p1424 Terneuzen, 16 november 2014 Thema: dankbaarheid maakt je een ander mens Liturgie Votum en groet Gezang 140 : 1,2,3 GK Gebed Schriftlezing door Eric Roose 2 Korintiërs 5,11-21 Psalm 116 : 1,2,10 Preek over Zondag 32 H.C. Psalm 86 : 2,4,7 Geloofsbelijdenis Apostolische Geloofsbelijdenis Gezang 170 : 1,2,3,4 Dankzegging en voorbede Collecte Opwekking 488 Heer ik kom tot U Zegen Gemeente van Christus, Blij, blij, mijn hartje is zo blij Zo zingen de kinderen het en dat doen ze vaak uitbundig. Blij, blij En waarom ze blij zijn? Want Jezus is een vriend van mij Daarom is mijn hartje altijd blij. Het is een heerlijk kinderlied. En ook heerlijke kindertaal. Het zijn klanken en woorden waar je als volwassene wel eens jaloers op kan zijn. O ja, we zijn wel eens blij. Blij als het goed gaat op je werk, met je bedrijf. Blij als je er eens even een paar dagen op uit kunt om je te ontspannen. Blij als het goed gaat met de kinderen, de kleinkinderen. Blij als er goede berichten zijn uit het ziekenhuis. Maar altijd blij dat is wel wat veel gevraagd van grote mensen. Blijdschap van volwassenen mengt zich zomaar met andere gevoelens. Gevoel van verdriet. Of gevoel van verlatenheid. Of gevoel van boosheid. Of gevoel van angst. Of Je zou het wel willen onbekommerd te zijn als een kind. En dus ook onbekommerd te zingen: Blij, blij, mijn hartje is zo blij Maar behalve dat je dat niet altijd van volwassenen kunt zeggen, kun je dat ook niet gelijk zeggen van het derde deel van de Catechismus, waar we vandaag mee beginnen. 1
Het heet in dat deel te gaan over de dankbaarheid. En dankbaarheid heeft voor ons gevoel veel weg van blijdschap. Toch?! Blij met je werk maar dat mag je ook dankbaar noemen. Blij met een paar dagen erop uit en ook dat mag je dankbaar noemen. Blij als het goed gaat met de kinderen of als er goede berichten zijn uit het ziekenhuis het zijn allemaal dingen waar je dankbaar voor kunt zijn. Misschien is het woord dankbaar wel het lastigste woord van de Catechismus. Dat woord is de derde van een trits: ellende, verlossing en dankbaarheid. Maar wat maakt het woord dankbaar dan zo lastig? Of anders gezegd: hoe komt het dat wij ons niet altijd dankbaar voelen? Misschien is het meest eenvoudige antwoord wel dat we aan die dankbaarheid vaak invulling geven vanuit ons eigen gevoel. Je voelt je dankbaar. Daar is overigens niets op tegen. Je mag je ook goed voelen als het goed gaat op het werk, als je even weg kunt, als het Ik hoef dat rijtje niet te herhalen. Maar wat maakt dat gevoel dan anders voor iemand die gelooft? Iemand die dat niet doet die is toch ook blij als het goed gaat? En zo iemand kan dan toch ook zeggen dat hij dankbaar is? Ik wil u aan het begin van deze preek eens vragen of u dat wilt meenemen voor de week die vandaag begonnen is. Of u als er reden is om blij, om dankbaar te zijn of u zich dan eens de vraag te stellen waaraan u die blijdschap, die dankbaarheid eigenlijk ontleent en wat die blijdschap inhoudt en met u of jou doet. Eerlijk gezegd hoop ik dat de preek van deze middag u daarbij een beetje op weg helpt. Dat kan als we er vanmiddag bij stil staat wat de bron, wat de praktijk en wat de vrucht van onze dankbaarheid is. En werkelijk: als je dat weet dan maakt dat een ander mens van je. Luister maar. Misschien is het goed eerst eens te luisteren naar de vraag die de Catechismus stelt: waarom moeten wij nog goede werken doen? Goede werken dat is voor sommigen onder ons misschien een beladen begrip. Er zijn er ook onder ons die ervoor gáán, die zeggen: als je gelooft moet je dat ook laten zien. Anderen huiveren voor het begrip goede werken en dan vooral voor de gedachte dat je er zelf iets mee zou kunnen verdienen bij God. En dat terwijl er met die goede werken niets mis is. Net zo onbekommerd als de kinderen blij, blij zingen, net zo onbekommerd gebruikt de Catechismus de term goede werken. Goede werken doen dat is dan