PLANTGOED voor meer streekeigen groen



Vergelijkbare documenten
Plant Goed aanbevelingslijst

Soorten te gebruiken in houtkanten

Samenstelling pakket : keuze uit volgende soorten (minstens 5 stuks per soort)

Landschappelijke inpassing Karreveld Karreveld 10, Roggel - PNR 6089NC /031213

SUBSIDIERING VAN DE AANPLANTING VAN LIJNVORMIGE ELEMENTEN

Lijst van Vlaamse inheemse bomen en struiken

Landschappelijke inpassing Ruimte voor Ruimteplan A. Vastenburg Bommerigerweg 21, 6281 BR Mechelen - PNR 6281BR

Wervik behaagt zijn landschap. Actie Plant &Goed. Een samenwerking van het Stadsbestuur Wervik Proclam v.z.w.

Landschappelijke inpassing Hoogstraat Hoogstraat , Uden - PNR 5406TH

Gemeentelijk subsidiereglement op de aanleg van kleine landschapselementen in Gemeente Wellen (versie 25/02/2015)

Subsidiedossier KLE. Gemeente Sint-Amands Milieudienst Kristin Moens Livien Van der Looystraat Sint-Amands Tel Fax

Hoofdstuk II aanleg van beplantingen voor bedrijfsgebouwen (en terreinen)

Gemeentelijk subsidiereglement op de aanleg van kleine landschapselementen in Gemeente Wellen (versie 28/12/2016)

DEEL 1: BETOELAGING VOOR AANLEG EN ONDERHOUD VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN DIE NIET ONDER DE BEPALINGEN VAN DE BEHEERSOVEREENKOMSTEN VALLEN

s ta a l k a a rt e n b e p l a n t i n g s p l a n r e g g e da l E n t e r 22 maart 2017, definitief

Landschappelijke inpassingen en tegenprestatie paardenfokkerij Flitige Lise Breestraat ongenummerd, 5993 BH Maasbree PNR 5802DC / agp

Vrij uit te kiezen van struikvorm 175/200 tot multistam 1000/+ Omschrijving + gebruik :

Landschappelijke inpassing teeltveld Mts Heuts 2 e Heiweg ongenummerd, PNR 6051JC / agp

AANVRAAG SUBSIDIE KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Bijlage 1: afbakening prioritaire zones

ir. L. de Graaf, Landschapsarchitect bnt / 14 januari 2016 / definitief Functieverandering Kootwijkerdijk 12, Kootwijkerbroek Beplantingsplan

Gemeentelijk subsidiereglement op de aanleg en onderhoud van kleine landschapselementen

Het aanplanten van lijnvormige groenelementen

ERFBEPLANTING SLAGENLANDSCHAP Sandersstraat 5

Gemeentelijk reglement houdende de betoelaging van aanleg van kleine landschapselementen.

GEMEENTELIJK SUBSIDIEREGLEMENT VOOR DE AANLEG EN HET ONDERHOUD VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN

Cursus herkennen bomen en struiken. i.o.v.

Gemeentelijk subsidiereglement kleine landschapselementen

Landschappelijke inpassing Bex BV Baarloseweg 42, Kessel - PNR 5995BL / /

Landschappelijke inpassing Zorgmanege The Horse Valley Heide 1a, 6088 PC Roggel - PNR 6088PC / / /

AANMOEDIGINGSREGLEMENT VOOR DE AANPLANTING VAN LIJNVORMIGE GROENELEMENTEN (HAAG, HEG, HOUTKANT, BOMENRIJ)

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie paardenhouderij A.Vullers Boekhorstweg 3, 6105 AD Mariahoop- PNR 6105AD

Bouwverordening betreffende beplanting

L ANDSCHAPSEL E M E N T E N ( h a g e n, h a a g k a n t e n, h o u t k a n t e n e n b o m e n r i je n )

Bosjes plangebied Kassen Jonge Singel + buurerf UITGANGSSITUATIE

Landschappelijke inpassing Deliscious Production 2 Waterloseweg 3B, Beesel - PNR 5945NX3B

SUBSIDIEREGLEMENT VOOR DE AANPLANT, AANLEG EN ONDERHOUD VAN PUNT- EN LIJNVORMIGE KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Gemeenteraad 19/12/2007

Landschappelijke inpassing Agrarisch bedrijf R. Cleutjens Kraakstraat 30, 6013 RS Hunsel - PNR 6013RS /

MASTERPLAN LANDGOED LUZENKAMP ROERMOND Heide 4, 6042 LN Roermond

Nederweert en Eind tekenen de horizon

Landschapsbeheer Gelderland. Rosendael 2a 6891 DA Rozendaal Contactpersoon: Eward Timmerman Datum: maart

DEFINITIEVE AANNEMING VAN EEN STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING TOT INTEGRATIE VAN BEDRIJFSGEBOUWEN IN HET LANDSCHAP

Landschapselementen; hoe zien ze eruit? 2017

A. HAAG. A.1 Type laag geschoren

Beplantingsplan vleeskuikenhouderij Struiken 3a Maasbree Drissen CV

Landschappelijke inpassing Ruimte voor Ruimte plan Schey 11, Schey NL, Noorbeek PNR-6255NL

Natuurmanagement basis Biotoop Bos dag 1

Landschappelijke inpassing BERGHEMSEWEG 15 Berghemseweg 15, 5373 KG Herpen - PNR 5373KG / (print op A3)

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan/bouwkavel A.P.W. Dirks Lochterstraat 3a, 6012 RD Haler PNR 6012RD3a aangevuld

Landschappelijke inpassing en mitigerende maatregelen Ruimte voor Ruimteplan Grijzegrubben 2, Grijzegrubben 2, 6361 GM Nuth - PNR 6361GM

Behaag...Natuurlijkactie 2013.

Landschappelijke inpassing en Kwaliteitsverbetering bouwkavel / bouwplan Agrapork Someren VOF Dooleggersbaan 12, 5712 RG Someren - PNR 5712RG

PRINCIPEDETAILS OPENBARE RUIMTE ANNA S HOEVE

Bruisterbosch met de huidige kernrandzone

Landschappelijke inpassing Niesweg 3 Niesweg 3, Hegelsom - PNR 5963NE

Lijst van inheemse bomen en struiken voor het vogel- en hakhout bosje aan de slootkant van de Tuin vereniging de Leeuwenbergh, Den Haag.

Landschappelijke inpassing bouwplan Varkenshouderij RTC Van Baal Beltweg 10, 5853 EM Siebengewald - PNR 5853EM

BOMEN VOOR KOEIEN VERSLAG

solitaire boom, schaduw creëren, sneukelhaag, nachtvlinders, vogelbosje, bloem, houtkanten houtkant, bosrand,

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan Wellness Centrum Heelderpeel Rijksweg 15, Heel PNR 6097NK /agp

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan Mts Houtackers Breedenweg 4, 6114 LA Dieteren PNR 6114LA / AGP

Beplantingslijst EVZ Vossenbergse Vaart

Landschappelijke inpassing Bouwplan Mts van Melick Gereats Gendijk 3, 6086 NC Neer - PNR 6086NC /310113/051013/061213

Leve de tuin Bezoekerscentrum Webbekoms Broek - Diest

Beatrixpark visie, beheer- en onderhoudsplan

Landschappelijke inpassing bouwplan M.M.J.M. Stals Castertstraat 4, 6011 SL Ell PNR 6011SL /280711/210412

Landschapsplan in het kader van

Landschappelijke inpassing bouwplan Mts Vrancken, Weert 93, 6241 GS Bunde PNR 6241GS

Landschappelijke inpassing ROOIJE HOEFSEDIJK 110' Rooije Hoefsedijk 110, 5421 XP Gemert - PNR 5421XP (print op A3)

Landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing Bouwplan Vermeer Roothweg 1, 5964 NS Meterik PNR 5964NS

Lijst van Vlaamse inheemse bomen en struiken

Landschappelijke inpassing Vensestraat 49 Vensestraat 49, 6599 AN Ven-Zelderheide - PNR 6599AN / (print op A3)

Boomkwekerijen - Pépinières. Etn. A. Op de Beeck bvba

Gemeentelijk subsidiereglement voor de aanleg en het onderhoud van kleine landschapselementen

Landschappelijke inpassing Herontwikkeling Laarderweg 70 Laarderweg 70, 6005 NL Weert PNR 6003NL

GEMEENTE KOEKELARE GEMEENTELIJK PREMIEREGLEMENT VOOR DE AANLEG EN HET ONDERHOUD VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN

Ratelpopulier Populus tremula. Verspreide knopstand, spits, bruin, glanzend, op eenjarige twijgen aanliggend, op oudere twijgen vaak op kortloten.

/ Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan Mts Saes Grotehegstreeg 31, 6005 PW Weert - PNR 6005PW /061012

kleine landschapselementen

Naam : Van Werven Holding B.V. t.a.v. : Dhr. T. van der Giessen Straat : Verlengde Looweg 7 Postcode : 8096 RR Plaats : Oldebroek - 1 -

Landschappelijke inpassing Beatrix Hout Herkenbosserweg 1A, 6063 NL Vlodrop - PNR 6063NL1a (print op A3)

Landschappelijke inpassing Arnaud de Calavon Dijkerstraat 25, 6006 PR Weert - PNR 6006PR /agp

Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering HCM van Gennip Ulicoten Maaijkant 11, 5113 BG Ulicoten - PNR 5715AA /081214

Landschappelijke inpassing Bouwplan Ploegmakers BV Burgemeester Van den Wildenberglaan 46a, De Rips - PNR LIP.5764RE /220915

Erfbeplantingsplan en landschappelijke inpassing

Beplantingsplan. Woning Eendenkooiweg ong. Melderslo. A.I.W.M. Christiaens

Toelage voor aanplant en onderhoud van kleine landschapselementen

Landschappelijke inpassing ten behoeve van bestemmingsplanwijziging voor het bouwen van een woning aansluitend aan Maagdenweg 1 te Aardenburg

Gemeentelijk subsidiereglement kleine landschapselementen

Zwarte els. Sleedoorn Sneeuwbes Taxus Theeboompje Viltroos* Vlier Wilde liguster* Wilde peer* Winterlinde Zomerlinde Zuurbes Zwarte bes

Vinkelsestraat 36, Heesch landschapsplan

Erfinrichtingsplan Oostermeenweg 4 Lievelde

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Kelmonderstraat 64 Kelmonderstraat 64, 6191 RE Beek - PNR 6191RE

Landschappelijk Inpassingsplan - Toelichting

Landschappelijke inpassing bouwkavel Venderstraat 5 Venderstraat 5, Haler - PNR 6012RK /291014/ (print op A3)

Definitief Landschapsplan in het kader van Bouw woning

Landschappelijke inpassing bouwplan / bouwkavel J. Buijckx Klokkestraat 1, 5131 RD Alphen (N-B) - PNR 5131RD

Beplantingsplan Landschapsbeheer Gelderland

landschapsplan Udenseweg 45, Zeeland

waar houd je als aanpalende eigenaar of gebruiker rekening mee?

Toelagereglement ter bevordering van aanplantingen van landschapselementen. Hoofdstuk I : Het aanplanten van lijnvormige groenelementen.

Transcriptie:

PLANTGOED voor meer streekeigen groen

Inhoud Voorwoord 7 Wegwijs met streekeigen groen 9 Een korte inleiding 9 Een woordje uitleg rond streekeigenheid voor de leek 9 Niet inheemse soorten, maar toch streekeigen? 10 Mooi, maar vooral ook nuttig 10 Streekeigen groen in al zijn vormen 12 EEN ALLEENSTAANDE BOOM 12 BOMENRIJEN 13 VRIJ UITGROEIENDE HEG 13 GESCHOREN HAGEN 14 VOGELBOSJE 14 KNOTBOMEN, HAKHOUTSTOVEN 15 HOOGSTAMMIG FRUIT 15 Plannen voor het planten 17 Beplantingen en de wet 17 AFSTANDSREGELS BIJ HET AANPLANTEN 17 EEN VERGUNNING OM TE MOGEN AANPLANTEN? 18 REGELS NÁ HET AANPLANTEN 19 Planten kennen helpt 20 IEDERE BOOM/STRUIK HEEFT ZO ZIJN STEKJE 20 STANDPLAATS 20 LICHTINVAL 22 IEDERE BOOM/STRUIK HEEFT ZO ZIJN TREKJES 22 WORTELSTELSEL 22 HOOGTE EN BREEDTE 23 HABITUS VAN EEN BOOM OF STRUIK 23 SNOEIVERDRAGEND? 23 GROENBLIJVERS 24 HAKHOUT 24 OPBRENGST VAN BOMEN/STRUIKEN 25 3

Overzicht van de planten die je kan gebruiken 26 Enkele richtlijnen en standaarden bij beplantingen 37 BOMENRIJEN 37 HOUTKANTEN 37 GESCHOREN HAAG 38 VOGELBOSJE (NADRUK OP BLOEI, BESSEN, NOTEN + SCHUILFUNCTIE) 39 PlantGoed! in een hedendaagse context met respect voor het verleden 40 TRADITIES OM IN ERE TE HOUDEN 40 GROEN IN HET LANDSCHAP VS. GROEN ROND BEBOUWING 41 WEGSTOPPEN OF ACCENTUEREN 42 ENKELE VOORBEELDEN VANOP DE HOEVE 43 SERRES CAMOUFLEREN, EEN CONTRADICTIE? 44 Bruuske of geleidelijke overgangen 45 Blikvangers 45 Planttips 47 Ouderdom van het plantgoed 47 Transport en bewaring van plantgoed 47 Wanneer Planten? 48 Hoe aanplanten? 48 BOSPLANTGOED 48 SOLITAIRE BOOM, BOMENRIJ EN HOOGSTAMFRUITBOOM 49 KNOTBOMEN: POTEN OF PLANTEN? 50 Beheren na het planten 51 Inboeten tijdens de eerste jaren 51 Snoeien/scheren 51 ALLEENSTAANDE BOMEN / BOMENRIJEN 52 GESCHOREN HAAG 53 HAKHOUT 54 HOOGSTAMFRUITBOMEN 54 KNOTBOMEN 55 VOGELBOSJES 56 Ziekten en plagen 57 Watermergziekte bij knotwilgen 58 Iepen- of olmenziekte 58 Bacterievuur of perenvuur bij perelaars en meidoorn 58 Witziekte 59 Kanker - Nactria Galligena 60 4

Wat met de houtopbrengst? 61 Houtopbrengst als geriefhout: enkele hedendaagse toepassingen 61 WEIDEPALEN VAN TAMME KASTANJE OF ZOMEREIK 61 WILGENTENEN ALS OEVERVERSTEVIGING 61 GEHAKSELD HOUT ALS BODEMDEKLAAG 62 HOUTOPBRENGST ALS BRANDHOUT 62 HOUTOPBRENGST ALS BRON VAN NIEUW PLANTGOED 62 HOUTOPBRENGST: CRUCIAAL IN EEN VOLLEDIG COMPOSTERINGSPROCES 63 HOUTOPBRENGST ALS AFVAL: MOGELIJKHEDEN TOT NATUURVRIENDELIJKE AANWENDING 63 Partners 65 PROCLAM vzw 65 Provinciebestuur 67 VLM 67 Gemeenten 68 5

6

Voorwoord Onze West-Vlaamse regio onderging de laatste decennia grote veranderingen. Oprukkende ruimte-eisen voor industrie en bewoning, schaalvergroting in de landbouw, etc. veranderde de aanblik van onze regio gevoelig. Allemaal nodige en logische stappen in een vooruitgangsperspectief, maar landschappelijk en ecologisch zijn deze veranderingen zelden een vooruitgang! En dus mag er aan ons West-Vlaams landschap best wel wat gesleuteld worden. En een zeer dankbaar instrument om te sleutelen is streekeigen groen. Voor de lezer die niet vertrouwd is met de term, houden we het voorlopig heel kort op alle houtige groen, dat vroeger op de boerderij als de normaalste zaak ter wereld gold (geschoren hagen, vrij uitgroeiende houtkanten, knotbomen, alleenstaande hoogstammen, ), en helaas ondertussen meestal niet meer geldt... Met een landschap dat vandaag de dag op vele plaatsen is getekend door verspreide bebouwing, historisch zonevreemde industrie en dergelijks, hoeven we echter zeker niet alleen naar de landbouwsector te kijken voor ons sleutel werk. Streekeigen groen heeft op vele plaatsen zijn rol te spelen. Zeker en vast op de boerderij, maar evengoed in de particuliere tuin, in het openbare groen en zelfs in industriegebied, waar een verplicht groenscherm zoveel mooier is als het getuigt van respect voor het verleden en de eigenheid van onze streek. Waarom vandaag de dag werken binnen deze traditie? Vooreerst omwille van het gevoel van herkenning en appreciatie dat streekeigen groen opwekt. Zowat iedere recreant zal getuigen dat hij een rijk aangekleed landschap hoger inschat dan een al te zeer uitgekleed landschap. Maar evengoed is streekeigen groen een dankbaar instrument omdat het op slechts luttele jaren tijd een duidelijk positief effect op landschap en ecologie kan uitoefenen (hoogstammen of knotbomen hebben uiteraard wat meer tijd nodig). Daarom deze herwerkte gids! De Plant Goed!-gids bestond uiteraard al, maar werd indertijd vooral geschreven op maat van het landbouwgebeuren. Sindsdien vestigde het provinciebestuur zijn aandacht ook op de ecologische siertuin én wordt de industrie steeds vaker op zijn verantwoordelijkheden m.b.t. zijn plaats in het landschap gewezen. De doelgroep is dus ondertussen een pak breder. 7

