RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 1 december 2011 (08.12) (OR. en) 17852/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0239 (COD)



Vergelijkbare documenten
RICHTLIJN 2012/35/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 april 2016 (OR. en) het Comité van permanente vertegenwoordigers/gemengd Comité

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

AMENDEMENTEN NL In verscheidenheid verenigd NL 2011/0239(COD) Ontwerpverslag Brian Simpson (PE v01-00)

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie L 55/13

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 februari 2002 (01.03) (OR.en) 6445/02. Interinstitutioneel dossier: 2000/0236 (COD) 2000/0237 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Het Europees Parlement heeft op 29 maart 2007 zijn standpunt in eerste lezing bepaald.

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ANNEX BIJLAGE. bij het voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2008 (30.09) (OR. fr, en) 13234/08 Interinstitutioneel dossier: 2005/0236 (COD) LIMITE

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

6074/15 pro/adw/mt 1 DG B 3A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 februari 2010 (10.02) (OR. fr) 6290/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0011 (NLE) HR 8 CORDROGUE 25

Publicatieblad van de Europese Unie L 323/33

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 december 2014 (OR. en)

De tekst zoals die er nu uitziet, staat in document 12932/99 CONSOM 70 ECOFIN 238 CODEC 684.

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

Voorstel voor een. VERORDENING (EG) nr. /.. VAN DE COMMISSIE van [ ]

RAAD VA DE EUROPESE U IE, Brussel, 8 juli 2011 (18.07) (OR. en) 12667/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0111 (C S)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

14469/16 nuf/gra/mt 1 DG E 2A

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 september 2001 (06.09) (OR. fr) 11580/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0186 (COD)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. tot wijziging van

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A

Voorstel voor een besluit (COM(2017)0136 C8-0116/ /0060(COD)) AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT* op het voorstel van de Commissie

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 maart 2016 (OR. en)

6812/15 cle/gra/hh 1 DG D 2A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 oktober 2004 (28.10) (OR. en) 13824/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0198 (COD)

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart);

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

Publicatieblad van de Europese Unie L 277/23

PUBLIC. Brussel, 24 oktober 2008 (30.10) (OR. fr) RAAD VA DE EUROPESE U IE 14625/08. Interinstitutioneel dossier: 2008/0058 (C S) 2008/0059 (C S)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 juli 2014 (OR. en)

PE-CONS 56/1/16 REV 1 NL

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 11 juni 2012 (12.06) (OR. en) 11197/12 Interinstitutioneel dossier: 2012/0145 (COD)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 augustus 2001 (31.08) (OR. fr) 11082/01 Interinstitutioneel dossier: 2000/0066 (COD) LIMITE CODEC 766 MAR 64

PUBLIC LIMITE NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 september 2006 (12.09) (OR. en) 8082/1/06 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2005/0104 (COD)

(Voor de EER relevante tekst)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 maart 2009 (OR. en) 7850/09 Interinstitutioneel dossier: 2009/0041 (C S) PECHE 74

6424/15 rts/sv 1 DG B 3A

EUROPEES PARLEME T EUROPESE U IE 97/0155 (COD) PE-CO S 3608/99 C4-0172/99 ECO 106 UD 43 CODEC 147

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2019 (OR. en) XT 21105/1/18 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2018/0427 (NLE) BXT 124

RICHTLIJN 2013/56/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 december 2002 (OR. en) 14052/2/02 REV 2 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0046 (COD)

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 oktober 2013 (OR. en) 13408/13 Interinstitutioneel dossier: 2013/0020 (NLE) TRANS 466 MAR 126

TREE.1 EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 14 maart 2019 (OR. en) 2019/0030 (COD) PE-CONS 55/19

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A

9951/16 ADD 1 1 GIP 1B

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

8620/01 AL/td DG H I NL

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voor de delegaties gaat hierbij de ontwerp-verordening zoals deze er na de vergadering van de Groep visa van 20 februari 2003 uitziet.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

A8-0062/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie vervoer en toerisme. Verslag

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2008 (10.09) (OR. en) 12600/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0030 (COD) LIMITE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

11296/3/14 REV 3 ADD 1 JEL/mt 1 DPG

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 november 2012 (21.11) (OR. en) 16449/12 AGRILEG 170

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

LIFE.1.C EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 14 maart 2019 (OR. en) 2019/0019 (COD) PE-CONS 62/19 SOC 114 EMPL 81 PREP-BXT 62 CODEC 500

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MOBILITEIT EN VERVOER

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 maart 2002 (18.03) (OR. fr) 7244/02. Interinstitutioneel dossier: 2002/0068 (ACC) LIMITE UD 17

Transcriptie:

RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 1 december 2011 (08.12) (OR. en) 17852/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0239 (COD) TRA S 340 CODEC 2251 MAR 156 SOC 1053 VERSLAG van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Coreper nr. vorig doc.: 17570/11 TRANS 329 CODEC 2199 MAR 153 SOC 1037 nr. Comv.: 14256/11 TRANS 239 CODEC 1464 MAR 111 SOC 778 Betreft: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden - Algemene oriëntatie / voortgangsverslag Inleiding 1. Met bovengenoemd voorstel, dat de Commissie op 16 september 2011 aan de Raad heeft toegezonden, wordt beoogd het herziene Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW-Verdrag) 1 op te nemen in de wetgeving van de EU. 1 Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (herschikking), PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33-61. 17852/11 oms/bar/rv 1 DG C I C L

Het voorstel maakt deel uit van het initiatief van de Commissie "Een sociale agenda voor de scheepvaart", dat tevens een mededeling en een wetgevingsvoorstel betreffende de handhaving van het Maritiem Arbeidsverdrag (2006) van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zal omvatten. Zowel de mededeling als het voorstel betreffende het Maritiem Arbeidsverdrag zal naar verwacht spoedig worden aangenomen. Inhoud van het voorstel 2. Met de voorgestelde richtlijn worden de wijzigingen die door een in juni 2010 te Manilla gehouden conferentie van de partijen bij het STCW-Verdrag zijn aangenomen (de "Manillawijzigingen"), opgenomen in het recht van de EU. Deze wijzigingen worden met name omgezet in: strengere bepalingen voor opleiding en beoordeling, de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen en de voorkoming van frauduleuze praktijken; geactualiseerde normen voor medische geschiktheid, geschiktheid om dienst te doen en alcoholmisbruik; nieuwe eisen voor de diplomering van volmatrozen en elektrotechnische officieren en voor de veiligheidsopleidingen voor alle zeevarenden; geactualiseerde eisen voor personeel op bepaalde soorten schepen; verduidelijking en vereenvoudiging van de definitie van "vaarbevoegdheidsbewijs". In het voorstel zijn de STCW-bepalingen over wachtdienst aangepast aan de EU-voorschriften over arbeidstijden voor zeevarenden. Met het voorstel wil men voorts de huidige termijn van drie maanden voor de erkenning van derde landen, als bedoeld in artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/106/EG, aanpassen. Deze termijn wordt verlengd tot 18 maanden, hetgeen de Commissie in staat stelt te beslissen over de erkenning van een derde land na verzoek van een lidstaat. 17852/11 oms/bar/rv 2 DG C I C L

