Actieplan Cultuurbereik 2005-2008



Vergelijkbare documenten
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw mr. M.C. van der Laan

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs

Raads informatiebrief

OCW, provincie Drenthe, provincie Fryslân, provincie Groningen, gemeente Groningen, gemeente Leeuwarden

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

OCW, provincie Zuid-Holland, provincie Noord-Holland, gemeente Leiden, gemeente Haarlem

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. M.C. van der Laan

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

cultuuronderwijs: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen in het leergebied Kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BELEIDSKADER GELDSTROOM BEELDENDE KUNST EN VORMGEVING

Steeds minder startersleningen beschikbaar

Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: minister van OCW,

De provincie Limburg, vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor Cultuur, mevrouw O.M.Th. Wolfs

Den Haag, 17 mei 2000

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Cultuurconvenant , Ministerie van OCW landsdeel Zuid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

OCW provincie Utrecht, provincie Flevoland, gemeente Utrecht, gemeente Almere, gemeente Amersfoort

Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen

SML Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaande stukken op basis van actieve informatieplicht

Welkom bij De provinciale staat van cultuurbeleid! Tilburg, 4 maart 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Deelregeling Jij maakt het mee Fonds voor Cultuurparticipatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Vragen van de statenleden Lia Lievaart-Kist en Loes Passieux-Echtermeijer van de SP-fractie Zeeland ingevolge artikel 44 reglement van orde

Beleidsregels Projectsubsidies Cultuur Midden-Drenthe

Gelet op artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van

Regeling begeleiding studenten universitaire lerarenopleidingen

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015

Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Machtiging ondertekening Cultuurconvenant Oost-Nederland

Provinciale Staten van Noord-Holland

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 32b van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

nummer 6 van 2010 Vaststelling gewijzigde Beleidsregel subsidieverlening Culturele en Museale Agenda

Aan de leden van Provinciale Staten

hierna gezamenlijk aan te duiden als partijen of bestuurlijk NOC (bestuurlijk Noordelijk Overleg Cultuur);

Regeling subsidie armoedebeleid gemeente Oisterwijk 2019.

Toiletreclame Regionale Tarieven Indoormedia

Regeling specifieke uitkering voor gemeenten voor de stimulering van de zwemvaardigheid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA DEN HAAG

Algemene subsidieverordening Haaksbergen (9.16b)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 2790

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 van de Algemene Subsidieverordening Arnhem 2016;

Verduurzamen, verbinden, vertrouwen. Adviezen van het culturele werkveld aan nieuwe Gedeputeerde Staten

Er van uitgaande... CULTUURPROFIEL ZUID-NEDERLAND. Deel II Ambities en prioriteiten. Ten behoeve van Cultuurnota

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2011/14

Regeling vermelding duale opleidingen hoger onderwijs

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018

Subsidiekader vergroting verdienvermogen middelgrote ensembles Fonds Podiumkunsten

Bezoek cultuurinstellingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Mystery call en -traject

thema 1 Nederland en het water topografie

Uitvoeringsbesluit subsidieverlening Cultuurnota provincie Drenthe

b e s l u i t Voor de uitvoering van deze regeling is in 2018 eenmalig een bedrag van ,- beschikbaar.

Naam regeling: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert Citeertitel: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011

Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Verordening materiele en financiele gelijkstelling onderwijs gemeente Blaricum 2015

Gemeente Heerlen - beleidsregel Tenderregeling Community Arts

Provinciaal blad 2010, 83

BESTEMMINGSREGLEMENT 2018 Stichting Leefbaarheid Luchthaven Eindhoven

Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP)

Subsidieregeling bevorderen intergemeentelijke samenwerking Zuid-Holland 2015

Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011

Regeling Gamefonds 2015

Aan het College van Burgemeester en Wethouders Postbus LV Den Haag Parnassusplein 5 T

Datum 6 november 2015 Bekostigingssystematiek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

Evaluatie van de Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs Deelrapportage A

logoocw Instellingsbesluit Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon BOA/2005/37330 van 1 september 2005

Vastgoedbericht juli 2010

SUBSIDIEREGELING BEVORDEREN INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING ZUID-HOLLAND 2017

Subsidieregeling Onderwijs en Kinderopvang Weert 2017

Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 5. Binnen het evenementenbeleid worden drie categorieën evenementen onderscheiden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidskaders regionaal CULTUUR beleid. Beleid, trends en toekomstverwachtingen

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie

Concept ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK

Bijlage verzuimcijfers

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende na overleg met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Vastgoedbericht mei 2010

Geachte Voorzitter, Voorzitter van de Tweede Kamer. der Staten Generaal Interne postcode 270 Postbus EA Den Haag Telefoon

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Regeling subsidie cultuureducatie gemeente Oisterwijk 2019.

Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs

De uitvoering van de onderzoeken is gebaseerd op het zogenaamde Groninger Model. Over dit model hebben wij u reeds eerder geïnformeerd.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Cultuureducatiebeleid. in Haarlem

Vastgoedbericht augustus 2010

Vastgoedbericht december 2010

Algemene subsidieverordening GOES 2011

Transcriptie:

Actieplan Cultuurbereik 20052008

Actieplan Cultuurbereik 20052008 Informatie voor gemeenten en provincies

Inhoud Actieplan Cultuurbereik in het kort 5 Actieplan Cultuurbereik 20052008 in het kort Beleidskader 7 Ministeriële Regeling 20 Meerjarenbegroting 37 Controleprotocol 39 Model accountantsverklaring 53 Model inhoudelijke verantwoording 55 Model financiële verantwoording 56 Bekostigingsbesluit 57 Het Actieplan Cultuurbereik 20052008 is een voortzetting in gewijzigde vorm van het Actieplan 20012004, waarbij rijk, gemeenten en provincies zich voor het eerst gezamenlijk inspanden om meer cultuur voor meer mensen te realiseren. De afspraken die de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bestuurlijk maakten over de inzet van het Actieplan in de periode 20052008 zijn vastgelegd in een nieuw beleidskader. Eigen invulling geven aan landelijk doel Meest kenmerkend voor het tweede Actieplan Cultuurbereik is dat er voor de deelnemers de 30 grotere gemeenten en alle provincies meer ruimte is om eigen keuzes te maken binnen het raamwerk zoals dat is vastgesteld door OCW, IPO en VNG. In tegenstelling tot de vorige periode kent het Actieplan Cultuurbereik 20052008 één breed geformuleerde centrale (outcome)doelstelling, gericht op het realiseren van een maatschappelijk effect: Versterken van het cultureel bewustzijn van burgers door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur. De inzet van het Actieplan 20052008 is meer mensen, van alle leeftijden en verschillende afkomst, in contact te brengen met cultuur in al haar uitingsvormen. Van podiumkunsten tot cultureel erfgoed en beeldende kunst en vormgeving. Niet alleen als toeschouwer, maar ook actief, als deelnemer. Het Actieplan beoogt méér te zijn dan een reeks losse projecten. De meerwaarde van het Actieplan is het realiseren van samenwerking. Tussen cultuurdisciplines, met andere sectoren, tussen overheden en tussen instellingen. 5 Brede doeluitkering Het Actieplan Cultuurbereik 20052008 heeft de vorm van een brede doeluitkering. De voorheen gescheiden decentrale middelen Cultuur en School en de middelen voor het onderdeel cultuurbereik zijn samengevoegd. Gemeenten en provincies is wel aanbevolen binnen hun plannen aandacht te geven aan cultuureducatie, omdat het een probaat middel blijft om cultuurbereik te vergroten. De Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving, die onderdeel vormde van het eerste Actieplan, wordt in 20052008 op een andere wijze voortgezet. De financiering van het Actieplan Cultuurbereik 20052008 wordt opnieuw gerealiseerd door matching. OCW stelt aan de deelnemers middelen ter beschikking op basis van een bedrag per inwoner; de deelnemende gemeenten en provincies leggen vervolgens eenzelfde bedrag bij. Het totale maximumbedrag voor de brede doeluitkering dat OCW beschikbaar stelt wanneer aan de voorwaarden is voldaan, bedraagt 13.736.781 per jaar.

Nieuwe systematiek Anders dan in de voorgaande periode dienen gemeenten en provincies bij OCW eenmalig een aanvraag in voor een vierjarenprogramma, waarmee de procedure werd vereenvoudigd. Nieuw is ook dat aanvraag en verantwoording moeten voldoen aan een vooraf omschreven outputsystematiek, waarin meetbaar resultaat centraal staat. Dit houdt in een verandering van sturen op hoe naar wat. De aanvraag bestaat uit een beredeneerde keuze voor een programma cultuurbereik, waarbij de algemene outcomedoelstelling is vertaald naar toetsbaar omschreven eigen outputdoelstellingen, gebaseerd op de lokale of provinciale situatie. Op initiatief van een ambtelijke regiegroep werd gemeenten en provincies ondersteuning geboden bij het formuleren van aanvragen. Hiervoor werd een extern adviesbureau aangetrokken dat fungeerde als mobiele helpdesk. Doorslaggevend voor het faciliteren van gemeenten en provincies aan de voorkant van het traject was dat er grote samenhang bestaat tussen het formuleren van de aanvraag voor een specifieke uitkering en het hoe en wat van de monitoring. Ondersteuning Het uitwisselen van kennis en ervaring tussen deelnemende gemeenten en provincies blijft van belang. Middelen daartoe zijn onder meer de website www.cultuurbereik.nl en het Kwartaalbulletin Actieplan Cultuurbereik, een digitale uitgave. Daarnaast worden ook werkconferenties en bijeenkomsten voor deskundig waarden voor aanvraag en deelname aan het Actieplan besluit het beleidskader. De heidsbevordering georganiseerd. OCW, IPO en VNG zijn verder gezamenlijk verantwoordelijk voor zowel een tussentijdse evaluatie als een eindevaluatie van het bijlagen voorzien in een begrippenkader en een lijst van deelnemers. 6 7 Actieplan Cultuurbereik 20052008. Deze evaluaties worden voorafgegaan door een nulanalyse en een nulmeting aan het begin van de Actieplanperiode. Afstemming over het Actieplan, inclusief landelijk onderzoek, communicatie en voorlichtingsbijeenkomsten vindt plaats in een tripartiete ambtelijke regiegroep. Een samenvatting over de rol van de regiegroep is als voetnoot toegevoegd aan het beleidskader. Leeswijzer Deze brochure bevat een aantal documenten dat betrekking heeft op het Actieplan Cultuurbereik 20052008, te weten: Beleidskader, zoals overeengekomen tussen de Staatssecretaris van OCW, IPO en VNG Ministeriële regeling, met de volgende bijlagen: I Meerjarenbegroting II Controleprotocol III Model accountantsverklaring IV Model inhoudelijke verantwoording V Model financiële verantwoording Bekostigingsbesluit Beleidskader Actieplan Cultuurbereik 20052008 1 Algemeen Het beleidskader omvat de bestuurlijke afspraken die de Staatssecretaris van OCW, IPO en VNG zijn overeengekomen voor het Actieplan Cultuurbereik 20052008. Het beleidskader schetst de achtergrond van de keuzes voor de voortzetting van het Actieplan in de periode 20052008, geeft een uitgebreide toelichting op de centrale doelstelling en noemt de voorwaarden waaraan het vierjarenprogramma van gemeenten en provincies moet voldoen. Een aparte paragraaf is er voor het financieel en juridisch beleidskader. Afstemming over het Actieplan Cultuurbereik 20052008 vindt plaats in een tripartiete, ambtelijke regiegroep. Om het gezamenlijke doel te realiseren worden gemeenten en provincies ondersteund met een kader voor monitoring en evaluatie, communicatiemiddelen en themabijeenkomsten. Een samenvatting van de voor Inleiding Met het Actieplan Cultuurbereik 20012004 leverden drie overheidslagen rijk, provincies en gemeenten voor het eerst een gezamenlijke inspanning om het bereik van cultuur te vergroten. De Staatssecretaris van OCW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) formuleerden samen de kaders voor het Actieplan. De doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 2001 2004 was het vergroten van het cultuurbereik door meer en ander aanbod te creëren voor nieuw en ander publiek. De 30 grootste steden van Nederland en de 12 provincies kregen de mogelijkheid om een vierjarig programma te maken voor hun eigen stad of provincie. Deze programma s moesten ruimte bieden om een meer divers cultureel aanbod te programmeren, nieuwe, onorthodoxe verbindingen tot stand te brengen door de verschillende cultuursectoren heen en het publiek actief op te zoeken. De drie overheden benoemden vijf doelstellingen: versterking van de programmering; ruim baan maken voor culturele diversiteit; investeren in jeugd; beter zichtbaar maken van cultureel vermogen; culturele planologie op de agenda zetten. Ook twee reeds bestaande geldstromen werden in het Actieplan opgenomen, te weten het project Cultuur en School en de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving (Geldstroom BKV).

