CORRECTIONELE RECHTBANK VAN BRUGGE. 19 JUNI 2007, 14 de KAMER



Vergelijkbare documenten
Correctionele rechtbank van Antwerpen, 5 januari 2016, AC4 kamer

CORRECTIONELE RECHTBANK DENDERMONDE 13 FEBRUARI 2007, 19 de kamer

HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER

VONNIS. TEGEN: De zich noemende W.D. ( ), volgens eigen verklaring geboren te Freetown (Sierra Leone),

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT. 31 DECEMBER 2001, 14de KAMER. Verdacht van op de hierna vermelde plaatsen en op de hierna vermelde tijdstippen:

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 5 januari 2016, AC4 kamer

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL. 20 JUNI 2007, 51 e KAMER

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 1 maart 2016, AC4 kamer

RECHTBANK EERSTE AANLEG ANTWERPEN AFDELING ANTWERPEN, 31 MAART 2015, AC4 KAMER

Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN, 19 maart 2008, 11 de kamer

HET HOF VAN BEROEP VAN GENT. 18 DECEMBER 2008, 3 e KAMER

3. Een criminele organisatie betreft een organisatie van meer dan twee personen.

Correctionele rechtbank van Leuven, 23 februari 2016, 17 de kamer

Î 1. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. KamerAC1. 25juni RA A Aangeboden op. Niet te registreren

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 18 OKTOBER 2010

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

CORRECTIONELE RECHTBANK TE LEUVEN, 18 maart 2008, 17 de kamer

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN HASSELT. 28 JUNI 2002, 18de K.

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 1 maart 2016, AC4 kamer

NEDERLANDSTALIGE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL, STRAFZAKEN, 3 MAART 2014, 60 ste KAMER

Hof van Cassatie van België

CORRECTIONELE RECHTBANK TURNHOUT, 17 NOVEMBER 2010, 13 DE K.

P. L. C. C. M., geboren te (...) op ( ), wonende te ( ) Nederland, van Nederlandse nationaliteit.

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, I.) / kamer. Griffienummer.

HOF VAN BEROEP VAN GENT. 26 JUNI 2002, 8de K.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

Correctionele rechtbank Antwerpen, 23 mei 2016

Te lezen vooraleer het aangifteformulier in verband met kinderen ten laste te vervolledigen.

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Hof van Cassatie van België

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

Hof van Cassatie van België

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

INTERNAAT MARIAVREUGDE BORGLOON RENOVATIE VAN 22 KAMERS EN GANG

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 6 NOVEMBER 2015

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaan deren,. afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg esteavlaanderen, afdeling VEUR E, strafzaken

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN LEUVEN. 1 FEBRUARI 2002, 21ste K.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUGGE, 22 juni 2011, ZEVENTIENDE KAMER,

KATHOLIEKE BASISSCHOOL VAN ZEMST VZW

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

Rechtbank van aanleg LIMBURG, Tongeren, Correctioneel.

RENOVATIE PLATTE DAKEN

VONNIS. in zake van HET OPENBAAR MINISTERIE, waarbij zich als burgerlijke partij heeft aangesloten :

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

Driesstraat Bornem OFFERTEFORMULIER

Winkelbediende Geboren te ) op Wonende te Antwerpen, Pakistaan

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

GESCHIKTMAKINGSWERKEN

Project : VTS-site Collegestraat en O.L.V. plein 9100 Sint-Niklaas Bijzonder bestek nr. : Perceel nr. : Bouwrijp maken en strippen van het gebouw

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees

CORRECTIONELE RECHTBANK TONGEREN, 7 OKTOBER 2010

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN OPENBARE ZITTING van 8 JUNI 2009

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

Hof van Cassatie van België

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

De Rechtbank van eerste aanleg

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN ANTWERPEN. 9 FEBRUARI 2004, Kamer 4C

HET HOF VAN BEROEP VAN GENT. 18 FEBRUARI 2009, 3 e KAMER

Hof van Cassatie van België

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019

CORRECTIONELE RECHTBANK TE LEUVEN, 15 januari 2008, 17 de kamer

Hof van beroep Antwerpen, 4 februari 2016, 14 de k.

GESCHIKTMAKINGSWERKEN

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 25 MAART 2011

Lot 2 dakrenovatie gebouw 3 werkplaats bouw, werkplaats logistiek en gebouw 15 schoolrestaurant

Rechtbank van eerste aanleg Gent, 2 december 2013, kamer 19M

Inlichtingenformulier

Rechtbank van eerste aanleg Leuven, strafzaken

ME.012/2014 ST-011 B IN OB Binsoag

Daenshuis Uitbreiding en verbouwing van een WGC Offerteformulier Blz.: O. 1 van 6. Sinte Annalaan 41 bus Aalst

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

HOOFDSTUK 23 HET INTERNATIONALE RIJBEWIJS

Transcriptie:

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN BRUGGE 19 JUNI 2007, 14 de KAMER DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUGGE VEERTIENDE KAMER zetelende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken: IN DE ZAAK, ambtshalve vervolgd door het Openbaar Ministerie: bij wie zich voegde als burgerlijke partij bij akte d.d. 28.12.2004 voor onderzoeksrechter te Brugge: 1. geboren te op wonende te met een eis zoals vermeid in de neergelegde nota dd.13.03.2007; vertegenwoordigd door meester advocaat te Brugge; en bij wie zich voegden als burgerlijke partijen ter zitting dd. 09.01.2007: 2. wonende te met woonstkeuze op het adres van zijn raadsman te met een eis zoals vermeid in de neergelegde nota dd.13.03.2007; vertegenwoordigd door meester loco meester beiden advocaat te Brugge; 3. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding; met zetel gevestigd te 1000 Brussel, Koningsstraat 38; met een eis zoals vermeid in de neergelegde nota dd.13.03.2007; vertegenwoordigd door meester tegen: 1. geboren te (China) op vreemdeling van Nederlandse nationaliteit; geboren te vreemdeling van restauranthouder; restauranthouder; wonende te bijgestaan door meester advocaat te Gent en meester advocaat te Kortrijk; 1

2. geboren te China op ; vreemdeling van Nederlandse nationaliteit; zonder beroep; wonende te, bijgestaan door meester advocaat te en meester advocaat te 3. met maatschappelijke zetel te vertegenwoordigd door meester advocaat te Brugge in zijn hoedanigheid van lasthebber ad hoc, daartoe aangesteld door de rechtbank; 4. geboren te op arts; wonende te bijgestaan door meester Beklaagd wegens : DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE: A. Bij inbreuk op art. 433quinquies 1, 3 van het Strafwetboek, zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, door teneinde niet meer volledig nader te identificeren vreemdelingen aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hen te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolg van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken; de eerste en de tweede: te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 05 mei 1995 tot en met 01 juli 1999 en onder meer minstens, de eerste, de tweede en de derde: te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 02 juli 1999 tot en met 10 december 2004 en onder meer minstens, 2

DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE: B. Bij inbreuk op art. 433quinquies 1, 3 van het Strafwetboek, zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, door teneinde niet meer volledig nader te identificeren vreemdelingen aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hen te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, de eerste en de tweede : te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 05 mei 1995 tot en met 01 juli 1999 en onder meer minstens, de eerste, de tweede en de derde: te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 02 juli 1999 tot en met 10 december 2004 en onder meer minstens, DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE: C. Bij inbreuk op art. 433quinquies 1, 3 van het Strafwetboek, zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, door teneinde niet meer volledig nader te identificeren vreemdelingen aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hen te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, met de omstandigheid dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt; de eerste en de tweede : te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 05 mei 1995 tot en met 01 juli 1999 en onder meer minstens, de eerste, de tweede en de derde: te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 02 juli 1999 tot en met 10 december 2004 en onder meer minstens, 3

DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE: D. Bij inbreuk op art. 433quinquies 1, 3 van het Strafwetboek, zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, door teneinde niet meer volledig nader te identificeren vreemdelingen aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hen te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, met de omstandigheid dat het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, de eerste en de tweede : te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 05 mei 1995 tot en met 01 juli 1999 en onder meer minstens, de eerste, de tweede en de derde: te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk tijdens de periode van 02 juli 1999 tot en met 10 december 2004 en onder meer minstens, DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE EN DE VIERDE: E. Met bedrieglijk oogmerk of met het oogmerk om te schaden, in authentieke en openbare geschriften, in handels- of bankgeschriften of in private geschriften, valsheid gepleegd te hebben, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen of verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of achteraf in de akten toe te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akten ten doel hadden op te nemen en vast te stellen, en namelijk: de eerste, de tweede en de derde : 1. door valselijk het document "Aanvraag tot regularisatie - wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvende op het grondgebied van het Rijk" de dato 25 januari 2000 in te vullen of te laten invullen op naam van en te ondertekenen als zijnde, te Blankenberge op 25 januari 2000. DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE EN DE VIERDE: F. Met hetzelfde bedrieglijk opzet of met hetzelfde oogmerk om te schaden, van deze valse stukken gebruik te hebben gemaakt, wetende dat ze vals waren, namelijk: 4

DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE: G. Vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, goederen en waarden die in de plaats ervan gesteld of inkomsten uit de belegde voordelen, te hebben omgezet of overgedragen met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit deze zaken voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden De eerste en de tweede: te Blankenberge op niet meer nader te bepalen tijdstippen tijdens de periode van 20 mei 1995 tot en met 01 juli 1999 en onder meer minstens 1. een bedrag van minstens 187.654 euro te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk op niet nader te bepalen tijdstippen tijdens de periode van 20 mei 1995 tot en met 01 juli 1999. 2. het onroerend goed, namelijk een building op en met grond en aanhorigheden, gelegen te Blankenberge,, op het kadaster gekend in de sectie A, perceelnummer 796 L 5, groot 1 are 50 ca te Blankenberge op 18 maart 1998. 3. het onroerend goed, namelijk een handelshuis op en met grond en aanhorigheden, gelegen te Blankenberge,, op het kadaster gekend in de sectie A, perceelnummer 796 X 7, groot 1 are 85 ca te Blankenberge op 13 augustus 1998. 4. het onroerend goed, namelijk een huis op en met grond en aanhorigheden, gelegen te Blankenberge,, op het kadaster gekend in de sectie A, perceelnummer 795 A 19, groot 53 ca te Blankenberge op 25 november 1998. De eerste, de tweede en de derde: te Blankenberge op niet meer nader te bepalen tijdstippen tijdens de periode van 02 juli 1999 tot en met 28 november 2003 en onder meer minstens 5. een bedrag van minstens 462.133 euro te Blankenberge en bij samenhang elders in het Rijk op niet nader te bepalen tijdstippen tijdens de periode van 02 juli 1999 tot en met 28 november 2003. 6. het onroerend goed, namelijk in een appartementsgebouw op en met grond en aanhorigheden, staande en gelegen aan de te Blankenberge, op het kadaster gekend in de sectie A, perceelnummer 796 Y 4, de gelijkvloerse verdieping, handelsruimte te Blankenberge op 06 augustus 1999. 7. het onroerend goed, namelijk een building op en met grond en aanhorigheden, gelegen te Blankenberge,, op het kadaster gekend in de sectie A, perceelnummer 795 D 14, groot 95 ca te Blankenberge op 24 september 2002. H. I. Bij samenhang (artikel 155 Gerechtelijk Wetboek): 5

DE EERSTE, DE TWEEDE EN DERDE: J. Bij inbreuk op artikel 12, eerste lid, 1.a. van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, als werkgever, aangestelde of lasthebber, in strijd met de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, arbeid te doen of laten verrichten hebben door een buitenlandse onderdaan die niet was toegelaten of gemachtigd tot een verblijf in België van meer dan drie maanden of tot vestiging, namelijk: De eerste en de tweede: 1. in totaal minstens tien werknemers : De eerste, de tweede en de derde: 2. in totaal minstens achttien werknemers : BIJZONDERE VERBEURDVERKLARING DE EERSTE EN DE TWEEDE BEKLAAGDE: Tevens gedagvaard teneinde zich overeenkomstig de artikelen 42-1, 43-1 en 433novies-derde lid van het Strafwetboek, te horen veroordelen tot de bijzondere verbeurdverklaring van een bedrag van minstens : 1. 123.391,06 euro, zijnde het genoten vermogensvoordeel tijdens de periode van 1 november 1993 tot en met 4 mei 1995, gevormd door het in de voormelde periode bekomen loonvoordeel, ontdoken RSZbijdragen en ontdoken RSZ-bijdragen debetbericht jaarlijkse vakantie, 2. 377.804,52 euro, zijnde het genoten vermogensvoordeel tijdens de periode van 5 mei 1995 tot en met 1 juli 1999, gevormd door het in de voormelde periode bekomen loonvoordeel, ontdoken RSZbijdragen en ontdoken RSZ-bijdragen debetbericht jaarlijkse vakantie, hetzij in totaliteit 501,195,58 e, zijnde het equivalent bedrag van het vermogensvoordeel dat rechtstreeks euro uit het misdrijf is verkregen doch niet kon worden teruggevonden in het vermogen van de beklaagden ; DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE BEKLAAGDE: Tevens gedagvaard teneinde zich overeenkomstig de artikelen 42-1, 43-1 en 433novies-derde lid van het Strafwetboek, te horen veroordelen tot de bijzondere verbeurdverklaring van een bedrag van : 1. 452.730.01 euro, zijnde het genoten vermogensvoordeel tijdens de periode van 2 juli 1999 tot en met 28 november 2003, 6

