Jurisprudentiebulletin

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jurisprudentiebulletin"

Transcriptie

1 2010, aflevering 10 Nummers: Vordering benadeelde partij: JBS 2010, nr. 129 Rb. Amsterdam 20 augustus 2010 Verzoek tot oplegging schadevergoedingsmaatregel na civiel vonnis van de kantonrechter. Echter, niet is eenvoudig vast te stellen dat de door de kantonrechter toegewezen schadevergoeding rechtstreekse schade is door het bewezenverklaarde strafbare feit. JBS 2010, nr. 130 Rb. Utrecht 5 oktober 2010 Voegingsformulier alleen door advocaat ondertekend. Rechtbank neemt echter onder de gegeven omstandigheden aan dat de advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd. Verweer eigen schuld, omdat benadeelde geen gordel om had. Gepasseerd door rechtbank gelet op Verkeersongevallenanalyse. Dwarslaesie: als voorschot. JBS 2010, nr. 131 Rb. Rotterdam 6 oktober 2010 Reiskosten in verband met verhoor als getuige bij de RC zijn geen rechtstreekse schade. JBS 2010, nr Rb. Almelo 8 oktober 2010 Kosten van eerder beklag ex art. 12 Sv komen niet voor vergoeding in aanmerking. JBS 2010, nr Hof Leeuwarden 12 oktober 2010 Het hof neemt, onder de gegeven omstandigheden, aan dat de rechtsbijstandverlener (overigens geen advocaat) van de benadeelde partij bevoegd was tot het mededelen dat de vordering in hoger beroep werd gehandhaafd. JBS 2010, nr. 134 Rb. Assen 15 oktober 2010 Openlijke geweldpleging tegen politie door voetbalsupporters. Rechtbank ziet aanleiding om van hoofdelijke aansprakelijkheid af te wijken, gelet op het massale geweld en grote groep supporters. Vordering daarom niet ontvankelijk. JBS 2010, nr. 135 Rb. Rotterdam 20 oktober 2010 Heropening van het onderzoek ter terechtzitting omdat de oproep aan de raadsman van het slachtoffer naar een verkeerd adres was gestuurd. JBS 2010, nr. 136 Rb. Dordrecht 21 oktober 2010 Nabestaanden. Kosten lijkbezorging, begrafenis, hotelkosten en gedeeltelijk vliegkosten toegewezen. Hoewel het kosten van verschillende nabestaanden betreft, is de vordering door één nabestaande ingediend. JBS 2010, nr. 137 Rb. s-gravenhage 21 oktober 2010 Meineed over verkrachting. Geen valse aangifte ten laste gelegd. Geen rechtstreekse schade voor slachtoffer als gevolg van de meineed. JBS 2010, nr. 138 Rb. s-hertogenbosch 22 oktober 2010 Bedreiging met terroristische aanslag in de trein. Vordering van NS reizigers betreft geen rechtstreekse schade. (Vervolg op blz. 2)

2 JBS 2010, nr. 139 Rb. Zutphen 26 oktober 2010 Bedreiging in de relationele sfeer. Verminderde toerekeningsvatbaarheid betekent niet dat de schade (civielrechtelijk) niet aan verdachte kan worden toegerekend. Geen schadevergoedingsmaatregel omdat partijen (ex-)echtgenoten zijn. JBS 2010, nr. 140 Rb. Assen 26 oktober 2010 Volledig ontoerekeningsvatbaar. Tbs. Toewijzing vordering benadeelde partij. Geen schadevergoedingsmaatregel. Contact- of gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde: JBS 2010, nr. 141 Rb. Rotterdam 6 oktober 2010 Belaging. Contact- en gebiedsverbod (gebied aangegeven op een kaartje) gevorderd en geadviseerd en opgelegd als bijzondere voorwaarde. JBS 2010, nr. 142 Hof Leeuwarden 18 oktober 2010 Seksueel binnendringen. Contact- en locatieverbod (betreft hele gemeente) gevorderd en opgelegd als bijzondere voorwaarde. JBS 2010, nr. 143 Rb. Leeuwarden 26 oktober 2010 Belaging. Recidive. Contactverbod gevorderd en opgelegd als bijzondere voorwaarde. Overige onderwerpen: JBS 2010, nr. 145 Raad voor de Journalistiek 24 augustus 2010 Klaagster is slachtoffer van ernstig geweldsmisdrijf. De publicatie van enkele intieme details van de strafzaak konden door het Dagblad De Limburger van belang worden geacht om het uitzonderlijke karakter van de zaak weer te geven. Voorts is van belang dat de naam van klaagster niet is vermeld en dat ook anderszins niet zodanig over haar is bericht dat zij in het artikel algemeen herkenbaar is. Klacht ongegrond. JBS 2010, nr. 146 Nationale ombudsman 24 september 2010 Afhandeling klacht door politie. Niet nakomen van toezeggingen over de klacht afhandeling (ook toezeggingen gedaan aan de Nationale ombudsman!). Geen informatieverstrekking over vertraging in de klachtafhandeling. Schending vereiste van rechtszekerheid. Klacht gegrond. JBS 2010, nr. 147 Hof Arnhem 1 oktober 2010 LJN: BO0982 Beklag ex art. 12 Sv. Tegen politiesepot moet eerst bezwaar worden gemaakt bij officier van justitie, alvorens de aangever beklag bij het hof kan instellen. Ook als de officier zoals i.c. naar het hof heeft doorverwezen. JBS 2010, nr. 148 Hof Leeuwarden (civiel, hoger beroep kort geding) 12 oktober 2010 Contact- en gebiedsverbod door het hof gedeeltelijk gehandhaafd. Echter wel beperkter in omvang. Rol van het strafrechtelijk vonnis van de rechtbank dat door hoger beroep niet in kracht van gewijsde is gegaan. JBS 2010, nr. 144 Raad voor de Journalistiek 24 augustus 2010 Verzoek door nabestaande om herziening van eerdere beslissing van de Raad (zie: JBS 2010, nr. 66). Verzoek herziening afgewezen: verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de eerdere beslissing van de Raad berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten. 2

3 Colofon In het Jurisprudentiebulletin van Slachtofferhulp Nederland (JBS) wordt jurisprudentie verzameld die van belang kan zijn voor de juridische dienstverlening aan slachtoffers. De opgenomen uitspraken worden onderverdeeld in rubrieken. Binnen de rubrieken zijn de uitspraken chronologisch gerangschikt. De uitspraken worden over het algemeen sterk verkort weergegeven. Aanvullingen en weglatingen door de redactie worden cursief weergegeven. Sommige uitspraken zijn door de redactie van (kort) commentaar voorzien. De uitspraken betreffen merendeels strafzaken van de meervoudige kamers. Indien dat anders is, wordt dat vermeld. Het JBS verschijnt in beginsel maandelijks en is te vinden op U kunt het JBS via toegestuurd krijgen door een berichtje te sturen aan JBS@slachtofferhulp.nl. Redactie: mr. A.H. Sas Contact: JBS@slachtofferhulp.nl Overige uitgaven: 3

4 Vordering benadeelde partij: 129. Rechtbank Amsterdam 20 augustus 2010 Parketnummer: 13/ (Niet gepubliceerd op rechtspraak.nl) Verzoek tot oplegging schadevergoedingsmaatregel na civiel vonnis van de kantonrechter. Echter, niet is eenvoudig vast te stellen dat de door de kantonrechter toegewezen schadevergoeding rechtstreekse schade is door het bewezenverklaarde strafbare feit. Art. 36f Sr. [Medeplegen van valsheid in geschrift in een authentieke akte, art. 226 Sr. Bij verstek.] Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen [bp1] en [bp2]. Uit onderzoek ter zitting is gebleken dat de beide vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De advocaatkosten [inzake de eerder gevoerde civiele procedure], zoals gevorderd door [bp1], zijn onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Uit hetgeen de benadeelde partijen ter zitting hebben verklaard en uit de stukken in het dossier blijkt dat het geschil meer omvat dan alleen het gebruik maken van de vervalste koopovereenkomst. Niet is duidelijk welke kosten zijn veroorzaakt als direct gevolg van het gebruik maken van de vervalste koopovereenkomst en welke kosten het gevolg zijn van andere geschilpunten. De broers [benadeelde partijen] vorderen tot slot dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ten aanzien van een bedrag van ,61 welk bedrag de kantonrechter op 27 juli 2005 aan de broers [benadeelde partijen] is toegewezen in een procedure tegen de verdachte en H. Voor het toewijzen van de schadevergoedingsmaatregel, zoals genoemd in artikel 36f Sr, is van belang dat er sprake is van een rechtsreeks verband tussen de schade en het bewezenverklaarde feit. In de onderhavige zaak is dat niet op eenvoudige wijze vast te stellen Rechtbank Utrecht 5 oktober 2010 LJN: BN9452 Voegingsformulier alleen door advocaat ondertekend. Rechtbank neemt echter onder de gegeven omstandigheden aan dat de advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd. Verweer eigen schuld, omdat benadeelde geen gordel om had. Gepasseerd door rechtbank gelet op Verkeersongevallenanalyse. Dwarslaesie: als voorschot. Art. 51e Sv; art. 5 WVW. [Gevaarzetting, art. 5 Wegenverkeerswet.] [Benadeelde partij was passagier in de verongelukte auto en heeft hierdoor een dwarslaesie opgelopen.] 7. De benadeelde partij De benadeelde partij [benadeelde] vordert aan immateriële schade een schadevergoeding van 5.000,00. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemd bedrag voor toewijzing in aanmerking komt. De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen, nu deze niet in de voorgeschreven vorm is opgemaakt. Het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces is alleen door een advocaat ingevuld en ondertekend. De vordering is ook te ingewikkeld om af te kunnen worden gedaan, aldus de verdediging. Zo is er volgens de verdediging sprake van medeschuld bij de benadeelde partij omdat deze ten tijde van het ongeval geen gordel droeg. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij zich op een voor de verdediging kenbare wijze laat bijstaan door een advocaat. De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting namens deze het woord gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden afgeleid dat de advocaat van de benadeelde 4

