Examenopgaven VMBO-KB 2003



Vergelijkbare documenten
Examenopgaven VMBO-GL en TL 2003

Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 vmbo gl/tl II

Correctievoorschrift examen VMBO-KB 2003

Maandag 15 juni, uur

Examenopgaven VMBO-KB 2003

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Correctievoorschrift examen VMBO-GL en TL 2003

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL COMPEX

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Examenopgaven VMBO-BB 2003

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL COMPEX

natuurkunde 1,2 Compex

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

Examen HAVO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 13. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Examenopgaven VMBO-BB 2003

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Woensdag 24 mei, uur

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Eindexamen natuurkunde havo II

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 vmbo gl/tl I

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Repetitie Lenzen 3 Havo Naam: Klas: Leerstof: 1 t/m 7

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

Examenopgaven VMBO - GL en TL - COMPEX 2003

Examen VMBO-BB. natuur- en scheikunde 1 CSE BB. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 compex vmbo gl/tl I

Examenopgaven VMBO-GL en TL 2003

TENTAMEN NATUURKUNDE

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

/.. Examenopgaven VMBO-VBO 2002 VMBO BASISBEROEPSGERICHTE LEERWEG. djexamen

Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen.

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

Examen VMBO-BB. natuur- en scheikunde 1 CSE BB herziene versie. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

3HAVO Totaaloverzicht Licht

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Naam: Klas: Repetitie elektriciteit klas 2 1 t/m 6 HAVO (versie A)

natuur- en scheikunde 1 CSE KB

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examenopgaven VMBO - GL en TL - COMPEX 2003

Zwaartekracht. Dat komt door de zwaartekracht. De aarde trekt alles naar beneden.

Examen HAVO. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

Samenvatting Hoofdstuk 5. Licht 3VMBO

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

NaSk 1 Elektrische Energie

Examen VMBO-GL en TL-COMPEX

Samenvatting snelheden en

d. Bereken bij welke hoek α René stil op de helling blijft staan (hij heeft aanvankelijk geen snelheid). NB: René gebruikt zijn remmen niet.

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde havo I

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Vrijdag 8 juni, uur

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

... Correctievoorschrift VBO-MAVO-D. "C C :::::s ~

Examenopgaven VMBO-GL en TL 2003

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

natuur- en scheikunde 1 CSE KB

Examen VMBO-BB 2006 NATUUR- EN SCHEIKUNDE 1 CSE BB. tijdvak 1 woensdag 24 mei uur. Naam kandidaat Kandidaatnummer

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Examen HAVO. natuurkunde 1

Transcriptie:

Examenopgaven VMBO-KB 2003 tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-15.30 uur NATUUR- EN SCHEIKUNDE 1 CSE KB NATUURKUNDE VBO-MAVO-C Bij dit examen hoort een uitwerkboekje. Gebruik het tabellenboekje. Dit examen bestaat uit 44 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 62 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten maximaal behaald kunnen worden. 300030-648-536o

Meerkeuzevragen - Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. Open vragen - Geef niet méér antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd, geef er dan twee en niet méér. Alleen de eerste twee redenen kunnen punten opleveren. - Vermeld altijd de berekening, als een berekening gevraagd wordt. Als een gedeelte van de berekening goed is, kan dat punten opleveren. Een goede uitkomst zonder berekening levert geen punten op. - Geef de uitkomst van een berekening ook altijd met de juiste eenheid. KLIMREK 1p 1 In een gymzaal gebruikt men liever houten klimtoestellen dan metalen klimtoestellen. De reden hiervoor is dat hout warmer aanvoelt dan metaal. Welke eigenschap van hout zorgt ervoor dat het warmer aanvoelt? TUINMEUBELEN 1p 2 Metalen tuinmeubelen moeten corrosiebestendig en niet te zwaar zijn. Welke van de onderstaande materialen is het meest geschikt voor de productie van tuinmeubelen? A aluminium B ijzer C roestvrij staal KLEIN CHEMISCH AFVAL 1p 3 Peter ruimt zijn keukenkastje op. Welke van de volgende stoffen moet hij bij klein chemisch afval (kca) inleveren? A afwasmiddel B frituurvet C verf 300030-648-536o 2 ga naar de volgende pagina

