Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht (AGV) 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

Vergelijkbare documenten
Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

Communicatie met omgeving/derden over de KRW. Gerard ter Heerdt, Waternet

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

AMSTERDAM Grote Maarsseveense Plas Hollands Ankeveense plassen Kortenhoefse Plassen Badhoevedorp. AMSTELVEEN Ster en Zodden Naarden

Factsheet: NL11_5_4 Terra Nova

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

Kaderrichtlijn Water. Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NLGWSC0004

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Factsheet: NLGW0011. Naam: Zout Rijn-West Code: NLGW0011

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen

Waterkwaliteit KRW, 2015

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

Spiegelplas en Ankeveense plassen

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen

Vermesting in meren en plassen

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Regionale Implementatie KRW

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

Monitoring, maatlatten, toetsen en beoordelen: wat een toestand. Gert van Ee 15 februari 2017

Vermesting in meren en plassen,

Factsheet: NL39_01a Rotteboezem

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem

Koninklijke weg. praagmatisch

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Europese Kaderrichtlijn Water

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Waterbeheerplan HHSK Bijlage 2 - Europese Kaderrichtlijn Water

Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen

gegevens applicatie medewerkers werkafspraken

Factsheet: NL39_01. Deelstroomgebied: Rijn-West Status: Sterk Veranderd

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water

Factsheet: NL35_Boezem Boezem

KRW: stand van zaken, monitoring, doelen, watersysteemanalyses

Provincie Utrecht Provinciaal Waterplan Deelplan KRW Vastgesteld door Provinciale Staten op 23 november 2009

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep

Vermesting in meren en plassen,

deelplan KRW Samen maken we Utrecht mooier

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) Nummer Onderwerp Hoogheemraadschap van Delfland.

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen.

Factsheet: NL43_10 Fliert

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

Water nu en... KRW De Europese. Kaderrichtlijn water. Een grote kans voor. de verbetering van de. waterkwaliteit. en daarmee ook voor de

Factsheet KRW NL90_1 -

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Aanpassing waterbeheerplan hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard; maatregelen Europese Kaderrichtlijn Water

Factsheet: NLGW0019. Naam: Krijt Zuid-Limburg Code: NLGW0019 Stroomgebied: Maas

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0015. Naam: Wadden Rijn-Noord Code: NLGW0015 Stroomgebied: Rijn-Noord

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

Waterkwaliteit verbeteren!

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

In deze bijlage, die een integraal deel uitmaakt van het provinciaal Waterplan, worden de oppervlaktewaterlichamen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ONTWERP KRW-RIVIERENLANDPLAN EINDRAPPORT

Transcriptie:

Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht (AGV) 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Vastgesteld door het Algemeen Bestuur van AGV op donderdag 26 november 2009 De uitvoerende taak van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht wordt verricht door Waternet. Korte Ouderkerkerdijk 7 Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam Telefoon 0900 93 94 Fax 020 608 39 00 www.agv.nl November 2009

November 2009 Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water 2/86

Auteurs: Kees Broks Nico Broodbakker Eva de Bruin Jolanda van Dijk Gerard ter Heerdt Carolien van Gool Maarten Ouboter Met medewerking van: Projectleiders deelgebieden Kirsty Blatter, Fred de Haan, Jaap Hofstra, Winnie Rip, Hilga Sikma, Bart Specken, Anke van der Wal, Rob Ververs, Roswitha van Zon Kernteam KRW Jacques van Alphen, Egbert Baars, Cristel Faber, Arjen Grent, Angelina Hammond, Jorien Hamstra, Eilard Jacobs, Hendrik Kniesmeijer, Job Rook, Esther Spielmann, Rob Vaes En verder Martine Beuken, Mark van Bolhuis, Alice Fermont, Jeanette de Groot, Jack van der Horst, Tim Pelsma, Peter Schaap, Kirsten Vendrig, Jan Willem Voort November 2009 Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water 3/86

November 2009 Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water 4/86

Samenvatting De Kaderrichtlijn Water (KRW) schrijft voor dat in 2015 de chemische en ecologische doelen in grotere wateren (waterlichamen) gehaald moeten zijn. Met goede motivatie is eventuele uitloop hiervoor mogelijk tot 2021 of 2027. Indien noodzakelijk is het mogelijk om de doelen in 2021 te verlagen wanneer blijkt dat deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) zijn. AGV, provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat, terreinbeheerders en ook boeren doen al veel aan de verbetering van de ecologische en chemische kwaliteit. Maar er is nog het nodige te doen de komende jaren. Dit blijkt onder meer uit de resultaten van het meetprogramma dat in 2006 is uitgevoerd; de huidige chemische en ecologische toestand is nog niet in overeenstemming met de doelen. De implementatie van de KRW is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. De KRW gaat uit van een aanpak op het niveau van internationale stroomgebieden. Nederland valt binnen 4 stroomgebieden: de Eems, de Rijn, de Maas en de Schelde. Het beheergebied van AGV valt binnen het stroomgebied van de Rijn-Delta, en wel binnen het deelstroomgebied Rijn-West. Daarbinnen zijn 8 waterschappen, 5 directies van Rijkswaterstaat, 5 provincies en 200 gemeenten actief. Binnen Rijn-West verband is een KRW-organisatie opgezet waarin al deze partijen deelnemen. Hierin is een aanpak in de stappen afgesproken, die ook voor AGV leidend is. De overheden hebben afgesproken dat de waterschappen een trekkersrol hebben in het gebiedsproces en voor de rapportage over de maatregelen voor het KRW-deel dat betrekking heeft op oppervlaktewater. In 2005 is AGV begonnen met de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen, een globale verkenning van doelen, maatregelen en kosten en de uitvoering van het monitoringprogramma. In 2007 en 2008 volgde de detailuitwerking van doelen, maatregelen en kosten per oppervlaktewaterlichaam. Dit heeft geleid tot een aantal resultaten die deels worden vastgelegd in Waterplannen van de provincies en deels in dit KRW-deel van het Waterbeheerplan van AGV. De huidige toestand De beoordeling van de huidige ecologische toestand is gebaseerd op meetgegevens van biologische (fytoplankton, vegetatie, macrofauna en vis) en fysisch-chemische kwaliteitselementen (stikstof, fosfaat, chloride, zuurstofverzadiging, zuurgraad, temperatuur, doorzicht) en overige relevante chemische stoffen. In de KRW systematiek bepaalt de slechtste score van de verschillende soortengroepen de eindscore. Van de 30 waterlichamen in AGV-gebied scoren twaalf ontoereikend en vijf slecht. In dertien waterlichamen is de eindscore matig, waarvan twee waterlichamen goed scoren op de 4 biologische kwaliteitselementen maar niet op alle fysisch-chemische elementen goed scoren. Het Vechtplassengebied scoort over het algemeen beter dan de waterlichamen ten westen van het Amsterdam- Rijnkanaal. In éénderde van het aantal waterlichamen bepaalt de score van macrofauna (mede) de eindscore voor de ecologische toestand. Voor de andere waterlichamen bepaalt afwisselend fytoplankton (algen), vegetatie of vis de score. De oorzaak van deze tamelijk matige score is deels te wijten aan de methodiek; namelijk de slechtste score op de verschillende ecologische maatlatten bepaalt de eindscore. Het is dus niet zo dat een slechte score betekent dat alles slecht is. De goede chemische toestand wordt bepaald door normen die op Europees niveau worden vastgesteld. Het gaat om een lijst van 41 stoffen/stofgroepen in de nieuwe EU richtlijn Prioritaire Stoffen. In 11 van de 30 waterlichamen is een overschrijding van de normen geconstateerd en voldoet de chemische toestand niet. De oorzaak 5/86

