Orde van dienst Grote- of St. Janskerk Eerste Paasdag 16-04-2017
Voorganger: Orgel: Ouderling: Diakenen: Lector: Koster: ds. Marjolijn Russchen Arjen Leistra Els Boon Nicoline van Veen Hans Schneider Met muzikale medewerking van: Kinderkoor o.l.v. Nicoline van Veen Toneel (kinderen) o.l.v. Boudewijn Ridder Afbeelding voorpagina: https://mjschuurman.wordpress.com Liederen afkomstig uit: 2013 Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied, s-gravenhage 2013 BV Liedboek, Zoetermeer 2
Welkom Aansteken kaarsen Gebed van toenadering Kinderkoor Refrein allen - Gemeente gaat staan - Bemoediging en groet V: Onze hulp is in de Naam van de Heer A: Die hemel en aarde gemaakt heeft V: Die trouw is tot in eeuwigheid A: En niet loslaat het werk dat zijn hand begon V: Genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus en van de Heilige Geest. A: Amen 3
Lied 216: Vers 1 kinderkoor, 2 en 3 allen 2. Dauw op de aarde, zonlicht van boven, vochtige gaarde, geurig als toen. Dank voor gewassen, grassen en bomen, al wie hier wandelt, ziet: het is goed. 3. Dag van mijn leven, licht voor mijn ogen, licht dat ooit speelde waar Eden lag. Dank elke morgen Gods nieuwe schepping, dank opgetogen Gods nieuwe dag. - Gemeente gaat zitten - Gebed om ontferming Gezongen refrein lied 547 4
Gloria: lied 619 2. Des morgens op de derde dag, toen voor het graf de steen nog lag, verrees de Heer op Gods gezag. Halleluja, halleluja, halleluja! 3. De engel sprak: Houd moed, vreest niet, ik ken de bron van uw verdriet: gij zoekt uw Heer, - Hij is hier niet. Halleluja, halleluja, halleluja! 4. Hij is verrezen en Hij leeft. De dood heeft voor het eerst gebeefd. Kom, zie waar Hij gelegen heeft. Halleluja, halleluja, halleluja! 5. Nu bidden wij U, Zoon van God, omdat Gij opstond uit de dood, geef ons nu uw genade groot, - halleluja, halleluja, halleluja! - 6. opdat wij, vrolijk en bevrijd, lof zingen in der eeuwigheid uw lieve naam gebenedijd. Halleluja, halleluja, halleluja! 5
- Kinderen en tieners gaan tijdens naspel naar de nevendienst - Gebed van de zondag Schriftlezing: Ezechiël 37 vers 1 t/m 14 37 1 Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en hij zette mij neer in een dal vol beenderen. 2 Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. 3 De HEER vroeg mij: Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen? Ik antwoordde: HEER, mijn God, dat weet u alleen. 4 Toen zei hij: Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! 5 Dit zegt God, de HEER: Beenderen, ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. 6 Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben. 7 Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden. 8 Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. 9 Toen zei hij tegen mij: Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven. 10 Ik profeteerde zoals hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte. 11 En hij zei tegen mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden. 12 Profeteer daarom en zeg tegen hen: Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen. 13 Jullie zijn mijn volk, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben als ik je graven open en jullie uit je graven laat komen. 14 Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben. Wat ik gezegd heb, zal ik doen zo spreekt de HEER. 6
Lied 686 3. De Geest die ons bewoont verzucht en smeekt naar God dat Hij ons in de Zoon doet opstaan uit de dood. Opdat ons leven nooit in weer en wind bezwijkt, kom Schepper Geest, voltooi wat Gij begonnen zijt. 2. Wij zijn in Hem gedoopt Hij zalft ons met zijn vuur. Hij is een bron van hoop in alle dorst en duur. Wie weet vanwaar Hij komt wie wordt zijn licht gewaar? Hij opent ons de mond en schenkt ons aan elkaar. Epistellezing: 1 Korintiërs 5 vers 7-8 7 Doe de oude desem weg en wees als nieuw deeg. U bent immers als ongedesemd brood omdat ons pesachlam, Christus, is geslacht. 8 Laten we daarom het feest niet vieren met de oude desem van kwaad en ontucht, maar met het ongedesemde brood van reinheid en waarheid. 7
Aankondiging evangelielezing Halleluja 338b Evangelielezing: Marcus 16 vers 1 t/m 8 16 1 Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. 2 Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. 3 Ze zeiden tegen elkaar: Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen? 4 Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. 5 Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. 6 Maar hij zei tegen hen: Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. 7 Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd. 8 Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. Lofprijzing 339A 8
Psalm 139: 1, 3, 4 en 11 3. Waar zou ik vluchten voor uw Geest? Gij sluit mij in, ik ben bevreesd. Gij legt uw hand op mij, Gij zijt zo dichtbij met uw majesteit, zo ver en zo met mij verbonden: Hoe kan ik uw geheim doorgronden? 4. Waar vlucht ik voor uw aangezicht? Al steeg ik op in t hemels licht, al daalde ik tot de doden af, Gij zult er zijn, zelfs in het graf. Gij blijft mij, God, in alle dingen, altijd en overal omringen. 11. Gedachten ongeëvenaard hebt Gij, o God, geopenbaard in al de werken van uw hand gedachten talloos als het zand. Als ik ontwaak, Gij blijft mij leiden, ik vind U altijd aan mijn zijde. 9
Uitleg en verkondiging Lied 139d Meerdere keren herhaald 10
- Kinderen en tieners komen terug - Kinderkoor Toneelstukje 11
Kinderkoor zingt: Je ziet weer licht Refrein met gemeente 12
2. Het nieuws van Pasen is zo groot, Zo groot dat niemand zweeg. Maria zegt: Het graf is leeg. Hij leeft. Hij is niet dood. Halleluja. Halleluja Maar het is waar! De nacht verdwijnt. Je ziet weer licht, De zon die schijnt Halleluja. Halleluja. Aankondiging en inzameling van de gaven Gebeden: Dankgebed Voorbeden Gezongen acclamatie lied 368d Stil gebed Onze Vader (gezamenlijk) Mededelingen 13
Kinderkoor: Het leven krijgt weer kleur Refrein allen - Gemeente gaat staan - 14
Slotlied 634 2. Licht moge stralen in de duisternis, nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is. Geef ons dan te leven in het nieuwe licht, wil het woord ons geven dat hier vrede sticht: U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, U zij alle eer! Zegen Gezongen amen 15
16