Verzenddatum 6 november 2018

Transcriptie

1 AT Texel Holding B.V. t.a.v. de heer G. Rikkenberg Schorrenweg HD OOSTEREND Postadres Postbus AE Den Burg Bezoekadres Emmalaan AT Den Burg Zaaknummer Contactpersoon Mw E.S.A. Broekmans-Witte Uw aanvraag van 4 april/20 september 2018 Telefoonnummer adres ESABroekmans@texel.nl T F E gemeente@texel.nl I Onderwerp Besluit omgevingsvergunning Schorrenweg 12a Verzenddatum 6 november 2018 Geachte heer Rikkenberg, Wij hebben van u een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor de activiteiten: bouwen en milieu ontvangen. De aanvraag gaat over de plaatsing van een biovergister op het perceel Schorrenweg 12a in Oosterend. De aanvraag wordt tevens gezien als een verzoek om af te wijken van de bestemmingsplanregels (activiteit: handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening) Besluit Wij besluiten de omgevingsvergunning voor de activiteiten: bouwen, handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en milieu te verlenen. Het besluit is genomen op grond van artikel 2.1, lid 1, sub a, c en e, onder 1 en 3, juncto artikel 2.10, 2.12, lid 1, sub a, onder 1 en artikel 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De gewaarmerkte stukken en bijlagen maken deel uit van deze omgevingsvergunning. Voor de voorwaarden van de activiteit: milieu wordt verwezen naar de bijgevoegde voorschriften. Overwegingen Op 4 april 2018 heeft u een aanvraag ingediend voor de activiteit: milieu. Nadien zijn nadere gegevens aangeleverd. Er is sprake van een complete aanvraag. Op 19 juli 2018 heeft u een aanvraag gedaan voor de activiteit: bouwen. In eerste instantie voldeed de aanvraag niet aan de indieningsvereisten uit de Regeling omgevingsrecht. Op 10 augustus 2018 bent u gevraagd aanvullende gegevens aan te leveren. Op 29 augustus 2018 zijn alle ontbrekende gegevens ontvangen en is de beslistermijn weer gaan lopen. Het onderdeel milieu maakt deel uit van de aanvraag omgevingsvergunning waardoor de aanvraag wordt voorbereid met toepassing van artikel 3.10, lid 1 onder c van de Wabo jo. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor het onderdeel bouwen van de aanvraag heeft u nog geen constructieberekeningen aangeleverd. U heeft verzocht deze gegevens met toepassing van artikel 2.7 van het mor te mogen aanleveren uiterlijk binnen 3 weken vóór de aanvang van de bouw. Hiermee kan worden ingestemd. 1/55

2 Op 26 juni en 2 juli 2018 heeft u aan de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord verzocht om te beoordelen of voor dit project een besluit op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) noodzakelijk is. Op basis van de door u overgelegde informatie en onze overwegingen stellen wij dat er voor de aanleg en het gebruik geen Wnb ontheffing in het kader van de soortbescherming noodzakelijk is. Bij deze beoordeling is er vanuit gegaan de eventuele heiwerkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden. Overwegingen bouw De aanvraag betreft de nieuwbouw van een biovergistingsinstallatie voor plantaardig materiaal. Deze bestaat uit een bedrijfsgebouw met inpandige installatie/pompgebouw, vergister en installatiecontainers, 3 sleufsilo s en een navergister. Verder worden nog 2 vlaggenmasten en een erfafscheiding rondom het terrein met in-uitritten (schuifpoorten) rondom het terrein geplaatst. Voor het perceel Schorrenweg 12a geldt het bestemmingsplan Buitengebied Texel De bestemming is Agrarisch-Zeepolders (artikel 7). Een wijzigingsprocedure heeft er toe geleid dat bij het perceel de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch biovergistingsinstallatie is opgenomen. De onderhavige biovergister als zodanig is in overeenstemming met deze bestemming. De aanvraag voor wat betreft het onderdeel bouwen is op een aantal onderdelen strijdig met de bestemmingsplanregels. De afwijking betreft de bouwhoogte en de dakhelling van het bedrijfsgebouw en van de navergister. De aanvraag wordt daarom tevens aangemerkt als een verzoek om af te wijken van de bestemmingsplanregels (activiteit: handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening). Op grond van de bestemmingsplanregels gelden voor de bouw van een bedrijfsgebouw een maximale bouwhoogte van 10 meter, een maximale goothoogte van 4,5 meter en een dakhelling van minimaal 20 en maximaal 60. De gevraagde bouw- en goothoogte en dakhelling bedragen respectievelijk 12,50 meter, 6 meter en 12,15. Dit is in strijd met de bestemmingsplanregels. De navergister heeft een bouwhoogte van 12 meter en een goothoogte van 6 meter. Dit is tevens in strijd met de bestemmingsplanregels. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van een bedrijfsgebouw waarbij de maatvoering van een bedrijfsgebouw kan worden vergroot tot een bouwhoogte van 12,50 meter en een goothoogte van 6 meter en een dakhelling van minimaal 20 en maximaal 60. Hierbij geldt als voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. Het bedrijfsgebouw, met uitzondering van de dakhelling, en de navergister passen binnen deze hoogtes. Naar ons oordeel wordt geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. De bebouwing zal aan het zicht worden onttrokken door een bomensingel (voorwaarde wijziging bestemmingsplan). Er zijn geen belemmeringen om met toepassing van een binnenplanse afwijking medewerking te verlenen aan het bouwen met een hogere nok- en goothoogte van het bedrijfsgebouw en de navergister. De 3 sleufsilo s vallen onder artikel 3, lid 1, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (bijbehorend bouwwerk). Dit betekent voor dit project dat de sleufsilo s voor wat betreft het onderdeel bouwen vergunningsvrij zijn. Op grond van de bestemmingsplanregels mag een bijbehorend bouwwerk een dakhelling van minimaal 20 en maximaal 60 bedragen. 2/55