Ook de kwaliteit van onze informatie rond streekeigenheid is ondertussen een pak gedetailleerder. De slogan Plant Goed! geldt dus wat ons betreft voor iedereen die een snipper West- Vlaanderen in zijn beheer heeft! De slogan Plant Goed! is ook geenszins voorbehouden aan onze West-Vlaamse regio s die nog steeds op hun landschappelijke kwaliteit prat kunnen gaan. Evengoed en misschien vooral! hopen wij in gebieden, die veel aan schoonheid, band met het verleden en natuurlijke rijkdom hebben ingeboet, met onze slogan voeten in de aarde te krijgen. Deze gids is één zaak. Aan het planten gaan is de tweede. Informeer zeker bij je gemeentebestuur of zij je kunnen ondersteunen met subsidie of technische knowhow. Plant Goed! en met veel plezier Jan Durnez, Gedeputeerde voor Natuur en landschap. 8

Wegwijs met streekeigen groen IEen korte inleiding Een woordje uitleg rond 'streekeigenheid' voor de leek... Vele streken kennen een rijke cultuurtraditie in het omgaan met meestal houtige groenelementen. Sommige streken zijn er zelfs ronduit naar genoemd (het Houtland, bijvoorbeeld) Typische elementen kunnen zijn: hagen, houtkanten, hoogstambomen, knotbomen, boomgaarden,... Meestal is zowel een soort als de vorm waarin hij onderhouden wordt, typisch voor een streek Verschillen tussen streken hebben te maken met geschiedenis, traditie, oude gebruiken, maar vallen eigenlijk in belangrijke mate terug op verschillen in klimaat en bodem. Klimaat en bodemtype zijn immers de twee meest belangrijke niet-levende omgevingsfactoren die het levende gaan sturen. Bij klimaat denken we vooral aan temperatuur, overheersende winden en neerslag. Bij bodemtype springen vooral grondsoort (klei, leem, zand), waterhuishouding en zuurtegraad in het oog. Klimaat en bodem zijn verreweg de belangrijkste factoren die bepalen of een plantensoort al dan niet zal kunnen gedijen in een bepaalde omgeving. En dan begint het! In West-Vlaanderen alleen al zijn er ruwweg 5 bodemtypes te onderscheiden: kustvlakte, polders (klei), zandstreek, zandleemstreek en leemstreek. En ook op het vlak van het klimaat is West-Vlaanderen een buitenbeentje door de nabijheid van de zee, die haar invloed tot ver landinwaarts laat voelen. Met zo n variatie in bodemtype en klimaat binnen West-Vlaanderen, is het maar normaal dat, al naar gelang de streek, dikwijls heel verschillende plantensoorten van nature goed zullen gedijen. Naar dergelijke soorten wordt meestal verwezen met de term streekeigen groen. Streekeigen soorten zijn soorten, die van nature voorkomen in een bepaalde streek (= inheems), die op die manier perfect zijn aangepast aan de lokale groeiomstandigheden van die streek en zich bijgevolg op natuurlijke wijze kunnen voortplanten in die streek. 9

Opgelet echter met de interpretatie! Een voorbeeldje: Eénstijlige meidoorn mag dan als soort wel streekeigen zijn, plantgoed van Eénstijlige meidoorn uit pakweg Italië is dit uiteraard niet! De Eénstijlige meidoorn die van nature in Italië voorkomt, komt bijvoorbeeld makkelijk drie weken vroeger in bloei dan onze Vlaamse tegenhanger. Ook in de water- en bodembehoeften zitten ongetwijfeld verschillen. Garantie op streekeigenheid heb je dus pas met een juiste combinatie van soort én van herkomst. Met deze dubbele garantie spreken we soms ook van autochtoon plantgoed. Niet inheemse soorten, maar toch streekeigen? Bij sommige niet inheemse soorten gaat de traditie van gebruik zo ver terug dat we geneigd zijn ze tot onze streekeigen soorten te gaan rekenen. De voorbeelden spreken voor zich. We hebben het bijvoorbeeld over boerenjasmijn, sering, canadapopulier, mispel, tamme kastanje, okkernoot, palmboompje, Iedereen voelt aan dat deze soorten ondertussen zo vergroeid zijn met ons landschap dat we ze onmogelijk kunnen achterwege laten in het verdere verloop van ons verhaal. Mooi, maar vooral ook nuttig... Streekeigen groen had vroeger in de eerste plaats een zeer uitgesproken praktisch belang. Dat alles er nog eens mooi uitzag én bijdroeg tot het gezicht van de streek was uiteraard een prachtig surplus. Maar het groen leverde in de eerste plaats brandhout, geriefhout, wintervoedering voor de dieren, veekering, fruit, fixatie van taluds, etc. Vele van deze functies doen in onze moderne maatschappij bijna nostalgisch aan. Maar dikwijls heeft de hedendaagse land- en tuinbouwer er nog steeds alle belang bij om niet alle oude gebruiken met het badwater weg te gooien. Windbreking, waterbeheersing, erosiebestrijding, schuilgelegenheid voor vee, etc. zijn in een hedendaagse bedrijfsvoering immers nog steeds aandachtspunten. 10

Wist je dat de beschuttende werking van een voldoende hoog groen windscherm groter is dan die van een even hoge muur. Het groenscherm dooft de windkracht uit terwijl een muur de wind enkel opheft en de wind na de muur terug de vrije loop geeft. wind wind Wist je dat akkers en weiden, waaromheen een dichte haag aangeplant is, grotere gemiddelde opbrengsten genieten, en dat ondanks het plaatselijke verlies aan de randen. Het zachtere microklimaat binnen de beschutte ruimte stimuleert de plantenontwikkeling over het volledige gebied. wind A B C A: lagere opbrengst B: hogere opbrengst C: geen invloed meer Met het verdwijnen van veel streekeigen groen werd dikwijls ook een voedselketen grondig verstoord. Vele natuurlijke jagers (zoals insecten- en kleine zoogdieren-eters) vinden immers géén geschikte leefomgeving meer in een al te zeer uitgekleed landschap. Van natuurlijke plaagbestrijding is dan ook dikwijls geen sprake meer. En vergeet ook niet dat werken in een groene omgeving ook gewoonweg aangenamer werken is. Niet enkel ons beroep kan de maat van alle dingen zijn. Ook ons persoonlijk welgevoelen en een algemeen respect voor het leven in al zijn verschijningsvormen moeten ons doen en laten kunnen sturen. Zeer sprekend in dit verband is dat streken, die vandaag nog steeds een mooi landschap én een levende traditie rond streekeigen groen kunnen voorleggen, steeds vaker (her)ontdekt worden door toeristen/recreanten. 11

Streekeigen groen in al zijn vormen Een alleenstaande boom heeft als fantastisch surplus dat je eindelijk de boom in zijn volwaardige habitus te zien krijgt. En vele bomen zijn op die manier het zien echt wel waard. Zomereik vormt alleenstaand een mooie, bijna bolvormige kruin. Een gewone es schiet meer de hoogte in. Okkernoot is een klassieke aanblik in het agrarische landschap. Een alleenstaande boom kan een majestueuze zichttrekker zijn op het erf, maar evengoed in het open landschap, waar hij evengoed dienst doet als schuilhok voor vee. 12

Bomenrijen Geen indruk zo statig als die van een dreef of rijvormige beplanting! Tot de mooiste dreefbomen horen zomereik, gewone es, verschillende populiervariëteiten, witte paardekastanje, maar zeker ook linde. Maar ook kleinere soorten zoals de haagbeuk of schietwilg of knotbomen allerhande kunnen een mooi rij-effect bewerkstelligen. Bomenrijen kunnen lijnen (zoals perceelsgrenzen) accentueren, doch evengoed contouren van gebouwen camoufleren. Vrij uitgroeiende heg Verder van de bewoonde wereld, als windscherm of om een talud te fixeren, mocht een haag al dikwijls eens uitgroeien. Vandaag de dag spreken we bij zulks nogal eens over heggen of houtkanten. Houtkanten kunnen echte blijvers zijn, maar kunnen mits een goede soortenkeuze ook als hakhout gebruikt worden. Een groot voordeel aan houtkanten of heggen is dat bloei en vruchtzetting veel uitbundiger zijn dan bijvoorbeeld bij een geschoren haag. Een houtkant biedt dan ook een veel bredere ecologische basis dan pakweg een geschoren haag. 13

