Acculader , A, B

Acculader 420.093.050, 420.093.050.A, 420.093.050.B Acculader 420.093.050, 420.093.050.A, 420.093.050.B niederländisch 12.09

2009 AUDI AG AUDI AG werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling van alle typen en modellen. Wij vragen om uw begrip dat er om die reden altijd wijzigingen van de leveringsomvang in uiterlijk of vormgeving, uitrusting en techniek mogelijk zijn. Aan de gegevens, afbeeldingen en omschrijvingen in deze handleiding kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Nadruk, verveelvoudiging of vertaling, ook gedeeltelijk, is zonder schriftelijke toestemming van AUDI AG niet toegestaan. Alle rechten volgens de wet op het auteursrecht blijven uitdrukkelijk voorbehouden aan de AUDI AG. Wijzigingen voorbehouden. Vervaardigd in Duitsland. Sluiting redactie: 15-12-2009 Milieu Dit papier is vervaardigd van chloorvrij gebleekte celstof.

Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave Inleiding.................... 2 Bediening.................. Overzicht onderdelen.......... Veiligheidsinstructies.......... Bedieningspaneel en controlelampjes............... Accutypen en instellingen..... Accu laden..................... Laadfasen..................... Oververhittingsbeveiliging..... 3 3 3 4 5 5 8 9 Gebruiksaanwijzingen. Reiniging...................... Onderhoud.................... Foutlokalisatie................. Technische specificatie........ 10 10 10 10 11

2 Inleiding Inleiding Voordat de acculader in gebruik wordt genomen, moet u de bedieningshandleiding goed doorlezen; de aanwijzingen moeten zorgvuldig worden opgevolgd. Indien u verder nog vragen heeft over uw acculader of problemen ondervindt, kunt u zicht wenden tot uw Audi-partner of vakgarage. Wij wensen u altijd een goede reis. Uw AUDI AG Lees de beschrijvingen onder ATTENTIE, Voorzichtig en Aanwijzingen en neem ze in acht, voordat u begint met het uitvoeren van onderhouds- of reparatiewerkzaamheden. Teksten voorzien van dit symbool bevatten informatie met betrekking tot uw veiligheid en attenderen u op mogelijke ongevals- en letselrisico's. Voorzichtig! Teksten voorzien van dit symbool attenderen u op mogelijke schade aan uw auto. Milieu Teksten voorzien van dit symbool bevatten aanwijzingen met betrekking tot milieuzorg. Aanwijzing Teksten voorzien van dit symbool bevatten aanvullende informatie.

Bediening 3 Bediening Overzicht onderdelen Veiligheidsinstructies Veiligheidsinstructies voor de omgang met accu's Voor alle werkzaamheden aan de accu is vakkennis vereist! Afb. 1 Componenten van de acculader Oogbescherming dragen! Accuzuur is sterk bijtend. Beschermende handschoenen en oogbescherming dragen! Vuur, vonken, open licht en roken verboden! Bij het laden van accu's wordt een zeer explosief knalgasmengsel gevormd! Kinderen en onbevoegden op afstand houden van zuur en accu! A1 A2 A3 A4 A5 Acculader Snelkoppeling Accuklemmen Opbergtas Netstekker Werkzaamheden aan de voertuigaccu en de elektrische installatie kunnen leiden tot letsel, veretsingen, ongevals- en brandgevaar: Oogbescherming dragen. Ervoor zorgen dat er geen zuur- of loodhoudende deeltjes in de ogen, op de huid of op de kleding terechtkomen. Accuzuur is sterk bijtend. Beschermende handschoenen en oogbescherming dragen. De accu niet kantelen, uit de ontluchtingsopeningen kan zuur naar buiten treden. Zuurspatten in het oog direct enkele minuten lang met schoon water uitspoelen. Daarna direct een arts raadplegen. Zuurspatten op de huid of op de kleding direct met zeeploog neutraliseren en met