Voorts bevat het voorstel een nieuwe bepaling op grond waarvan de lidstaten reeds bestaande gegevens in gestandaardiseerde vorm aan de Commissie moeten verstrekken met het oog op statistische analyse. De gedetailleerde inhoud van deze gegevens is opgenomen in een technische bijlage bij het huidige voorstel. Met het voorstel worden tevens de "comitologieprocedures" van Richtlijn 2008/106/EG herzien in het licht van het Verdrag van Lissabon. Werkzaamheden in de Raadsorganen 3. De Groep zeescheepvaart is op 22 september 2011 met de bespreking van het voorstel begonnen en heeft, dankzij een hoge mate van flexibiliteit van zowel de delegaties als de Commissie, overeenstemming bereikt over een herziene tekst die in bijlage dezes staat. De enkele onopgeloste vraagstukken worden in de bijlage met een voetnoot aangegeven en hierna toegelicht. Het voorstel bevat ook tekstwijzigingen waarover de Groep zeescheepvaart op 29 november 2011 overeenstemming heeft bereikt. Deze wijzigingen zijn vetgedrukt. Werkzaamheden in het Europees Parlement 4. Het Europees Parlement is onlangs met de bespreking van het voorstel begonnen. In oktober 2011 is een rapporteur aangesteld (de heer Simpson, S&D-UK). Er is nog geen datum voor de eerste gedachtewisseling in de Commissie vervoer en toerisme (TRAN) aangekondigd. 17852/11 oms/bar/rv 3 DG C I C L

Onopgeloste vraagstukken Belangrijkste onopgeloste vraagstukken: A. Gegevens voor statistische doeleinden (artikel 1, punt 4, onder f), lid 12, onder c), voetnoot 12; artikel 1, punt 16, voetnoot 13; bijlage III, voetnoot 26) 5. Zoals vermeld onder punt 2 supra bevat het voorstel een nieuwe bepaling op grond waarvan de lidstaten gestandaardiseerde gegevens aan de Commissie moeten verstrekken met het oog op statistische analyse. Het is de bedoeling van de Commissie het STCW-informatiesysteem van het EMSA te gebruiken als platform voor het verzamelen van de vereiste gegevens en voor het uitvoeren van statistische analyses wanneer dit nodig is. De gedetailleerde inhoud van deze gegevens is opgenomen in een technische bijlage (bijlage III) bij het huidige voorstel. De besprekingen in de Groep zeescheepvaart hebben geleid tot extra bepalingen die de Commissie verbieden deze gegevens te gebruiken voor administratieve, juridische of controledoeleinden, en die ervoor moeten zorgen dat maatregelen voor het verzamelen, indienen, opslaan, analyseren en verspreiden van deze gegevens worden vastgesteld door middel van "uitvoeringshandelingen". Voorts moeten de lidstaten bepaalde gegevens eerst anoniem maken alvorens deze aan de Commissie te verstrekken. MT maakt nog voorbehouden bij deze bepalingen. Deze delegatie is met name bezorgd over de eventuele juridische implicaties wanneer gegevens van derde landen worden gebruikt voor andere doeleinden dan die welke in het STCW-Verdrag zijn geformuleerd en overeengekomen. MT vreest dat het gebruik van deze gegevens aanleiding kan geven tot een conflict tussen de internationale verbintenissen van de lidstaten en hun EU-verbintenissen. Voorts kant MT zich tegen de verplichte verstrekking van gegevens, aangezien dit extra administratieve en financiële lasten voor de lidstaten met zich zou kunnen brengen. (voetnoten 12, 13, 16) UK maakt om interne procedurele redenen ook een (volwaardig en studie)voorbehoud bij dit punt. (voetnoten 12, 13, 16) 17852/11 oms/bar/rv 4 DG C I C L

B. Terminologie (nieuw artikel 1 bis, voetnoot 19) 6. Op verzoek van een aantal delegaties bevat de tekst in bijlage dezes nu een nieuwe bepaling waarin de in de ongewijzigde artikelen van Richtlijn 2008/106/EG gebruikte termen "vaarbevoegdheidsbewijs" en "passend vaarbevoegdheidsbewijs" worden verduidelijkt met betrekking tot de nieuwe terminologie die naar aanleiding van de Manilla-wijzigingen in het STCW-Verdrag is opgenomen. De meeste delegaties kunnen met deze nieuwe bepaling instemmen. FR en IT maken nog wel een studievoorbehoud vanwege eventuele juridische onzekerheden waartoe deze bepaling aanleiding zou kunnen geven. (voetnoot 19) C. Comitéprocedures (artikel 1, punt 19; voetnoot 16) 7. De Commissie maakt een voorbehoud bij de beslissing van de Groep zeescheepvaart om te verwijzen naar artikel 5, lid 4, derde alinea van Verordening (EU) nr. 182/2011 2, waardoor de Commissie geen uitvoeringshandeling kan aannemen indien het betrokken comité geen advies uitbrengt. (voetnoot 16) Andere onopgeloste vraagstukken: 8. UK maakt een voorbehoud bij artikel 1, punt 17 ("gedelegeerde handelingen"). MT maakt een studievoorbehoud bij hetzelfde punt, en vraagt dat bepaalde delen van bijlage V bij het voorstel door middel van uitvoeringshandelingen kunnen worden gewijzigd. (voetnoot 14) 9. Op grond van de herziene ontwerptekst in artikel 3, lid 1 ("Omzetting") moeten de lidstaten de belangrijkste elementen van de richtlijn 18 maanden na de inwerkingtreding ervan hebben omgezet in nationaal recht. Voor de bepalingen inzake de verstrekking van gegevens voor statistische doeleinden voorziet het compromis in een termijn van 24 maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn. De tekst zoals die er nu uitziet is aanvaardbaar voor de meeste delegaties. UK vraagt echter een algemene omzettingstermijn van 24 maanden. (voetnoot 21) 2 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. 17852/11 oms/bar/rv 5 DG C I C L