BRILLENGLAZEN Chris heeft een nieuwe bril nodig. In de bril moeten negatieve lenzen komen. In onderstaande figuur zijn drie lenzen getekend. I II III 2p 4 Leg uit welke van deze drie lenzen negatief is. 1p 5 Chris laat een evenwijdige lichtbundel op een negatieve lens van zijn bril vallen. In het uitwerkboekje staat de lens schematisch getekend. Teken in de figuur in het uitwerkboekje de lichtbundel die op de lens valt en de lichtbundel die uit de lens komt. TEMPELS Lang geleden bouwde het Maya-volk in Mexico tempels van grote rechthoekige blokken steen. Op de linkerfoto zie je zo n tempel. Op de rechterfoto zie je een detailopname met zulke grote blokken steen. Men heeft deze blokken nooit gewogen. Toch weten we dat sommige blokken steen een massa hebben van meer dan 3000 kg. 3p 6 Aan de voet van het bouwwerk kun je kleine stukjes steen vinden die van de blokken zijn afgebrokkeld. Piet wil met een proef de dichtheid van zo n stukje steen bepalen. Wat moet Piet doen om de dichtheid van zo n stukje steen te bepalen? 2p 7 Met behulp van de dichtheid van zo n stukje steen kun je de massa van een groot rechthoekig blok van de tempel bepalen zonder het blok te wegen. Beschrijf een methode hoe je met behulp van de dichtheid van zo n stukje steen de massa van zo n rechthoekig blok kunt bepalen. 300030-648-536o 3 ga naar de volgende pagina

METEN AAN EEN LAMPJE Tijdens een practicum wordt met een digitale universeelmeter de weerstand van een lampje gemeten. Zie onderstaande figuur. 1p 8 Hoe groot is de weerstand van het lampje? A 3,9 A B 3,9 V C 3,9 Ω D 3,9 kω 1p 9 Vervolgens wordt het lampje aangesloten op een spanning van 6,0 V. Het lampje brandt. De stroomsterkte door het lampje bedraagt 0,15 A. Bereken in deze situatie de weerstand van het lampje. A 0,025 Ω B 9,0 Ω C 40 Ω 1p 10 Je hebt nu op twee manieren de weerstand van hetzelfde lampje bepaald. Dit levert twee verschillende waarden op. Waarom verschillen de weerstandswaarden? 300030-648-536o 4 ga naar de volgende pagina

METEN MET DE COMPUTER Peter en Belinda doen practicum met de computer. Met een speciale sensor en het programma IPCOACH meten zij de beweging van een fietser gedurende 8 seconden. Op het beeldscherm zien Peter en Belinda onderstaand v,t-diagram. 10 v (m/s) 8 6 4 2 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 t (s) 1p 11 Welke beweging maakt de fietser tussen t = 2 s en t = 5 s? A een eenparige beweging B een eenparig versnelde beweging C een eenparig vertraagde beweging 1p 12 Hoe groot is de afgelegde weg tussen t = 0 s en t = 2 s? A 4 meter B 8 meter C 16 meter D 20 meter 1p 13 Met het computerprogramma kunnen Peter en Belinda van de beweging ook een s,t-diagram maken. Hieronder staan drie figuren. s (m) s (m) s (m) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 t (s) figuur A 0 1 2 3 4 5 6 7 8 t (s) figuur B 0 1 2 3 4 5 6 7 8 t (s) figuur C Welke figuur is het correcte s,t-diagram? A figuur A B figuur B C figuur C 300030-648-536o 5 ga naar de volgende pagina

MOLECULEN IN DE VAL In het dagblad De Gelderlander van 12 augustus 2000 stond het volgende artikel: Moleculen in de val Moleculen zijn constant in beweging en zijn daardoor moeilijk te bestuderen. Daarvoor moeten ze worden afgeremd en stilgezet. Op de Katholieke Universiteit van Nijmegen is dat nu voor het eerst gelukt. Prof. Gerard Meyer met in de hand het apparaat dat moleculen afremt 1p 14 Wat gebeurt er met de temperatuur van een stof als de moleculen worden afgeremd? A De temperatuur daalt. B De temperatuur blijft gelijk. C De temperatuur stijgt. 1p 15 Welke uitspraak over moleculen is juist? A Een molecuul is een bouwsteen van een atoom. B Een molecuul is bij alle stoffen ongeveer even groot. C Een molecuul is opgebouwd uit één of meer atomen. Verderop in het artikel stond: Professor Gerard Meyer legt uit: Gemiddeld staat de lucht stil, maar dat komt alleen omdat de moleculen vaak met elkaar botsen. Tussen twee botsingen door vliegen moleculen door de ruimte met een snelheid van 1000 meter per seconde. 1p 16 Hoe groot is de snelheid van de moleculen tussen twee botsingen in kilometer per uur? 300030-648-536o 6 ga naar de volgende pagina

