Instantie. Onderwerp. Datum



Vergelijkbare documenten
BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

BENELUX ~ A 2003/2/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : TEXACO BELGIUM SA. contre COUCKY SPRL

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen:

~ A 2005/1/9. ARREST van 29 juni Procestaal : Nederlands. ARRÊT du 29 juin 2006 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

BENELUX ~ A 2004/4/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRET du 24 octobre En cause. Etat belge. contre. De La Fuente

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle

COUR DE JUSTICE BENELUX

BENELUX ~ A 2003/3/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : COMMERZBANK A.G. contre SABENA INTERSERVICE CENTER

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2006/5/12. ARREST van 29 april Inzake PET CENTER BVBA. tegen. Willem SCHOUTEN. Procestaal : Nederlands

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 25 juni 2002 in de zaak A 2000/ Arrêt du 25 juin 2002 dans l affaire A 2000/

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/2 D'IETEREN / B.B.M. (Shop & Service) Zaak A 2005/3 D'IETEREN / B.B.M.

~ A 2007/2/11. ARREST van 27 juni 2008 BVBA OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP. ARRET du 27 juin 2008 SPRL OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/1 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/1

Instantie. Onderwerp. Datum

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/4. Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: SILECI Procestaal: Nederlands

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

Arrest van 28 februari 2003 in de zaak A 2001/

BENELUX ~ A 2006/2/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARREST van 19 maart Inzake METABOUW BOUWBEDRIJF B.V. tegen BELGISCHE STAAT

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

BENELUX ~ A 2004/2/6 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 30 juni 2005 in de zaak A 2004/2. Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen.

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3

BENELUX ~ A 2004/1/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 16 december Inzake. Polygon Insurance Company Limited. tegen

BENELUX ~ A 2009/1/10 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 20 april 2010 in de zaak A 2009/1. Inzake. BOUSSE-GOVAERTS e.a. tegen COLORA BOELAAR

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VANDERPERREN - JACQUEMAR

2. Overwegende dat uit het vonnis de navolgende feiten blijken: - de bromfiets van Patricia Jooris stond geparkeerd op de openbare weg;

Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/6 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/2

Instantie. Onderwerp. Datum

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 29 november 2001 in de zaak A 99/

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau

ARREST van 19 december 1996 in de zaak A 95/

~ A 2003/1/13. Arrest van 25 juni 2004 in de zaak A 2003/1. Arrêt du 25 juin 2004 dans l'affaire A 2003/1. UNILEVER N.V. et IGLO-MORA GROEP B.V.

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2004/5/12. ARRET du 24 octobre En cause : DELHAIZE. contre DIOR. Langue de la procédure : le français

Het BMB heeft de inschrijving geweigerd, omdat het teken louter beschrijvend is en omdat er geen bewijs was van inburgering als merk.

ARREST van 17 december 1998 in de zaak A 97/ College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent 2.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/2/6 ARRET. En cause : FAUCON B. c.s. contre BRAINE-L ALLEUD SABLIERE S. A.

Instelling. Onderwerp. Datum

Arrest van 25 september 2000 in de zaak A 97/

Instelling. Onderwerp. Datum

ARREST van 22 juni MULTIMEDIAMAATSCHAPPIJ VAN DE AUTEURS VAN DE VISUELE KUNSTEN, afgekort SOFAM CVBA, Procestaal : Nederlands

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2

ARREST van 6 december 1999 in de zaak A 98/ ARRÊT du 6 décembre 1999 dans l affaire A 98/

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

~ A 2008/3/11. Arrest van 17 december 2009 in de zaak A 2008/3 STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VLAAMS GEWEST

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen

Arrest van 26 juni 2000 in de zaak A 98/

Instantie. Onderwerp. Datum

ARREST In de zaak A 2011/3. Inzake: Mercator Verzekeringen N.V. e.a. tegen: Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds e.a. ARRET Dans l affaire A 2011/3

Arrêt du 25 mai 1999 dans l affaire A 97/

~ A 2008/2/11. Arrest van 17 december 2009 in de zaak A 2008/2 STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VLAAMS GEWEST

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Arrêt du 28 avril 2003 dans l affaire B 2001/ Langue de la procédure : le français

