Toetsingskader ter beoordeling van de geschiktheid van locaties voor de vestiging van kindercentra Gemeente Bussum Afdeling Ruimte Afdeling Vergunningen & Handhaving 2012
Inleiding Met grote regelmaat wordt de gemeente benaders met verzoeken van aanbieders van kinderopvang om in Bussum een nieuw kindercentrum te starten. Het vinden van geschikte locaties voor kindercentra is moeilijk. Vaak staan de bestaande bestemmingen een gebruik als kinderopvang (dagopvang on/of buitenschoolse opvang) niet toe. Om te kunnen beoordelen waar een locatie aan moet voldoen voor de mogelijke vestiging van een kindercentrum is een toetsingskader gemaakt. Hierbij worden ruimtelijke aspecten, verkeersaspecten, externe veiligheid en eisen vanuit de Wet kinderopvang betrokken. Het toetsingskader is bedoeld als een handvat. Het is niet mogelijk om bij het vaststellen van een toetsingskader in alle mogelijke situaties te voorzien. Als er aan alle voorwaarden uit het toetsingskader wordt voldaan, kunnen er toch redenen zijn die zich tegen medewerking verzetten. Ook kunnen er goede redenen zijn om van het kader af te wijken, als de stedenbouwkundige en ruimtelijke context zich daartegen niet verzet. Meewerken aan een afwijking van de regels van een bestemmingsplan is een bevoegdheid, geen verplichting. Er gaat altijd een brede belangenafweging aan vooraf. Het aanbieden van kinderopvang is geen overheidstaak, maar een taak van de markt waarbij vraag en aanbod van belang is. De kinderopvang in Nederland heeft vele jaren in het teken van groei gestaan. De vraag naar kinderopvang en vooral buitenschoolse opvang is de afgelopen jaren fors gestegen. De verwachting is dat die vraag de komende jaren gelijk blijft of mogelijk daalt door veranderingen in de vergoedingensystematiek. Regierol gemeente In 2005 is de Wet Kinderopvang in werking getreden. De nieuwe wet legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de kindercentra bij de exploitanten, het toezicht op de kwaliteit van de kindercentra bij de GGD en geeft de gemeente een handhavende taak. In september/oktober 2009 heeft het college hiervoor het besluit Handhavingsbeleid Kinderopvang Regio Gooi en Vechtstreek vastgesteld. In dit besluit is vastgelegd op welke manier de GGD Regio Gooi en Vechtstreek, in opdracht van de gemeente, toezicht houdt op de kwaliteit van de kinderopvang. Het toetsingskader van de GGD beslaat zeven domeinen, nl. accommodatie & inrichting, ouders, personeel, veiligheid & gezondheid, groepsgrootte & beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid & praktijk en klachten. De GGD controleert niet op onderwerpen waarop andere wetten van toepassing zijn (o.a. Bouwverordening, Woningwet) maar toetst of wordt voldaan aan de kwaliteitsvoorschriften van de Wet kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. De gemeente is verantwoordelijk voor de afstemming tussen de eisen en inspectiemomenten van de brandweer, bouw- en woningtoezicht en de GGD. Daarin is met de invoering van de Wet kinderopvang geen verandering gekomen. Vanwege deze verantwoordelijkheid is dit toetsingskader door de gemeente opgesteld. Wanneer is er sprake van kinderopvang? De Wet kinderopvang kent de volgende criteria waarmee beoordeeld wordt of er sprake is van kinderopvang: 1. de dienstverlening is anders dan om niet (dat wil zeggen tegen betaling). 2. het karakter van de dienstverlening is bedrijfsmatig (de opvang is bedrijfsmatig georganiseerd en er is personeel). 3. er is sprake van verzorging en opvoeding van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Er is sprake van kinderopvang wanneer ten minste één van de twee eerstgenoemde criteria van toepassing is én wanneer sprake is van verzorging en opvoeding van kinderen tot circa twaalf jaar. Opvang die alleen bestaat uit verzorging of kortstondige opvang en waar geen sprake is van opvoeding (vorming), valt niet onder het begrip kinderopvang. Vormen van kinderopvang volgens de Wet Kinderopvang De volgende vormen van kinderopvang vallen onder de Wet kinderopvang: 2