10. Met betrekking tot artikel 1, punt 4, onder f), lid 12, onder a) en b), heeft de Groep zeescheepvaart besloten eerder opgenomen tekst inzake de verplichting registers van vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen bij te houden, alsook inzake de verplichting gegevens beschikbaar te stellen betreffende de status van vaarbevoegdheidsbewijzen, officiële verklaringen en dispensaties, te schrappen om in overeenstemming te zijn met het STCW-Verdrag. IE en NL maken een studievoorbehoud bij deze schrapping. (voetnoten 10 en 11) 11. MT en UK maken een voorbehoud voor parlementaire behandeling. 12. Alle delegaties maken een algemeen studievoorbehoud bij het voorstel. Conclusie 13. Het Comité van permanente vertegenwoordigers wordt verzocht de tekst in bijlage dezes te bespreken en de openstaande vraagstukken op te lossen, zodat de Raad tijdens de zitting van 12 december 2011 een algemene oriëntatie ten aanzien van de tekst kan bereiken. 17852/11 oms/bar/rv 6 DG C I C L

BIJLAGE 2011/0239 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJ VA HET EUROPEES PARLEME T E DE RAAD houdende wijziging van Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1, Gezien het advies van het Comité van de Regio's 2, Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, 1 2 PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. 17852/11 ier/bar/rv 7 BIJLAGE DG C I C L

Overwegende hetgeen volgt: (1) De opleiding en diplomering van zeevarenden worden geregeld door het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978 ("STCW-verdrag), dat in 1984 van kracht is geworden en in 1995 grondig is gewijzigd. (2) Het STCW-verdrag werd voor het eerst in het EU-recht opgenomen bij Richtlijn 94/58/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden 3 ; daarna werden de EU-voorschriften inzake opleiding en diplomering van zeevarenden aangepast aan de daaropvolgende wijzigingen aan het verdrag en werd een EU-mechanisme ingesteld voor de erkenning van de opleidings- en diplomeringssystemen voor zeevarenden in derde landen; onlangs zijn de voorschriften van de Unie ter zake, via een herschikking, deel gaan uitmaken van Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 4. (3) Tijdens een in 2010 te Manilla gehouden conferentie van de partijen bij het STCW-verdrag zijn belangrijke wijzigingen in het verdrag aangebracht ("Manilla-wijzigingen), met name over de voorkoming van frauduleuze praktijken voor vaarbevoegdheidsbewijzen, op het gebied van medische normen, inzake veiligheidsopleidingen en met betrekking tot opleidingen over technologische onderwerpen. Dankzij de Manilla-wijzigingen zijn er ook eisen ingevoerd voor volmatrozen en zijn er nieuwe beroepsprofielen, zoals dat van elektrotechnische officieren, vastgesteld. 3 4 PB L 319 van 12.12.1994, blz. 28. PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33. 17852/11 ier/bar/rv 8 BIJLAGE DG C I C L

(4) Alle lidstaten zijn partij bij het STCW-verdrag en geen enkele, behalve Finland vanwege een voorbehoud voor parlementaire behandeling, heeft zich verzet tegen de Manillawijzigingen overeenkomstig de hiertoe voorziene procedure. De lidstaten moeten dus hun nationale voorschriften afstemmen op de Manilla-wijzigingen. Een conflict tussen de internationale verplichtingen van lidstaten en hun verplichtingen op EU-niveau moet worden vermeden. Bovendien is de zeevaart een sector met een internationaal karakter en moeten de voorschriften van de Unie over opleiding en diplomering van zeevarenden derhalve in overeenstemming blijven met internationale voorschriften. Bijgevolg moeten een aantal bepalingen van Richtlijn 2008/106/EG worden gewijzigd om de Manillawijzigingen weer te geven. (5) Met de Manilla-wijzigingen wordt onder meer beoogd objectieve grenzen te stellen aan de afwijkingen van het minimumaantal rusturen voor personeel dat wachtdienst doet en zeevarenden met bepaalde taken op het gebied van veiligheid, beveiliging en voorkoming van verontreiniging. De Manilla-wijzigingen moeten in het EU-recht worden opgenomen. Zij moeten bovendien voldoen aan de bepalingen inzake de rusturen voor zeevarenden in Richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 5 en Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 6. Voorts moeten de maximale duur, frequentie en omvang van de afwijkingen worden beperkt. Daartoe strekkende bepalingen moeten worden opgenomen in Richtlijn 2008/106/EG. Voorts zijn de bepalingen inzake de erkenning van beroepskwalificaties uit hoofde van Richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005 niet van toepassing op de erkenning van bewijzen van zeevarenden uit hoofde van deze richtlijn. 5 6 Richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van Reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerpersoneel in de Europese Unie (FST) - bijlage: Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, PB L 167 van 2.7.1999, blz. 33. PB L 124 van 20.5.2009, blz. 30. 17852/11 ier/bar/rv 9 BIJLAGE DG C I C L

(6) In Richtlijn 2008/106/EG is ook een mechanisme opgenomen voor de erkenning van de opleidings- en diplomeringssystemen voor zeevarenden van derde landen. De erkenning wordt toegekend bij besluit van de Commissie na een procedure waarin de Commissie hulp krijgt van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (het agentschap), dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 7 en van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS), dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 8 ; bij het toepassen van de bepalingen van Richtlijn 2008/106/EG over de erkenning van derde landen voor STCW-doeleinden heeft men ervaren dat de betrokken procedure moet worden gewijzigd, met name inzake de termijn van drie maanden waarover de Commissie overeenkomstig artikel 19, lid 3, van de genoemde richtlijn beschikt om een besluit te vormen over de erkenning. Aangezien voor de erkenning het agentschap een controle moet doen, die moet worden gepland en uitgevoerd, en, in de meeste gevallen, het betreffende derde land belangrijke aanpassingen van de nationale wetgeving aan de eisen van het STCW moet doen, kan de hele procedure niet worden uitgevoerd in drie maanden; op basis van ervaring kan men stellen dat op dit gebied achttien maanden een realistischer termijn is. De vermelde termijn moet dus overeenkomstig worden gewijzigd, terwijl de verzoekende lidstaat nog steeds in de mogelijkheid moet zijn om het derde land voorlopig te erkennen met het oog op flexibiliteit. 7 8 PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1. PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1. 17852/11 ier/bar/rv 10 BIJLAGE DG C I C L