hiervan is onbekend; de betreffende stoffen waren hier nog niet eerder gemeten. Een mogelijke verklaring hiervoor zou een artefact in de metingen kunnen zijn. Dit zal via vervolgmetingen worden vastgesteld. Waarom is het zoals het is? De matige ecologische toestand van een groot aantal waterlichamen is in eerste instantie te wijten aan de vaste of tegennatuurlijke waterpeilen en steile (onderwater)oevers. Ook een te hoge belasting met voedingsstoffen (fosfaat) of een te lage draagkracht van het watersysteem om deze voedingsstoffen te kunnen verwerken, heeft een grote invloed op de ecologie. Verder spelen vaak de inrichting en het onderhoud een belangrijke rol. De gebiedsanalyse ( waarom is het zoals het is ) was de belangrijkste sleutel voor het afleiden van effectieve maatregelen om de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. AGV heeft deze analyse uitgevoerd en op basis daarvan maatregelpakketten gemaakt samen met betrokken partners en belangenpartijen in de regio. Bij bijna alle waterlichamen blijken meerdere partijen aan zet te zijn voor het uitvoeren van maatregelen. Maatregelen Voor de periode tot eind 2015 zijn in totaal circa 43 pakketten van uitvoeringsmaatregelen samengesteld, waarvan 13 autonoom (reeds voorgenomen maatregelen). Daarnaast zijn er 11 onderzoekspakketten geformuleerd, waarvan 1 autonoom. Een deel hiervan heeft betrekking op onderzoek naar de uitvoerbaarheid of effectiviteit van specifieke maatregelen, deze kunnen mogelijk na 2015 alsnog tot uitvoeringsmaatregelen leiden. Een ander deel van de onderzoeksmaatregelen is gericht op het verkrijgen van een beter inzicht in waarom het is zoals het is. De belangrijkste maatregelen liggen in iets meer dan de helft van de waterlichamen op het vlak van het terugdringen van de (fosfaat)belasting; in bijna alle waterlichamen betreft het de verbetering van oeverinrichting. Daarnaast gaat het om het opheffen van acht vismigratiebarrières, waarvan één autonoom. Er zijn circa tien maatregelen met relatief hoge kosten en klein effect op KRWdoelen. Deze worden apart genoemd, zijn niet opgenomen in het maatregelenpakket en worden bij de kostenberekening buiten beschouwing gelaten. Verwachte effecten Het bepalen van effecten van maatregelen op de ecologie is en blijft een moeilijke opgave. De verwachting is nu dat door het uitvoeren van de maatregelen zes waterlichamen al in 2015 het goede ecologisch potentieel (GEP) bereiken. In zes andere waterlichamen wordt het GEP op één kwaliteitselement na gehaald, waaronder het Naardermeer waarvoor de Goede Ecologische Toestand (GET) als doel geldt. De verwachting 2015 is inclusief het verwachte effect van de zogenaamde voorwaardelijke KRW-maatregelen, die vóór eind 2015 kunnen worden uitgevoerd als de financiering hiervan haalbaar eerder blijkt te zijn. Wat verder opvalt, is dat de kwaliteit van de vaarten over het algemeen minder goed en minder snel vooruitgaat dan de kwaliteit van de plassen. Dit heeft te maken met de functie van deze wateren (waterafvoer). De snelheid en mate van verbetering hangt uiteraard af van het uitvoeringstempo van de maatregelen, maar ook van de tijd die ecosystemen nodig hebben om te herstellen. De verwachting is dat na uitvoering van de maatregelen die nu voor de periode na 2015 worden voorzien, veel waterlichamen in 2027 het goede ecologische potentieel zullen behalen. Dit geldt ook voor bijna alle waterlichamen in de Natura2000- gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn), waarvan het de bedoeling is dat ze in 2015 volledig hersteld zijn. 6/86

Kosten waterlichamen De extra (all-in-)investeringskosten voor de effectieve KRW-maatregelen (dus bovenop het reguliere zuiveren, rioleren, beheren, baggeren, onderhouden e.d.) voor de 30 waterlichamen bedragen tot 2015 in totaal circa 25 miljoen, voor alle partijen samen. Dit is inclusief geraamde exploitatiekosten over de periode 2010-2015 en exclusief autonome maatregelen. Deze kosten worden gezamenlijk door de KRW-partners gedragen en zijn als volgt verdeeld: - Amstel, Gooi en Vecht ( 13,8 miljoen), - Natuurmonumenten ( 1,0 miljoen), - Staatsbosbeheer ( 0,12 miljoen), - Provincie Noord-Holland ( 2,0 miljoen), - Provincie Utrecht ( 0,67 miljoen), - Gemeente Amsterdam en stadsdelen ( 1,6 miljoen), - Rijk ( 4,8 miljoen, waarvan 2,6 miljoen Rijkssynergiebijdrage), - RWS ( 0,3 miljoen), - SenterNovem (0,9 miljoen). Dit is exclusief de kosten voor eventuele voorwaardelijke KRW-maatregelen, die zo mogelijk ook vóór eind 2015 worden uitgevoerd, als de financiering hiervan haalbaar blijkt te zijn. De hierboven genoemde kosten hoeven niet gelijk te zijn aan de kosten voor de maatregelen waarvoor de betreffende organisatie verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. 7/86

8/86

Inhoud 1 Aanleiding, doel en status van dit plan 11 1.1 Aanleiding 11 1.2 Doel en status van dit plan 11 1.3 Leeswijzer 14 2 Aanpak van de Kaderrichtlijn Water 15 2.1 Aanpak op hoofdlijnen 15 2.2 Participatie en samenwerking 15 3 Waterlichamen en beschermde gebieden 17 3.1 Begrenzing van waterlichamen 17 3.2 Status van waterlichamen 18 3.3 Beschermde gebieden 18 3.4 Resumé 19 4 De huidige ecologische en chemische toestand 20 4.1 Monitoring 20 4.2 Beoordeling huidige ecologische toestand 21 4.3 Verklaring huidige ecologische toestand 23 4.3.1 Resultaten analyse fosfaatbelasting 23 4.3.2 Resultaten analyse ecologische structuur 24 4.3.3 Resultaten analyse ecologische verbindingen 25 4.3.4 Verklaring overschrijding normen overige relevante chemische stoffen 25 4.4 Beoordeling huidige chemische toestand 26 5 De doelen 27 5.1 Goede ecologische toestand en Goed ecologisch potentieel 27 5.2 Hoe zien de doelen er voor ons uit? 28 5.3 Verwachting 2015 30 5.4 Ecologische doelen voor Natura2000-gebied 30 6 Maatregelen om de ecologische en chemische toestand te verbeteren 31 6.1 De selectie van mogelijke maatregelen 31 6.2 Reguliere en autonome maatregelen 34 6.3 Extra maatregelen voor waterlichamen in de periode 2010-2015 34 6.3.1 Onderzoeksmaatregelen 35 6.3.2 Herstel- en inrichting petgaten en legakkers 35 6.3.3 Verminderen van de belasting 36 6.4 Maatregelen voor terugdringen van overige relevante chemische stoffen 36 6.5 Maatregelen chemie 36 6.6 Doorkijk naar maatregelen voor waterlichamen in de periode ná 2015 37 7 Verwachte effecten van maatregelen 39 7.1 Verwachting 2015 39 7.2 Verwachting 2027 41 7.3 Verwachte effecten op Natura2000-doelen 42 7.4 Verwachte effecten op verdroogde gebieden 42 7.5 Verwachte effecten op waterbergingsdoelen (NBW) 42 7.6 Verwachte effecten op drinkwaterdoelen 43 7.7 Verwachte effecten op zwemwaterdoelen 43 7.8 Verwachte effecten op benedenstrooms gelegen wateren (afwenteling) 43 7.9 Effecten van overige ontwikkelingen op ecologie 43 9/86