Geschoren hagen Geschoren hagen zijn een traditioneel beeld rond huisweiden. In de regel werden historisch vooral meidoorn en sleedoorn gebruikt. Dat oude hagen op heden dikwijls veel soortenrijker zijn, hebben we uitsluitend aan de natuurlijke evolutie te danken. Dikwijls geven oude hagen ook blijk van bijzondere vlechtof aflegtechnieken, die moesten garanderen dat dergelijke hagen de best denkbare veekering werden. Vogelbosje Een vogelbosje is een aanplanting van enige omvang, waarbij de opbrengst die je nastreeft niet voor jezelf is, maar voor onze gevleugelde vrienden. Een vogelbosje bestaat uit verschillende streekeigen soorten, geselecteerd op hun bloei en vruchten (bessen), in functie van insecten en vogels. 14

Knotbomen, hakhoutstoven Knotbomen zijn letterlijk en figuurlijk vergroeid met het Vlaamse landschap. Dikwijls begeleiden ze beken, grachten, waterplassen Maar knotbomen kunnen ook perfect ingeschakeld worden in een geschoren of vrij uitgroeiende haag. Aan een knotboom is uiteraard wat werk, maar in vergelijking met hun hoogstammige tegenhangers geven ze minder schaduw, minder bladval, een lager risico op takbreuk en daarenboven voor wie ermee gediend is houtopbrengst! Bij een hakhoutstoof staat de knot tegen de grond. Hakhoutstoven kunnen voorkomen als houtkant, maar evengoed als verspreide, alleenstaande stronken. Hoogstammig fruit Zeer traditioneel in aanblik is de hoogstammige boomgaard. Je hebt er echter ook wat plaats voor nodig. Het plantverband voor hoogstammen is al gauw 7X7m en optimaal zelfs 10x10m. Boomgaarden zijn nuttig, mooi, maar ook een stiel apart! Een goede kennis van soorten, hun ziekteresistentie, voorwaarden voor vruchtzetting en onderlinge bestuifbaarheid is een absolute must voor eender wie die ook wil genieten van zijn boomgaard. Door dit specifieke specialisme van fruit, hebben we ervoor gekozen om fruit niet op te nemen in onze Plant Goed! gids. Het zou onze brochure te lijvig gemaakt hebben 15

16

IPlannen voor het planten Voorbeelden van streekeigen groen bestaan in vele vormen. Er zijn houtkanten, een alleenstaande boom of struik, een haag, etc. De wens om ermee aan de slag te gaan leidt tot een pak vragen: waar en wanneer mag ik planten, voor welke soorten kies ik, welk plantverband, welke beheersvorm, Al deze vragen haken ook dikwijls op elkaar in. Je hebt uit voorgaande begrepen dat je beter niet op één, twee, drie van start gaat met aanplantingen. Niet dat vele uren studiewerk noodzakelijk zijn, maar enige voorbereiding kan zeker geen kwaad! Wil je bijvoorbeeld een houtkant waarvan je ten gepaste tijde de houtopbrengst wilt oogsten, dan beperk je je automatisch tot die soorten die het verdragen om in cyclussen tot tegen de grond afgezet te worden. Mag een houtkant uitgroeien, dan verwijd je best het plantverband. Kleine struikjes worden immers groot! Wil je een hoogstam dichtbij een muur of verharding, dan kies je er best eentje met een penwortel (gewone es, zomereik, ). Vlakwortelaars kunnen immers hinderlijke schade opleveren (beuk, populier, kerselaar)! Maar het eerste belangrijke aandachtspunt zijn echter de geldende wettelijke bepalingen. Beplantingen en de wet Iets om zeker in het achterhoofd te houden bij plantwerk, zijn de wettelijke bepalingen er rond. Niet alleen de regels die je zeggen waar je wel en waar je niet kan planten zijn belangrijk, maar evengoed de regels die na het plantwerk gaan meespelen. Ook die kunnen je ertoe leiden om wél of niet voor een aanplanting op een bepaalde locatie te kiezen Afstandsregels bij het aanplanten Zonder schriftelijk akkoord tussen de twee eigenaars is het bij wet verboden om op de perceelsgrens te planten. Volgens het veldwetboek moet je bij het aanplanten de volgende regels in acht nemen: 17

laagstammen (lager dan 3 meter) plaats je op minstens een halve meter van de scheidingslijn hoogstammen komen op minstens 2 meter van de scheidingslijn (een knotboom geldt als een hoogstamboom!) wanneer je een bos zou aanplanten, dan moet je ten minste op 6 meter van de perceelsgrens blijven. Een vergunning om te mogen aanplanten? In de regel heb je géén vergunning nodig om te mogen aanplanten. Er zijn wel enkele gevallen waarvoor je wel een vergunning dient aan te vragen. Enerzijds zijn aanplantingen van een behoorlijke omvang (bosjes) in het buitengebied (niet-woonzone of - industriezone) onderworpen aan een bebossingsvergunning, die wordt uitgereikt door de gemeente. Anderzijds kunnen aanplantingen in uitzonderlijke gevallen ongewenst zijn. Een biologisch zeer soortenrijk grasland beplanten kan een degradatie van de aanwezige natuurwaarden opleveren. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Ook omwille van esthetische of ecologische redenen kunnen aanplantingen ongewenst zijn. Een landschappelijk streefdoel kan zijn om een open landschap open te houden. 18

In weidevogelgebieden (broedgebieden van Kievit, Scholekster, Kluut, Tureluur, Bruine kiekendief, ) kan opgaande beplanting een biotoopverstoring betekenen. Weidevogels verkiezen immers een open landschap en hoge bomen betekenen daarenboven een kijkpost voor nestrovers zoals kraaien. Regels ná het aanplanten Ongeacht enige specificaties wordt er aan iedere landgebruiker gevraagd om bestaand streekeigen groen als een goede huisvader te beheren. Vermijdbare schade dient vermeden en niet vermijdbare hersteld! Dit principe staat in de wetgeving geboekstaafd als de zogenaamde zorgplicht! Rooien van streekeigen groen is in sommige gevallen ronduit verboden (bijvoorbeeld in alle gewestplanbestemmingen met een groene doorslag, maar dikwijls ook in beschermde landschappen). In quasi alle andere gevallen is het rooien van streekeigen groen aan een vergunningsplicht onderworpen. Om een lang verhaal kort te maken Ofwel wordt het rooien opgenomen in het kader van een bouwdossier en dan regelt de stedenbouwkundige vergunning ook de vegetatiewijziging. Voor het kappen van hoogstambomen (stamomtrek op 1 meter hoogte minstens 1 meter) geldt een verplichting tot stedenbouwkundige verordening (de enige uitzonderingsbepalingen hierop zijn voor de huiskavels in woon- en industriezone). Pas echter op, want een eventuele gemeentelijke kapverordening, kan de vergunningsplicht zoals hierboven beschreven nog verstrengen. Voor het rooien of kappen van alle andere houtige aanplantingen voor het integrale buitengebied (niet-woonzone of industriezone op het gewestplan) geldt een verplichting tot een natuurvergunning (met als uitzonderingsbepaling de huiskavel in het buitengebied). In alle geval is de instantie die je hieromtrent contacteert je gemeentebestuur! Zij sluizen je zo door naar het juiste vergunningsstelsel en kunnen je de finesses van een eventuele gemeentelijke kapverordening uit de doeken doen! 19

Planten kennen helpt Na te hebben uitgemaakt waar de beplanting mag komen, komt een volgende dobber: de plantenkeuze! Om een juiste keuze te maken moet je de houtige gewassen voldoende kennen. Wat zijn hun standplaatsvereisten, hoe groot en breed groeien ze uit, welke uiteindelijke groeivorm (ook wel habitus genoemd) nemen ze aan? Ook belangrijk is uiteraard je af te vragen wat streekeigen groen oplevert aan beheer maar evengoed aan opbrengst. Hieronder bespreken we het voornaamste. Iedere boom/struik heeft zo zijn stekje STANDPLAATS De standplaats bepaalt heel sterk welke soorten gaan gedijen en welke niet. Een geslaagd ontwerp voor een aanplanting houdt rekening met alles wat de standplaats typeert. Met als leidmotief de juiste plant op de juiste plaats is niet elke boom geschikt voor elke bodem. Grondsoort, waterhuishouding en zuurtegraad spelen alle hun rol. De grondsoort bepaalt reeds in grote mate de voedselrijkdom van de bodem. Maar let op: een zandbodem met een lange geschiedenis van bemesting kan gerust ook een zeer rijke bodem zijn! Berk en zomereik zijn soorten die van nature het best gedijen op armere bodems. Een haagbeuk bijvoorbeeld houdt van nature meer van de rijkere leembodems. De bodemvochtigheid hangt vaak nauw samen met de grondsoort. Pas ook op voor uitzonderingen. Zo zijn zandgronden niet per definitie altijd droog. Er zijn zandgronden met een dieperliggende kleilaag, waarop het water blijft staan. Er zijn zeer weinig boomsoorten die het verdragen om lange tijd met de wortels onder water te staan. Zwarte els of schietwilg houden wel stand op (tijdelijk) overstroomde gronden. Groenblijvende soorten zoals hulst en taxus zijn absoluut niet geschikt om op natte bodems te planten. Ook te veel droogte kan voor een aantal boomsoorten fataal zijn, zeker als ze niet aangepast zijn aan de bodem. 20