dagopvang - opvang in een crèche of kinderdagverblijf, voor kinderen van nul tot vier jaar gedurende één of meer dagdelen per week het hele jaar door; buitenschoolse opvang - opvang van kinderen in de basisschoolleeftijd vóór en/of na schooltijd, tijdens studie- en adv dagen van leraren en in de vakanties; gastouderopvang - opvang van kinderen in de woning van de gastouder of de vraagouder. De gastouder mag tegelijkertijd maximaal vier kinderen (exclusief eigen kinderen) onder de hoede nemen. Onder de Wet kinderopvang vallen alleen gastouders die zijn aangemeld bij een geregistreerd gastouderbureau; innovatieve gastouderopvang - een experimentele variant van gastouderopvang. De gastouder mag in dit geval zes niet eigen kinderen opvangen. Vrienden-/familiediensten, au-pairs of een incidentele oppas (de zogenaamde informele opvang) en tieneropvang vallen niet onder de Wet kinderopvang. Daarnaast vallen peuterspeelzalen en tussenschoolse opvang (het overblijven van schoolgaande kinderen) ook niet onder de wet. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het overblijven. Samen met de ouders bepaalt de school hoe dit wordt georganiseerd. Het toetsingskader in deze nota is geschreven voor kindercentra. Het gaat dan om locaties voor kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen/halve dagopvang. Gastouderopvang in de woning van gastouder of vraagouder blijft buiten beschouwing omdat het hier om kleinschalige opvang gaat, waarbij geen ruimtelijke of verkeersaspecten spelen. Bestemmingsplan Het vinden van een geschikte locatie voor een kindercentrum is moeilijk. Heeft een ondernemer een pand op het oog, dan is van belang welke bestemming dit pand heeft. In bestemmingsplannen is tot op perceelsniveau geregeld welk gebruik is toegestaan en wat voor bebouwing mogelijk is. Een gebruik als kindercentrum past binnen de bestemming Maatschappelijke doeleinden. Er is in de gemeente slechts een beperkt aantal gebouwen met deze bestemming. In de bestemming Maatschappelijke doeleinden zijn verschillende functies mogelijk, zoals welzijn, onderwijs, kinderopvang, kerken, medische voorzieningen en dergelijke. Een maatschappelijke bestemming wil echter niet zeggen dat iedere maatschappelijke functie in het gebouw kan worden uitgevoerd. Bij verandering van functies binnen de bestemming Maatschappelijke doeleinden zal nagegaan moeten worden of de gewenste functie op die locatie passend is. Meestal heeft het gebouw waarin men een kindercentrum wil vestigen een andere bestemming dan Maatschappelijke Doeleinden. Vaak gaat het om panden met een kantoor-, woon- of bedrijfsbestemming of om panden met een gemengde bestemming (bijvoorbeeld wonen/kantoren). In deze gevallen is het gewenste gebruik in strijd met de gebruiksbestemming en zal er om het gewenste gebruik mogelijk te maken een planologische procedure gevolgd moeten worden, te weten het verlenen van een planologische afwijking van het bestemmingsplan (art 2.12, lid 1, onder a., onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wabo en art 4, lid 9 van het Besluit omgevingsrecht, het Bor). Het is gewenst voor de beoordeling of een locatie geschikt is, een toetsingskader op te stellen. Toetsingskader Algemene voorwaarden (art 4, lid 9 van het Bor): Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van art 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, komen in aanmerking: Het gebruik van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. binnen de bebouwde kom; en b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m². Het aantal woningen in de gemeente moet gelijk blijven. 3
