INSPECTIEPROTOCOL Gebouwschil



Vergelijkbare documenten
ENERGIEPRESTATIECERTIFICAAT VOOR WOONEENHEDEN. PROTOCOL Gebouwschil. Deel III: werkwijze voor het bepalen en het opmeten van de verliesoppervlakte

DEEL III: Werkwijze voor het opmeten en het bepalen van de verliesoppervlakte en begrenzing I N S P E C T I E P R O T O C O L

Infosessies voor energiedeskundigen type A. januari/februari 2011

VEELGEMAAKTE FOUTEN BIJ DE OPMAAK VAN ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN (EPC) VOOR

AANDACHTSPUNTEN BIJ DE OPMAAK VAN ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN (EPC) VOOR

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

Bijlage bij de EPB-aangifte: transmissieformulier. EPB-aangifte. Transmissieformulier. Kantoorgebouw G-2009/11921/EP05010/A464/D01/SD001

AANDACHTSPUNTEN BIJ DE OPMAAK VAN ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN (EPC) VOOR

energieprestatiecertificaat

1216 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

INSPECTIEPROTOCOL. Inhoudelijke wijzigingen t.a.v. versie 01/07/2017

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

543 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

Bijlage bij de EPB-aangifte: transmissieformulier. EPB-aangifte. Transmissieformulier. Verbouwing pand G-2006/10756/VG00924/E075/D01

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

474 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

525 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

575 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van collectieve woongebouwen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

bestaand gebouw met woonfunctie

497 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

664 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

742 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

Transcriptie:

ENERGIEPRESTATIECERTIFICAAT VOOR BESTAANDE GEBOUWEN MET WOONFUNCTIE INSPECTIEPROTOCOL Gebouwschil Deel III: werkwijze voor het opmeten en het bepalen van de verliesoppervlakte

Inhoudsopgave III WERKWIJZE VOOR HET OPMETEN EN HET BEPALEN VAN DE VERLIESOPPERVLAKKEN 3 1. Definitie (warmte)verliesoppervlakte 4 2. Invoeren van de gebouwschil in de software 6 3. Bepalen van de verliesoppervlakte en de begrenzing 8 3.1 Bepalen van de verliesoppervlakte en de begrenzing van de gebouwschil 8 3.1.1 Gevels 12 3.1.2 Vloeren 14 3.1.3 Daken of plafonds 15 3.1.3.1 Hellende daken 15 3.1.3.2 Platte daken 17 3.1.3.3 Plafonds: zoldervloer 17 3.1.4 Openingen 18 3.1.5 Aanbouwen, insprong en dakkapellen 21 3.1.5.1 Aanbouwen 22 3.1.5.2 Insprong 26 3.1.5.3 Dakkapellen 28 3.1.5.4 Voorbeeld (dakkapel) 29 3.2 Tips voor het opmeten en het berekenen van de verliesoppervlakken 32 Versie 1.1 December 2010 2

III WERKWIJZE VOOR HET OPMETEN EN HET BEPALEN VAN DE VERLIESOPPERVLAKKEN Versie 1.1 December 2010 3

1. Definitie (warmte)verliesoppervlakte Door de gebouwschil gaat er warmte verloren. De gebouwschil of (warmte)verliesoppervlakte van een gebouw is de oppervlakte van alle schildelen (wanden) of delen van de schildelen die het beschermde volume scheiden van de niet-verwarmde omgeving. De warmte gaat verloren naar: de buitenomgeving (of water); de grond; aangrenzende onverwarmde ruimten (AOR); kruipkelders. Figuur 1: verliesoppervlak: soorten begrenzing: buitenomgeving, grond, aangrenzende onverwarmde ruimten en kruipkelders. Dit hoofdstuk dient dan ook als leidraad om de gebouwschil of de (warmte)verliesoppervlakte van de wooneenheid correct op te meten. Bij het bepalen van de verliesoppervlakte is het vereist om de diverse schildelen die het beschermde volume begrenzen in overeenstemming met de omschreven richtlijnen op te meten. De manier waarop de verliesoppervlakte in de software wordt ingegeven, is immers bepalend voor de opmeting. Volgende schildelen worden in aanmerking genomen: 1. gevels; 2. vloeren; 3. daken en plafonds: hellende daken, platte daken of plafonds; 4. openingen: profielen, beglazing, vulpanelen of deuren en poorten. Versie 1.1 December 2010 4

Voor ieder schildeel worden de op te nemen gegevens afzonderlijk besproken. De te bepalen gegevens betreffen: de verliesoppervlakte en respectievelijke begrenzing; het bepalen van de U-waarden. De bepaling van de U-waarden van de schil wordt beschreven in deel IV. Versie 1.1 December 2010 5

2. Invoeren van de gebouwschil in de software Vooraleer de werkwijze voor het opmeten van de gebouwschil of (warmte)verliesoppervlakte te verduidelijken is het aangewezen om het principe voor het invoeren van de gebouwschil in de software te schetsen. Een gedetailleerdere toelichting is te vinden in de handleiding van de software. Alle schildelen die het beschermde volume begrenzen, worden in de software als afzonderlijke vlakken ingegeven. Hierbij maakt de software een onderscheid tussen volgende schildelen: gevel: o voorgevel ; o achtergevel ; o zijgevel links ; o zijgevel rechts ; vloer; dak (en plafond): o hellend dak voor ; o hellend dak achter ; o hellend dak links ; o hellend dak rechts ; o plat dak ; o zoldervloer. Figuur 2: ingeven van een woning in de software: vlakken Versie 1.1 December 2010 6

