PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND"

Transcriptie

1 Nummer 51 van 2002 PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Verordening waterhuishouding Zeeland Provinciale Staten van Zeeland; gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 23 april 2002, nr. 16 gelet op het bepaalde in de Wet op de waterhuishouding (Stb. 1989, 285), de Grondwaterwet (Stb. 1981, 392) en de Provinciewet (Stb. 1992, 550); besluiten: Artikel I In te trekken de navolgende verordening: Verordening waterhuishouding Zeeland vastgesteld bij besluit van 18 april 1997, nr. 4 (Provinciaal blad nummer 30 van 1997). Artikel II Vast te stellen de navolgende verordening: Verordening waterhuishouding Zeeland 2002 Hoofdstuk A - Algemene Bepalingen Titel A1 - Begripsomschrijving Artikel Al 1. Deze verordening verstaat onder: a. waterhuishoudingsplan: het provinciaal plan voor de waterhuishouding, bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterhuishouding (Stb. 285, 1989); b. beheersplan: een beheersplan, als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de waterhuishouding;

2 c. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet op de waterhuishouding juncto artikel 2.1, eerste lid, van de Provinciale milieuverordening; d. oppervlaktewateren: de oppervlaktewateren in de provincie Zeeland, met uitzondering van de onder beheer van het rijk zijnde oppervlaktewateren; e. kwantiteitsbeheer: de zorg voor het oppervlaktewater in kwantitatief opzicht, zowel in hydrologische als in morfologische zin, overeenkomstig de in het waterhuishoudings- en beheersplan vastgelegde doelstellingen, en de bestrijding van natuurlijke verzilting; f. kwaliteitsbeheer: de zorg voor het oppervlaktewater in kwalitatief opzicht, zowel in fysisch-chemische als biologische zin, overeenkomstig de in het waterhuishoudings- en beheersplan vastgelegde doelstellingen; g. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap; h. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap. 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt in Hoofdstuk B verstaan onder: a. wet: de Wet op de waterhuishouding (Stb. 1989, 285); b. afvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater; c. aanvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewater halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater; d. onttrekken: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht; e. lozen: het door middel van een werk brengen van water in een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater wordt gehaald; f. peilbesluit: het peilbesluit, bedoeld in artikel 16 van de wet; g. vergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 24 van de wet; h. WVO: de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1969, 536); i. zuiveringstechnische werken: werken in beheer bij het waterschap die zijn ingericht of worden gebruikt voor verzameling, transport of behandeling van afvalstoffen en water; j. rioleringen: andere werken, dan onder i, die zijn ingericht of worden gebruikt voor verzameling, of transport van afvalstoffen en water; k. lozingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid van de WVO; l. aansluitvergunning: een vergunning voor het aansluiten van rioleringen en het met behulp daarvan lozen op een zuiveringstechnisch werk. 2

3 3.1 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt in Hoofdstuk C verstaan onder: a. de wet: de Grondwaterwet (Stb. 1981, 392); b. een inrichting: een inrichting of werk bestemd tot het onttrekken van grondwater; c. onttrekken van grondwater: het onttrekken van grondwater door middel van een inrichting; d. infiltreren van water: het brengen van water in de bodem ter aanvulling van het grondwater met het oog op het onttrekken van grondwater; e. commissie: de commissie bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet op de waterhuishouding juncto artikel 2.1, eerste lid, van de Provinciale milieuverordening; f. pompcapaciteit: het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in m3 per uur; g. zoet grondwater: grondwater met een chloridegehalte lager dan 1500 milligram per liter; h. zout grondwater: grondwater met een chloridegehalte van 1500 milligram per liter of hoger; i. kwetsbare gebieden: de gebieden die als zodanig zijn aangewezen op de kaart kwetsbare gebieden die als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze verordening. 3.2 Inrichtingen tot het onttrekken van grondwater die een samenhangend geheel vormen, worden als één inrichting aangemerkt; 3.3 Deze verordening is niet van toepassing op het onttrekken van grondwater: a. bij de ontwatering of afwatering van gronden; b. bij of ten behoeve van het ontginnen van mijnen, voorzover het onttrekken een uitvloeisel daarvan is en op een diepte van niet minder dan 500 meter NAP plaatsvindt Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt in Hoofdstuk D verstaan onder: a. legger: één of meer kaarten waarop zowel de oppervlaktewateren, die in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap alsmede die, welke door de gebruikers van de wederzijds daaraan gelegen gronden worden onderhouden, staan aangegeven, aangevuld met een register waarin gegevens van die oppervlaktewateren zijn opgenomen; b. functie(s): de in het waterhuishoudingsplan en de beheersplannen toegekende functie(s) en nevenfunctie(s) aan oppervlaktewateren. 3

4 Hoofdstuk B - Planvorming en Oppervlaktewaterbeheer Titel Bl - Waterhuishoudingsplan Paragraaf Bl - Inrichting Artikel B1 Het waterhuishoudingsplan, alsmede een ontwerp daarvoor, bestaat, naast de in artikel 7, derde lid, van de wet aangegeven hoofdlijnen in ieder geval uit: a. één of meer kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de hoofdlijnen voor zover mogelijk in beeld zijn gebracht; b. een toelichting op de aan het waterhuishoudingsplan ten grondslag liggende gedachten en eventuele uitkomsten van verrichte onderzoeken, voorzover deze voor het waterhuishoudingsplan van belang zijn; c. de rapportering over het bij de voorbereiding van het waterhuishoudingsplan gevoerde overleg en over de uitkomsten daarvan. Paragraaf B2-Voorbereiding Artikel B2 1. De voorbereiding van het ontwerpwaterhuishoudingsplan geschiedt door een of meer ambtelijke werkgroepen, samengesteld uit vertegenwoordigers van de provincie, aan te wijzen door of namens Gedeputeerde Staten, en vertegenwoordigers van de waterschappen. 2. Voorts kunnen bij de voorbereiding van het ontwerpwaterhuishoudingsplan worden betrokken ambtelijke vertegenwoordigers van andere openbare lichamen en instanties wier belangen in het geding zijn en die betrokken zijn bij de zorg voor de waterhuishouding. 3. Gedeputeerde Staten overleggen over het ontwerp met de dagelijkse besturen van de waterschappen. Artikel B3 1. Bij de voorbereiding van het ontwerpwaterhuishoudingsplan wordt toepassing gegeven aan de in afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure. 2. Het ontwerpwaterhuishoudingsplan, met de daarop betrekking hebbende stukken, wordt voor een periode van acht weken ter inzage gelegd. 4

5 3. De terinzagelegging geschiedt ten kantore van de provincie en ten kantore van de in de provincie gelegen waterschappen en ter secretarie van de in de provincie gelegen gemeenten. 4. Een ieder kan zijn zienswijze over het ontwerp naar keuze mondeling of schriftelijk naar voren brengen bij Gedeputeerde Staten. Artikel B4 Gelijktijdig met de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht, zenden Gedeputeerde Staten het ontwerpwaterhuishoudingsplan in ieder geval aan: a. de commissie; b. de dagelijkse besturen van de waterschappen; c. de colleges van burgemeester en wethouders der gemeenten; d. de LTO-Raad Zeeland; e. de Kamer van Koophandel voor Zeeland; f. het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling; g. de directie Visserijen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; h. de Vereniging Zeeuwse Milieufederatie; i. de N.V. Delta Nutsbedrijven; j. de Inspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiëne; k. de directeur Landbouw, Natuur en Visserij; l. de directie van de Rijkswaterstaat; m. de inspectie voor de ruimtelijke ordening tot wiens of wier ambtsgebied de provincie Zeeland behoort; n. de beheerders van zwemgelegenheden in oppervlaktewateren in Zeeland, bedoeld in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden van 2 juli 1969, Stb. 315 (zoals sindsdien gewijzigd); o. de Recreatieondernemers Nederland, district Zeeland; p. de Vereniging tot bevordering der Zeeuwse visserijbelangen; q. de colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant, alsmede de ten aanzien van grensvormende of grensoverschrijdende wateren bevoegde Vlaamse autoriteiten. Paragraaf B3 - Vaststelling, bekendmaking en mededeling Artikel B6 Gedeputeerde Staten leggen het ontwerpwaterhuishoudingsplan ter vaststelling voor aan Provinciale Staten, vergezeld van de ingekomen zienswijzen en van de beschouwingen van Gedeputeerde Staten daaromtrent. 5

6 Artikel B7 1. Onverminderd artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht zenden Gedeputeerde Staten na de vaststelling van het waterhuishoudingsplan door Provinciale Staten een exemplaar van dit plan aan de in artikel B4 genoemde bestuursorganen en instanties, alsmede aan de ministers van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Visserij en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 2. Onverminderd artikel 3:43, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht doen Gedeputeerde Staten aan degenen die bij de voorbereiding van het waterhuishoudingsplan hun zienswijze naar voren hebben gebracht schriftelijk mededeling van het standpunt van Provinciale Staten hieromtrent en de motivering daarvan. Artikel B8 De artikelen Bl tot en met B7 zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van het waterhuishoudingsplan. Titel B2 - Beheersplan Paragraaf Bl - Inrichting Artikel B9 1. Het algemeen bestuur stelt voor de oppervlaktewateren onder zijn beheer een beheersplan vast. 2. Gemeenten, bij wie het kwantiteitsbeheer berust, zijn uitgezonderd van de verplichting tot het vaststellen van een beheersplan. Artikel B10 Het beheersplan alsmede een ontwerp daarvoor, omvat zowel de kwantiteitsaspecten als de kwaliteitsaspecten in onderlinge samenhang van de oppervlaktewateren en bevat in ieder geval: a. een beschrijving van de bestaande toestand van de oppervlaktewateren of stelsels van oppervlaktewateren, waarover het beheer zich uitstrekt; b. het resultaat van het beheer dat in de voorafgaande planperiode is gevoerd; c. de functies en nevenfuncties verbonden aan bepaalde oppervlaktewateren; d. de gewenste situatie en de doelstellingen inzake de inrichting, het beheer en het onderhoud van de oppervlaktewateren, mede in relatie tot de grondwaterstanden en stromen; 6

7 e. een omschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen om de gestelde doelstellingen te kunnen bereiken, alsmede de prioriteiten en de fasering van die maatregelen; f. een meetplan met betrekking tot de oppervlaktewaterkwaliteit, de waterbodemlocaties, het peilbeheer en de hoeveelheden aan en af te voeren water; g. een raming van de kosten van de maatregelen voorzover deze gedurende de planperiode worden genomen en tot stand gebracht en een overzicht van de wijze waarop deze kosten worden gedekt alsmede een indicatie van door derden te nemen maatregelen; h. een raming van het verloop van de op te leggen heffingen en bijdragen, bedoeld in de WVO, alsmede van de omslagen; i. het te voeren beheer in buitengewone omstandigheden; j. een of meer toelichtende kaarten en overzichten, die tenminste betrekking hebben op bestaande en geplande waterhuishoudkundige werken en op de waterhuishoudkundige toestand van de in het plangebied gelegen oppervlaktewateren; k. een regeling voor het onderhoud van het oppervlaktewater in relatie tot de daaraan toegekende functies in het waterhuishoudingsplan en het beheersplan; l. een meerjarenprogramma voor alle peilbesluitplichtige gebieden. Artikel B11 Het beheersplan wordt tenminste eenmaal in de vier jaren herzien. Op verzoek van het algemeen bestuur kunnen Gedeputeerde Staten, de commissie gehoord, van deze verplichting eenmaal vrijstelling verlenen voor ten hoogste vier jaren. Paragraaf B2 - Voorbereiding Artikel B12 Bij de opstelling van het beheersplan pleegt de beheerder tenminste overleg met de: a. Gedeputeerde Staten; b. beheerders van aangrenzende gebieden; c. gemeenten wier grondgebied geheel of gedeeltelijk in het beheersplangebied zijn gelegen; d. de Zeeuwse Land- en Tuinbouw Organisatie of diens rechtsopvolger; e. waterleiding- en waterwinningbedrijven in het beheersplangebied; f. de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat, directie Zeeland; g. de Kamer van Koophandel Zeeland; 7