5 partij hiertoe bepaaldelijk was gevolmachtigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Nu de auto achterwaarts is gebotst zou de benadeelde partij geen baat bij de gordel hebben gehad volgens de Verkeersongevallenanalyse. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering bij wijze van voorschot zal worden toegewezen Rechtbank Rotterdam 6 oktober 2010 LJN: BO2526 Reiskosten in verband met verhoor als getuige bij de RC zijn geen rechtstreekse schade. Art. 1 Wet tarieven in strafzaken. [Belaging, art. 248b Sr.] Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: mevrouw [slachtoffer], wonende te ([postcode]) [plaats], [adres], Ter zake van de feiten 1 en 2. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van 53,04 en immateriële schade tot een bedrag van 2.150,00. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht. Behoudens de gevorderde reiskosten in verband met het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, die de benadeelde partij aldaar had kunnen claimen, komt de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering ad 48,24 zal worden toegewezen. Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade kan naar maatstaven van billijkheid ten minste worden vastgesteld op 500,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen Rechtbank Almelo 8 oktober 2010 LJN: BN9793 Kosten van eerder beklag ex art. 12 Sv komen niet voor vergoeding in aanmerking. Art. 361 lid 2 Sv. [Openlijke geweldpleging, art. 141 Sr.] Voor wat betreft de door de benadeelde partij gevorderde kosten welke zijn gemaakt in de eerdergenoemde procedure in het kader van artikel 12 Sv., komt de rechtbank tot de conclusie dat voor toekenning van een vergoeding voor bijstand van een advocaat in casu geen wettelijke grondslag aanwezig is en dat de benadeelde partij niet in haar verzoek dienaangaande kan worden ontvangen (evenzo Gerechtshof Arnhem 25 juni 2004, LJN AP4515 en Gerechtshof s-gravenhage 28 januari 2004, LJN AO2525) Gerechtshof Leeuwarden 12 oktober 2010 LJN: BO0154 Het hof neemt, onder de gegeven omstandigheden, aan dat de rechtsbijstandverlener (overigens geen advocaat) van de benadeelde partij bevoegd was tot het mededelen dat de vordering in hoger beroep werd gehandhaafd. Art. 51e Sv. Het hof: [O.a. bedreiging: 285 Sr en weerspannigheid: art. 180 Sr.] Benadeelde partij Gebleken is dat de benadeelde partij, [benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet ontvankelijk is verklaard en dat hij zich binnen de grenzen van zijn 5

6 eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. De raadsman heeft zich ter zitting van het hof op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat mr. J.J.P. Klein Nuland, die bij brief van 28 september 2010 heeft medegedeeld dat de vordering van [benadeelde] in hoger beroep wordt gehandhaafd, daartoe bevoegd was. Uit de stukken blijkt volgens de raadsman niet dat mr. Klein Nuland schriftelijk gemachtigd was om [benadeelde] in hoger beroep te vertegenwoordigen. Het hof deelt dit standpunt niet. Hoewel een schriftelijk machtiging zoals ingediend in eerste aanleg, waarbij de benadeelde partij [benadeelde], mr. B. Benedick heeft gemachtigd om hem te vertegenwoordigen, ontbreekt, kan uit de brief van 28 september 2010 genoegzaam worden afgeleid dat mr. J.J.P. Klein Nuland bevoegd was om mede te delen dat [benadeelde] zijn vordering in eerste aanleg wenste te handhaven. Het hof leidt dit af uit de vermelding onderaan deze brief van de tekst "Afzender: [benadeelde] p/a B. Benedick Bureau Juridische Zaken" in combinatie met de ondertekening door mr. Klein Nuland onder vermelding van de afkorting "n.d.", die naar het hof begrijpt, betekent 'namens deze', welke mededeling het hof verstaat als : namens [benadeelde]. Daar komt bij dat de hiervoor bedoelde brief kennelijk is verstuurd in reactie op een brief van de advocaat-generaal d.d. 16 juli 2010 gericht aan "[benadeelde] p/a mr. B. Benedick ", die zich eveneens bij de stukken bevindt. Afgezien van het door de raadsman gesignaleerde formele punt, zijn geen gronden aangevoerd of gebleken die erop zouden kunnen wijzen dat [benadeelde] zijn vordering niet (door tussenkomst van mr. Klein Nuland) zou willen handhaven. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. [Overigens niet eenvoudig en dus alsnog niet ontvankelijk.] 134. Rechtbank Assen 15 oktober 2010 LJN: BO0538 Openlijke geweldpleging tegen politie door voetbalsupporters. Rechtbank ziet aanleiding om van hoofdelijke aansprakelijkheid af te wijken, gelet op het massale geweld en grote groep supporters. Vordering daarom niet ontvankelijk. Art. 361 lid 3 Sv; art. 6:166 BW. [O.a. openlijke geweldpleging, art. 141 Sr; bedreiging, art. 285 Sr en wederspannigheid, art. 180 Sr.] De rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat een grote groep supporters van De Graafschap uit Doetinchem, waaronder verdachte, voor het bijwonen van een voetbalwedstrijd met de trein onderweg was naar Emmen. Op het station in Coevorden waren politiemensen aanwezig die wilden voorkomen dat de supporters de trein zouden verlaten en zich naar het centrum van Coevorden zouden begeven. Voor de supporters moet dit ook duidelijk zijn geweest, nu zij zich - na aftellen- met geweld door de door politie gevormde linie probeerden te breken. Door de supporters werd niet geschuwd geweld tegen de aanwezige politiemensen te gebruiken, zoals blijkt uit het slaan, schoppen en gooien van bierflessen- en blikken naar deze politiemensen. De politie was genoodzaakt om ter bescherming van zichzelf en ter handhaving van de openbare orde geweld te gebruiken. De rechtbank is op grond van geschetste gang van zaken van oordeel, dat er geen (communicatie)misverstand bij verdachte kon bestaan omtrent hetgeen de politie van de supporters wilde, namelijk niet de trein uitgaan en zich niet begeven richting het centrum van Coevorden. Tevens was het, gelet op de situatie ter plaatse, door de politie toegepaste geweld gepast en niet disproportioneel en werd de door de raadsman aangehaalde Aanwijzing van de Procureurs-Generaal niet geschonden. De rechtbank is gebleken dat de officier van justitie maar voor 8 personen, waaronder verdachte, voldoende (wettig) bewijs aanwezig heeft geacht om tot een vervolging te komen. De overige supporters worden derhalve door de officier van 6