Voor de woning in figuur 2 zullen volgende schildelen van de verliesoppervlakte moeten ingevuld worden: voorgevel, zijgevel links, zijgevel rechts, hellend dak voor, achtergevel, hellend dak achter en vloer. Bij elk van deze verliesoppervlakken kunnen meerdere deelvlakken aangemaakt worden zodat ondermeer per deelvlak een verschillende bouwkundige samenstelling, constructie en begrenzing kan gedefinieerd worden. Openingen (zijnde vensters, deuren en poorten, ) worden niet als een afzonderlijk verliesoppervlak gedefinieerd, maar worden rechtstreeks gekoppeld aan de schildelen waarvan ze deel uitmaken. Dit betekent dat een verliesoppervlak als totale oppervlakte (inclusief de oppervlakte van de openingen) wordt ingegeven en dat de software de oppervlakte van de openingen automatisch aftrekt van deze totale oppervlakte. Daarnaast laat de software toe om een voor aantal eenvoudige aanbouwen (5 types), insprongen (1 type) en dakkapellen (2 types) als volume in de software in te geven. De software voorziet voor deze volumes een apart invoerscherm waarbij met een beperkt aantal gegevens de bruikbare vloeroppervlakte, het beschermde volume en alle betreffende verliesoppervlakken automatisch door de software worden gegenereerd. De software laat ook hier toe om openingen van de automatisch gegenereerde verliesoppervlakken te definiëren en af te trekken (zie punt 3.1.6). De energiedeskundige kan er ook voor kiezen om geen gebruik te maken van de speciale software functionaliteit voor het invoeren van de aanbouwen, insprongen en dakkapellen, en alle verschillende schildelen als afzonderlijke vlakken in de software invoeren. Versie 1.1 December 2010 7

3. Bepalen van de verliesoppervlakte en de begrenzing 3.1 Bepalen van de verliesoppervlakte en de begrenzing van de gebouwschil Eenmaal het beschermde volume is bepaald, kunnen de verliesoppervlakken worden berekend. Naar analogie met het beschermde volume en de bruikbare vloeroppervlakte wordt ook hier gemeten met buitenafmetingen. Tenzij het anders wordt vermeld in het inspectieprotocol, wordt steeds gemeten met de werkelijke oppervlakken. Bij het bepalen van de verliesoppervlakte gelden onderstaande richtlijnen. Enkel de schildelen die het beschermde volume van de wooneenheid scheiden van de niet-verwarmde omgeving worden als verliesoppervlak ingerekend. Dit betekent dat schildelen die grenzen aan verwarmde ruimten niet worden meegenomen in de berekening. Bij het berekenen van de U-waarde wordt in de software de bouwkundige samenstelling (constructie) van de gevels opgedeeld in hoofdtypen. Per hoofdtype is in de software een U- waarde van toepassing. Dit betekent dat per hoofdtype (zie 4.6) de respectievelijke oppervlakten van de schildelen afzonderlijk worden gemeten en in de software ingevoerd. Begrenzing Voor gevels, vloeren, daken en plafonds en openingen wordt aangegeven welke begrenzing van toepassing is. In geval van twijfel wordt het schildeel waarover twijfel bestaat toegekend aan de meest negatieve begrenzing zijnde in volgorde buitenomgeving (of water), kruipkelders, AOR en grond. Als een schildeel (verliesoppervlakte) grenst aan meerdere begrenzingen (bijvoorbeeld gedeeltelijk aan de buitenlucht en gedeeltelijk aan de grond) dan wordt de oppervlakte van het schildeel (verliesoppervlakte) opgedeeld in functie van de begrenzing. In figuur 6 loopt het beschermde volume van de (eengezins)woning door onder het maaiveld. De energiedeskundige zal het muurdeel onder en boven het maaiveld afzonderlijk opmeten en in de software invoeren. Versie 1.1 December 2010 8

Figuur 3: verliesoppervlak: muren: werkwijze ter hoogte van het maaiveld In sommige gevallen is het niet evident om de exacte grens tussen beide begrenzingen op te meten (bijvoorbeeld ontoegankelijke schildelen of de hoogte van een gevelpunt). De hoogte en breedte van moeilijk toegankelijke schildelen kan afgeleid worden door het aantal lagen baksteen, te tellen. Als de energiedeskundige de afmetingen van de verliesoppervlakken op geen (veilige) manier kan achterhalen, kan hij gebruik maken van gefundeerde inschattingen. Toch dient hij hierbij steeds in acht te nemen dat bij twijfel moet worden uitgegaan van de meest negatieve begrenzing. Helling Enkel bij een hellend dak is het mogelijk om verschillende hellingen (0, 45 en 90 ) in de software in te geven. Dakvlakken met dezelfde oriëntatie maar een verschillende helling worden als afzonderlijke verliesoppervlakken in de software ingevoerd. Oriëntatie Op basis van de oriëntatie van de voorgevel leidt de software de oriëntatie van de overige muren/gevels (achtergevel, linkergevel en rechtergevel) en de dakvlakken (hellend dak voor, achter, links en rechts) automatisch af. Als de oriëntatie van deze automatisch gegenereerde oriëntatie afwijkt van de werkelijke oriëntatie, dient de energiedeskundige dit in de software aan te passen. Volgende oriëntaties kunnen in de software worden gedifferentieerd: noord, noordoost, oost, zuidoost, zuid, zuidwest, west en noordwest. Aannamen voor wanden (muren, vloeren of plafonds) op de perceels- of eigendomsgrens Versie 1.1 December 2010 9