Ruimtelijke voorwaarden Kindercentra zijn mogelijk in een woonomgeving, bij voorkeur in (half) vrijstaande panden en bij voorkeur niet in een situatie met rijtjeswoningen. Als het pand een woonfunctie heeft, blijft deze behouden. In voor- en zijtuinen, grenzend aan de openbare ruimte, mag in principe niet geparkeerd worden. Ook op stroken tuin of groen die met een kwalitatieve reden zijn aangewezen als tuin of groen mag niet geparkeerd worden. Parkeren zal bij voorkeur achter het gebouw plaats moeten vinden. Tuinen mogen gebruikt worden als buitenruimte, mits het gebruik als tuin niet in gevaar komt. Om dit te kunnen beoordelen moet er een inrichtingsplan worden gemaakt waarop verharding, beplanting, eventuele speelattributen en hekwerken staan aangegeven. Het inrichtingsplan moet om advies worden voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Per kind moet tenminste 3m² buitenspeelruimte beschikbaar zijn. Parkeren Het halen en brengen van kinderen zorgt voor een vraag naar parkeerruimte. Het betreft hier parkeren voor een korte periode. Wel is er sprake van een piekmoment. Bij het bepalen van het vereiste aantal parkeerplaatsen wordt de rekenmethode van het CROW (publicatie nummer 182: Parkeerkencijfers- basis voor parkeernormering) toegepast. Deze norm is: aantal leerlingen x % leerlingen met de auto* x 0,25(1) x 0,75 (2) = het totaal aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen. * Het percentage kinderen dat wordt gebracht en gehaald ligt voor een kinderdagverblijf op 65% (het gemiddelde tussen 50% en 80%). Voor buitenschoolse opvang gaan wij uit van een percentage van 40% (voor groepen 1 t/m 3 geldt: 30 60% en voor groepen 4 t/m 8 geldt: 5 40 %). 1. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde parkeerduur van 15 minuten per uur. 2. Voor het aantal kinderen per auto voor een kinderdagverblijf wordt uitgegaan van 0,75. Bij deze berekening is parkeren voor personeel niet opgenomen. Daarvoor wordt per arbeidsplaats 0,6-0,8 parkeerplaats berekend. Parkeerplaatsen voor personeel dienen in principe bij de locatie op eigen terrein gerealiseerd te worden. De extra behoefte aan parkeerplaatsen moet worden opgevangen op eigen terrein. Busjes van het kindercentrum voor halen en brengen van kinderen dienen in principe op eigen terrein geparkeerd te worden of in overleg met de afdeling Verkeer elders (oplossing op maat). Verkeersveiligheid Kindercentra liggen bij voorkeur nabij (of aan) een ontsluitingsweg. Het aantal verkeersbewegingen door de vestiging van een kindercentrum zal toenemen. Dit hoeft niet per definitie tot problemen te leiden. Als bijlage is de rekenmethode opgenomen om de verkeersgeneratie per weekdag te berekenen (bijlage 1). Externe veiligheid Als het beoogde pand binnen 200m van het spoor of een route gevaarlijke stoffen ligt, moet bij een besluit om ontheffing te verlenen een afweging worden gemaakt ten aanzien van het groepsrisico. Afgewogen moet worden of door het gebruik voor kinderopvang de toename van het groepsrisico verantwoord is. Hierover dient de brandweer advies uit te brengen. Eisen aan kindercentra uit regelgeving Wet kinderopvang mbt accommodatie en inrichting Voor binnenruimte en buitenruimte zijn er eisen gesteld aan zowel dagopvang als buitenschoolse opvang. De hiervoor geldende eisen zijn opgenomen in een bijlage (bijlage 2). Gemotiveerd afwijken van het toetsingskader Het is niet mogelijk om bij het vaststellen van een toetsingskader in alle mogelijke gevallen te voorzien. Als in onvoorziene omstandigheden goede redenen bestaan om van het kader af te wijken en de stedenbouwkundige en ruimtelijke context zich daartegen niet verzet, dan blijft het mogelijk om in afwijking van het toetsingskader gemotiveerd te besluiten tot het verlenen van planologische medewerking. 4