Visitatie en landelijk onderzoek Het Actieplan Cultuurbereik 20012004 is naar het zich laat aanzien succesvol geweest. Alle gemeenten en provincies die in aanmerking kwamen om deel te nemen, hebben de uitnodiging aanvaard en hebben extra middelen voor dit doel vrijgemaakt. Culturele instellingen, kunstenaars, scholen, welzijnsinstellingen en individuele burgers hebben plannen ontwikkeld en uitgevoerd. In 2003 verscheen het rapport van de visitatiecommissie Cultuurbereik: Van jonge mensen en de dingen die gaan komen. Ook verschenen de eerste twee Monitors (19992001 en 2002) van de Erasmus Universiteit Rotterdam, die verantwoordelijk is voor het landelijk onderzoek naar het Actieplan Cultuurbereik. Een aantal gemeenten en provincies heeft met behulp van de Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO) al gegevens over publieksbereik geleverd. Uitspraken op basis van onderzoeksgegevens over de mogelijke toename van cultuurdeelname onder invloed van het Actieplan zijn echter pas in 2005 te verwachten. De aanbeveling van de visitatiecommissie was het Actieplan nog eens vier jaar voort te zetten, omdat het proces dat het Actieplan in gang heeft gezet meer tijd vraagt. Bedoeld is het proces waarin het cultuurbeleid zich meer richt naar de gebruiker, waarin culturele instellingen een attitudewijziging doormaken en waarin nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden ontstaan. Zowel het visitatierapport als de Monitors geven aanbevelingen voor de wijze waarop het Actieplan zou kunnen worden voortgezet. De belangrijkste aanbevelingen zijn: aanvraag in voor een vierjarig programma. 8 Visitatiecommissie: 5 Ten slotte zal de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving (BKV) niet langer deel 9 Integrale aanpak is nodig (er moeten allianties ontstaan tussen verschillende beleidsterreinen); Gemeenten en provincies moeten afhankelijk van lokale of regionale situatie keuzes maken; Het aantal doelstellingen moet worden beperkt; Meer investeren in cultuureducatie is wenselijk; Bereikbaarheid van cultuur voor kleine gemeenten moet beter; Procedures kunnen eenvoudiger, zowel bij het rijk als bij gemeenten en provincies. Actieplan past ook binnen het huidige kabinetsbeleid waarin veel aandacht is voor de regio. Het Actieplan Cultuurbereik 20052008 zal in een aantal opzichten afwijken van het eerdere Actieplan: 1 De beginsituatie is voor de gemeenten, de provincies en het rijk anders omdat het nieuwe Actieplan voortbouwt op het Actieplan Cultuurbereik 20012004. De ervaringen met het eerste Actieplan vragen landelijk om een herijking van doel en aanpak. Zoals ook de ervaringen die gemeenten en provincies in de voorgaande periode hebben opgedaan hun weerslag zullen krijgen in de doelstellingen die zij gaan formuleren voor de nieuwe Actieplanperiode. 2 De specifieke uitkering Cultuur en School en de specifieke uitkering Cultuurbereik worden gebundeld tot één brede doeluitkering voor cultuurbereik. Cultuureducatie is en blijft een probaat middel om het bereik van cultuur te vergroten. 3 Aanvraag en verantwoording zullen meer gericht zijn op outputdoelstellingen die een bijdrage leveren aan het bereiken van de centrale doelstelling. Deze doelstelling (zie 2.) is gericht op het realiseren van bepaalde maatschappelijke effecten. Al in de aanvraag worden beoogde outputdoelstellingen in toetsbare termen (kwalitatief en kwantitatief) geformuleerd. De sterkte/zwakte analyse van een gemeente of provincie zal daarbij een bepalende factor zijn. 4 De procedures voor aanvraag en verantwoording zullen zoveel mogelijk worden vereenvoudigd. Gemeenten en provincies dienen bijvoorbeeld nog maar één keer een uitmaken van het Actieplan Cultuurbereik. De Geldstroom BKV wordt op een andere wijze voortgezet. 2 Inhoudelijk beleidskader Erasmus Universiteit Rotterdam: Versterking en verdieping relaties tussen rijk en andere overheden op basis van vertrouwen en professionaliteit; Meer ruimte voor gemeenten en provincies die zich het Actieplan meer eigen moeten kunnen maken (zelf richting geven); Meetbare doelstellingen formuleren op basis van een sterkte/zwakte analyse; Hiertoe outputindicatoren en parameters ontwikkelen; Minder en eenvoudiger procedures. Nieuwe periode Actieplan Op basis van genoemde evaluatiedocumenten en eigen ervaringen zijn de Staatssecretaris van OCW, het IPO en de VNG op 17 december 2003 overeengekomen het Actieplan Cultuurbereik met vier jaar te verlengen. Voortzetting van het Het Actieplan Cultuurbereik 20052008 krijgt de vorm van een brede doeluitkering met een breed geformuleerde doelstelling: Centrale doelstelling Het cultureel bewustzijn van burgers versterken door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur. Motivatie Een bloeiende cultuur draagt bij aan het creatief en innovatief vermogen van de samenleving, de ondernemingszin, het aanzien van ons land, en heeft ook een samenbindend vermogen. Het is dan ook van belang dat zoveel mogelijk mensen kennis kunnen maken met en deel kunnen nemen aan cultuur. De betrokkenheid van

burgers bij cultuur kan worden vergroot door de inzet van professionele kunstenaars provincie, maar zal wel aantoonbaar zijn gebaseerd op de lokale of regionale situatie. Een keuze voor bijvoorbeeld lacunes of juist kansen, specifieke disciplines of en culturele organisaties die een aansprekend cultureel aanbod verzorgen. De drie overheden streven voorts naar een versterking van de culturele factor in samenwerkingsverbanden, bepaalde doelgroepen of combinaties daarvan zal dus de verschillende sectoren van het maatschappelijk leven. Samenwerkingsverbanden vanuit de specifiek eigen situatie worden gemotiveerd. tussen professionele culturele organisaties en bijvoorbeeld scholen of welzijnsinstellingen kunnen daar een bijdrage aan leveren. meer dan één doelgroep. Bij voorkeur bestrijkt een programma cultuurbereik meer dan één culturele sector en Samenwerking, zowel tussen instellingen als tussen sectoren en tussen overheden, Realisatie centrale doelstelling is van groot belang voor cultuurbereik. Samenwerking kan ook een bijdrage leveren OCW, IPO en VNG achten de centrale doelstelling gerealiseerd wanneer: aan de verankering van de centrale doelstelling: wanneer een project eindigt kan alle 30 gemeenten en 12 provincies die deelnemen aan het lopende Actieplan zich samenwerking blijven bestaan ( culturele netwerken ). bereid verklaren deel te nemen aan het Actieplan 20052008; Het spreekt voor zich dat de kwaliteit van projecten door de betreffende gemeente alle partners met ingang van 2005 een toetsbaar programma uitvoeren met meetbare resultaten; ofwel om kwaliteit in artistieke zin dan wel om de kwaliteit van de bijdrage die het of provincie wordt gewaarborgd. Afhankelijk van het type activiteit gaat het daarbij eind 2008 bij de 42 deelnemende partners lokale of provinciale doelstellingen zijn project levert aan de doelstelling van het programma. gerealiseerd en daarmee een bijdrage is geleverd aan de realisatie van de centrale Daar waar (grotere) gemeenten een regiofunctie vervullen is afstemming tussen doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008. de gemeentelijke actieprogramma s en dat van de provincie sterk aan te bevelen. Daarnaast hebben de provincies een verantwoordelijkheid voor de samenwerking Toelichting centrale doelstelling met en tussen kleine gemeenten die via de provincie aan het Actieplan Cultuurbereik De doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008 beslaat de hele breedte deelnemen. van het cultuurbeleid. Dat betekent dat een gemeente of provincie kan kiezen voor Het Actieplan houdt ook in deze tweede periode het karakter van research and projecten uit of met alle cultuursectoren: theater, beeldende kunst, archeologie, development. Maar, anders dan in het Actieplan 20012004, kan nu worden voort vormgeving, bibliotheken, cultuurhistorisch landschap, archieven, gebouwde monumenten, film, muziek, musea, nieuwe media, letteren, architectuur, lokale en regiogen en deskundigheid is daarom ook binnen een gemeente of provincie van belang. gebouwd op de ervaringen van de afgelopen vier jaar. Het uitwisselen van ervarin 10 11 nale omroepen etc. Amateurkunst en cultuureducatie zijn vormen van cultuurbeleid Coaching van minder ervaren instellingen door meer ervaren organisaties is daarbij die goed passen bij de doelstelling van het Actieplan. Dat geldt ook voor het bereiken één van de mogelijkheden. of betrekken van specifieke doelgroepen. Aanvragers van subsidies in het kader van programma s cultuurbereik (culturele Gemeenten en provincies wordt aanbevolen binnen hun plannen expliciet aandacht instellingen, kunstenaars, scholen, burgers etc) zijn gebaat bij heldere procedures en te besteden aan het voortzetten en uitbreiden van de activiteiten in het kader van beperkte administratieve lasten. Cultuur en School. Het gaat hier om activiteiten die gericht zijn op het leggen en onderhouden van duurzame relaties tussen scholen en culturele instellingen en Uitgangspunten voor programma het versterken van de aandacht voor cultuur binnen het onderwijsprogramma. De Het Actieplan Cultuurbereik 20052008 heeft zoals gezegd de vorm van een brede activiteiten zijn bedoeld om bij te dragen aan het realiseren van een doorgaande doeluitkering met een breed geformuleerde (outcome)doelstelling, die door de drie leerlijn voor cultuureducatie. Het is van groot belang dat op gemeentelijk en provinciaal niveau eenvoudig toegankelijke en complete informatie beschikbaar is over Deelnemende gemeenten en provincies krijgen echter de ruimte om zelf te bepa overheden wordt onderschreven. het aanbod van culturele instellingen voor leraren en leerlingen in zowel primair als len hoe zij de centrale doelstelling willen bereiken. Belangrijk uitgangspunt daarbij voortgezet onderwijs (basisvorming, vmbo en studiehuis). Tevens is het van belang is dat van gemeenten en provincies een inhoudelijke visie op cultuurbereik wordt dat culturele instellingen worden aangemoedigd om een aantrekkelijk, goed op de verwacht. Dat betekent dat men niet kan volstaan met afwachten wat er aan aanvragen of projecten uit het veld komt. vraag toegesneden educatief aanbod te verzorgen voor het primair en voortgezet onderwijs. De keuzes die gemeenten en provincies maken dienen zichtbaar beredeneerd te Gezien de relatieve achterstand op het gebied van erfgoededucatie wil het Actieplan zijn vanuit de specifieke lokale of provinciale situatie. Bovendien dienen gemeenten bevorderen dat gemeenten en provincies zorgen voor een adequate infrastructuur en provincies de algemene outcomedoelstelling te vertalen naar toetsbaar (in kwalitatieve of kwantitatieve zin) omschreven outputdoelstelling (en), die gerelateerd is/ voor erfgoededucatie, waar scholen en culturele instellingen gebruik van kunnen maken. Met name de provinciale erfgoedhuizen kunnen hierbij een rol spelen. zijn aan de lokale of provinciale context. Het moet aannemelijk zijn dat de beoogde Geen van bovengenoemde sectoren of subdoelstellingen behoeft verplicht in een outputdoelstellingen bijdragen aan het realiseren van de centrale outcomedoelstel programma cultuurbereik te worden opgenomen. De keuze is aan de gemeente of