gevormd door het in de voormelde periode bekomen loonvoordeel, ontdoken RSZbijdragen en ontdoken RSZ-bijdragen debetbericht jaarlijkse vakantie, 2. 9.403,21 euro, zijnde het genoten vermogensvoordeel door het zelf innen van uitbetaalde vakantiegelden aan de zich noemenden en, tijdens de periode van 1 januari 2000 tot en met 28 november 2003, hetzij in totaliteit 462.133,22 euro, zijnde het equivalent bedrag van het vermogensvoordeel dat rechtstreeks uit het misdrijf is verkregen doch niet kon worden teruggevonden in het vermogen van de beklaagden ; **** Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering: Het Openbaar Ministerie stelt vast dat de dagvaarding dient te worden verbeterd bij het feit F41, namelijk daar waar staat "de eerste en de vierde", dit moet gelezen worden als" de eerste en de tweede". Gehoord de gedaagden in hun antwoorden en verdediging daartoe bijgestaan door hun raadsman. A. Op strafgebied I. De feiten Het onderzoek is gestart door een klacht van die verklaarde slachtoffer te zijn van mensenhandel. Zij wilde haar levensomstandigheden verbeteren en contacteerde de organisatie die reizen naar Europa organiseerde. Ze diende hiervoor een totaal bedrag van 115.000 Yen te betalen. Zij werd vanuit Peking naar Tsjechië begeleid en van daaruit naar Brussel. Ze werd tewerk gesteld door de organisatie in een restaurant te Knokke. Van daaruit kwam zij terecht in restaurant te Blankenberge. zij verklaarde: 'Vanuit deze zaak ben ik naar Blankenberge vertrokken. Ik werkte er in de keuken van het restaurant '. Ik ben daar beland door middel van vrienden. De baas noemde. Ik moest er in de keuken werken à rato van 10/12 uur per dag voor een maandsalaris van 22.000 BEF. Ik mocht niet naar buiten gaan en de baas wist heel goed dat ik over geen enkel identiteitsdocument beschikte. Ik kan u zelfs zeggen dat de baas bewakingscamera s geïnstalleerd had. Hij had aan mij en aan andere personeelsleden gezegd dat ze dienden om ons in het oog te houden tijdens het werk en om te weten of we niet met vreemden praatten. Ik ben in dit restaurant gebleven tot in mei 2002. Ik vertel u dit om te zeggen dat de baas in 2000 vernomen had dat er een nieuwe wet van toepassing was in België. De wet die het mogelijk maakte om een regularisatie te bekomen voor bepaalde vreemdelingen. Zodoende heeft hij mij een paspoort gegeven waarop de naam en vermeld stonden, teneinde dat ik de nodige stappen zou kunnen ondernemen voor mi}n regularisatie. Op uw vraag antwoord ik dat ik niet betaald heb voor dit paspoort. In ruil daarvoor eiste de baas dat ik nog harder en nog langer voor hem werkte en ik behield mijn salaris van 22.000 BEF. Ik was ervan op de hoogte dat de baas stappen had ondernomen maar dan wel degelijk omdat deze laatste me velplicht had om bepaalde papieren te ondertekenen. Ik heb niets gekregen. Ik 7

heb in feite vernomen dat de regularisatieprocedure verlengd werd maar niet voor mij. De baas heeft de papieren betreffende mijn verblijf teruggenomen. Ik bevestig dat de baas op de zelfde manier gehandeld heeft voor andere landgenoten. (verklaring, strafdossier Farde I, kaft 1, p.16-18). Bij een huiszoeking op 28 november 2003 werden in het restaurant aan de in de gelagzaal en in de keuken vier personen aangetroffen van Chinese origine. Ze waren niet in het bezit van enig identiteitsdocument. Zij verklaarden dat zij en noemden. Er werd ook heel wat geld aangetroffen (in totaal 25.436,33 euro), evenals documenten die verwezen naar aandelen van Mobistar en Spector, samen met verwijzingen naar rekeningen in Nederland. Een vijfde persoon werd aangetroffen in de achterliggende woning aan de De vier aangetroffen Chinese werknemers bleken niet de echte,, en te zijn. Ze waren niet in de mogelijkheid hun paspoorten voor te leggen. Er waren al eerder controles uitgevoerd, waarbij op 9 oktober 1993 vier personen van Aziatische oorsprong werden aangetroffen en die illegaal in het land verbleven. Op 26 oktober 1993 werden drie illegale personen aangetroffen, op 27 april 2002 vier personen van Chinese origine. Van deze vier personen werkten er drie personen onder de identiteiten, en. Het waren allen illegalen die op aandringen van eerste beklaagde gebruik maakten van deze identiteiten. Vijf regularisatiedossiers werden in beslag genomen, met name de dossiers inzake,,, en De vijf regularisatiedossiers bevatten telkens een attest opgesteld door dr., vierde beklaagde. Ook op 10 december 2004 werd door de sociale inspectie een controle uitgevoerd in het restaurant. Onmiddellijk begaf tweede beklaagde zich naar de achterzijde van de toog waar zich een lift bevond die in verbinding stond met de keuken. Ze greep naar de intercom en riep iets in de Chinese taal. Tijdens de voorbereiding van de controle was ook voorzien dat er mogelijks personeel kon pogen zich te onttrekken aan de controle door zich over het dak naar de gebouwen aan de straat te begeven. Daar werd inderdaad de genaamde onderschept. Haar identiteitspapieren werden aangetroffen in de woning. II. De tenlasteleggingen Verbetering dagvaarding De dagvaarding dient te worden verbeterd bij het feit P.4l, namelijk daar waar staat 'de eerste en de vierde' dient dit te worden verbeterd als' de eerste en de tweede'. Het misdrijf mensenhandel en de toepasselijke wet Door de Wet van 13 april 1995 werd mensenhandel strafbaar gesteld in artikel 77bis Vreemdelingenwet. Dit artikel vereiste dat er dwang werd gebruikt of misbruik werd gemaakt van de kwetsbare positie van een vreemdeling, opdat er sprake zou zijn van mensenhandel. Voor de strafbaarstelling van mensenhandel werd geen belang gehecht aan de aard van de beoogde exploitatie: zowel mensenhandel met het oog op seksuele of economische exploitatie werd bestraft. 8

De Wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers heeft de wettelijke bepalingen inzake mensenhandel grondig gewijzigd. Ook de mensenhandel met het oog op arbeidsexploitatie is strafbaar, ongeacht of een Belg of vreemdeling daarvan het slachtoffer is. Economische exploitatie, meer bepaald uitbuiting door arbeid, wordt strafbaar gesteld in artikel 433, quinquies, 1, 3 Sw. Artikel 433septies omschrijft de verzwarende omstandigheden. Mensenhandel behoeft thans uitsluitend een bewegings- en uitbuitingselement. Voor de strafbaarheid op zich wordt dus niet vereist dat de mensenhandel gepaard gaat met het gebruik van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang of het misbruik van de bijzonder kwetsbare positie van het slachtoffer. Dit betreffen nu verzwarende omstandigheden. Met 'voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting' wordt bedoeld dat men uit de mensenhandelactiviteit profijt heeft willen halen of dat er profijt mee werd gedaan. (VERMEULEN, G. en DHONDT, F.,' België als voortrekker in de internationale strijd tegen mensenhandel en - smokkel. Een nadere analyse van de bestaande regelgeving en de vernieuwingen n.a.v. de wet van 10 augustus 2005 ter versterking van de strijd tegen mensenhandel en -smokkel'. XXXIIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva. Strafrecht & strafprocesrecht, p. 11). De ten laste gelegde feiten (betichtingen A, B, C en D ) zijn aldus strafbaar onder de oude en de nieuwe wet. Gezien de strafmaat van de oude wetsbepaling van artikel 77bis 1 de minst zware is, dient overeenkomstig artikel 2 Sw. toepassing gemaakt van het oude artikel 77bis 1 van de Vreemdelingenwet. De tenlasteleggingen A, B, C en D Bij een controle door de Sociale Inspectie Brugge op 27 april 2002 bleek dat een persoon werd aangetroffen met identiteit daar waar het in werkelijkheid betrof. Zij bevestigde naderhand dat de handtekening onder de arbeidsovereenkomst van haar was. Er werd een vluchtgang (houten loopplanken) aangetroffen vanuit de keuken van het restaurant naar de achterzijde van de woning gelegen aan de te Blankenberge. De woning aan en de aanpalende woning waren ingericht als schuiloord voor illegale werknemers. Bij een huiszoeking op 28 november 2003 in het restaurant aan de markt te Blankenberge werden in de gelagzaal en in de keuken diverse personen aangetroffen van Chinese origine. Ze waren niet in het bezit van enig identiteitsdocument. Zij verklaarden dat zij,,, en waren Er werd ook heel wat geld aangetroffen (in totaal 25.436,33 euro), alsook documenten die verwezen naar aandelen van Mobistar en Spector, samen met verwijzingen naar rekeningen in Nederland. De vier aangetroffen Chinese werknemers waren niet in de mogelijkheid hun paspoorten voor te leggen. De vier ingeschreven en aangegeven werknemers waren niet meer tewerk gesteld en hun papieren werden verder gebruikt door de aangetroffen illegale arbeiders. 9