8 h. de Zeeuwse Milieufederatie of diens rechtsopvolger; i. de Stichting Zeeuws Landschap of diens rechtsopvolger; j. Staatsbosbeheer of diens rechtsopvolger; k. de Vereniging Natuurmonumenten of diens rechtsopvolger. Artikel B13 1. Bij de voorbereiding van het ontwerpbeheersplan wordt toepassing gegeven aan de in afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure. 2. Het ontwerpbeheersplan, met de daarop betrekking hebbende stukken, wordt voor een periode van acht weken ter inzage gelegd. 3. De terinzagelegging geschiedt ten kantore van het desbetreffende waterschap en ter secretarie van de gemeente of gemeenten die geheel of gedeeltelijk binnen het beheersplangebied is of zijn gelegen. 4. Een ieder kan zijn zienswijze over het ontwerp naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen bij het dagelijks bestuur. Artikel B14 Gelijktijdig met de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht, zendt het dagelijks bestuur het ontwerpbeheersplan aan: a. de instanties, bedoeld in artikel B12; b. de colleges van Gedeputeerde Staten van de aan het beheersgebied grenzende provincies; c. de ten aanzien van de grensvormende of grensoverschrijdende wateren bevoegde Vlaamse autoriteiten. Paragraaf B3 - Vaststelling Artikel B15 1. Het dagelijks bestuur legt het ontwerpbeheersplan ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur, vergezeld van de ingekomen zienswijzen en zijn beschouwingen daaromtrent. 2. Het algemeen bestuur stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na verloop van de in artikel B13 genoemde termijn, het beheersplan vast. 3. Onverminderd artikel 3:43, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht doet het dagelijks bestuur aan degenen die bij de voorbereiding van het beheersplan hun zienswijze naar voren hebben gebracht schriftelijk 8

9 mededeling van het standpunt van de algemene vergadering hieromtrent en de motivering daarvan. Paragraaf B4 - Goedkeuring Artikel B16 1. Het dagelijks bestuur zendt het beheersplan zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken na dagtekening van het vaststellingsbesluit, vergezeld van de ingekomen zienswijzen en de beschouwingen van het algemeen bestuur daaromtrent, ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten. 2. Gedeputeerde Staten nemen hun besluit inzake de goedkeuring binnen een termijn van twaalf weken na de datum van verzending ter goedkeuring van het beheersplan. Zij kunnen hun besluit eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. 3. Gedeputeerde Staten winnen omtrent de aanvraag om goedkeuring van het beheersplan het advies in van de commissie. Artikel B17 De artikelen B12 tot en met B16 zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van een beheersplan. Titel B3 - Peilbesluit Paragraaf Bl - Voorbereiding en vaststelling Artikel B18 1. Het algemeen bestuur stelt voor de oppervlaktewateren in zijn gebied, rekening houdend met het beheersplan, een of meer peilbesluiten vast. 2. Een peilbesluit bestaat uit een kaart, een staat en een toelichting, opgemaakt volgens door Gedeputeerde Staten te geven voorschriften. Artikel Bl9 1. Gedeputeerde Staten kunnen, na overleg met de waterschappen, nadere richtlijnen geven omtrent hetgeen bij het door de waterschappen te verrichten onderzoek naar de gevolgen van de voorgenomen peilveranderingen dient te worden betrokken. 2. De gegevens en resultaten van het in het eerste lid bedoelde onderzoek maken onderdeel uit van het peilbesluit. 9

10 Artikel B20 De artikelen B13 en B15 zijn van overeenkomstige toepassing. Paragraaf B2 - Goedkeuring Artikel B21 Het vastgestelde peilbesluit wordt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken na dagtekening van het vaststellingsbesluit aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring toegezonden, vergezeld van de ingebrachte bedenkingen en de beschouwingen van het algemeen bestuur daaromtrent. Tevens geeft het dagelijks bestuur aan met welke instanties overleg is gevoerd. Artikel B22 Onverminderd artikel 3:44 van de Algemene Wet Bestuursrecht doet het dagelijks bestuur van het besluit van Gedeputeerde Staten omtrent de aanvraag om goedkeuring en de motivering hiervan schriftelijk mededeling aan de instanties, waarmee het dagelijks bestuur overleg heeft gevoerd. Paragraaf B3 - Herziening Artikel B24 1. In het meerjarenprogramma voor alle peilbesluitplichtige gebieden geeft het dagelijks bestuur aan wanneer welke peilbesluiten worden herzien. 2. Gedeputeerde Staten kunnen, na overleg met het waterschap, aangeven welke peilbesluiten binnen welke termijn moeten worden herzien. 3. De artikelen B18 tot en met B22 zijn van overeenkomstige toepassing op herziening van een peilbesluit. Paragraaf B4 - Verbodsbepaling Artikel B25 1. Het is verboden in oppervlaktewateren de waterstand te brengen of te houden op een peil, dat afwijkt van een in het peilbesluit genoemd peil. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op strikt tijdelijke afwijkingen van het peil ten behoeve van: a. het normale onderhoudswerk aan oppervlaktewateren; b. de bestrijding van muskusratten; c. de uitvoering van proefprojecten van het waterschap. 10

11 3. Het toezicht op de naleving van dit verbod berust bij het dagelijks bestuur. 4. De uitvoering van proefprojecten wordt vooraf gemeld bij Gedeputeerde Staten. 5. De in het vierde lid bedoelde melding bevat tenminste de aanleiding, de duur, het afwijkende peil en de locatie van het proefproject. Paragraaf B5 - Ontheffing Artikel B26 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van het in artikel B25 genoemde verbod en kan een verleende ontheffing wijzigen of intrekken. 2. Het algemeen bestuur geeft bij verordening in ieder geval aan welke gegevens bij een aanvraag moeten worden verstrekt. 3. In de ontheffing worden tenminste aangegeven de werkingssfeer, de duur, het afwijkende peil, alsmede het oppervlaktewater waarop de ontheffing betrekking heeft. 4. Het dagelijks bestuur zendt een besluit, als bedoeld in het eerste lid, binnen twee weken na de datum van vaststelling aan Gedeputeerde Staten. Titel B4 - Registratie Artikel B27 1. Degene die water afvoert naar, aanvoert uit, loost in of onttrekt aan oppervlaktewateren, meldt de wijze daarvan aan het dagelijks bestuur indien: a. op die wijze meer dan 250 m3 water per uur kan worden afgevoerd of geloosd; b. op die wijze meer dan 10 m3 water per uur kan worden aangevoerd of onttrokken; of c. door veranderingen in een eerder gemelde wijze van afvoer of lozing dan wel aanvoer of onttrekking tenminste 20 percent meer of minder water kan worden afgevoerd of geloosd, dan wel aangevoerd of onttrokken. 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in de gevallen, waarin ingevolge de artikelen B30 en B31 een vergunning is vereist. 3. De indiening van een aanvraag om een vergunning (of wijziging daarvan), als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de WVO, of het houden van een zodanige (al dan niet gewijzigde) vergunning op de dag van het van kracht 11

12 worden van de meldplicht, dan wel een verplichte melding, als bedoeld in artikel 2b, eerste lid, van de WVO wordt gelijkgesteld met een melding, als bedoeld in het eerste lid. Artikel B28 Het algemeen bestuur kan bij verordening met betrekking tot afzonderlijke oppervlaktewateren gevallen aanwijzen, waarin de verplichting, bedoeld in artikel B27, eerste lid tevens geldt bij overschrijding van aangegeven waterhoeveelheden, die kleiner zijn dan die in artikel B27, eerste lid. Artikel B29 1. Het dagelijks bestuur kan degene, voor wie de meldplicht, bedoeld in artikel B27, eerste lid, of artikel B28, geldt, verplichten de verplaatste hoeveelheden water te meten, daarvan aantekening te houden en van de verkregen gegevens opgave te doen aan het dagelijks bestuur. 2. Het dagelijks bestuur legt de meetplicht slechts op in gevallen waarin nauwkeurige gegevens over de werkelijk verplaatste hoeveelheden water noodzakelijk zijn voor een goed oordeel over de invloed van de afvoer, lozing, aanvoer of onttrekking op de peilregeling of waterbeweging en over de noodzaak tot het treffen van bijzondere beheersmaatregelen. 3. De verplichting in het eerste lid treedt in werking met ingang van de achtste dag na schriftelijke mededeling van het dagelijks bestuur aan de meetplichtige. 4. Het bepaalde in het eerste lid laat onverlet dat de meetplicht kan worden opgenomen in een vergunning ingevolge de artikelen B30 en B31. Titel B5 - Vergunning kwantiteitsbeheer Artikel B30 Het is verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur water te lozen in of te onttrekken aan oppervlaktewateren, indien door de wijze van lozing of onttrekking aan die wateren meer dan 500 m3 water per uur kan worden geloosd of meer dan 20 m3 water per uur kan worden onttrokken. Artikel B31 Het algemeen bestuur kan bij verordening met betrekking tot afzonderlijke oppervlaktewateren gevallen aanwijzen, waarin het verbod van artikel B30 tevens geldt bij overschrijding van aangegeven waterhoeveelheden, die kleiner of gelijk zijn aan die in artikel B30. 12

13 Titel B6 - Vergunning kwaliteitsbeheer Artikel B32 Een lozingsvergunning wordt verleend, gewijzigd, geweigerd of ingetrokken door het dagelijks bestuur. Artikel B33 1. Een aanvraag tot verlening, wijziging of intrekking van een lozingsvergunning wordt ingediend bij het dagelijks bestuur. 2. Het algemeen bestuur geeft bij verordening in ieder geval aan welke gegevens en bescheiden bij een aanvraag moeten worden verstrekt. Titel B7 - Aansluitvergunning Artikel B34 1. Het is verboden zonder aansluitvergunning van het dagelijks bestuur rioleringen aan te sluiten en met behulp daarvan afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook te lozen op een zuiveringstechnisch werk. 2. Het algemeen bestuur stelt met betrekking tot het aansluiten van rioleringen op zuiveringstechnische werken een verordening vast. 3. In de verordening, bedoeld in het tweede lid, worden onder meer regels gesteld met betrekking tot de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een aansluitvergunning alsmede, voor zover op andere wijze in een redelijke vergoeding niet is of kan worden voorzien, met betrekking tot een naar billijkheid te bepalen vergoeding bij wijziging of intrekking van een zodanige vergunning, indien en voorzover de vergunninghouder zich ten gevolge daarvan voor kosten ziet gesteld dan wel schade lijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te blijven. Titel B8 - Meting en registratie door waterschap Artikel B35 Gedeputeerde Staten kunnen ter toetsing van de doelstellingen van het waterhuishoudingsplan, na overleg met de waterschappen, nadere regels vaststellen omtrent meting en registratie van de oppervlaktewateren en waterbodemkwaliteit, de oppervlaktewaterpeilen en de hoeveelheden aan en af te voeren water en de opgave aan hen van de geregistreerde gegevens. 13

14 Titel B9 - Voortgangsrapportage Artikel B36 1. Jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het betrekking heeft, zendt het dagelijks bestuur een verslag van het gevoerde beleid met betrekking tot het waterbeheer aan Gedeputeerde Staten. 2. Het verslag geeft, in samenhang met het beheersplan, bedoeld in artikel 9, eerste lid van de wet, tenminste inzicht in: a. de maatregelen die met betrekking tot het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer, mede in relatie tot de in het beheersplan aangegeven prioriteiten en fasering van die maatregelen, zijn getroffen; b. het resultaat van het beheer; c. het gevoerde vergunningenbeleid; d. de effecten van het gevoerde peilbeheer; e. de tot stand gekomen waterakkoorden; f. de voortgang van de sanering van lozing van afvalstoffen en de sanering van de waterbodems; g. de financiële gevolgen van het gevoerde beleid en beheer. 3. Gedeputeerde Staten kunnen aan de inhoud van de verslagen nadere eisen stellen. 4. Het dagelijks bestuur levert de provincie tijdig gegevens aan ten behoeve van de Regionale Watersysteem Rapportage. Titel B10 - Samenwerking tussen waterschappen Artikel B37 1. De waterschappen werken samen bij hun zorg voor een samenhangend kwantiteits en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater. 2. De in het eerste lid bedoelde samenwerking richt zich op het gemeenschappelijk benutten van de voor dat beheer nodige specialistische deskundigheid. Artikel B38 1. De waterschappen exploiteren gemeenschappelijk een laboratorium. 2. Het in het eerste lid bedoelde laboratorium heeft in ieder geval tot taak: a. het onderzoeken van de kwaliteit van de oppervlaktewateren; b. het onderzoeken van de hoedanigheid van de lozingen. 14

15 Titel B11 - Afstemming en samenwerking Artikel B39 1. De gemeente betrekt de waterbeheerder in een vroegtijdig stadium als adviseur bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen en besluiten, als bedoeld in de Wet op de ruimtelijke ordening, en laat zich informeren over de kenmerken, mogelijkheden en onmogelijkheden van het desbetreffende watersysteem; 2. De gemeente betrekt de beoordeling van de waterhuishoudkundige aspecten - door de waterbeheerder neergelegd in het wateradvies - bij de afweging tijdens de voorbereiding van het plan of besluit bij de afweging; 3. De gemeente motiveert een afwijking ten opzichte van het wateradvies van de waterbeheerder in de waterparagraaf en geeft aan hoe dit wordt opgelost via aanpassing van het plan en - als dat niet mogelijk is - via mitigerende of compenserende middelen. 4. In de toelichting bij het plan of besluit worden relevante afspraken met betrekking tot watermaatregelen, aanleg en beheer opgenomen alsmede de financiële aspecten met het oog op de economische haalbaarheid. Eventueel in het kader van het plan gemaakte private overeenkomsten inzake wateraspecten worden eveneens in de toelichting opgenomen. Artikel B40 1. Het behoort tot de taak van de gemeente om voldoende ontwatering in stedelijke gebieden aan te brengen en in stand te houden, waarbij als richtlijn voor de ontwateringsdiepte bij nieuwe plannen minimaal 70 cm beneden het maaiveld wordt aangehouden. 2. Tot de taak van het waterschap in stedelijke gebieden behoort het peilbeheer en de wateraanvoer en afvoer via het oppervlaktewater. Artikel B41 In het geval dat in stedelijke gebieden schade optreedt als gevolg van te hoge grondwaterstanden: a. stelt de gemeente een eerste onderzoek in en doet hiervan schriftelijk mededeling aan het desbetreffende waterschap en zonodig de daarvoor in aanmerking komende belanghebbenden; b. wordt in onderling overleg tussen de betrokkenen, bedoeld in onderdeel a, bepaald of en zo ja, op welke wijze en de termijn waarbinnen nader onderzoek noodzakelijk is en worden afspraken gemaakt over de verdeling of verrekening van de kosten; 15