ling. Genoemde elementen vormen de bouwstenen voor een stedelijk of provinciaal programma cultuurbereik 20052008. Eenmalige aanvraag vierjarenprogramma Actieplan Anders dan in de voorgaande periode dienen gemeenten en provincies éénmalig bij OCW een aanvraag in, namelijk voor een Actieplanprogramma over de hele periode 20052008. De aanvraag voor een vierjarenprogramma dient de volgende onderdelen te bevatten: Sterkte/zwakte analyse die alle cultuursectoren beslaat en gerelateerd is aan de centrale outcomedoelstelling van het Actieplan Cultuurbereik. Ook andere relevante factoren zoals bevolkingssamenstelling, geografische ligging (ook in relatie tot voorzieningen in andere steden en regio s), relevant geachte ontwikkelingen in aanpalende terreinen (welzijn, onderwijs, toerisme, ruimtelijke ordening) komen hierbij aan de orde. Een beredeneerde keuze voor de sectoren, lacunes of juist kansen, specifieke disciplines of samenwerkingsverbanden, bepaalde doelgroepen of combinaties daarvan waarop een gemeente of provincie zich in 20052008 wil richten. De keuze wordt dus beargumenteerd op basis van de lokale of provinciale sterkte/zwakte analyse, gerelateerd aan de beoogde outputdoelstellingen die bijdragen aan het bereiken van de centrale outcomedoelstelling. Beschrijving van de beoogde outputdoelstellingen in de lokale of provinciale context Voor deelname aan het Actieplan Cultuurbereik 20052008 komen alleen die gemeenten en provincies in aanmerking die ook participeerden in het Actieplan Cultuurbereik 20012004. Het Actieplan Cultuurbereik 20052008 bouwt hier immers die een bijdrage leveren aan het bereiken van de centrale outcomedoelstelling. op voort. Een overzicht van deze 42 deelnemers is te vinden in de bijlage. Andere 12 Outputindicator(en): De manier waarop en de maat waarmee de gemeente/provincie 13 gaat toetsen of en in welke mate zij na vier jaar de beoogde outputdoelstellingen heeft behaald. Meerjarenbegroting. Om gemeenten en provincies behulpzaam te zijn bij het correct formuleren van hun aanvraag in het kader van het Actieplan 20052008 hebben OCW, IPO en VNG een format ontwikkeld, waarin alle genoemde elementen aan bod komen. Het tijdpad voor het indienen van deze aanvraag vindt u verderop in dit beleidskader. Monitoring en evaluatie De wijze van monitoring en evaluatie wordt al beschreven in de aanvraag voor het vierjarige programma: outputdoelstellingen worden in meetbare termen geformuleerd en middels outputindicatoren wordt aangegeven hoe doelstellingen worden gemeten. OCW toetst de aanvraag onder meer op de meetbaarheid van de doelstellingen. Gemeenten en provincies zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van de resultaten van het eigen beleid. Ze beoordelen daarom zelf aan de hand van de in de aanvraag beschreven outputindicatoren of en in hoeverre de outputdoelstellingen zijn bereikt. De mate waarin gemeenten en provincies hun outputdoelstellingen behalen geeft een indicatie voor het bereiken van de centrale doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008. OCW, IPO en VNG zijn verantwoordelijk voor een tussentijdse evaluatie in 2007 (visitatie) en een eindevaluatie in 2009. Daarnaast faciliteren zij de kennisuitwisseling tussen gemeenten en provincies onderling en tussen gemeenten, provincies en het rijk. Te denken valt bijvoorbeeld aan benchmarking. Dat gebeurt nu al via de Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek. OCW, IPO en VNG zullen gemeenten en provincies waar mogelijk faciliteren bij het formuleren van meetbare outputdoelstellingen en outputindicatoren. Voor 1 mei 2004 volgt een nadere uitwerking hiervan 1. Alle deelnemers gebruiken de begrippen outcomedoelstelling, outputdoelstelling, outputindicator e.d. op een vergelijkbare wijze. Zij binden zich aan het bij deze tekst gevoegde begrippenkader. 3 Financieel Financiering en juridisch beleidskader gemeenten die plannen willen indienen voor het Actieplan Cultuurbereik doen dit via hun provincie. Net als in de periode 20012004 wordt de financiering van het Actieplan Cultuurbereik in 20052008 bijeengebracht door matching. Dat betekent dat OCW op basis van een bedrag per inwoner middelen ter beschikking stelt aan provincies en steden. De deelnemers leggen vervolgens hetzelfde bedrag bij. Als gevolg van de groei van het aantal inwoners van Nederland in de afgelopen jaren en het beschikbare budget is het bedrag per inwoner voor 20052008 enigszins bijgesteld ten opzichte van de vorige periode. Per inwoner worden de volgende bedragen jaarlijks beschikbaar gesteld 2. Voor de vier grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht is net als in de voorgaande periode een hoger bedrag per inwoner beschikbaar vanwege de afwijkende bevolkingssamenstelling van deze steden: Provincies 0,79 per inwoner; Steden 0,79 per inwoner; G4 1,13 per inwoner. De middelen uit het Actieplan kunnen niet worden aangewend voor het structureel subsidiëren van de exploitatie van een instelling. Juridische grondslag OCW verstrekt de financiële middelen rechtstreeks in de vorm van een specifieke uitkering voor cultuurbereik. OCW heeft de doelstelling en de criteria van de speci

fieke uitkering zoals met IPO en VNG in het beleidskader overeengekomen, opgenomen in de Regeling uitkeringen cultuurbereik 20052008. OCW stelt geld beschikbaar op basis van een positieve beslissing op een aanvraag voor een specifieke uitkering ten behoeve van de uitvoering van een vierjarig stedelijk of provinciaal programma cultuurbereik. De specifieke uitkering wordt verstrekt met een beschikking. De beschikking vermeldt het bedrag waar het gemeente of provinciebestuur voor de hele programmaperiode aanspraak op kan maken. In de Regeling uitkeringen cultuurbereik 20052008 zijn de regels opgenomen met betrekking tot de hoogte en bevoorschotting van de specifieke uitkering. Wanneer een gemeente of provincie gedurende de looptijd van het programma 20052008 één of meer outputdoelstellingen wil wijzigen, dient zij dit voornemen schriftelijk ter goedkeuring voor te leggen aan OCW. Daarbij dient men aan te geven hoe de gewijzigde outputdoelstelling bijdraagt aan de centrale doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008, alsmede welke indicator, welke meetwijze en welk bedrag hierbij horen. Daarnaast doet een gemeente of provincie zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan OCW van overige omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging of intrekking van de specifieke uitkering. Binnen tien maanden na afloop van de programmaperiode, dus vóór 1 november 2009, leggen de gemeenten en provincies inhoudelijk en financieel verantwoording af aan OCW. Het inhoudelijk verslag biedt inzicht in hoeverre de doelen en resultaten zijn gerealiseerd. Verantwoording over de besteding vindt plaats door middel in het kader van het Actieplan 20052008 is daarmee niet uitsluitend een gedeelde 14 van een financieel verslag waaruit blijkt dat de verstrekte uitkering rechtmatig is verantwoordelijkheid van OCW, IPO en VNG, maar vraagt om een actieve bijdrage 15 besteed. Indien de specifieke uitkering meer dan 250.000 per boekjaar bedraagt, gaat deze verantwoording vergezeld van een accountantsverklaring. Bij de inhoudelijke en financiële verantwoording dient gebruik te worden gemaakt van de modellen bij de Regeling uitkeringen cultuurbereik 20052008. Tussentijds hoeven gemeenten en provincies in beginsel geen gegevens over te leggen. Wanneer ten aanzien van de gemeentelijke of provinciale jaarrekening (waar de specifieke uitkering van OCW onderdeel van uitmaakt) geen goedkeurende accountantsverklaring is afgegeven, dienen gemeenten en provincies dit echter zo spoedig mogelijk schriftelijk aan OCW te melden. Voor zover niet uit de verantwoording blijkt dat de uitkering rechtmatig is besteed, wordt het desbetreffende bedrag teruggevorderd. 4 Communicatie en uitwisseling Met het Actieplan 20012004 hebben deelnemende gemeenten en provincies al enige ervaring opgedaan om méér en vooral ook nieuw publiek bij cultuur te betrekken. Om van elkaar te leren en samen verder te komen, werden onder meer landelijke werkconferenties georganiseerd. Met het oog op deskundigheidsbevordering en uitwisseling van best practices is ook een website Cultuurbereik ontwikkeld en verschijnt er elk kwartaal een elektronische Nieuwsbrief Actieplan Cultuurbereik. Een aantal gemeenten en provincies heeft ook zelf handzame communicatiemiddelen ontwikkeld waarmee zij in contact blijven met culturele instellingen en andere organisaties die ter plaatse kunnen bijdragen aan een programma cultuurbereik. Voor het Actieplan 20052008 blijft het onderling uitwisselen van informatie en deskundigheid tussen gemeenten, provincies en OCW onverminderd van groot belang. Ook instellingen die binnen het Actieplan een rol vervullen zullen hierbij betrokken blijven. Daartoe zal ook de komende periode een aantal werkconferenties worden georganiseerd. Website, nieuwsbrief, en waar nodig ook andere media, zullen worden ingezet om gemeenten en provincies te informeren over zowel ontwikkeling van als de stand van zaken binnen het Actieplan. Gemeenten en provincies worden daarnaast aangemoedigd te (blijven) communiceren met het culturele veld en maatschappelijke organisaties over de eigen visie op de invulling van het Actieplan. Communicatie impliceert uitwisseling. Voor het Actieplan 20052008 betekent dat concreet dat waar gemeenten en provincies, zoals is gebleken, graag informatie willen halen bijvoorbeeld over programma s cultuurbereik van andere overheden en voorbeelden van best practices van hen eveneens mag worden verwacht dat zij energie steken in het beschikbaar maken van de eigen gegevens en ervaringen op dit terrein. Communicatie en, in het verlengde daarvan, deskundigheidsbevordering, van alle deelnemende gemeenten en provincies. 5 Facilitering Om gemeenten en provincies te ondersteunen bij het realiseren van de doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008 dragen OCW, VNG en IPO gezamenlijk zorg voor: een kader voor monitoring. Dit bestaat uit: a. het faciliteren van gemeenten en provincies bij het definiëren van outputdoelstellingen en outputindicatoren (voor 1 mei 2004), het faciliteren van vormen van benchmarking; b. een tussenrapportage (uiterlijk 1 juli 2007) op basis van een visitatie; c. een eindevaluatie (2009). communicatiemiddelen tussen de 42 partners onderling en OCW als de 43e partner, waaronder de website www.cultuurbereik.nl en de nieuwsbrief; tenminste eenmaal per jaar een bijeenkomst van en voor alle 43 partners rond een inhoudelijk thema;