Ter hoogte van een muur op de perceelsgrens is het echter niet altijd mogelijk om vast te stellen of een aanpalend gebouw (of gebouwdeel) wordt verwarmd. Daarom neemt de energiedeskundige aan dat binnenruimten ter hoogte van aangrenzende percelen verwarmd worden. Dit heeft tot gevolg dat (gemeenschappelijke) muren tussen twee (eengezins)woningen, appartementen en collectieve woongebouwen standaard niet als verliesoppervlakken moeten worden ingerekend. Het deel van de muur op de perceelsgrens dat hoger of langer is dan de aanpalende gevel wordt wel ingerekend als verliesoppervlakte. Als er op de perceelsgrens nog geen aanpalend gebouw staat, dan wordt ook de muur op de perceelsgrens ingegeven als verliesoppervlak. Figuur 4: voorbeeld van muur op perceelsgrens die hoger en langer is dan de aanpalende gevel Dus in bovenstaande figuur dient het grijsgekleurde deel opgemeten te worden en in rekening gebracht te worden. Ook in een appartementsgebouw 1 is het niet altijd mogelijk om vast te stellen of de aangrenzende ruimten worden verwarmd. De energiedeskundige neemt ook hier aan dat binnenruimten van aangrenzende eigendommen worden verwarmd. Deze veronderstelling houdt in dat wanden (dus zowel muren, vloeren als zoldervloeren) tussen wooneenheden of appartementen en tussen een appartement/wooneenheid naar gemeenschappelijke circulatieruimten niet als verliesoppervlakken worden ingerekend. Deze aanname geldt niet voor de wanden (= muren, vloeren en zoldervloeren) grenzend aan andere gemeenschappelijke ruimten zoals kelders, garages, bergruimten, zolders,. Als de energiedeskundige geen verwarming (zie II 2 stap 4a) in deze ruimten kan vaststellen, worden de wanden naar deze gemeenschappelijke ruimten als verliesoppervlak ingerekend. 1 Zijnde een gebouw met meerdere wooneenheden of één woonheid en één of meerdere niet residentiële bestemmingen. Versie 1.1 December 2010 10

Als de wooneenheid grenst aan een niet-residentiële ruimte (bijvoorbeeld een dokterspraktijk, een kapper of een handelszaak) wordt eveneens aangenomen dat deze ruimte worden verwarmd en wordt de wand tussen de wooneenheid en de niet-residentiële ruimte niet als verliesoppervlak ingerekend. Deze aanname geldt niet voor wanden grenzend aan gebouwen waarvan eenvoudig kan vastgesteld worden dat ze gebruikt worden voor de productie, bewerking, opslag of manipulatie van goederen (industriële gebouwen) en dus doorgaans niet verwarmd zijn. Voorbeelden zijn loodsen, industriële werkplaatsen,. Als niet kan vastgesteld worden dat deze verwarmd worden, dient de wand grenzend aan deze ruimten als verliesoppervlakte te worden ingerekend. De werkwijze voor appartementen wordt verduidelijkt door de onderstaande voorbeelden waarbij de in te rekenen verliesoppervlakken met pijltjes zijn aangeduid. Figuur 5: verliesoppervlak: voorbeeld: appartement: doorsnede en figuur 6: verliesoppervlak: voorbeeld 1: appartement: grondplan Figuur 7: verliesoppervlak: voorbeeld 2: dakappartement: doorsnede Versie 1.1 December 2010 11

Aanname voor een fictieve muur, vloer, dak of zoldervloer Door vereenvoudigingen of aannamen in het inspectieprotocol kan het voorkomen dat fictieve wanden in de software als verliesoppervlak worden ingerekend. Als een fictieve muur, vloer of dak of zoldervloer wordt ingerekend, neemt de energiedeskundige voor deze wand de eigenschappen (bouwkundige samenstelling, begrenzing, ) van de (meest voorkomende) respectievelijk aanpalende muur, vloer, dak of zoldervloer aan. 3.1.1 Gevels Voor het bepalen van de oppervlakte van de gevels worden de buitenafmetingen gerekend. Dit betekent dat de dikte van de vloer en de zoldervloer of het dak wordt meegerekend in het verliesoppervlak van de gevel. De dikte van een vloer en zoldervloer kan eventueel gemeten worden ter hoogte van de trappen en openingen in de vloer. In sommige gevallen is het niet mogelijk om de dikte van de vloer, de zoldervloer of het plafond te meten of af te leiden. In deze gevallen kan standaard een dikte van 30 cm worden aangenomen.. In geval van een vloer of zoldervloer tussen twee verwarmde ruimten wordt de helft van de dikte meegerekend. Het is niet nodig om plaatselijke verdikkingen of verdunning in het metselwerk (bijvoorbeeld siermetselwerk bij buitengevel of nis bij gemene muur) afzonderlijk in te rekenen. Begrenzing Voor de gevels wordt in de software een onderscheid gemaakt tussen buiten(omgeving), AOR en grond. Muren met een verschillende begrenzing of verschillende opbouw, worden door de energiedeskundige afzonderlijk opgemeten en ingevoerd in de software. Versie 1.1 December 2010 12

Figuur 8:verliesoppervlakte van een muur met een begrenzing buiten en grond Dit geldt niet als enkel ter hoogte van de vloer(dikte) en/of de zoldervloer(dikte) of het dak(dikte) de begrenzing en/of de opbouw verschilt. Dit wordt verduidelijkt in onderstaande voorbeeld waar het deel van de muur ter hoogte van de dikte van de vloer niet met een andere begrenzing in de software wordt ingevoerd. Figuur 9 verliesoppervlakte van een muur met een begrenzing buiten en grond ter hoogte van de vloer(dikte) Als een muur grenst aan een kruipkelder, wordt deze kruipkelder in de software als een begrenzing AOR aangeduid. Helling Voor de helling van de muur wordt in de software automatisch uitgegaan van een helling 90. Versie 1.1 December 2010 13