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

ARRET Dans l affaire A 2011/1. En cause : ALLIANCE NATIONALE DES MUTUALITES CHRETIENNES contre: ASBL BUREAU BELGE DES ASSUREURS AUTOMOBILES

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

2. Overwegende dat de feiten waarop de door het Hof te geven uitleg moet worden toegepast, als volgt zijn samen te vatten :

Instelling. Onderwerp. Datum

A 2000/2/12. ARRET du 16 décembre 2002 dans l'affaire A 2000/2

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding in volledig akkoord. Copyright and disclaimer

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

~ A 2009/3/14. Arrest van 23 december 2010 in de zaak A 2009/3 GMBH DAEWOO ELECTRONICS EUROPE. Arrêt du 23 décembre 2010 dans l affaire A 2009/3

Instelling. Onderwerp. Datum

HET BENELUX-GERECHTSHOF. In de zaak A 98/5

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding in gemeen akkoord. Copyright and disclaimer

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. De sociale verzekering voor zelfstandigen, in geval van faillissement. Copyright and disclaimer

Instelling. Onderwerp. Datum

Transcriptie:

Instantie Benelux Gerechtshof Onderwerp Eenvormige Beneluxwet op de merken, gewijzigd bij het Protocol van 2 december 1992, artikelen 6bis en 6ter - Beroep tegen een beslissing van het Benelux-Merkenbureau (BMB), als bedoeld in artikel 6bis, lid 1 - Beoordeling door de rechter in een procedure ingevolge artikel 6ter - Bevoegdheid van de rechter Datum 29 juni 2006 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars - 2009 M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38-9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17 info@mdseminars.be - www.mdseminars.be

ARRÊT du 29 juin 2006 En cause : S.A. D. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES Langue de la procédure: le français ARREST van 29 juni 2006 Inzake : N.V. D. tegen BENELUX MERKENBUREAU Procestaal : Frans

Het BENELUX GERECHTSHOF heeft in de zaak A 2005/3 het volgende arrest gewezen. 1. Bij arrest van 9 juni 2005 heeft het Hof van Beroep te Brussel in de zaak 2002/AR/705 van de naamloze vennootschap D. (verder te noemen: D.), gevestigd te ~, tegen het Benelux Merkenbureau, met zetel in Nederland, 's Gravenhage (verder te noemen: het BMB), een vraag van uitleg van de artikelen 6bis en 6ter van de Eenvormige Beneluxwet op de merken (verder te noemen: de BMW) aan het Hof gesteld overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux Gerechtshof (verder te noemen: het Verdrag). Ten aanzien van de feiten 2. Uit het arrest van het Hof van Beroep te Brussel blijken de navolgende feiten: (a) D. heeft op 6 november 2000 het woord EXECUTIVE voor inschrijving aangeboden bij het BMB als individueel merk voor vervoermiddelen, middelen voor vervoer over land, door de lucht of over het water (waren zoals vermeld in klasse 12). (b) De inschrijving van het teken als merk werd door het BMB geweigerd. Het BMB oordeelde dat het teken elk onderscheidend vermogen, bedoeld in artikel 6bis, lid 1, onder a., van de BMW mist, nu het kon dienen tot aanduiding van de hoedanigheid van de betreffende waren. (c) D. heeft zich bij verzoekschrift gewend tot het Hof van Beroep te Brussel teneinde een bevel tot inschrijving van het depot te verkrijgen. (d) Het Hof van Beroep te Brussel heeft uitspraak gedaan op 9 juni 2005. Het oordeelt dat de inschrijving van het merk niet kon worden geweigerd uitsluitend op basis van de absolute weigeringsgrond van het beschrijvende karakter van het merk. Bij het hof van beroep rees de vraag of de inschrijving van het teken kon worden geweigerd om andere redenen dan de door het BMB aangevoerde weigeringsgrond van het beschrijvend karakter van het teken. Het hof van beroep heeft in dit kader de mogelijkheid onder ogen gezien om ambtshalve een andere absolute weigeringsgrond te bezigen, in het bijzonder de mogelijkheid dat het teken het vereiste onderscheidend vermogen zou missen.