(7) De beschikbare statistieken over Europese zeevarenden zijn onvolledig en vaak onnauwkeurig, wat de beleidsvorming in deze sector bemoeilijkt. Gedetailleerde gegevens over de diplomering van zeevarenden kunnen dit probleem niet volledig oplossen, maar zouden al een goede hulp zijn. Overeenkomstig het STCW-verdrag zijn de partijen verplicht om registers bij te houden van alle vaarbevoegdheidsbewijzen en officiële verklaringen en de relevante verlengingen van de geldigheid of andere maatregelen die hierop betrekking hebben (voorschrift I/2(14)). De lidstaten hebben overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Richtlijn 2008/106 de plicht een register bij te houden van afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen en officiële verklaringen. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de arbeidsvoorziening in Europa, moeten de lidstaten worden verplicht bepaalde gegevens die reeds in hun registers van vaarbevoegdheidsbewijzen van zeevarenden aanwezig zijn, naar de Commissie te sturen. Deze gegevens mogen enkel met het oog op statistische analyse worden verstrekt, en mogen niet worden gebruikt voor administratieve, juridische of controledoeleinden. Zij zijn uitsluitend bestemd voor gebruik door de lidstaten en de Commissie ten behoeve van hun beleidsvorming, en moeten in overeenstemming zijn met de EU-eisen inzake gegevensbescherming. Een bepaling hieromtrent moet in Richtlijn 2008/106/EG worden opgenomen. (8) Om gegevens te verzamelen over het beroep van zeevarende op een met de evolutie van het beroep en met de technologie consistente manier, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden overgedragen voor aanpassingen aan bijlage V bij Richtlijn 2008/106/EG. Het gebruik van zulke gedelegeerde handelingen moet worden beperkt tot gevallen waarin wijzigingen in het STCW-verdrag en de STCW-code nopen tot wijzigingen in bovengenoemde bijlage. Voorts mogen deze gedelegeerde handelingen geen wijziging inhouden van de in dezelfde bijlage bedoelde bepalingen betreffende het anonimiseren van gegevens. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie moet bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen relevante documenten op hetzelfde moment, tijdig en op een passende manier aan het Europees Parlement en de Raad overleggen. 17852/11 ier/bar/rv 11 BIJLAGE DG C I C L

(9) Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/106/EG, werden aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden toegekend op het gebied van de opleiding en diplomering van zeevarenden. Om dezelfde reden moeten haar tevens uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot statistische gegevens over zeevarenden, die de lidstaten aan de Commissie dienen te verstrekken. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren 9. (10) De onderzoeksprocedure moet worden gebruikt voor het vaststellen van maatregelen betreffende het verzamelen, indienen, opslaan, analyseren en verspreiden van de in bijlage V bedoelde statistische gegevens en voor de uitvoeringsbesluiten over de erkenning en de intrekking van de erkenning van STCW-systemen van derde landen. (11) De Manilla-wijzigingen moeten op 1 januari 2012 in werking treden. Deze wijzigingen voorzien echter in overgangsregelingen tot 1 januari 2017. Om een vlotte overgang naar de nieuwe voorschriften mogelijk te maken, moet onderhavige richtlijn in dezelfde termijnen en uitvoeringsregelingen voorzien. (11 bis) De Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO heeft er tijdens haar 89e vergadering op gewezen dat er met betrekking tot de uitvoering van de Manilla-wijzigingen van 2010 één en ander moet worden verduidelijkt, rekening houdend met de vastgestelde overgangsbepalingen, enerzijds, en met Resolutie 4 van de STCW-conferentie, anderzijds, waarin wordt gesteld dat uiterlijk op 1 januari 2017 volledig aan de wijzigingen moet worden voldaan. Deze verduidelijkingen zijn gegeven in de IMO-circulaires STCW.7/Circ.16 en STCW.7/Circ.17. Met name in STCW.7/Circ.16 wordt gesteld dat voor zeevarenden die houder zijn van bewijzen welke zijn afgegeven overeenkomstig de onmiddellijk vóór 1 januari 2012 geldende bepalingen van het STCW-verdrag en die niet hebben voldaan aan de vereisten van de Manilla-wijzigingen van 2010, alsook voor zeevarenden die vóór 1 juli 2013 zijn begonnen met een goedgekeurde diensttijd, een goedgekeurd onderwijs- en opleidingsprogramma of een goedgekeurde opleidingscursus, een eventueel vernieuwd bewijs niet langer geldig mag zijn dan tot 1 januari 2017. 9 PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. 17852/11 ier/bar/rv 12 BIJLAGE DG C I C L

(11 ter) Ter wille van een eenvormige uitvoering van de Manilla-wijzigingen in de Unie verdient het aanbeveling dat de lidstaten bij de omzetting van deze richtlijn rekening houden met de in de bovengenoemde IMO-circulaires vervatte richtsnoeren. (12) Richtlijn 2008/106/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Richtlijn 2008/106/EG wordt als volgt gewijzigd: 1) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: a) Punt 18 wordt vervangen door: '18. "radioreglement": het radioreglement dat is gehecht aan, of wordt geacht te zijn gehecht aan, het meest recente internationale telecommunicatieverdrag zoals dat op enig tijdstip van kracht kan zijn;'. aa) Punt 19 wordt vervangen door: '19. "passagiersschip": een schip zoals omschreven in het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, als gewijzigd;'. b) Punt 24 wordt vervangen door: '24. "STCW-code": de code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst voor zeevarenden, zoals aangenomen bij resolutie 2 van de Conferentie van 1995, als van kracht;'. c) Punt 27 wordt geschrapt. cc) Punt 28 wordt vervangen door: '28. "diensttijd": het dienstdoen aan boord van een schip voor zover van belang voor de afgifte of vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een andere kwalificatie;'. 17852/11 ier/bar/rv 13 BIJLAGE DG C I C L

d) De volgende punten worden toegevoegd: '32. "GMDSS-radio-operator": een persoon die gekwalificeerd is in overeenstemming met hoofdstuk IV van bijlage I;'; '33. "ISPS-code": de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, zoals op 12 december 2002 goedgekeurd bij resolutie 2 van de Conferentie van verdragsluitende staten bij het Internationaal verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS) van 1974, als van kracht;'; '34. "scheepsveiligheidsbeambte": een zich aan boord van het schip bevindende, aan de kapitein verantwoording verschuldigde persoon, die door de maatschappij is aangesteld als verantwoordelijke voor de beveiliging van het schip, inclusief uitvoering en onderhoud van het scheepsveiligheidsplan, en voor het contact met de veiligheidsbeambte van de maatschappij en de veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit;'; '35. "beveiligingstaken": alle beveiligingstaken aan boord van schepen zoals bepaald in hoofdstuk XI/2 van het Internationaal verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS, 1974, als gewijzigd) en de Internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS-code);'; '36. "vaarbevoegdheidsbewijs": een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven en voorzien van een officiële verklaring voor kapiteins, officieren en GMDSS-radio-operatoren in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstukken II, III, IV of VII van bijlage I, dat de rechtmatige houder ervan het recht geeft dienst te doen in de daarin beschreven hoedanigheid en de daarbij behorende functies te vervullen op het daarin omschreven verantwoordelijkheidsniveau;'; '37. "bekwaamheidsbewijs": een ander bewijs van bekwaamheid dan het vaarbevoegdheidsbewijs dat aan een zeevarende wordt afgegeven, waarin staat dat aan de in deze richtlijn vermelde relevante eisen op het gebied van opleiding, vaardigheden of diensttijd is voldaan;'; '38. "schriftelijk bewijs": een ander document dan een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat wordt gebruikt om vast te stellen dat aan de relevante eisen van deze richtlijn is voldaan;'; '39. "elektrotechnisch officier": een officier die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I;'; 17852/11 ier/bar/rv 14 BIJLAGE DG C I C L