4 Bediening Vervolg veel water naspoelen. Bij het inslikken van zuur direct een arts raadplegen. Vuur, vonken, open licht en roken verboden. Vonkvorming bij de omgang met kabels en elektrische apparatuur en door elektrostatische ontlading voorkomen. Accuklemmen nooit kortsluiten. Risico van letsel door energierijke vonken. Gebruik geen beschadigde accu's - explosiegevaar! Vervang een beschadigde accu onmiddellijk. Zorg ervoor dat de ontluchtingsslang altijd op de accu is aangesloten - explosiegevaar! Bedieningspaneel en controlelampjes Afb. 2 Bedieningspaneel en controlelampjes Voorzichtig! Bescherm de voertuigaccu bij lange stilstandsperiodes tegen vorst, zodat de accu niet bevriest en daardoor onherstelbaar beschadigd raakt. Veiligheidsinstructies voor het laden van accu's De acculader moet buiten het bereik van kinderen en onbevoegden worden bewaard en gebruikt - gevaar voor ongevallen! A1 A2 A3 A4 A5 A6 A7 A8 Bedieningspaneel MODE-toets Controlelampje Waarschuwing (rood) Controlelampje Laden (oranje) Controlelampje Onderhoudslading (groen) Controlelampje modus Winter (oranje) Controlelampje modus Grote accu (oranje) Controlelampje modus Kleine accu (oranje) Controlelampje Stand-by (oranje) Voorzichtig! De accu mag alleen lange tijd onbeheerd blijven wanneer deze zich in de modus Onderhoudslading bevindt bladzijde 7, Het laden starten.

Bediening 5 Accutypen en instellingen De acculader kan alleen worden ingesteld voor het laden van diverse typen 12 V-loodzuuraccu's, open accu's, MF-, AGM- en de meeste GEL-accu's. De acculader is geschikt voor 12V-loodzuuraccu's van 1,2 tot 120 Ah. Hij mag uitsluitend overeenkomstig het gebruiksdoel worden gebruikt - gevaar voor ongevallen! Wanneer accu's gedurende lange tijd in de modus Winter bij temperaturen hoger dan +5 C worden geladen, veroorzaakt dit oververhitting van de accu. De accu wordt heet en begint te gassen. De accu kan exploderen! Afb. 3 Instelling van de spanning op de acculader Wanneer u op de MODE-toets afb. 3 A1 drukt, springt u naar de gewenste positie. Accu laden Aansluiting van de acculader op een accu Modus Kleine accu De modus Kleine accu A7 wordt gebruikt voor accu's van minder dan 14 Ah. In deze modus worden de accu's geladen met 14,4 V/0,8 A. Modus Grote accu De modus Grote accu A6 is de normale positie voor open accu's, MF-accu's en de meeste GEL-accu's. In deze modus worden de accu's geladen met 14,4 V/3,6 A. Modus Winter De modus Winter A5 wordt geadviseerd voor het laden bij temperaturen lager dan +5 C. Deze modus is ook geschikt voor vele AGMaccu's. In deze modus worden de accu's geladen met 14,7 V/3,6 A. De instelling Winter wordt afgeraden voor onderhoudslading bij temperaturen hoger dan +5 C. In dat geval moet de modus Grote accu A6 worden gekozen. Afb. 4 Controlelampjes Waarschuwing en Stand-by Bij werkzaamheden aan de accu moeten de veiligheidsinstructies worden opgevolgd bladzijde 3, Veiligheidsinstructies. Aansluiting op een accu in het voertuig Zet de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het slot.

6 Bediening Trek de netstekker van de acculader uit de contactdoos. Controleer de kabel en kabeltrekontlasting van de acculader op beschadigingen en scheuren. Koppel de kabel van de accuklemmen bij de snelkoppeling los van de acculader. Volg de aanwijzingen in de bedieningshandleiding van het voertuig op bij het aansluiten van de accuklemmen op de accu. Koppel de kabel van de accuklemmen bij de snelkoppeling vast op de acculader. Controleer of het controlelampje Stand-by bladzijde 5, afb. 4 A8 brandt. Zo niet, zie bladzijde 10, Foutlokalisatie. Start met laden bladzijde 7, Het laden starten. Aansluiting op een accu buiten het voertuig. Trek de netstekker van de acculader uit de contactdoos. Controleer de kabel en kabeltrekontlasting van de acculader op beschadigingen en scheuren. Koppel de kabel van de accuklemmen bij de snelkoppeling los van de acculader. Sluit de rode accuklem aan op de accupluspool. Sluit de zwarte accuklem aan op de accuminpool. Koppel de kabel van de accuklemmen bij de snelkoppeling vast op de acculader. Controleer of het controlelampje Stand-by A8 brandt. Zo niet, zie bladzijde 10, Foutlokalisatie. Start met laden bladzijde 7, Het laden starten. Als de accuklemmen verkeerd zijn aangesloten, beschermt de ompoolbeveiliging de acculader en de accu tegen beschadiging. Het controlelampje Waarschuwing A2 brandt. Bij het laden van accu's wordt een zeer explosief knalgasmengsel gevormd. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes en voorkom vonkvorming - explosiegevaar! Als de kabels van de acculader bekneld raken of met hete oppervlakken of scherpe randen in aanraking komen, kunnen ze beschadigd raken en mogen ze niet langer worden gebruikt - gevaar voor ongevallen! Plaats de acculader tijdens het laden niet op de accu - explosiegevaar! Voorzichtig! Volg de aanwijzingen in de bedieningshandleiding van het voertuig op bij het aansluiten van een acculader op de accu, omdat anders de elektrische installatie of elektronische componenten beschadigd raken. Stel de voertuigaccu niet gedurende lange tijd bloot aan direct daglicht, om de accubehuizing te beschermen tegen UV-stralen. De acculader mag uitsluitend op een vlakke ondergrond worden aangesloten.