Oriëntatie Eenmaal oriëntatie van de voorgevel is vastgelegd, worden de oriëntaties van de achter-, linker- en rechtergevel automatisch in de software afgeleid. Als deze oriëntatie niet overeenkomt met de werkelijke oriëntatie, past de energiedeskundige deze oriëntatie aan. Bij het bepalen van de oriëntatie van een gebogen muur wordt gekeken naar de oriëntatie van de beglaasde openingen in deze muur. De oriëntatie van de openingen wordt immers automatisch overgenomen van de oriëntatie van de muur waaraan de opening gekoppeld is. Is er slechts één beglaasde opening of hebben alle beglaasde openingen dezelfde oriëntatie dan wordt de muur met deze oriëntatie ingevoerd. Zijn er in de gebogen muur meerdere beglaasde openingen met een verschillende oriëntatie dan wordt de muur opgedeeld zodanig dat de beglaasde openingen telkens van de muur met een correcte oriëntatie kan worden afgetrokken. Is de gebogen wand volledig ondoorzichtig (geen beglaasde openingen), dan wordt de oriëntatie van het middelste punt van de muur aangenomen. Is de beglazing gebogen dan wordt gekeken naar het middelste punt van de beglaasde oppervlakte. 3.1.2 Vloeren De oppervlakte van vloeren wordt eveneens gemeten aan de hand van buitenafmetingen en bevat dus ook de dikte van binnen- en buitenmuren (zie onderstaande voorbeeld). Figuur 10: verliesoppervlak vloeren principe In de meeste gevallen kan de dikte van de muren gemeten worden in gevelopeningen (ramen, deuren, poorten, ) of afgeleid worden op basis van de binnenafmetingen. Als de dikten van de muren niet kunnen gemeten of afgeleid worden, gelden de aannamen voor de dikten zoals vastgelegd bij het berekenen van het beschermde volume en de bruikbare vloeroppervlakte. Versie 1.1 December 2010 14

(Beglaasde) openingen in een vloer worden verwaarloosd. Bij de berekening wordt de opening als (fictieve) vloer ingerekend. De vloer en muren van liftputten worden eveneens niet als verliesoppervlakken ingerekend. Bij de berekening van de vloer wordt de ruimte boven de liftput als (fictieve) vloer doorgerekend. Begrenzing Bij vloeren wordt een onderscheid gemaakt tussen de warmteverliezen naar: de buiten(omgeving); de grond; een AOR; en een kruipruimte. Als een vloer grenst aan meerdere soorten begrenzing, dan moeten deze oppervlakten afzonderlijk door de energiedeskundige gemeten worden. 3.1.3 Daken of plafonds 3.1.3.1 Hellende daken Als hellende daken gelden alle daken met een hellingshoek groter dan 15. Naar analogie met de andere oppervlaktebepalingen wordt ook hier met buitenafmetingen (bovenkant van de dakbedekking) gerekend. In de praktijk zullen deze oppervlakten vaak afgeleid worden op basis van de breedte, de hoogte van de gevelpunt en de helling van de schuine delen. Als de hoogten en de gevelpunt langs de binnenzijde worden gemeten, wordt de dikte van de dakconstructie bijgerekend. Indien de dikte van het dak niet gekend is, wordt standaard rekening gehouden met 30 cm. Als zowel de hoogte als de breedte van het dak kan afgeleid worden, kan de energiedeskundige de verliesoppervlakte van het hellend dak berekenen. Als slechts één van de twee afmetingen (hoogte of breedte) kan worden afgeleid, is het vereist om de helling op te meten. Een helling wordt gemeten ten opzichte van het horizontale vlak. Dit kan snel en nauwkeurig met een helling- of inclinometer. Versie 1.1 December 2010 15

Figuur 11: verliesoppervlak hellend dak: werkwijze en formules De oppervlakte van openingen voor dakkapellen, dakvlakvensters (dakramen), worden in het dakvlak gemeten. In de software worden deze automatisch afgetrokken van het verliesoppervlak van het hellende dak. Helling De helling van hellende daken dient in de software te worden ingegeven om de zontoetreding door ramen te kunnen bepalen. Er is keuze uit horizontaal (0 ), 45 en verticaal (90 ). Voor overige hellingshoeken dient de dichtstbijzijnde gekozen te worden. Dus een hellingshoek van 60 wordt ingevoerd als 45. Om de helling van een gebogen dak te bepalen, wordt gekeken naar de helling van de beglaasde openingen in dit dak. Indien zich geen openingen in het gebogen dak bevinden, is de helling de helling van de raaklijn van het middelste punt. Indien zich in het gebogen dak openingen bevinden, wordt gekeken naar de oriëntatie en de helling van deze openingen. In functie van het aantal openingen met een verschillende oriëntatie en helling wordt het gebogen dak opgedeeld in meerdere dakvlakken. Begrenzing Bij hellende daken wordt in de software automatisch uitgegaan van de begrenzing buiten(omgeving). Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen komt het voor dat een hellend dak grenst aan een AOR. In deze gevallen wordt ook dit dak ingegeven als hellend dak. Versie 1.1 December 2010 16

3.1.3.2 Platte daken Als platte daken gelden alle daken met een hellingshoek die kleiner is dan of gelijk aan 15. De oppervlakte van een plat dak wordt gemeten met buitenafmetingen. Zoals vermeld bij het bepalen van het beschermde volume worden uitstekende delen die geen grens vormen tussen het beschermde volume en de niet verwarmde omgeving niet meegeteld. Voorbeelden zijn dakoversteken, hoge dakranden of uitkragende terrasplaten.. Figuur 12: verliesoppervlak: plat dak: werkwijze Begrenzing Ook bij platte daken wordt enkel rekening gehouden met de begrenzing buiten(omgeving). 3.1.3.3 Plafonds: zoldervloer Bij de oppervlakte van het plafond worden zoals bij platte daken ook de buitenmuren bijgeteld. Enkel de schildelen die het beschermde volume begrenzen worden ingerekend als verliesoppervlakte. Als de zoldervloer de grens is van het beschermde volume en niet de hellende dakvlakken van de zolder, wordt enkel de zoldervloer als verliesoppervlakte in de software ingevoerd (en niet de helldende dakvlakken van de zolder).. Zolderluiken in zoldervloeren (plafonds) worden als een fictieve zoldervloer ingegeven. Begrenzing Bij zoldervloeren (plafonds) wordt in de software automatisch uitgegaan van de begrenzing AOR. Versie 1.1 December 2010 17