ook niet anders dan je werk goed doen. Zo hoorde ik het jaren geleden zelf in een preek en eigenlijk ben ik in al die tijd nooit een betere omschrijving van goede werken tegengekomen. Het probleem zit m niet in de goede werken. Het probleem zit m meer in ons. In hoe wij die goede werken een plaats geven in ons geloof, in onze omgang met God, in onze kijk op de kerk. Nog steeds is het verleidelijk om goede werken in nauw verband te zien met het feit dat we verloste mensen zijn. Dat verband is er zeker. De vraag is dan ook niet of er verband is tussen verlossing en goede werken, maar hoe we dat verband kunnen leggen. 2
Of je nou gelooft of niet aan alles merk je hoe het leven is vastgelopen. Je merkt het aan de oplopende spanning rondom Oekraïne. Je merkt het aan de terreur van IS en de angst die dat bezorgt aan mensen. Je hoort ervan als in het nieuws gemeld wordt dat er in Jeruzalem iemand is doodgeschoten Deze wereld heeft zo hard verlossing nodig. En niet alleen de wereld heeft verlossing nodig. Ik zelf heb verlossing nodig. Ik, ellendig mens! zo zegt Paulus het ergens (Rom. 7,24, vert. 51). Die verlossing is er gekomen. Door Christus. En voor ons. Zonder dat het ook maar de minste bijdrage van onze kant heeft gekost. Dat laatste heet genade: je krijgt wat je niet hebt verdiend Maar dan is de vraag: wat doe je met het feit dat je er niets voor hebt hoeven doen?? Dat is een vraag waar mensen al eeuwen lang slecht uit de voeten kunnen. Wat ze ermee doen? Sommigen schieten door naar de ene kant, vinden dat er van onze kant toch nog een bescheiden bijdrage aan de verlossing geleverd moet worden. Bijvoorbeeld de bijdrage van ons geloof. Of je bijdrage aan de kerk. Of de bijdrage van onze inzet voor vrede en gerechtigheid. Anderen denken dat het feit dat we niets voor onze verlossing hebben hoeven doen reden geeft om de armen over elkaar te slaan en rustig kunnen afwachten wat er verder gebeurt. Aan de ene kant dus de mensen met een wettische inslag. Aan de andere kant de mensen die meer het relativisme aanhangen. Aan de ene kant mensen die het verwachten van hun religiositeit. Aan de andere kant mensen die wel heel erg neigen naar wat genoemd wordt het secularisme. Maar wat je daar verder ook van kunt zeggen: evangelisch is die weg niet. Het evangelie is iets heel anders dan religiositeit en secularisme, zo zegt de bekende voorganger Tim Keller het (Centrum-kerk, pag. 81). Maar als het dan niet het ene (religiositeit) is en ook niet het andere (secularisme), wat is dankbaarheid dan wel? In dat opzicht is het antwoord van Zondag 32 zo mooi. De vraag wordt gesteld: waarom moeten wij nog goede werken doen? Dat richt de aandacht op ons waarom wij dat moeten doen. En het antwoord? Dat gaat over Christus. Ook over mij. Maar éérst over Christus. Hij is de bron van leven. Blij, blij, mijn hartje is zo blij Waarom? Want Jezus is een vriend van mij. Zo zingt het kleuterliedje waarmee we begonnen het. En er valt misschien best wat af te dingen op dat liedje. Maar één ding: het bepaalt je wel bij Christus. Alleen bij Hem is de bron van blijdschap. Prachtig hoe Paulus dat zegt in het Bijbelgedeelte dat we hebben gelezen. Hij hamert er bij zijn lezers in het Griekse Korinte (net zo goed trouwens als bij ons in het Zeeland van de 21 e eeuw) op hoe belangrijk het is Hem te kennen en dat ook te laten doorwerken in je leven. Zo werkt het ook bij Paulus zelf: Wat ons drijft is de liefde van Christus zo zegt hij het (2 Kor. 5,14). Door de ontmoeting met Christus is zijn levensrichting anders 3