8 Verantwoordelijkheden en kosten uitvoering 45 8.1 Verantwoordelijken voor de uitvoering en financiering van maatregelen 46 8.2 Kostenverdeling maatregelen voor waterlichamen in periode 2010-2015 47 8.3 Onzekerheden in de kostenberekeningen 47 8.4 Baten 48 8.5 Doorkijk naar kosten voor maatregelen in de periode 2015-2027 48 Referenties 51 BIJLAGEN 53 Bijlage 1 Overzicht bijeenkomsten gebiedsparticipatie 55 Bijlage 2 Kaart waterlichamen 57 Bijlage 3 Kaart meetnet 59 Bijlage 4 Kaarten ecologische toestand 61 Bijlage 5 Kaart visknelpunten 63 Bijlage 6 Landelijke groslijst maatregelcategorieën 65 Bijlage 7 Criteria significante schade en onomkeerbaarheid 68 Bijlage 8 Lage kosteneffectiviteit maatregelen 70 Bijlage 9 Maatregelpakketten per waterlichaam 72 Bijlage 10 Maatregelpakketten per trekker 76 Bijlage 11 Samenvattende maatregeltabellen 80 Bijlage 12 Factsheets per waterlichaam 84 10/86

1 Aanleiding, doel en status van dit plan 1.1 Aanleiding De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is bedoeld om de kwaliteit van het oppervlaktewater in Europa, zowel chemisch als ecologisch, te verbeteren (zie ook kader). In 2015, met een uitloop naar 2027, moet de waterkwaliteit in de grotere wateren, de zogenaamde oppervlaktewaterlichamen, voldoen aan chemische en ecologische doelen. De lidstaten stellen deze grotendeels zelf vast binnen de speelruimte die Europa biedt. De lidstaten hebben tot 2009 de tijd om ecologische doelen te bepalen en maatregelpakketten vast te stellen om de doelen mee te realiseren. De Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water is een Europese wet die sinds december 2000 van kracht is. De KRW maakt een samenhangende Europese aanpak mogelijk om te komen tot schoon oppervlaktewater voor mens en natuur, en tot duurzaam watergebruik. De KRW heeft een verplichtend karakter: in 2015 moeten grotere oppervlaktewateren, de zogenaamde oppervlaktewaterlichamen, in principe voldoen aan chemische en ecologische doelstellingen. Voor prioritaire (gevaarlijke) stoffen zijn normen op Europees niveau vastgesteld. Voor veel andere chemische stoffen worden normen nationaal vastgesteld. De overige doelen worden per waterlichaam door de provincies vastgesteld. Ook grondwater moet voldoen aan chemische normen, en de grondwatervoorraad moet stabiel zijn. Het is onder strikte voorwaarden mogelijk het behalen van de doelen uit te stellen tot 2021 of tot 2027 of om uiteindelijk de doelen te verlagen als deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) blijken te zijn. Dat geldt zowel voor chemische (lager dan de Europese of nationale normen) als voor ecologische doelen. De implementatie van de KRW is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Via gebiedsprocessen zijn de doelen en maatregelen in samenwerking met alle betrokken partijen uitgewerkt. De overheden hebben afgesproken dat de waterschappen hierin een trekkersrol hebben. Daarnaast zijn de waterschappen verantwoordelijk voor de rapportage over de maatregelen voor het KRW-deel dat betrekking heeft op oppervlaktewater. Voor de tijdige uitvoering van KRW-maatregelen, conform dit waterbeheerplan, zijn de betreffende trekkers verantwoordelijk. In het KRW-proces heeft AGV twee petten op: AGV was trekker van het KRW-gebiedsproces: In deze rol heeft AGV een voorstel uitgewerkt voor de begrenzing van waterlichamen en voor specifieke ecologische doelstellingen voor waterlichamen. Tevens is in overleg en samenwerking met betrokken partijen een complete lijst van alle mogelijke maatregelen opgesteld die bijdragen aan verbetering van de ecologische en chemische toestand van de waterlichamen. Daarnaast heeft AGV de gebiedsdiscussie georganiseerd om te komen tot een gedragen maatregel pakket dat vóór eind 2015 kan worden uitgevoerd. AGV is zelf ook één van de partijen in het gebiedsproces: Dat wil zeggen dat AGV verantwoordelijk is voor de uitvoering van een deel van de maatregelen, en daar zelf bestuurlijke afwegingen in maakt. In dit waterbeheerplan staan daarom ook de maatregelen die effectief zijn voor het bereiken van KRWdoelen waar andere organisaties uitvoering aan moeten geven. 1.2 Doel en status van dit plan Het gebiedsproces heeft geleid tot een aantal resultaten die deels worden vastgelegd in Waterplannen van de provincies en deels in het voorliggende KRW-deel van het 11/86

Waterbeheerplan van AGV. Dit betekent dat dit waterbeheerplan ook een deel van de inhoud levert voor de Provinciale Waterplannen en ook het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) Rijndelta. Dit KRW-deel van het Waterbeheerplan (WBP) van AGV inclusief de complete maatregeltabellen, die daar formeel onderdeel van zijn, vormen tezamen de input van AGV voor het eerste SGBP Rijndelta van het Rijk. Het SGBP Rijndelta vormt met de andere SGBP s voor Maas, Schelde en Eems, en de nota Landelijk Beleid tezamen het Nationaal Waterplan (zie onderstaande afbeelding). Tegelijkertijd met dit waterbeheerplan, worden ook de waterbeheerplannen van andere waterschappen, de Provinciale Waterplannen en het Nationaal Waterplan (inclusief de Stroomgebiedbeheerplannen) vastgesteld. 12/86

Voor een volledig beeld van het resultaat van het gebiedsproces, is in dit plan een uitgebreidere beschrijving opgenomen dan het formeel verplichte deel. In onderstaand overzicht is aangegeven welke onderdelen in dit plan zijn beschreven en welke daarvan ook middels dit waterbeheerplan worden vastgesteld. Onderwerp vaststelling in dit waterbeheerplan Provinciaal SGBP Rijndelta Waterplan aanwijzing, status, type en begrenzing X waterlichamen huidige ecologische toestand X X huidige chemische toestand X X doelen, goede ecologische potentieel X fasering maatregelen en verwachting X (haalbaarheid en betaalbaarheid) maatregelen 2010-2015 X verwachting 2015 X kostenraming maatregelen X verantwoordelijkheid voor uitvoering en X financiering van AGV-maatregelen financiële bijdrage van AGV aan niet AGVmaatregelen X Alle informatie die is opgenomen in dit Waterbeheerplan is terug te vinden op de volgende websites: www.krwmaatregelen.nl Deze site is bedoeld om op het niveau van afzonderlijke waterlichamen de KRWmaatregelen aan het Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland door te geven. www.krwdoelen.nl Deze site is bedoeld om op het niveau van afzonderlijke waterlichamen de KRWdoelen en huidige situatie aan het Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland door te geven. www.krwmilieudoelstellingen.nl Op deze site is de status van de waterlichamen, motivering van afgevallen maatregelen en de fasering van het GEP/GET opgenomen. De site is gelinkt aan de KRW doelen site. www.milieuinformatie.nl Op deze site is informatie ten behoeve van de herkarakterisering van de artikel 5 rapportages te vinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om een beoordeling van relevante puntbronnen en diffuse bronnen op het niveau van waterlichamen en een beoordeling van belasting door wateronttrekkingen, waterregulering of hydromorfologie en overige belastingen. 13/86