3. Het Hof van Beroep te Brussel besliste iedere nadere beslissing aan te houden totdat het Benelux Gerechtshof uitspraak zal hebben gedaan over de volgende prejudiciële vraag: Dienen de artikelen 6bis en 6ter van de Eenvormige Wet aldus te worden uitgelegd dat deze de rechter, die vaststelt dat het merk niet onder de door het BMB aangevoerde weigeringsgrond valt, noch onder de nieuwe weigeringsgrond die het BMB eventueel in de verzoekschriftprocedure zou hebben aangevoerd, opleggen ambtshalve na te gaan of het merk onder een andere weigeringsgrond valt, zulks om te vermijden dat hij ertoe wordt gebracht de inschrijving van een teken te bevelen, dat niet voldoet aan de criteria van artikel 6bis, lid 1, BMW zoals uitgelegd in het licht van de richtlijn? Ten aanzien van het verloop van het geding 4. Het Hof heeft, overeenkomstig artikel 6, lid 5, van het Verdrag, een voor conform getekend afschrift van het arrest van het Hof van Beroep te Brussel gezonden aan de partijen en aan de Ministers van Justitie van België, Nederland en Luxemburg. 5. De partijen hebben de gelegenheid gekregen schriftelijke opmerkingen te maken over de aan het Hof gestelde vraag. Voor D. heeft mr. T. van Innis, advocaat bij de balie te Brussel, een memorie ingediend. Voor het BMB hebben mr. L. De Gryse, advocaat bij het Hof van Cassatie, en mr. B. Dauwe, advocaat bij de balie te Brussel, een memorie ingediend, waarna mr. T. van Innis nog een memorie van antwoord heeft ingediend. 6. Advocaat generaal Jean François Leclercq heeft op 24 januari 2006 schriftelijk geconcludeerd. Voor D. heeft mr. T. van Innis schriftelijk gereageerd op de conclusie van de advocaat generaal. Ten aanzien van het recht 7. Het antwoord op de vraag wordt gegeven naar de tekst van de BMW zoals die luidde ten tijde van het onderhavige depot op 31 augustus 2000 en derhalve voor de inwerkingtreding op 1 januari 2004 van het Protocol houdende wijziging van de BMW, getekend te Brussel op 11 december 2001.

Artikel 6bis van de BMW, in de versie voor de wijziging bij het Protocol van 11 december 2001, luidt als volgt: 1. Het Benelux Merkenbureau weigert een depot in te schrijven, indien naar zijn oordeel: a. het gedeponeerde teken niet beantwoordt aan de in artikel 1 gegeven omschrijving van een merk, met name wanneer het ieder onderscheidend vermogen in de zin van artikel 6quinquies B, onder 2, van het Verdrag van Parijs mist; b. het depot betrekking heeft op een merk als bedoeld in artikel 4, onder 1, 2 en 7. 2. De weigering om tot inschrijving over te gaan moet het teken dat een merk vormt in zijn geheel betreffen. Zij kan tot een of meer van de waren waarvoor het merk bestemd is worden beperkt. 3. Het Benelux Bureau geeft van zijn voornemen de inschrijving geheel of gedeeltelijk te weigeren, onder opgave van redenen, onverwijld schriftelijk kennis aan de deposant en stelt hem in de gelegenheid hierop binnen een bij uitvoeringsreglement gestelde termijn te antwoorden. 4. Indien de bezwaren van het Benelux Bureau tegen de inschrijving niet binnen de gestelde termijn zijn opgeheven, wordt de inschrijving van het depot geheel of gedeeltelijk geweigerd. Van de weigering geeft het Benelux Bureau onder opgave van redenen onverwijld schriftelijk kennis aan de deposant, onder vermelding van het in artikel 6ter genoemde rechtsmiddel tegen die beslissing. 5. Met de al dan niet gedeeltelijke weigering het depot in te schrijven is het depot geheel of gedeeltelijk nietig. Deze nietigheid treedt eerst in nadat de termijn voor het instellen van het in artikel 6ter bedoelde rechtsmiddel ongebruikt is verstreken dan wel nadat het verzoek om een bevel tot inschrijving te geven onherroepelijk is afgewezen. Volgens artikel 6ter van de BMW, in de versie voor de wijziging bij het Protocol van 11 december 2001, kan de deposant zich binnen twee maanden na de kennisgeving bedoeld in artikel 6bis, lid 4, bij verzoekschrift wenden tot het Hof van Beroep te Brussel, het Gerechtshof te 's Gravenhage of het Cour d'appel te Luxemburg teneinde een bevel tot inschrijving van het depot te verkrijgen.