geworden. Als Joods gelovige dacht hij vóór zijn ontmoeting met Christus het zelf te kunnen en te moeten doen, het zelf te moeten bewerken, het zelf te moeten bereiken. Maar de ontmoeting met Christus heeft een ander mens van hem gemaakt en dat in alle opzichten. Wat geldt voor Paulus dat geldt ook voor zijn lezers van toen en van nu. Weet je wat er met jullie aan de hand is? Dankzij Christus zijn jullie een nieuwe schepping geworden (2 Kor. 5,17). Als je weet wie Christus is wie Hij is voor jou! dan verandert dat je leven, dan maakt dat een nieuw mens van je. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen zo voegt Paulus er nog eens aan toe. Prachtig hoe hij verband legt tussen verlossing en schepping. Over dat woord scheppen kun je veel zeggen, maar het belangrijkste is wel dat scheppen betekent dat je iets maakt uit niets. Iets uit niets. Dat kan alleen God iets uit niets maken. Zoals God ook alleen kan vergeven. Vergeven is eigenlijk het omgekeerde van scheppen. Waar God bij het scheppen iets maakt uit niets, daar houdt zijn vergeving in dat hij niets maakt van iets. En ook dat kan alleen God Maar als God dan ook heeft vergeven, dat is: als Hij ervoor zorgt dat je zonde zijn weggedaan, dat ze vernietigd zijn in zijn ogen, niets geworden zijn terwijl ze wel degelijk iets waren (en méér dan iets!) dan gaat God verder. Hij gaat verder met mensen die Hij heeft verlost. Hij gaat verder met hen in zijn Zoon Jezus Christus. Van die mensen eens verloren in zonde en schuld máákt Hij nieuwe mensen. Het zondebestaan heeft zijn zeggingskracht verloren. Er is iets nieuws ontstaan een nieuwe schepping Hoe kun je echt blij zijn? die vraag die we voor deze week zouden meenemen. Echt blij dat kun je zijn als je Christus kent. Christus die een nieuw mens van je maakt. Christus die voor u, voor mij, voor jou de bron van nieuw leven is. Christus Hij maakt het mogelijk te zingen: blij, blij, mijn hart is altijd blij. Dat is evangelie! Vraag is dan wel: hoe breng je dat evangelie in de praktijk? De Catechismus heeft daar een prachtig woord voor. Een woord dat voor mijn gevoel veel te onbekend is onder ons. We hebben het met elkaar vaak over vergeving. We vragen God ook vaak om vergeving. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar in de meeste gebeden die ik hoor komt het onderwerp vergeving wel aan de orde. Dat is nodig ook. Al is de zeggenschap van de zonde door Christus teniet gedaan dat wil (helaas!) niet zeggen dat het hier en nu al helemaal met de zonde is gedaan. Vandaar de noodzaak van het vragen van vergeving. Zo heeft Jezus het ook geleerd in het gebed aan het adres van zijn volgelingen: vergeef ons onze schulden. Maar zo vaak stopt het dan bij ons. En dan bedoel ik niet eens dat het gebed om vergeving van schulden een vervolg krijgt in de woorden: zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was (Mat. 6,12). Daarover gaat het verderop in de Catechismus, als het Onze Vader aan de orde is (Zond. 51). 4
Vandaag gaat het met om iets anders om wat je zou kunnen noemen de aard, de praktijk van de dankbaarheid. Dankbaarheid zo laat de Catechismus zien is niet alleen dat je vraagt om vergeving, maar en dan hoor je dat naar mijn idee onder ons veel te onbekende woord! ook dat je leeft uit vernieuwing, dus dat je je door de Geest van God een ander mens wordt, iemand met andere doelen, andere verlangens, een andere levensrichting. Vergeving en vernieuwing die horen bij elkaar. Vergeving als het werk van Christus voor ons. En vernieuwing als het werk van zijn Geest in ons. Vernieuwing Christus vernieuwt ons tot zijn beeld Vernieuwing dat houdt in je niet alleen vraagt of God je dat wat verkeerd is wil vergeven, maar dat je ook leeft uit de van God gekregen vergeving. Dat je niet alleen zegt: dit was niet goed van mij. Maar dat je er ook mee breekt. Blijf weg uit de gevarenzone. Stap uit als de zonde je in de greep heeft. Kap ermee Misschien betekent het dat je diep in het vlees moet snijden. Heel diep. Dat maakt je niet blij in de zin dat het je een goed gevoel geeft. Het geeft je eerder een gevoel van verscheurdheid, van verwarring, van innerlijke tegenstrijdigheid, van verlegenheid ook als het gaat om God en geloof. Dat lijkt op het eerste gezicht ver weg te zitten van dat gevoel waar