1.3 Leeswijzer Na dit hoofdstuk met daarin de aanleiding, het doel en de status van het KRW-deel van het Waterbeheerplan, volgt een hoofdstuk over de aanpak van de Kaderrichtlijn Water (H2). In hoofdstuk 3 zijn de waterlichamen en de beschermde gebieden beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een uitgebreide beschrijving van de huidige ecologische en chemische toestand en in hoofdstuk 5 zijn de doelen voor de waterlichamen opgenomen. Hoofdstuk 6 en 7 gaan respectievelijk over de maatregelen om de toestand te verbeteren en over de verwachte effecten van deze maatregelen. In hoofdstuk 8 tot slot is ingegaan op de verantwoordelijkheden en op de kosten. 14/86

2 Aanpak van de Kaderrichtlijn Water 2.1 Aanpak op hoofdlijnen AGV heeft in 2006/2007 de waterlichamen begrensd, in beeld gebracht wat de ecologische en chemische toestand van de waterlichamen is (meetprogramma 2006), geanalyseerd waarom het is zoals het is (watersysteemanalyses) en een voorzet gegeven voor passende maatregelen per waterlichaam. analyse: meetprogramma waarom is het zoals het is planten en dieren huidig vegetatie macrofauna fytoplankton vis fytobenthos toekomst doelen Bij het formuleren van KRW-maatregelen is gezocht naar zoveel mogelijk synergie met maatregelen ter bestrijding van wateroverlast/berging (NBW), verdrogingsbestrijding, en voor het bereiken van zwemwater-, drinkwater- en natuurdoelen in het bijzonder die voor Natura2000-gebieden. Op basis van dit voorwerk is ambtelijk discussie gevoerd met mede-overheden en belangenpartijen, om via een aantal afwegingsstappen te komen tot gezamenlijk gedragen maatregelpakketten (zie ook volgende paragraaf: participatie). In de tweede ronde zijn voor de relevante maatregelen ook kosten en effecten in kaart gebracht en zijn alle maatregelen die AGV vóór 2015 uitvoerbaar acht, voorgelegd aan de organisaties die voor uitvoering moeten zorgen. systeemanalyse omgeving waterkwaliteit (N/P-belasting, Cl, sulfaat etc.) habitatdiversiteit/structuur verbinding maatregelen 2.2 Participatie en samenwerking De KRW gaat uit van een aanpak op het niveau van (deel)stroomgebieden van rivieren. Nederland valt binnen 4 stroomgebieden, die van de Eems, de Rijn, de Maas en de Schelde. Het beheergebied van AGV valt binnen het (deel)stroomgebied van de Rijndelta, en daarbinnen het deelstroomgebied Rijn-West. Binnen Rijn-West zijn 8 waterschappen, 5 directies van Rijkswaterstaat, 5 provincies en 200 gemeenten actief. In Rijn-West-verband is een KRW-organisatie opgezet waarin al deze partijen deelnemen. Hierin is een aanpak in de stappen afgesproken, die ook voor AGV leidend is. Die stappen zijn: 1 Begrenzing van oppervlaktewaterlichamen; 2 Een globale verkenning van doelen, maatregelen en kosten per waterschapsgebied; 3 Uitvoering van een monitoringprogramma; 4 Detailuitwerking van doelen, maatregelen en kosten per oppervlaktewaterlichaam; 5 Gelijktijdig opnemen van doelen en maatregelen in beleidsplannen van Rijk (Stroomgebiedbeheerplan Rijndelta), provincies (Provinciale Waterplannen) en waterschappen (Waterbeheerplannen). Voor gemeentemaatregelen volstaan aanvullende raadsbesluiten; 6 Uitvoering van maatregelen, en het realiseren van doelen vóór eind 2015, met mogelijkheid van uitstel tot maximaal 2027 en tot eventuele doelverlaging in 2021; 7 Bijsturing is elke 6 jaar mogelijk in een volgend Stroomgebiedbeheerplan (2015, 2021). Participatie en samenwerking staan centraal in het KRW-proces. Voor het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater is het 15/86

belangrijk om ambities, maatregelen, beheer en onderhoud, beleidsplannen en regelgeving van de verschillende partijen op elkaar af te stemmen en om draagvlak te hebben in de samenleving. AGV heeft de detailuitwerking uitgevoerd in samenwerking met gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat (die ook een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering), buurwaterschappen, terreinbeheerders en -gebruikers, belangengroepen. AGV heeft deelgenomen aan de intensieve afstemming binnen het deelstroomgebied Rijn-West. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de daartoe belegde bijeenkomsten. 16/86

3 Waterlichamen en beschermde gebieden 3.1 Begrenzing van waterlichamen De KRW vraagt de lidstaten om waterlichamen aan te wijzen en deze vervolgens in te delen naar watertype en status. De aanwijzing is gebaseerd op de volgende drie uitgangspunten: - alle wateren groter dan 50 hectare: met name plassen, meren en boezemwateren; - hoofdwatergangen in polders met een achterliggend afvoergebied van meer dan 10 km 2 ; - waterrijke gebieden van minimaal 250 hectare met een percentage open water van 20% of meer. In totaal zijn in het AGV-gebied 30 waterlichamen aangewezen (zie kaart en bijlage 2). Voor de typering van waterlichamen maakt de KRW onderscheid in meren, rivieren, overgangswateren en kustwateren. In Nederland is deze typering verder onderverdeeld, zodat deze goed aansluit op de situatie in ons land. In AGV-gebied komen de volgende watertypen voor: - matig grote diep gebufferde meren (8 waterlichamen), - matig grote ondiepe laagveenplassen ( 8), - ondiepe gebufferde plassen (1), - zwak brakke wateren (2), - laagveenvaarten en kanalen (7), - grote ondiepe kanalen met scheepvaart (3), - en grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart (1). 17/86