Ook de zuurtegraad speelt een rol, doch eigenlijk slechts zeer uitgesproken bij extreem zure of basische situaties. Brem of berk zijn soorten die het goed doen in zure omstandigheden. Sleedoorn en Gelderse roos zijn dan weer kalkminnend, en houden dus van meer basische gronden. In het overgrote deel van de gevallen zal de zuurtegraad echter geen roet in het eten van je soortenkeuze gooien. Enkele bomen/struiken en hun favoriete standplaats ZWARTE ELS RUWE BERK GEWONE ES ZOMERLINDE ZOMEREIK RODE KORNOELJE WILDE KARDINAALSMUTS SLEEDOORN vochtig tot natte standplaatsen, licht zuur tot neutraal, zandige of lemige gronden. Niet op arme droge zandbodem. Te natte of te droge standplaats doet struikvorm ontstaan. op allerlei grondsoorten, pionier die zowel zure als kalkrijke grond verdraagt. frisse tot natte voedselrijke bodems, lemige en zandlemige grond. Geen zure zandgronden. vochthoudende, voedselrijke en humusrijke losse, lemige bodem. Houdt van wat kalk. zand, leem, klei en stenige bodems. Neutraal tot tamelijk zuur. Verdraagt droogte goed. fris tot vochthoudend. Humusrijke, kalkhoudende zand- en leembodem. Verdraagt warmte en droogte. matig droge tot vochthoudende grond. Licht kalkhoudende, humusrijke leembodem. Niet op klei. droog tot matig vochtig. Minerale leem-, zand- en kleiige bodem. Echte leemindicator. Houdt van kalk. Verdraagt droogte. 21

LICHTINVAL Bomen en struiken zijn in natuurlijke omstandigheden ofwel pioniers, ofwel climaxsoorten. Pioniers zijn zeer lichtminnend en zullen een naakte grond die spontaan mag evolueren het eerst koloniseren, vandaar hun logische titel. Pionierssoorten op natte gronden zijn elzen en wilgen. Op vochtige tot droge(re) gronden noteren we lijsterbes en berk als typische voorbeelden. Climaxsoorten stellen heel wat minder eisen aan lichtinval en verschijnen opnieuw in natuurlijke omstandigheden pas na de pioniers om deze uiteindelijk te gaan verdringen. We noemen dergelijke soorten schaduwtolerant (lijsterbes, sporkehout, wilde liguster, ) en sommige zijn zelfs ronduit schaduwminnend (beuk, hulst, taxus, )! Deze soorten houden het het langst vol, vandaar hun naam. Opgelet: op een zeer natte bodem zijn elzen en wilgen de climaxsoorten. Een dergelijk pioniersbosje zou blijven bestaan als een elzenbroek- of wilgenmoerasbos wegens de extreme bodemomstandigheden. Er zijn immers géén andere boomsoorten die gedijen in het permanente water, ook al krijgen ze voldoende licht. Iedere boom/struik heeft zo zijn trekjes W ORTELSTELSEL Er zijn diepwortelende bomen en vlakwortelende bomen/struiken. De eerste komen makkelijk met hun wortels in dieperliggende grondlagen, de tweede uiteraard veel minder. Met verhardingen in de buurt is het belangrijk om te weten welke wortels een boom of struik heeft. Iedereen kent wel de hobbelige struikelvoetpaden onder oude kerselaars of langs jaagpaden met populieren. Als je de boom dicht bij een gebouw wil, kies dan voor een diepwortelende soort (vb. eik, linde, es). Komt de boom verder van een gebouw te staan, dan kun je andere soorten planten (vb paardenkastanje, okkernoot, beuk). Ook goed om weten is dat onder vlakwortelende bomen meestal minder andere plantengroei voorkomt. De wortelconcurrentie is immers te groot. Om die reden is een Gelderse roos in de buurt van een linde bijvoorbeeld een slechte combinatie. Ook al 22

is de standplaatskeuze goed wat de bodem betreft, toch zal de Gelderse roos kwijnen onder een linde. Om dezelfde reden verkiezen landbouwers soms om geen hagen met sleedoorn naast een gewas te plaatsen. Sleedoorn vormt immers vele horizontale worteluitlopers. HOOGTE EN BREEDTE Als je een boom- of struiksoort kiest, hou je uiteraard rekening met de volwassen hoogte en breedte van de soort. Hoogte en breedte kunnen sterk verschillen. Vergelijk maar eens een lijsterbes met een linde. Een lijsterbes kan 15 m hoog worden en 6 m breed, waardoor hij tot de kleine(re) boomsoorten wordt gerekend. Een linde kan 25 meter hoog en 15 meter breed worden. Reserveer dus voldoende ruimte en respecteer van bij het planten de volwassen grootte van een boom of struik. Hou ook rekening met evt. praktische verwachtingen die je koestert! Wil je een windscherm, dan moet de beplanting kunnen uitgroeien tot een voldoende gesloten volume. Om struikengordels of bosjes af te dichten schuif je struiken met een gesloten groeiwijze onder struiken met een parasol - vormige groeiwijze (bijvoorbeeld meidoorn onder Vlier of Hazelaar). De windbeschutting van een windscherm werkt neerwinds over een afstand van 3 à 4 keer de hoogte van de beplanting. Voor een goede windbescherming is ook de breedte van belang: best zo n 3 à 5 meter in een meerrijig plantverband. HABITUS VAN EEN BOOM OF STRUIK Bij aanplantingen speelt ook de boomvorm of habitus een belangrijke rol (het silhouet van de boom). Denk maar aan het verschil tussen de kruin van een populier en die van een witte paardekastanje. De een is ideaal voor een bomenrij, de ander vormt als solitaire boom een prachtig monument! Struiken met een opmerkelijke habitus, die alleen maar mooier worden met het ouder worden, worden optimaal alleenstaand aangeplant, bijvoorbeeld een mispel of gele kornoelje... SNOEIVERDRAGEND? Bepaalde soorten verdragen snoei zeer goed, andere minder en nog andere helemaal niet! Heb je een geschoren haag in gedachten, dan gebruik je uiteraard alleen soorten die snoeiwerk goed verdragen. De archetypes van geschoren hagen in West-Vlaanderen zijn de meidoorn- en sleedoornhagen. 23

GROENBLIJVERS Groenblijvende struiken en bomen zoals hulst, taxus en buxus blijven groen in de winter. De kruidlaag onder groenblijvers kan zich nauwelijks ontwikkelen door het gebrek aan licht. Bovendien verteert de strooisellaag van groenblijvende bomen en struiken veel trager dan die van de meeste loofverliezende bomen en struiken. Ook dat vertraagt of belet de groei van een kruidlaag. Mooi meegenomen is uiteraard het beetje kleur in de winter! HAKHOUT Hakhout is een term uit de bosbouw. De term slaat op het type bosbeheer waarbij bomen om de 8 à 12 jaar cyclisch tot tegen de grond worden afgezet. Uiteraard gaat het om soorten die na deze ingreep spontaan weer uitlopen. Voorbeelden van dergelijke soorten zijn zwarte els, hazelaar, tamme kastanje, gewone haagbeuk, olm, eik, etc. Hakhout is uiteraard enkel zinvol als je een waardevolle bestemming hebt voor het hout dat je produceert. Een hakhoutbeheer is dus een bewuste keuze, geen rampscenario. Het levert immers veel werk en een hoop houtproductie op. Knotbomen zijn in feite een afgeleide vorm van hakhout. Er wordt hier niet afgezet tot op de grond, maar tot op de knot. Het principe is identiek hetzelfde! Voorbeelden van bomen die zich vlot laten knotten: wilg, populier, gewone es, haagbeuk, eik, olm, Opnieuw: knotten, enkel wanneer een zinvolle houtafzet voor handen is! 24

OPBRENGST VAN BOMEN/STRUIKEN Uiteraard hoeven niet enkel het bodemtype of de eigenschappen van bomen en struiken te dicteren hoe en waarmee je aan het werk gaat. Het zijn zeer belangrijke randvoorwaarden, maar binnen deze randvoorwaarden moet je uiteraard ook je eigen verwachtingen laten doorwegen. En dan kan natuurlijk de opbrengst van bomen en struiken ook een rol gaan spelen. Opbrengst van bomen en struiken is er in velerlei vormen. Voor de hand liggend is houtopbrengst (in vroegere tijden waren houtkanten dikwijls de enige bron van geriefhout!), maar ook bloesems, vruchten en fruit zijn dikwijls gegeerd goed! 25