Bediening 7 Het laden starten Laadduur bij vollast Accugroo tte (Ah) Selectie van modus Duur (uur) 2 A7 2 10 A7 10 14 A5, A6 3 Afb. 5 Indicatie acculaadtoestand 1. Zorg ervoor dat de accuklemmen correct op de accu en de acculader zijn aangesloten bladzijde 5, Aansluiting van de acculader op een accu. 2. Stel de juiste stroomsterkte en spanning in bladzijde 5, Accutypen en instellingen. 3. Sluit de acculader op een contactdoos aan. Het controlelampje Stand-by afb. 5 A8 brandt: de acculader wordt gevoed en is ingeschakeld. Het controlelampje Laden A3 brandt: de accu wordt geladen. Het controlelampje Onderhoudslading A4 brandt: de accu is volledig geladen en de acculader bevindt zich in de modus Onderhoudslading. Als de acculader na maximaal 3 dagen niet naar de modus Onderhoudslading A4 schakelt, duidt dit op een accufout. 20 A5, A6 4,5 50 A5, A6 11,5 80 A5, A6 18 120 A5, A6 27 Laad nooit een bevroren of ontdooide accu op - explosiegevaar en gevaar van veretsing! Vervang een accu wanneer deze bevroren is geweest. Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van ca. 0 C bevriezen. Bij het laden van accu's wordt een zeer explosief knalgasmengsel gevormd. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes en voorkom vonkvorming - explosiegevaar! Defecte accu's moeten van de acculader worden losgekoppeld bladzijde 8, Acculader van een accu loskoppelen en in een vakgarage worden gecontroleerd - explosiegevaar! De netstekker van de acculader mag niet met water in contact komen - gevaar voor ongevallen! De netaansluiting moet in overeenstemming zijn met de geldende sterkstroomvoorschriften - gevaar voor ongevallen! Voorzichtig! Dek de acculader tijdens het laden niet af.

8 Bediening Laden beëindigen U kunt het laden op ieder moment beëindigen. Accu buiten het voertuig loskoppelen Beëindig het laden bladzijde 8, Laden beëindigen. Koppel de kabel van de accuklemmen bij de snelkoppeling los van de acculader. Koppel de zwarte accuklem los van de accuminpool. Koppel de rode accuklem los van de accupluspool. Afb. 6 MODE-toets en controlelampje Standby Blader door op de MODE-toets te drukken afb. 6 A1 totdat het controlelampje Stand-by A8 brandt. Trek de netstekker van de acculader uit de contactdoos. Als de kabels van de acculader bekneld raken of met hete oppervlakken of scherpe randen in aanraking komen, kunnen ze beschadigd raken en mogen ze niet langer worden gebruikt - gevaar voor ongevallen! Acculader van een accu loskoppelen bladzijde 8, Acculader van een accu loskoppelen. Acculader van een accu loskoppelen Accu in een voertuig loskoppelen Beëindig het laden bladzijde 8, Laden beëindigen. Koppel de kabel van de accuklemmen bij de snelkoppeling los van de acculader. Volg de aanwijzingen in de bedieningshandleiding van het voertuig op bij het loskoppen van de kabels van de accu.

Bediening 9 Laadfasen Het apparaat heeft een volautomatische laadkarakteristiek die uit drie fasen bestaat Oververhittingsbeveiliging De acculader is voorzien van een oververhittingsbeveiliging. De uitvoercapaciteit wordt automatisch lager bij een hogere buitentemperatuur. Afb. 7 Laadkarakteristiek met drie fasen Gesulfateerde accu Aa Wanneer de acculader een gesulfateerde accu detecteert, wordt deze door impulsen geladen. Fase1 Ab : vollast De acculader levert constant de maximaal ingestelde stroom aan de accu (0,8 A of 3,6 A) en de poolspanning stijgt tot het ingestelde niveau (14,4 V of 14,7 V). Fase 2 Ac : absorptie Wanneer de accu is geladen, schakelt de acculader om naar constante spanning. De stroomtoevoer naar de accu wordt stapsgewijs verlaagd, zodat de poolspanning niet te veel stijgt. Fase 3 Ad : impuls-/onderhoudslading Wanneer de stroomsterkte 0,4 A wordt bereikt, schakelt de acculader om naar onderhoudslading. De accu krijgt een impuls wanneer de spanning daalt. Wanneer de accu wordt belast en de poolspanning daalt tot 12,9 V, begint de acculader automatisch met fase 1 van de laadkarakteristiek.