3 De gevraagde silo s hebben een platte afdekking en zijn hiermee in strijd met de bestemmings-planregels. Voor wat betreft de afwijkende dakhelling biedt het bestemmingsplan een mogelijkheid om af te wijken in die zin dat de dakhelling van gebouwen en/of overkappingen wordt verlaagd en/of verhoogd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. Naar ons oordeel is de aanvraag stedenbouwkundig akkoord en wordt geen afbreuk gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. De silo s worden aan het zicht onttrokken door een bomensingel. Er zijn geen belemmeringen om met toepassing van een binnenplanse afwijking medewerking te verlenen aan het bouwen met een afwijkende dakhelling van het bedrijfsgebouw en de sleufsilo s. De aanvraag voor wat betreft het onderdeel: bouwen voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening gemeente Texel. Schorrenweg 12a ligt in een welstandsvrij gebied. Gelet op het bovenstaande kunnen wij instemmen met de aanvraag voor wat betreft het onderdeel bouwen. Er is besloten om medewerking te verlenen aan het gelijkwaardigheidsverzoek voor de vereiste brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld in de NEN 2535 (Bouwbesluit, artikel 6.20, lid 5, sub a). De gelijkwaardigheid omvat ook de verplichte ontruimingsalarminstallatie conform NEN 2575 (artikel 6.23 Bouwbesluit). De gelijkwaardigheid (artikel 1.3 Bouwbesluit) bestaat uit het toepassen van gekoppelde rookmelders op netspanning conform de NEN 2555 met een onderhoudsverplichting op de werking van de melders conform de NEN Met deze onderhoudsverplichting wordt eenzelfde mate van betrouwbaarheid gerealiseerd als beoogd met de verplichte brandmeldinstallatie. De rookmelders moeten worden geplaatst in de ruimten waardoor de enkele vluchtroute voert alsmede de aan die ruimte grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd brandrisico. De aanvraag voldoet aan het actuele Bouwbesluit en de bouwverordening gemeente Texel, als wordt voldaan aan de onderstaande voorschriften. Schorrenweg 12a ligt in het welstandsvrije gebied. Overwegingen milieu Ten aanzien van het onderdeel milieu hebben wij overwogen dat de inrichting voldoet, met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, de geluidemissie, afvalpreventie, externe veiligheid, lichthinder en energiebesparing. Voor de overwegingen en beoordeling per milieuthema verwijzen wij naar de desbetreffende paragraaf in de inhoudelijke beoordeling in bijlage achter deze omgevingsvergunning. Uit onderstaande en de inhoudelijke beoordeling volgt dat met betrekking tot het onderdeel milieu de gevraagde omgevingsvergunning onder voorschriften ter bescherming van het milieu kan worden verleend. Aan de vergunning verbinden wij de bijgevoegde voorschriften, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage achter deze omgevingsvergunning. De bevoegdheid om op omgevingsvergunningaanvragen te beslissen is gemandateerd aan de manager Dienstverlening. 3/55

4 Procedure Wij hebben de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd als genoemd in artikel 3.10, lid 1 onder c van de Wabo jo. Afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpbesluit is conform deze procedure gepubliceerd en 6 weken ter inzage gelegd, van 24 september 2018 tot en met 5 november Zienswijzen Tijdens deze inzagetermijn zijn de volgende zienswijzen ingediend: 1. de heer T.M.A. Pinkse, Schorrenweg 19, d.d. 24 september 2018; 2. mr P.J.M. Houniet namens de heer Pinkse, d.d. 5 november 2018; 3. N. Langeveld, A. Hillen en A. Schrama, Schorrenweg 1, d.d. 5 november 2018 en 4. H.P. Verheijen en S.K. Verheijen-Boomsma, Schorrenweg 15, d.d. 5 november Dat wij over de ingediende zienswijzen het volgende hebben overwogen. Ad 1 en 2, de zienswijze van/namens T.M.A. Pinkse. Deze komen, kort gezegd, neer op het volgende. De zienswijze tegen het ontwerp-wijzigingsbesluit als bedoeld in artikel 7.7 van het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 is ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Het wijzigingsbesluit zal in beroep niet in stand blijven. Uit het ontwerpbesluit blijkt niet welke stoffen mogen worden gebruikt voor de biovergistingsinstallatie. Er kan dan ook niet handhavend worden opgetreden. Gevreesd wordt voor een onevenredige aantasting van zijn belangen, met name door verkeer, geluid en stankhinder. In vergelijking met de huidige situatie zal er na het plaatsen van de vergistingsinstallatie sprake zijn een enorme toename van geur, vergelijkbaar met de geur van 400 extra koeien. Er wordt zorg geuit over de hoeveelheid fijnstof ten gevolge van de transporten van en naar de installatie, niet alleen van het vrachtverkeer maar ook van het grasvocht en snoeiafval dat vervoerd zal moeten worden. In de huidige situatie wordt bij de verhuur van een gastenverblijf al veel overlast ondervonden van vliegen en verkeersgeluid. Ten behoeve van isolatie tegen geluidsoverlast en het plaatsen van horren ter vermindering van vliegenoverlast zullen extra kosten moeten worden gemaakt. Er bestaat vrees voor vermindering van het woongenot voor de gasten met als gevolg een afname dan wel het uitblijven van boekingen. 4. Bij de beoordeling van de aanvraag is geen rekening gehouden met de activiteiten van het bestaande agrarische bedrijf op het perceel Schorrenweg 12. Er is sprake van één bedrijf, er is geen rekening gehouden met de cumulatieve effecten. Onze reactie op deze zienswijze De zienswijze tegen het wijzigingsbesluit is te laat ingekomen en dan ook terecht buiten beschouwing gebleven. Het hiertegen ingestelde beroep zal naar verwachting niet ontvankelijk zijn. Voor zover dit beroep toch ontvankelijk mocht zijn zal dat naar verwachting ook niet leiden tot een vernietiging van het wijzigingsbesluit. De aanvraag betreft de nieuwbouw van een biovergistingsinstallatie voor plantaardig materiaal. Op grond van de voorschriften die aan het wijzigingsbesluit zijn verbonden mag geen aanvoer van buiten Texel plaatsvinden. Voorts is de eis gesteld dat geen speciaal voor de vergister geteelde gewassen verwerkt mogen worden. Deze eis uit het bestemmingsplanregels komt overigens voort uit de vrees dat op Texel veel mais geteeld zou worden en dat dit ten koste zou gaan van het landschap. Er wordt wel gras vergist dat in het kader van de wisselteelt nu ook geteeld wordt. 4/55