7 justitie niet vervolgd. De rechtbank is van oordeel dat door de vervolging van verdachte geen sprake is van willekeur of dat het OM misbruik heeft gemaakt van zijn vervolgingsmonopolie. De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen en dat de officier van justitie kan worden ontvangen in de vervolging. Vorderingen van de benadeelde partijen [namen slachtoffers] De politieambtenaren die betrokken waren bij het openlijk geweld en tegen wie dit geweld was gericht hebben een vordering tot vergoeding van immateriële schade en in een aantal gevallen bovendien materiële schade ingediend. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of er aanleiding is tot het toekennen van vergoeding van immateriële schade in een zaak als deze. De rechtbank sluit zich aan bij de overwegingen van het Gerechtshof Leeuwarden (arrest van , NJ 2005,460) en overweegt als volgt: Politieambtenaren zullen in beginsel beter dan anderen zijn opgewassen tegen (de gevolgen van) tot hen gerichte agressie. Bij de selectie en opleiding komen stressbestendigheid en het kunnen/leren omgaan met geweld aan de orde. Zij worden daarin getraind. Vaststaat voorts dat politieambtenaren door en tijdens hun functievervulling - meer dan een willekeurig ander persoon - worden geconfronteerd met agressie, hetgeen maakt dat er bij hen een zekere gehardheid zal optreden. Een zekere gehardheid is onmisbaar in de juiste uitoefening van de politietaak. In zoverre worden aan politieambtenaren soms hogere eisen gesteld dan aan een 'gewone' burger die niet over die opleiding, ervaring en gehardheid beschikt. Dit echter brengt niet met zich dat politieambtenaren tijdens hun functievervulling niet in de situatie kunnen geraken dat zij (immateriële) schade lijden en die schade als benadeelde partij kunnen vorderen. Gelet op de omstandigheid dat de betreffende politieambtenaren werden geconfronteerd met een massale tegen hen gerichte agressie, waarbij zij ver in de minderheid waren, waarbij zij zijn geschopt en geslagen of waarbij werd getracht hen te schoppen en te slaan en waarbij ze werden bekogeld met blikken en flessen acht de rechtbank aannemelijk dat zij als gevolg daarvan immateriële schade hebben geleden en in een aantal gevallen ook materiële schade. Vervolgens rijst de vraag of de vordering van voldoende eenvoudig aard is om voor toewijzing in aanmerking te komen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. In het algemeen zijn plegers van openlijk geweld hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag van de schade die door het openlijk geweld is veroorzaakt. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval echter aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. Er is sprake geweest van massaal geweld van een grote groep voetbalsupporters van ca 150 personen tegen politieambtenaren. Hoewel alle tot deze groep behorende personen in eerste instantie zijn aangehouden en van allen de personalia zijn genoteerd, is slechts tegen een zeer klein deel van deze groep, acht personen, vervolging ingesteld. De vordering benadeelde partij is dus ook slechts gericht op een zeer klein deel van de werkelijke plegers van het geweld. Voorts blijkt overduidelijk uit het dossier dat degenen die thans voor dit openlijk geweld zijn vervolgd niet de enigen zijn die actief hebben meegedaan aan dit openlijk geweld. Evenmin is gebleken dat hiermee de "harde kern" van de geweldplegende voetbalsupporters is aangepakt. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat, ondanks het bepaalde in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek inzake groepsaansprakelijkheid, het in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid indien de thans vervolgde verdachten hoofdelijk aansprakelijk zouden worden geacht voor de totale schade. Het is vervolgens niet eenvoudig om vast te stellen op welke wijze de schade dan wel verdeeld zou moeten worden. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering tot schadevergoeding niet eenvoudig van aard is en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Commentaar: 1. Bij het toebrengen van schade in groepsverband zijn betrokkenen ingevolge 7

8 art. 6:166 lid 1 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de aangerichte schade indien aan de volgende eisen is voldaan: a. vaststaat dat althans één van hen door zijn onrechtmatig handelen de schade heeft toegebracht; b. de kans op het onrechtmatig toebrengen van schade had de aangesprokene ervan behoren te weerhouden mee te doen; c. de gedraging van de aangesprokene kan hem worden toegerekend. (Ontleend aan G.H.A. Schut, Onrechtmatige daad, Deventer 1997, blz. 103.) 2. Het komt mij voor dat aan alle voorstaande voorwaarden is voldaan. En ik meen dat de rechtbank dat oordeel deelt. De rechtbank vindt echter de uitkomst niet billijk dat van de groep van 150 voetbalsupporters de 8 die worden vervolgd moeten opdraaien voor de gehele schade. 3. Deze conclusie van de rechtbank is toch zeer merkwaardig. Artikel 1:166 BW is er toch juist voor bedoeld om hoofdelijke aansprakelijkheid te vestigen bij een groepsoptreden, zelfs als de aangesprokene zelf niet de schade (mede) heeft veroorzaakt: De bepaling beoogt te voorkomen dat een aangesprokene die niet zelf de eigenlijke schadeveroorzakende gedraging verrichtte, zich zou kunnen verweren met het betoog dat de schade ook zou zijn voorgevallen indien hij niet aan de gedraging in groepsverband had deelgenomen. Dit deelnemen zélf vormt een onrechtmatige daad tegenover de gelaedeerde ( ) (Asser-Hartkamp 4-III (2006), blz. 114). Dat de verdachten niet de harde kern vormen van de supportersgroep en ook anderen van die groep het geweld hebben gepleegd, zoals de rechtbank overweegt, doet aan de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachten niet af. De verdachten moeten een en ander maar met hun zogenoemde medesupporters regelen. Het tweede lid van artikel 1:166 BW bepaalt immers dat zij (in dit geval alle 150 supporters) onderling voor gelijke delen aansprakelijk zijn. Nu laat de rechtbank de slachtoffers met de schade zitten. Hoe redelijk en billijk is dat overigens? (Zie ook de conclusie van A-G Vellinga vóór HR 7 juli 2009, LJN: BI4732.) 135. Rechtbank Rotterdam 20 oktober 2010 LJN: BO2921 Heropening van het onderzoek ter terechtzitting omdat de oproep aan de raadsman van het slachtoffer naar een verkeerd adres was gestuurd. Art. 51f Sv. [Ten laste gelegd: poging verkrachting, art. 242 Sr en poging zware mishandeling, art 302 Sr.] Overwegingen met betrekking tot de tussenbeslissing Na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting is ingekomen een faxbrief d.d. 15 oktober 2010 van mr. R. Besemer, advocaat te Rotterdam en raadsman van mevrouw [aangeefster]. In deze brief deelt de raadsman mede dat noch hij, noch zijn cliënte op de hoogte zijn gesteld van de terechtzitting op 6 oktober 2010, terwijl [aangeefster] ter terechtzitting aanwezig had willen zijn, een slachtofferverklaring had willen afleggen en ook een vordering benadeelde partij had willen indienen. Volgens de raadsman was hij niet op de hoogte van de terechtzitting op 6 oktober jl., omdat de oproep voor de zitting, naar zijn oude kantooradres is verzonden. Zijn nieuwe kantooradres is bij de justitiële autoriteiten genoegzaam bekend. De raadsman is van mening dat het onderzoek ter terechtzitting dient te worden heropend, zodat zijn cliënte alsnog in de gelegenheid zal zijn om haar rechten uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zich in het dossier een brief d.d. 21 september 2010 bevindt, namens de officier van justitie, gericht aan: Besemer Van Toorn Advocaten, Stieltjesstraat 78 te Rotterdam, met daarin informatie betreffende de zittingsdatum. Voorts bevinden zich in het dossier van de verdachte twee brieven d.d. 10 juni 2010 van mr. R. Besemer voornoemd, waarin hij verzoekt om een afschrift van het dossier, een afschrift van de (concept)tenlastelegging en informatie betreffende de zittingsdatum. Op het briefhoofd van deze brieven staat vermeld: Besemer Advocaten, Levie Vorstkade 47 te (3071 AG) Rotterdam. 8