3.2 Status van waterlichamen Voor het bepalen van de ecologische doelstellingen (hoofdstuk 5) is, behalve het watertype, ook de status van een waterlichaam relevant. De status is bepaald aan de hand van de toestand en oorsprong van vorm en inrichting van de wateren. Deze zogenoemde hydromorfologie kan (vrijwel) ongewijzigd, sterk veranderd of kunstmatig zijn. Een waterlichaam is kunstmatig wanneer het door mensenhanden is ontstaan op een plek waar voorheen geen water aanwezig was. Het betreft het merendeel van de waterlichamen in AGV-gebied: 27 van de 30 waterlichamen hebben de status kunstmatig. De rivieren van de Amstellandboezem en Vecht hebben door menselijke ingrepen niet meer de oorspronkelijke morfologie. Ze zijn daarom als sterk veranderd aangemerkt. Deze rivieren zijn namelijk in het verleden aangepast voor een betere ontwatering (landbouw) en snellere waterafvoer (landbouw en stedelijk gebied) en voor bescherming tegen overstromingen en de scheepvaart morfologisch sterk veranderd door de aanleg van dijken, sluizen, afsluitingen, bochtafsnijdingen, etc. Aan het Naardermeer is de status natuurlijk toegekend. Het uitgangspunt is dat de doelen zoals die voor een natuurlijk water gelden, hier gehaald kunnen worden. Dit ondanks wijzigingen in de hydromorfologie en inrichting (mislukte droogmaking, slotenpatronen). Het Naardermeer is daarmee uniek in zijn soort. In het Nederlandse deel van de Rijndelta hebben slechts twee andere waterlichamen een natuurlijke status: de Waddenzee en de Waddenzeekust (beide kustwateren). 3.3 Beschermde gebieden Een aantal waterlichamen hebben bijzondere bescherming vanwege Europese regelgeving 1. De beschermde gebieden zijn relevant in het kader van de KRW omdat de doelen voor deze beschermde gebieden vaak (grotendeels) afhankelijk zijn van de waterkwaliteit. 1 Het gaat om de volgende EU-richtlijnen: Nitraatrichtlijn (91/676/EEG), Richtlijn Stedelijk Afvalwater (91/271/EEG), Vogelrichtlijn (79/409/EEG), Habitatrichtlijn (92/43/EEG), Schelpdierwaterrichtlijn (79/923/EEG), Viswaterrichtlijn (78/659/EEG) en de Zwemwaterrichtlijn (76/160/EEG). 18/86

3.4 Resumé In onderstaande tabel zijn de benamingen van de waterlichamen, de status en het type weergegeven. In de laatste drie kolommen is aangegeven of het waterlichaam samenvalt met een beschermd gebied: - een drinkwaterbron (D); dit betreft twee waterlichamen; - een Natura2000-gebied (N); dit zijn Botshol (N1), de Oostelijke Vechtplassen (N2) en het Naardermeer (N3); al deze Natura2000-gebieden, die 14 van de 30 waterlichamen omvatten, zijn ook aangemerkt als zogenaamd TOP-gebied verdroging ; - een zwemwaterlocatie (Z); in 8 waterlichamen bevinden zich één of meer zwemwaterlocaties, er zijn twee zwemwaterlocaties die geen onderdeel uitmaken van waterlichamen en deze vallen daarmee buiten het kader van dit plan. Naam Omschrijving Type Status Codering D N Z Amstellandboezem Grote ondiepe kanalen met scheepvaart M6b Sterk veranderd NL11_1_1 Botshol Zwak brakke wateren M30 Kunstmatig NL11_7_1 N1 Gaasperplas Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_2 Z Grote Maarsseveense Plas Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_8 N2 Z Hollands Ankeveense plassen Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_6_2 N2 Kortenhoefse Plassen Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_6_4 N2 Loenderveen Oost Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_5_3 D N2 Loosdrechtse Plassen Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_5_1 N2 Z Molenpolder en Tienhovense Plassen Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_6_5 N2 Naardermeer Ondiepe gebufferde plassen M14 Natuurlijk NL11_4_1 N3 Noorder IJplas Zwak brakke wateren M30 Kunstmatig NL11_7_2 Ouderkerkerplas Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_3 Z Sloterplas Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_1 Z Spiegelplas Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_6 N2 Z Ster en Zodden Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_6_1 N2 Stichts Ankeveense Plassen Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_6_3 N2 Terra Nova Matig grote ondiepe laagveenplassen M27 Kunstmatig NL11_5_4 N2 Tussenboezem Vinkeveen a Laagveen vaarten en kanalen M10 Kunstmatig NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen b Laagveen vaarten en kanalen M10 Kunstmatig NL11_8_2 Vaarten Amsterdam Grote ondiepe kanalen met scheepvaart M6b Kunstmatig NL11_2_1 Vaarten Groot Mijdrecht Laagveen vaarten en kanalen M10 Kunstmatig NL11_2_7 Vaarten Ronde Hoep Laagveen vaarten en kanalen M10 Kunstmatig NL11_2_5 Vaarten Ronde Venen Laagveen vaarten en kanalen M10 Kunstmatig NL11_2_3 Vaarten Vechtstreek Grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart M6a Kunstmatig NL11_2_2 Vaarten Westeramstel Laagveen vaarten en kanalen M10 Kunstmatig NL11_2_6 Vaarten Zevenhoven Laagveen vaarten en kanalen M10 Kunstmatig NL11_2_4 Vecht Grote diepe kanalen met scheepvaart M7b Sterk veranderd NL11_1_2 Vinkeveense Plassen Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_4 Z Waterleidingplas Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_9 D N2 Wijde Blik Matig grote diepe gebufferde meren M20 Kunstmatig NL11_3_7 N2 Z 19/86

4 De huidige ecologische en chemische toestand 4.1 Monitoring Om de huidige ecologische en chemische toestand te kunnen bepalen, zijn op verschillende schaalniveaus meetnetten samengesteld. Middels een landelijk traject zijn afspraken gemaakt over hoe de meetnetten worden opgebouwd en hoe er wordt gerapporteerd aan Brussel. De KRW onderscheidt drie soorten monitoring: - Toestand-en-trend (T&T) monitoring: om de algemene toestand van het (deel)stroomgebied te beoordelen en veranderingen hierin te kunnen signaleren (enkele punten in Nederland). - Operationele monitoring (OM) : in alle waterlichamen die het gevaar lopen de gewenste toestand in 2015 niet te bereiken om te beoordelen of de maatregelenpakketten het gewenste effect tot gevolg hebben. - Monitoring voor nader onderzoek (NO): wanneer onduidelijk is waarom de gewenste toestand niet kan worden bereikt om informatie te verschaffen over te nemen adequate maatregelenpakketten (nog niet uitgewerkt). Bovenstaande meetnetten zijn onderdeel van de verplichte rapportage richting Brussel. Het verplichte meetnet is niet gebruikt in de detailanalyse van de waterlichamen, aangezien dit meetnet op hoofdlijnen rapporteert en geen detailinformatie verschaft over de afzonderlijke waterlichamen. Om de doelen en maatregelen in AGV-gebied te bepalen, is de uitgebreide ecologische monitoring van 2006 gebruikt. Hierbij zijn per waterlichaam alle kwaliteitselementen in beeld gebracht. Deze data wordt ook gebruikt om het OM meetnet te evalueren en zonodig bij te stellen. Meetnet Toestand en Trend (T&T) Landelijk is afgesproken om in de rijkswateren de T&T chemie (prioritaire stoffen) te meten. De 30 AGV waterlichamen zijn als volgt gekoppeld aan een meetpunt van Rijkswaterstaat: - RWS meetpunt IJmuiden/Noordzeekanaal : Noorder IJplas. - RWS meetpunt Markermeer Midden: Vecht, Naardermeer, Vaarten s-graveland, Vaarten Amsterdam, Stichts en Hollands Ankeveen & Spiegelplas. - RWS meetpunt Nieuwegein (Lek/Merwedekanaal): Alle overige waterlichamen. In geval er in een waterlichaam ook Operationele Monitoring loopt (zie hieronder), gaan de resultaten daaruit voor op de T&T informatie. Voor de T&T ecologie zijn op Rijn-West niveau enkele waterlichamen geselecteerd die een bepaald watertype vertegenwoordigen. Zo ligt bijvoorbeeld een T&T ecologie meetpunt in de vaarten Ronde Hoep (watertype sloten M10). De resultaten van deze monitoring worden gekoppeld aan alle watertypes M10 binnen Rijn-West. Meetnet Operationele Monitoring (OM) Voor het chemische spoor is een probleemstoffenanalyse uitgevoerd door screening van de meetgegevens uit de periode 2000 tot en met 2005. Hieruit zijn in eerste instantie in 11 waterlichamen probleemstoffen voor AGV naar voren gekomen. Deze 11 waterlichamen zijn opgenomen in het meetnet Operationele Monitoring (OM) van Waternet. De toetsing en beoordeling van de chemische toestand in deze 11 waterlichamen is gebaseerd op gegevens van dit OM-meetnet, en voor de overige 19 waterlichamen op gegevens van het T&T-meetnet. Monitoring nader onderzoek (NO) Met de huidige kennis is er vanuit gegaan dat de gewenste toestand overal bereikt wordt en dat de maatregelenpakketten adequaat zijn. Daarom is er nog geen meetnet voor NO opgesteld. 20/86