De moleculen uit het artikel zijn ammoniakmoleculen. De onderstaande gegevens komen uit een tabellenboek: Dichtheid in g/cm 3 (T = 273 K) Smeltpunt in K Kookpunt in K Ammoniak 0,77 195 240 1p 17 In welke fase bevindt ammoniak zich bij een temperatuur van 293 K (bij normale druk)? A in de gasvormige fase B in de vaste fase C in de vloeibare fase VLIEGENSVLUG Lees het onderstaande artikel. Vlieg schakelt vliegensvlug Wel eens geprobeerd een vlieg te vangen? Dat valt niet mee. Dat komt door het ongelofelijke reactievermogen van dit insect: een vlieg reageert tienmaal sneller dan wij met onze ogen kunnen knipperen. Amerikaanse onderzoekers hebben nu ontdekt hoe dat werkt: de vlieg beschikt over een apart schakelcelletje tussen oog en vliegspier. Daardoor kan de vliegenvleugel in actie komen binnen 30 milliseconde nadat het vliegenoog een verdachte beweging heeft waargenomen. 2p 18 Bereken met de gegevens uit het artikel hoe lang het knipperen met onze ogen ongeveer duurt. 2p 19 Robert wil een vlieg vangen. Zijn hand is 50 cm van de vlieg verwijderd. Als de hand van Robert die afstand in 30 milliseconde overbrugt, kan hij de vlieg vangen. Bereken de gemiddelde snelheid die de hand van Robert dan heeft. 300030-648-536o 7 ga naar de volgende pagina

FIETSVERLICHTING Op de foto zie je de dynamo van een fiets. In je uitwerkboekje zie je een tekening van de doorsnede van een dynamo. Daarbij zijn de namen van twee onderdelen weggelaten. 2p 20 Vul bij de tekening in het uitwerkboekje de twee ontbrekende namen in. 2p 21 Leg uit hoe de dynamo werkt aan de hand van de figuur in het uitwerkboekje. 1p 22 Op de fiets van Lotte gaat één draadje van de dynamo naar het voorlicht en één draadje van de dynamo naar het achterlicht. Toch branden beide lampjes als de dynamo spanning levert. Leg uit hoe dit komt. 1p 23 In het lampje wordt energie omgezet. Bij een fietslampje is het rendement van die energieomzetting ongeveer 8%. Wat betekent de laatste zin? A Ongeveer 8% van de energie die het lampje ingaat, wordt omgezet in licht. B Ongeveer 8% van de energie die het lampje ingaat, wordt omgezet in warmte. C Ongeveer 8% van de energie die het lampje ingaat, wordt omgezet in licht en warmte. De lampjes zijn parallel geschakeld en branden allebei. Lotte heeft een paar gegevens over haar fietsverlichting opgeschreven: dynamo: achterlicht: voorlicht: 6 V 0,1 A 0,5 A 1p 24 Op welke spanning brandt het achterlicht? A 0,1 A B 0,5 A C 3 V D 6 V E 12 V 1p 25 Hoe groot is de stroomsterkte die de dynamo levert? A 0,1 A B 0,5 A C 0,6 A D 6 V 300030-648-536o 8 ga naar de volgende pagina