5 Het vergisten van frituurvet maakt geen onderdeel uit van de aanvraag en de vergunning. Indien daartoe aanleiding zal zijn wordt op deze voorschriften gecontroleerd en indien nodig handhavend opgetreden. Het vergistingsproces is een gesloten proces, waarbij geen geur vrij mag komen. Ter voorkoming van geuroverlast door de opslag van agrarische bedrijfsstoffen zijn in het Activiteitenbesluit voorschriften opgenomen. Hierin wordt in artikel 3.46 bepaald dat het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen (graskoek) plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 meter van een geurgevoelig object dat buiten de bebouwde kom is gelegen. Aan deze norm wordt ruimschoots voldaan. Gelet op de afstand tussen de grens van de inrichting en het pand van de indiener (circa 500 meter) zal er geen sprake zijn van onaanvaardbare geuroverlast. Onder normale bedrijfsomstandigheden komt er geen geur vrij, bij calamiteiten kan er geur vrijkomen. In paragraaf 5.2 van de toelichting is aangegeven welke maatregelen en gedragsregels in acht genomen zullen worden. Deze zijn naar onze mening voldoende om geuroverlast te voorkomen. In de notitie Bijlage Omgevingsvergunning voor het oprichten en in werking hebben van een vergistingsinstallatie (A.E. Veld namens AT Texel van 29 maart 2018) behorende bij deze beschikking is op pagina 12, met behulp van de NIBM-tool van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, berekend dat tijdens een gemiddelde weekdag het aantal extra vervoersbewegingen 8 stuks per dag bedraagt, waarvan 75% uit vrachtverkeer bestaat. Deze extra vervoersbewegingen zijn niet in betekenende mate bijdragend aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Zoals beschreven in deze beschikking onder het kopje Luchtkwaliteit wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn er dus geen belemmeringen voor de bedrijfsactiviteiten van GGT. Uit het bij de aanvraag gevoegde aangevulde akoestisch onderzoek blijkt dat de door de inrichting veroorzaakte geluidsemissie, inclusief de indirecte hinder door transportbewegingen van en naar de inrichting, geen overschrijding van de wettelijke normen tot gevolg heeft. Gelet op de afstand van de inrichting tot de woning van indiener (circa 500 meter) en de door de inrichting uit te voeren activiteiten zal er onzes inziens geen sprake zijn van overlast veroorzaakt door vliegen die is toe te schrijven aan het in werking zijn van de vergister. Er worden namelijk geen dierlijke meststoffen opgeslagen voor de vergistingsinstallatie. Een omgevingsvergunning onderdeel milieu kan slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. De vrees voor een afname van het woongenot van de gasten en het uitblijven van boekingen is geen aspect wat de Wet milieubeheer beoogt te beschermen. Ook wordt deze vrees niet verder onderbouwd. Ad 4. De zienswijze dat, gelet op de bindingen tussen het bestaande agrarische bedrijf (kalvermesterij) en de biovergistingsinstallatie alsmede gelet op de ligging en de indeling van het terrein, sprake zou zijn van één inrichting kan niet worden gevolgd. Er is naar onze mening pas sprake van één inrichting indien de installaties (kalvermesterij en biovergistingsinstallatie) tot dezelfde instelling behoren en zij technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars directe nabijheid zijn gelegen. Dit is in dit geval niet aan de orde. De kalvermesterij is in handen van VOF veehandel Feenstra en de biovergistingsinstallatie is in handel van AT Texel in combinatie met Gasunie New Energy. Er zijn geen technische bindingen tussen beide bedrijven, ook organisatorische bindingen zijn niet aanwezig en het aanbieden van het perssap als aanvullende voeding voor 5/55

6 de mestkalveren van de aangrenzende kalvermesterij en het gezamenlijk gebruik van het terrein van de kalvermesterij is de enige functionele binding. Gelet op het voorgaande zijn wij van mening dat er in dit geval geen sprake is van één inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Deze zienswijze geeft ons dan ook geen reden de vergunning aan te passen. De ingediende zienswijze geeft ons geen aanleiding om de omgevingsvergunning te weigeren c.q. aan te passen. Ad 3. De zienswijzen van N. Langeveld, A. Hillen en A. Schrama. Deze komen, kort gezegd, neer op het volgende. Gevreesd wordt dat het plan een grote aantasting zal hebben op het woongenot en het toeristisch beleven. Dit met name door de transportbewegingen van en naar Schorrenweg 12a in de piektijd van mei tot en met oktober. De Schorrenweg is een smalle weg, kinderen kunnen niet meer veilig naar school gaan. Er mogen geen speciaal daarvoor geproduceerde gewassen gebruikt worden. Gevreesd wordt voor het verwerken van horeca-afval en aanvoer van aanbod van buiten het eiland. Dit zal ook leiden tot stank en ongedierte. De vraag is waar grondstoffen en afval worden opgeslagen. En wat er is geregeld voor de opvang van afvalwater. Gevreesd wordt voor geluidsoverlast. De vraag is ook of de vergister na 2 jaar ontmanteld zal worden en of er ook mest in de vergister mag. Onze reactie op deze zienswijze. Het feit dat de biovergister zal leiden tot meer transportbewegingen is aan de orde geweest bij het wijzigingsbesluit voor Schorrenweg 12a. Het aantal transportbewegingen ligt rond de 1200 vrachten per jaar en maximaal 8 per dag. De Schorrenweg is daarvoor geschikt. Een fietspad ter plaatse zou de situatie weliswaar verbeteren, maar het feit dat er geen fietspad ligt betekent niet dat de verlening van deze omgevingsvergunning onevenredige afbreuk doet aan de verkeerssituatie. Zoals hierboven al is gesteld mogen geen speciaal voor de biovergister geproduceerde gewassen gebruikt worden en mag geen aanvoer van gewassen van buiten Texel plaatsvinden. Op grond van bl. 4 van de bijlage bij de aanvraag die onderdeel uitmaakt van de vergunning, is het volgende aangegeven: De biomassa voor de vergister bestaat uit plantaardige materialen, er wordt geen mest toegevoegd. Het betreft uitsluitend plantaardige materialen die vermeld staan in Bijlage Aa, onderdeel IV, categorieen A t/m G1 van de uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Om zeker te zijn dat de invoerstromen voldoen aan de gestelde eisen, dienen de aanleverende partijen (agrariers) te beschikken over een certificaat conform NTA Bij aanvang van de activiteit wordt gestart met een menu bestaande uit gras van de wisselteelt, natuurgras en bermgras. In de toekomst zullen ook overige plantaardige materialen afkomstig van reststromen van het eiland ingevoerd gaan worden. Het verwerken van mest en horeca-afval maakt geen onderdeel uit van de aanvraag en de vergunning. Ten aanzien van geuroverlast wordt verwezen naar de beantwoording van de zienswijze Pinkse. Onder normale bedrijfsomstandigheden komt er geen geur vrij. Bij calamiteiten kan er wel geur vrijkomen. In paragraaf 5.2 van de toelichting is aangegeven welke maatregelen en gedragsregels in acht genomen zullen worden. Deze zijn naar onze mening voldoende om geuroverlast te voorkomen. 6/55