de drie overheden dragen ook zorg voor een tripartiete regiegroep waar afstemming plaatsvindt over het lopende actieplan, inclusief landelijk onderzoek, communicatie en voorlichtingsbijeenkomsten 3. 6 Samenvatting voorwaarden Actieplan Cultuurbereik 20052008 Hieronder volgt een puntsgewijs overzicht van de voorwaarden voor deelname aan het Actieplan Cultuurbereik 20052008, zoals die in de voorgaande paragrafen aan de orde zijn gekomen: Rechtstreekse deelname aan het Actieplan Cultuurbereik 20052008 is voorbehouden aan de 30 gemeenten en de 12 provincies die ook in de vorige periode rechtstreeks deelnamen. Financiering van het programma vindt plaats door 1:1 matching van het door OCW beschikbaar gestelde bedrag per inwoner. De middelen uit het Actieplan kunnen niet worden aangewend voor het structureel subsidiëren van de exploitatie van een instelling. Gemeenten en provincies dienen volgens overeengekomen tijdpad eenmalig bij OCW een aanvraag in voor een vierjarenprogramma, dat naast een meerjarenbegroting Alle deelnemende gemeenten en provincies nemen deel aan monitoring en evaluatie van het Actieplan 20052008. Zij gebruiken de begrippen outcomedoelstelling, 16 17 bestaat uit een aantal vaste onderdelen. Voor de aanvraag wordt een format ter beschikking gesteld. Programma en aanvraag: Het programma levert een concrete bijdrage aan de algemene outcomedoelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008. De aanvraag bestaat naast een meerjarenbegroting uit een sterkte/zwakte analyse die alle cultuursectoren beslaat en gerelateerd is aan de centrale outcomedoelstelling, een beredeneerde keuze voor prioriteiten waarop de gemeente of provincie zich wil gaan richten, de beoogde outputdoelstellingen en de outputindicatoren daarvoor. De outputdoelstellingen van het programma zijn aantoonbaar toegespitst op de lokale of provinciale situatie en zijn toetsbaar (in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin) geformuleerd. Programma s worden gemonitord op basis van door de gemeente of provincie tevoren aan te geven outputindicatoren. Voor 1 juli 2004 dienen gemeenten en provincies de aanvraag voor een specifieke uitkering ten behoeve van een vierjarig stedelijk of provinciaal programma cultuurbereik in bij OCW. De aanvragen worden ingediend door de verantwoordelijke bestuurder(s), maar hoeven nog niet door alle gremia in gemeente of provincie geaccordeerd te zijn. 1 juli 15 november 2004 In deze periode is er ruimte voor overleg tussen OCW en gemeenten en provincies als de ingediende aanvragen daar aanleiding toe geven. (OCW toetst of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die daar aan zijn gesteld). 1 oktober 2004 Uiterlijk 1 oktober 2004 informeert OCW gemeenten en provincies of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die daaraan gesteld zijn. 15 november 2004 Uiterlijk 15 november 2004 dienen gemeenten en provincies de door de gemeenteraad of Provinciale Staten goedgekeurde aanvraag in. 31 december 2004 Voor 31 december 2004 ontvangen gemeenten en provincies een beschikking, mits zij zich aan bovenstaande termijnen hebben gehouden. 1 januari 2005 Start vierjarige programma s cultuurbereik 2005 2008 outputdoelstelling, outputindicator op een vergelijkbare wijze. Zij binden zich aan het bijgevoegde begrippenkader. Er zal een onderscheid worden gemaakt tussen de landelijke evaluatie van het Actieplan Cultuurbereik en de eigen evaluatie van gemeenten en provincies. Van gemeenten en provincies wordt verwacht dat zij bereid zijn mee te doen aan rapportage, kennisuitwisseling en kennisverankering. noten 1 Nadere uitwerking heeft plaatsgevonden door het aantrekken van een extern adviesbureau als mobiele helpdesk. 2 Het aantal inwoners van een provincie of gemeente wordt voor de volledige looptijd van het Actieplan Cultuurbereik 20052008 vastgesteld op basis van CBSgegevens per 1 december 2003. 3 Zoals aangegeven in het beleidskader dragen OCW, IPO en VNG zorg voor een tripartiete ambtelijke regiegroep Actieplan Cultuurbereik. Positie en taken van de regiegroep zijn op hoofdlijnen als volgt uitgewerkt: Tijdpad aanvraag vierjarenprogramma 15 april 2004 Voor 15 april 2004 berichten gemeenten en provincies OCW schriftelijk of zij in principe willen deelnemen aan het Actieplan Cultuurbereik 20052008. 1 juli 2004 De ambtelijke regiegroep Actieplan Cultuurbereik 20052008 heeft een eigenstandige rol naast de binnen het Actieplan samenwerkende overheden. De regiegroep stimuleert de kwaliteit van het Actieplan door de deelnemende gemeenten en provincies en het rijk in de uitvoering daarvan te ondersteunen. Ook adviseert de regiegroep de staatssecretaris van OCW en de besturen van IPO en VNG over besluitvorming rond het Actieplan. Om haar functie naar behoren te vervullen, rekent de regiegroep tot haar taken: advisering, beleidsafstemming tussen partners, het signaleren van ontwikkelingen, deskundigheidsbevordering, communicatie, evalu

atie en monitoring en de afstemming met andere relevante beleidsterreinen en bestuurlijke instrumenten. Ook adviseert de regiegroep desgewenst bij meningsverschillen tussen OCW en een van de 42 deelnemers. Voor de taken van de regiegroep is een centraal budget gereserveerd, bekostigd en beheerd door OCW. De regiegroep komt minimaal zesmaal per jaar bijeen, bepaalt haar eigen werkwijze en kan desgewenst externe deskundigen aantrekken voor bijvoorbeeld communicatie of deskundigheidsbevordering. De regiegroep maakt een werkplan voor de hele Actieplanperiode en stelt op basis daarvan jaarlijks een concreet activiteitenplan op. OCW, IPO en VNG benoemen ieder drie leden om zitting te nemen in de regiegroep voor de termijn van 1 januari 2005 tot uiterlijk eind 2009. 13 Eindhoven Bijlagen 14 Emmen 1 Begrippenkader 15 Enschede 2 Gemeenten en provincies die in aanmerking komen voor deelname aan Actieplan 16 Groningen Cultuurbereik 20052008. 17 Haarlem 18 Haarlemmermeer Bijlage 1 19 Heerlen Begrippenkader 20 Hengelo 21 Leeuwarden Outcomedoelstelling: 22 Leiden Doelstelling met het oog op het realiseren van maatschappelijke effecten. 23 Maastricht Toelichting: de outcomedoelstelling is in overleg tussen gemeenten, provincies 24 Nijmegen en rijk geformuleerd. Met behulp van de inzet van het Actieplan Cultuurbereik wordt 25 Rotterdam getracht een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van deze outcomedoelstelling. Naast het Actieplan Cultuurbereik spelen ook exogene factoren en ander beleid 27 Utrecht 26 Tilburg een rol bij de totstandkoming van de outcomedoelstelling. 28 Zaanstad 29 Zoetermeer Outputdoelstelling: 30 Zwolle Doelstelling op het niveau van concrete resultaten. Toelichting: afgeleid van de maatschappelijke doelstelling formuleren gemeenten en provincies een of meer outputdoelstellingen. Het betreft hier doelen die de overheid zelf in voldoende mate kan (laten) realiseren en die toetsbaar (kwalitatief en/of kwantitatief) zijn geformuleerd met behulp van outputindicatoren. Outputindicator De manier waarop en de maat waarmee de gemeente/provincie gaat toetsen of en in welke mate zij na vier jaar de beoogde outputdoelstellingen heeft behaald. Bijlage 2 Deelnemers Actieplan Cultuurbereik 20052008 Leden ambtelijke regiegroep Actieplan Cultuurbereik 20052008 Lia Voermans (voorzitter) VNG, gemeente Breda Hans Schoen (plv. voorzitter) IPO, provincie Utrecht Susanne Stehmann (secretaris) OCW, directie Kunsten Suzanne Noteborn OCW, directie Kunsten Anouk Baving OCW, directie Cultureel Erfgoed Marcel Eijffinger OCW, directie Media, Letteren en Bibliotheken Rianne Brouwers IPO, provincie Overijssel Loek Sijbers IPO, provincie NoordBrabant Henk Hofstra VNG, gemeente Groningen 10 Den Haag Lydia Jongmans VNG 11 Dordrecht 11 Zeeland 18 12 Ede 12 ZuidHolland 19 Gemeenten Provincies 1 Alkmaar 1 Drenthe 2 Almere 2 Flevoland 3 Amersfoort 3 Friesland 4 Amsterdam 4 Gelderland 5 Apeldoorn 5 Groningen 6 Arnhem 6 Limburg 7 Breda 7 NoordBrabant 8 Delft 8 NoordHolland 9 Den Bosch 9 Overijssel 10 Utrecht