16 c. wordt op basis van het onderzoek naar de oorzaken van de te hoge grondwaterstanden door betrokkenen bepaald of de gemeente of het waterschap dan wel beide zorg dragen voor het nemen van de noodzakelijke besluiten. Artikel B42 1. Gedeputeerde Staten stellen een Commissie Regionaal Waterbeheer in. 2. De Commissie Regionaal Waterbeheer heeft als doel de behartiging van het integrale waterbeheer in de meest ruime zin. 3. De samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de commissie zijn door Gedeputeerde Staten vastgelegd in een huishoudelijk reglement. Titel B12 - Toezichts en opsporingsbevoegdheden Artikel B43 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 53 van de wet wijzen Gedeputeerde Staten en het dagelijks bestuur ambtenaren aan, die zijn belast met de handhaving en het toezicht op de naleving van het bij dit hoofdstuk van de verordening bepaalde. 2. Met de opsporing van de in de artikelen B25 en B34 verboden feiten zijn, behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering (Stb. 1921, nr. 14) aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid bedoelde ambtenaren. Titel B14 - Strafbepalingen Artikel B44 Onverminderd het bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaalde wordt overtreding van de verboden, bedoeld in de artikelen B25 en B34, alsmede overtreding van aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Titel B15 - Overgangsbepalingen Artikel B45 Een besluit, door een bestuursorgaan genomen op grond van de Verordening kwaliteitsbeheer oppervlaktewateren Zeeland (provinciaal blad nr. 23 van 1982), blijft van kracht totdat dit van rechtswege is vervallen of door het daartoe 16

17 bevoegde bestuursorgaan is ingetrokken of met de bepalingen van deze verordening in overeenstemming is gebracht. Artikel B46 Een ontheffing, verleend op grond van artikel 14, tweede lid, onderdeel d, van de Verordening waterkering en waterbeheersing Zeeland (Provinciaal blad nr. 66 van 1969) voor het afwijken van een voor de waterstand in het desbetreffende gebied van een waterschap geldend peil, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een ontheffing, verleend op grond van deze verordening. Hoofdstuk C - Grondwaterbeheer Titel C1 - Uitzondering registratieplicht Artikel C1 1. De registratieplicht, omschreven in artikel 11, eerste lid, van de wet geldt niet voor: a. een inrichting gelegen buiten de op de bij deze verordening, onder bijlage 1, behorende kaart aangegeven kwetsbare gebieden, voorzover de pompcapaciteit kleiner is dan 5 m3 per uur; b. een inrichting ten behoeve van noodvoorzieningen, waaronder worden verstaan brandputten, sprinklerinstallaties, noodstroomaggregaten en nooddrinkwatervoorzieningen, voorzover deze worden gebruikt in buitengewone omstandigheden. 2. Gedeputeerde Staten kunnen de houder van een inrichting, die uitgezonderd is van registratieplicht, de verplichting opleggen om, blijvend of gedurende een door hen te bepalen tijd, de hoeveelheid die wordt onttrokken regelmatig te meten, daarvan aantekening te houden en (maandelijks) aan hen een opgave te zenden van de onttrokken hoeveelheden, wanneer dit uit oogpunt van goed grondwaterbeheer noodzakelijk wordt geacht. Titel C2 - Inschrijving registratieplichtige inrichtingen Artikel C2 1. Registratieplichtige inrichtingen worden ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 13 van de wet. 17

18 2. Een bij Gedeputeerde Staten bekende registratieplichtige inrichting, die niet is opgegeven ingevolge artikel 11 van de wet, wordt ambtshalve ingeschreven in het register. De houder van de inrichting wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. 3. Indien de ambtshalve inschrijving, bedoeld in het tweede lid, plaatsvindt in de loop van een kalenderjaar, wordt als datum van inschrijving 1 januari van dat jaar aangehouden. Titel C3 - Uitzondering vergunningplicht Artikel C3 1. Een vergunning tot het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 14, eerste lid van de wet is niet vereist: a. voor inrichtingen genoemd in artikel C5, waarbij aan het gestelde in dat artikel wordt voldaan; b. voor inrichtingen ten behoeve van noodvoorzieningen, waaronder worden verstaan brandputten, sprinklerinstallaties, noodstroomaggregaten en nooddrinkwatervoorzieningen, voorzover deze worden gebruikt in buitengewone omstandigheden; c. voor overige inrichtingen, gelegen buiten de op de bij deze verordening, onder bijlage 1, behorende kaart aangegeven kwetsbare gebieden en voorzover de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur en niet meer dan m3 per maand of m3 per jaar of, als zout grondwater wordt onttrokken, niet meer dan m3 per jaar. 2. Bij twijfel of met behulp van een inrichting, als bedoeld in het eerste lid, onder c, de in het eerste lid onder c genoemde grenzen worden overschreden kunnen Gedeputeerde Staten aan de houder van de inrichting de verplichting opleggen om blijvend of gedurende een door hen te bepalen tijd, de te onttrekken hoeveelheid grondwater regelmatig te meten, daarvan aantekening te houden, één en ander op door Gedeputeerde Staten aan te geven wijze en maandelijks aan Gedeputeerde Staten opgave te zenden van de door de inrichting onttrokken hoeveelheid grondwater. Titel C4 - Te overleggen gegevens bij vergunningaanvraag. Artikel C4 1. Onverminderd het bepaalde in de Wet milieubeheer worden bij een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning, als bedoeld in artikel 18

19 16, eerste lid, van de wet in een door Gedeputeerde Staten te bepalen aantal, in elk geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd: a. één of meer kaarten op zodanige schaal, dat een duidelijk beeld wordt verkregen van de bestaande en/of geprojecteerde inrichting, dan wel het middel voor het infiltreren van water, waarop de aanvraag betrekking heeft; b. een kadastrale tekening, aanduidende de percelen waarop de bestaande of geprojecteerde inrichting, dan wel het middel voor het infiltreren van water, zich bevindt en aanduidende de percelen binnen een, minimaal 100 meter brede, zone daaromheen; c. een beschrijving van de bestaande en/of geprojecteerde inrichting, dan wel het middel voor het infiltreren van water, waarbij wordt vermeld: i) ten aanzien van een inrichting: ii) - de diepte van de onderkant van het (de) filter(s) van de put(ten) ten opzichte van het maaiveld; iii) - het aantal bestaande en geprojecteerde putten; iv) - de diameter en de lengte van het (de) filter(s) van de put(ten); v) - de pompcapaciteit van de inrichting; vi) - een raming van de hoeveelheden grondwater die maximaal per uur, per etmaal, per maand, per kwartaal en per jaar worden onttrokken, te splitsen naar de bestaande en/of geprojecteerde inrichting; vii) - het doel waarvoor het onttrokken grondwater zal worden gebruikt; viii) - de plaats en de wijze waarop het grondwater zal worden geloosd; ix) - het (te verwachten) zoutgehalte van het te onttrekken grondwater; x) ten aanzien van het infiltreren van water: xi) - de wijze waarop het water in de bodem wordt gebracht; xii) - een raming van de hoeveelheden water die maximaal per uur, per etmaal, per maand, per kwartaal en per jaar worden geïnfiltreerd; xiii) - de herkomst en samenstelling van het te infiltreren water; xiv) - of en zo ja, op welke wijze het te infiltreren water wordt voorgezuiverd. 2. Bij de aanvraag dient voorts een inzicht te worden gegeven in de bodemgesteldheid, de stand en de samenstelling van het grondwater ter plaatse van de inrichting dan wel het middel voor het infiltreren van water en in de omgeving daarvan. 3. Gedeputeerde Staten kunnen de aanvrager verzoeken nadere gegevens en bescheiden te overleggen alsmede inzicht te verschaffen in de gevolgen van 19

20 het onttrekken van het grondwater of het infiltreren van water voor de stand en de kwaliteit van het grondwater, indien zij dit uit oogpunt van goed grondwaterbeheer noodzakelijk achten. 4. Gedeputeerde Staten kunnen bij een aanvraag om vergunning tot het onttrekken van zoet grondwater de aanvrager verzoeken een beschrijving te overleggen van de mogelijkheden tot het gebruik van alternatieven. Titel C5 - Algemene regels Artikel C5 1. Houders van inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor het drooghouden van bouwputten voor bouwkundige, waterbouwkundige of civieltechnische werken (waarvan de aanlegdiepte niet meer bedraagt dan 4 m minus het maaiveld), voor het uitvoeren van grondsaneringen en/of grondwatersaneringen, of voor het bij wijze van proef water onttrekken van water aan de bodem: - in de op de bij deze verordening, onder bijlage 1, behorende kaart aangegeven kwetsbare gebieden en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 100 m3 per uur en niet meer dan m3 per maand en de onttrekking niet langer duurt dan zes maanden; - buiten de op de bij deze verordening, onder bijlage 1, behorende kaart aangegeven gebieden en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater meer bedraagt dan 10 m3 per uur maar niet meer dan 100 m3 per uur en niet meer dan m3 per kwartaal of, als zout grondwater wordt onttrokken, niet meer dan m3 per maand en niet meer dan m3 per 6 maanden en de onttrekking niet langer duurt dan zes maanden; zijn verplicht: a. de inrichting tenminste 4 weken voor aanleg en in gebruikstelling op te geven aan Gedeputeerde Staten; b. de freatische grondwaterstand en/of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet verder te verlagen dan maximaal 0,50 m beneden het gewenste ontgravingsniveau; c. de onttrekking zodanig uit te voeren dat het risico voor verzilting zoveel mogelijk wordt beperkt; d. op zo kort mogelijk afstand van het op dat moment diepste punt van de ontgraving een grondwaterstandsmeetpunt in te richten; e. tenminste éénmaal het chloridegehalte vast te stellen van het grondwater dat wordt opgepompt; f. de onttrokken hoeveelheid grondwater per pompput/cluster onttrekkingsfilters te meten met behulp van een (water)meter die op deugdelijke wijze is gemonteerd en de meetresultaten wekelijks te registreren op een meetstaat; 20

21 g. onder opgave van datum, op de meetstaat aantekening te houden van voorvallen die van invloed zijn op de meting; h. binnen 6 weken na beëindiging van de onttrekking aan Gedeputeerde Staten opgave te doen van de onttrokken hoeveelheden onder vermelding van het chloridegehalte als bedoeld onder e. 2. Houders van inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor het drooghouden van sleuven ten behoeve van de aanleg van kabels en/of leidingen: - in de op de bij deze verordening, onder bijlage 1, behorende kaart aangegeven kwetsbare gebieden en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 100 m3 per uur en niet meer dan m3 per maand en de onttrekking niet langer duurt dan zes maanden; - buiten de op de bij deze verordening, onder bijlage 1, behorende kaart aangegeven gebieden en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater meer bedraagt dan 10 m3 per uur maar niet meer dan 100 m3 per uur en niet meer dan m3 per kwartaal of, als zout grondwater wordt onttrokken, niet meer dan m3 per maand en de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden; zijn verplicht: a. de inrichting tenminste 4 weken voor in gebruikstelling op te geven aan Gedeputeerde Staten; b. de freatische grondwaterstand en de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet verder te verlagen dan maximaal 0,50 m beneden het gewenste ontgravingsniveau; c. de onttrekking zodanig uit te voeren dat het risico voor verzilting zoveel mogelijk wordt beperkt; d. tenminste éénmaal het chloridegehalte vast te stellen van het grondwater dat wordt opgepompt; e. de onttrokken hoeveelheid grondwater te meten per pompinstallatie/ bemalingsstreng met behulp van een (water)meter die op deugdelijke wijze is gemonteerd en de meetresultaten wekelijks te registreren op een meetstaat; f. onder opgave van datum, op de meetstaat aantekening te houden van voorvallen die van invloed zijn op de meting; g. binnen 6 weken na beëindiging van de onttrekking aan Gedeputeerde Staten opgave te doen van de onttrokken hoeveelheden grondwater, onder vermelding van het chloridegehalte als bedoeld onder d. 3. Houders van inrichtingen, die uitsluitend worden gebruikt voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregenings- en/of bevloeiingsdoeleinden 21