3.1.4 Openingen Met openingen worden alle vensters, deuren, poorten, koepels, lichtstraten, in zowel de gevelvlakken als dakvlakken die het beschermde volume begrenzen bedoeld. In de software zijn openingen steeds gekoppeld aan gevels of (platte of hellende) daken. De gevels en het dak moeten dus vooraf worden aangemaakt zodat de opening hiervan kan worden afgetrokken. Bij het opmeten van de openingen wordt rekening gehouden met de buitenafmetingen (dagmaten). Als het niet mogelijk is om langs de buitenzijde op te meten, kan de opening langs de binnenzijde worden opgemeten en worden de slagen van deze binnenafmeting afgetrokken. Voor de slag dient gerekend te worden met 5 cm. Figuur 13: verliesoppervlak: buitenschrijnwerk: werkwijze Voor het bepalen van de U-waarde wordt rekening gehouden met het profiel (kader), de beglazing, de vulpanelen en de deuren/poorten,. Het is niet vereist om de oppervlakte van het profiel en de oppervlakte van de beglazing, het vulpaneel, de deur of poort afzonderlijk op te meten. Indien de opening enkel bestaat uit een profiel en beglazing of uit een profiel en een vulpaneel, is het voldoende om de oppervlakte van de opening - conform de hierboven beschreven methode te meten. De software rekent dan automatisch een aandeel profiel in. Er dient geen rekening te worden gehouden met eventuele (sier)onderverdelingen (of latjes) in het venster. Ook ventilatieroosters in de opening worden niet afzonderlijk opgemeten of ingerekend. Zij worden bij de opening meegerekend. Versie 1.1 December 2010 18

Als er echter in één opening zowel glas als paneel voorkomt, wordt de opening opgedeeld waarbij elk de helft van de profielbreedte toebedeeld wordt. Figuur 14: voorbeeld van een opening bestaande uit zowel glas als vulpaneel Deuren en poorten kunnen net als de beglazing en de vulpanelen als een afzonderlijk deel in een opening worden ingegeven. Voor deuren en poorten is het niet eenvoudig om het aandeel beglazing en vulpaneel op te delen. In deze gevallen dient de energiedeskundige uit te gaan van volgende aannamen: volledig beglaasde deuren worden beschouwd als vensters en worden op die manier in de software ingevoerd. Enkel de buitenafmeting van de opening wordt opgemeten en in de software ingevoerd, er wordt automatisch een aandeel profiel ingerekend; als de glasoppervlakte in een opake (of ondoorzichtbare) deur of poort kleiner is dan of gelijk is aan 20% dan wordt het glas verwaarloosd en wordt de deur of poort als deur/poort in de software ingevoerd; als het opake gedeelte in een glazen deur of poort, kleiner is dan 20% dan mag het opake gedeelte niet apart genomen te worden en wordt de deur als volledig beglaasd beschouwd en dus als een venster ingevoerd; in alle andere gevallen dient zowel het glas als het opake deel ingevoerd te worden. Het glas wordt dan als venster ingevoerd en het opake deel als deur. In figuur 17 is schematisch weergegeven welke afmetingen aan welk onderdeel gekoppeld moeten worden. Versie 1.1 December 2010 19

Figuur 15: werkwijze voor het opmeten van openingen bestaande uit glas, (vul)paneel en een deur Minder dan 9 glasbouwstenen (maximale afmeting van de glasbouwsteen 30 cm x 30 cm) in een wooneenheid, worden verwaarloosd en hoeven niet als een opening in de software te worden ingevoerd. Men veronderstelt dat de gevel doorloopt. Koepels en lichtstraten Als de projectie van de koepel of lichtstraat in het dakvlak kleiner is dan 5 m², dan wordt deze opening (verliesoppervlakte van de opening = geprojecteerde oppervlakte) in de software ingevoerd. In deze gevallen is het dus niet nodig om de werkelijke oppervlakte van de koepel te bepalen. Ook als de oriëntatie en de helling afwijken, is het niet nodig dit aan te passen. Vanaf projecties groter dan 5 m 2 dient de werkelijke oppervlakte in de software ingevoerd te worden. Hiervoor dient een dakvlak afzonderlijk van de oppervlakte van het dak- met de werkelijke oppervlakte, helling en oriëntatie van de koepel of lichtstraat aangemaakt te worden zodanig dat de opening hiervan kan worden afgetrokken. De energiedeskundige mag niet vergeten de geprojecteerde oppervlakte van de koepel of lichtstraat van de dakoppervlakte af te trekken. Als de gemiddelde hoogte van de opstanden (verticale deel) van een koepel of lichtstraat kleiner is dan 30 cm, is het niet nodig de opstanden als verliesoppervlakte ingerekend. Als ze worden ingerekend, worden ook eventuele beglaasde delen in deze opstanden of verticale delen van deze gevelvlakken afgetrokken. Oriëntatie Versie 1.1 December 2010 20