Ministeriële regeling De ministeriële regeling bevat nadere regels over de verstrekking van specifieke uitkeringen in het kader van het Actieplan Cultuurbereik, de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving en Versterking Cultuureducatie in het primair onderwijs. De regeling is in feite de juridische vertaling van de drie beleidskaders. De aanvullende regels hebben betrekking op de deelnemers, het bedrag van de uitkering, de eisen die aan de aanvraag worden gesteld, de bevoorschotting en de verantwoording. Na de algemene bepalingen volgt een toelichting op de drie specifieke uitkeringen en een verdergaande uitwerking van de eerder genoemde bepalingen. Om gemeenten en provincies behulpzaam te zijn bij de verantwoording, is aan de ministeriële regeling een viertal bijlagen toegevoegd. Het gaat om een controleprotocol en modellen voor de accountantsverklaring en de inhoudelijke en financiële verantwoording. Artikel 2. De minister kan van deze regeling afwijken, mits de beschikking waarbij een uitkering wordt verstrekt, de afwijking nadrukkelijk vermeldt. Artikel 3. 1 De minister kan voor de periode 20052008 aan een gemeente of een provincie een specifieke uitkering verstrekken voor het in die gemeente of provincie te voeren beleid ten aanzien van cultuurbereik. 2 De minister kan voor de periode 20052008 aan de gemeenten Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Bosch, Den Haag, Eindhoven, Enschede, Groningen, Leeuwarden, Maastricht, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Zwolle of provincies specifieke uitkeringen verstrekken voor het in die gemeente of provincie te voeren beleid ten aanzien van beeldende kunst en vormgeving. 3 De minister kan voor de jaren 2005 en 2006 aan een gemeente of een provincie een specifieke uitkering verstrekken voor het in die gemeente of provincie te voeren beleid ten aanzien van cultuureducatie in het primair onderwijs. Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. Medy C. van der Laan, van 1 april 2005, nr. WJZ/2005/11620 (8165), houdende nadere regels over de verstrekking van specifieke uitkeringen in het kader van cultuurbereik, beeldende kunst en vormgeving en cultuureducatie primair onderwijs (Regeling uitkeringen cultuurbereik 20052008) Artikel 5. 20 1 Onverminderd artikel 41, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, 21 De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. Medy C. van der Laan, Gelet op de artikelen 5, 43, tweede lid, en 48 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen; Besluit: Artikel 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a aanvrager: een college van burgemeester en wethouders van een gemeente of een college van gedeputeerde staten van een provincie; b gemeente: Alkmaar, Almere, Amersfoort, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Delft, Den Bosch, Den Haag, Dordrecht, Ede, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Haarlemmermeer, Heerlen, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Zaanstad, Zoetermeer of Zwolle; c minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; d primair onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra; e school: een school in de zin van de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra; f uitkering: een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 3, eerste, tweede of derde lid. Artikel 4. De uitkering bestaat uit een bedrag voor de door de minister in de beslissing tot toekenning van een uitkering aangeduide doelen. omvat de aanvraag voor een uitkering: a een analyse van de gemeentelijke of provinciale infrastructuur op het gebied van cultuurbereik, beeldende kunst en vormgeving of cultuureducatie in het primair onderwijs binnen de gemeente of provincie; b een opsomming van keuzes op basis van de analyse, bedoeld in onderdeel a, die past binnen het gemeentelijke of provinciale beleid in de uitkeringsperiode ten aanzien van cultuurbereik, beeldende kunst en vormgeving of cultuureducatie in het primair onderwijs; c een beschrijving van de beoogde meetbare doelstellingen die passen in de gemeentelijke of provinciale context die voortkomen uit de keuzelijst, bedoeld in onderdeel b, en die tevens een bijdrage leveren aan het bereiken van de rijksbrede doelstelling, bedoeld in: 1 het Beleidskader Actieplan Cultuurbereik 20052008, bedoeld in de bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, 29200 VIII, nr. 133, 2 het Beleidskader Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving 2005 2008, bedoeld in de bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, 29200 VIII, nr. 133, of 3 de Afspraak tussen de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het bestuur van het Interprovinciaal Overleg en het bestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over Cultuureducatie Primair Onderwijs, bedoeld in de bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, 29200 VIII, nr. 133;

d een omschrijving van de indicatoren waaraan en de wijze waarop de gemeente of provincie de doelstellingen gaat meten; e een meerjarenbegroting overeenkomstig het als bijlage I bij deze regeling gevoegde model. 2 Indien de aanvraag een uitkering als bedoeld in artikel 3, derde lid, betreft, geeft de aanvrager tevens aan hoe gestimuleerd wordt dat: a passende cultuureducatieve activiteiten beschikbaar komen, en b netwerken van scholen en culturele instellingen tot stand worden gebracht. 3 Indien de aanvrager een college van gedeputeerde staten is, geeft het college in de aanvraag voor een uitkering als bedoeld in artikel 3, derde lid, tevens aan hoe het college zorg gaat dragen voor de bovenlokale coördinatie, bemiddeling en afstemming tussen vraag en aanbod. 3 De minister betaalt in de maand juni van 2006 een voorschot op de uitkering, bedoeld in artikel 3, derde lid, van 1,50 vermenigvuldigd met het door de scholen opgegeven aantal leerlingen dat op 1 oktober 2005: a binnen de desbetreffende gemeente primair onderwijs volgt, of b binnen de desbetreffende provincie primair onderwijs volgt minus het vastgestelde aantal leerlingen dat primair onderwijs volgt binnen een gemeente die in deze provincie ligt. Artikel 8. De uitkering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt ten hoogste: 20052008 20052008 Artikel 6. Alkmaar 297.496 Drenthe 1.181.556 1 Onverminderd artikel 4, eerste en tweede lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen weigert de minister aan: Almere 538.796 Flevoland 597.024 Amersfoort 419.672 a de desbetreffende gemeente of provincie een uitkering als bedoeld in artikel 3, Friesland 1.739.004 eerste lid, te verstrekken als de eigen bijdrage van deze gemeente of provincie lager is dan deze uitkering; Amsterdam Apeldoorn 3.341.428 492.996 Gelderland Groningen 4.442.548 1.249.132 b Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Eindhoven, Enschede, Groningen, Maastricht, Rotterdam en Utrecht een uitkering als bedoeld in artikel 3, tweede lid, te ver Arnhem Breda 448.052 523.972 Limburg Noord Brabant 2.917.188 5.374.120 strekken als de eigen bijdrage van deze gemeente lager is dan deze uitkering; Delft 302.356 Noord Holland 4.229.028 22 c de desbetreffende provincie een uitkering als bedoeld in artikel 3, tweede lid, 23 te verstrekken als de eigen bijdrage van deze provincie lager is dan deze uitkering minus het bedrag dat deze provincie besteedt in samenwerking met een of meer gemeenten. d de desbetreffende gemeente of provincie een uitkering, bedoeld in artikel 3, derde lid, te verstrekken als de financiële inzet in het jaar 2005 en 2006 van deze gemeente of provincie op het gebied van aanbod, ondersteuning en bemiddeling ten behoeve van cultuureducatie voor het primair onderwijs lager is dan de financiële inzet in 2004. 2 Onder gemeenten in het eerste lid, onderdeel c, worden ook andere gemeenten verstaan dan de gemeenten, genoemd in artikel 1, onderdeel b. Artikel 7. 1 De minister betaalt een voorschot van één vierde deel van de uitkering, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, in de maand juni van het desbetreffende jaar waarvoor het voorschot is bestemd. 2 De minister betaalt in de maand juni van 2005 een voorschot op de uitkering, bedoeld in artikel 3, derde lid, van 1, vermenigvuldigd met het door de scholen opgegeven aantal leerlingen dat op 1 oktober 2004: a binnen de desbetreffende gemeente primair onderwijs volgt, of b binnen de desbetreffende provincie primair onderwijs volgt minus het aantal leerlingen dat primair onderwijs volgt binnen een gemeente die in deze provincie ligt. Den Haag 2.121.196 Overijssel 2.402.740 Dordrecht 378.272 Utrecht 2.397.588 Ede 333.140 Zeeland 1.196.940 Eindhoven 657.668 Zuid Holland 6.113.004 Emmen 342.056 Enschede 483.572 Groningen 566.256 Haarlem 464.600 Haarlemmermeer 401.572 Heerlen 295.532 Hengelo 255.984 Den Bosch 422.260 Leeuwarden 288.624 Leiden 375.820 Maastricht 387.468 Nijmegen 497.788 Rotterdam 2.707.500 Tilburg 628.236 Utrecht 1.219.728 Zaanstad 441.648 Zoetermeer 360.504 Zwolle 350.200

Artikel 9. De uitkering, bedoeld in artikel 3, tweede lid, bedraagt ten hoogste: 20052008 20052008 Amsterdam 10.408.696 Drenthe 1.022.172 Arnhem 1.497.280 Flevoland 762.008 Breda 470.912 Friesland 1.166.676 Den Haag 6.607.616 Gelderland 3.868.644 Eindhoven 2.197.780 Groningen 838.024 Enschede 1.615.988 Limburg 2.155.372 Groningen 1.892.300 Noord Brabant 3.605.424 Den Bosch 379.500 Noord Holland 3.914.180 Leeuwarden 259.396 Overijssel 1.783.704 Maastricht 1.294.836 Utrecht 1.890.060 Rotterdam 8.433.976 Zeeland 803.008 Tilburg 564.616 Zuid Holland 5.051.744 Utrecht 3.799.504 Artikel 11. De rapportage over de naleving van de uitkeringsbepalingen, bedoeld in de artikelen 45 en 47 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, geschiedt overeenkomstig de volgende bijlagen bij deze regeling: a bijlage II, Controleprotocol; b bijlage III, Model accountantsverklaring; c bijlage IV, Model inhoudelijke verantwoording gemeenten en provincies Actieplan Cultuurbereik; d bijlage V, Model inhoudelijke verantwoording gemeenten en provincies Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving; e bijlage VI, Model inhoudelijke verantwoording gemeenten en provincies Cultuureducatie Primair Onderwijs; f bijlage VII, Model financiële verantwoording gemeenten en provincies Actieplan Cultuurbereik en gemeenten Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving; g bijlage VIII, Model financiële verantwoording provincies Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving; h bijlage IX, Model financiële verantwoording gemeenten en provincies Cultuureducatie Primair Onderwijs. Artikel 12. 1 De Regeling specifieke uitkering cultuureducatie po 2004 wordt ingetrokken. Zwolle 314.736 2 Voorzover er ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig de regeling, 24 25 bedoeld in het eerste lid, plaats. 3 Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van de regeling, Artikel 10. bedoeld in het eerste lid, blijven in stand. 1 De minister stelt het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 3, derde lid, voor de desbetreffende gemeente vast aan de hand van de volgende formule: A = B x 1, + C x 1,50. 2 De minister stelt het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 3, derde lid, voor de desbetreffende provincie vast aan de hand van de volgende formule: Artikel 13. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2011. A = (D B) x 1, + (E C) x 1,50. 3 In de formule als bedoeld in het eerste en tweede lid is: Artikel 14. A het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 3, derde lid; Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitkeringen cultuurbereik 20052008. B het door de scholen opgegeven aantal leerlingen dat binnen de desbetreffende gemeente primair onderwijs volgt op 1 oktober 2004; Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. C het door de scholen opgegeven aantal leerlingen dat binnen de desbetreffende gemeente primair onderwijs volgt op 1 oktober 2005; D het door de scholen opgegeven aantal leerlingen dat binnen de desbetreffende provincie primair onderwijs volgt op 1 oktober 2004; De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E het door de scholen opgegeven aantal leerlingen dat binnen de desbetreffende provincie primair onderwijs volgt op 1 oktober 2005. (Medy C. van der Laan)