7 Grondstoffen en afval worden binnen de inrichting opgeslagen. Uit de aanvraag en de vergunning blijkt dat de inrichting, voor wat de opslag van zaken betreft, omvat: sleufsilo s voor de opslag van graskoek en dikke digestaat, een opslagfaciliteit voor de opslag van grassap en een opslagsilo voor de opslag van dunne digestaat. Ten aanzien van de opslag en het scheiden van afvalstoffen zijn onder sub 2, Afval, voorschriften opgenomen om te voorkomen dat gevaar, schade of hinder zal ontstaan. Ten aanzien van de vrees voor geluidsoverlast wordt verwezen naar de voorschriften onder sub 7 Geluid. Deze voorschriften zijn zodanig dat het gemiddelde geluidniveau en de piekgeluiden, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden (Schorrenweg 15) niet meer mogen bedragen dan de in deze voorschriften gestelde normen. De woning Schorrenweg 1 ligt op een afstand van circa 1000 m van de inrichting. Het is niet de verwachting dat de biovergister na 2 jaar zal worden ontmanteld. Hoewel dat niet de bedoeling van de vergunninghouder is mag er wel mest in de vergister. Deze zienswijze geeft ons geen aanleiding om de omgevingsvergunning te weigeren c.q. aan te passen. Ad 3. De zienswijzen van H.P. Verheijen en S.K. Verheijen-Boomsma Deze komen, kort gezegd, neer op het volgende. Er is sprake van één inrichting In een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak RvS d.d. 15 april 2015, over het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Texel 2015 is te lezen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat de biovergistingsinstallaties voor een gedeelte gebruik zullen maken van de restproducten afkomstig van het agrarische bedrijf waaraan deze is gekoppeld. Uit de documenten blijkt echter dat de biovergistingsinstallatie op zichzelf staat en geen onderdeel uitmaakt van het bestaande agrarische bedrijf aan de Schorrenweg 12. Ten onrechte. Ook uit het feit dat de biovergister uitsluitend bereikt kan worden via het perceel Schorrenweg 12 en dat de vrijkomende bruikbare stoffen gebruikt gaan worden voor het naastgelegen bedrijf blijkt dat sprake is van één inrichting. Dat betekent dat rekening gehouden dient te worden met de cumulatieve aspecten. Daarnaast zullen op het perceel Schorrenweg 12 veel verkeersbewegingen op eigen terrein zijn omdat de vrijkomende bruikbare stoffen van de vergister gebruikt gaan worden voor dit bedrijf. Dat kan gevaarlijke situaties opleveren. En het kan leiden tot wachtsituaties op de Schorrenweg omdat men op elkaar moet wachten. Hulpdiensten kunnen dan ook niet ter plaatse komen. Een en ander is oplosbaar indien een aparte toegangsweg naar de biovergister zal gaan. De wijzigingsprocedure bestemmingsplan is onjuist geweest. Eerder is een principeverzoek voor het plaatsen van een biovergister aan Schorrenweg 11 beantwoord. In maart 2018 is een nieuw verzoek gedaan, maar nu voor Schorrenweg 12a. De gemeenteraad heeft geen toestemming verleend als bedoeld in planregel 7.7 sub l lid 7, Nu er geen formele aanvraag lag. De gemeenteraad heeft dus uitsluitend een in principetoestemming verleend. Dat is onjuist geweest. Het college heeft dan ook niet de bevoegdheid gehad voor de wijzigingsprocedure als bedoeld in artikel 7.7 sub l. Ook de keuze voor deze andere locatie, Schorrenweg 12a, is een verkeerde keuze geweest nu daar geen sprake is van meer manoeuvreerruimte voor vrachtwagens. 7/55

8 De wettelijke procedure is ook niet juist geweest. Bij de publicatie op 22 juni het voornemen het genoemde wijzigingsbesluit toe te passen - was een verkeerde verbeelding gevoegd. Daarom is op 6 juli 2018 een nieuwe publicatie en een nieuwe termijn van tervisielegging gestart. Bij deze publicatie was een onjuist ontwerp-besluit gevoegd. De stukken hebben dus slechts een week ter visie gelegen. De huidige aanvraag is dus behandeld op basis van een onjuist verlopen voorprocedure. Luchtkwaliteit Er staat niet vast dat aan de luchtkwaliteitseisen wordt voldaan. Ook gelet op de stierenmesterij op het perceel Schorrenweg 12 is het de vraag of aan de eisen kan worden voldaan. Bovendien is sprake van een onjuiste aanname; er zou een aparte toegangsweg voor de biovergister zijn. Geluid De beoordeling van de geluidsituatie is onjuist geweest. Er is geen rekening gehouden met het al aanwezige afvoertransport ten behoeve van de stierenmesterij. De aanvraag in strijd met het bestemmingsplan De aanvraag en het besluit zijn in strijd met de regels van het bestemmingsplan: er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende percelen en de opwekking van bio-energie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van de omliggende woningen niet beperken. Gesteld wordt dat hun belangen onevenredig worden aangetast. Bij de aankoop van het huis was uitsluitend sprake van een agrarische functie. Daar komt nu een biovergister bij. Er is geen rekening gehouden met de cumulatieve effecten. Landschap Het besluit tast ook de landschappelijke waarden aan. Er is vrijstelling verleend van de nok- en goothoogte. De voorwaarde dat er een bomensingel omheen komt lost dat niet op. Althans, niet op korte termijn. Dit strookt niet met het uitgangspunt van de gemeente het landschap mooi te houden. Uit de aanvraag blijkt niet welke stoffen worden vergist Niet duidelijk is welke stoffen vergist gaan worden. In het akoestisch rapport is gesteld dat het gaat om plantaardige materialen die vermeld staan in bijlage Aa, onderdeel IV, categorieen A tot en met G1 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Daarin staan ook reststoffen van suikerproductie, eierschalen etc. Dit heeft weer gevolgen voor het transport en de geurbelasting. De gemeente geeft op deze manier een blanco cheque af voor te vergisten materialen. Dit zou ingeperkt moeten worden door een aanvullend voorschrift. Akoestisch rapport In het akoestisch rapport is de situatie niet juist weergegeven. Het gebied is getypeerd als een landelijke omgeving met enkele verspreid liggende woningen en weinig verkeer. Dit is niet onderbouwd. Heien Over het heien wordt uitsluitend opgemerkt dat dit buiten het broedseizoen moet plaatsvinden. Er is geen rekening gehouden met hun woning. Zij willen vooraf een inspectie van hun woning. 8/55