OGEN Hieronder staat een schematische tekening van een oog van Marjon, met de lichtbundel die vanuit punt P in haar oog valt. 2 De ooglens van Marjon is volledig geaccommodeerd. Toch ziet ze niet scherp, want haar ooglens convergeert het licht te weinig. Hieronder staan vier tekeningen van een oog. Daarin zijn de lichtstralen voor en achter de ooglens getekend. A P B P C P D P 1p 26 Welke tekening geeft de situatie van het oog van Marjon weer? A tekening A B tekening B C tekening C D tekening D 1p 27 Marjon zit examen te maken. Ze kijkt eerst naar haar examenopgaven en daarna naar de klok, die ver weg aan de muur van de gymzaal hangt. Hoe verandert dan haar ooglens? A De ooglens wordt boller. B De ooglens wordt minder bol. C De ooglens verandert niet. 300030-648-536o 9 ga naar de volgende pagina

LEIDRAAD VOOR ZEILERS Op de foto hiernaast zie je een zeilboot. De wind komt in deze situatie van achteren. In de figuur hieronder zie je een schematische voorstelling van het bovenaanzicht van deze zeilboot. Het roer is hierbij weggelaten. F 1 stelt de kracht van de wind op het fok (voorzeil) voor. F 2 stelt de kracht van de wind op het grootzeil voor. D stelt het draaipunt van de boot voor. A B C F 2 F 1 D 1p 28 In welke richting zal in deze situatie de boot zijn koers vervolgen? A richting A B richting B C richting C D Om dit te kunnen beantwoorden moet je de massa van de boot weten. 300030-648-536o 10 ga naar de volgende pagina

Even later vaart de boot met een constante snelheid vooruit. Dan draait iemand het roer in de stand zoals in onderstaande figuur. De figuur is een bovenaanzicht van de boot met het roer. F 1 is de kracht van het water op het roer. F 1 is ontbonden in F 2 en F 3. F 2 wordt de remmende kracht genoemd. F 3 F2 F 1 2p 29 Leg uit waarom F 2 de remmende kracht wordt genoemd. Om het zeil te hijsen zijn meerdere constructies mogelijk. In de afbeeldingen hieronder zie je drie verschillende mogelijkheden. Je ziet steeds een stukje van de bovenkant van de mast met een stukje van het zeil dat gehesen moet worden en de richting van de kracht F. zeil zeil zeil F F F A B C 1p 30 In welke situatie(s) is de kracht F het kleinst? A alleen in situatie A B alleen in situatie B C alleen in situatie C D in de situaties A en B E in de situaties A en C F in de situaties B en C 300030-648-536o 11 ga naar de volgende pagina

OUDE CAMERA S De werking van de Camera Obscura was al bekend in de Griekse Oudheid. Ongeveer 600 jaar geleden kregen vooral tekenaars en schilders opnieuw belangstelling voor dit apparaat. Zij maakten van een kamer een Camera Obscura zonder lens. Zo konden zij op een scherm figuren van buiten afbeelden. Zie onderstaande figuur. In de figuur hieronder is de situatie schematisch weergegeven. Deze figuur staat ook in het uitwerkboekje. groot vel papier 2p 31 Geef in de tekening in het uitwerkboekje met behulp van lijnen aan hoe groot het beeld op het scherm zal zijn. De uitschuifcamera Vanaf 1800 verving men de opening door een bolle lens. De achterwand van de Camera Obscura bestond uit doorschijnend materiaal. Achter de camera kon je onder een zwarte doek het beeld zien op de doorschijnende achterwand. Om een scherpe afbeelding te krijgen, kon men de achterwand van de camera verschuiven. Zo ontstond de zogenaamde uitschuifcamera.. 300030-648-536o 12 ga naar de volgende pagina

In de figuur hieronder is de uitschuifcamera schematisch weergegeven. Het beeld wordt gevormd op het rechterzijvlak (achterwand) van de rechterdoos. Een fotograaf wil een foto maken van een deel van een boom. De uitschuifcamera bevindt zich op korte afstand van de boom. bolle lens 1p 32 In de figuur is de afstand tussen de lens en de achterwand van de camera aangegeven. Hoe noemen we deze afstand? A beeldafstand B brandpuntafstand C voorwerpsafstand Dezelfde uitschuifcamera wordt nu veel verder van de boom geplaatst. De fotograaf wil nu opnieuw een scherpe afbeelding op de achterwand krijgen. Zie hieronder. 1p 33 Welke afbeelding zal er op de achterwand te zien zijn? A B C D A afbeelding A B afbeelding B C afbeelding C D afbeelding D 300030-648-536o 13 ga naar de volgende pagina