we mee begonnen: blij, blij Maar het is niet waar. Wie leeft met God die heeft het goed. Hoor hoe Paulus de Korintiërs oproept: laat u met God verzoenen (2 Kor. 5,20). Dat is méér dan alleen maar vragen om vergeving. Dat is met God léven. Dat is leven met Christus als de bron van blijdschap. Leven uit vergeving èn vernieuwing want dat is pas echt blijdschap. Alleen dat maakt je een ander mens. Dat is dan ook dat tenslotte een vruchtbaar leven. Hoe blijkt blijdschap dan in praktijk? Hoe ernstig het God gemeend is blijkt wel uit de tweede vraag van Zondag 32 over hen die niet leven zoals God het vraagt. En dan volgt er een rijtje een rijtje dat overigens rechtstreeks uit de Bijbel komt (1 Kor. 6,9-10)! van mensen die geen deel hebben aan het rijk van God. Met andere woorden: een onvruchtbaar leven is geen leven. Want het brengt je niet bij God, maar vervreemd je van God. Hoor alsjeblieft hoe indringend het klinkt als Paulus zegt: laat u met God verzoenen (2 Kor. 5,20). Hoezeer ook geldt dat wij niets aan onze verlossing kunnen bijdragen, het vraagt van ons wel geloof om de verlossing aan te pakken, om de verlossing te leven, om ons door Gods Geest te laten veranderen, te laten transformeren. Maar hoe kun je dat dan zien? Moet je eens luisteren wat de Catechismus daarover zegt. Die zegt dat God het ziet. Wij denken misschien gelijk dat anderen het aan ons zouden moeten zien. En het is ook mooi als anderen het zien. Maar de Eerste die er recht heeft om te zien wat het ons doet dat we door Christus verlost zijn dat is God zelf. En dat niet zo maar af en 5
toe. Maar met heel ons leven: opdat wij met ons hele leven tonen, dat wij God dankbaar zijn voor zijn weldaden en opdat Hij door ons geprezen wordt. Hoe is je band met God? En je omgang met God? Welke plaats heeft God in jouw ongetwijfeld drukke leven? En hoe is Hij betrokken in je onderlinge gesprekken? En niet te vergeten: in de wereld van je gedachten en je verlangens? Is God ook daar? Of Of sluit je Hem daar misschien wat buiten. Kan zomaar! De Eerste die het ziet is God. En de tweede? Dat ben je zelf. Niemand anders is er 24/7 bij je in de buurt nou ja, behalve God die je van achteren en van voren omringt. Misschien kun je naar een ander nog eens een mooi gezicht opzetten, maar naar jezelf lukt dat niet. Als je eerlijk bent naar God dan mag je je rust vinden in die beide: vergeving en vernieuwing. Wat anderen er ook van vinden. Wat ze ook van je zeggen. Hoe ze ook achter je om praten. Blij, blij want Christus woont in Mij. Blij, blij want Hij geeft zijn Geest aan Mij. Blij, blij en zo kan ik God eerlijk onder ogen komen. En dan kan het niet anders of ook anderen zien het. U kent misschien het verhaal van die jongen die aan lager wal was geraakt. Verkeerde vrienden en zo. Verslaafd aan verdovende middelen. En om die te kunnen bemachtigen moest hij wel eens dingen doen die niet goed waren. U weet wel diefstal en overvallen, zelfs doodslag En dat tot verdriet van zijn moeder, die weduwe was. Op een dag werd hij opgepakt en veroordeeld tot gevangenisstraf en een zware boete die tot de laatste cent moest worden betaald. Elke dag bezocht zijn moeder hem in de gevangenis. Elke cent die ze met haar oude handen en haar vege lijf verdiende legde ze opzij voor haar zoon. Tot de dag kwam dat de straf uitgezeten en de boete betaald was. Z n vrienden kregen er lucht van dat hij weer vrij was. En opeens wisten ze hem weer te vinden. Doe je weer mee? Deal je weer met ons? Hij weigerde. Zij hielden aan. Hij hield vol. Ze bleven maar vragen waarom hij zo halsstarrig was. Toen kwam het hoge woord eruit: Mijn vrijheid heeft het bloed van mijn moeder gekost. De vrienden hadden gemerkt dat hij een ander mens was geworden. Hij zelf had het gemerkt dat hij een ander mens was geworden,. God merkt het als we leven door de Geest, leven met Christus, leven in dankbaarheid. Doet u dan voortaan net zo. Amen. 6