Om de maatregelen te kunnen volgen en het effect te kunnen bepalen is het ontwikkelen van een volg- en stuursysteem noodzakelijk. In dit systeem wordt de actuele situatie beschreven, het moment waarop maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd zijn, de abiotische parameters (zoals peil, waterkwaliteit, talud etc.) waarop dit invloed heeft, met daarbij de verwachting van hun verandering. Vervolgens wordt gemonitord of deze verwachting met de maatregelen vervuld wordt. Zonodig kan worden bijgestuurd. Het is immers goed denkbaar dat de praktijk toch weerbarstiger blijkt dan gedacht. Als aan de abiotische randvoorwaarden voldaan is, is het relevant om te zien of de ecologie reageert zoals verwacht. Deze hele boekhouding speelt ook een belangrijke rol bij de rapportage naar Brussel. 4.2 Beoordeling huidige ecologische toestand De beoordeling van de huidige ecologische toestand is gebaseerd op meetgegevens van biologische en fysisch-chemische kwaliteitselementen en overige relevante chemische stoffen. Bij de biologische kwaliteitselementen gaat het om fytoplankton, vegetatie, macrofauna en vis. Voorbeelden van fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn stikstof, fosfaat, chloride, zuurstofverzadiging, zuurgraad, temperatuur en doorzicht. Voor het beoordelen van de ecologische toestand zijn maatlatten ontwikkeld. Voor ieder kwaliteitselement is een maatlat beschikbaar waarop de ecologische toestand uitgedrukt kan worden in een waarde (score op de maatlat). De maatlat loopt van 0 tot 1 en de bijbehorende klassenindeling loopt van slecht (rood) naar ontoereikend (oranje) naar matig (geel) naar goed (groen). De fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn alleen bepalend voor de eindscore als een waterlichaam op alle vier de biologische kwaliteitselementen goed scoort. De eindscore is dan eveneens goed als alle fysisch-chemische elementen ook goed scoren. Zo niet, dan verlaagt dit de eindscore naar matig. Verder zijn de fysischchemische elementen gebruikt om afwijkingen in de ecologie te verklaren en om maatregelen te formuleren. De fysisch-chemische elementen zijn opgenomen in de factsheets per waterlichaam (bijlage 12). Tot de overige relevante chemische stoffen behoren stoffen als koper en zink en een aantal bestrijdingsmiddelen. De normen hiervoor zijn als richtwaarden opgenomen in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water 2009 (zie ook onderstaand kader). Overige relevante chemische stoffen Onder overige relevante chemische stoffen, vallen alle stoffen die het bereiken van een goede toestand in de weg kunnen staan. De KRW spreekt over stoffen die in significante hoeveelheden worden geloosd, maar waarvoor geen norm door de EU is vastgesteld. Hieronder vallen tenminste de stoffen (waaronder werkzame stoffen van bestrijdingsmiddelen) waarvoor de normen zijn vastgelegd in de Ministeriële Regeling van 2004. Voor alle overige verontreinigende stoffen uit de Ministeriële Regeling van 2004 worden de normen herzien volgens de afgesproken Europese methodiek. Voor zover normen volgens deze KRW-methodiek nog niet zijn afgeleid, blijft de norm uit de Ministeriële Regeling van 2004 van kracht. Daarnaast zijn binnen de internationale stroomgebiedcommissies ook overige relevante stoffen geselecteerd, de zogenaamde stroomgebiedrelevante stoffen. Binnen de internationale stroomgebiedcommissie van de Rijn zijn 15 stroomgebiedrelevante stoffen geselecteerd. Alle genoemde normen zullen voor waterlichamen als richtwaarden worden vastgelegd in de AmvB Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water 2009 (ook wel de AMvB doelstellingen KRW genoemd), die gekoppeld is aan de Wet milieubeheer. Hierin zijn de normen voor enkele honderden stoffen opgenomen. 21/86

Beoordeling biologische kwaliteitselementen In onderstaande tabel zijn de beoordelingen van de ecologische toestand voor fytoplankton, vegetatie, macrofauna en vis weergegeven. De meest rechtse kolom bevat de eindscore voor het waterlichaam. In de KRW systematiek bepaalt de slechtste score van de verschillende soortengroepen de eindscore. In de laatste kolom is tevens aangegeven welke van de vier soortengroepen de beperkende factor is (die daarmee de eindscore bepaalt). Factsheets In de factsheets wordt in één beknopt overzicht per waterlichaam een totaal beeld gegeven van de huidige toestand, de voorgenomen maatregelen in de periode tot eind 2015 met doorkijk naar de periode ná 2015, met de kosten en effecten hiervan op de stuurparameters, en het verwachte doelbereik in 2015. (Rood=slecht; oranje=ontoereikend; ggeeeel ll==maati iigg; groen=goed; *=inschatting; leeg = geen data) huidige toestand waterlichaam Fyto Macro Veg Vis Eindscore Amstellandboezem Fyto Botshol Macro Gaasperplas Macro Grote Maarsseveense Plas chemie Hollands Ankeveense Plassen Vis Kortenhoefse Plassen Veg Loenderveen Oost Veg* Loosdrechtse Plassen Vis Molenpolder en Tienhovense Plassen chemie Naardermeer (t.o.v. GET) Vis Noorder IJplas Veg Ouderkerkerplas Veg Sloterplas Veg Spiegelplas Macro Ster en Zodden Fyto Stichts Ankeveense Plassen Veg Terra Nova Macro* Tussenboezem Vinkeveen a Macro Tussenboezem Vinkeveen b Fyto Vaarten Amsterdam Vis Vaarten Groot Mijdrecht Macro Vaarten Ronde Hoep Macro Vaarten Ronde Venen Macro Vaarten Vechtstreek Fyto Vaarten Westeramstel Macro Vaarten Zevenhoven Fyto Vecht Veg Vinkeveense Plassen Macro Waterleidingplas Vis* Wijde Blik Fyto Een éénmalige meting op een beperkt aantal locaties heeft zo zijn beperkingen. En natuurlijk heeft ook de vertaling van de ecologische toestand via metingen naar een score op KRW-maatlatten zijn tekortkomingen. Zo kunnen de maatlatten ongevoelig zijn voor het ontbreken of juist vóórkomen van bepaalde (on)gewenste soorten en geeft een goede score op de maatlat geen uitsluitsel over de conditie van de soorten of de leeftijdsopbouw van bijvoorbeeld een vispopulatie. Toch geeft deze meetronde en de vertaling naar de scores op de maatlatten een goede eerste indruk van de huidige toestand, die overeenkomt met het beeld dat AGV heeft van de waterlichamen. Uit de tabel blijkt dat de ecologische toestand in ruim éénderde van de waterlichamen ontoereikend scoort. Slechts vijf waterlichamen scoren slecht. Alle overige waterlichamen scoren matig. De Grote Maarsseveense plas en de 22/86