VERDER KIJKEN DAN JE NEUS LANG IS Een jongen heeft een apparaat gemaakt waarmee hij over een schutting kan kijken. Zie de foto hiernaast. Er is ook een doorsnede van het apparaat getekend. 1 3 2 4 1p 34 Boven in het apparaat zit een spiegel. Die is getekend in de figuur. De spiegel die onder in het apparaat zit, is niet getekend. Tussen welke punten moet deze spiegel worden aangebracht? A 1 en 2 B 1 en 4 C 2 en 3 D 2 en 4 De jongen ziet aan de andere kant van de schutting een voorwerp. In de onderstaande figuur is het voorwerp en de bovenste spiegel schematisch weergegeven. Hieronder staan drie tekeningen. A B C 1p 35 In welke tekening is het spiegelbeeld juist weergegeven? A in tekening A B in tekening B C in tekening C 300030-648-536o 14 ga naar de volgende pagina

STRIJKIJZER Op de onderkant van een strijkijzer staan gegevens. Zie hieronder. 2p 36 Bereken de stroomsterkte door het strijkijzer. 3p 37 Bij het strijken van een hoeveelheid wasgoed is het strijkijzer 1½ uur ingeschakeld. Eén kwh kost 0,14. Bereken de energiekosten voor het strijken van deze was. 300030-648-536o 15 ga naar de volgende pagina

ALBATROS Het onderstaande stukje is een samenvatting van een artikel uit de Gelderlander van 29 augustus 2001. De trekalbatros brengt een groot deel van zijn leven in de lucht boven de open zee door. Bij een stevige bries met rug- of zijwind kan een albatros met zijn drie meter lange vleugels gemakkelijk en zonder grote inspanning een snelheid van gemiddeld 50 km/h halen. 3p 38 Een albatros wordt ongeveer 10 jaar oud. Neem aan dat de vogel 40% van zijn leven vliegend met een snelheid van 50 km/h doorbrengt. Bereken hoeveel kilometer de albatros gedurende zijn leven aflegt. Het grootste deel van de tijd vliegt de albatros met een constante snelheid. In de figuur hieronder wordt de voortstuwende kracht voorgesteld door F s en de wrijvingskracht door F w. F s A F w F s B F w F s C F w 1p 39 In welk van de figuren A, B of C worden de krachten juist voorgesteld? A figuur A B figuur B C figuur C 300030-648-536o 16 ga naar de volgende pagina

Op het menu van de albatros staat onder andere inktvis. In de figuur hieronder is een inktvis geschetst die aan de zeeoppervlakte drijft. De albatros komt via de stippellijn aanvliegen met een constante snelheid van 14 m/s. Het deel van de inktvis dat de albatros kan pakken is 0,20 m lang. 0,20 m v = 14 m/s 2p 40 Bereken hoe lang de albatros de tijd heeft om de inktvis uit het water te pakken. KLEUREN VAN DE REGENBOOG Edward en Marc doen een proefje. Ze laten een bundel wit zonlicht door een prisma schijnen. Ze projecteren het licht dat uit het prisma komt op een witte muur. Ze zien dan de kleuren van de regenboog. 1p 41 Welke kleur komt niet voor in de kleuren van de regenboog? A blauw B bruin C geel D groen 1p 42 Even later laten ze een bundel wit zonlicht door een rood filter schijnen. Het licht is nu rood. Hoe komt het dat alleen het rode licht wordt doorgelaten? 1p 43 Het rode licht dat uit het filter komt, laten ze op een blauw voorwerp schijnen. Het voorwerp bevindt zich in een donkere ruimte. Hoe ziet het voorwerp er nu uit? A blauw B rood C zwart PROEF MET EEN POTLOOD 3p 44 Pieter en Willem willen de weerstand van de stift van een potlood bepalen. Ze beschikken over een spanningsbron, een stroommeter, een spanningsmeter en enkele draden. In het uitwerkboekje zijn alle onderdelen getekend. Teken in de figuur in het uitwerkboekje de verbindingen tussen de onderdelen, zodat de juiste schakeling ontstaat. 300030-648-536o* 17 ga naar de volgende pagina einde