'40. "volmatroos met dekdienst": een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I;'; '41. "volmatroos met machinekamerdienst": een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I;'; '42. "elektrotechnisch matroos": een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I.'. 2) Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door: '1. De lidstaten treffen de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zeevarenden die dienstdoen op een schip als bedoeld in artikel 2, ten minste een opleiding hebben genoten die voldoet aan de eisen van het STCW-verdrag, opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn, en houder zijn van een bewijs zoals omschreven in artikel 1, punten 36) en 37), en/of van een schriftelijk bewijs zoals omschreven in artikel 1, punt 38).'. 3) Artikel 4 wordt geschrapt. 4) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: aa) De titel van het artikel wordt vervangen door: 'Vaarbevoegdheidsbewijzen, bekwaamheidsbewijzen en officiële verklaringen'. a) Lid 1 wordt vervangen door: '1. De lidstaten zorgen ervoor dat vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen slechts worden afgegeven aan kandidaten die aan de eisen van dit artikel voldoen.'. b) Lid 3 wordt vervangen door: '3. Vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen worden afgegeven overeenkomstig voorschrift I/2, lid 3, van de bijlage bij het STCW-verdrag.'. 17852/11 ier/bar/rv 15 BIJLAGE DG C I C L

c) Het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd: '3 bis. Vaarbevoegdheidsbewijzen worden uitsluitend door lidstaten afgegeven na controle van de echtheid en de geldigheid van de nodige schriftelijke bewijzen en in overeenstemming met de bepalingen in dit artikel.'. d) Aan het eind van lid 5 wordt de volgende zin toegevoegd: 'Officiële verklaringen ter bevestiging van de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs en een aan kapiteins en officieren overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I afgegeven bekwaamheidsbewijs worden uitsluitend afgegeven indien aan alle vereisten van het STCW-verdrag en deze richtlijn is voldaan.'. e) Leden 6 en 7 worden vervangen door: '6. Een lidstaat die een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat aan kapiteins en officieren is afgegeven overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van de bijlage bij het STCW-verdrag, erkent krachtens de procedure van artikel 19, lid 2, dient pas een officiële verklaring af te geven teneinde die erkenning te bevestigen na controle van de echtheid en geldigheid van het bewijs. Het model van de gebruikte officiële verklaring dient overeen te komen met het model dat in lid 3 van sectie A-I/2 van de STCW-code is beschreven. 7. De officiële verklaringen bedoeld in de leden 5 en 6: (a) (b) (c) mogen als afzonderlijke documenten worden afgegeven; worden uitsluitend door de lidstaten afgegeven; dienen alle van een eigen, uniek nummer te worden voorzien, met dien verstande dat aan officiële verklaringen die de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs bevestigen, hetzelfde nummer mag worden toegekend als aan het desbetreffende vaarbevoegdheidsbewijs, op voorwaarde dat dat nummer uniek is; en 17852/11 ier/bar/rv 16 BIJLAGE DG C I C L

(d) verliezen hun geldigheid zodra het van een officiële verklaring voorziene vaarbevoegdheidsbewijs of het van een officiële verklaring voorziene bekwaamheidsbewijs dat aan kapiteins en officieren is afgegeven overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I bij het STCW-verdrag, verloopt of wordt ingetrokken, tijdelijk wordt ingetrokken of ongeldig wordt verklaard door de lidstaat of het derde land dat het heeft afgegeven en, in elk geval, uiterlijk vijf jaar na de datum van afgifte ervan.'. f) De volgende leden worden toegevoegd: '11. Kandidaten die een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs wensen te verkrijgen, dienen het bewijs over te leggen: (b) van hun identiteit; (b) (c) (d) (e) dat hun leeftijd niet lager is dan die welke is voorgeschreven in de in bijlage I opgesomde voorschriften voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs; dat zij voldoen aan de normen betreffende medische geschiktheid van sectie A-I/9 van de STCW-code; dat zij de diensttijd, en elke verplichte opleiding die door de voorschriften van bijlage I voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs is vereist, hebben voltooid; en dat zij voldoen aan de normen van vakbekwaamheid die door de voorschriften van bijlage I worden voorgeschreven voor de hoedanigheid, functies en niveaus, die moeten worden vermeld in de officiële verklaring bij het vaarbevoegdheidsbewijs. Dit lid is niet van toepassing op erkenningen van officiële verklaringen overeenkomstig voorschrift I/10 van het STCW-verdrag. 17852/11 ier/bar/rv 17 BIJLAGE DG C I C L

12. De lidstaten verbinden zich ertoe: (c) (b) (c) een register of registers bij te houden van alle vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen 10 en officiële verklaringen van kapiteins en officieren en, waar van toepassing, matrozen, die zijn afgegeven, zijn verlopen of zijn vernieuwd, ingetrokken, tijdelijk ingetrokken of ongeldig verklaard of als vermist of vernietigd zijn aangemeld, en tevens van dispensaties die zijn verleend; gegevens beschikbaar te stellen betreffende de status van vaarbevoegdheidsbewijzen 11, officiële verklaringen en dispensaties aan andere lidstaten of andere partijen bij het STCW-verdrag en maatschappijen die om bevestiging van de echtheid en geldigheid verzoeken van vaarbevoegdheidsbewijzen en/of aan kapiteins en officieren overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I afgegeven bewijzen die aan hen worden overgelegd door zeevarenden die conform voorschrift I/10 van het STCW-verdrag erkenning aanvragen of werk zoeken aan boord van een schip; de Commissie jaarlijks de in bijlage V bij deze richtlijn bedoelde gegevens over vaarbevoegdheidsbewijzen, over officiële verklaringen ter bevestiging van de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen en, op vrijwillige basis, over aan matrozen overeenkomstig hoofdstukken II, III en VII van de bijlage bij het STCW-verdrag afgegeven bekwaamheidsbewijzen ter beschikking te stellen, doch enkel met het oog op statistische analyse 12 en uitsluitend voor gebruik door de lidstaten en de Commissie ten behoeve van hun beleidsvorming. 13. Vanaf 1 januari 2017 wordt de informatie die overeenkomstig lid 12, punt b) ter beschikking moet worden gesteld, beschikbaar gemaakt via elektronische weg.'. 10 11 12 Studievoorbehoud: IE, NL Studievoorbehoud: IE, NL Studievoorbehoud: MT, UK 17852/11 ier/bar/rv 18 BIJLAGE DG C I C L

5) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: a) Het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd: '1bis. Voor schepen waarop de voordelen van de bepalingen van het STCW-verdrag inzake reizen nabij de kust van toepassing zijn, met inbegrip van reizen aan de kust van andere lidstaten of partijen bij het STCW-verdrag binnen de grenzen van hun omschrijving van 'nabij de kust', sluit een lidstaat een overeenkomst met de betrokken lidstaten of partijen waarin de details van hun handelsgebied in kwestie en andere relevante bepalingen worden vastgesteld.'. b) De volgende leden 3 bis en 3 ter worden ingevoegd: '3 bis. De vaarbevoegdheidsbewijzen van zeevarenden die door een lidstaat of een partij bij het STCW-verdrag zijn afgegeven voor haar omschreven grenzen van reizen nabij de kust, kunnen door andere lidstaten worden aanvaard voor diensten binnen hun omschreven grenzen van reizen nabij de kust, op voorwaarde dat de betrokken lidstaten of partijen een overeenkomst sluiten waarin de details van hun handelsgebied in kwestie en andere relevante bepalingen worden vastgesteld. 3 ter. Lidstaten die reizen nabij de kust omschrijven in overeenstemming met de eisen in dit artikel: (a) moeten voldoen aan de beginselen inzake reizen nabij de kust van sectie A-I/3 van de STCW-code; (b) moeten de grenzen van de reizen nabij de kust opnemen in de officiële verklaringen die overeenkomstig artikel 5 worden afgegeven.'. 17852/11 ier/bar/rv 19 BIJLAGE DG C I C L

6) Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: a) Leden 1 en 2 worden vervangen door: '1. De lidstaten stellen werkwijzen en procedures vast voor het onpartijdig onderzoek van elke gerapporteerde onbekwaamheid, handeling, nalatigheid die of elk gerapporteerd gevaar voor de veiligheid dat een directe bedreiging kan vormen voor de veiligheid van mensenlevens of goederen op zee of voor het mariene milieu, door houders van vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen of van officiële verklaringen afgegeven door die lidstaat, in verband met de vervulling van hun taken zoals in hun vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen omschreven, en voor het intrekken, tijdelijk intrekken en ongeldig verklaren van zulke vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen om een dergelijke reden en ter voorkoming van fraude. 2. De lidstaten dragen zorg voor de vaststelling en uitvoering van passende maatregelen ter voorkoming van fraude en andere onrechtmatige praktijken met vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen en officiële verklaringen.'. b) In lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door: 'Straffen of disciplinaire maatregelen worden opgelegd en ten uitvoer gebracht in gevallen waarin:'. 7) Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: a) Lid 1 wordt als volgt gewijzigd: i) punt a) wordt vervangen door: 'a) alle werkzaamheden betreffende opleiding, beoordeling van vakbekwaamheid, afgifte van bewijzen, met inbegrip van medische certificering, officiële verklaringen en verlengingen van geldigheid, die worden uitgevoerd door nietgouvernementele instanties of door lichamen die onder hun gezag vallen, voortdurend door een systeem van kwaliteitsbewaking worden getoetst teneinde te garanderen dat de vastgestelde doelstellingen worden verwezenlijkt, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en opgedane ervaring van instructeurs en beoordelaars;'. 17852/11 ier/bar/rv 20 BIJLAGE DG C I C L

ii) punt c) wordt vervangen door: 'c) de onderwijs- en opleidingsdoelstellingen en de daarmee verband houdende te bereiken kwaliteitsnormen inzake bekwaamheid duidelijk zijn omschreven en dat de niveaus van kennis, inzicht en vaardigheid die passen bij de krachtens het STCW-verdrag vereiste onderzoeken en beoordelingen, zijn vermeld;'. b) Aan lid 2 wordt het volgende punt d) toegevoegd: 'd) op het stelsel van kwaliteitsnormen alle toepasselijke bepalingen van het STCW-verdrag en de STCW-code, alsook de wijzigingen hiervan, van toepassing zijn. De lidstaten kunnen de overige toepasselijke bepalingen van deze richtlijn ook in dit stelsel opnemen.'. c) Lid 3 wordt vervangen door: '3. De lidstaten zenden, overeenkomstig het in sectie A-I/7 van de STCW-code bepaalde formaat, de Commissie binnen zes maanden na de datum waarop de evaluatie is voltooid een verslag betreffende de op grond van lid 2 vereiste evaluatie toe.'. 8) Artikel 11 wordt vervangen door: 'Artikel 11 Medische normen 1. Alle lidstaten stellen normen vast betreffende de medische geschiktheid van zeevarenden en procedures voor het afgeven van een medisch getuigschrift in overeenstemming met de bepalingen in dit artikel en sectie A-I/9 van de STCW-code. 2. Alle lidstaten zorgen ervoor dat de verantwoordelijken voor de beoordeling van de medische geschiktheid van zeevarenden artsen zijn die door de betreffende lidstaat zijn erkend voor het medisch onderzoeken van zeevarenden, in overeenstemming met sectie A-I/9 van de STCW-code. 17852/11 ier/bar/rv 21 BIJLAGE DG C I C L

3. Alle zeevarenden die in het bezit zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat krachtens het verdrag is afgegeven, en die buitengaats dienst doen, bezitten ook een geldig medisch getuigschrift dat in overeenstemming met dit artikel en met sectie A-I/9 van de STCW-code is afgegeven. 4. Kandidaten die een vaarbevoegdheids- of bekwaamheidsbewijs wensen te verkrijgen: (a) (b) (c) zijn niet jonger dan 16 jaar; dienen het bewijs over te leggen van hun identiteit; en voldoen aan de toepasselijke normen voor medische geschiktheid die de betreffende lidstaat heeft vastgesteld. 5. Medische getuigschriften blijven maximaal twee jaar geldig, tenzij de zeevarende jonger is dan 18 jaar; in dit geval bedraagt de maximale geldigheidsperiode een jaar. 6. Indien de geldigheidsperiode van een medisch getuigschrift tijdens een reis vervalt, is voorschrift I/9 van de bijlage bij het STCW-verdrag van toepassing. 7. In dringende gevallen kan een lidstaat een zeevarende toestaan om zonder een geldig medisch getuigschrift te werken. Voorschrift I/9 van de bijlage van het STCW-verdrag is van toepassing.'. 9) Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd: aa) De titel van het artikel wordt vervangen door: 'Verlenging van de geldigheid van vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen'. 17852/11 ier/bar/rv 22 BIJLAGE DG C I C L

a) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd: '2 bis. Elke kapitein en officier moet om blijvend buitengaats dienst te doen aan boord van tankers, voldoen aan de eisen in lid 1 van dit artikel en moet minstens om de vijf jaar aantonen dat hij nog steeds bevoegd en vakbekwaam is om dienst te doen aan boord van tankers in overeenstemming met sectie A-I/11, lid 3, van de STCW-code.'. Lid 3 wordt vervangen door: '3. De lidstaten vergelijken de normen inzake bekwaamheid die zij aan kandidaten stellen voor vaarbevoegdheidsbewijzen afgegeven vóór 1 januari 2017, met die welke in deel A van de STCW-code voor het betrokken vaarbevoegdheidsbewijs zijn genoemd, en stellen vast of het noodzakelijk is de houders van dergelijke vaarbevoegdheidsbewijzen een passende herhalings- en bijscholingscursus te laten volgen of een beoordeling te laten ondergaan.'. c) Lid 5 wordt vervangen door: '5. De lidstaten zorgen ervoor dat de kennis van kapiteins, officieren en radio-operators upto-date wordt gehouden en dat de teksten van de laatste wijzigingen in de nationale en internationale voorschriften inzake de beveiliging van mensenlevens op zee, beveiliging en de bescherming van het mariene milieu, ter beschikking worden gesteld aan de schepen die gerechtigd zijn onder hun vlag te varen.'. 10) In artikel 13 wordt lid 2 geschrapt. 11) Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd: a) Aan lid 1 worden de volgende punten f) en g) toegevoegd: 'f) zeevarenden, aangesteld op een van haar schepen, herhalingscursussen en bijscholing hebben gekregen zoals is vereist in het STCW-verdrag. g) op elk moment aan boord van haar schepen een doelmatige mondelinge communicatie is in overeenstemming met hoofdstuk V, voorschrift 14, leden 3 en 4 van het SOLAS-verdrag, als gewijzigd.'. 17852/11 ier/bar/rv 23 BIJLAGE DG C I C L

b) Het volgende lid 4 wordt toegevoegd: '4. De maatschappijen zorgen ervoor dat kapiteins, officieren en andere bemanningsleden die belast zijn met bijzondere taken en verantwoordelijkheden aan boord van ro-ropassagiersschepen, de vertrouwdmakingsopleiding hebben voltooid zodat zij de bekwaamheden hebben verworven die nodig zijn voor de te vervullen functie, de uit te voeren taken en de te nemen verantwoordelijkheden, overeenkomstig de richtsnoeren in sectie B-I/14 van de STCW-code.'. 12) Artikel 15 wordt vervangen door: 'Geschiktheid om dienst te doen 1. Teneinde vermoeidheid te voorkomen, doen de lidstaten het volgende: a) ze stellen rustperiodes in en zien toe op de naleving ervan voor personeel dat wachtdienst doet en personeel met bepaalde taken op het gebied van veiligheid, beveiliging en voorkoming van verontreiniging in overeenstemming met leden 3 tot en met 14; en b) ze eisen dat de wachten zo geregeld zijn dat de doelmatigheid van het gehele wachtdoende personeel niet wordt geschaad door vermoeidheid en dat de taken zo zijn ingedeeld dat de eerste wacht bij de aanvang van een reis en daaropvolgende aflossende wachten voldoende rust hebben genoten en anderszins geschikt zijn om dienst te doen. 2. Teneinde druggebruik en alcoholmisbruik te voorkomen, zorgen de lidstaten voor passende maatregelen overeenkomstig de bepalingen in dit artikel. 3. De lidstaten houden rekening met het gevaar van vermoeidheid van zeevarenden, met name van het personeel dat instaat voor de veiligheid en de beveiliging van een schip. 4. Alle personen die zijn aangewezen om dienst te doen als officier die chef van de wacht is of als matroos die deel uitmaakt van de wachtbezetting, en de personen met bepaalde taken op het gebied van veiligheid, voorkoming van verontreiniging en beveiliging krijgen een rustperiode van minstens: 17852/11 ier/bar/rv 24 BIJLAGE DG C I C L

a) tien uur per 24 uur, en b) 77 uur per periode van zeven dagen. 5. De rusturen mogen worden verdeeld over niet meer dan twee perioden waarvan er één ten minste een lengte heeft van zes uur en de intervallen tussen twee opeenvolgende rustperiodes mogen niet meer dan veertien uur bedragen. 6. De in de leden 4 en 5 neergelegde eisen inzake rustperioden behoeven niet te worden nageleefd in geval van nood of in andere doorslaggevende operationele omstandigheden. Verzamelingen, blusoefeningen, oefeningen met reddingssloepen en oefeningen die krachtens nationale wetten en voorschriften en internationale instrumenten zijn vereist, worden zo uitgevoerd dat de rustperiodes zo weinig mogelijk worden verstoord en dat geen vermoeidheid wordt veroorzaakt. 7. De lidstaten eisen dat de wachtregelingen worden opgehangen op plaatsen waar zij gemakkelijk bekeken kunnen worden. De regelingen worden opgesteld in een standaardformaat en in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels. 8. Indien een zeevarende wordt opgeroepen, zoals wanneer een machinepost onbemand is, krijgt de zeevarende een voldoende compenserende rustperiode indien de normale rustperiode verstoord is omdat hij wordt opgeroepen om te werken. 9. De lidstaten eisen dat de dagelijkse rusturen van zeevarenden worden bijgehouden in een standaardformaat, in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels, zodat kan worden nagegaan en gecontroleerd of aan de bepalingen in dit artikel is voldaan. De zeevarenden krijgen een kopie van hun gegevens die werden bijgehouden, die door de kapitein of door een door de kapitein gemachtigde persoon en door de zeevarende wordt ondertekend. 17852/11 ier/bar/rv 25 BIJLAGE DG C I C L

10. Ongeacht de voorschriften in leden 3 tot en met 9, is de kapitein van een schip bevoegd om een zeevarende werkuren te laten presteren die noodzakelijk zijn voor de onmiddellijke veiligheid van het schip, de personen aan boord of de lading, of om hulp te bieden aan andere schepen of personen die op zee in nood verkeren. De kapitein kan dienovereenkomstig de rustregeling opschorten en een zeevarende de nodige werkuren laten presteren totdat de situatie opnieuw normaal is. Zodra de situatie opnieuw normaal is, zorgt de kapitein ervoor dat de zeevarenden die tijdens een geplande rustperiode hebben gewerkt, een passende rustperiode krijgen. 11. Met inachtneming van de algemene beginselen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemers, kunnen lidstaten op grond van nationale wetten, verordeningen of een desbetreffende procedure collectieve arbeidsovereenkomsten goedkeuren of registreren die afwijkingen toestaan op de vereiste rusturen in lid 4, onder b), en lid 5, op voorwaarde dat de rustperiode niet minder dan 70 uur per periode van zeven dagen bedraagt. Dergelijke afwijkingen dienen zoveel mogelijk aan de gestelde eisen te voldoen, maar er kan rekening worden gehouden met frequenter of langer durend verlof, of de toekenning van compensatieverlof voor zeevarenden die aan boord werken tijdens korte reizen. Afwijkingen dienen zoveel mogelijk rekening te houden met de richtsnoeren inzake voorkoming van vermoeidheid in sectie B-VIII/1 van de STCW-code. 12. De in lid 11 genoemde afwijkingen van de wekelijkse rustperiode waarvan sprake is in lid 4, onder b), worden voor maximaal twee opeenvolgende weken toegestaan. De intervallen tussen twee perioden van afwijkingen aan boord bedragen minstens het dubbele van de duur van de afwijking. 13. In het kader van de mogelijke afwijkingen van lid 5, waarvan in lid 11 sprake is, mogen de rusturen waarvan sprake is in lid 4, onder a), worden verdeeld over niet meer dan drie perioden waarvan er één minstens zes uur en geen enkele van de twee andere perioden minder dan één uur lang is. De intervallen tussen twee opeenvolgende rustperioden bedragen niet meer dan veertien uur. De afwijkingen mogen geen twee perioden van 24 uur in een periode van zeven dagen overschrijden. 17852/11 ier/bar/rv 26 BIJLAGE DG C I C L