veenplassen Molenpolder en Tienhoven scoren nu al goed op de biologische kwaliteitselementen, maar vanwege de beoordeling op de fysisch-chemische elementen (zie bijlage 12) is de eindscore matig. Het Vechtplassengebied scoort over het algemeen beter dan de waterlichamen aan de westkant van het Amsterdam- Rijnkanaal. In éénderde van het aantal waterlichamen bepaalt de score van macrofauna (mede) de eindscore voor de ecologische toestand. Voor de andere waterlichamen bepaalt afwisselend fytoplankton (algen), vegetatie of vis de score. De visstand in het beheergebied van AGV scoort op de KRW-maatlatten over het algemeen matig tot goed. Beoordeling overige relevante chemische stoffen In onderstaande tabel is aangegeven in welke waterlichamen nog een overschrijding van normen voor overige relevantie chemische stoffen is geconstateerd. Waterlichaam Amstellandboezem Botshol Gaasperplas Ouderkerkerplas Sloterplas Vaarten Amsterdam Vaarten Vechtstreek Vaarten Zevenhoven Vecht Vinkeveense Plassen Stoffen die niet voldoen Koper, Carbendazim, Pirimicarb, Propoxur Koper, Zink Koper, Zink Koper Koper Koper, Zink Koper, Zink Diazinon, Heptenofos, Propoxur Koper, Zink, Propoxur Koper In negen van de 30 waterlichamen wordt de norm voor koper overschreden en in vijf waterlichamen de norm voor zink. Mogelijke bronnen van koper zijn: rioolwaterzuiveringinrichtingen (rwzi s), landbouw en bovenleidingen van trein/tram, en van zink: rwzi s (vanuit zinken daken of gevels en autobanden) en landbouw. In drie waterlichamen is er mogelijk een probleem met propoxur. De rapportagegrens van propoxur ligt hoger dan de norm, waardoor er niet met zekerheid te zeggen is of er een probleem is. Propoxur kan afkomstig zijn vanuit rwzi s (insectenbestrijding bij particulieren) of landbouw (verboden in landbouw). Verder zijn in de Amstelboezem overschrijdingen van de norm voor Carbendazim (afkomstig van fruitteelt en bloembollen) en Pirimicarb (insecticide) bronnen onbekend) en in de Vaarten Zevenhoven voor Diazinon en Heptenofos geconstateerd (beide verboden bestrijdingsmiddelen). 4.3 Verklaring huidige ecologische toestand Om de ecologische toestand te kunnen verbeteren, is het van belang een goed begrip te hebben van het waarom van de huidige situatie. Vooral bepalend zijn systeemkenmerken als peilfluctuatie, oeverinrichting, stroming, trekgelegenheid voor vis en de fosfaatbelasting. 4.3.1 Resultaten analyse fosfaatbelasting De fosfaatbelasting mag volgens de KRW het halen van de ecologische doelen niet in de weg staan. Als de fosfaatbelasting te hoog is, wordt het water troebel door algenbloei of kan er een probleem met kroos ontstaan. Daardoor gaan vegetatie, macrofauna en visstand ook achteruit. Het in beeld brengen van de fosfaatbelasting en de bronnen van fosfaat vormt een belangrijk onderdeel van de watersysteemanalyse. Deze informatie is nodig om te kunnen bepalen of maatregelen om fosfaat terug te dringen zinvol zijn (zie ook kader toelichting op maatregelstrategie in hoofdstuk 6). Boven een zekere kritische grens is herstel van de natuurwaarden niet goed mogelijk. 23/86

Op de kaart hiernaast is te zien in welke gebieden de fosfaatbelasting boven, onder of rond de kritische belasting ligt. Onderstaand kader geeft een toelichting op de afleiding van deze kaart. Voor de witte gebieden op de kaart zijn geen water- en stoffenbalansen beschikbaar. Uit het kaartbeeld blijkt in welke polders het zinvol kan zijn om de fosfaatbelasting terug te dringen en/of de draagkracht te vergroten. Dit hangt natuurlijk ook samen met de fosfaatbronnen en welke mogelijke maatregelen realistisch zijn. achtergrondbelasting > kritische belasting fosfaatbelasting > kritische belasting fosfaatbelasting ~ kritische belasting fosfaatbelasting < kritische belasting Vooralsnog is het uitgangspunt dat in de meeste diepe polders de (natuurlijke) achtergrondbelasting met fosfaat zo hoog is, dat maatregelen op dit vlak niet zinvol zijn. De grootste kansen liggen in de gele gebieden waar de fosfaatbelasting niet ver boven de kritische belasting ligt. De kaart is afgeleid uit een analyse van de fosfaatbelasting en de kritische belasting. De fosfaatbelasting is ontleend aan het model Nutricalc (Alterra), dat het verband legt tussen enerzijds de grondwatertrap, bodemgebruik en bodemtype en anderzijds de te verwachten fosfaatafspoeling in kg/ha/jaar. Daarnaast zijn belastingen voortkomend uit het peilbeheer in beeld gebracht (door mobilisatie van fosfaat uit veengrond). De belastingen zijn vertaald in een belasting per vierkante meter ontvangend oppervlaktewater op basis van een per gebied representatief percentage open water. De kritische belasting is afgeleid met de modellen uit het proefschrift van Jan Janse. waarin de geschatte kritische belasting is uitgedrukt in mg/m2 water/dag in als functie van diepte, verblijftijd en bodemtype. Hoewel beide analyses van fosfaatbelasting en kritische belasting onzekerheden kennen, geeft de kaart een goede indruk van de mate waarin fosfaat beperkend is voor een goede ecologische ontwikkeling. 4.3.2 Resultaten analyse ecologische structuur Voldoende ecologische structuur is eveneens een belangrijke randvoorwaarde voor een gezond ecosysteem. Onder voldoende ecologische structuur wordt verstaan: een voldoende groot deel van het waterlichaam waarin een goed ontwikkelde vegetatie mogelijk is met variatie in de leefomgeving van soorten, zodat er genoeg ruimte is voor dieren om te schuilen, te paaien, overwinteren, broeden, etc. De ecologische structuur wordt voor een groot deel bepaald door het peilbeheer en door de steilheid van het onderwatertalud. In de zone tussen het, normaal gesproken (natuurlijke), hoge winterpeil en lage zomerpeil en bij oeverzones met een flauw onderwatertalud, komt de meest gevarieerde oevervegetatie voor. In kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen met een relatief vast peil of een steil aflopende onderwateroever is de ruimte voor de gewenste structuur dan ook gering. Uit de KRW detailanalyse is naar voren gekomen dat minder dan 10% van de oevers langs de boezem de gewenste structuur biedt. Er zijn echter grote verschillen tussen verschillende boezemwateren. Zo scoort de Vecht, als gevolg van de uitvoering van het Restauratieplan Vecht, met circa 20% relatief goed. Bij de plassen zijn de verschillen eveneens groot. De Vechtplassen scoren veel beter dan de grote plassen rond Amsterdam. De sloten en hoofdwatergangen bevatten over het algemeen te weinig ruimte voor de voor een goede ecologische toestand gewenste structuur. 24/86