9 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest en alvorens in deze strafzaak tot een uitspraak te komen acht de rechtbank het noodzakelijk, dat de raadsman van [aangeefster] op het juiste kantooradres zal worden opgeroepen. De rechtbank zal het onderzoek ter terechtzitting daarom heropenen en het onderzoek in het belang daarvan voor onbepaalde tijd schorsen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen, informatie betreffende deze strafzaak aan het juiste adres van de raadsman van [aangeefster] toe te zenden, te weten: Besemer Advocaten, Levie Vorstkade 47 te (3071 AG) Rotterdam. De rechtbank geeft de officier van justitie in overweging op een zo kort mogelijke termijn in overleg te treden met de voorzitter van de rechtbank teneinde de zaak zo spoedig mogelijk te plannen Rechtbank Dordrecht 21 oktober 2010 LJN: BO1338 Nabestaanden. Kosten lijkbezorging, begrafenis, hotelkosten en gedeeltelijk vliegkosten toegewezen. Hoewel het kosten van verschillende nabestaanden betreft, is de vordering door één nabestaande ingediend. Art. 51a lid 2 Sv; art. 6:108 lid 2 BW. [Doodslag, art. 287 Sr.] De benadeelde partij vordert mede namens andere nabestaanden een bedrag van ,60 ter zake van een aantal materiële schadeposten. De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd. De raadsman heeft met betrekking tot de vordering niets opgemerkt. De rechtbank oordeelt als volgt. De posten 1 (kosten lijkbezorging ad 4.424,35) en 2 (kosten begrafenis ad 4.870,--) zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde feit en dienen door verdachte en medeverdachte aan de benadeelde partij te worden vergoed. Post 3 (hotelkosten nabestaanden januari/februari 2010 ad 847,50) zijn eveneens een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en zijn niet excessief, zodat ook deze kosten door verdachte en medeverdachte aan de benadeelde partij dienen te worden vergoed. Post 4 (telefoonkosten nabestaanden) is onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde Vodafone bill blijkt niet dat de daarop gefactureerde kosten het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. De vordering is in zoverre nieteenvoudig van aard en de benadeelde partij dient wat deze post betreft nietontvankelijk te worden verklaard. Post 5 (vliegtuigkosten nabestaanden januari/februari 2010) bestaat uit vier onderdelen, te weten: a) Ryanair creditcard statement ten name van [naam] met onder meer een bedrag van 390,26 ter zake van 29 Jan Feb 10 Aer Lingus [plaats]. Uit dit stuk kan naar het oordeel van de rechtbank niet in voldoende mate worden afgeleid dat dit een vlucht betreft die de benadeelde partij of een van de andere nabestaanden heeft gemaakt in verband met het overlijden van het slachtoffer. De vordering is in zoverre niet-eenvoudig van aard en de benadeelde partij dient wat dit onderdeel betreft niet-ontvankelijk te worden verklaard; b) confirmation betreffende een vlucht op 26 januari 2010 van Dublin naar Amsterdam en een retourvlucht op 27 januari 2010 s avonds van Amsterdam naar Dublin van [naam] en [naam]. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat de aan deze vluchten verbonden kosten ad 1.110,52 door de benadeelde partij zijn gemaakt vanwege de medische toestand waarin het slachtoffer op dat moment door toedoen van verdachte en medeverdachte verkeerde. Deze post kan derhalve worden toegewezen; c) Air Lingus passenger itinerary and receipt betreffende een vlucht op 27 januari 2010 s ochtends van Dublin naar Amsterdam en een retourvlucht op 28 januari 9

10 2010 van Amsterdam naar Dublin van van [naam] en [naam]. Gelet op de hiervoor onder b) vermelde avondvlucht op 27 januari 2010 is dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. De vordering is in zoverre niet-eenvoudig van aard en de benadeelde partij dient wat dit onderdeel betreft niet-ontvankelijk te worden verklaard; d) Passenger itinerary and receipt gericht aan [benadeelde partij 2] betreffende een vlucht van hem op 2 februari 2010 van Amsterdam naar Dublin. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat de aan deze vlucht verbonden kosten ad 159,30 door [benadeelde partij 2], broer van het slachtoffer, zijn gemaakt vanwege het overlijden van laatstgenoemde. De posten 6, 7 en 8 betreffen kosten door de benadeelde partij en andere nabestaanden gemaakt in verband met de strafzitting op 7 oktober Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van kosten die het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij dient derhalve wat deze posten betreft niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Samenvattend: de rechtbank wijst toe de posten 1 ( 4.424,35), 2 ( 4.870,--), 3 ( 847,50) en 5 deels ( 1.110,52 en 159,30), in totaal ,67. Voor het overige wordt de benadeelde partij nietontvankelijk verklaard in haar vordering. Voor zoveel dit bedrag niet door de benadeelde partij zelf is betaald, zal de rechtbank het toch integraal toewijzen. Ter zitting is door de gemachtigde van de benadeelde partij aangegeven dat de betreffende nabestaanden om proceseconomische redenen er voor gekozen hebben om hun vorderingen via de benadeelde partij in te dienen en dat laatstgenoemde voor doorbetaling van de betreffende bedragen aan de andere nabestaanden zorg zal dragen. De rechtbank zal zich bij deze praktische handelwijze aansluiten. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen, zodat verdachte en de medeverdachte beiden aangesproken kunnen worden voor het gehele toe te wijzen bedrag. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de niet toegewezen gedeelten van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze gedeelten van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht Rechtbank s-gravenhage 21 oktober 2010 LJN: BO1712 Meineed over verkrachting. Geen valse aangifte ten laste gelegd. Geen rechtstreekse schade voor slachtoffer als gevolg van de meineed. Art. 361 lid 3 Sv. [Meineed, art. 207 Sr.] 7. De vordering van de benadeelde partij [X], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot immateriële schadevergoeding voor een bedrag van 1500,-. Tevens heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht om de verdachte de verplichting op te leggen een advertentie te plaatsen in een landelijk en regionaal dagblad teneinde de eer en goede naam van de benadeelde te zuiveren De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met aftrek van het bedrag van 420,- indien de rechtbank de betaling van dit bedrag als bijzondere voorwaarde overneemt in haar beslissing. Ten aanzien van de plaatsing van een advertentie in de krant heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Ook ten aanzien van de plaatsing van een advertentie in de krant heeft de raadsvrouw afwijzing bepleit Het oordeel van de rechtbank Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvor- 10

11 dering komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij op 3 september 2009 is aangehouden en in verzekering is gesteld op verdenking van verkrachting. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij op 19 oktober 2009 bij de rechter-commissaris een valse verklaring heeft afgelegd over deze verkrachting. Niet is aan de verdachte ten laste gelegd dat zij een valse aangifte van verkrachting heeft gedaan. De benadeelde partij heeft voorlopige hechtenis ondergaan naar aanleiding van de aangifte van verdachte, ook de overige gestelde schadeposten houden hiermee verband zodat causaal verband tussen het strafbare feit waarvan verdachte thans een verwijt wordt gemaakt en de schade van de benadeelde partij ontbreekt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Wat er zij van de vraag of plaatsing van een advertentie, als verzocht, kan worden verlangd op basis van artikel 51 a van het Wetboek van Strafvordering voornoemd, nu de rechtbank de benadeelde partij niet kan ontvangen in haar vordering komt zij niet toe aan een beoordeling van dit onderdeel van de vordering Rechtbank s-hertogenbosch 22 oktober 2010 LJN: BO1269 Bedreiging met terroristische aanslag in de trein. Vordering van NS reizigers betreft geen rechtstreekse schade. Art.361 lid 3 Sv. [Bedreiging met een terroristisch misdrijf, art. 285 lid 3 Sr.] De vordering van de benadeelde partij NS Reizigers. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, aangezien er geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte een bedreiging met een terroristisch misdrijf heeft gepleegd. De bedreiging is strafbaar gesteld in artikel 285 Sr. De strekking van deze bepaling is te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door een bedreiging met een ernstig misdrijf. De schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden betreft de kosten van het vervangend vervoer. Deze schade is dan ook niet aan te merken als rechtstreekse schade van de bedreiging Rechtbank Zutphen 26 oktober 2010 LJN: BO1762 Bedreiging in de relationele sfeer. Verminderde toerekeningsvatbaarheid betekent niet dat de schade (civielrechtelijk) niet aan verdachte kan worden toegerekend. Geen schadevergoedingsmaatregel omdat partijen (ex-)echtgenoten zijn. Art. 6:165 BW; art. 36f Sr. [Ernstige bedreiging, art. 285 Sr.] Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van 350,-, immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Voorts heeft zij zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van 400,- immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Daartoe heeft hij aangevoerd dat als er sprake is van een onrechtmatige daad actie de onrechtmatige daad de verdachte moet kunnen worden toegerekend (art.6:162 derde lid BW). Nu verdachte ten tijde van het ten laste gelegde gelet op de deskundigenrapportage verminderd toerekeningsvatbaar is te achten, is de onrechtmatige daad verdachte niet toe te rekenen, aldus de raadsman. 11

12 Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A] als gevolg van het ten laste gelegde bewezen verklaarde handelen onder 1 en 3 schade heeft. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, nu de civielrechtelijke toerekening/aansprakelijkheid een andere is dan de strafrechtelijke. De rechtbank zal ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op 50,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei Voor het onder 3 ten laste gelegde zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op 100,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade. De benadeelde partij zal voor de meer gevorderde immateriële schade in haar vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van de vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank als volgt. De officier van justitie heeft in beide gevallen gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, nu het de (financiële) verhouding tussen verdachte en de benadeelde partij als (ex- )echtgenoten betreft Rechtbank Assen 26 oktober 2010 LJN: BO2635 Volledig ontoerekeningsvatbaar. Tbs. Toewijzing vordering benadeelde partij. Geen schadevergoedingsmaatregel. Art. 6:165 BW; art. 36f Sr. [Poging doodslag, art. 287 Sr.] Benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank passeert hierbij het verzoek van de verdachte de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren op de grond dat de vordering niet eenvoudig van aard zou zijn, waardoor deze zich niet zou lenen voor behandeling in het strafgeding. Ingevolge artikel 6:165 van het Burgerlijk Wetboek vormt de omstandigheid dat een handeling, zoals in casu het ten laste gelegde feit, is verricht onder invloed van een geestelijke tekortkoming, geen beletsel de handeling aan de pleger, in dit geval verdachte, in civielrechtelijke zin toe te rekenen. Strafrechtelijke ontoerekeningsvatbaarheid staat daarmee niet in de weg aan het ontstaan van civielrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte en maakt de vraag of die aansprakelijkheid in een bepaald geval daadwerkelijk bestaat ook niet moeilijker te beoordelen. Schadevergoedingsmaatregel Gelet op de persoonlijkheid van de verdachte acht de rechtbank het opleggen van de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet aangewezen. De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen. Contact- of gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde: 141. Rechtbank Rotterdam 6 oktober 2010 LJN: BO2526 Belaging. Contact- en gebiedsverbod (gebied aangegeven op een kaartje) gevorderd en geadviseerd en opgelegd als bijzondere voorwaarde. 12