9 Brandveiligheid/gevaarlijke stoffen Er zijn te weinig voorschriften gesteld in het kader van brandveiligheid. Ingeval van een calamiteit zal de brandweer van Texel dit niet aankunnen. Er moeten stringente voorschriften gesteld worden. Tijdelijke vergunning Uit alles blijkt dat hier sprake is van een experiment voor 2 jaar. Als dat mislukt staat hier dure apparatuur waarmee de exploitant iets anders wil. De gemeente heeft daar geen grip op nu de vergunning voor onbepaalde tijd is verleend. Duurzaamheid De vergister levert geen bijdrage aan de doelstellingen van de gemeente m.b.t. duurzaamheid. Nederland gaat immers van het gas af. De locatie is niet passend. Een biovergister hoort op een bedrijventerrein. Onze reactie op deze zienswijze. Wij merken in eerste instantie op dat een aantal van deze zienswijzen betrekking hebben op de wijzigingsprocedure Op grond van artikel 7.7 sub l van de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 kan het plan worden gewijzigd in de zin dat een aanduiding Specifieke vorm van agrarisch biovergistingsinstallatie wordt opgenomen. Voor de bestemmingswijziging geldt een aantal voorwaarden: - de te vergisten co-substraten zijn afkomstig van Texel. In principe komen hiervoor alle mogelijk te vergisten producten in aanmerking, behalve speciaal daarvoor geproduceerde gewassen. Het digestaat wordt, uiteraard voor zover mogelijk, binnen de vigerende wet- en regelgeving op Texel toegepast; - de exploitatie van biovergisters mag niet leiden tot toename van de aanvoer van mest/cosubstraten naar Texel ten opzichte van de situatie bij het van kracht worden van dit bestemmingsplan; - de verlening van de omgevingsvergunning doet geen onevenredige afbreuk aan de verkeerssituatie, de landschappelijke situatie en de natuurwaarden; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de opwekking van de bio-energie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van de omliggende woningen niet beperken; 6. het aantal aanduidingen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan 3; 7. de procedure wordt niet eerder gestart dan nadat de raad daarvoor toestemming heeft gegeven. Het college heeft deze wijzigingsbevoegdheid toegepast. De gemeenteraad heeft het college op 18 april 2018 toestemming verleend voor het starten van deze wijzigingsprocedure. Het ontwerp-wijzigingsbesluit heeft van 9 juli tot en met 20 augustus 2018 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingekomen. Het op 31 augustus 2018 genomen wijzigingsbesluit heeft van 18 september t/m 29 oktober ter inzage gelegen. Het besluit is in werking getreden op 29 oktober /55

10 In het kader van de onderhavige procedure is het niet zinvol om in te gaan op zaken die in de wijzigingsprocedure aan de orde zijn geweest, zoals de vraag of een publicatie juist is geweest of dat de raad geen echte toestemming voor het voeren van de wijzigingsprocedure heeft verleend. De publicaties zijn overigens juist geweest. De raad heeft ook op de juiste wijze toestemming verleend. Nu de bestemming van het perceel is gewijzigd en hier een biovergister gerealiseerd mag worden kan de onderhavige vergunning voor het realiseren hiervan verleend worden. De aanvraag is ook niet (meer) in strijd met het bestemmingsplan. De stelling dat er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de opwekking van de bio-energie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van de omliggende woningen niet beperken is een toetsingsgrond geweest in het kader van de wijzigingsprocedure. En die is afgerond. De stelling dat bij de aankoop van het huis uitsluitend sprake van een agrarische functie is op zich juist. Echter, bij de vaststelling van het bestemmingsplan is ook bepaald dat middels een wijzigingsprocedure 3 biovergisters op een agrarisch perceel gevestigd mogen worden. De gemeenteraad ziet deze biovergisters als een semi-agrarische activiteit die in de regel bij een agrarisch bedrijf gevestigd worden. In de uitwerkingsregels staat overigens niet dat en een functionele binding moet zijn met een agrarisch bedrijf. En dat dan ook rekening gehouden moet worden met de cumulatieve aspecten. Ook de landschapsbelangen zijn in dit besluit verdisconteerd. De gemeenteraad heeft er ook expliciet voor gekozen om biovergisters in het agrarisch gebied mogelijk te maken. Ten aanzien van de stelling dat sprake is van één inrichting merken wij het volgende op. De zienswijze dat, gelet op de bindingen tussen het bestaande agrarische bedrijf (kalvermesterij) en de biovergistingsinstallatie alsmede gelet op de ligging en de indeling van het terrein, sprake zou zijn van één inrichting kan niet worden gevolgd. Er is naar onze mening pas sprake van één inrichting indien de installaties (kalvermesterij en biovergistingsinstallatie) tot dezelfde instelling behoren en zij technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars directe nabijheid zijn gelegen. Dit is in dit geval niet aan de orde. De kalvermesterij is in handen van VOF veehandel Feenstra en de biovergistingsinstallatie is in handel van AT Texel in combinatie met Gasunie New Energy. Er zijn geen technische bindingen tussen beide bedrijven. Ook organisatorische bindingen zijn niet aanwezig en het aanbieden van het perssap als aanvullende voeding voor de mestkalveren van de aangrenzende kalvermesterij en het gezamenlijk gebruik van het terrein van de kalvermesterij is de enige functionele binding. Gelet op het voorgaande zijn wij van mening dat er in dit geval geen sprake is van één inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en dat het realiseren van deze biovergister op haar eigen merites beoordeeld moet worden. De beoordeling van de geluidsituatie is juist geweest. In sub 7 Geluid zijn stringente voorschriften opgenomen ter voorkoming van geluidsoverlast bij de dichtstbijzijnde woning, Schorrenweg 15. Het feit dat het gebied is getypeerd als een landelijke omgeving met enkele verspreid liggende woningen betekent dat de strengst mogelijke geluidnormen van toepassing zijn. Het wijzigen van deze beoordeling is nadelig voor de indieners van deze zienswijze. Het aantal verkeersbewegingen op het perceel 12/12a zal niet zodanig hoog worden dat sprake zal zijn van een gevaarlijke situatie op het terrein Schorrenweg 12. Het aantal transportbewegingen op dit terrein is beperkt, het is geen af- en aanrijden van transportmiddelen. 10/55