In het pand aan de werd een vijfde werknemer aangetroffen. Hij verklaarde te werken als keukenhulp en afwasser in het restaurant, dit aan zes dagen per week, 8 à 10 uren per dag en zou hiervoor een nettoloon hebben ontvangen tussen de 700 en 800 euro met gratis kost en inwoon. kreeg van eerste beklaagde een Chinees paspoort op naam van en moest dan de nodige stappen zetten voor een regularisatieprocedure. Ze verklaarde dat zij het vakantiegeld dat zij kreeg, aan de baas diende af te geven. Hij ging dan mee met haar om de cheque, die op haar naam stond, samen met haar te innen. De kok werkte zes dagen per week en kreeg een nettoloon van 900 euro met gratis kost en inwoon. werkte als keuken- en poetshulp zes dagen per week, 11 tot 12 uren per dag. Ze ontving een nettoloon van 900 euro met gratis kost en inwoon. Ik ontvang maandelijks 900 euro, in cash geld, van de baas. Ik werk zes dagen in de week iedere dag gedurende 11 à 12 uren. Ik heb geen arbeidscontract. (verklaring strafdossier, kaft I, subkaft 8, p. 88). werkte als afruimster en poetsvrouw in het restaurant, zes dagen per week, 8 uren per dag en zou een nettoloon van 700 euro per maand ontvangen hebben. Op het ogenblik van controle was zij nog niet betaald. De baas beloofde me 700 euro. Tot nu toe heb ik geen geld ontvangen. Ik werk van 10.30 tot 14.30 uur en van 17.30 tot 23.30 uur. Dit 6 dagen per week' (verklaring, strafdossier kaft I, subkaft 8, p. 100). Wat betreft het restaurant te Blankenberge, grote kan ik zeggen dat ik aldaar werkzaam ben als afwasser en dit sinds 03 september 2003. Ik weet niet of ik er ben ingeschreven in het personeelsregister maar ik denk van niet. Ik werk er tussen de acht à tien uur per dag en dit zes dagen per week. Mijn vrije dag ligt niet vast en is afhankelijk van de drukte in het restaurant en het feit of ik al dan niet een vrije dag vraag aan de baas. In september verdiende ik 700 euro en in oktober 800 euro per maand.' (verklaring strafdossier, kaft I, subkaft 8, p. 107-113). 'Ik kreeg +/- 800 euro/maand als loon. Deze som mocht ik volledig behouden. Bovendien mocht ik kosteloos verblijven op een kamer, gelegen achter het restaurant. (...) Dat varieerde tussen de 10 en 13 uren/dag en was afhankelijk van de drukte die er op dat moment heerste: op drukke dagen werkte ik er soms 13 uren per dag. Op minder drukke dagen werkte ik er ongeveer 10 uren.' (verklaring van, strafdossier, kaft I, subkaft 9, p. 17). Ik werkte er als hulpkok. Ik werkte er van in 1999 tot in januari 2003. Ik verdiende er tussen de 300 à 600 euro per maand. Ik ben zelf weggegaan daar ik meer wilde verdienen. Ik was ook niet tevreden over de manier waarop de baas mij behandelde. Ik had geen papieren bij mij, ik was illegaal in het land. Ik mocht niet buiten van de baas. Enkel op de enige rustdag in de week, mocht ik dan buiten. Ik kreeg dan een kopie van een BIVR mee op naam van (..) Ik moest meermaals documenten ondertekenen van de baas. Ik wist niet wat ik ondertekende, ik kan bijna geen Nederlands lezen. Ik ben wel eens mee geweest met de baas om documenten te gaan ondertekenen, ik weet niet meer naar waar we toen geweest zijn. De baas zei me dat ik een bankrekening moest openen. Ik ben dus met hem naar de bank geweest. De bankkaart werd door de baas weggenomen. Ik kon deze dus niet gebruiken. Ik weet niet wat er verder met deze rekening gebeurd is, ik gebruikte deze niet.' 10

(verklaring strafdossier, kaft I, subkaft 10,147-154. Beklaagden maakten misbruik van de regularisatieprocedure om de documenten te gebruiken als dekmantel om illegale landgenoten te laten werken bij hen. Zo verklaarde dat hij het bewijs van Inschrijving als Vreemdeling ging ophalen op de gemeentedienst, samen met eerste beklaagde. Hij moest het document onmiddellijk afgeven aan eerste beklaagde. Hij is dan zelf een duplicaat gaan ophalen en verkreeg dit ook. Eerste beklaagde heeft dit duplicaat dan opgeëist onder het uiten van bedreigingen. Dit duplicaat werd n.a.v. de huiszoeking bij eerste beklaagde aangetroffen. Een identieke modus operandi werd gehanteerd voor het verkrijgen van een Chinees reispaspoort op naam van doch met foto van erop. Het paspoort werd door eerste beklaagde ingehouden. Er werd ook een bankrekening geopend op naam van alias. Deze laatste kreeg zelf geen bankkaart, doch slaagde er in geld van deze rekening te halen. Eerste beklaagde eiste dit geld terug (+/- 1.000 euro). vertelde op welke rekening hij het geld had gestort en dit bedrag werd door eerste beklaagde geïnd. Het betrof echter vakantiegeld gestort op naam van. (strafdossier, kaft II, subkaft 3, p. 359-360). Met 'voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting' wordt bedoeld dat men uit de mensenhandelactiviteit profijt heeft willen halen of dat er profijt mee werd gedaan. (VERMEULEN, G. en DHONDT, F.,' België als voortrekker in de internationale strijd tegen mensenhandel en - smokkel. Een nadere analyse van de bestaande regelgeving en de vernieuwingen n.a.v. de wet van 10 augustus 2005 ter versterking van de strijd tegen mensenhandel en -smokkel'. XXXIIe Postuniversitaire cyclus. Strafrecht & strafprocesrecht, p. 11). De vaststelling op zich dat inbreuk werd gemaakt op de sociale wetgeving volstaat niet om tot economische uitbuiting en bijgevolg mensenhandel te besluiten. Volgens het nieuwe artikel 433quinquies, 1, 3 Sw. is er sprake van economische uitbuiting wanneer men een persoon aan het werk zet of laat zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. Wat onder arbeidsomstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid moet worden verstaan, wordt in de wet zelf niet verduidelijkt. Om vast te stellen of de arbeidsomstandigheden al dan niet in strijd zijn met de menselijke waardigheid moeten volgens de memorie van toelichting verschillende elementen in aanmerking genomen worden, zoals o.m. het loon, de werkomgeving en de arbeidsomstandigheden. Dat de arbeidsomstandigheden strijdig zijn met de menselijke waardigheid kan volgens de memorie van toelichting onder meer worden afgeleid uit het feit dat de verstrekte diensten niet werden betaald, het loon kennelijk niet in verhouding staat tot het groot aantal verrichte arbeidsuren of lager ligt dan het gemiddeld maandelijks minimuminkomen dat in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst werd vastgesteld. Hetzelfde geldt voor het geval één of meer werknemers in een arbeidsklimaat werken dat kennelijk niet in overeenstemming is met de normen die door de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk worden opgelegd. (Memorie van Toelichting bij het Wetsontwerp van 14 januari 2005, Parl. St., Kamer, 2004-2005, 51-1560/001; VERMEULEN G. en DHONDT, Fleur,' België als voortrekker in de internationale strijd tegen mensenhandel en - smokkel. Een nadere analyse van de bestaande regelgeving en de vernieuwingen n.a.v. de wet van 10 augustus 2005 ter versterking van de strijd tegen 11