14. Teneinde alcoholmisbruik te voorkomen, stellen lidstaten een grens vast van ten hoogste 0,05 % bloedalcoholgehalte of 0,25 mg/l alcoholgehalte in uitgeademde lucht of een alcoholhoeveelheid die leidt tot dergelijke alcoholgehalten voor kapiteins, officieren en andere zeevarenden op het moment dat zij bepaalde taken op het gebied van veiligheid, beveiliging en het mariene milieu uitvoeren.'. 12 bis. In artikel 17, lid 1, onder c) wordt de verwijzing naar artikel 11 vervangen door een verwijzing naar artikel 5. 13) Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: za) De titel van het artikel wordt vervangen door: 'Erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen'. a) Lid 1 wordt vervangen door: 'Zeevarenden die niet in het bezit zijn van een door een lidstaat afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs noch van een door de lidstaten overeenkomstig het bepaalde in voorschriften V/1-1 en V/1-2 van het STCW-verdrag aan kapiteins en officieren afgegeven bekwaamheidsbewijs, kan worden toegestaan op onder de vlag van een lidstaat varende schepen dienst te doen, indien er over de erkenning van hun vaarbevoegdheids- en/of bekwaambevoegdheidsbewijs een besluit is genomen overeenkomstig de in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel uiteengezette procedure.' aa) De eerste alinea van lid 2 wordt vervangen door: 'Een lidstaat die voornemens is door middel van een officiële verklaring een in lid 1 bedoeld door een derde land aan een kapitein, officier of radio-operator afgegeven vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijs te erkennen voor dienst op een schip dat zijn vlag voert, dient bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek om erkenning van dat derde land in'. 17852/11 ier/bar/rv 27 BIJLAGE DG C I C L

b) Lid 3 wordt vervangen door: '3. De Commissie neemt het besluit tot erkenning van een derde land overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 28, lid 2, binnen achttien maanden te rekenen vanaf de datum van het verzoek om erkenning. De aanvragende lidstaat kan ertoe besluiten dit derde land eenzijdig te erkennen totdat een besluit is genomen in overeenstemming met dit lid.'. 14) Artikel 20, lid 6, wordt vervangen door: '6. Het besluit betreffende de intrekking van de erkenning wordt genomen volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De betrokken lidstaat neemt alle passende maatregelen ter uitvoering van het besluit.'. 14 bis. Artikel 22, lid 1, wordt vervangen door: '1. Schepen, ongeacht onder welke vlag zij varen, met uitzondering van die schepen welke in artikel 2 worden uitgesloten, zijn in de havens van een lidstaat onderworpen aan havenstaatcontrole door ambtenaren die door de lidstaten naar behoren zijn gemachtigd om te onderzoeken of alle aan boord dienstdoende zeevarenden, die volgens het STCW-verdrag in het bezit dienen te zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs en/of een bekwaamheidsbewijs en/of een schriftelijk bewijs, een dergelijk vaarbevoegdheidsbewijs of een passende dispensatie bezitten, en/of beschikken over een bekwaamheidsbewijs en /of een schriftelijk bewijs.'. 14 ter. Artikel 23, lid 1, onder a) wordt vervangen door: 'a) onderzoek of alle aan boord dienstdoende zeevarenden die overeenkomstig de bepalingen van het STCW-verdrag in het bezit dienen te zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs en/of een bekwaamheidsbewijs, een dergelijk vaarbevoegdheidsbewijs, een geldige dispensatie en/of een bekwaamheidsbewijs bezitten of een schriftelijk bewijs kunnen overleggen waaruit blijkt dat een aanvraag om een officiële verklaring van erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs bij de autoriteiten van de vlaggenstaat is ingediend;'. 17852/11 ier/bar/rv 28 BIJLAGE DG C I C L

15) In artikel 23 wordt lid 2 als volgt gewijzigd: a) de inleidende zin wordt vervangen door: '2. De beoordeling, in overeenstemming met deel A van de STCW-code, van de geschiktheid van de zeevarenden van het schip om zich te houden aan de nodige normen inzake wachtdienst en veiligheid, als voorgeschreven in het STCW-verdrag, vindt plaats indien het aannemelijk is dat die normen niet worden nageleefd, omdat zich één van de volgende feiten heeft voorgedaan:'. b) punt d) wordt vervangen door: 'd) de bedrijfsvoering aan boord geschiedt anderszins op zodanige wijze dat het schip een gevaar vormt voor personen, goederen of het milieu, of voor de veiligheid;'. 16) Het volgende artikel 25 bis wordt ingevoegd: 'Artikel 25 bis 13 Gegevens voor statistische doeleinden 1. De lidstaten verstrekken de Commissie de in bijlage V genoemde gegevens uitsluitend voor statistische doeleinden. Deze gegevens mogen niet gebruikt worden voor administratieve, juridische of controledoeleinden, en zijn uitsluitend bestemd voor beleidsvorming door de lidstaten en de Commissie. 2. De lidstaten stellen deze gegevens jaarlijks aan de Commissie ter beschikking in een elektronisch formaat; deze gegevens zullen de informatie omvatten die tot en met 31december van het vorige jaar werd geregistreerd. De lidstaten behouden alle eigendomsrechten op de gegevens in hun onbewerkte versie. Statistieken die aan de hand van deze gegevens zijn opgesteld, komen ter beschikking van de lidstaten. 13 Voorbehoud: MT, UK. MT is bezorgd over de eventuele juridische implicaties wanneer gegevens van derde landen worden gebruikt voor andere doeleinden dan die welke in het STCW-verdrag zijn geformuleerd en overeengekomen; dit zou aanleiding kunnen geven tot een conflict tussen de internationale verbintenissen van de lidstaten en hun EUverplichtingen 17852/11 ier/bar/rv 29 BIJLAGE DG C I C L