Toelichting 1 Algemene toelichting 1.1 Inleiding Met het Actieplan Cultuurbereik 20012004 leverden rijk, provincies en gemeenten voor het eerst een gezamenlijke inspanning om het bereik van cultuur te vergroten. De doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20012004 was het vergroten van het cultuurbereik door meer en ander aanbod voor nieuw en ander publiek. De dertig grootste steden van Nederland en de twaalf provincies kregen de mogelijkheid om een vierjarig programma te maken voor hun stad of provincie. De programma s moesten ruimte bieden om een meer divers cultureel aanbod te programmeren, door de verschillende cultuursectoren heen nieuwe, onorthodoxe verbindingen tot stand te brengen en het publiek actief op te zoeken. In 2003 verscheen een rapport van de visitatiecommissie cultuurbereik met de aanbeveling het Actieplan Cultuurbereik nog eens vier jaar voort te zetten, omdat het vergroten en verankeren van de effecten van de inspanningen van cultuurbereik wethouders of van gedeputeerde staten een aanvraag indienen voor de specifieke uitkering beeldende kunst en vormgeving, de Geldstroom Beeldende Kunst 26 meer tijd vraagt. Onderhavige regeling strekt ertoe deze aanbeveling nader uit te 27 werken voor het beleid ten aanzien van: cultuurbereik (zie paragraaf 1.2), beeldende kunst en vormgeving (zie paragraaf 1.3), en cultuureducatie in de sector primair onderwijs (zie paragraaf 1.4). Omdat voorzien is dat vanaf het schooljaar 20072008 de bijdrage voor cultuureducatie primair onderwijs aan de scholen in de lumpsumbekostiging zal worden opgenomen, verstrekt de minister hiervoor alleen in de jaren 2005 en 2006 een specifieke uitkering (zie hierover meer in paragraaf 1.4). 1.2 Cultuurbereik In het Beleidskader Actieplan Cultuurbereik 20052008 (bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, 29200 VIII, nr. 133) staat dat dit actieplan ertoe strekt het cultureel bewustzijn van burgers te versterken door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur. Deze rijksbrede doelstelling is van toepassing op de gehele cultuursector. Voorheen bestond het Actieplan Cultuurbereik 20012004 uit drie afzonderlijke uitkeringen (cultuurbereik, cultuur en school en beeldende kunst en vormgeving). De uitkering beeldende kunst en vormgeving (Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving) wordt gecontinueerd als afzonderlijke uitkering met een specifiek op de sector beeldende kunst en vormgeving toegespitst beleid. De afzonderlijke uitkeringen cultuurbereik en cultuur en school uit de periode 20012004 zijn gebundeld tot één brede doeluitkering: het Actieplan Cultuurbereik 20052008. Een gemeente of een provincie kan kiezen voor projecten uit of met alle cultuursectoren. Bijvoorbeeld: theater, archeologie, vormgeving, bibliotheken, cultuurhistorisch landschap, archieven, gebouwde monumenten, film, muziek, musea, nieuwe media, letteren, architectuur, beeldende kunst, lokale en regionale omroepen. Deelnemende gemeenten en provincies krijgen dus de ruimte om zelf te bepalen hoe zij de centrale doelstelling willen bereiken. In het beleidskader wordt gemeenten en provincies wel aanbevolen om binnen hun plannen expliciet aandacht te besteden aan het voortzetten en uitbreiden van de activiteiten die gericht zijn op het leggen en onderhouden van duurzame relaties tussen scholen en culturele instellingen en het versterken van de aandacht voor cultuur binnen het onderwijsprogramma. In de brede doeluitkering Actieplan Cultuurbereik staat het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur binnen de gehele cultuursector centraal. Voor de sector beeldende kunst en vormgeving bestaat een aparte voorziening, de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving, die erop gericht is de lokale en provinciale infrastructuur voor beeldende kunst en vormgeving te versterken. De nieuwe (tijdelijke) uitkering cultuureducatie primair onderwijs is specifiek bestemd om cultuur in het onderwijs te verankeren. Zie hierover meer in de paragrafen 1.3 en 1.4. 1.3 Beeldende kunst en vormgeving Naast de brede doeluitkering cultuurbereik kan een college van burgemeester en en Vormgeving. De Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving is sinds 1985 een afzonderlijke geldstroom voor een specifieke sector. In de periode 20012004 is deze geldstroom ondergebracht onder het beleidskader van het Actieplan Cultuurbereik met als doel de doelstelling cultuurbereik centraal te stellen in de bestedingen van de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving. Uit het rapport van de visitatiecommissie cultuurbereik in 2003 bleek echter dat deze geldstroom, die in veel gemeenten en provincies al jarenlang aan instellingen in de sector beeldende kunst en vormgeving werd toebedeeld, niet van het ene op het andere jaar louter voor publieksgerichte projecten in deze sector kon worden ingezet. De uitkomsten van het visitatierapport, het onderzoek van Deloitte & Touche, De BKV tegen het licht van 23 juni 2003 en de ambitie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, IPO en VNG om de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving in te zetten ter verbetering van specifieke sectorale knelpunten, hebben ertoe geleid dat de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving in 20052008 als afzonderlijke uitkering wordt gecontinueerd. Om afstemming met andere subsidieinstrumenten in deze sector te waarborgen en om inhoudelijke doelen te kunnen toespitsen op ontwikkelingen in de sector, is een nieuw beleidskader ontwikkeld en is ervoor gekozen de Geldstroom Beeldende Kunst aan de provincies en aan 14 in plaats van (voorheen) 30 gemeenten uit te keren. De rijksbrede doelstelling van deze specifieke uitkering is het versterken van de sector beeldende kunst en vormgeving: dit betreft zowel de infrastructuur van deze

sector als de relatie tussen aanbod en afname (zie het Beleidskader Geldstroom van de artikelen 5, 43, tweede lid, en 48 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen Beeldende Kunst en Vormgeving 20052008, bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, kunnen evenwel nadere regels worden gesteld ten aanzien van onderscheidenlijk 29200 VIII, nr. 133). Hierbij wordt het accent gelegd op: de berekening van het uitkeringsbedrag, de bevoorschotting en de inrichting van Het faciliteren van collectieve voorzieningen en investeringen ter ondersteuning van aanvragen. de ontwikkeling van individuele kunstenaars en vormgevers (kunstenaarsinitiatieven, presentatieinstellingen, ateliers, technische faciliteiten, nieuwe media). tingen worden enkele nadere regels gegeven. Die regels zijn vanwege de bijzondere In de artikelen 18 tot en met 21 van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuurui Het benadrukken van de relatie tussen aanbod en afname door meer aandacht voor doelen van de uitkeringen cultuurbereik, beeldende kunst en vormgeving en cultuureducatie primair onderwijs echter ontoereikend. De onderhavige regeling moet het middensegment, vermindering van (aanbod)subsidiëring en waar mogelijk marktwerking. dan ook worden beschouwd als een aparte regeling als bedoeld in artikel 18 van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. Naast genoemde delegatiebepalingen is tevens een aantal andere bepalingen van het Bekostigingsbesluit cul 1.4 Cultuureducatie primair onderwijs Rijksbrede doelstelling van cultuureducatie primair onderwijs is het zodanig verankeren van cultuur in het onderwijs dat leerlingen in een doorgaande leerlijn vanaf Tot slot wijs ik op artikel 3 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, waarin het tuuruitingen en van de Algemene wet bestuursrecht van belang (zie paragraaf 1.8). de basisschool tot en met de afronding van hun schoolopleiding kennis opdoen zogenaamde begrotingsvoorbehoud wordt geregeld. van cultuur (kunst en erfgoed). Deze doelstelling wordt genoemd in de Afspraak Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bestuur van het 1.6 Aangepaste aanvraag en verantwoordingssystematiek Interprovinciaal Overleg en bestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Naar aanleiding van de Uitgangspuntenbrief Cultuur (Kamerstukken II 2002/03 over Cultuureducatie Primair Onderwijs (zie bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, 28 989, nr. 1) en de nota Meer dan de som (Kamerstukken II 2003/04 29 314, nr. 29200 VIII, nr. 133, hierna: Afspraak Cultuureducatie Primair Onderwijs). Om dit 1) is het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen aangepast om prioriteit te geven aan mogelijk te maken zullen de scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de ko lastenverlichting voor de cultuursector. Meer beleidsvrijheid, minder regeldruk en mende jaren van rijkswege extra financiële ondersteuning ontvangen, oplopend tot minder verantwoordingsdruk waren hierbij de uitgangspunten. Om vermindering een bedrag van 22 miljoen. Deze middelen zijn bedoeld om hen in staat te stellen van regel en verantwoordingsdruk en vergroting van de beleidsvrijheid voor de 28 een eigen schoolbeleid op het gebied van cultuur te realiseren. cultuurinstellingen en decentrale overheden te bewerkstelligen, is de aanvraag en 29 Voor het voortgezet onderwijs kan worden aangesloten bij een reeks van al ingezette ontwikkelingen, zoals invoering culturele kunstzinnige vorming, ontwikkeling aangepast in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. Een specifieke uitkering kan verantwoordingssystematiek van specifieke uitkeringen aan decentrale overheden cultuurprofielscholen en de voorziene aanpassing van de onderbouw (leergebied voortaan op meerdere jaren (maximaal vier jaar) in plaats van één jaar betrekking hebben. Voor een meerjarige uitkering wordt slechts één aanvraag voor de kunst en cultuur). Extra middelen van rijkswege in de vorm van een specifieke uitkering is in deze sector niet nodig. In de sector van het primair onderwijs is de situatie desbetreffende uitkeringsperiode ingediend en wordt alleen aan het eind van deze anders, zoals naar voren is gekomen in het rapport Hart/d voor Cultuur van de periode verantwoording afgelegd. Daarnaast zijn de aanvraag en verantwoording in Commissie Wagemakers, dat 2 juli 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is onderhavige regeling anders dan in de Regeling specifieke uitkeringen stedelijke en gezonden (Kamerstukken nietdossierstuk 2002/03, ocw0300532). Het grote aantal scholen (ruim 7000), zeer uiteenlopend in omvang en situatie, vraagt om een gemeenten en provincies die een bijdrage leveren aan het bereiken van de (centrale) provinciale programma s cultuurbereik meer gericht op (output)doelstellingen van gecoördineerde, landelijk dekkende aanpak, waarbij het ook zaak is om goed aan te rijksbrede doelstellingen. sluiten bij ontwikkelingen, zoals de invoering van nieuwe kerndoelen, de toenemende Voor de vereisten waaraan een aanvraag moet voldoen, verwijs ik naar de toelichting bij artikel beleidsvrijheid voor scholen en de invoering van de lumpsumbekostiging. 5. 1.5 Algemeen juridisch kader Het gaat in deze regeling om uitkeringen als bedoeld in artikel 40 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, dus om specifieke uitkeringen ten behoeve van door de decentrale overheid te voeren cultuurbeleid. Op deze categorie specifieke uitkeringen waarbij de uitkeringen aan decentrale overheden als overheden worden verstrekt is de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht in beginsel niet van toepassing (artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). In hoofdstuk VI van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen wordt een regeling gegeven voor het gehele proces van verstrekking van specifieke uitkeringen. Op grond 1.7 Verantwoording specifieke uitkering De eisen waaraan de inhoudelijke en financiële verantwoording moeten voldoen, staan in de artikelen 45 respectievelijk 47 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. Zo geeft het college van burgemeester en wethouders of van gedeputeerde staten in het inhoudelijke verslag aan in hoeverre de doelen en resultaten zijn gerealiseerd, conform de bij deze regeling gevoegde modellen. Uit de financiële verantwoording moet blijken of de verstrekte uitkering rechtmatig is besteed, conform de bij deze regeling gevoegde modellen. De rechtmatigheid wordt getoetst door de accountant die zijn bevindingen in een accountantsverklaring neerlegt. De accoun