mensenhandel en - smokkel'. XXXIIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva. Strafrecht & strafprocesrecht, p. 12-14). Uit de diverse verklaringen blijkt dat de personen - tewerk gesteld in de restaurants - allen illegalen betroffen zonder identiteitspapieren. Hen werd kost en inwoon verschaft naast een zeer karig loon. Zij beschikten niet over identiteitsdocumenten zodat zij volledig afhankelijk waren van eerste beklaagde. Zij hadden dus ook geen inspraak in de leef- en werkomstandigheden. Zij waren niet in de mogelijkheid om looneisen te stellen. Bovendien moesten zij hun vakantiegeld afgeven. Er was voor hen niets geregeld inzake sociale zekerheid. De Rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen voorafgaat er wel degelijk gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen waarbij er bovendien in de hoofde van werknemers valse verwachtingen werden gewekt gelet op hun bijzonder kwetsbare positie. In China werd hen een betere toekomst beloofd waarna ze dan tegen betaling naar België werden gebracht waar ze terecht kwamen in een afhankelijkheidspositie en aan lage lonen werden tewerk gesteld. Beklaagden maakten bovendien misbruik van de regularisatieprocedure om deze documenten te gebruiken als dekmantel om illegale landgenoten te laten werken bij hen. Eerste beklaagde gaf toe dat hij aan sommige illegale werknemers een kopie gaf van een geldig identiteitsdocument, aan anderen niet. Hij waarschuwde hen dat ze zonder papieren door de politie konden opgepakt worden en het land uitgezet. Toen de verbalisanten hem er attent op maakten dat de werknemers dan eigenlijk voor hun vrijheid volledig van hem afhankelijk waren, antwoordde hij dat 'dit hun probleem was'. Uit de diverse verklaringen van de werknemers tijdens het gerechtelijk onderzoek blijkt ten overvloede dat deze werknemers zonder enige sociale bescherming en met de valse hoop een regularisatie te bekomen in België, werden tewerkgesteld tegen een karig loon van 700-900 euro per maand waarvoor zij la tot 12 uur per dag dienden te werken zes dagen per week. Hetgeen voorafgaat levert voldoende overeenstemmende en zwaarwichtige vermoedens op om te besluiten dat de betichtingen A, B en C in hoofde van eerste, tweede en derde beklaagden ten genoege van recht bewezen zijn in al hun onderdelen, zoals uiteengezet in de dagvaarding. verklaarde dat zij, teneinde naar België te komen, de organisatie die reizen naar Europa organiseerde, contacteerde. Ze diende hiervoor een totaal bedrag van 115.000 Yen te betalen. Zij werd vanuit Peking naar Tsjechië begeleid en van daaruit naar Brussel. Ze werd tewerk gesteld door de organisatie in een restaurant te Knokke. Van daaruit kwam zij terecht in restaurant te Blankenberge. Mensenhandel wordt o.m. vanuit het criminele milieu in China op poten gezet. De handel gebeurt in verschillende fases: - in een eerste fase worden mensen geronseld uit het land van herkomst. De slachtoffers kunnen slechts een deel van de dure overtocht betalen. De rest mogen ze afbetalen in het land van bestemming. Men doet hen geloven dat ze in Europa het grote geld gaan verdienen. - de tweede fase betreft het transport. - de derde fase betreft de opvang en het verblijf van de clandestiene Chinezen in het land van bestemming. Tegen betaling voorziet de organisatie in een tewerkstelling o.a. in Chinese 12

restaurants. Zo moeten ze een hoge schuld aflossen en blijven ze afhankelijk van de criminele organisatie. Het bedrag dient cash of via c1andestiene arbeid te worden terugbetaald. (zie hieromtrent de verklaring van, strafdossier, kaft I, subkaft 9, p. 14). Zo verklaarde dat voor haar alles was geregeld in China. Haar vader betaalde 30.000rmb (=3250 euro). Ze kreeg een paspoort om China te verlaten en België binnen te komen, maar dat is haar later ontnomen. Een haar onbekende man had alles geregeld. Ze had werk gevonden in restaurant via een advertentie in de krant. (verklaring, strafdossier, kaft I, subkaft 8, p. 99-101). De mij niet gekende personen die mij begeleidden vanuit Frankrijk naar België hebben mij met de baas van de in contact gebracht.' Op de vraag of betrokkene zich slachtoffer achtte van mensenhandel, antwoordde hij ja. Hij had immers zeer veel geld moeten betalen voor de reis. Aangaande het loon stelde hij dat hij het voldoende vond. (verklaring, strafdossier, kaft I, subkaft 8, p. 107-113). stelde echter duidelijk dat hij zich slachtoffer achtte van mensenhandel om reden dat hij niet over identiteitspapieren kon beschikken die hem in staat stelden om vrijelijk werk te gaan zoeken. (verklaring, strafdossier, kaft I, subkaft 8, p. 147). 'Toen ik nog in China woonde, had de baas van mij reeds voorgesteld om naar België te komen. Toen ik hier ben gearriveerd heb ik eerst gezorgd dat ik mijn reis kon terugbetalen aan mijn 'agent'. Nadien ben ik naar de in Blankenberge gereisd, waar ik een tijdlang in het zwart heb gewerkt.' (verklaring van, strafdossier, kaft I, subkaft 9, p. 14). Uit de diverse verklaringen blijkt dat,,,,, illegaal naar België kwamen. Ze werden door een Chinese organisatie gesmokkeld. verklaarde uitdrukkelijk dat zijn vader, in samenspraak met tweede beklaagde, die een nicht van hem is, alles geregeld heeft om zijn emigratie naar België te organiseren. In ruil daarvoor moest hij werken in het restaurant, 6 dagen per week, gemiddeld 12 uur per dag. Hij kreeg de eerste jaren wel een zakgeld van 4.000 BEF per maand en gratis kost en inwoon. Vanaf 1997 kreeg hij een loon cash uitbetaald van 300 à 400 euro per maand. Eerste beklaagde zegde toen dat de reis was afbetaald. (verklaring, strafdossier kaft II, subkaft 3, p. 495). Ook verklaarde dat zij vijf jaar had gewerkt om de reis af te betalen. 'Dit is gebruikelijk in het Chinese restaurant milieu dat eenmaal de reis is afbetaald, je vrij kunt beschikken.' (verklaring, strafdossier kaft II, subkaft 3, p. 507). De beklaagden kunnen niet ernstig betwisten dat zij in China mensen ronselden om hier in België in het restaurant te komen werken. Er werden dan contacten gelegd voor de verdere organisatie van de reis. Van zodra ze in België waren aangekomen, werden zij doorgestuurd naar een restaurant om te werken, waaronder ook het restaurant uitgebaat door beklaagden. In één van de verklaringen heeft de illegale werknemer het zelfs over 'zijn agent'. Dit diverse verklaringen blijkt tevens dat de reis naar België werd gefinancierd door beklaagden, waarna de illegale werknemers hier gratis 6 dagen per week, gemiddeld 12 uur per dag dienden te werken. 13