In de software wordt de oriëntatie van een opening automatisch overgenomen van de oriëntatie van de verliesoppervlakte waaraan de opening gekoppeld is. Als de oriëntatie van een (beglaasde) opening niet overeenstemt met de oriëntatie van de verliesoppervlakte waaraan ze gekoppeld is, dient de oriëntatie te worden aangepast. Helling Bij het opmeten van de openingen is het vereist dat de energiedeskundige ook rekening houdt met de helling van de beglazing om de zontoetreding in rekening te brengen. Voor de helling van de opening gaat de software automatisch uit van de helling van de verliesoppervlakte waaraan de opening gekoppeld is. Bij muren is dit 90, bij platte daken 0 en bij hellende daken 0, 45 en 90. Enkel bij hellende daken kan de helling van het dakvlak aangepast worden. Als de helling van de een opening niet overeenstemt met de helling van de wand, is het vereist een dakvlak met de helling van de opening in de software aan te maken en hiervan de opening af te trekken. Bij gebogen beglazing wordt voor de helling uitgegaan van de raaklijn van het middelste punt van het beglaasde of doorzichtige deel. Begrenzing Als begrenzing kan bij openingen (glas, vulpaneel en deur) buiten(omgeving) of AOR worden aangeduid. Enkel bij de begrenzing buiten wordt de zontoetreding in rekening gebracht. 3.1.5 Aanbouwen, insprong en dakkapellen Een aantal aanbouwen, insprongen en dakkapellen kunnen in de software door middel van een vereenvoudigde softwarefunctionaliteit ingevoerd worden. Deze methode gaat uit van aanbouwen, insprongen en dakkapellen met een eenvoudige geometrie. De energiedeskundige hoeft in dat geval slechts een beperkt aantal gegevens op te meten. 1. Kies het voorgeprogrammeerde type aanbouw, insprong of dakkapel dat het meest overeenstemt met de werkelijke aanbouw, insprong of dakkapel. 2. Onderzoek welke aanpassingen in afmetingen nadien gemaakt moeten worden. Als er veel aanpassingen dienen te gebeuren, dan is het zinvol om geen gebruik te maken van de vereenvoudigde invoer, maar alle vlakken afzonderlijk op te meten en in te voeren. De energiedeskundige kan vrij bepalen of hij al dan niet gebruik wenst te maken van de vereenvoudigde methode. Meet de juiste afmetingen op voor de vereenvoudigde invoer. Zorg voor een onderscheid tussen het basisvolume enerzijds en de aanbouw, insprong of dakkapel anderzijds. De aanduidingen links en rechts gelden voor een energiedeskundige die van buiten naar de gevel, waaraan de aanbouw, insprong of dakkapel gekoppeld is, kijkt. Versie 1.1 December 2010 21

3. Meet de afmetingen op voor de correcties die achteraf gemaakt moeten worden. De energiedeskundige moet steeds bewaken dat de door de software gegenereerde oppervlakken overeenstemmen met de werkelijke verliesoppervlakken. De gegevens die voor de vereenvoudigde methode voor aanbouwen, insprongen en dakkapellen moeten opgemeten worden, worden hieronder toegelicht. 3.1.5.1 Aanbouwen Er zijn vijf verschillende types aanbouwen. Al deze types gaan uit van een rechthoekig grondplan. Volgende invoergegevens dienen te worden verzameld: gevel van het basisvolume waaraan de aanbouw is gekoppeld In de software wordt de oppervlakte van het gat van de aanbouw automatisch van de oppervlakte van de gevel, waaraan de aanbouw gekoppeld is, afgetrokken. Het is slechts mogelijk om één gevel aan te duiden. Als een aanbouw gelegen is op een hoek kan de energiedeskundige nadien de opening in de andere gevel maken door middel van het invoegen van een aanbouw bestaand. Dit vereist wel dat een aantal door de software gegenereerde oppervlakten door de energiedeskundige moeten worden aangepast. De werkwijze wordt toegelicht in de softwarehandleiding. Het verdient de voorkeur deze werkwijze voornamelijk te gebruiken bij platte daken. type aanbouw (zie figuren): o Aanbouw met een plat dak (type 1); o Aanbouw met een lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant links (type 2); o Aanbouw met een lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant rechts (type 3); o Aanbouw met lessenaarsdak met de nok in het gevelvlak (type 4); o Aanbouw met zadeldak met de nok loodrecht op de gevel (type 5). Voor de aanduiding links en rechts bij type 2 en 3 wordt gekeken van buitenuit naar de gevel waar de aanbouw aan gekoppeld is. Versie 1.1 December 2010 22

Figuur 16: aanbouw met een plat dak (type 1) Figuur 17: aanbouw met een lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant links (type 2) Figuur 18: aanbouw met een lessenaarsdak met de nok loodrecht op de gevel, lage kant rechts (type 3) Versie 1.1 December 2010 23

Figuur 19: aanbouw met een lessenaarsdak met de nok in het gevelvlak (type 4) Figuur 20: aanbouw met zadeldak met de nok loodrecht op de gevel (type 5) zijgevels die moeten worden ingerekend bij de betreffende aanbouw: o Geen o Zijgevel links o Zijgevel rechts o Zijgevel links en rechts De begrippen links en rechts gelden voor een energiedeskundige die van buiten naar de gevel, waaraan de aanbouw gekoppeld is, kijkt. Dit invoergegeven bepaalt hoeveel zijgevels door de software moeten worden gegenereerd en berekend. Bij een alleenstaande woning en aanbouw zijn dit 2 zijgevels (zijgevel links en zijgevel rechts). Versie 1.1 December 2010 24