de gebruikelijke weigeringsgronden van artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van specifieke uitkeringen als bedoeld in de onderhavige regeling. Zo kan de uitkering geweigerd worden als er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de doelen niet of niet geheel zullen worden gerealiseerd, de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden en de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De uitkering kan voorts worden geweigerd indien in de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens staan, de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend. Het tweede lid van artikel 4 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen maakt het ook mogelijk een aanvraag te weigeren op grond van beleidsmatige overwegingen. Ingevolge artikel 44 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen zijn de intrekkingsgronden van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht eveneens van toepassing op specifieke uitkeringen. De minister kan dus de uitkering intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen op grond van feiten of omstandigheden waarvan hij redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de uitkering lager zou zijn vastgesteld. Ook indien de uitkering onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten of indien de ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen, kan de uitkering gewijzigd worden. De ontvanger heeft derhalve een meldingsplicht om deze feiten en omstan tant dient bij zijn controle het in bijlage II gevoegde Controleprotocol te volgen. Bij digheden die van invloed zijn op het wijzigen of intrekken van de specifieke uitkering rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole bestaat er een duidelijke te melden aan de minister. relatie met het financiële beheer. Rechtmatigheid is een aspect dat duidt op de mate Ten slotte bepaalt artikel 47, derde lid, van het Bekostigingsbesluit dat de uitkering waarin het door het college gevoerde financiële beheer in overeenstemming is met wordt teruggevorderd als niet uit de financiële verantwoording blijkt of indien van de van toepassing zijnde wetten en overige regels, waaronder ook de beschikking tot toepassing de rekening van de gemeente of provincie dat de uitkering rechtmatig verlening van de uitkering. is besteed. De financiële verantwoording geschiedt op twee niveau s; het college moet in de eerste plaats verantwoorden op welke wijze het de uitkering rechtmatig heeft besteed 1.9 Berekening van de uitkeringsbedragen en vervolgens zekerheid geven dat de door hem verstrekte subsidies ook rechtmatig Bij de berekening van de uitkeringsbedragen cultuurbereik en beeldende kunst en zijn besteed. De uitkering strekt er immers mede toe gemeenten en provincies te faciliteren voor het subsidiëren van algemeen omschreven doelen. Hoe de faciliteiten volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek op 1 december 2003 in vormgeving voor de periode 20052008 is uitgegaan van het aantal inwoners, dat worden ingezet, bijvoorbeeld het subsidiëren van participerende instellingen, valt een gemeente of provincie woont. Een uitgebreidere toelichting wordt gegeven bij de onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende gemeente of provincie. artikelen 8 en 9. Ten slotte wijs ik erop dat het besteden van de uitkering aan andere bestemmingen Voor de berekening van de uitkeringsbedragen cultuureducatie primair onderwijs dan de in de beschikking aangeduide doelen niet rechtmatig is op grond van artikel 4 van onderhavige regeling; de uitkering bestaat uit een bedrag voor de door ten of provincie dat primair onderwijs volgt op 1 oktober van het voorafgaande jaar. voor de jaren 2005 en 2006 wordt uitgegaan van het aantal leerlingen per gemeen de minister in de beslissing tot toekenning van een uitkering aangeduide doelen. Van het aantal leerlingen in een provincie wordt het aantal leerlingen van een onder Gemeenten en provincies dienen dus de specifieke uitkering, daaronder begrepen de deze regeling vallende gemeente die tevens tot deze provincie behoort, niet meegenomen. De omvang van het aantal leerlingen wordt gebaseerd op de gegevens die daarop ontvangen renteopbrengsten, te besteden in overeenstemming met het doel waarvoor zij is verstrekt. scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertise 1.8 Weigeren, intrekken en terugvorderen van de uitkering 30 Op grond van artikel 4, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen zijn 31 centra verstrekken op de teldatum 1 oktober van het voorafgaande jaar. 2 Artikelen Artikel 1 Onderdeel b. Gemeenten die in aanmerking kwamen voor specifieke uitkeringen cultuurbereik en cultuur en school op grond van de Regeling specifieke uitkeringen stedelijke en provinciale programma s cultuurbereik 20012004 komen in beginsel ook in aanmerking voor specifieke uitkeringen op grond van deze regeling. Het aantal gemeenten dat een beroep kan doen op de specifieke uitkering beeldende kunst en vormgeving is beperkt in artikel 3, derde lid, tot enerzijds Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Eindhoven, Enschede, Groningen, Maastricht, Rotterdam en Utrecht en anderzijds Breda, Den Bosch, Leeuwarden, Tilburg en Zwolle (zie motivatie onder paragraaf 1.3). Volgens het Beleidskader Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving 20052008 is de kans op realisatie van de gestelde doelen bij de eerstgenoemde categorie gemeenten het grootst aangezien deze gemeenten beschikken over: eigen profiel, budget en ambities op het terrein van beeldende kunst en vormgeving; kunstvakonderwijs op het gebied van beeldende kunst;

een breed en hoogwaardig cultureel voorzieningenniveau, vooral op het gebied van beeldende kunst en vormgeving; een groot aantal stedelijke instellingen en organisaties, die onderdeel zijn van of participeren in (inter)nationale netwerken. Bovendien zijn deze gemeenten landelijk gespreid. Naast deze negen gemeenten, beschikt de laatstgenoemde categorie van vijf gemeenten over kunstvakonderwijs. Deze vijf gemeenten komen in aanmerking voor een uitkering uit de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving voor het faciliteren van de collectieve voorzieningen en investeringen ter ondersteuning van de ontwikkeling van kunstenaars en vormgevers. rijksbrede doelstelling. De realisatie van deze doelen dient wel aantoonbaar te zijn (eerste lid, onderdeel c). Om deze doelen te kunnen toetsen, geeft de aanvrager aan welke indicatoren de realisatie van deze doelen uitdrukken (zie onderdeel d en artikel 41, tweede lid, onderdeel b, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen). Omdat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de uitkering voor meerdere jaren verstrekt, gaat de aanvraag vergezeld van een meerjarenbegroting (eerste lid, onderdeel e). De gemeenteraad bewaakt of provinciale staten bewaken de uitvoering van de afspraken tussen rijk en gemeente of provincie. Het rijk volgt de uitvoering door middel van een (tussentijdse) landelijke monitoring of door middel van een eigen onderzoek. Artikel 2 Tweede en derde lid Deze bepaling is identiek aan artikel 2 van de Regeling subsidies en uitkeringen De eisen die zijn neergelegd in het tweede en derde lid vloeien voort uit de afspraken cultuuruitingen. die zijn gemaakt tussen de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het bestuur van het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Artikel 3 Nederlandse Gemeenten in de Afspraak Cultuureducatie Primair Onderwijs. Zie wat betreft de achtergronden van de uitkeringen en de omschrijving van de uitkeringen zelf de toelichting in de paragrafen 1.1 tot en met 1.4. Artikel 6 Tweede lid Voorwaarde om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van deze regeling is medefinanciering; van gemeenten en provincies wordt een eigen Zie toelichting bij artikel 1. bijdrage verwacht. Dit kunnen door gemeenten en provincies zelf ingebrachte middelen zijn Artikel 4 op de reguliere begroting. 32 Artikel 4 schrijft voor specifieke uitkeringen de bekostigingsgrondslag voor, dat Om in aanmerking te komen voor de uitkering in het kader van het Actieplan 33 wil zeggen de wijze waarop de uitkering wordt berekend (zie ook paragraaf 1.7). Dit Cultuurbereik dient de bijdrage van de gemeente of provincie voor cultuurbereik artikel is vergelijkbaar met artikel 19 van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. Voor de gemeenten Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Eindhoven, Enschede, minstens even hoog te zijn als de uitkering die de minister verstrekt (onderdeel a). Groningen, Maastricht, Rotterdam en Utrecht geldt wat betreft de uitkering in het Artikel 5 kader van de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving dezelfde voorwaarde; de Eerste lid eigen bijdrage voor beeldende kunst en vormgeving is minstens even hoog als de In artikel 41, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen is geregeld dat uitkering van de minister (onderdeel b). Provincies kunnen van deze voorwaarde de aanvrager aangeeft welke doelen worden nagestreefd, welke indicatoren de realisatie van deze doelen uitdrukken en welke kosten met het realiseren van deze doelen dende kunst en vormgeving en de eigen bijdrage is besteed in samenwerking met afwijken indien de provincie kan aantonen dat het verschil tussen de uitkering beel zullen zijn gemoeid. In artikel 5 zijn deze eisen nader uitgewerkt. een of meer gemeenten (onderdeel c). De analyse van de gemeentelijke of provinciale infrastructuur, bedoeld in het eerste Wat betreft de uitkering cultuureducatie dienen gemeenten en provincies voor het lid, onderdeel a, hoeft geen uitputtende analyse te zijn, maar een kort overzicht van jaar 2005 en 2006 hun financiële inzet in 2004 met betrekking tot het aanbod, de de stand van zaken in de desbetreffende gemeente of provincie. Deze analyse dient ondersteuning en de bemiddeling op het gebied van cultuureducatie voor het primair onderwijs ten minste te handhaven en, waar mogelijk, uit te breiden (onderdeel wel toegespitst te zijn op de centrale rijksbrede doelstelling zoals deze is neergelegd in: d). Met de eis van de financiële inzet wordt beoogd dat gemeenten en provincies Beleidskader Actieplan Cultuurbereik 20052008, niet gaan bezuinigen op voorzieningen die zij in 2004 financierden ten behoeve van Beleidskader Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving 20052008, of cultuureducatie in het primair onderwijs. Afspraak Cultuureducatie Primair Onderwijs. De aanvraag geeft verder inzicht in de keuzes binnen een gemeente of provincie op Artikel 7 basis van de analyse, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a (eerste lid, onderdeel Gemeenten en provincies ontvangen per jaar een gelijk deel van de uitkering als b). Op grond van deze prioriteiten dienen de gemeentelijke of provinciale doelen voorschot. Met betrekking tot de brede doeluitkering cultuurbereik en de specifieke geformuleerd te worden door de aanvrager die een bijdrage leveren aan de centrale uitkering beeldende kunst en vormgeving betekent dit dat zij gedurende vier jaar per