10 Gebruiksaanwijzingen Gebruiksaanwijzingen Reiniging Koppel de acculader los van de netaansluiting en de accu bladzijde 8, Acculader van een accu loskoppelen. De behuizing van het apparaat mag met een zachte, vochtige doek worden gereinigd. Aan het water mag een mild reinigingsmiddel worden toegevoegd. Maak de acculader na de reiniging zorgvuldig droog. De netstekker van de acculader mag niet met water in contact komen - gevaar voor ongevallen! Voorzichtig! Voeg geen schuurmiddelen/schuurpoeder, agressieve reinigingsmiddelen, sterk geparfumeerde producten, oplosmiddelen, was enz. aan reinigingsmiddelen toe. Gebruik nooit reinigingsmateriaal, bijv. staalwol, waardoor het oppervlak bekrast en/of het apparaat beschadigd kan raken. Onderhoud De acculader vergt geen onderhoud. Bij beschadiging van de netkabel moet de acculader voor reparatie bij de dealer worden afgeleverd. Milieu Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood. Deze moeten daarom volgens de voorschriften worden afgevoerd en behoren beslist niet tot huishoudelijk afval. Aanwijzing De acculader mag niet worden geopend of gerepareerd - de garantie vervalt dan! Foutlokalisatie U hebt de acculader aangesloten en er treden fouten op. Milieu Koop bij voorkeur milieuvriendelijke onderhoudsmiddelen. Resten van onderhoudsmiddelen mogen niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Afb. 8 Foutlokalisatie

Gebruiksaanwijzingen 11 Er gebeurt niets: De netstekker is niet op de contactdoos aangesloten. Het rode controlelampje Waarschuwing A2 brandt: De acculader is niet goed aangesloten bladzijde 5, Aansluiting van de acculader op een accu. Het controlelampje voor de ingestelde spanning A5, A6 of A7 brandt, maar er is geen andere indicatie: De acculader is niet goed aangesloten bladzijde 5, Aansluiting van de acculader op een accu. De controlelampjes Laden A3 en Onderhoudslading A4 branden afwisselend: De acculader is niet goed aangesloten bladzijde 5, Aansluiting van de acculader op een accu. Het laden is onderbroken omdat de accu niet geleidt. De accu is defect. Het sulfaatgehalte in de accu is te hoog. De accu is defect. Wanneer de indicatie langer dan 30 minuten knippert, is de accu defect. Als de knippersignalen langer dan 10 seconden na elkaar volgen, is er sprake van een hoge zelfontlading van de accu. De accu is defect. Technische specificatie Ruiswaarde b) Laadstroom Omgevingstemperatuur Koeling Laadcyclus Accutype Accucapaciteit Max. 50 mv rms, max. 0,13 A 0,8 A; 3,6 A -20 C tot +50 C, uitgangscapaciteit wordt automatisch lager bij hogere temperaturen Natuurlijke convectie De acculader heeft een volautomatische laadkarakteristiek die uit meerdere fasen bestaat Alle types 12V-loodzuuraccu's (open, MF, VRLA, AGM en GEL) 1,2 tot 120 Ah Afmetingen 165 x 61 x 38 mm (l x b x h) Beschermklasse van behuizing c) IP 65 Gewicht 0,5 kg a) Retourstroom is de stroom die de acculader aan de accu onttrekt wanneer de netstekker uit de contactdoos is getrokken. b) De kwaliteit van de laadspanning en -stroom is heel belangrijk. Een hoge ruiswaarde leidt tot opwarming van de accu en tot slijtage van de impulselektrode. Een hoge ruiswaarde kan ook tot beschadiging van andere uitrusting leiden die op de accu is aangesloten. De acculader produceert zuivere spanning en stroom met een zeer lage ruiswaarde. c) Als de netstekker een platte eurostekker is, geldt voor de behuizing van de acculader beschermingsklasse IP63 (voor Zwitserland geldt IP65). Model MULTI XS 3600 Wisselstroomspanning Retourstroom a) 220 tot 240 V wisselspanning, 50 tot 60 Hz <1 ma Laadspanning Nominaal: 12 V; 14,4 V; 14,7 V

12 Gebruiksaanwijzingen