In sommige gevallen dient de zijgevel van de aanbouw niet als verliesoppervlakte te worden ingerekend. Bijvoorbeeld als de zijgevel van de aanbouw grenst aan een buurwoning. Belangrijk Als één of meerdere zijgevels slechts gedeeltelijk als schildeel/wand kunnen ingerekend worden, zal de energiedeskundige de automatisch door de software gegenereerde oppervlakte later moeten aanpassen aan de werkelijke situatie. de afmetingen van de aanbouw (zie figuren): o Lengte (l) o Breedte (h) o Hoogte 1 (h of h1) Bij een plat dak is dit de hoogte van het dak. Bij de andere type daken is dit de laagste hoogte (zie ook figuren). o Hoogte 2 (h2) Dit is de hoogste hoogte van de aanbouw. Bij de aanbouw met het zadeldak is dit de nokhoogte of de middelste hoogte. Bij een aanbouw met een plat dak dient deze hoogte niet te worden ingevoerd Als hoogte 2 niet kan worden gemeten, is het mogelijk deze op basis van de hellingshoek af te leiden (zie formules in Figuur 11: verliesoppervlak hellend dak: werkwijze en formules). Zoals aangehaald bij de zijgevels dient de energiedeskundige - als de aanbouw afwijkt van de voorgeprogrammeerde types - de door de software gegenereerde oppervlakken aan te passen aan de werkelijke oppervlakten van de aanbouw. De werkelijke oppervlakten dienen dan door de energiedeskundige berekend te worden. Dit kan bijvoorbeeld ook het geval zijn bij een aanbouw zonder rechthoekig grondplan, een aanbouw met zadeldak waarbij de hellende daken van het zadeldak niet symmetrisch zijn,. De energiedeskundige kan er ook steeds voor opteren om de volledige aanbouw als afzonderlijke schildelen (vlakken) in te geven. De bouwkundige samenstelling (aanwezigheid van isolatie, spouw en hoofdtype) van alle schildelen en eventuele openingen (zowel type als afmetingen) dienen door de energiedeskundige bepaald te worden op dezelfde manier als bij andere schildelen. Versie 1.1 December 2010 25

3.1.5.2 Insprong De wizard insprong gaat uit van een rechthoekige vorm. Volgende invoergegevens moeten door de energiedeskundige worden verzameld: gevel van het basisvolume waaraan de insprong is gekoppeld De oppervlakte van deze gevel wordt in de software automatisch aangepast voor het gat dat de insprong maakt. Hier kan slechts één gevel worden aangeduid. Als de insprong gelegen is op een hoek moet de andere gevel handmatig worden aangepast door de energiedeskundige. aanwezige (bijkomende) zijgevels o Geen o Zijgevel links o Zijgevel rechts o Zijgevel links en rechts In functie van deze invoergegevens, worden in de software bijkomend gevels (breedte x hoogte) aangemaakt. Als zijgevel links en rechts wordt gekozen worden twee bijkomende zijgevels aangemaakt. Als zijgevel links of zijgevel rechts wordt gekozen, wordt één bijkomende gevel aangemaakt. De aanduidingen links en rechts gelden voor een energiedeskundige die van buiten naar de gevel, waaraan de insprong gekoppeld is, kijkt. vloer van de insprong De vloer van de insprong is het dak van het onderliggende volume. Indien dit verliesoppervlak aanwezig is, dient dit aangegeven te worden. plafond/dak van de insprong Het plafond of het dak van de insprong is de vloer van het bovenliggende volume. Indien dit verliesoppervlak aanwezig is, dient dit aangegeven te worden. (Ziefiguur 23). de afmeting van de insprong (zie figuur): o Lengte (l) o Breedte (b) o Hoogte (h) Versie 1.1 December 2010 26

Voor een correct gebruik van de insprongwizard dienen volgende zaken in acht te worden genomen: Bij een insprong wordt enkel de opening in de gevel waaraan de insprong gekoppeld is, de bruikbare vloeroppervlakte en het beschermde volume automatisch afgetrokken. Voor de overige schildelen zoals de vloer, het dak, de zijgevels van het gebouw (bij een insprong op een hoek),..., dient de energiedeskundige de correcte oppervlakte (dus oppervlakte zonder de oppervlakte van de insprong) te berekenen en in de software in te geven. Bij de aanmaak van de wizard wordt steeds van buitenaf de wooneenheid gekeken naar de insprong. Hierbij word(t)(en) de bijkomende zijgevel(s) van het resterende deel van het gebouw (en dus niet van de insprong) als respectievelijk zijgevel links en/of rechts aangeduid. Bij het genereren van de benamingen van de automatisch aangemaakte gevels wordt in de software - in tegenstelling tot bij de aanbouw- en dakkapelwizard - gekeken vanuit het standpunt van de gevel waaraan de insprong gekoppeld is (van buitenaf naar het gebouw). Voorbeeld Figuur 21: voorbeeld van insprong Bij deze insprong worden zowel de zijgevel rechts als links ingerekend. De oppervlakte in de voorgevel wordt automatisch afgetrokken van de totale oppervlakte van de voorgevel. De insprong beschikt over een dak, maar niet over een vloer. De bouwkundige samenstelling (aanwezigheid van isolatie, spouw en hoofdtype) van alle schildelen en eventuele openingen (zowel type als afmetingen) dienen door de energiedeskundige bepaald te worden op dezelfde manier als bij andere schildelen. Versie 1.1 December 2010 27

3.1.5.3 Dakkapellen Een dakkapel kan enkel aan een hellend dakvlak (dus hellend dak voor, hellend dak achter, hellend dak links of hellend dak rechts) - en dus niet aan een gevelvlak - worden gekoppeld. Volgende basisgegevens dienen te worden verzameld: dak (van het basisvolume) waaraan de dakkapel is gekoppeld De oppervlakte van dit dak wordt in de software automatisch aangepast voor het gat dat de dakkapel maakt. type dakkapel: o Plat dak (dakkapel type 1) o Zadeldak (dakkapel type 2) Figuur 22: dakkapel type 1 (met plat dak) Figuur 23: dakkapel type 2 (met zadeldak) Versie 1.1 December 2010 28

aanwezige zijgevels o Geen o Zijgevel links o Zijgevel rechts o Zijgevel links en rechts (Zie tekstdeel over aanbouwen) de afmetingen van de dakkapel (zie figuren) o Lengte (l) o Breedte (b) o Hoogte (h) o Hellingshoek (α). Indien de hoogte van de nok van de dakkapel gekend is (h nok ), kan de hellingshoek berekend worden aan de hand van volgende formule: ( hnok h) tanα = 2 b Indien noch de hoogte van de nok, noch de hellingshoek van de dakkapel kan gemeten worden, mag de energiedeskundige standaard de hellingshoek van het dak van het basisvolume aannemen. De bouwkundige samenstelling (aanwezigheid van isolatie, spouw en hoofdtype) van alle schildelen en eventuele openingen (zowel type als afmetingen) dienen door de energiedeskundige bepaald te worden op dezelfde manier als bij andere schildelen. 3.1.5.4 Voorbeeld (dakkapel) Versie 1.1 December 2010 29