Door aanpassingen van de inrichting en het beheer kan de structuur worden verbeterd (ruimte vergroot), waardoor de score op de maatlatten voor vegetatie, vis en macrofauna eveneens zal verbeteren. Uit de analyse van de ecologische structuur is ook duidelijk geworden waar kansrijke en kansarme gebieden liggen. Zo zijn veel boezemwateren ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal erg krap gedimensioneerd, waardoor er geen ruimte is om brede oeverzones aan te leggen. Daarnaast vormt de recreatievaart in veel boezemwateren een belangrijke beperkende factor op de ontwikkeling van een goede oeverzone. In veel meren en plassen kan de structuur verbeterd worden door de aanleg van natuurvriendelijke oevers (plassen rond Amsterdam) en door een beter beheer van legakkers, waarbij bomen verwijderd worden zodat water- en oeverplanten kunnen terugkomen (Vechtplassengebied). Bij sloten en hoofdwatergangen is veel winst te behalen met stimulering van de aanleg van natuurvriendelijke oevers en na herinrichting ook met meer op de ecologie afgestemd maai- en baggerbeheer. Ook natuurvriendelijk ingerichte en onderhouden zones kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de ecologie (macrofauna en vis). 4.3.3 Resultaten analyse ecologische verbindingen Veel vissoorten vertonen in het voor- en najaar trekgedrag. Het verbeteren van de trekmogelijkheden tussen boezem en polderwateren zal bijdragen aan de verdere ontwikkeling van een gezondere visstand. Het beheergebied van AGV heeft (potentieel) ook een belangrijke functie voor de visstand en vismigratie in het IJsselmeergebied en het Noordzeekanaal. De knelpunten voor een goede visstand hebben meestal betrekking op: - waterkwaliteit: zuurstofgehalte, eutrofiëringproblematiek en afwezigheid waterplanten; - inrichting en structuur: mogelijkheden om te kunnen leven, paaien, op te groeien, eten/schuilen en om te overwinteren; - bereikbaarheid: kunnen vissen de paai-, opgroei- en overwinteringsplekken bereiken en is migratie en uitwisseling tussen gebieden mogelijk. Voor het beheergebied van AGV is in beeld gebracht welke kunstwerken in welke peilgebieden met de hoogste prioriteit vispasseerbaar gemaakt zouden moeten worden. In bijlage 5 zijn 35 knelpunten aangegeven. Vijftien van deze knelpunten hebben betrekking op een waterlichaam en zijn daarom relevant om als KRWmaatregelen te worden opgepakt. 4.3.4 Verklaring overschrijding normen overige relevante chemische stoffen Om er achter te komen wat de belangrijkste oorzaken zijn van de problemen met de overige relevante chemische stoffen (zie 4.2) heeft AGV een bronnenstudie laten uitvoeren. Met name koper en mogelijk propoxur vormen een probleem in het AGVgebied. De belangrijkste bronnen van koper zijn regenwaterriolen en rwzi s en verkeer en vervoer. Propoxur is afkomstig vanuit de landbouw en wordt voornamelijk toegepast in de fruitteelt. Zink is in vijf waterlichamen een probleem. Dit probleem wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door regenwaterriolen, rwzi s en uitspoeling vanuit landbouw. Voor de bestrijdingsmiddelen zal door meerdere metingen op meerdere punten duidelijk moeten worden of de geconstateerde overschrijdingen incidenteel of structureel zijn. Op dit moment zijn 3 waterlichamen in beeld voor bestrijdingsmiddelen. Vermoedelijk worden deze stoffen via gemalen uit lager gelegen gebieden uitgemalen op de boezem. 25/86

4.4 Beoordeling huidige chemische toestand De goede chemische toestand wordt bepaald door normen die op Europees niveau worden vastgesteld. Het gaat om een lijst van 41 stoffen/stofgroepen in de nieuwe EU richtlijn Prioritaire Stoffen. Het betreft 33 prioritaire (gevaarlijke) stoffen en 8 stoffen uit andere EU richtlijnen. Van de prioritaire stoffen zijn er 13 aangemerkt als prioritair gevaarlijk. Voor alle 33 prioritaire stoffen geeft de richtlijn naast de (jaargemiddelde) milieukwaliteitsnorm ook de maximaal aanvaardbare concentraties. Voor de prioritaire stoffen met een EU-norm zijn er eigenlijk 2 normen: een gewone norm die via jaarmiddeling wordt getoetst en een Maximale Aanvaardbare Concentratie norm (MAC) die geen enkele van de metingen mag overschrijden. De Europees vastgestelde normen voor de goede chemische toestand gelden voor alle waterlichamen. In 2015 moet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor de prioritaire stoffen worden voldaan. Wanneer dit in 2015 niet kan worden gehaald, biedt de KRW de mogelijkheid om te faseren in de tijd en/of de doelstellingen aan te passen voor de betreffende waterlichamen. Daarnaast moet Nederland maatregelen nemen om de verontreiniging door prioritaire stoffen geleidelijk te verminderen en voor de prioritair gevaarlijke stoffen de emissies, lozingen of verliezen te stoppen of geleidelijk te beëindigen. In de 11 waterlichamen volgens het OM-meetnet van Waternet blijken de drie prioritaire stoffen Cadmium, Tributyltin en Kwik de MAC waarde te overschrijden (zie tabel). Deze overschrijdingen zijn gebaseerd op metingen uit het rapportagejaar 2006. Een incidentele overschrijding van de MAC waarden kan niet worden gemiddeld in ruimte of tijd met andere metingen, dus moet als overschrijding van de norm worden meegenomen. De gewone norm, waarbij dus wel middeling in ruimte en tijd mag plaatsvinden, wordt nergens overschreden. Uit de probleemstoffenanalyse Waterlichaam 1 e stof 2 e stof Amstelboezem Cadmium Tributyltin Botshol Cadmium Kwik Ster en Zodden Cadmium - Gaasperplas Cadmium - Loosdrechtse Plassen Cadmium Tributyltin Ouderkerkerplas Cadmium - Sloterplas Cadmium Kwik Tienhovense Plassen Cadmium - Vaarten Vechtstreek Cadmium - Vecht Cadmium Tributyltin Vinkeveense Plassen Cadmium Tributyltin volgde niet dat Cadmium of Kwik een probleemstof zou vormen. Deze stoffen waren nog niet eerder op deze plekken gemeten. Een mogelijke verklaring voor deze overschrijdingen zou een artefact in de metingen kunnen zijn. Dit zal via vervolgmetingen worden vastgesteld. Wat betreft Tributyltin is duidelijk dat het gaat om waterlichamen met intensieve (recreatie)vaart. Deze stof zat in verf die gebruikt werd om de aangroei van algen en zeepokken op scheepsrompen tegen te gaan (anti-fouling). 26/86