13 Art. 14c Sr. [Belaging, art. 285b Sr.] De officier van justitie mr. Huizenga heeft gerekwireerd tot: - een contactverbod, te weten dat de verdachte wordt verboden contact te hebben met [slachtoffer] en - een gebiedsverbod rond de woning en de werklocatie van [slachtoffer] zoals weergegeven op een door de officier van justitie overgelegd kaartje. De verdachte heeft gedurende een periode van bijna vier maanden aangeefster, met wie hij eerder een relatie had, stelselmatig lastig gevallen, met name door haar buitensporig veel te bellen en haar vele berichten en SMS-berichten te sturen en zich in de nabijheid van haar woning op te houden, terwijl zij daar niet van gediend was. Ondanks dat aangeefster hem dat meerdere keren heeft medegedeeld ging de verdachte door met zijn pogingen contact met haar te krijgen. Zelfs nadat de verdachte was aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen, heeft hij aangeefster nog een aantal keren gebeld en haar een brief gestuurd. De verdachte deed dit kennelijk met het doel om zo alsnog de relatie met haar te herstellen. Geadviseerd wordt [door de reclassering] een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij de volgende bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: - een meldingsgebod: de verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft; - een behandelverplichting: de verdachte dient zich te laten behandelen door de heer [behandelaar] van de GGZ [naam] te [plaats]; - een contactverbod: de verdachte wordt verboden contact te (laten) leggen met mevrouw [slachtoffer]. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen met betrekking tot de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en zij verenigt zich met het door de deskundigen en de reclassering gegeven advies met betrekking tot de strafmodaliteit. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen vrijheidsstraf de bijzondere voorwaarden verbinden, dat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal gedragen naar de aanwijzingen, die zullen worden gegeven door of namens de reclassering, onder meer inhoudende een meldingsgebod, een behandelverplichting en een contactverbod, zoals omschreven in voormeld reclasseringsrapport d.d. 19 augustus 2010, alsmede een gebiedsverbod, zoals gevorderd door de officier van justitie. Het kaartje met daarop ingetekend het relevante gebied in [plaats] wordt als bijlage A aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit Gerechtshof Leeuwarden 18 oktober 2010 LJN: BO0970 Seksueel binnendringen. Contact- en locatieverbod (betreft hele gemeente) gevorderd en opgelegd als bijzondere voorwaarde. Art. 14c Sr. Het hof: [Seksueel binnendringen bij kind beneden de 12 jaar, art. 244 Sr.] De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarden: - verplicht reclasseringstoezicht; - een contactverbod met [benadeelde] en haar familie; - een locatieverbod voor de gemeente [gemeente]. Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 april 2009 meermalen, soms vergaande, seksuele handelingen gepleegd met [benadeelde], de dochter van huisvrienden. Deze handelingen hebben plaatsgevonden tussen haar negende 13

14 en elfde levensjaar. Verdachte pleegde de handelingen zowel in zijn eigen woning als in de woning van de familie [naam], bij wie hij als goede huisvriend regelmatig over de vloer kwam. In het belang van het slachtoffer zal het hof tevens een contact- en een locatieverbod gedurende de hierna vast te stellen proeftijd opleggen. Hoewel verdachtes weigerachtige houding ertoe heeft geleid dat de drijfveren achter zijn strafbare gedrag niet met zekerheid konden worden vastgesteld, houdt het hof er ernstig rekening mee dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen, zoals bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop zal het hof de proeftijd op drie jaren stellen. De uitspraak - dat de veroordeelde op geen enkele wijze (middellijk dan wel onmiddellijk) contact mag opnemen met het slachtoffer [benadeelde] en haar familie, noch in persoon, noch via (een) ander(en), noch telefonisch, per , per post of op andere wijze (contactverbod); - dat de veroordeelde zich niet mag begeven in de gemeente [gemeente] (locatieverbod); 143. Rechtbank Leeuwarden 26 oktober 2010 LJN: BO1936 Belaging. Recidive. Contactverbod gevorderd en opgelegd als bijzondere voorwaarde. Art. 14c Sr. [Belaging, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan. Art. 285b jo. art. 43a Sr.] Vordering officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd: - oplegging van een bijzondere voorwaarde, te weten een contactverbod met [slachtoffer]; Uitspraak: Stelt tevens als bijzondere voorwaarde een contactverbod inhoudende, dat de veroordeelde binnen de proeftijd direct noch indirect contact mag opnemen met [slachtoffer]. Overige onderwerpen: 144. Raad voor de Journalistiek 24 augustus 2010 RvdJ 2010/40 Verzoek door nabestaande om herziening van eerdere beslissing van de Raad (zie: JBS 2010, nr. 66). Verzoek herziening afgewezen: verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de eerdere beslissing van de Raad berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten. De Raad: Beslissing van de Raad voor de Journalistiek inzake het verzoek van X tot herziening van de uitspraak van de Raad van 12 mei 2010 (RvdJ 2010/21) betreffende haar klacht tegen de hoofdredacteur van Webregio.nl. Bij brief van 19 mei 2010 heeft X (hierna: verzoekster) de Raad verzocht om herziening van haar uitspraak van 12 mei 2010 inzake haar klacht tegen de hoofdredacteur van Webregio.nl. Op dit verzoek heeft M. Klein, contentmanager WebRegio Media, gereageerd bij brief van 27 mei Ten slotte heeft verzoekster haar standpunt nader toegelicht in een bericht van 9 juni De zaak is behandeld ter zitting van de Raad van 25 juni 2010, in een herzieningskamer bijeen, buiten aanwezigheid van partijen. 14

15 De feiten Bij brief van 10 februari 2010 met diverse bijlagen heeft verzoekster een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van Webregio.nl betreffende een publicatie van 3 september 2009 op de website Webregio.nl onder de kop Purmerendse overleden bij ongeluk A10. Het artikel was oorspronkelijk voorzien van foto s. Op deze foto s was het kentekenbord van het voertuig van het bij het ongeluk omgekomen slachtoffer zichtbaar. Verzoekster is de dochter van het slachtoffer. De standpunten van partijen Verzoekster stelt dat de hoofdredacteur weliswaar excuses heeft aangeboden en mogelijk zijn werkwijze heeft aangepast, maar dat op dat moment helaas het kwaad al was geschied. Daarnaast wijst verzoekster erop dat de bewuste foto s niet op eigen initiatief, maar op verzoek van haar toenmalige advocaat zijn gepubliceerd [lees: verwijderd? red.]. Daarbij acht verzoekster van belang dat verschillende bezoekers van de website op de dag van het ongeluk reeds schande spraken over de publicatie van de foto met het herkenbare kenteken. Voorts trekt verzoekster de stelling in twijfel dat foto s pas worden geplaatst nadat de politie kenbaar heeft gemaakt dat de familie over het ongeval is geïnformeerd. Zij acht het ondenkbaar dat de politie elke nieuwsverstrekker hiervan op de hoogte brengt. Volgens verzoekster heeft de hoofdredacteur van Webregio.nl geen enkel gevoel gehad bij de mogelijke impact van het plaatsen van de bewuste foto. Tot slot wijst zij erop dat zij herhaaldelijk heeft verzocht om een voorstel voor genoegdoening. Dat voorstel is echter uitgebleven, aldus verzoekster. De contentmanager van Webregio.nl stelt dat verzoekster geen nieuwe argumenten aandraagt. Hij erkent dat het aanpassen van de werkwijze voor verzoekster te laat is. Hij kan echter de omstandigheden niet veranderen. Het is juist dat de foto s pas na verzoek van de advocaat van verzoekster zijn verwijderd, maar dit is ook nooit betwist. Verder merkt hij op dat Webregio.nl de redenering hanteert dat voor gewone mensen geen privacygevoelige gegevens zijn te achterhalen via kentekens en dat foto s van ernstige ongelukken niet eerder worden gepubliceerd dan nadat is vernomen dat de familie op de hoogte is gesteld. Hij heeft verzoekster er al eerder op gewezen dat de politie zulks niet proactief meldt, maar dat de redactie dergelijke informatie via diverse wegen kan verkrijgen, onder meer door zelf contact op te nemen met de politie. Gelet op het voorgaande heeft Webregio.nl in de reacties op de website geen aanleiding gezien tot verwijdering van de bewuste foto. Tot slot bestrijdt de contentmanager dat nimmer op het verzoek tot genoegdoening is gereageerd. Hij heeft een voorstel gedaan, waarbij verzoekster is gevraagd welke genoegdoening zij verwachtte. Verzoekster heeft het voorstel echter niet geaccepteerd en geen tegenvoorstel gedaan. Pas nadat verzoekster zich tot de Raad had gewend, bleek dat zij een genoegdoening wenste van 1000 euro, maar daarop gaat Webregio.nl (nog steeds) niet in. Beoordeling van het verzoek tot herziening In artikel 10a lid 1 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad voor de Journalistiek is het volgende bepaald: Een beslissing van de Raad die is gegeven naar aanleiding van een klaagschrift, kan door de Raad geheel of gedeeltelijk worden herzien op verzoek van de klager dan wel op verzoek van de verweerder die daadwerkelijk verweer heeft gevoerd. Herziening is slechts mogelijk indien degene die herziening verzoekt (hierna: de verzoeker) aannemelijk maakt dat de beslissing van de Raad berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten. Naar het oordeel van de Raad heeft verzoekster met hetgeen zij in haar verzoekschrift heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de beslissing van de Raad van 12 mei 2010 betreffende de klacht van verzoekster (RvdJ 2010/21) berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten. De Raad ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van die beslissing. Beslissing Het verzoek tot herziening wordt afgewezen. 15