Ook al kan de juiste structuur van de vereniging niet gereconstrueerd worden, toch gaat het duidelijk om een vereniging in de zin van artikel 322 Sw. Het begrip van artikel 433septies, 7 Sw. dient in dezelfde zin geïnterpreteerd te worden. Een vereniging is strafrechtelijk een feitelijk begrip en omvat het zich verbinden met anderen tot een misdadig opzet, waarbij dit samenwerkingsverband dan als een eenheid naar buiten zal optreden. Een klein aantal personen kan reeds volstaan om een vereniging te vormen, gezien door het bunde1en van hun activiteit het sociaa1 gevaar ontstaat. Het is ver der geenszins vereist dat alle leden van de bende gekend zouden zijn of samen zouden worden vervolgd. De vereniging moet ook geen uitgesproken karakter van bestendigheid vertonen. Het vo1staat dat ze een werkelijk bestaan heeft en dat de leden ervan aan elkaar verbonden zijn om te handelen op het geschikte ogenblik (Cass., 21 oktober 1963, R.D.P. 1963-64, 269). Het moreel bestanddeel van het misdrijf bestaat in de bewuste wil van de bende lid te zijn. leder bendelid moet nochtans niet noodzakelijk op de hoogte zijn en van de volledige samenstelling of organisatie van de bende en van alle doelstellingen ervan (DE SWAEF, M. 'Bendevorming en criminele organisaties' in Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 19 p.). Naar het oordeel van de rechtbank is de verzwarende omstandigheid in casu afdoende bewezen nu beklaagden illegale Chinezen tewerkstelden die werden aangebracht via de kanalen en meerbepaald door specifieke personen van de vereniging, welke tewerkstelling immers noodzakelijk was voor het functioneren van de vereniging en voor het grof geldgewin van alle betrokkenen.. Het is duidelijk dat beklaagden rechtstreekse banden hadden met de transporterende organisatie. Ook de betichting D komt in al haar bestanddelen ten genoege van recht bewezen voor. Tenlasteleggingen E en F Bij de huiszoeking op 28 oktober 2003 werd een CD-boekje aangetroffen met daarin een aantal identiteitsdocumenten, o.m. Nederlandse paspoorten, bewijzen van inschrijving in het Vreemdelingenregister. 1Weede beklaagde heeft pas na lang aandringen deze documenten, verborgen in het CD-boekje, getoond. Beklaagden voorzagen de illegale personeelsleden van Chinese paspoorten afkomstig van fami1ieleden van henzelf. Zo ontving een paspoort op naam van Er waren verder paspoorten op naam van en. Deze werden aangewend voor regularisatieaanvragen. Wanneer de nodige documenten verkregen waren, werden deze opnieuw gebruikt voor andere illegalen. Er werden in het restaurant ook vier Chinese werknemers aangetroffen op 28 oktober 2003. Zij identificeerden zich niet toevallig als,, en. Hun ware identiteit kon worden achterhaald. Beklaagden maakten bovendien misbruik van de regularisatieprocedure om de documenten te gebruiken als dekmantel om illegale landgenoten te laten werken bij hem. Zo verklaarde dat hij het bewijs van Inschrijving als Vreemdeling ging ophalen op de gemeentedienst, samen met eerste beklaagde. Hij moest het document onmiddellijk afgeven aan eerste beklaagde. Hij is dan zelf een duplicaat gaan ophalen en verkreeg dit ook. Eerste beklaagde heeft dit duplicaat dan opgeëist onder het uiten van bedreigingen. Dit duplicaat werd n.a.v. de huiszoeking bij eerste beklaagde aangetroffen. 14

Een identieke modus operandi werd gehanteerd voor het verkrijgen van een Chinees reispaspoort op naam van doch met foto van erop. Het paspoort werd door eerste beklaagde ingehouden. Nazicht van o.m. het regularisatiedossier op naam van toonde aan dat er meerdere documenten waren met andere data, dat er pasfoto's waren gebruikt van fysiek duidelijk verschillende personen en dat de handtekeningen niet dezelfde waren. Hetzelfde betreft de regularisatiedossiers op naam van, en. In alle dossiers steekt een verklaring van eerste beklaagde waarbij hij opmerkt - dat hij de persoon heeft ontmoet kart na diens aankomst in België. - de persoon sindsdien België niet heeft verlaten - de persoon tewerkgesteld is in zijn restaurant. Er was een gelijkluidende verklaring op naam van tweede beklaagde. Eerste en tweede beklaagden waren dus wel degelijk op de hoogte van het feit dat zij valsheden pleegden nu de oorspronkelijke documenten hun familieleden betroffen. Eerste beklaagde bekende de feiten; 'Het is zo dat ik alle documenten zelf invulde en opstuurde. Ik liet wel de mensen de documenten ondertekenen. Ik legde dan wel enigszins uit wat ze tekenden. Ik hield hen voor dat ze zouden geregulariseerd worden. Ze vertrouwden mij ' Het is derhalve duidelijk dat eerste en tweede beklaagden aan de hand van valse documenten poogden om op frauduleuze wijze verblijfsdocumenten te bemachtigen voor hun illegale werknemers. Eerste beklaagde vergezelde de betrokken personen naar het gemeentebestuur voor het afhalen van de verschillende BIVR's (Vreemdelingenregister). Hij was op de hoogte dat de identiteiten vals waren. Hij hield de originele stukken bij zich om in geval van controle deze voor te leggen. Hij maakte ook kopies van de documenten. De personen die op het ogenblik van de controle aanwezig waren, dienden de identiteit aan te nemen omschreven op de respectievelijke identiteitsbewijzen. Alle originele identiteitsbewijzen bleven in het bezit van eerste beklaagde. Als reden gaf hij op dat men anders wel eens 'misbruik' zou kunnen maken van deze stukken. Anderzijds kon hij de illegale werknemers perfect onder controle houden aangezien ze geen enkel officieel identiteitsstuk in hun bezit hadden. Eerste beklaagde gaf ook toe op naam van en een zichtrekening te hebben geopend bij en op naam van en een zichtrekening bij te hebben geopend en in dat verband de nodige valsheid in geschrifte te hebben gepleegd. Hij nam de betrokken werknemer mee en voorzag hem van een identiteitsstuk met het oog op de opening van de rekening. Hij fungeerde als tolk maar beheerde in werkelijkheid de rekening. Het vakantiegeld voor de werknemer dat op de rekening werd gestort, kwam op die manier bij hem terecht. Eerste, tweede en derde beklaagden maakten zich op deze manier schuldig aan vervalsing van zeer veel documenten. Zes regularisatiedossiers bevatten attesten van. Deze attesten werden door eerste beklaagde als bewijsstuk aangevoerd voor het regularisatiedossier. 15