22 in gebieden met een zoetwaterbel dikker dan 15 meter of in gebieden waar de zoetwaterbel reikt tot aan de geohydrologische basis, die bovendien buiten de op de bij deze verordening, onder bijlage 1, behorende kaart aangegeven kwetsbare gebieden zijn gelegen en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater meer bedraagt dan 10 m3 per uur, maar niet meer dan 60 m3 per uur, m3 per kwartaal en niet meer dan m3 per jaar, zijn verplicht: a. de inrichting tenminste 4 weken voor aanleg en in gebruikstelling op te geven aan Gedeputeerde Staten; b. de te onttrekken hoeveelheid grondwater te limiteren tot maximaal 800 m3 per jaar per hectare van het perceel (of de percelen) waarbinnen de inrichting is geplaatst; c. de hoeveelheid grondwater die wordt opgepompt te meten met behulp van een (water)meter die op deugdelijke wijze is gemonteerd of door middel van vermenigvuldiging van de door Gedeputeerde Staten vast te stellen volumestroom met de gemeten tijd dat de inrichting in werking is; d. de onttrokken hoeveelheid grondwater, per inrichting en per beregening, bij te houden op een door Gedeputeerde Staten te verstrekken dan wel goed te keuren meetstaat en deze tenminste 5 jaar beschikbaar te houden; e. in het eerste jaar van het in gebruik nemen van de inrichting, tenminste éénmaal het chloridegehalte vast te stellen van het grondwater dat wordt opgepompt en het bepaalde gehalte schriftelijk mee te delen aan Gedeputeerde Staten; f. medewerking te verlenen aan het van provinciewege regelmatig (eens per 2 a 3 jaar) kunnen vaststellen van het chloridegehalte van het grondwater dat wordt opgepompt; g. jaarlijks aan Gedeputeerde Staten opgave te doen van de onttrokken hoeveelheden grondwater; h. het onttrekkingsmiddel zodanig in te richten dat deze bestaat(n) uit een horizontale bron op een diepte van ten hoogste 6 m beneden het maaiveld en een lengte van maximaal 100 m (geldt niet in de gebieden waar de zoetwaterbel reikt tot aan de geohydrologische basis); i. het onttrekkingsmiddel aan te leggen op tenminste 25 m uit aanwezige waterlopen, minimaal 200 m afstand uit andere onttrekkingsmiddelen; j. het onttrekkingsmiddel aan te leggen op minimaal 50 m afstand uit percelen van derden belanghebbenden. 4. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3, onder j, van dit artikel, indien er geen noemenswaardige risico bestaat voor nadelige gevolgen voor het aangrenzende perceel. 5. Gedeputeerde Staten kunnen het onttrekken van grondwater door middel 22

23 van een inrichting als bedoeld in het eerste, tweede en/of derde lid van dit artikel verbieden als door de onttrekking nadelige effecten (dreigen te) ontstaan voor de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen of voor de aangewezen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. 6. Gedeputeerde Staten stellen een formulier vast op basis waarvan de in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel genoemde onttrekkingen ingeschreven zullen worden in het register grondwateronttrekkingen als genoemd in artikel 13 van de wet. 7. Houders van inrichtingen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel zenden dit formulier tenminste 4 weken voor de aanleg en het in gebruikstellen van de inrichting volledig ingevuld, ondertekend en voorzien van de vereiste bijlagen aan Gedeputeerde Staten. Titel C6 - Opgave onttrokken hoeveelheden Artikel C6 Op grond van artikel 12, tweede lid, van de wet geldt voor: a. het onttrekken van grondwater ten behoeve van agrarische doeleinden dat telkenmale in de maand januari, of zoveel eerder als het onttrekken van het grondwater is beëindigd, aan Gedeputeerde Staten opgave dient te worden gedaan van de in het voorafgaande kalender jaar, dan wel in het lopende kalenderjaar, per maand onttrokken hoeveelheden; b. het onttrekken van meer dan m3 grondwater per jaar dat telkenmale in de maanden januari, april, juli en oktober aan Gedeputeerde Staten opgave dient te worden gedaan van de in het voorafgaande kwartaal per maand onttrokken hoeveelheden. Titel C7 - Wijziging of beëindiging van een inrichting Artikel C7 1. De houder van een registratieplichtige inrichting dient wijzigingen daarin, daaronder tevens te verstaan veranderingen in de pompcapaciteit, terstond aan Gedeputeerde Staten mede te delen. 2. Van het voornemen om een registratieplichtige inrichting, en/of werk door middel waarvan het infiltreren van water plaatsvindt, buiten gebruik te stellen moet de houder daarvan aan Gedeputeerde Staten mededeling doen. De tot de inrichting, en/of werk door middel waarvan het infiltreren van water plaatsvindt, behorende put of putten moeten worden gedicht in overeenstemming met door of vanwege Gedeputeerde Staten gegeven voorschriften. Titel C8 - Uitzondering horen commissies 23

24 Artikel C8 De in artikel 20 van de wet bedoelde verplichting tot het in de gelegenheid stellen van de commissie tot het uitbrengen van advies geldt niet voor aanvragen om vergunning tot het onttrekken van grondwater, indien de te onttrekken hoeveelheid niet meer bedraagt dan m3 per jaar. Titel C9 - Toezichts en opsporingsbevoegdheden Artikel C9 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 49 van de wet wijzen Gedeputeerde Staten ambtenaren aan, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij dit hoofdstuk van de verordening bepaalde. 2. Gedeputeerde Staten wijzen ambtenaren aan die zijn belast met de opsporing van het bij dit hoofdstuk van de verordening bepaalde. 3. Met de opsporing van de in artikel C2, vierde lid en in de artikelen C1, tweede lid en C3, tweede lid en C4 tot en met C7 bedoelde strafbare feiten zijn belast, behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering (Stb. 1921, nr. 14) aangewezen ambtenaren, de in het tweede lid bedoelde ambtenaren. Titel C10 - Strafbepaling Artikel C10 Overtreding van de verplichtingen, bedoeld in artikelen C1, tweede lid en C3, tweede lid en C4 tot en met C7, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Titel C11 - Overgangsbepalingen Artikel C11 1. Aanvragen tot verlening of wijziging van een vergunning of van daaraan verbonden voorschriften, die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop Gedeputeerde Staten op dat tijdstip nog niet hebben beslist, worden afgedaan overeenkomstig de bepalingen van de wet en deze verordening. 2. Voor bestaande onttrekkingen die, als gevolg van de inwerking van deze verordening, komen te vallen onder de vergunningplicht ex artikel 14 van de 24

25 wet, dient binnen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een vergunning te worden aangevraagd. 3. De onttrekkingen als bedoeld in het tweede lid kunnen gedurende één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening op dezelfde wijze en in dezelfde mate worden doorgezet. 4. Degene die grondwater onttrekt met behulp van een inrichting die, ten gevolge van de inwerkingtreding van deze verordening, komt te vallen onder de registratieplicht als bedoeld in artikel 11 van de wet, dient aan deze verplichting te voldoen voor de eerste maal uiterlijk 1 januari Indien voor een onttrekking als bedoeld in het tweede lid een vergunning is aangevraagd, kan de onttrekking op dezelfde wijze en in dezelfde mate worden voortgezet tot het moment waarop de op de aanvraag gegeven beschikking onherroepelijk is. 6. Voor bestaande onttrekkingen met een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de wet die, als gevolg van de inwerkingtreding van deze verordening, komen te vallen onder de algemene regels als bedoeld in artikel 15 a en 15 b van de wet en artikel C5 van deze verordening, vervalt de vergunning op het moment van inwerkingtreding van deze verordening. Artikel C12 Artikel C11, lid 3, 4 en 5 zijn van toepassing op de onttrekkingen die als gevolg van de inwerkingtreding van de wijziging van deze verordening onder de vergunningplicht op grond van artikel 14 van de wet zijn gebracht, met dien verstande dat de voortzetting als bedoeld in lid 3 slechts is toegestaan indien binnen 6 maanden na de datum van wijziging een vergunning is aangevraagd. Hoofdstuk D - Onderhouds- en inrichtingsbepalingen Titel D1 - Beheer en onderhoud Artikel D1 De oppervlaktewateren zijn in beheer bij het waterschap waarin zij zijn gelegen, indien het waterschap belast is met het kwantiteitsbeheer. Artikel D2 1. Het onderhoud van de niet door het waterschap onderhouden 25

26 oppervlaktewateren berust bij de gebruikers of bij het ontbreken daarvan bij de eigenaren van of andere rechthebbenden op de wederzijds aan deze oppervlaktewateren grenzende percelen, ieder voor de halve breedte, de halve lengte of beurtelings voor het geheel. 2. Het in het eerste lid bedoelde onderhoud kan zowel het periodiek schoonmaken als het houden van de oppervlaktewateren op de door het waterschapsbestuur vastgestelde afmetingen omvatten. 3. Het onderhoud van de oppervlaktewateren geschiedt rekening houdend met de aan die oppervlaktewateren toegekende functie(s). 4. Het onderhoud van de oppervlaktewateren dient door de onderhoudsplichtigen te geschieden op de tijdstippen en op de wijze als in de legger, bedoeld in artikel D3, staat aangegeven. 5. De onderhoudsplichtigen zijn verplicht de oppervlaktewateren voortdurend in de staat te houden zoals vermeld in de legger. Titel D2 - Legger Artikel D3 1. Het algemeen bestuur stelt een legger, als bedoeld in artikel 78, tweede lid, Waterschapswet, vast, waarin de in artikel D2, eerste lid bedoelde oppervlaktewateren, alsmede die welke door het waterschap worden onderhouden, staan aangegeven. 2. Het dagelijks bestuur zendt de in het eerste lid bedoelde legger binnen vier weken na de datum van vaststelling aan Gedeputeerde Staten. Artikel D4 1. De legger vermeldt van de oppervlaktewateren, bedoeld in artikel D3 tenminste: a. het volgnummer; b. de benaming, voor zover mogelijk; c. de functie(s); d. de voor het onderhoud en de functie(s) van belang zijnde afmetingen; e. de onderhoudsplichtige, voor zover deze een ander is dan het waterschap; f. de tot het oppervlaktewater behorende kunstwerken, met vermelding van hun ligging, hoofdafmeting en samenstelling; g. de in het oppervlaktewater aanwezige betuiningen, met vermelding van hun aard en samenstelling. 26

27 2. De oppervlaktewateren, bedoeld in het eerste lid, met de daartoe behorende kunstwerken, worden nader aangegeven op topografische kaarten op een schaal van niet kleiner dan 1: Artikel D5 De legger dient in overeenstemming te zijn met het beheersplan. Titel D3 - Keur Artikel D6 Het algemeen bestuur stelt voor de waterhuishoudkundige verzorging van zijn gebied, rekening houdend met het waterhuishoudingsplan en het beheersplan, bij keur nadere regels vast. Titel D4 - Overgangsbepalingen Artikel D7 Een besluit, door het bevoegde bestuursorgaan genomen op grond van artikel 26 jo artikelen 12 tot en met 22 van de Verordening waterkering en waterbeheersing Zeeland (provinciaal blad nr. 66 van 1969) blijft van kracht totdat dit van rechtswege is vervallen of door het bevoegde bestuursorgaan is vervangen, gewijzigd of ingetrokken. Hoofdstuk E - Slotbepalingen Artikel E1 1. De Verordening waterhuishouding Zeeland (Provinciaal Blad 30 van 1997) wordt ingetrokken. 2. Ontheffingen of vergunningen verleend op grond van de Verordening waterhuishouding Zeeland, worden gelijkgesteld met ontheffingen en vergunningen op grond van deze verordening. Artikel E2 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening waterhuishouding Zeeland

28 Artikel E3 Dit verordening treedt in werking op 1 november Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 28 juni drs. W.T. VAN GELDER, voorzitter. mr. drs. L.J.M. VERDULT, griffier. Uitgegeven 30 juli 2002 De griffier der staten, mr. drs. L.J.M. VERDULT. 28