Overzicht van de planten die je kan gebruiken Hieronder vind je een overzicht van de belangrijkste soorten en hun eigenschappen, gegroepeerd volgens het type landschapselement waar ze het meest traditioneel deel van uitmaken Voor we u het overzicht geven, nog een kort overzicht wat er in welke kolom wordt uitgelegd: Nederlandse en Latijnse naam van de soort Welk type landschapselement solitaire boom knotboom dreef houtkant hakhout haag Volledige omvang (lengte en breedte) van een volwassen exemplaar 26

Lichtbehoefte wil veel licht, in volle zon planten verdraagt wat schaduw verkiest schaduw en groeit dus ook goed in een donker hoekje Schaduwgevend ++: geeft zeer veel schaduw +: geeft veel schaduw ±: geeft wat schaduw maar laat ook al wat licht door : laat vrij veel licht door Bodemeisen Groeikracht ++: zeer snel en sterk uitgroeiend +: goede groeikracht ±:middelmatige groeikracht : eerder langzaam groeiend Bestand tegen wind +: goed bestand tegen wind ±: verdraagt wind : beter niet op winderige plaatsen planten Bestand tegen snoei ++: verdraagt zeer goed snoeien of afzetten en groeit sterk terug +: goed bestand tegen snoei, normale teruggroei ±: enkel snoeien wanneer noodzakelijk : beter niet snoeien Opvallende eigenschappen 27

In welke streek aanwezig Kust, Duinen, Polders = A Zandstreek = B Zandleemstreek = C Leemstreek = D 28

Solitaire boom, knotboom en dreefboom Botanische en Latijnse naam Welk type landschapselement Volledige omvang van een volwassen boom Lichtbehoefte Schaduwgevend Bodemeisen Groeikracht Bestand tegen wind Bestand tegen snoei Opvallende eigenschappen In welke streek aanwezig Beuk B: 25 m ++ Vruchtbaar ± ± ± Majestueus als volgroeide B/C/D Fagus sylvatica H: 40 m Niet te nat of boom.eetbare nootjes te droog Laat geen ondergroei toe. Slaat moeilijk aan. Gewone es B: 15 m ± Niet kies- + + ++ Een zeer goede soort voor onze OVERAL Fraxinus excelsior H: 40 m keurig. streek. Rechte diepe wortels. Vochtig. Komt laat in blad Haagbeuk B: 4 m ± Niet te droog. ± ++ Mooie herfstkleur. OVERAL Carpinus betulus H: 20 m Niet te nat. Diepe beworteling. Okkernoot B: 45 m + Niet te nat. + ± Goede vruchtboom. OVERAL Juglans regia H: 30 m Vruchtbaar Veel op hofplaats gebruikt.

Botanische en Latijnse naam Welk type landschapselement Volledige omvang van een volwassen boom Lichtbehoefte Schaduwgevend Bodemeisen Groeikracht Bestand tegen wind Bestand tegen snoei Opvallende eigenschappen In welke streek aanwezig Tamme kastanje B: 10 m + Niet te droog. ± + Lekkere vruchten. B/C/D Castanea sativa H: 25 m Vruchtbaar. Mooi, groot blad. Zomereik B: 20 m ± Niet kies- + + Belangrijkste en meest OVERAL Quercus robur H: 30 m ± keurig. duurzame boom. Heeft rechte, diepe wortels. Schietwilg B: 10 m ± Alle min of + + ++ Ideale knotboom. Taai en OVERAL Salix alba H: 40 m meer natte krachtig. gronden. Zoete kers B: 8 m ± Niet te droog. ± ± ± Rijke bloei. D Prunus avium H: 12 m Trekt vogels en bijen aan. 30

Canadapopulier B: + Vochtig tot ++ + + Oppervlakkige wortels. OVERAL Populus x H: nat. Niet dicht bij gebouwen. canadensis cv 'Marilandica' Zomerlinde B: 20 m + Vruchtbaar. ± + + Veel als toegangsdreef. OVERAL Tilia platyphyllos H: 30 m Niet te nat. Symbool van gastvrijheid, bij Niet te droog. kapelletjes, rond kerken. Laat zich kandelaren Winterlinde B: 20 m ± Vruchtbaar, ± + + Typisch voor toegangsdreven. OVERAL Tilia cordata H: 25 m vochtig niet Geurige bloesems, lindenthee, te nat. Laat zich kandelaren Lijsterbes B: 6 m Droog. ± ± ++ Rijke bloei die rode bestrossen B/C Sorbus aucuparia H: 15 m geeft. Aantrekkelijk voor vogels en bijen. Zachte berk B: 8 m Niet te natte + + Niet na december inkorten. C Betula pubescens H: 18 m en te zware Prima tegen natte grond. grond.

Botanische en Latijnse naam Welk type landschapselement Volledige omvang van een volwassen boom Lichtbehoefte Schaduwgevend Bodemeisen Groeikracht Bestand tegen wind Bestand tegen snoei Opvallende eigenschappen In welke streek aanwezig Zwarte els B: 8 m Niet kieskeurig ++ + ++ Ideaal als bleekbegeleider en OVERAL Alnus glutinosa H: 25 m Vochtig tot nat. windscherm. Ook minderwaar- Vruchtjes lokken vogels. dige gronden. 32

Houtkant, hakhout en haag Botanische en Latijnse naam Welk type landschapselement Volledige omvang van een volwassen boom Lichtbehoefte Schaduwgevend Bodemeisen Groeikracht Bestand tegen wind Bestand tegen snoei Opvallende eigenschappen In welke streek aanwezig Hazelaar B: 4 m ++ Vruchtbaar ± + ++ Vroege bloei met katjes. OVERAL Corylus avellana H: 6 m Niet te droog. Eetbare vruchten. Krentenboompje B: 6 m Vochtige en + + ± Witte bloemen in april. OVERAL Amelanchier H: 8 m zure grond. Eetbare paarsrode bessen. lamackii Kan goed Mooie herfstkleur tegen de vorst Mispel B: ± Geen te zware ± Roodbruine herfstkleur. OVERAL Mespilus H: 5 m grond. Vrucht eetbaar als ze Germanica overrijp is. Sleedoorn B: 4 m + Zwaardere ± + ++ Belangrijkste doornstruik na OVERAL Prunus spinosa H: 6 m grond. Niet te meidoorn. Trekt vogels aan. nat. Blauwe bessen. Vormt vele horizontale worteluitlopers. 33

Botanische en Latijnse naam Welk type landschapselement Volledige omvang van een volwassen boom Lichtbehoefte Schaduwgevend Bodemeisen Groeikracht Bestand tegen wind Bestand tegen snoei Opvallende eigenschappen In welke streek aanwezig Veldesdoorn/ B: 6 m ± Humusrijk en ± + ++ Mooi, fijn blad met opvallende D Spaanse aak H: 15 m voldoende herfstkleur. Acer campestre vochtig Eenstijlige B: 2,5 m Liefst ± + Trekt vogels aan. OVERAL meidoorn H: 6 m vruchtbaar. Opletten voor bacterievuur. Crataegus Niet te droog. Bladverliezend. monogyna Hulst B: Niet te zware ± Kerstversiering. OVERAL Ilex aquifolium H: en te natte Tweehuizig. Groenblijvend. grond. Slaat moeilijk aan. Boswilg B: 3 m Op drogere ++ + Opvallende, gele bloeiwijze OVERAL Salix caprea H: 6 m bodems. (katjes bij mannelijke planten). Snelgroeiend. 34

Grauwe wilg B: 3 m Alle min of + + Specifiek rond silo's te OVERAL Salix cinerea H: 5 m meer natte gebruiken. bodems. Wilde liguster B: 3 m Alle niet te + + ++ Warmteminnend. OVERAL Ligustrum vulgare H: 5 m natte grond. Groenblijvend. Typisch voor kalkhoudende bodems. Beuk B: ++ Vruchtbaar, ± ± ± Majestueus als volgroeide B/C/D Fagus sylvatica H: Niet te nat of boom. Eetbare nootjes. Laat te droog. geen ondergroei toe. Slaat moeilijk aan. Haagbeuk B: ± Niet te droog. ± ++ Mooie herfstkleur. OVERAL Carpinus betulus H: Niet te nat. Diepe beworteling. Tamme kastanje B: + Niet te droog. ± + Lekkere vruchten. B/C/D Castanea sativa H: Vruchtbaar. Mooi, groot blad. 35