attesteerde dat hij de zes betrokken personen op regelmatige basis als patiënt had en dit jarenlang. De fysieke personen die dezelfde identiteit gebruikten, verschilden echter van fysionomie en waren duidelijk van elkaar te onderscheiden. Als arts diende hij deze verschillen zeker opgemerkt te hebben temeer hij zelf verklaarde dat het patiënten betrof die hij op regelmatige basis medische zorgen verleende. Eerste beklaagde verklaarde hieromtrent: 'Het doktersattest heb ik aan de dokter gevraagd. Ik vroeg om voor de vier identiteiten een attest op te stellen. Hij heeft dit toen gedaan. (strafdossier, kaft II, subkaft 3, p. 173). Vierde beklaagde gaf de feiten uiteindelijk toe tegenover de onderzoeksrechter. 'De verklaring waarbij ik zeg dat ik deze chinezen sinds eind 1994 op regelmatige basis medische zorgen heb verleend strookt niet met de waarheid en is opgevraagd enkel en alleen door de verantwoordelijke van de, mijnheer. Ik besef dat die attesten vals zijn omdat ik valse informatie heb doorgekregen. Ik ben niet vergoed geweest om die attesten te schrijven. Ik heb inderdaad attesten geschreven zonder dat die mensen voor mij zaten. Ik heb geen medisch dossier van de chinezen. ' (Strafdossier, kaft II, subkaft 3, p. 184/2) De betichtingen komen in hoofde van de beklaagden dan ook ten genoege van recht bewezen voor. De tenlastelegging G Als constitutieve elementen van het witwasmisdrijf zoals voorzien in artikel 505, eerste lid, 3 Sw. gelden achtereenvolgens: - vermogensvoordelen te hebben omgezet of overgedragen (materieel element) - met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit deze zaken voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden (moreel element) - de witwasgedraging betrekking hebbende op 'de zaken bedoeld in artikel 42.3' van het Sw. (voorwerp van het misdrijf). (SPRIET, B., 'Recente rechtspraak omtrent vermogensmisdrijven uit het strafwetboek', in Themis, Straf(proces)recht, Brugge, Die Keure, 2000-2001, (59)74). Het kan niet worden betwist dat eerste, tweede en derde beklaagden financiële verrichtingen hebben uitgevoerd waardoor vermogensvoordelen werden omgezet en overgedragen. Naar aanleiding van de vaststellingen op 28 november 2003 werden zowel in de woning van beklaagden als in de safe in de woning grote sommen geld aangetroffen. Een onderzoek van de bankrekeningen van eerste en tweede beklaagden toonde op datum van 28 juli 2003 een totaal bedrag van 215.198,87 euro of 8.681.101 BEF. Daarnaast bezaten eerste, tweede en derde beklaagden ook nog vijf onroerende goederen: - de handelsruimte, restaurant met woonhuis gelegen te Blankenberge aan de, aangekocht op 13 augustus 1998 voor de som van 6.300.000 BEF, - het gebouw gelegen te Blankenberge aan de, aangekocht op 13 augustus 1998 voor de som van 6.300.000 BEF 16

- het woonhuis gelegen te Blankenberge aan de aangekocht op 22 december 1998 voor de som van 3.100.000 BEF, - de gelijkvloerse verdieping, zijnde de handelsruimte van het appartementsgebouw, uitbreiding, gelegen te Blankenberge aan de, aangekocht op 6 augustus 1999 voor de som van 4.088.000 BEF. - woonhuis gelegen te Blankenberge aan de, aangekocht op 24 september 2002 voor de som van 99.157 euro. In de kluizen werden sommen geld aangetroffen. Eerste beklaagde gaf toe dat het onder meer om onofficiële inkomsten ging. Eerste beklaagde zou sedert 1984, zijnde 20 jaar lang, meerdere rekeningen hebben in China. Hij stortte daar geldsommen op in de grootte van 20.000 euro. Deze sommen betroffen Chinees geld dat hij omzette in euro's. Er werd tevens een kluis aangetroffen bij de Bank. Het geld (20.000 euro) zou afkomstig zijn van de broer van tweede beklaagde die in echtscheiding was en het geld in bewaring had gegeven. Dit verhaal komt niet aannemelijk voor nu blijkt dat door tweede beklaagde regelmatig bedragen werd afgehaald van het oorspronkelijke bedrag van 30.000 euro (chaudfontaine-briefje). Eerste beklaagde kan zich het nummer van zijn rekening bij de Bank of China niet herinneren. Het geld dat op die rekening stond zou gebruikt zijn om aandelen te kopen. De gelden zouden afkomstig geweest zijn van zijn beroepsactiviteiten in Nederland. Verder had eerste beklaagde ook andere rekeningen bij de Bank of China in Shangai. Eerste beklaagde verklaarde dat daar huuropbrengsten van zijn ouders werden op gestort. Deze gelden werden omgezet naar euro. In januari 2002 en oktober 2003 reisde beklaagde naar China, haalde gelden op en stortte ze op zijn Chinese bankrekeningen. Naar aanleiding van het vermogensonderzoek bleek tevens dat er talrijke investeringen waren gebeurd in roerend en onroerend goed. De verbalisanten stelden aanvankelijk dat er voor het jaar '99 een niet gerechtvaardigd vermogensverschil was van 2.805.987 BEF, voor het jaar 2000 een niet gerechtvaardigd vermogensverschil van 2.657.672 BEF en voor 2001 bedroeg het tekort 1.1003.842 BEF. (strafdossier, kaft III, p. 147-148). Er volgde echter een grondiger financiële doorlichting van de persoonlijke inkomsten van eerste ij en van de vennootschap. Aan de hand daarvan werd vastgesteld dat er een niet gerechtvaardigd vermogensverschil was - voor het jaar 1998: 864.638 BEF (strafdossier kaft III, p. 211-216) - voor het jaar 1999: 2.805.987 BEF (strafdossier kaft III, p. 201-205) - voor het jaar 2000: 2.657.672 BEF (strafdossier kaft III, p. 192-195) - voor het jaar 2001: 1.003.842 BEF (strafdossier kaft III, p. 179-183) - voor het jaar 2002: 971.562 BEF (strafdossier kaft III, p. 165-170) Eerste beklaagde beroept zich op het feit dat huurgelden veelal in de hand werden betaald. Dat zou het geval geweest zijn bij huurders die achterstand hadden bij huurbetaling. Dit komt niet geloofwaardig voor nu dit in het jaar 2001 om een bedrag van 636.400 BEF zou gaan, zijnde meer dan de helft van de huurgelden. Er werd in 2001 een som van 402.600 BEF aan 17

huurbetalingen ontvangen op rekening terwijl deze contractueel te begroten waren op 1.039.000 BEF. In het jaar 2002 bedroeg het verschil 73.149 BEF. Er werd een som van 874.851 BEF op de rekening gestort daar waar de huurinkomsten op 948.000 BEF werden begroot. De versie van ij dat de huurgelden cash werden ontvangen en dan niet op de rekening werden gestort, komt geenszins aannemelijk voor ge1et op de hoegrootheid van de bedragen. Bovendien ging het dan ook nog om handelhuur. Zo heeft mevrouw, huurster van het veilinghuis bevestigd dat de huurbetaling gebeurde door overschrijving op rekening van beklaagde. Het appartementsgebouw gelegen te Blankenberge aan de werd aangekocht op 18 maart 1998 voor een totaal bedrag van 8.027.500 BEF (diverse kosten inbegrepen). Dit werd gefinancierd door een KBC woonkrediet ten bedrag van 8.300.000 BEF. Er was ook een handgifte van 2.000.000 BEF door de vader van eerste beklaagde (op 15 januari 1998) en door een renteloze lening van 3.000.000 BEF door dezelfde persoon. Deze renteloze lening diende terug betaald van zodra de handel het toeliet doch binnen de 10 jaar. Er werden werken uitgevoerd aan het pand. Volgens de BTW-administratie zouden de werken een totaal bedrag hebben gehad van 3.496.490 BEF. Dit bedrag wijkt echter af van wat eerste beklaagde aan facturen voorlegde. Het pand gelegen te Blankenberge aan de werd aangekocht op 13 augustus 1998 voor een bedrag van 7.378.500 BEF. De aankoop werd gefinancierd door een woningkrediet (2.000.000 BEF) en een termijnkrediet (5.400.000 BEF). Het pand gelegen te Blankenberge aan de werd aangekocht op 6 augustus 1999 voor een totaal bedrag van 4.480.500 BEF en werd gefinancierd door een woningkrediet ten bedrag van 4.000.000 BEF. Het pand gelegen te Blankenberge aan de werd aangekocht op 25 november 1998 voor een totaal bedrag van 3.631.750 BEF. De aankoop werd gefinancierd door een hypothecaire lening ten bedrag van 3.100.000 BEF. Het pand gelegen te Blankenberge aan de werd vervolgens aangekocht op 24 september 2002 voor een bedrag van 4.399.981 BEF. De aankoop werd gefinancierd door een woningkrediet (32.226 euro) en een handgift door de vader van tweede beklaagde voor een bedrag van 80.000 euro. Dit witwasmisdrijf heeft betrekking op de bedragen waarvan werd vastgesteld dat er een niet gerechtvaardigd vermogensverschil was (totaal van 8.303.701 BEF, zijnde 205.843,37 euro). Het openbaar ministerie begroot dit ten onrechte op 157.674,59 euro. Verder werd een constructie opgezet van handgiften en renteloze leningen. De rechtbank is van oordeel dat deze kunnen worden ingepast in de constructie van witwas, nu blijkt dat beklaagden op dat ogenblik reeds een Luxemburgse rekening bezaten met een saldo van 350.000 euro. Het betreft een handgifte door de vader van eerste beklaagde van 2.000.000 BEF en van een handgifte door de vader van tweede beklaagde voor een bedrag van 80.000 euro, dit naast een renteloze lening van 3.000.000 BEF (op 23 januari 1998). Het betreft aldus een bedrag van 2.000.000 + 3.000.000 BEF = 5.000.000 BEF, hetzij 123.946,76 euro + 80.000 euro = 203.946,76 euro. De Rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk voorkomt dat het geld op de Luxemburgse rekening afkomstig is van inkomsten genoten uit de activiteiten van het restaurant in Nederland. 18