29 Toelichting Verordening waterhuishouding Zeeland 2002 De Wet op de waterhuishouding (Stb. 1989, 285), verder WWH, verplicht Provinciale Staten nadere regels te stellen ter verzekering van een samenhangend en doelmatig beleid en beheer met betrekking tot de waterhuishouding in haar geheel, alsmede ten aanzien van het kwantiteitsbeheer van het oppervlaktewater in het bijzonder. Voornoemde wet beoogt in samenhang met andere waterstaatswetgeving het instrumentarium voor het waterhuishoudkundige beheer te completeren. Daartoe worden de aspecten kwantiteit en kwaliteit van zowel grondwater als oppervlaktewater aan elkaar gerelateerd teneinde een geïntegreerd waterbeheer te realiseren, alsmede om de horizontale afstemming met aangrenzende beleidsterreinen zoals milieu en ruimtelijke ordening vanuit deze benadering beter tot uitdrukking te brengen. Als zodanig vormt de WWH de basis voor het provinciale waterhuishoudingsplan. Toelichting per titel Hoofdstuk A Algemene Bepalingen Titel A1 - Begripsomschrijving Het in artikel A1, eerste lid, onder a, genoemde waterhuishoudingsplan is laatstelijk herzien. Het nieuwe Waterhuishoudingsplan is op 30 maart 2001 in werking getreden. De in artikel A1, eerste lid, onder c, genoemde commissie is de Provinciale Commissie voor Omgevingsbeleid (PCO). De PCO heeft voornamelijk een adviserende taak in de richting van het college van Gedeputeerde Staten. Titel B2 - Beheersplan Ingevolge artikel 9, vierde lid WWH stellen Provinciale Staten nadere regelen vast met betrekking tot de inrichting, voorbereiding en vaststelling van het beheersplan. Zij geven daarin aan welke beheerders zijn uitgezonderd van de verplichting tot vaststelling van een beheersplan. In deze titel is aan het bovenstaande gevolg gegeven. 29

30 Doordat de Zeeuwse waterschappen zowel kwantiteits- als kwaliteitsbeheerder zijn hoeft geen expliciete regeling te worden opgenomen om integrale beheersplannen te bevorderen. De waterschappen stellen beheersplannen op voor de onder hun beheer staande oppervlaktewateren (zie ook artikel 83, tweede lid, onder g van de Waterschapswet). Dit betreft dan voornamelijk die wateren, die tot het afwateringsstelsel van de waterschappen behoren. Deze titel bevat een procedurele regeling inzake de totstandkoming van beheersplannen. Er wordt een opsomming gegeven van de (minimum)elementen, die een beheersplan dient te bevatten. Artikel B10 onder f van de verordening schrijft een meetplan voor met het oog op het belang van een goed en controleerbaar waterkwantiteitsbeheer. Het moet tot het normale kwantiteitsbeheer worden gerekend dat de beheerder zijn beheer voert op basis van actuele informatie over de peilen in zijn beheersgebied, de hoeveelheden aan- en afgevoerd water en over eventuele andere componenten van de waterbalans in zijn beheersgebied. Opslag van gegevens kan plaatsvinden in een databestand. Eenduidige en betrouwbare gegevensreeksen over langere perioden zijn van belang voor de evaluatie en de verantwoording van het gevoerde beheer (geldt met name voor gebieden met conflicterende belangen en gevallen waarin het waterschap juridisch aansprakelijk wordt gesteld voor geleden schade). Ook voor het uitvoeren van onderzoek naar effecten van voorgenomen beheersmaatregelen en bij de voorbereiding van het waterhuishoudingsbeleid op provinciaal niveau, zijn tijdreeksen van kwantiteits- en kwaliteitsparameters vaak een onontbeerlijke randvoorwaarde. De voorgeschreven totstandkomingsprocedure biedt de nodige waarborgen voor een zorgvuldige behandeling van de gedurende de termijn van tervisielegging van het ontwerpbeheersplan ingediende zienswijzen. Ingevolge artikel 9, derde lid, behoeft het niet door het provinciaal bestuur vastgestelde beheersplan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Van de beslissing van Gedeputeerde Staten in het kader van de goedkeuringsprocedure staat ingevolge artikel 151, eerste lid Waterschapswet voor het waterschap en andere belanghebbenden beroep open bij de rechtbank. Titel B3 - Peilbesluit In een peilbesluit worden de waterstanden vastgelegd die door de waterschappen zoveel mogelijk dienen te worden gehandhaafd. Een peilbesluit wordt genomen in het kader van de waterbeheersing, waarbij in veel gevallen sprake zal zijn van verschillende, en soms conflicterende, belangen. Te denken valt aan belangen als akkerbouw, veeteelt, natuur en woningbouw. In dit hoofdstuk van de verordening is een verbod opgenomen om de waterstand 30

31 te brengen of te houden op een peil dat afwijkt van een in een peilbesluit genoemd peil. Dit verbod is niet van toepassing op strikt tijdelijke afwijkingen van het peil ten behoeve van het normale onderhoudswerk aan oppervlaktewateren, de bestrijding van muskusratten, de uitvoering van proefprojecten van het waterschap. Het peilbesluit is een kwantitatief instrument. Onder normaal onderhoud aan een oppervlaktewateren wordt mede verstaan het onderhoud aan de oevers. In de situatie dat aan een oppervlaktewater de functie van vaarweg is toegekend en de vaarwegbeheerder een ander is dan de kwantiteitsbeheerder is het niet ongebruikelijk dat de vaarwegbeheerder belast is met onderhoud aan de oevers. Daarom richt de bepaling van artikel B25, eerste lid onder a, van de verordening zich ook tot de vaarwegbeheerder. In het provinciaal waterhuishoudingsplan worden hoofdlijnen van peilbeheer opgenomen, die in de beheersplannen van de waterschappen nader worden uitgewerkt. Beide plannen zijn richtinggevend voor het te voeren beleid en beheer. Een peilbesluit heeft een verdergaande bestuurlijke en juridische status. Het geeft een redelijke mate van zekerheid dat een peil wordt gehandhaafd. De WWH verbindt aan het (niet handhaven van het) peilbesluit een schadevergoedings- en rechtsbeschermingsregeling. Omdat het herzien van peilbesluiten een actie is met een langlopend karakter en meerdere actoren hierbij zijn betrokken is het noodzakelijk dat waterschappen in het beheersplan een meerjarenprogrammering voor alle peilbesluitplichtige gebieden opnemen (artikel B10, sub l). Voor een goede coördinatie tussen het peilbesluiten en besluiten op het terrein van ruimtelijke ordening, is overleg tussen waterschappen en gemeenten in een vroegtijdig stadium noodzakelijk. Volgens het Waterhuishoudingsplan dienen de door Gedeputeerde Staten van Zeeland op te stellen nadere richtlijnen terzake de opmaak van peilbesluiten te worden herzien. De vigerende regeling ex. artikel B18, tweede lid, is vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 22 februari In dit kader is hetgeen op pagina 90 van het Waterhuishoudingsplan is aangegeven van belang: De onderbouwing en motivering van het peilbesluit dient inzicht te verschaffen in hoeverre er sprake is van voldoende bergingscapaciteit (inclusief de meer extreme situaties), het optimaliseren van het waterbeheer voor de verschillende functies, het bufferen zoet water en welke overwegingen gelden bij de afweging van verschillende belangen (algemene versus individuele belangen). Ook is het wenselijk dat in peilbesluiten meer dan nu het geval is de veranderingen ten opzichte van het huidige peilbeheer in beeld worden gebracht in plaats van met het vorige peilbesluit. In een peilbesluit dient een meerjarige toekomstvisie te worden opgenomen waarin duidelijk wordt gemaakt welke potenties op termijn tot ontwikkeling kunnen/zullen worden gebracht en welke wijzigingen in het grondgebruik hiervoor noodzakelijk is. Dit inzicht dient vervolgens een rol te spelen in de discussie tussen waterbeheerders 31

32 (waterschap en provincie) en de ruimtelijke ordening (provincie en gemeenten). De toekomstvisie dient ook een rol te vervullen om ingelanden in het afwateringsgebied de gelegenheid te bieden om met de aanleg of vervanging van hoogteligging van de drainage te anticiperen op het gewenste ontwikkelingsperspectief. De openbare procedure m.b.t. een peilbesluit wordt geregeld in de Inspraakverordening als bedoeld in artikel 79 van de Waterschapswet. Ingevolge de reglementen ex artikel 2 van de Waterschapswet is een peilbesluit aan goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderhevig. Hantering van het goedkeuringsvereiste geeft de provincie de mogelijkheid om de consequenties van vastgestelde peilbesluiten bij haar beleid als onder meer grondwaterbeheerder te betrekken. Op de procedure tot goedkeuring is hoofdstuk XIX van de Waterschapswet van toepassing. Ingevolge artikel 151 van de Waterschapswet kan tegen het besluit van Gedeputeerde Staten inzake goedkeuring beroep worden ingesteld. Dit beroep wordt ingevolge de Algemene wet bestuursrecht ingesteld bij de rechtbank. Hoger beroep is mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De bezwaarschriftenprocedure behoeft, aangezien het de goedkeuring van een besluit betreft, op grond van artikel 7:1 onder c van de Algemene wet bestuursrecht niet gevolgd te worden. Titel B4 - Registratie Voor een goed inzicht in de waterbewegingen in een beheersgebied is inzicht nodig in de gegevens over de afvoer naar, de aanvoer uit, de lozing in of onttrekking aan oppervlaktewateren. Deze gegevens zijn nodig voor het voeren van een goed beheer, terwijl zij daarnaast kunnen dienen voor de controle op de naleving van verleende vergunningen. De artikelen 12 tot en met 14 van de WWH bepalen dat melding en eventueel meting van aanvoer, afvoer, onttrekking en lozing van/naar oppervlaktewateren plaatsvindt in daartoe aan te wijzen gevallen. In de Verordening waterhuishouding Zeeland 2002 is de registratieplicht onderverdeeld in een meldplicht en een meetplicht. De meldplicht houdt in dat degene die water transporteert naar of uit oppervlaktewater, meldt op welke wijze dit gebeurt. Dit is een eenvoudige instrument en tevens aanknopingspunt voor de beoordeling of de gemelde waterverplaatsing aanleiding geeft voor toepassing van het zwaardere instrument van de meetplicht. Er is onderscheid aangebracht in de maatvoering voor enerzijds de aanvoer en anderzijds de afvoer of lozing van oppervlaktewater. Dit hangt samen met het feit dat afvoer en lozing in het algemeen minder problemen met zich meebrengen. Deze begrippen hebben betrekking op het verwijderen van overtollig aanbod van water. Bij waterovervloed is het van belang te weten met het oog op de 32

33 afvoercapaciteit van waterlopen welke maxima kunnen worden afgevoerd of geloosd. Bij aanvoer uit of onttrekking aan een oppervlaktewater vermindert de hoeveelheid oppervlaktewater. Dit kan zeker in tijden van droogte problemen opleveren. De grens waarboven de waterverplaatsingen moeten worden gemeld is bij aanvoer of onttrekking dan ook lager gesteld, namelijk op 10 m3 water per uur. De meetplicht is een zwaarder instrument dan de meldplicht. Hierbij moeten meer en vaker gegevens worden verstrekt door de veroorzaker van de waterbewegingen. Het is aan de waterschappen overgelaten te bepalen in welke gevallen de meetplicht moet gelden, omdat de waarde van het meten te zeer afhangt van de omstandigheden per geval, zoals de omvang en functie van het betrokken oppervlaktewater en het geheel van de aan- en afvoermogelijkheden. Daarom is in de verordening volstaan met het aangeven van algemene criteria. Ten aanzien van de meldplicht is de waterschappen de bevoegdheid gegeven de meldplichtige gevallen bij verordening (keur) uit te breiden. In bepaalde waterhuishoudkundige situaties zouden namelijk ook geringere waterverplaatsingen van invloed kunnen zijn op het te voeren waterbeheer. Titel B5 - Vergunning kwantiteitsbeheer Bij de meld- en meetplicht gaat het uitsluitend om het ontvangen van informatie over waterverplaatsingen. Het vergunningvereiste biedt de mogelijkheid om een lozing of onttrekking te beperken, te reguleren of zelfs te verbieden. Ingevolge artikel 24, eerste lid WWH omvat dit verbod eveneens de waterafvoer naar en - aanvoer uit oppervlaktewateren door anderen dan kwantiteitsbeheerders. De aanwijzing van de verboden gevallen van lozing of onttrekking kan volgens de WWH alleen betreffen die waterhoeveelheden, die, zelfstandig of in samenhang met andere lozingen of onttrekkingen, van nadelige invloed kunnen zijn op de peilregeling of de waterbeweging dan wel de kwantiteitsbeheerders kunnen noodzaken tot bijzondere beheersmaatregelen. Dit criterium leidt, gezien de grote diversiteit in omvang en capaciteit van de waterbeheersingswerken, niet tot een uniforme grens van waterhoeveelheden, boven welke een vergunning voor lozing of onttrekking is vereist. Toch zal een zekere arbitraire grens moeten worden getrokken, die wij tweemaal zo hoog hebben gesteld als die voor de registratieplicht. Tegelijkertijd opent de verordening de subsidiaire mogelijkheid voor de kwantiteitsbeheerders om de ondergrens voor afzonderlijke (kwetsbare) wateren te verlagen. 33