36

Enkele richtlijnen en standaarden bij beplantingen Bomenrijen Voor bomenrijen geeft een uniforme plantenkeuze de mooiste resultaten. De wenselijke tussenafstand tussen 2 bomen varieert al naar gelang de soort en schommelt zo ergens tussen de 8 en de 15 meter. Uiteraard is de kroondiameter van de volwassen boom dé bepalende factor bij de keuze van tussenafstanden. Voor knotbomenrijen is het verhaal anders. In sommige tradities worden bijvoorbeeld knotwilgen zeer dicht (3 meter) bijeen geplant. Een blik te velde geeft al snel aan wat traditioneel is in jouw regio. Haagbeuk als trage groeier werd in het verleden ook dikwijls dichter opeen geplant én in kortere cycli geknot. De reden hiertoe was dat het loof van de bomen werd gebruikt om het winterrantsoen van de dieren te vervolledigen. Als algemene regel geldt dat knotbomen (schietwilg als klassieker, maar ook andere wilgensoorten, populier, gewone es, zwarte els, haagbeuk, zomereik, veldesdoorn) met een tussenafstand van 6-8 meter kunnen uiteen geplant worden. Houtkanten Enkele algemene richtlijnen voor houtkanten: meng verschillende soorten steeds groepsgewijze (3-5-7 planten/groep) kiezen voor dominante soorten in de menging geeft een houtkant een uniformere aanblik (60-80% van de planten van de dominante soort) tussenafstanden binnen de rij van 1,5 meter laat planten toe om breed uit te struiken (een gerichte snoei op jonge leeftijd zal uitstruiken nog bevorderen); zo vermijd je noodzakelijke dunningen achteraf 37

bij meerrijige houtkanten best planten in driehoeksverband met 1,5 meter tussen 2 rijen bij meerrijige houtkanten kunnen steeds doorgroeiende hoogstambomen in de centrale rij worden geplaatst; plantgoed met grote plantmaten kunnen individueel in de houtkant geplant worden; wil je werken met bosplantgoed, dan plant je pas een groepje op dichter plantafstand (na enkele jaren kan de meest forse plant doorgroeien en kan de rest uitgedund worden) Mogelijke dominanten in een houtkant: meidoorn en sleedoorn voor doornige houtkanten, struikvormige wilgen (Bos- of Grauwe wilg), Haagbeuk (struikvorm) Mogelijke nevensoorten in een houtkant: heggenroos, hazelaar, veldesdoorn, kardinaalsmuts, hondsroos, Gelderse roos, vlier, hulst Kijk bij je keuze van dominanten en nevensoorten in de tabellen wel eens na of de soort het zal doen in jouw streek! Heb je voor jouw houtkant een hakhoutbeheer in gedachten, pas dan ook je soortenkeuze aan! Geschoren haag Enkele algemene richtlijnen voor geschoren hagen: je kunt je voor doornenhagen gerust beperken tot meidoorn en sleedoorn; andere soorten zullen zich mettertijd toch vestigen in de haag geschikte dominanten voor niet-doornenhagen zijn klassiek beuk en haagbeuk en voor erfbeplantingen ook wilde liguster; dergelijke hagen zijn dikwijls het meest esthetisch wanneer geen andere bijmenging van planten gebeurd In een gemengde haag plant je de verschillende soorten steeds groepsgewijze (5-7 planten/groep) kiezen voor uitgesproken dominanten is bij gemengde hagen door de rigide vormsnoei minder relevant 38

tussenafstanden binnen de rij van 20-25 centimeter meter geeft op termijn het gewenste haagmassief Mogelijke dominanten in een haag: meidoorn, sleedoorn en hulst voor doornige hagen; beuk, haagbeuk, wilde liguster voor niet-doornige hagen Mogelijke nevensoorten in een haag: bosroos, heggenroos, hondsroos, hazelaar, veldesdoorn, kardinaalsmuts, taxus Kijk bij jouw keuze van dominanten en nevensoorten in de tabellen wel eens na of de soort het zal doen in jouw streek! Vogelbosje (nadruk op bloei, bessen, noten + schuilfunctie) In principe betekent streekeigen groen in zijn algemeenheid een ecologische surplus. Ofwel trekt het insecten en komt het onrechtstreeks ook onze vogels ten goede. De vruchten van streekeigen groen kunnen echter even goed rechtstreeks genuttigd worden. Kleine groenmassiefjes bieden daarenboven een goede schuilplaats. Een vogelbosje zien we als een kleine eenheid waar hoogstammige bomen dus niet direct van doen zijn. Een vogelbosje bouw je het best concentrisch op in het midden: opgaand groen zoals hazelaar (noten), lijsterbes (bessen), haagbeuk struikvorm (bloei + gevleugelde nootjes) aan de rand: > eerst de meer opgaande struiken zoals sering (bloei), boerenjasmijn (bloei), meidoorn (bloei + bessen), sleedoorn (pruimpjes), vlier (bessen) > nog verder aan de rand de lagere stuiken zoals bosroos (bloei + bottels), hondsroos (bloei + bottels), aalbes (bessen), zuurbes (bessen), zwarte bes (bessen), Gelderse roos (bloei + bessen), helemaal aan de rand kan je werken met kruipers zoals heggenrank (bloei), bramen (bessen + bloei) en framboos (bessen) hulst (bessen + groenblijver) kan je in principe overal tussenin planten; hij zal als schaduwsoort overal gedijen. 39

Plant Goed! in een hedendaagse context met respect voor het verleden Ons West-Vlaamse landschap ondergaat een versnelde evolutie. Steeds verder schrijdende ruimte-eisen van industrie en bewoning, landbouw in constante evolutie, hertekenen ons landschap bijna dagelijks. Om streekeigen groen enkel te plaatsen in een context van een intact kleinschalig landbouwlandschap is niet meer van deze tijd. Met een landschap dat vandaag de dag op vele plaatsen getekend is door verspreide bebouwing, historisch zonevreemde industrie en dergelijks, hoeven we dus niet enkel de landbouwsector tot planten aanzetten. Streekeigen groen heeft op vele plaatsen zijn rol te spelen, zeker en vast op de boerderij, maar evengoed in de particuliere tuin, in het openbare groen en zelfs in industriegebied. Het getuigt van respect voor het verleden en de eigenheid van onze streek. Eender wat de uitgangspositie bij goed planten is, de harmonie met de omgeving is steeds het streefdoel. Tradities om in ere te houden Vooral bij de inkom van hoeves zijn hoogstambomen traditioneel. Een verzorgde bedrijfsingang is in ieder geval hét visitekaartje van ieder landbouwbedrijf. Linden aan de weggrens staan sinds oudsher symbool voor gastvrijheid. Een oprijlaan van enige lengte biedt natuurlijk opties voor een dreefbeplanting. Dergelijke traditionele aanpak kan dikwijls zonder grote moeite gekopieerd worden naar situaties met een vergelijkbare schaal, zoals bedrijventerreinen. 40

A. 10 meter en meer B. 4 meter en meer C. 2 meter en meer D. 5 meter en meer B A D C Zowel op de hoeve als op bedrijventerreinen moeten we er echter over waken dat de doorgang met zwaar materiaal geenszins bemoeilijkt wordt (geen bomen te dicht bij de draaicirkel van de voertuigen!). De afmetingen op de onderstaande figuur zijn de minimale afmetingen waarmee rekening moet worden gehouden. Groen in het landschap vs. groen rond bebouwing Hoewel de grens absoluut niet scherp te trekken valt, zijn er toch verschillen waar te nemen in types groenelementen dichtbij bebouwing of vrijstaand in het landschap. Iedereen zal kunnen beamen dat hij een boomgaard associeert met een huisweide dichtbij het erf van een boerderij. Geschoren hagen zijn ook traditioneler op en rond het erf, terwijl verderop in het landschap een houtkant al eens mocht uitgroeien. 41

Ook in de particuliere tuin zien we dit motief dikwijls terugkeren. De onderhoudsintensieve zaken zoals hagen e.d. zijn dikwijls het dichtst bij de woonst terug te vinden, terwijl verderop in de tuin de tuin wat meer zijn gang mag gaan. Ook de stedenbouwkundige verplichting tot schermgroen associëren we uiteraard met bebouwing. Ook gaat in de nabijheid van bebouwing het sieraspect van beplanting sterker doorwegen, doch hier treden we eerlijkheidshalve dikwijls buiten de context van streekeigen groen. Typisch in een traditionele boerderij zijn bijvoorbeeld sering of boerenjasmijn, beide niet streekeigen, maar door de vele eeuwen traditie hebben ze ondertussen toch hun plaats verworven op de boerderij. En op de hoeve moet groen rond gebouwen soms ook nog andere functies vervullen, denken we maar aan windbescherming (op winderige plaatsen geldt: onbeplant is onbeschermd!) of het helpen beheersen van geurhinder (zeer dichte groenschermen rond varkens- en pluimveestallen). Nog op de hoeve mag beplanting rond bewaarloodsen de goede verluchting van de loods nooit belemmeren (afstand houden!). Wegstoppen of accentueren In principe kun je met oordeelkundige beplantingen beide richtingen uit bij de aanpak van een bedrijf. Beplanting moet echter wel in de eerste plaats bestaande structuren ondersteunen. Vermijd dus de neiging om alles te willen wegstoppen achter een dichte plantengordel, maar zorg vooral dat mooie stukken van een gebouw zichtbaar blijven en zélfs geaccentueerd worden. Een goede tip is om de zaak eens vanop afstand te bekijken. 42