11 Ten aanzien van de luchtkwaliteit merken wij op dat een nieuwe Aeriusberekening voor de vergister is opgesteld waarbij is uitgegaan van de toegangsweg zoals nu is vergund. De activiteiten van de vergister veroorzaken een stikstofdepositie op bovengenoemd gebied door de stikstofuitstoot door de vervoermiddelen. Hiervoor is een afzonderlijke vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming aangevraagd. Zoals in de ontwerpvergunning al was vermeld is deze vergunning geweigerd omdat uit de aangeleverde AERIUS-berekening blijkt dat de oprichting van de inrichting niet zal leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura gebieden. Hierdoor is een vergunning op grond van de Wnb niet nodig. De aanvraag betreft de nieuwbouw van een biovergistingsinstallatie voor plantaardig materiaal. Op grond van de voorschriften die aan het wijzigingsbesluit zijn verbonden mag geen aanvoer van buiten Texel plaatsvinden. Voorts is de eis gesteld dat geen speciaal voor de vergister geteelde gewassen verwerkt mogen worden. Zoals hierboven is gesteld komt deze eis uit de bestemmingsplanregels voort uit de vrees dat op Texel veel mais geteeld zou worden en dat dit ten koste zou gaan van het landschap. Er wordt ook niet speciaal voor de vergister geteeld. Er wordt wel gras vergist dat in het kader van de wisselteelt nu ook geteeld wordt. Indien daartoe aanleiding zal zijn wordt op deze voorschriften gecontroleerd en indien nodig handhavend opgetreden. Zoals hierboven al is vermeld is de vergunning verleend conform de aanvraag. In de bijlage bij de aanvraag is vermeld wat verguist wordt: De biomassa voor de vergister bestaat uit plantaardige materialen, er wordt geen mest toegevoegd. Het betreft uitsluitend plantaardige materialen die vermeld staan in Bijlage Aa, onderdeel IV, categorieen A t/m G1 van de uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Om zeker te zijn dat de invoerstromen voldoen aan de gestelde eisen, dienen de aanleverende partijen (agrariers) te beschikken over een certificaat conform NTA Bij aanvang van de activiteit wordt gestart met een menu bestaande uit gras van de wisselteelt, natuurgras en bermgras. In de toekomst zullen ook overige plantaardige materialen afkomstig van reststromen van het eiland ingevoerd gaan worden. Wij vinden het dan ook niet nodig om nadere voorschriften te verbinden aan ons besluit. Er is ook geen aanleiding om de vergunning voor 2 jaar te verlenen. Ten aanzien van het heien merken wij op dat het voorschrift dat dit buiten het broedseizoen moet gebeuren een ander belang dient dan dat van de indieners van deze zienswijze. De toe te passen methode voor heien is voor rekening en risico van de vergunninghouder. Die moet ook zorg dragen voor een veilige uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Het is aan de vergunninghouder om, indien nodig, met de indieners in overleg te treden over de uitvoering. Wij zien geen reden om hiervoor een extra voorschrift op te nemen. Ten aanzien van de brandveiligheid merken wij op dat de brandweer van Texel in staat is om hier een calamiteit te beheersen. Er is geen reden voor aanvullende voorschriften. De ingediende zienswijzen geven ons geen aanleiding om de omgevingsvergunning te weigeren c.q. aan te passen. Gelet op voorgaande is de definitieve beschikking naar aanleiding van de zienswijze niet gewijzigd ten opzichte van de ontwerpbeschikking. Wel is aan de definitieve beschikking ambtshalve een voorschrift (13.1) toegevoegd over de handelwijze bij het buiten gebruik stellen van de vergistingsinstallatie. Het ambtshalve toegevoegde voorschrift 13.1 is opgenomen om te waarborgen dat bij het buiten gebruik stellen van de vergistingsinstallatie, de nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving voorkomen en voor zover voorkomen niet mogelijk is zoveel mogelijk beperkt zullen worden. 11/55