Figuur 24: ingeven van een dakkapel in de software: als volume De dakkapel van de woning in figuur 23 kan zowel als een volume of als vlakken worden ingevoerd in de software. Indien de dakkapel in de software als volume wordt ingegeven, zal bij het ingeven van de oppervlakte van de voorgevel en het hellend dak voor in eerste instantie geen rekening moeten worden gehouden met de dakkapel. Bij het aanmaken van de dakkapel worden immers automatisch de verliesoppervlakken in de voorgevel en het hellend dak voor door de software gegenereerd. Wanneer de dakkapel ingevoerd wordt als volume, laat de software toe om automatisch gegenereerde afmetingen aan te passen. Zo is het mogelijk om een dakkapel met een scheef dak (zie figuur 24) ook als een dakkapel met een plat dak als volume in te geven. In dit geval is het vereist dat de energiedeskundige de oppervlakten van de werkelijke verliesoppervlakken (hellend dak en zijgevels) berekent en hiermee de voorgeprogrammeerde verliesoppervlakken overschrijft. Als de vorm van de dakkapel te veel afwijkt van de voorgeprogrammeerde volumes is het zinvol alle wanden als afzonderlijke schildelen (vlakken) in de software te geven. Versie 1.1 December 2010 30

Figuur 25: voorbeeld van een dakkapel met een scheef dak: in te geven in de software als dakkapel met plat dak (volume) De energiedeskundige kan er ook voor kiezen om geen gebruik te maken van de software functionaliteit voor het invoeren van de dakkapellen, en alle verschillende schildelen als afzonderlijke vlakken in de software invoeren. Als de dakkapel in figuur 23 op die manier in de software ingevoerd wordt, heeft dit een invloed op volgende verliesoppervlakken: voorgevel, zijgevel links, zijgevel rechts, hellend dak voor en plat dak (zie figuur 25). Bij de voorgevel, zijgevel links en zijgevel rechts wordt een bijkomend gevelvlak toegevoegd. De energiedeskundige zal de opening van de dakkapel in het hellend dak voor moeten aftrekken van de totale oppervlakte van het hellend dak voor. Figuur 26: ingeven van een dakkapel in de software: als vlakken Versie 1.1 December 2010 31

3.2 Tips voor het opmeten en het berekenen van de verliesoppervlakken Hieronder volgen een aantal tips om het gebouw op te meten en de verliesoppervlakken te berekenen. Deze tips hebben tot doel de opmeting en berekening met betrekking tot de gebouwschil op het terrein te vergemakkelijken; de energiedeskundige is natuurlijk vrij om hiervoor een eigen werkwijze te hanteren. Doorloop in het begin van het plaatsbezoek alle ruimten in de (eengezins)woning, het appartement of het collectief woongebouw. Op deze manier bekomt de energiedeskundige een inzicht in de opbouw van het gebouw en kan het beschermde volume worden bepaald. Daarna kan de energiedeskundige gericht de benodigde maten opmeten en vaststellingen noteren; Voor het meten van de lengte en de breedte van een alleenstaande wooneenheid is het doorgaans eenvoudiger om afmetingen buiten te meten. Voor het meten van de hoogte van een wooneenheid of de breedte/lengte van een gesloten bebouwing is het correcter/evidenter om de afmetingen binnen te meten en dan de dikte van de vloer, het dak/plafond of de buitenmuren bij deze afmeting op te tellen. Indien de dikten niet kunnen gemeten of afgeleid worden, gelden de aannamen uit het inspectieprotocol. Maak een schets van het beschermde volume. Minstens plannen (of horizontale doorsneden). Bij eenvoudige volumes is het mogelijk om de hoogtematen van de gevels en de openingen door middel van conventies op de plannen te noteren. Bijvoorbeeld door het omcirkelen van de hoogtematen. Als de energiedeskundige te maken heeft met een complex gebouw en/of met sterk variërende hoogtematen is het aangewezen om een (verticale) doorsnede op te maken; Hou er rekening mee dat enkel de buitenafmetingen voor het bepalen van het beschermd volume, de verliesoppervlakte en de bruikbare vloeroppervlakte van belang zijn. Het heeft daarom geen zin om alle ruimtes aan de binnenzijde van het gebouw op te meten als de buitenafmetingen al afgeleid zijn of kunnen worden uit de opgemeten gegevens; Het is niet altijd nodig om alle oppervlakten van hellende daken te berekenen. In sommige gevallen kan het eenvoudiger zijn om deze af te leiden van een op schaal uitgetekende doorsnede. Bijvoorbeeld: in figuur 11 kan - wanneer de breedte en de hoek van het hellend dak gekend zijn- de schuine zijde van het hellende dak ook van een op schaal uitgetekende doorsnede gemeten worden; Het is aan te bevelen dat de energiedeskundige een vaste werkwijze ontwikkelt bij het opmeten van het gebouw en het noteren van de maten en vaststellingen. Deze gestructureerde manier van werken vermijdt dat de energiedeskundige op het moment van het plaatsbezoek aspecten vergeet vast te stellen. Voorbeeld van werkwijze: Versie 1.1 December 2010 32

o Begin steeds linksonder (volgens het plan) en in wijzerzin te meten (of neem een andere conventie); o Meet per ruimte (indien nodig) eerst de maten van de ruimte en dan die van de openingen; hoogtematen op plannen kunnen in een ander kleur of conventie worden aangeduid (omcirkelen); Bijlage 1: formules voor het berekenen van de oppervlakte en de omtrek van een driehoek, vierhoek, en andere geometrische figuren. Versie 1.1 December 2010 33