ENKELE VOORBEELDEN VANOP DE HOEVE Typische storende elementen op de hoeve om weg te stoppen zijn mestvaalt, loodsen, voerderkuilen, sleuf- of torensilo s, krengenhuisjes, Een mestvaalt, voederkuil of sleufsilo zijn allen lage structuren, waarvoor een lage beplanting volstaat om ze af te schermen Nieuw gebouwde loodsen (dikwijls beton) zijn dikwijls groot en helaas in negatieve zin - opvallend. Integratie betekent hier noodgedwongen camouflage zonder daarom noodzakelijkerwijze een tweede muur rond de loods te willen optrekken. Een verticaal gesloten beplanting van bomen en struiken is de beste optie. 43

Een loods kan echter ook van op afstand geïntegreerd worden door bijvoorbeeld een bomenrij op respectabele afstand. Gebouwenintegratie is dus ook een kwestie van gezichtspunt. Een optie voor loodsen uit plaatsgebrek zijn klimplanten zoals klimop, wilde wingerd, Ook bij vele industriebouw haalt functionaliteit van gebouwen het op esthetiek! Ook hier is wegstoppen dikwijls de boodschap. Een torensilo als hij grijs is valt hij sowieso al heel wat minder op! kun je aanvullen met een smal opgaande Haagbeuk, om het beeld te breken. SERRES CAMOUFLEREN, EEN CONTRADICTIE? Een aparte plaats in de discussie over al dan niet wegstoppen wordt ingenomen door de serrebouw. Serres worden per definitie geplaatst om maximaal licht te benutten. Niettemin kan een groenscherm een stedenbouwkundige verplichting zijn. Idealiter, als de ruimte het toelaat, kun je een beplanting op enige afstand van de serre voorzien. Ook de werkplaats vormt een uitgelezen plaats om wat groen aan te planten. Een solitaire diepwortelende boom (bijvoorbeeld Zomereik of Gewone es) is een goede optie. Maar ook dichter bij de serre is niet alle groen uit den boze. Aan de noordzijde van de serre is er zelfs een heel scala aan beplantingen mogelijk zonder dat je het licht in de serre negatief gaat beïnvloeden. Aan de andere zijden van de serre heb je natuurlijk minder mogelijkheden. Een geschoren haag of trage groeiers, die daarenboven niet al te hoog opgroeien zijn een optie (Gelderse roos, rode kornoelje). Ook enkele alleenstaande hoogstammen kunnen, maar uiteraard niet teveel. 44

Bruuske of geleidelijke overgangen Zoals bij alle vormgeving moet ook bij beplantingen getracht worden om de verhoudingen (beplanting vs. landschap of beplanting vs. bebouwing) te respecteren. Een kleinschalig landbouwlandschap vraagt bijvoorbeeld niet om een dreefbeplanting met hoogstambomen, maar eerder naar kleinere structuren zoals houtkanten of knotbomenrijen. Een varkensstal vraagt bijvoorbeeld ook niet om in het landschap geïntegreerd te worden met een rij hoogstambomen. Zowel de horizontale als de verticale dimensies van zowel landschap, beplanting als bebouwing én hun onderlinge verhouding zijn hierbij belangrijk. Algemene regels vallen hier niet te formuleren. Het beste advies dat kan gegeven worden is om bij de voorbereiding van plantwerk je zeker goed te vergewissen van de volwassen dimensies van bomen en/of struiken. Probeer indien mogelijk ook om je dit visueel voor te stellen d.m.v. enkele eenvoudige schetsen. Blikvangers Op voorwaarde dat de dimensies van je terrein het toelaten, kan de meeste landschappelijke impact verwacht worden van alleenstaande hoogstambomen. Mogelijkheden zijn linde, tamme kastanje, gewone es, okkernoot, witte paardekastanje, zomereik, Op terreinen met kleinere dimensies (en zelfs aansluitend bij bebouwing) kunnen soorten zoals haagbeuk, lijsterbes of veldesdoorn geplant worden. Mogelijke plaatsen voor blikvangers zijn boerenerven, weiden of terreinen in de bebouwde omgeving met minimale dimensie van pakweg 20 x 20 meter (die een hoogstam toelaat om tot een volwassen boom te groeien). 45

46

IPlanttips Aanplantingen kunnen al wel eens mislukken: planten slaan tijdens een droog seizoen slecht aan, wildvraat, trage groei, noem maar op. Veel kan vermeden worden bij oordeelkundig planten. Hieronder enkele tips en vuistregels die veel problemen kunnen vermijden! Ouderdom van het plantgoed In de handel wordt er onderscheid gemaakt tussen bosplantgoed en hoogstambomen. Bosplantgoed is goedkoop. De planten zijn 2 tot 3 jaar oud. De hoogte varieert tussen de 60 en de 80 cm. Bosplantgoed is vooral geschikt voor het aanplanten van gesloten struikvegetatie, hakhout, gesloten beplanting van bomen en struiken, geschoren hagen en vrij uitgroeiende hagen. Hoogstammen zijn merkelijk duurder; ze zijn 4 à 6 jaar oud en enkele meters groot. De stamomtrek (op 130 cm opgemeten) wordt als maat opgegeven (vb. 6/8 cm; 8/10 cm). Dit plantgoed wordt vooral gebruikt om bomenrijen of alleenstaande bomen mee aan te planten. Jonge hoogstammen zijn goedkoper. Hun stamomtrek is kleiner dan 6 cm en ze zijn nog niet opgesnoeid. Laat je niet nodeloos verleiden tot het aankopen van groter plantmateriaal. Je denkt tijd te kunnen winnen, maar komt te dikwijls van een bedrogen reis terug Jong plantgoed slaat in de regel veel beter aan. Dikwijls heeft na 2 tot 4 jaar het jongere plantgoed ouder plantgoed bijgebeend in groeidynamiek! Transport en bewaring van plantgoed Wanneer je het plantgoed van de kwekerij haalt, mag je de wortels niet laten opdrogen. Tijdens het vervoer kun je de wortels beschermen door ze in een plastic zak te stoppen. Eenmaal ter plaatse, en gesteld dat je niet onmiddellijk kan beginnen met planten, zit er slechts één zaak op, de planten in te kuilen. Inkuilen betekent dat je de wortelkluiten van vele planten samen in een ondiepe kuil zet en ophoopt met flink wat aarde. Op die manier zijn de planten beschermd tegen uitdroging en evt. oppervlakkige vrieskou. 47

Wanneer planten? Planten doe je vanaf de tweede helft van november tot einde maart. Plant bij voorkeur bij zacht en vochtig weer. Sneeuw- en vorstperioden zijn uiteraard ongeschikt voor planten. Ook felle zon, koude en droge oosten- tot noordenwind en erg natte of zelfs maar licht bevroren grond kun je maar beter vermijden. De tweede helft van november tot en met de eerste helft van december is misschien de best denkbare periode. Er is nog weinig vorstgevaar, de plant kan van bij het begin van het groeiseizoen ontwikkelen en de wortels zijn tegen die tijd goed omgeven met bodemdeeltjes. Knotbomen worden wel bij voorkeur in het voorjaar gepoot! Op gronden die in het najaar en vroege voorjaar te nat zijn, plant je beter ook niet te vroeg aan. Als het ergens in maart doenbaar wordt, wacht je beter tot die tijd om aan te planten. Hoe aanplanten? Bosplantgoed Om aanplantingen van bosplantgoed een grote kans op slagen te geven, volgende tips. Maak de bovenlaag zo goed mogelijk vegetatievrij en meng de aarde die je terug in het plantgat brengt met wat compost Het is zeker niet de bedoeling om met dit beetje compost je bodemvruchtbaarheid te vervalsen. Dergelijke kleine hoeveelheden compost in het plantgat betekenen hoogstens een kleine ruggesteun in de eerste jaren van het bosplantgoed. Ook kan je na het planten de grond afdekken, bijvoorbeeld met een laag houtsnippers. Deze laag onderdrukt kruiden en geeft de bodem een langzame, natuurlijke bemesting en een kruimelige structuur. 48