12 Gewaarmerkte stukken Bijlage 1/18 Aanvraag omgevingsvergunning onderdeel bouw. Bijlage 2/18 Tekening DO-01 Situatie bestaand. Bijlage 3/18 Tekening DO-02 Situatietekening met inrichtingsgrens. Bijlage 4/18 Tekening DO-03 - Plattegronden en principe doorsnede A-A. Bijlage 5/18 Tekening DO-04 Gevels. Bijlage 6/18 Tekening DO-05 - Principe constructie technische plattegronden. Bijlage 7/18 Tekening DO-06 - Principe constructie kapplan. Bijlage 8/18 Tekening DO-07 - Principe details en renvooi. Bijlage 9/18 Bouwbesluitberekeningen DO-08. Bijlage 10/18 Tekening DO-09 Sleufsilo. Bijlage 11/18 Tekening DO-10 Navergister. Bijlage 12/18 Bijlage Milieu Bijlage 13/18 Bijlage 14/18 Bijlage 15/18 Bijlage 16a/18 Bijlage 16b/18 Bijlage 17/18 Bijlage 18/18 Aanvraag omgevingsvergunning onderdeel milieu. aanvullende aanvraag Akoestisch rapport. Veiligheidsbladen gebruikte stoffen. Veiligheidsinformatieblad. Situatietekening met inrichtingsgrens. Plattegrond en doorsnedetekening bedrijfspand. Voorschriften activiteit bouw Constructie Uiterlijk 3 weken voordat met de bouw wordt begonnen dienen statische berekeningen ter beoordeling en goedkeuring bij de gemeente Texel worden ingediend van de fundering/vloer Civiel technisch Het hemelwaterafvoer (HWA) mag niet op het gemeentelijke riool worden geloosd, maar dient op het oppervlaktewater te worden geloosd. Brandveiligheid Voor gebouw E dient minimaal 4 weken voor aanvang van het gebruik een gebruiksmelding ingediend te worden (Bouwbesluit 2012, artikel 1.18, lid 1, sub a onder 2). Het nieuwe bouwwerk ligt op meer dan 40 meter van de openbare weg waardoor er geen sprake is van een toereikende bluswatervoorziening (artikel 6.30 Bouwbesluit). Er is een bluswatervoorziening op eigen terrein vereist met een capaciteit van minimaal 60 m³/uur. Natuur De heiwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden (15 maart 15 juli). Voorschriften, inhoudelijke beoordeling en toetsing milieu De voorschriften en de aandachtspunten die wij aan de omgevingsvergunning verbinden zijn als bijlage bijgevoegd (Bijlage: Omgevingsvergunning milieu). Kosten 12/55

13 Op grond van de legesverordening 2018 zijn de leges ,15. U ontvangt hiervoor een factuur. Beroep Tegen het besluit kan gedurende een termijn van 6 weken beroep worden ingesteld, met ingang van de dag nadat het besluit ter inzage is gelegd, door: - degenen die zienswijzen hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit; - de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid advies uit te brengen over het ontwerpbesluit; - belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de beroepstermijn tenzij gedurende die termijn beroep is ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. Indien er een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet eerder in werking nadat op het verzoek is beslist. Een beroepschrift kan in 2-voud worden ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, Postbus 1621, 2003 BR Haarlem. Een verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, Sector Bestuursrecht, Postbus 1621, 2003 BR in Haarlem. Van de indiener van een dergelijk verzoekschrift wordt een bedrag aan griffierechten geheven. De bekendmaking van de datum van het ter inzage leggen van het besluit vindt plaats door kennisgeving in De Texelse Courant, op de website van de gemeente ( Brochures en informatie Op de site van kunt u door zoeken met het zoekwoord omgevingsvergunning de brochures en formulieren inzien die van toepassing zijn op deze omgevingsvergunning. Wij wensen u veel succes met uw bouwwerkzaamheden. Hoogachtend, burgemeester en wethouders van Texel, namens dezen, de manager Dienstverlening, mevrouw C. Kersbergen 13/55

14 BIJLAGE: OMGEVINGSVERGUNNING MILIEU INHOUDSOPGAVE VOORSCHRIFTEN 7 1. Algemeen 7 2. Afval 8 3. Afvalwater Bodem Energie Opslag van Tetrahydrothiofeen (THT) Geluid Licht Lucht In werking hebben van een biomassavergistingsinstallatie Elektronisch monitoringssysteem Fakkelinstallatie 18 OVERWEGINGEN 19 INHOUDELIJKE BEOORDELING 20 PROCEDURE 22 TOETSING 24 CONCLUSIE 40 BEGRIPPEN 41 14/55

15 VOORSCHRIFTEN 1 Algemeen 1.1 Gedragsvoorschriften De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren Buiten de openingstijden moet de inrichting door middel van een deugdelijk hekwerk voor onbevoegden zijn afgesloten. Dit hekwerk moet door calamiteitenbestrijders kunnen worden geopend met daarvoor afgesproken middelen (bijvoorbeeld een sleutelkluis). Binnen de openingstijden mogen anderen dan het personeel van de inrichting uitsluitend onder toezicht in de inrichting aanwezig zijn Alle binnen de inrichting aanwezige machines, installaties en voorzieningen moeten overzichtelijk zijn opgesteld en altijd goed bereikbaar zijn Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden Tijdens het in bedrijf zijn van de inrichting moet personeel aanwezig zijn dat voor controle- en registratiewerkzaamheden is geïnstrueerd De inrichtinghouder is verplicht aan alle in de inrichting werkzame personen, inclusief binnen de inrichting werkzaam zijnde derden, een mondelinge en/of schriftelijke instructie te verstrekken. Het doel van de instructie is gedragingen hunnerzijds uit te sluiten die het gevolg zouden kunnen hebben dat de inrichting niet overeenkomstig de vergunning en haar voorschriften in werking is. Een zodanige instructie behoort aan een daartoe door het bevoegd gezag aangewezen persoon op diens verzoek te worden getoond. Er moet toezicht worden gehouden op het naleven van deze instructie Het vorige voorschrift heeft eveneens betrekking op personeel van derden dat binnen de inrichting werkzaamheden verricht Installaties of onderdelen van installaties die buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren In geval van een langdurige onderbreking van de werkzaamheden (langer dan 6 maanden), bij bedrijfsbeëindiging of bij een faillissement moeten alle in de inrichting aanwezige afvalstoffen c.q. gevaarlijke (afval)stoffen volgens de hierop van toepassing zijnde wet- en regelgeving worden afgevoerd. 15/55