Eerste en tweede beklaagden hebben dit restaurant in 1985 opgestart en baatten dit uit tot in 1991, dus amper 6 j aar. Dit de verklaring van eerste beklaagde blijkt trouwens dat dit restaurant niet winstgevend was. Terecht werd door de vervolgende partij een opsplitsing uitgevoerd voor de periode van 20 mei 1995 tot en met 1 juli 1999 en de periode van 2 juli 1999 tot en met 28 november 2003, dit voor wat betreft het niet gerechtvaardigd vermogensverschil. Het samenlezen van al de feitelijke gegevens in het thans voorliggend dossier laat de rechtbank in ieder geval toe elke legale herkomst of oorsprong van de vermogensvoordelen uit te sluiten. Beklaagden maakten zich schuldig aan het witwassen van de opbrengsten van de mensenhandel, zoals hiervoren reeds uitvoerig uiteengezet. De financiële transacties betroffen de opbrengsten van deze illegale praktijken. De tenlastelegging G is in hoofde van de beklaagde in al zijn constitutieve bestanddelen ten genoege van recht bewezen. De tenlastelegging H en I In de bankkluizen van eerste en tweede gedaagden werden originele Chinese paspoorten aangetroffen. Er werden regularisatiedossiers ingediend voor,, en. Onder deze naam hebben meerdere fysieke personen regularisatie aangevraagd. Eerste beklaagde gaf de feiten ook toe: 'Gezien ik al jaren problemen had om personeel te vinden en rekening houdend dat ik in het bezit was van de vier paspoorten, kreeg ik het idee om regularisatieaanvragen in te dienen voor de identiteiten vermeld op de paspoorten in mijn bezit (verklaring, strafdossier, kaft l, subkaft 8, p.61). De betichtingen komen in hoofde van beklaagden bewezen voor. De tenlastelegging J De tenlastelegging J betreft de inbreuken op de wetgeving inzake tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Op 28 november 2003 werd een huiszoeking verricht in het restaurant aan te Blankenberge. Er werden vier personen aangetroffen van Chinese origine die illegaal in het land verbleven die werden tewerkgesteld door beklaagden in de keuken en gelagzaal (zie huiszoeking dd.28.11.2003) Officieel had de op 27 november 2003 vier werknemers in dienst:,, en. Deze vier officieel ingeschreven werknemers waren echter met meer tewerk gesteld en hun papieren werden gebruikt door de aangetroffen illegale arbeiders. De vier aangetroffen Chinese werknemers konden geen paspoort voorleggen. Daarnaast werd ook een vrouw aangetroffen die als kinderoppas werkte in het huishouden van eerste en tweede beklaagden. 19

Aan de hand van de resultaten van de uitgevoerde huiszoekingen, de afgenomen verhoren van de slachtoffers en de ondervraging van eerste en tweede beklaagden kon worden vastgesteld dat er nog andere illegale vreemdelingen waren tewerkgesteld in het restaurant. die het pand bewoonde aan de van waaruit zicht is op de tuinen van de naastliggende panden, verklaarde dat er een frekwent verloop was van Aziatische personen, zowel volwassenen als kinderen, naar de achterliggende panden in de. De woning, gelegen in de is een rijwoning, bestaande uit een gelijkvloers, een kelder en 2 verdiepingen. In de gang bevindt zich een gat in de muur waardoor de woning in verbinding staat met huisnummer 19. In de gang is er tegenover de voordeur tevens een deur die verbinding heeft met het restaurant. In deze woningen aan de bevinden zich woon- en slaapkamers. Uit de documenten die daar werden aangetroffen, blijkt duidelijk dat er personen van Chinese origine verbleven. Gelet op hetgeen voorafgaat komt de tenlastelegging J bewezen voor. III. De strafmaat Ten aanzien van eerste beklaagde Eerste beklaagde betwist de feiten A, F, H en I niet. Hij verzoekt de toepassing van artikel 65, lid 2 Sw. voor wat betreft het feit J. Eerste beklaagde baatte een Chinees restaurant uit in Vlissingen van 1985 tot 1991. In 1992 kwam hij met zijn echtgenote naar België omdat er in Nederland al te veel Chinese restaurants waren. Hij werd zaakvoerder van restaurant. In de loop van 1994 begon hij met personeel te werken en zette dit voort tot op 28 november 2003 en ook daarna. De tenlasteleggingen A.1 t.e.m. A.27, B.1 t.e.m. B.27, C.1 t.e.m. C.27, D.1 t.e.m. D.27, E.1. t.e.m. E.4O, F.1. t.e.m. F.41, G.1 t.e.m. G.7, H.1. en H.2, I.1. t.e.m. I.6, J.1 en J.2 komen in hoofde van eerste beklaagde bewezen voor. Beklaagde pleegde de feiten met éénzelfde misdadig opzet zodat er overeenkomstig artikel 65, lid 1 Sw. slechts één straf dient te worden uitgesproken voor alle feiten samen, namelijk de zwaarste, meer bepaald de straf gesteld op het misdrijf mensenhandel. Eerste beklaagde liep reeds een veroordeling op wegens inbreuken op de sociale wetgeving (tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit ) en wegens actieve omkoping van ambtenaren. De Rechtbank is van oordeel dat terzake geen toepassing kan gemaakt worden van artikel 65, lid 2 Sw. De feiten in hoofde van eerste beklaagde zijn bijzonder ernstig. Hij pleegde de feiten met het oog op grof geldgewin. De feiten wettigen een ernstige bestraffing. Gelet op de aard van de feiten, de ernst en de duur ervan dienen een gevangenisstraf met uitstel en een geldboete, waarvan een gedeelte met uitstel kan worden verleend, beklaagde het ontoelaatbare van zijn handelen te doen inzien. 20