16 145. De Raad voor de Journalistiek 24 augustus 2010 RvdJ 2010/37 Klaagster is slachtoffer van ernstig geweldsmisdrijf. De publicatie van enkele intieme details van de strafzaak konden door het Dagblad De Limburger van belang worden geacht om het uitzonderlijke karakter van de zaak weer te geven. Voorts is van belang dat de naam van klaagster niet is vermeld en dat ook anderszins niet zodanig over haar is bericht dat zij in het artikel algemeen herkenbaar is. Klacht ongegrond. De Raad: Beslissing van de Raad voor de Journalistiek inzake de klacht van X tegen B. Thimister en de hoofdredacteur van Dagblad De Limburger. Bij brief van 9 november 2009 heeft X (hierna: klaagster) een klacht ingediend tegen B. Thimister en de hoofdredacteur van Dagblad De Limburger (hierna: verweerders). Bij brief van 12 november 2009 heeft de secretaris van de Raad klaagster geïnformeerd over de mogelijkheid tot bemiddeling en verzocht om toezending van een kopie van de gewraakte publicatie. Nadat de secretaris van de Raad klaagster op 14 december 2009 en 4 maart 2010 herinneringen heeft gestuurd, heeft klaagster in een brief door de Raad ontvangen op 27 april 2010 laten weten dat zij geen bemiddeling wenst en een kopie van het gewraakte artikel overgelegd. Bij brief van 8 juni 2010 heeft H. Paulissen, hoofdredacteur, mede namens Thimister op de klacht gereageerd. De zaak is behandeld ter zitting van de Raad van 25 juni 2010, waar klaagster noch verweerders zijn verschenen. De feiten Op 25 september 2009 is in Dagblad De Limburger een artikel van de hand van Thimister verschenen onder de kop Vaginavocht van echtgenote als bewijs van overspel. Het artikel gaat over een strafzaak tegen de ex-man van klaagster betreffende vermeende poging tot doodslag en mishandeling en bevat diverse details over deze zaak. Klaagster is de in de kop bedoelde echtgenote. De standpunten van partijen Klaagster stelt dat zij nog steeds in haar privéleven hinderlijk wordt geconfronteerd met het artikel. Verder stelt zij dat de informatie niet is geverifieerd. Bij de pro forma zitting is absoluut niet over de inhoud van de zaak gesproken en er is haar verzekerd dat de informatie niet van het Openbaar Ministerie afkomstig is. Volgens klaagster gaat het om vertrouwelijke informatie uit het strafdossier. Klaagster was dan ook zeer geschokt toen bekenden haar lieten weten dat dergelijke intieme informatie in de krant stond. Daarbij acht klaagster van belang dat zij in een kleine gemeente woont, waar al snel bekend is over wie het artikel gaat. Klaagster acht het onbegrijpelijk dat verweerders een dergelijk artikel hebben geplaatst met informatie die (nog) niet officieel in de rechtszaak aan de orde is gekomen. Zij bestrijdt niet de juistheid van de informatie, maar meent dat de informatie nog niet naar buiten had mogen komen. Klaagster wil daarom graag weten op welke wijze verweerders aan de informatie zijn gekomen. Als de daadwerkelijke zittingsdatum bekend is, weet klaagster wat er op haar afkomt en dat alle informatie naar buiten komt. Maar nu was dit voor haar een raadsel. Volgens klaagster zijn door de publicatie haar persoonlijke belangen geschaad en is het artikel ethisch onverantwoord. Verweerders stellen voorop dat zij begrijpen dat klaagster onaangenaam is getroffen door de inhoud van het artikel, nu die voor haar als slachtoffer zeer onaangename herinneringen zal oproepen. Het gaat echter om een zeer ernstig misdrijf door de ex-man van klaagster, wiens gedrag zeer stuitend, maar ook opzienbarend is geweest, aldus verweerders. Verweerders zien geen aanleiding meer informatie over de bron te geven, nu klaagster heeft erkend dat de informatie in het artikel juist is. Voorts begrijpen verweerders klaagsters standpunt aldus dat zij beseft dat die informatie tijdens een rechtszitting in de nabije toekomst naar buiten komt en dat zij zich beter had willen prepareren op de publiciteit die dan zou volgen. 16

17 Verweerders benadrukken dat de naam van klaagster niet is genoemd en zij ook niet op andere wijze herkenbaar is aangeduid. Van haar ex-man zijn alleen de voornaam, de initiaal van zijn achternaam, zijn leeftijd en woonplaats vermeld. Verweerders wijzen erop dat in die plaats ongeveer tienduizend mensen wonen. Mensen die klaagster kennen, weten dat zij met de aangeduide man getrouwd is geweest en dat deze momenteel in de gevangenis zit. Alleen zij kunnen uit het artikel herleiden wat voor bijzonder kwetsende en misdadige behandeling klaagster ten deel is gevallen. Verweerders stellen voorts dat vermelding van het flagrante detail noodzakelijk was om de aard en de ernst van het misdrijf dan wel de gevolgen ervan weer te geven. Hoe voorstelbaar het ook is dat klaagster het onplezierig vindt dat deze informatie in de openbaarheid is gekomen, er zijn geen grenzen overschreden van hetgeen gelet op de eisen van de journalistieke verantwoordelijkheid maatschappelijk aanvaardbaar is, aldus verweerders. Beoordeling van de klacht Kern van de klacht is samengevat weergegeven dat klaagster onevenredig in haar privacy is aangetast door de vermelding van intieme details over de strafzaak waarvan klaagster slachtoffer is, terwijl die details in het kader van die strafzaak (nog) niet bekend waren gemaakt. De Raad stelt voorop dat de journalist de privacy van personen niet verder aantast dan in het kader van zijn berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy overschrijdt de grenzen van zorgvuldige journalistiek wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie. In publicaties over (strafzaken betreffende) ernstige misdrijven dienen voorts details van het misdrijf te worden weggelaten indien voorzienbaar is dat zij extra leed toevoegen aan het slachtoffer of diens naaste familieleden en de details niet noodzakelijk zijn om de aard en de ernst van het misdrijf, dan wel de gevolgen ervan, weer te geven. (zie punten en van de Leidraad van de Raad) De Raad stelt vast dat klaagster de juistheid van hetgeen in het artikel is vermeld, niet betwist. Verder overweegt de Raad dat klaagster in dit geval als gevolg van het in het artikel aangeduide misdrijf bijzonder zwaar leed heeft ondergaan. Haar bezwaren tegen de gewraakte berichtgeving, waarin zaken aan de orde zijn gesteld die zij begrijpelijkerwijs niet aan de openbaarheid had willen prijsgeven, zijn dan ook zeker voorstelbaar. Toch kan haar standpunt, dat haar privacy onevenredig is geschaad, niet worden gevolgd. Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders de publicatie van enkele intieme details van de strafzaak van belang kunnen achten om het uitzonderlijke karakter van die zaak weer te geven. Voorts is van belang dat de naam van klaagster niet is vermeld en dat ook anderszins niet zodanig over haar is bericht dat zij in het artikel algemeen herkenbaar is. Een en ander leidt tot de slotsom dat verweerders geen grenzen hebben overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van de journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Dat klaagster wellicht in kleine kring is herkend, kan daaraan niet afdoen. Beslissing De klacht is ongegrond Nationale ombudsman 24 september 2010 Rapport 2010/266 Afhandeling klacht door politie. Niet nakomen van toezeggingen over de klacht afhandeling (ook toezeggingen gedaan aan de Nationale ombudsman!). Geen informatieverstrekking over vertraging in de klachtafhandeling. Schending vereiste van rechtszekerheid. Klacht gegrond. De Nationale ombudsman: [Verzoeker had een klacht ingediend bij de politie Rotterdam-Rijnmond. Omdat de informele klachtbehandeling niet naar tevredenheid verliep, vroeg hij de korpsbeheerder om een oordeel. Omdat de politie aangaf dat zijn klacht niet binnen de klachtbehandelingstermijn kon worden afgerond, wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman. Tijdens de contacten tussen de Nationale ombudsman en de politie, zei de politie twee maal toe contact 17