34 Titel B7 - Aansluitvergunning De aan een vergunningaanvraag te stelen vereisten en aan een vergunning te verbinden voorschriften wordt aan de waterschappen opgedragen c.q. overgelaten. Titel B8 - Meting en registratie door het waterschap De noodzaak van meting en registratie is reeds aangegeven in de toelichting bij titel B2. Het belang van het stellen van nadere regels wordt ingegeven door de voortschrijdende automatisering en het toenemende gebruik van rekenmodellen bij de onderbouwing van beleidsplannen en beheersmaatregelen. Vanuit de visie van een samenhangend regionaal waterbeheer moeten de gegevens van de verschillende waterbeheerders met elkaar in verband gebracht kunnen worden. Daarom is het gewenst dat de meetreeksen op een uniforme wijze automatisch worden opgeslagen. Daarbij gaat het vooral om een goede uitwisselbaarheid van gegevensbestanden en om meetreeksen die wat betreft nauwkeurigheid en betrouwbaarheid vergelijkbaar zijn. Titel B9 - Voortgangsrapportage De waterschappen hebben onder andere als taakopdracht gestalte te geven aan een samenhangend en doelmatig waterbeheer. Naast het beheersplan, waarin dit beleid nader dient te worden geconcretiseerd, bestaat bij Gedeputeerde Staten behoefte aan rapportages waaruit de voortgang van deze taakstelling moet blijken. Het waterschap kan voor de rapportage aansluiten bij het management rapportagesysteem via het Bestuurlijk Informatie Systeem. Titel B11 - Afstemming en samenwerking Deze titel richt zich op de realisering van een goede afstemming van het waterbeheer met aanpalende beleidsterreinen. De bepalingen richten zich met name tot de gemeente. Het voorschrift in de oude verordening dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen (vroeg)tijdig overleg tussen gemeente en waterschappen noodzakelijk is, is neergelegd in artikel 10 van het Besluit op der Ruimtelijke Ordening. De regeling ter verbetering van de aanpak van (grond)wateroverlast in stedelijk gebied is opgenomen. Per 1 januari 2002 is er een Provinciale Commissie voor Omgevingsbeleid (PCO) waarin zijn opgegaan de Provinciale Commissie voor Milieubeleid en 34

35 Waterhuishouding (PCMW) en de Provinciale Planologische Commissie (PPC). De PCO heeft voornamelijk een adviserende taak in de richting van het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland. In deze verordening wordt deze PCO aangeduid als de commissie. Naast deze PCO is er een Commissie Regionaal Waterbeheer (CRW). De CRW fungeert als een breed bestuurlijk overlegplatform voor het integrale waterbeheer in Zeeland. De CRW is bij besluit van 25 januari 2000, nr. 718/48 door Gedeputeerde Staten ingesteld. In de CRW is opgegaan de Stuurgroep Waterbodems en Baggerspecie, voorts is de commissie verbreed qua samenstelling met vertegenwoordigers van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van VROM. Vanuit meerdere invalshoeken is de CRW gewenst: integraal waterbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de verschillende overheden en vraagt om een samenspel; de beleidsontwikkeling rond onderwerpen als waterhuishoudingsplan, waterbeheersplannen en gemeentelijke rioleringsplannen vragen vooral in de ontwikkelingsfase de nodige aandacht en ondersteuning zodat het bestuurlijk draagvlak voor de gezamenlijke plannen wordt vergroot; de beleidsuitvoering van waterplannen en ontwikkelingen op het gebied van waterbodems (baggerspecie) en diffuse bronnen vergt consensus. De samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de commissie zijn vastgelegd in een huishoudelijk reglement. Bij besluit van 16 mei 2000, nr. 4884, hebben Gedeputeerde Staten een dergelijk reglement vastgesteld. Titel B13 - Toezichts- en opsporingsbevoegdheden In deze titel is geregeld welke ambtenaren zijn c.q. kunnen worden belast met het toezien op de naleving van deze verordening alsmede belast met de opsporing van strafbare feiten. Titel B14 - Strafbepalingen De WWH regelt de strafbaarstelling voor overtreding van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald. Voor de strafbaarstelling van overtreding van de autonome verbodsbepalingen in deze verordening is aansluiting gezocht bij artikel 150 van de Provinciewet. 35

36 Hoofdstuk C Grondwaterbeheer Naast het Waterhuishoudingsplan is er in 2002 een Grondwaterbeheersplan vastgesteld. In dat plan heeft de provincie als grondwaterbeheerder het operationele grondwaterbeheer uitgewerkt. Hoofdstuk c van deze verordening sluit bij dit Grondwaterbeheersplan aan. Voorop staat het zorgvuldig en zuinig omgaan met (grond)water en het beschermen van natuurbelangen. Ten opzichte van de Verordening waterhuishouding Zeeland (provinciaal blad 30 van 1997) is de Verordening waterhuishouding Zeeland 2002 op een aantal (hieronder besproken) punten gewijzigd. Voor het overige zij verwezen naar het Grondwaterbeheersplan Functietoekenning. De functietoekenning is voor de vergunningverlening en het afwegen van de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen erg nuttig. De normen voor registratie- en vergunningplicht waren tot nu toe gerelateerd aan de toegekende functies zoals die zijn aangeduid op de functiekaart behorende bij het waterhuishoudingsplan. Op basis van die kaart is het echter vaak lastig (met name bij grensgevallen) te beoordelen welke norm van toepassing is voor een bepaalde onttrekking. De kaart is bovendien snel gedateerd vanwege wijzigingen in bestemmingen en daardoor niet altijd goed bruikbaar voor het kunnen vaststellen of voor een bepaalde onttrekking een vergunning is vereist. Mede aan de hand van de kaart diende te worden beoordeeld of een onttrekking overeenkomt met de functie. Zo niet dan gold de strengste norm (vergunning vereist vanaf 5 m3 per uur en 200 m3 per maand). In de praktijk is gebleken dat deze situaties niet of nauwelijks voorkwamen (geen landbouwdoeleinden in bebouwd gebied). De relatie van de normen voor registratie- en vergunningplicht met de functiekaart zijn in deze verordening vervallen en in plaats daarvan wordt bij de verordening een op de regelgeving toegesneden kaart gevoegd. 2. Onderscheid zoet of zout grondwater. Een belangrijke peiler in het grondwaterbeleid is het voorkomen van interen op de voorraad zoet grondwater en het voorkomen van verzilting. Bij de normen voor registratie- en vergunningplicht en voor algemenere regels is onderscheid gemaakt tussen zoet en zout. De grens ligt bij een chloridegehalte van mg per liter. Voor het onttrekken van zout grondwater gelden ruimere vrijstellingen dan voor het onttrekken van zoet grondwater. Op de kaart bij het grondwaterdeelplan is aangegeven waar zich binnen zeeland zoetwaterbellen in de bodem bevinden 36

37 met een dikte van minimaal 15 m. Mede op basis daarvan wordt bij een voorgenomen onttrekking bezien of zoet of zout zal worden onttrokken en welke regels (registratie- of vergunningplicht of algemene regels) daarvoor gelden. De kaart is ook een belangrijk uitgangspunt bij de vergunningverlening. 3. Permanente onttrekkingen in gebieden met functie natuur en bufferzone. Op grond van de huidige regels worden in gebieden met de functie natuur (nieuwe) permanente onttrekkingen in principe niet toegestaan. Dit beleid blijft ongewijzigd. Er bestaat echter behoefte aan een prioritering van de natuurgebieden en met name de bufferzone (van 300 m) die wordt gehanteerd om de gebieden met de functie natuur en de functie natuur/landbouw. Niet alle gebieden waaraan de functie natuur is toegekend zijn namelijk even kwetsbaar uit oogpunt van onttrekkingen van grondwater. Dit is enerzijds afhankelijk van de bodemopbouw ter plaatse (zandbak of poelgebied) en anderzijds of de natuurwaarden zijn gebonden aan oppervlaktewater (bijvoorbeeld in een kreek) of aan een hoge grondwaterspiegel. De behoefte aan proiritering vloeit vooral voort uit de belemmerende werking die het bufferzonebeleid met zich meebrengt ten aanzien van het benutten van het grondwater voor agrarische toepassingen. De bufferzone rond de natuurgebieden die gebaat zijn met hoge grondwaterstanden blijft bestaan; bij de overige gebieden (met name de gebieden waar de grens van het oppervlaktewater samenvalt met de grens van het natuurgebied) komt de bufferzone te vervallen. Ook vervalt de bufferzone rondom natuurgebieden aan binnendijkse zijde in geval van een buitendijksgelegen natuurgebied, waarvan de karakteristieke waarden door het getij worden bepaald. 4. Tijdelijke onttrekkingen in gebieden met functie natuur en bufferzone. Voor tijdelijke onttrekkingen binnen gebieden met de functie natuur en de bufferzone rondom die gebieden geldt een vergunningplicht voor onttrekkingen groter dan 5 m3 per uur en waarbij meer dan 200 m3 per maand wordt onttrokken. In de praktijk betekent deze regel dat in nagenoeg alle gevallen een vergunning is vereist. Het komt echter geregeld voor dat een tijdelijke onttrekking noodzakelijk is (bijvoorbeeld voor herstelwerkzaamheden van riolering of dergelijke) en de vereiste vergunningprocedure van 5 á 6 maanden een groot struikelblok vormt. Door het instrument Algemene regels zou dit kunnen worden ondervangen, zonder dat het beoogde beleid ten aanzien van hydrologische ingrepen in natuurgebieden (en bufferzone) geweld wordt aangedaan. Voor tijdelijke onttrekkingen van beperkte omvang (< m3 per maand en < 6 maanden) binnen de kwetsbare zijn algemene regels opgenomen. 5. Landbouwonttrekkingen, norm 80 mm per jaar / algemene regels. De norm 37

38 van 80 mm die wordt gehanteerd bij landbouwonttrekkingen is een zeer bruikbaar en helder hulpmiddel bij de vergunningverlening. De eerder gehanteerde limiet van m3 per maand per onttrekkingsmiddel is in de praktijk echter niet goed werkbaar en bovendien nauwelijks te handhaven. De limiet van m3 per maand per inrichting is gewijzigd in een m3 per kwartaal per inrichting. Voor landbouwonttrekkingen wordt verder in principe alleen een vergunning verleend als de onttrekking past binnen de eisen die worden gesteld aan onttrekkingen voor beregenings- en bevloeiingsdoeleinden. Deze eisen zijn als richtlijnen opgenomen in het waterhuishoudingsplan. Het betreft uniforme eisen c.q regels die zijn omgezet in algemene regels (Alleen binnen gebieden met zoetwaterbel van minimaal 15 meter dikte). 6. Algemene regels tijdelijke onttrekkingen. Voor tijdelijke onttrekkingen van beperkte omvang waarbij zout grondwater wordt opgepompt zijn in 1997 algemene regels ingesteld. Het wordt wenselijk geacht dit ook in te voeren voor tijdelijke onttrekkingen van beperkte omvang waarbij zoet water wordt opgepompt. Deze wens vloeit vooral voort uit de bouwwereld vanwege de lange proceduretijd voor het verkrijgen van een vergunning. Voor tijdelijke onttrekkingen van beperkte omvang waarbij zoet grondwater wordt opgepompt zijn dan ook algemene regels ingevoerd. 7. Onderscheid bouwputbemalingen en sleufbemalingen. In de voorgaande verordening (prov.blad nr. 30 van 1997) zijn de onttrekkingsgrenzen voor sleufbemalingen met een pompcapaciteit kleiner dan 10 m3 per uur, ruimer gesteld dan voor bouwputbemalingen. Reden hiervoor was het voortschrijdende karakter van deze onttrekkingen waardoor de gevolgen in het algemeen kleiner zijn dan bij bouwputbemalingen. In de praktijk worden sleufbemalingen met een pompcapaciteit kleiner dan 10 m3 per uur echter niet of nauwelijks toegepast. Enerzijds omdat bronneringsbedrijven in het algemeen slechts beschikken over pompen met een theoretisch grotere capaciteit dan 10 m3 per uur en anderzijds omdat overcapaciteit vaak gewenst of noodzakelijk is met het oog op onvoorziene omstandigheden (als bijvoorbeeld hevige neerslag). Het wordt daarom niet langer zinvol geacht om deze ruimere grenzen voor deze categorie onttrekkingen te handhaven. Mede omdat de algemene regels dit voor een belangrijk deel ondervangen. De ruimere normen van registratieplicht voor sleufbemalingen zijn dan ook komen te vervallen. 38

