eigenaren zelf met circussen door europa. Ook haar vader en haar moeder waren kunstrijders. In de tijd van haar geboorte was haar vader directeur van een circus. Later vestigde hij zich in Dordrecht daar was hij directeur van de plaatselijke rijschool. Het gezin kreeg acht kinderen waarvan er vijf vroeg zijn overleden. Toen haar vader in 1846 overleed heeft haar moeder haar en haar twee jongere broertjes verlaten. Een broer groeide op in het gezin van Lion Dassie en Leonora Blanus ook rondtrekkende kunstpaardrijders. De andere broer verklaarde bij zijn huwelijk dat zijn moeder hem op vijf jarige leeftijd heeft verkocht aan een reizend gezelschap paardrijders. Sophia verklaarde bij haar eerste huwelijk dat haar moeder voor vele jaren haar echtgenoot en kinderen heeft verlaten. Waar Sophia tussen 1846 en 1851 geweest is weet ik (nog) niet. Op 20 augustus 1851 werd zij te Amsterdam aangehouden voor landloperij, zij was toen veertien jaar. Daarvoor werd zij op 27 augustus 1851 door de rechtbank te Amsterdam veroordeeld tot acht dagen gevangenisstraf en gelast dat zij na het uiteinde van hare straf zal worden gesteld ter beschikking der hooge regering. Dit laatste leidde er toe dat zij van 4 september 1851 tot 1 november 1851 in het werkhuis te Amsterdam werd geplaatst en op 2 november 1851 in de bedelaarskolonie Veenhuizen/Ommerschans. Bij haar inschrijving in Veenhuizen/Ommerschans was zij volgens het signalement 1,45 meter groot en gaf zij als beroep koorddanseres op. Zij verbleef hier tot 24 april Op 9 december 1857 werd zij door de rechtbank Amsterdam weer veroordeeld voor landloperij, ditmaal werd zij veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en wederom plaatsing in een bedelaarsgesticht.

3 Op 16 april 1858 werd zij voor de tweede keer in Veenhuizen/Ommerschans geplaatst. Op 4 juni 1861 werd zij daar weer ontslagen. Op 4 juni 1861 werd zij ingeschreven in het dienstboderegister van de gemeente Meppel van daar vertrok zij op 13 juli 1861 naar Amsterdam. Op 14 september 1861 werd zij voor de derde keer ingeschreven in Veenhuizen/Ommerschans nu naar aanleiding van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank Arnhem. Deze keer voor precies vier jaren, op 14 september 1865 werd zij weer ontslagen. In deze periode ontmoette zij Petrus Antonius Lievers die op 21 juli 1862 was ingeschreven in Veenhuizen/Ommerschans en net als Sophia 14 september 1865 werd ontslagen. Beiden vestigden zich te Amsterdam waar zij op 15 november 1865 trouwden, het huwelijk bleef kinderloos. Op 9 december 1865 werden zij beiden in Utrecht aangehouden in verband met Landloperij. Hiervoor werden zij op 21 december 1865 tot vijftien dagen gevangenisstraf en plaatsing in een bedelaarskolonie veroordeeld. Op 6 januari 1866 werd zij weer ingeschreven in Veenhuizen/Ommerschans ditmaal tot 3 september Hierna vestigden zij zich weer te Amsterdam, waar Petrus Antonius op 21 mei 1871 is overleden. Na het overlijden van Petrus Antonius werkte zij enige tijd als dienstbode in het binnengasthuis te Amsterdam, waarschijnlijk heeft ze daar Petrus Wilhelmus Vos ontmoet. In Januari 1872 verhuisde zij naar de Rozenstraat in Amsterdam waar zij samenwoonde met Petrus Wilhelmus Vos waarmee zij op 27 juni 1872 trouwde. De periode na haar huwelijk met Petrus Wilhelmus Vos komt overeen met de beschrijving bij haar echtgenoot met dit verschil dat van haar nog een vonnis wegens burengerucht bekend is. Na het overlijden van Petrus woonde zij nog enige tijd in Venlo daarna afwisselend in Nijmegen en Arnhem. Zij overleed op 15 februari 1919 in Nijmegen, zij woonde toen bij haar zoon Wilhelmus Laurentius. Petrus Wilhelmus Vos Amsterdam Venlo Amsterdam Sophia Jacoba Phillippina Fouraux Leiden Nijmegen

4 Uit dit huwelijk Christiaan Gerardus Vos Amsterdam 's-hertogenbosch 's-hertogenbosch Gertruda Hubertina Huiskes Roermond 's-hertogenbosch Petrus Johannes Vos Amsterdam Nijmegen Nijmegen Allegonda van Baardwijk Nijmegen Nijmegen

5 Wilhelmus Laurentius Vos Amsterdam Nijmegen Nijmegen Wilhelmina Adriana Bos Nijmegen Nijmegen Jacobus Johannes Vos Breda Venlo Venlo Hubertina Knapen Venlo Venlo

6 Venloosch nieuwsblad Eerder Huwelijk Petrus Antonius Lievers Amsterdam Amsterdam Amsterdam Sophia Jacoba Phillippina Fouraux Leiden Nijmegen