8. De procedures van de artikelen 6bis en 6ter van de BMW beogen een inhoudelijke toetsing van het gedeponeerde teken aan de in artikel 6bis, lid 1, van de BMW vermelde criteria. Die inhoudelijke toetsing behoort tot de opdracht zowel van het BMB als van de genoemde rechters. De bevoegdheid van de hoven behelst een heroverweging van de beslissing die genomen is door het BMB. Het Hof van Beroep te Brussel, het Gerechtshof te 's Gravenhage of het Cour d'appel te Luxemburg dient te oordelen of het BMB al dan niet terecht de inschrijving heeft geweigerd. Bij die beoordeling kan de rechter geen kennis nemen van aanspraken die buiten de beslissing van het BMB vallen of die niet aan het BMB zijn voorgelegd. 9. De rechter kan slechts dan de inschrijving van het depot bevelen indien hij tot het oordeel komt dat zich geen van de in artikel 6bis van de BMW opgenomen weigeringsgronden voordoet. De absolute weigeringsgrond die het BMB in zijn aanvankelijke beslissing aanhoudt of later voor het hof van beroep laat gelden, is aldus niet de enige grond waarop de rechter zijn oordeel kan laten steunen. 10. Uit een en ander volgt dat wanneer het BMB een inschrijving heeft geweigerd omdat het teken beschrijvend van aard was en die beslissing wordt bestreden, de rechter moet beoordelen of het BMB terecht heeft geweigerd het depot in te schrijven en daartoe tevens ambtshalve in zijn beoordeling moet betrekken of zich enige andere absolute weigeringsgrond voordoet. De rechter zou anders gehouden kunnen zijn de inschrijving van een teken te bevelen dat niet voldoet aan de in artikel 6bis, lid 1, BMW vermelde criteria. De rechter neemt aldus geen kennis van een aanspraak die niet aan het BMB was voorgelegd of buiten de beslissing van het BMB viel. 11. Wanneer de rechter het teken ambtshalve aan een andere absolute weigeringsgrond toetst dan die welke het BMB aanvankelijk heeft aangehouden of later voor het hof van beroep heeft laten gelden, dient hij partijen de gelegenheid te bieden, op de wijze als voorzien in zijn nationale procesrecht, zich over die absolute weigeringsgrond uit te laten.

Ten aanzien van de kosten 12. Het Hof moet, volgens artikel 13 van het Verdrag, de kosten vaststellen welke op de behandeling voor het Hof zijn gevallen, welke kosten omvatten de honoraria van de raadslieden van partijen voor zover zulks in overeenstemming is met de wetgeving van het land waar het bodemgeschil aanhangig is. 13. Krachtens de Belgische wetgeving zijn de honoraria van de raadslieden niet begrepen in de kosten die aan de in het ongelijk gestelde partij in rekening worden gebracht. 14. Op de behandeling voor het Hof zijn geen kosten gevallen. Verklaring voor recht 15. De artikelen 6bis en 6ter, van de BMW moeten aldus worden uitgelegd dat in een procedure ingevolge artikel 6ter van de BMW, de rechter, wanneer hij vaststelt dat het teken niet valt onder de door het BMB aanvankelijk aangevoerde absolute weigeringsgrond omdat het beschrijvend van aard is, dient na te gaan of het teken niet onder een andere absolute weigeringsgrond valt, zoals vermeld in artikel 6bis, eerste lid, van de BMW, met dien verstande dat hij die vraag niet bevestigend mag beantwoorden dan nadat hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich op de wijze als voorzien in het toepasselijke nationale procesrecht uit te laten over die ambtshalve door hem in overweging genomen absolute weigeringsgrond. Aldus gewezen door I. Verougstraete, president, W.J.M. Davids, eerste vice president, J. Jentgen, tweede vice president, G.G. van Erp Taalman Kip Nieuwenkamp, R. Schmit, D.H. Beukenhorst, rechters, E. Waûters, Ph. Echement, A. Wantz, plaatsvervangende rechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting te Brussel, op 29 juni 2006 door de heer I. Verougstraete, voornoemd, in aanwezigheid van de heren J.F. Leclercq, advocaat generaal, en C. Dejonge, waarnemend hoofdgriffier.