39 Hoofdstuk D Onderhouds- en inrichtingsbepalingen De onderhoudsplicht voor alle niet bij het waterschap in onderhoud zijnde waterlopen is ieder voor de helft bij de gebruikers/eigenaren van de ter weerszijden daarvan gelegen gronden gelegd. Voorts is de vaststelling van een legger voorgeschreven, zodat voor onderhoudsplichtigen de omvang van de onderhoudsplicht duidelijk valt af te lezen. Voor het merendeel van de oppervlaktewateren zal geen individuele aanwijzing behoeven plaats te vinden, maar zal met een categorie-aanduiding (aangrenzende gebruikers/eigenaren) kunnen worden volstaan. De regeling met betrekking tot de legger sluit aan bij de regeling in artikel 78, tweede lid, Waterschapswet. De functie(s) van oppervlaktewater moet(en) expliciet op de legger worden aangegeven. De daaraan gerelateerde wijze van onderhoud is terug te vinden in het beheersplan en eventueel uitgewerkt in een onderhoudsplan. Daarin hoort ook aangegeven te worden wanneer actualisatie van de legger plaatsvindt. Voor het opstellen en wijzigen van de legger dient de procedure als opgenomen in de inspraakverordening ex artikel 79 van de Waterschapswet te worden gevolgd. Tegen besluiten betreffende de legger kan op grond van artikel 153, eerste lid, onder b van de Waterschapswet beroep worden ingesteld bij Gedeputeerde Staten. Voor het overige kunnen de waterschappen bij keur aangeven op welke wijze en op welke tijdstippen zij het onderhoud wensen te zien uitgevoerd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de in beheersplannen aan de onderscheiden wateren toegekende functies. Het in de beheersplannen verwoorde beleid zal richtinggevend moeten zijn bij de uitvoering van de keur van het waterschap. Met betrekking tot de bevoegdheid van het waterschap om bij keur nadere regels te stellen zij opgemerkt dat het de voorkeur verdient om onderscheid te maken in een regiem voor het landelijk en voor het stedelijk gebied. Op grond van artikel 80, tweede lid, van de Waterschapswet wordt het besluit tot vaststelling of wijziging van een keur binnen vier weken aan Gedeputeerde Staten gezonden. Tegen besluiten betreffende de vaststelling of wijziging van de keur kan op grond van artikel 153, eerste lid, onder c van de Waterschapswet beroep worden ingesteld bij Gedeputeerde Staten. 39

40 Hoofdstuk E Slotbepalingen De verordening hoeft geen ministeriële goedkeuring (i.t.t. onder de oude provinciewet). Wel dient de verordening ingevolge artikel 155 Provinciewet te worden gezonden aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Voornoemd artikel kent een opschortende werking: de verordening treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de dag van verzending. De toezendplicht volgt ook uit artikel 9, vijfde lid van de WWH. 40

41

Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: de commissie: commissie als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de waterhuishouding;

Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: de commissie: commissie als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de waterhuishouding; Provinciaal blad 1999-31 Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, van 2 juli 1999, nummer 1999/7243, tot afkondiging van het besluit van Provinciale Staten van 29 maart 1999, nummer 14 1. Gedeputeerde

Nadere informatie

Algemene regels bij de keur van Wetterskip Fryslân. Algemene bepalingen en voorschriften voor onttrekkingen van grondwater uit de bodem

Algemene regels bij de keur van Wetterskip Fryslân. Algemene bepalingen en voorschriften voor onttrekkingen van grondwater uit de bodem Algemene regels bij de keur van Wetterskip Fryslân Algemene bepalingen en voorschriften voor onttrekkingen van grondwater uit de bodem INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 3 Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ; De raad van de gemeente Midden-Delfland; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr. 2004-04-16; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr.

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr. De raad van de gemeente Midden-Delfland; Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr. Gelet op artikel 149 Gemeentewet en de artikel 12, 14 en 15 van de Monumentenwet

Nadere informatie

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004 RB 2004/11-A MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: 1 monument: a zaak die van algemeen belang is

Nadere informatie

Parkeerverordening Valkenswaard 2016

Parkeerverordening Valkenswaard 2016 Parkeerverordening Valkenswaard 2016 Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie: Gemeente Valkenswaard Officiële naam regeling: Parkeerverordening Valkenswaard 2016 Citeertitel: Parkeerverordening Valkenswaard

Nadere informatie

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr.

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr. CVDR Officiële uitgave van Oegstgeest. Nr. CVDR40220_2 8 november 2016 VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST 2005 De raad van de gemeente Oegstgeest; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

MONUMENTENVERORDENING 2006

MONUMENTENVERORDENING 2006 MONUMENTENVERORDENING 2006 Vastgesteld in de raad van 20 december 2005 Inwerkingtreding: 1 januari 2006 De raad van de gemeente Houten, gezien het voorstel van het college van 1 november 2005, gelet op

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van 18 september 2018, no. B ; gezien het advies van de raadscommissie van 15 november 2019;

gelezen het voorstel van het college van 18 september 2018, no. B ; gezien het advies van de raadscommissie van 15 november 2019; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Dronten Nr. 261548 6 december 2018 Aansluitverordening riolering 2019 De raad van de gemeente Dronten, gelezen het voorstel van het college van 18 september

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van 10 november 2015, No. B B E S L U I T:

gelezen het voorstel van het college van 10 november 2015, No. B B E S L U I T: De raad van de gemeente Dronten, gelezen het voorstel van het college van 10 november 2015, No. B15.001634 gezien het advies van de raadscommissie van december 2015; B E S L U I T: Vast te stellen de volgende

Nadere informatie

Statenvoorstel nr. PS/2007/125

Statenvoorstel nr. PS/2007/125 Statenvoorstel nr. PS/2007/125 Vaststelling onderdeel primaire waterkeringen Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland Jaargang Datum Ons kenmerk Inlichtingen bij 2007-14 13 februari 2007 2007/0053858

Nadere informatie

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 6 november 2017 tot vaststelling van de Erfgoedverordening Noord-Holland 2017

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 6 november 2017 tot vaststelling van de Erfgoedverordening Noord-Holland 2017 Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 6 november 2017 tot vaststelling van de Erfgoedverordening Noord-Holland 2017 Provinciale Staten van Noord-Holland; Overwegende dat het in verband met

Nadere informatie

VERORDENING. De raad van de gemeente Terneuzen; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d.

VERORDENING. De raad van de gemeente Terneuzen; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. Lijst agendapunten nummer: 8b Kenmerk: 11150 Afdeling: Vergunningen en Handhaving VERORDENING Datum: 9 oktober 2008 Onderwerp: Erfgoedverordening Terneuzen 2008 De raad van de gemeente Terneuzen; gelezen

Nadere informatie

Op de voorstellen van gedeputeerde staten van Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland;

Op de voorstellen van gedeputeerde staten van Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland; Besluit van provinciale staten van Utrecht van 6 februari 2006, Noord-Holland van (datum), van Zuid- Holland van (datum) en van Gelderland van (datum) tot vaststelling van de Verordening waterkering West-Nederland

Nadere informatie

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Hoofdstuk II Beschermde monumenten. Monumentenlijst en plaatsing. Provinciale Staten van Noord-Holland;

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Hoofdstuk II Beschermde monumenten. Monumentenlijst en plaatsing. Provinciale Staten van Noord-Holland; Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 31 augustus 2010, nr. 2010-48110 tot bekendmaking van de Monumentenverordening Noord- Holland 2010. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; maken overeenkomstig

Nadere informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet; VERORDENING SPEELAUTOMATENHALLEN 2017 De raad van de gemeente Roosendaal, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Verordening Werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Bunnik

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Verordening Werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Bunnik Verordening Werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Bunnik Aanhef De raad van de gemeente Bunnik; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014; gelet op artikel

Nadere informatie

Parkeerverordening 2013

Parkeerverordening 2013 RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Weert; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2012; gelet op artikel 149 en 225 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet

Nadere informatie

3 december 1992, houdende plaatsing in het

3 december 1992, houdende plaatsing in het Beschikking van de Minister van Justitie van 3 december 1992, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet verontreiniging zeewater (Stb. 1981,695), zoals deze luidt na wijziging krachtens

Nadere informatie

Splitsingsverordening

Splitsingsverordening Splitsingsverordening PARTIELE HUISVESTINGSVERORDENING/ONDERDEEL WONINGSPLITSING Gemeente Schiedam Gemeente Schiedam Vastgesteld bij raadsbesluit : 26 november 1993 (nr. 251) Gewijzigd bij raadsbesluit

Nadere informatie

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D Verordening speelautomaten (hallen) 2016 *16-0015386* 16-0015386 Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D14-0175331 1 VERORDENING SPEELAUTOMATEN(HALLEN) 2016 De raad van de gemeente Waalwijk, gezien het

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Algemeen

Hoofdstuk 1. Algemeen Erfgoedverordening gemeente Geldermalsen 2013 De raad van de gemeente Geldermalsen, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 november 2012, nummer 9, gelet op artikel

Nadere informatie

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Brielle Nr. 103010 19 juni 2017 Erfgoedverordening 2017 De raad van de gemeente Brielle; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 03-01-2017,

Nadere informatie

Nr.: 9.4 Onderwerp: Erfgoedverordening gemeente Lopik gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Nr.: 9.4 Onderwerp: Erfgoedverordening gemeente Lopik gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. GEMEENTE LOPIK Nr.: 9.4 Onderwerp: Erfgoedverordening gemeente Lopik 2010 De raad van de gemeente Lopik; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 augustus 2010; gelet op artikel 149

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 2.8, 4.7, 5.1 en 5.2 van de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet;

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 2.8, 4.7, 5.1 en 5.2 van de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet; PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Utrecht Nr. 2020 16 maart 2018 Besluit van provinciale staten van Utrecht van 12-12-2016, nummer 819EE962, tot vaststelling van Besluit van Provinciale

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016; Nummer: 118-57 Portefeuillehouder: drs. L. Bromet Onderwerp: Vaststellen Parkeerverordening Waterland 2017 De raad van de gemeente Waterland, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 517 Wet van 18 oktober 2001, houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Wet bodembescherming (verbetering

Nadere informatie

De Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2010 wordt als volgt aangepast:

De Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2010 wordt als volgt aangepast: Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 28 september 2015, nr. 651194/703346 tot bekendmaking van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010. Provinciale Staten van Noord-Holland; Gelet op

Nadere informatie

gelezen het advies van het dagelijks bestuur over herziening keur voor grondwater van 23 april 2013, nummer 13IT011855;

gelezen het advies van het dagelijks bestuur over herziening keur voor grondwater van 23 april 2013, nummer 13IT011855; Zaaknr. : 13.ZK03656 Kenmerk : 13IT011860 Barcode : 13IT011860 Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het advies van het dagelijks bestuur over herziening keur voor grondwater van

Nadere informatie

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014 CVDR Officiële uitgave van Leeuwarden. Nr. CVDR7337_4 11 december 2018 Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014 DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het

Nadere informatie

Gemeente Tilburg Monumentenverordening gemeente Tilburg Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling

Gemeente Tilburg Monumentenverordening gemeente Tilburg Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Zoek regelingen op overheid.nl Gemeente Tilburg Monumentenverordening gemeente Tilburg Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Vastgesteld

Nadere informatie

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering Wijziging algemene regel: Zaaknr. Datum vastgesteld: Omschrijving wijziging 2017147654 23-1-2018 Wijze van melden en rapporteren, tekstuele aanpassingen,

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1 Begripsbepalingen

Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1 Begripsbepalingen Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1 Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen: 1. zaak,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 303 Wet van 7 april 2005, houdende wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn

Nadere informatie

Erfgoedverordening gemeente Houten

Erfgoedverordening gemeente Houten Erfgoedverordening gemeente Houten De raad van de gemeente Houten; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 december 2017 met nummer BWV17.0228; gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 54 Wet van 24 januari 2002 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de samenvoeging

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2001, nummer 7/90.01;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2001, nummer 7/90.01; Sector : III Nr. : 90.30 De raad van de gemeente Ferwerderadiel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2001, nummer 7/90.01; gelet op artikel 31, tweede lid van de Wet op Woonwagens

Nadere informatie

Compare Hoofdstuk 16 Toetsversie Hoofdstuk 18 Wetsvoorstel

Compare Hoofdstuk 16 Toetsversie Hoofdstuk 18 Wetsvoorstel HOOFDSTUK 16 BESTUURSRECHTELIJKE18 HANDHAVING EN UITVOERING Afdeling 16.1 Algemene bepalingen18.1 Bestuursrechtelijke handhaving 18.1.1 Bestuursrechtelijke handhavingstaak en handhavingsbevoegdheid Artikel

Nadere informatie

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 23 november 2010, Nr. SO/2010/482366;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 23 november 2010, Nr. SO/2010/482366; CVDR Officiële uitgave van Dordrecht. Nr. CVDR75288_1 23 februari 2016 Erfgoedverordening Dordrecht De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders

Nadere informatie

H E E R H U G O W >\ /\ R D

H E E R H U G O W >\ /\ R D Raadsvergadoring :' ing 2 2 APRJQQB Besluii: ^f Voorstalnurroiner: PR nr*>6>qx± I 9 H E E R H U G O W >\ /\ R D Agendanr. Voorstelnr. Onderwerp 7 2008-033 Monumentverordening Aan de Raad, Heerhugowaard,

Nadere informatie

Verordening speelautomatenhallen

Verordening speelautomatenhallen Verordening speelautomatenhallen Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude Vastgesteld op 29 september 2015 Bekend gemaakt op 7 oktober 2015 In werking getreden op 7 oktober 2015 INDEX HOOFDSTUK 1 ALGEMENE

Nadere informatie

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten Consultatieversie Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en het nieuwe nadeelcompensatierecht VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

Erfgoedverordening Nissewaard 2016

Erfgoedverordening Nissewaard 2016 Raadscasenr. Erfgoedverordening Nissewaard 2016 De raad van de gemeente Nissewaard; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 september 2016; gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet,

Nadere informatie

Artikel 2. Het gebruik van het monument Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 2. Het gebruik van het monument Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument. ERFGOEDVERORDENING HEERENVEEN 2010 HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN Artikel 1. Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk

Nadere informatie

Regels onttrekken grondwater

Regels onttrekken grondwater Regels onttrekken grondwater Zuinig op water Zeeland is zuinig op zijn grondwater. In beginsel is onttrekking van het grondwater aan de bodem dan ook verboden. Wie het toch wil gebruiken, is gebonden aan

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen. Provinciale Staten van Groningen; Besluiten: Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Dit reglement verstaat onder:

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen. Provinciale Staten van Groningen; Besluiten: Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Dit reglement verstaat onder: Besluit van Provinciale Staten van de provincie Groningen houdende regels voor het waterschap Hunze en Aa's: Reglement voor het waterschap Hunze en Aa s 2008 Provinciale Staten van Groningen; Besluiten:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 189 Wet van 3 april 2003, houdende kleine wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening

Nadere informatie

ARTIKEL I Het Kiesreglement voor het waterschap Vallei en Eem in te trekken met ingang van 31 maart 2008.