18 op te nemen met verzoeker over de stand van zaken in de klachtbehandeling, maar nam uiteindelijk geen contact op.] Beoordeling 16. Het vereiste van rechtszekerheid houdt onder meer in dat gerechtvaardigde verwachtingen van burgers en organisaties jegens overheidsinstanties door die overheidsinstanties worden gehonoreerd. Dit betekent onder meer dat bestuursorganen toezeggingen zoveel mogelijk moeten nakomen. 17. Vaststaat dat de politie de Nationale ombudsman ten minste twee keer heeft toegezegd dat zij telefonisch contact zou opnemen met verzoeker om de stand van zaken in de klachtbehandeling door te geven. Verzoeker mocht er hierdoor vanuit gaan dat hij zou worden gebeld door de politie. De Nationale ombudsman concludeert dat de politie deze toezeggingen helaas niet is nagekomen. Ook de laatste toezegging van de politie dat verzoeker schriftelijk zou worden bericht dat de behandeling van zijn klacht werd opgeschort in verband met een lopende rechtszaak, is de politie niet nagekomen. De klacht is dan ook gegrond. 18. Deze situatie heeft uiteindelijk geleid tot een onderzoek naar de klacht van verzoeker over de wijze van klachtbehandeling; dit had niet gehoeven als de toezeggingen waren nagekomen. Wanneer de behandeling van een klacht vertraging oploopt, is het des te meer van belang dat hierover goede communicatie bestaat; dat de burger van de (reden van) vertraging op de hoogte wordt gesteld en dat toezeggingen om de burger op de hoogte te houden van de stand van zaken worden nagekomen. Burgers vinden de wijze van communicatie en een juiste behandeling tijdens een (klacht)procedure vaak minstens even belangrijk als of belangrijker dan de daadwerkelijke uitkomst van een procedure. Daarom beveelt de Nationale ombudsman vaak aan: pleeg een telefoontje! Informeer de burger! En probeer afspraken zoveel mogelijk na te komen. Ook in deze zaak had de tijd en moeite die de klachtencoördinator van de politie uiteindelijk heeft gestoken in de diverse contacten met de Nationale ombudsman over de vraag waarom geen contact is opgenomen met verzoeker, beter gestoken kunnen worden in het simpelweg plegen van een telefoontje aan verzoeker. Dat de politie de behandeling van de inhoudelijke klacht uiteindelijk heeft opgeschort wegens een nog lopende rechtszaak doet hieraan niet af. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de wijze van klachtbehandeling door de regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond is gegrond wegens strijd met het vereiste van rechtszekerheid. Aanbeveling De Nationale ombudsman beveelt de korpsbeheerder van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond aan om contact op te nemen met verzoeker en hem steeds tussentijds op de hoogte te houden van de klachtbehandeling totdat deze is afgerond Gerechtshof Arnhem 1 oktober 2010 LJN: BO0982 Beklag ex art. 12 Sv. Tegen politiesepot moet eerst bezwaar worden gemaakt bij officier van justitie, alvorens de aangever beklag bij het hof kan instellen. Ook als de officier zoals i.c. naar het hof heeft doorverwezen. Art. 12 Sv; art. 167 Sv. Het hof: Op 30 maart 2010 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klaagster, ingediend door haar gemachtigde, mr. M. Cortet. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Utrecht om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen. Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Utrecht, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken. Op 2 september 2010 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling waren klaagster en haar raadsvrouw, de raadsman van beklaagde, alsmede de advocaat-generaal, aanwezig. Zij zijn in raadkamer gehoord. De advocaat-generaal heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, subsidiair tot gegrondheid van de klacht. Beklaagde is -hoewel behoorlijk opgeroepen- niet verschenen. Het beklag 18

19 Klaagster heeft op 7 oktober 2009 aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd door beklaagde in de periode van 8 augustus 2009 tot en met 6 september 2009 te Amersfoort. Voor wat betreft een weergave van de feiten verwijst het hof naar het aan deze beschikking in kopie gehechte ambtsbericht van de officier van justitie. Uiteindelijk heeft de officier van justitie besloten beklaagde niet te vervolgen, omdat er geen dan wel onvoldoende bewijs is. De ontvankelijkheid van het beklag Klaagster kan als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd en is in zoverre ontvankelijk in haar beklag. Uit het dossier blijkt dat de politie klaagster bij brief van 16 december 2009 in kennis heeft gesteld van de beslissing om de zaak te seponeren wegens gebrek aan voldoende bewijs en dat klaagster tegen deze beslissing bezwaar kon maken bij de officier van justitie. Uit het dossier blijkt tevens dat klaagster bij brief van 11 januari 2010 bezwaar heeft gemaakt bij het Openbaar Ministerie te Zutphen. De officier van justitie heeft vervolgens bij brief van 11 maart 2010 laten weten dat zij slechts beklag kon doen bij het hof via de procedure van artikel 12 e.v. van het Wetboek van Strafvordering. De wet gaat er in de artikelen 167 en 242 van het Wetboek van Strafvordering vanuit dat het openbaar ministerie, dat wil zeggen de officier van justitie of een gemachtigde medewerker van het Openbaar Ministerie, de beslissing neemt om van vervolging af te zien. Het is op deze beslissing dat het beklag op de voet van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering ziet. Met een gemachtigd medewerker van het openbaar ministerie kan gelijk gesteld worden de gemandateerde politieparketsecretaris. Van dat mandaat zal dan wel moeten blijken. Het is, in het licht van de grote hoeveelheden aangiften en een efficiënte bedrijfsvoering, begrijpelijk dat een deel van de beslissingen om niet tot verdere vervolging over te gaan door een politiefunctionaris, niet zijnde een politie-parketsecretaris, wordt genomen. Dit kan evenwel, gegeven het hiervoor beschreven wettelijk systeem, uit zijn aard niet anders zijn dan een beslissing die onderhevig is aan een herbeoordeling door het openbaar ministerie. Dat het in een groot deel van de op politieniveau genomen sepotbeslissingen door berusting van een aangever niet tot een dergelijke herbeoordeling komt, doet daar niet aan af. Dit wettelijk systeem brengt met zich mee dat een beklag op de voet van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen een politiesepot niet mogelijk is. De bevoegdheid tot het nemen van de beslissing moet goed gescheiden worden van de bevoegdheid om de genomen beslissing aan een aangever (en anderen, als bedoeld in artikel 167 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering) mede te delen. Dat een politiefunctionaris schriftelijk de beslissing van het openbaar ministerie aan een aangever ter kennis brengt, raakt de ontvankelijkheid van een beklag niet. In het onderhavige geval is door een politiefunctionaris aan klaagster medegedeeld dat de zaak werd geseponeerd, waarbij zij is gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift bij het Openbaar Ministerie. Weliswaar wordt in de brief gesteld dat het Openbaar Ministerie heeft besloten tot niet verdere vervolging en dat de brief namens de officier van justitie wordt geschreven, maar gelet op het feit dat in die brief wordt aangegeven dat tegen de beslissing bezwaar kan worden gemaakt bij het Openbaar Ministerie en het standpunt van de advocaat generaal dat het hier een politiesepot betreft, is het hof van oordeel dat er sprake is van een politiesepot en dat de officier van justitie in zijn brief van 11 maart 2010 klaagster op onjuiste gronden heeft gewezen op de procedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had de onderhavige zaak zelf inhoudelijk moeten herbeoordelen. Nu het wettelijk systeem met zich meebrengt dat een beklag op de voet van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen een politiesepot niet mogelijk is, is het hof van oordeel dat klaagster nietontvankelijk in haar beklag verklaard dient te worden. Het hof merkt ten overvloede nog op dat de officier van justitie alsnog zelfstandig een inhoudelijke beslissing zal moeten nemen op het door klaagster ingediende bezwaar tegen het politiesepot. Tevens staat het klaagster vrij om op een later tijdstip, indien de officier van justitie in onderhavige zaak alsnog een sepotbeslissing neemt, tegen deze beslissing weder- 19