jaar één vierde deel van de uitkering ontvangen. Wat betreft de specifieke uitkering cultuureducatie primair onderwijs betaalt de minister in de maand juni van 2005 aan een gemeente een voorschot op de uitkering van 1, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2004 binnen die gemeente primair onderwijs volgt. Een provincie ontvangt een voorschot van 1, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen dat binnen deze provincie primair onderwijs volgt minus het aantal leerlingen dat primair onderwijs volgt binnen een gemeente die in deze provincie ligt. Voor het jaar 2006 geldt de peildatum 1 oktober 2005 en wordt het aantal leerlingen in het primair onderwijs in de desbetreffende gemeente of provincie vermenigvuldigd met 1,50. Zie ook de toelichting bij paragraaf 1.9. Artikel 8 Voor het Actieplan Cultuurbereik is voor de periode 20052008 in totaal 54.184.264 beschikbaar. 9.389.852 daarvan is gereserveerd voor Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht (hierna: G4). Het relatief hoge bedrag voor de vier grote steden houdt verband met de bevolkingssamenstelling en de culturele infrastructuur in deze gemeenten. budgetten de bijdrage bepaald op basis van de infrastructuur en de positie van de steden en provincies in de sector beeldende kunst en vormgeving. Het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 3, tweede lid, is voor de jaren 20052008 als volgt berekend: a G4: 43,8% van het budget te verdelen per inwoner van de desbetreffende gemeente; b Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Enschede en Groningen: 75% van het bedrag per inwoner van de G4 per inwoner van de desbetreffende gemeente; c Leeuwarden, Zwolle, Den Bosch, Tilburg en Breda: 20% van het bedrag per inwoner van de G4 per inwoner van de desbetreffende gemeente; d provincies: het totaalbudget minus de bijdrage aan de gemeenten, bedoeld in de onderdelen a tot en met c, te verdelen per inwoner van de desbetreffende provincie. De bedragen, bedoeld in artikel 9, zijn de totaalbedragen voor de periode 20052008. Artikel 10 Zie de toelichting bij paragraaf 1.9. Het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is voor de jaren 2005 Artikel 11 2008 als volgt berekend: Uit het oogpunt van vergelijkbaarheid zijn in de bijlagen II tot en met IX opgenomen a voor de G4 is het inwoneraantal vermenigvuldigd met 1,13; het Controleprotocol, het Model accountantsverklaring, de Modellen inhoudelijke b voor Alkmaar, Almere, Amersfoort, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Delft, Dordrecht, verantwoording en de Modellen financiële verantwoording. 34 Ede, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Haarlemmermeer, Uitgangspunt bij de financiële verantwoording is de singleaudit gedachte (artikel 35 Heerlen, Hengelo, Den Bosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Tilburg, Zaanstad, Zoetermeer en Zwolle is het inwoneraantal vermenigvuldigd met 0,79; 47, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen). De singleaudit gedachte gaat ervan uit dat de controle over specifieke uitkeringen in de jaarrekeningcontrole van de accountant van de provincie of gemeente wordt meegenomen. Bij c voor de provincies is het inwoneraantal minus het inwoneraantal van de gemeenten genoemd onder a en b in de desbetreffende provincie vermenigvuldigd met 0,79. specifieke uitkeringen wordt er aldus vanuit gegaan dat de provincie of gemeenterekening voldoende informatie bevat om verantwoording af te leggen aan de minister van OCW in het kader van specifieke uitkeringen. In het geval dat in de praktijk De bedragen, bedoeld in artikel 8, zijn de totaalbedragen voor de periode 20052008. de provincie of gemeenterekening niet kan voldoen aan de informatieeisen die in het kader van de verantwoording van de specifieke uitkeringen worden gesteld, dient Artikel 9 In paragraaf 1.3 is al aangegeven dat een beperkt aantal gemeenten in aanmerking komt voor de specifieke uitkering beeldende kunst en vormgeving. Voor deze gemeenten en de provincies is voor de periode 20052008 een totaalbudget van 66.598.152 beschikbaar. Hiervan is relatief veel budget beschikbaar voor de G4: 29.249.792. Dit houdt verband met de omstandigheid dat in de grote steden veel kunstenaars en vormgevers werkzaam zijn en met het in die gemeenten gevoerde intensieve beleid en de daar aanwezige culturele infrastructuur op het terrein van beeldende kunst en vormgeving. een afzonderlijke verantwoording en accountantsverklaring te worden ingediend (artikel 47, eerste lid). In artikel 47 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen is de grens van 115.000 verhoogd naar 250.000 voor het verstrekken van een accountantsverklaring, zodat de accountant niet bij alle gemeenten en provincies expliciet de rechtmatigheid van de specifieke uitkeringen hoeft te vermelden. Dit betekent dat alle gemeenten en provincies binnen 10 maanden na het einde van de uitkeringsperiode de modellen inhoudelijke verantwoording en financiële verantwoording dienen te verstrekken aan de minister. Bij specifieke uitkeringen groter of gelijk aan 250.000 dient tevens een separate accountantsverklaring bij het model Aangezien doelstellingen bij de uitkering ten behoeve van beeldende kunst en vormgeving voor de G4 niet alleen betrekking hebben op cultuurbereik, is ervoor gekozen niet alleen het inwoneraantal per gemeente en provincie als uitgangspunt te nemen. Vanuit het totaal beschikbare bedrag is mede gelet op historisch gegroeide financiële verantwoording verstrekt te worden, overeenkomstig het Controleprotocol in bijlage II. Bij specifieke uitkeringen die minder dan 250.000 bedragen, dient een gemeente of provincie in het geval er bij de (algemene) jaarrekeningen van de gemeente of

provincie in de betreffende uitkeringsperiode een accountantsverklaring is afgegeven die niet goedkeurend is, dit gegeven op grond van artikel 44 van het Bekostigingsbesluit te melden aan de minister. Op basis van de aangeleverde stukken kan de minister besluiten de rechtmatigheid te toetsen door middel van een eigen onderzoek. Bijlage 1 Meerjarenbegroting Het format voor de meerjarenbegroting vormt onderdeel van het format voor aanvragen in het kader van de specifieke uitkeringen. Gemeenten en provincies worden geacht bij hun aanvraag een meerjarenbegroting in te dienen om inzicht te krijgen in de budgetten per outputdoelstelling voor de komende periode. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Model Meerjarenbegroting Actieplan Cultuurbereik A. Begroting Outputdoelstellingen 2005 2006 2007 2008 (Medy C. van der Laan) B. Dekking 36 2005 2006 2007 2008 37 bijdrage OCW matchingsbijdrage provincie/gemeente Model Meerjarenbegroting Geldstroom BKV A. Begroting Outputdoelstellingen 2005 2006 2007 2008 B. Dekking 2005 2006 2007 2008 bijdrage OCW bijdrage provincie/gemeente (autonoom budget)

Model Meerjarenbegroting Cultuureducatie PO A. Begroting Outputdoelstellingen 2005 2006 B. Dekking 2005 2006 bijdrage OCW Bijlage II Controleprotocol Het controleprotocol is opgesteld om accountants van gemeenten en provincies te verduidelijken wat OCW van hen verwacht bij de controle van de verantwoording over de besteding van de specifieke uitkeringen, waaronder het Actieplan Cultuurbereik. Het protocol omschrijft aan welke aspecten de accountant minimaal aandacht moet besteden. Deze criteria hebben betrekking op de rechtmatige besteding van de specifieke uitkering: Is de uitkering besteed voor het afgesproken doel? Het controleprotocol geeft aanwijzingen over de inleverdatum en inrichting van de controle, het omgaan met gegevens van derden en het gebruik van goedkeuringstoleranties. Ook is een toelichting opgenomen op de beoordeling van outputdoelen en de wijze van rapporteren. 1 Inleiding 38 39 1.1 Wettelijk kader Dit controleprotocol is bedoeld voor de accountant bij het controleren van de verantwoording van gemeenten en provincies die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de volgende specifieke uitkeringen ontvangen en die hun verantwoording dienen te voorzien van een accountantsverklaring: Cultuurbereik voor de periode 20052008, Beeldende kunst en vormgeving (BKV) voor de periode 20052008, Cultuureducatie primair onderwijs voor de jaren 2005 en 2006. Dit controleprotocol is van toepassing met ingang van de verantwoording over 2005. Onder een specifieke uitkering wordt verstaan: middelen die de minister aan een gemeente of provincie beschikbaar stelt voor de subsidiëring van algemeen omschreven activiteiten of doelen, waarbij de verantwoordelijkheid voor de inzet van de middelen, waaronder de verdere subsidiëring aan natuurlijke personen en rechtspersonen (hierna te noemen: subsidieontvangers), wordt overgedragen aan de gemeente of provincie. Door de specifieke uitkeringen wordt de gemeente of provincie beter in staat gesteld voorzieningen te treffen die aansluiten bij de lokale en provinciale cultuurbehoeften. Er is hier sprake van decentralisatie van bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De gemeente of provincie draagt bij de specifieke uitkeringen een grote verantwoordelijkheid. Zij zijn niet alleen verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen die zij zelf doen, maar zij zijn ook verantwoordelijk voor een