ARTIKEL I Het Kiesreglement voor het waterschap Vallei en Eem in te trekken met ingang van 31 maart 2008. CVDR Officiële uitgave van Utrecht. Nr. CVDR73950_1 2 augustus 2016 Besluit van provinciale staten van Gelderland van 13 februari 2008 en van provinciale staten van Utrecht van 18 februari 2008, nr. 2008RGW01,

Nadere informatie

Wettelijke basis cliëntenparticipatie WWB, WIJ, WSW en WMO

Wettelijke basis cliëntenparticipatie WWB, WIJ, WSW en WMO Wettelijke basis cliëntenparticipatie WWB, WIJ, WSW en WMO WWB Art. 47. Verordening cliëntenparticipatie De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018; Raadsbesluit De raad van de gemeente Nieuwegein; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018; gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de

Nadere informatie

Parkeerverordening. C!! emborg

Parkeerverordening. C!! emborg Parkeerverordening 202 C!! emborg De raad van de gemeente Culemborg gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 juni 2012, registratienummer 1207821/4134; gelet op artikel

Nadere informatie

Verordening op het parkeren 2007

Verordening op het parkeren 2007 Verordening op het parkeren 2007 Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli

Nadere informatie

RIS PARKEERVERORDENING BOXMEER 2015 GEMEENTE BOXMEER. 2 december (Vastgesteld door de gemeenteraad op 29 januari 2015)

RIS PARKEERVERORDENING BOXMEER 2015 GEMEENTE BOXMEER. 2 december (Vastgesteld door de gemeenteraad op 29 januari 2015) RIS 2014-650 PARKEERVERORDENING BOXMEER 2015 GEMEENTE BOXMEER 2 december 2014 (Vastgesteld door de gemeenteraad op 29 januari 2015) Inhoud Colofon... 2 Parkeerverordening Boxmeer 2015... 3 AFDELING I...

Nadere informatie

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering Wijziging algemene regel: Zaaknr. Datum vastgesteld: omschrijving wijziging: Artikel 1. Criteria Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld

Nadere informatie

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren CVDR Officiële uitgave van Harlingen. Nr. CVDR30959_1 16 augustus 2016 Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Raad : 20 augustus 2008 Agendanr.

Nadere informatie

Gemeente Heumen Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008

Gemeente Heumen Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008 Gemeente Heumen Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Vastgesteld

Nadere informatie

Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht.

Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht. CVDR Officiële uitgave van Deventer. Nr. CVDR14362_1 15 maart 2016 Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht. HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 In deze instructie wordt verstaan onder:

Nadere informatie

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Lelystad Officiële naam

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 527 Wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit

Nadere informatie

provinciaal blad BESLUITEN, IEDER VOOR ZOVER HET HUN BEVOEGDHEID BETREFT:

provinciaal blad BESLUITEN, IEDER VOOR ZOVER HET HUN BEVOEGDHEID BETREFT: provinciaal blad nr. 12 ISSN: 0920-1092 V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N 10 juli 2008 Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 6 mei 2008, nr. 2008-99931, afd. LGW, tot

Nadere informatie

In de ondergrond kunnen zettingsgevoelige lagen aanwezig zijn. Houd u hier rekening mee in de uitvoering.

In de ondergrond kunnen zettingsgevoelige lagen aanwezig zijn. Houd u hier rekening mee in de uitvoering. Bouwbedrijf van de Kolk bv T.a.v. De heer P. van de Kolk Postbus 31 3886 ZG GARDEREN Datum 09 juni 2016 Contactpersoon Mw. Ariel Kleverwal Uw kenmerk 2393151 E-mailadres akleverwal@vallei-veluwe.nl Ons

Nadere informatie

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013 Erfgoedbeleid Ridderkerk Archeologieverordening Ridderkerk 2013 TOELICHTING OP DE ARCHEOLOGIEVERORDENING RIDDERKERK 2013 Gemeentestukken: 2013-267 TOELICHTING OP DE ARCHEOLOGIEVERORDENING RIDDERKERK 2013

Nadere informatie

GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL. gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987;

GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL. gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987; GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul; gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987; gelet op titel Va van de Wet op de kansspelen, het

Nadere informatie

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP Vastgesteld bij besluit van de Raad van Bestuur van de Stichting Nederlandse Publieke Omroep, hierna de NPO, d.d. 12 januari 2010, herzien d.d. 12 februari 2013.

Nadere informatie

Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden

Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden CVDR Officiële uitgave van Leeuwarden. Nr. CVDR7044_1 17 mei 2017 Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden (Rb. 17-01-2000, nr. 72) HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering

Nadere informatie

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven; De raad van de gemeente Etten-Leur; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven; Gelet op titel Va van de Wet op de kansspelen (Stb.

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013; )110 gemeentestms Gemeente Sluis De raad van de gemeente Sluis gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel

Nadere informatie

Algemene regel grondwateronttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden

Algemene regel grondwateronttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden Algemene regel grondwateronttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden Kader Op grond van artikel 4.5, derde lid, sub a van de keur is het verboden om zonder

Nadere informatie

Gemeenteblad van Zaltbommel 2009 Nr. 4.13

Gemeenteblad van Zaltbommel 2009 Nr. 4.13 Gemeenteblad van Zaltbommel 2009 Nr. 4.13 Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen 2010 Status In werking Algemene informatie Deze verordening stelt regels ten aanzien

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Nummer 30 van 2006 PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Legesverordening Provincie Zeeland 2007 Besluit van Provinciale Staten van de provincie Zeeland van 10 november 2006, nr. SGR 0600584 tot vaststelling van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015-2016 33 872 Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) A herdruk 1 GEWIJZIGD

Nadere informatie

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) 29 Wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied

Nadere informatie

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Aan: Yara Sluiskil B.V. Postbus 2 4540 AA Sluiskil Kenmerk: Afdeling: Vergunningverlening Datum: 26 juli 2017 Onderwerp: Omgevingsvergunning op grond

Nadere informatie

Model Leegstandverordening

Model Leegstandverordening Model Leegstandverordening De raad van de gemeente - naam-, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van, nr ; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Leegstandwet;

Nadere informatie

Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Noordwijk 2016

Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Noordwijk 2016 Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Noordwijk 2016 De raad van gemeente Noordwijk; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 juni 2016; gelet op het bepaalde in artikel

Nadere informatie

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009; Voordracht aan Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten provincie H o L L A N D ZUID Vergadering December 2009 Nummer 6130 onderwerp Zesde tranche Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (PMV) 1 Besluit

Nadere informatie

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545; Gemeentebestuur Ontwerp besluit De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 980 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over samenhangende besluiten (Wet samenhangende besluiten Awb) Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie

Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie CVDR Officiële uitgave van Eemsmond. Nr. CVDR57414_1 11 oktober 2016 Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie De raad der gemeente Hefshuizen: op voorstel van burgemeester en wethouders gelet op

Nadere informatie

Watervergunning AANHEF OVERWEGINGEN

Watervergunning AANHEF OVERWEGINGEN Watervergunning Datum : 13 juli 2015 Documentnummer : 2015023700 Case nr. : WV115.0453 AANHEF Op 4 juni 2015 heeft waterschap Scheldestromen een aanvraag ontvangen van Delta Infra B.V., om een vergunning

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 99 Wet van 13 maart 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie

Nadere informatie

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Roermond Nr. 232396 29 december 2017 Verordening behandeling bezwaarschriften Roermond 2018 De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 04-04-2007) Wet van 21 december 1995, houdende algemene regels ter verzekering van de beveiliging door waterkeringen tegen overstromingen door het buitenwater en regeling van enkele

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 872 Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving Algemene bepalingen

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving Algemene bepalingen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving 5.1. Algemene bepalingen Artikel 5.1 Dit hoofdstuk is van toepassing met betrekking tot de handhaving van het bij of krachtens

Nadere informatie

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder. Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het

Nadere informatie

VERORDENING SPEELAUTOMATENHALLEN GOOISE MEREN 2016

VERORDENING SPEELAUTOMATENHALLEN GOOISE MEREN 2016 VERORDENING SPEELAUTOMATENHALLEN GOOISE MEREN 2016 De raad van de gemeente Gooise Meren; gelezen het voorstel van 4 januari 2016, nr. RV16.007 gelet op het bepaalde in titel Va van de Wet op de kansspelen,

Nadere informatie

Algemene regels vrijstelling vergunningplicht onttrekken van grondwater Keur waterschap Vechtstromen

Algemene regels vrijstelling vergunningplicht onttrekken van grondwater Keur waterschap Vechtstromen WATERSCHAPSBLAD Officiële uitgave van Waterschap Vechtstromen. Nr. 1012 24 februari 2014 Algemene regels vrijstelling vergunningplicht onttrekken van grondwater Keur waterschap Vechtstromen Kenmerk WVS-30

Nadere informatie

Wet van 13 november 1969, houdende regelen omtrent de verontreiniging van oppervlaktewateren

Wet van 13 november 1969, houdende regelen omtrent de verontreiniging van oppervlaktewateren (Tekst geldend op: 30-03-2008) Wet van 13 november 1969, houdende regelen omtrent de verontreiniging van oppervlaktewateren Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Wijziging Bouwverordening Gemeente Terneuzen. De gewijzigde Bouwverordening van de gemeente Terneuzen vast te stellen.

Wijziging Bouwverordening Gemeente Terneuzen. De gewijzigde Bouwverordening van de gemeente Terneuzen vast te stellen. Lijst agendapunten nummer: Kenmerk: 11b 3869 / 2006016316 Afdeling: Brandweer VERORDENING Datum: 10 mei 2007 Onderwerp: Wijziging Bouwverordening Gemeente Terneuzen De raad van de gemeente Terneuzen; gelezen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 299 Wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2009;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2009; besluit van de gemeenteraad voorstelnummer div-nummer 567845 56 onderwerp Vaststellen belastingverordeningen 2010 de raad van de gemeente gouda Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Nadere informatie

Verordening schade-advisering ruimtelijke ordening Flevoland

Verordening schade-advisering ruimtelijke ordening Flevoland Verordening schade-advisering ruimtelijke ordening Flevoland Artikel 1: Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder : aanvraag : adviseur: commissie: Besluit: deskundige belanghebbende:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 500 Wet van 12 september 1996 tot wijziging van de Wet op de dierproeven Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van

Nadere informatie

De Minister van Justitie, Gelet op Artikel XXIII, vierde lid, van de wet van 2 juli 1992, Stb. 414; Besluit:

De Minister van Justitie, Gelet op Artikel XXIII, vierde lid, van de wet van 2 juli 1992, Stb. 414; Besluit: Beschikking van de Minister van Justitie van 3 december 1992, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Grondwaterwet (Stb. 1981, 392), zoals deze luidt na wijziging krachtens de wet van

Nadere informatie

Landschapsverordening

Landschapsverordening Landschapsverordening Verordening vastgesteld: 16 december 1993 In werking getreden: 1 januari 1994 Verordening tot wering van inbreuk op de schoonheid van de dorpen en landelijke gebieden Opslagplaatsen

Nadere informatie

Op de voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr., Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Op de voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr., Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Besluit van tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, het Besluit bodemkwaliteit, het Besluit lozen buiten inrichtingen, het Besluit omgevingsrecht en het Waterbesluit

Nadere informatie

Verordening speelautomatenhallen Terneuzen 2011

Verordening speelautomatenhallen Terneuzen 2011 Lijst agendapunten nummer: Kenmerk: 32128 Afdeling: Bestuur en Faciliteiten VERORDENING 17c Datum: 27 januari 2011 Onderwerp: Verordening speelautomatenhallen Terneuzen 2011 De raad van de gemeente Terneuzen;

Nadere informatie