20 om een klaagschrift in te dienen. Daaraan staat deze beschikking niet in de weg. Uit het voorgaande volgt dat het beklag niet-ontvankelijk is Gerechtshof Leeuwarden (civiel, hoger beroep kort geding) 12 oktober 2010 LJN: BO0514 Contact- en gebiedsverbod door het hof gedeeltelijk gehandhaafd. Echter wel beperkter in omvang. Rol van strafrechtelijk vonnis dat door hoger beroep niet in kracht van gewijsde is gegaan. Het hof: [Appellant is door de Rb. Groningen bij vonnis van 2 april 2010 (LJN: BM0218) veroordeeld ter zake van diefstal met geweld.] 6. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. 7. Zoals blijkt uit het door [geïntimeerden] [=slachtoffers red.] overgelegde strafvonnis van de rechtbank Groningen, heeft de rechtbank het betoog van [appellant] grotendeels verworpen en de lezing van [geintimeerde] en [partner van geïntimeerde], welke op onderdelen wordt ondersteund door getuigenverklaringen, in grote lijnen tot de hare gemaakt en is zij op basis daarvan tot de bewezenverklaring gekomen als hiervoor is aangegeven. 8. Alhoewel dit vonnis van de strafrechter niet in kracht van gewijsde is gegaan ([appellant] stelt immer onweersproken hoger beroep te hebben aangetekend) en bedoeld vonnis dus niet de dwingende bewijskracht toekomt als bedoeld in artikel 161 Rv, is dit vonnis voldoende basis om in deze kort geding procedure tot het oordeel te komen dat voorshands van de juistheid van de lezing van [geïntimeerde] en [partner van geïntimeerde] omtrent het gebeurde op 5 december 2009 moet worden uitgegaan, zodat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat [appellant] zich stelselmatig zodanig jegens [geïntimeerde] en [partner van geïntimeerde] gedraagt dat het in beginsel gerechtvaardigd was en is de gevorderde voorzieningen toe te wijzen. 9. [appellant] betoogt dat het verbod om ook via derden contact met [geïntimeerde] en of [partner van geïntimeerde] te zoeken, te ver gaat. Het hof deelt die mening en zal het verbod in die zin nuanceren dat wel contact met [geïntimeerde] en/of [partner van geïntimeerde] mag worden gezocht door tussenkomst van een voor [appellant] optredende advocaat. 10. [appellant] is verder van mening dat ook het verbod om zich gedurende twee jaren op te houden in een straal van 200 meter rondom [geïntimeerde] en/of [partner van geïntimeerde] ook te ver gaat en niet wel uitvoerbaar is. [appellant] kan immers niet bepalen waar [geïntimeerde] en/of [partner van geïntimeerde] heengaan en zal vaak ook niet weten waar [geïntimeerde] en/of [partner van geïntimeerde] zich bevinden. Ook op dit punt is het hof het met [appellant] eens. Het verbod zal derhalve worden beperkt tot een straal van 200 meter rond de woning van [geïntimeerde] en/of [partner van geïntimeerde]. Een verdere uitbreiding van het verbod is te onbepaald en levert enkel handhavingsen executieproblemen op. Slotsom 11. De grieven treffen ten dele doel. Het vonnis van 25 maart 2010 zal voor wat betreft het dictum onder 1 (voor zover het [appellant] betreft) worden vernietigd. Opnieuw rechtdoende zal het hof het verstekvonnis van 3 februari 2010 alsnog vernietigen voor wat betreft de eerste twee aan [appellant] opgelegde verboden en in zoverre zal opnieuw recht doen als hiervoor aangegeven. Voor het overige dienen de vonnissen te worden bekrachtigd. [appellant] zal, als ook in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De beslissing en wat dat betreft opnieuw rechtdoende: verbiedt [appellant] om, voor de duur van twee jaar na betekening van dit arrest, op enigerlei wijze zelf dan wel via derden - door een persoonlijk, fysiek contact, dan wel per brief, telefoon, sms-bericht, fax of 20

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3298

ECLI:NL:RBROT:2017:3298 ECLI:NL:RBROT:2017:3298 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 03-03-2017 Datum publicatie 06-06-2017 Zaaknummer 10/090568-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284 ECLI:NL:RBDHA:2014:1284 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 04-02-2014 Datum publicatie 04-02-2014 Zaaknummer 09/715710-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:RBROT:2017:2554 ECLI:NL:RBROT:2017:2554 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-04-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer 10/740353-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835 ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 08-06-2012 Datum publicatie 08-06-2012 Zaaknummer 19.830044-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7582 Instantie Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak 11-09-2002 Datum publicatie 13-09-2002 Zaaknummer 09/900368-02; 09/093214-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

ECLI:NL:HR:2006:AW3559 ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 Instantie Datum uitspraak 20-04-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer 18/830019-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2015:738 ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 29-04-2014 Zaaknummer 05/900024-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-233 d.d. 6 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mevrouw mr. I.M.L. Venker, secretaris) Samenvatting Consument en Aangeslotene hebben

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

ECLI:NL:RBNNE:2015:389 ECLI:NL:RBNNE:2015:389 Instantie Datum uitspraak 03-02-2015 Datum publicatie 03-02-2015 Zaaknummer Awb 15/245 Rechtsgebieden Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-106 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Klacht ontvangen op : 6 januari 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 Instantie Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 06-02-2006 Zaaknummer K05/0167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2006.2274 (047.06) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : De heer A te B, vertegenwoordigd door de heer C te D, tegen E te F en G te H Zaak : Schadevergoeding, wettelijke rente Zaaknummer : 2012.03079 Zittingsdatum : 11 september

Nadere informatie

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-252 d.d. 30 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mevrouw M.M.C. Oyen, secretaris) Samenvatting De Commissie stelt vast dat de verzekering

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10337

ECLI:NL:RBROT:2016:10337 ECLI:NL:RBROT:2016:10337 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-11-2016 Datum publicatie 29-05-2017 Zaaknummer 10/996568-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 27-05-2010 Zaaknummer 24-002849-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 42 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof.mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Autoverzekering. Verzwijging

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-103 d.d. 2 april 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232 Rapport Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het arrondissementsparket te Rotterdam bij brief van 3 november 2004 heeft geweigerd om haar financieel tegemoet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 10-10-2001 Datum publicatie 10-10-2001 Zaaknummer 05.096060-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABM AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABM AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-144 d.d. 21 mei 2013 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. J.Th. de Wit, leden en mevrouw mr. F. Faes, secretaris)

Nadere informatie

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure. Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure. De koper van een woning (klager) verwijt de verkopend makelaar (beklaagde)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798 ECLI:NL:GHDHA:2014:1798 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-05-2014 Datum publicatie 28-05-2014 Zaaknummer 22-005601-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 12-03-2010 Datum publicatie 15-03-2010 Zaaknummer 24-001010-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 88 d.d. 11 april 2011 (prof. mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse, leden, mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. Hof Amsterdam 19 januari 2011, nr. 23-001234-09 VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 16 december 2008 in de

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 Instantie Datum uitspraak 27-01-2011 Datum publicatie 13-04-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-02-2009 Datum publicatie 26-02-2009 Zaaknummer 24-001873-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-294 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. S. Riemens en mr. drs. S.F. Van Merwijk, leden en mr. M. van Pelt, secretaris) Klacht ontvangen op

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-237 d.d. 18 juli 2013 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mr. A.P. Luitingh en mr. J.Th. de Wit, leden, en mr. F. Faes, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Voegen in het strafproces

Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces april 2011 U bent slachtoffer geworden van een misdrijf of overtreding en u heeft daarbij schade geleden. Eén van de mogelijkheden om uw schade vergoed

Nadere informatie

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018 18-194/DB/ZWB ECLI:NL:TADRSHE:2018:65 RAAD VAN DISCIPLINE Beslissing in de zaak onder nummer van: 18-194/DB/ZWB Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 23-01-2008 Datum publicatie 23-01-2008 Zaaknummer 4817-02, 4379-03 en 1144-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:ghshe:2011:bv0705 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 09-09-2011 Datum publicatie 11-01-2012 Zaaknummer

Nadere informatie