16 a. De inrichtinghouder dient zes maanden voor het beëindigen van het gebruik van de inrichting, een door het bevoegd gezag goedgekeurd plan te hebben, waarin beschreven staat of, op welke wijze en binnen welke termijn de binnen de inrichting aanwezige (afval)stoffen, materialen en installaties zullen worden verwijderd, aan wie ze zullen worden afgegeven en hoe een eventuele verdere ontmanteling van de inrichting zal plaatsvinden. Alle afvalstoffen moeten voor het verstrijken van de vergunningstermijn uit de inrichting worden afgevoerd. b. Het onder a van dit voorschrift gestelde is niet van toepassing indien minimaal zes maanden voor het einde van de vergunningstermijn een ontvankelijke aanvraag voor revisie van de vergunning is ingediend Onderhoudswerkzaamheden waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat deze buiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken moeten ten minste veertien dagen voor de aanvang van de uitvoering aan het bevoegd gezag worden gemeld De op- en overslag en het transport van grondstoffen en vergelijkbare stoffen (zoals natuurgras, grassap en dunne en dikke digestaat) moet zodanig plaatsvinden dat verspreiding daarvan in of buiten de inrichting wordt voorkomen. Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het openbaar terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen. 1.2 Registratie en onderzoeken In de inrichting moet een centraal registratiesysteem aanwezig zijn waarin informatie omtrent onderhoud, metingen, keuringen, controles en gegevens van relevante milieuonderzoeken worden bijgehouden. In het registratiesysteem moet ten minste de volgende informatie zijn opgenomen: a. de schriftelijke instructies voor het personeel; b. de resultaten van in de inrichting uitgevoerde milieucontroles, keuringen, inspecties, metingen, registraties en onderzoeken; c. meldingen van ongewone voorvallen die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van datum, tijdstip en de genomen maatregelen; d. een registratie van het energie- en waterverbruik; e. een registratie van de actuele hoeveelheden grond-, vergelijkbare stoffen en afvalstoffen op het terrein; f. een registratie van emissies; g. metingen en storingen van nageschakelde technieken; h. een registratie van klachten van derden omtrent milieuaspecten en daarop ondernomen acties; i. de door de leverancier van de installatie verstrekte gebruikshandleiding (ook wel bedrijfsvoeringshandboek genoemd), onderhoudshandleiding voor de onderhoudsmonteur en een bedrijfsnoodplan voor personeel en bezoekers van de inrichting; j. een afschrift van de vigerende omgevingsvergunning(en) met bijbehorende voorschriften en meldingen. 16/55

17 1.2.2 Het centraal registratiesysteem is voor inzage door het bevoegd gezag steeds beschikbaar, waarbij de historie van de hierin opgenomen gegevens tot ten minste vijf jaar terug moet kunnen worden nagegaan of herleid. 2. Afval 2.1 Afvalscheiding Inrichtinghouder is verplicht de volgende afvalstromen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden aan te bieden dan wel zelf af te voeren: papier en karton; verzadigde kool; afgewerkte olie; overig afval Gebruikte poetsdoeken, absorptiematerialen en overige gevaarlijke afvalstoffen die vrijkomen bij onderhoudswerkzaamheden en bij het verwijderen van gemorste smeerolie en hydraulische olie, voor zover deze niet direct door de onderhoudsmonteur worden meegenomen, moeten worden bewaard in vloeistofdichte en afgesloten emballage die bestand is tegen inwerking van de betreffende afvalstoffen. 2.2 Opslag van afvalstoffen De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moeten zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het openbaar terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen De verpakking van gevaarlijk afval moet zodanig zijn dat: niets van de inhoud uit de verpakking kan ontsnappen; het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; deze tegen normale behandeling bestand is; deze is voorzien van een etiket, waarop de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen Afvalstoffen moeten zodanig gescheiden van elkaar worden opgeslagen dat de verschillende soorten afvalstoffen ten opzichte van elkaar geen reactiviteit kunnen veroorzaken In de inrichting mag niet meer dan 950 kg aan (gevaarlijke) afvalstoffen worden bewaard. 2.3 Aanvullende voorschriften opslag van afvalstoffen Een vloeistofdichte lekbak moet een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakkingseenheid vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage. 17/55

18 2.3.2 Verontreinigde emballage moet worden behandeld als gevulde emballage. Voor de bepaling van de opvangcapaciteit van een vloeistofdichte bak hoeft de opslagcapaciteit van de verontreinigde emballage niet meegerekend te worden. 2.4 Aanvullende voorschriften behandeling van afvalstoffen In de inrichting moet nabij de opslag van (vloeibaar) gevaarlijk afval, voor de aard van de opgeslagen stoffen geschikt materiaal aanwezig zijn om gemorste of gelekte stoffen te neutraliseren, indien nodig te absorberen en op te nemen. Gemorste gevaarlijke afvalstoffen moeten zo nodig worden geneutraliseerd. Zij moeten onmiddellijk worden opgenomen en behandeld als omschreven in het hoofdstuk gevaarlijke stoffen. De opgenomen gemorste (vloei)stof moet worden opgeslagen in daarvoor bestemde, voor de aard van de stof geschikte, gesloten emballage. 2.5 Afvoer van afvalstoffen Indien de afzet van de opgeslagen afvalstoffen stagneert, geeft de inrichtinghouder dit onverwijld schriftelijk te kennen aan het bevoegd gezag. Deze mededeling bevat ten minste gegevens over de oorzaak van de stagnatie en de verwachte tijdsduur, alsmede de maatregelen die worden genomen om de stagnatie op de heffen, respectievelijk in de toekomst te voorkomen. 2.6 Acceptatie/ bedrijfsvoering Binnen de inrichting mogen per kalenderjaar niet meer dan de hieronder aangegeven hoeveelheden (afval)stoffen worden be-/verwerkt en opgeslagen. Be-/verwerking Te be-/verwerken afvalstoffen Maximale hoeveelheid te verwerken (per jaar) Vergisting Plantaardig materiaal ton ton Maximale hoeveelheid op te slaan (jaar) 2.7 Registratie In de inrichting moet een registratiesysteem aanwezig zijn, waarin van alle aangevoerde (afval)stoffen en van alle aangevoerde stoffen die bij de be- of verwerking van afvalstoffen worden gebruikt het volgende moet worden vermeld: a. de datum van aanvoer; b. de aangevoerde hoeveelheid (kg); c. de naam en adres van de locatie van herkomst; d. de naam en adres van de ontdoener; e. de gebruikelijke benaming van de (afval)stoffen; f. de euralcode (indien van toepassing); g. het afvalstroomnummer (indien van toepassing) In de inrichting moet een registratiesysteem aanwezig zijn, waarin van alle afgevoerde (afval)stoffen die bij de be- of verwerking zijn ontstaan het volgende moet worden vermeld: a. de datum van afvoer; b. de afgevoerde hoeveelheid (kg); 18/55