Ook als wel aan alle voorwaarden wordt voldaan, kunnen er redenen zijn om toch geen planologische medewerking te verlenen. Meewerken om af te wijken van het bestemmingsplan is een bevoegdheid, geen verplichting. Start van de procedure Als een ondernemer een locatie op het oog heeft voor de vestiging van een kindercentrum, dan zal aan de hand van een schriftelijk verzoek worden afgewogen of de procedure voor planologische medewerking gestart kan worden. Om het verzoek te kunnen beoordelen, moeten in ieder geval de volgende gegevens worden aangeleverd: - een omschrijving van het gewenste gebruik (doelgroep, aantal opvangplaatsen, aantal personeelsleden, openingstijden e.d.) - tekeningen van het pand, met de gewenste indeling - een inrichtingsplan van de buitenruimte - foto s van het pand en omgeving Als uit de informatie blijkt dat een locatie in principe geschikt is voor de vestiging van een kindercentrum, en de locatie heeft een andere bestemming dan Maatschappelijke doeleinden, dan kan de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit afwijkend gebruik worden ingediend. De aanvraag wordt gepubliceerd en in behandeling genomen. Als de gevraagde omgevingsvergunning wordt verleend, kan hiertegen bezwaar worden ingediend en daarna eventueel beroep bij de bestuursrechter. Na de afhandeling van de planologische procedure en vóór ingebruikneming van het pand dienen de volgende zaken geregeld te zijn: Het kindercentrum dient opgenomen te worden in het gemeentelijk register kindercentra. Na 1-5-2010 in het Landelijk Register Kinderopvang. Indien nodig dient een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend te zijn. De brandweer dient een gebruiksvergunning te verlenen. Vragen Zijn er nog onduidelijkheden of vragen over het voorgaande, neemt u dan contact op met de Afdeling Vergunningen & Handhaving, onder het telefoonnummer 035-6928630. 5
Bijlage 1 Verkeersbewegingen Een nieuwe functie in een wijk geeft extra verkeersbewegingen, zo ook een kinderdagverblijf. CROW publicatie nummer 272: Verkeersgeneratie voorzieningen, kengetallen gemotoriseerd verkeer geeft een rekenmethode voor het berekenen van de verkeersbewegingen. In deze publicatie is een hoofdstuk opgenomen over onderwijs, met een onderdeel over kinderdagverblijven. De verkeersgeneratie van kinderdagverblijven in motorvoertuigbewegingen per weekdag wordt als volgt berekend: Verkeersgeneratie per weekdag Centrum Schil rondom centrum Rest KDV per 10 kindplaatsen (of 12,5 kinderen per dag) 14,8 Voertuigen 17,7 voertuigen 20,7 voertuigen KDV per 100 m2 bvo* 23,8 Voertuigen 28 Voertuigen 32,7 voertuigen * Bvo bruto vloer oppervlak Opmerkingen bij verkeerbewegingen Bij deze berekening is ook de verkeersgeneratie van werknemers verwerkt. Zowel s ochtends als s avonds is er een overlap met de spitsperiode. Er is geen verdeling van het aantal bezoekers over de dagen van de week. Wel is bekend dat de dinsdag en de donderdag drukke dagen zijn. Omdat in het weekend meestal geen activiteiten plaatsvinden, is de omrekening van een weekdag naar een werkdag 1,4. Er is geen verdeling van het aantal bezoekers over de maanden van het jaar bekend. Er zijn geen gegevens bekend over bevoorrading van kinderdagverblijven. Deze verkeersgeneratie is niet verwerkt in de kengetallen. 6
Bijlage 2 Afwegingsmodel dagopvang 4.1 Binnenspeelruimte (beleidsregels kwaliteit ko artikel 5) Prioritering overtreding: Hoog 1 Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte. 2 Er is ten minste 3,5 m 2 bruto oppervlakte in de groepsruimte beschikbaar per kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte. 3 De binnenspeelruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. 4 De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. Afwegingsmodel dagopvang 4.2 Slaapruimte (beleidsregels kwaliteit ko artikel 6) Prioritering overtreding: Hoog 1 Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar. 2 De slaapruimte is afgestemd op het aantal op te vangen kinderen. Afwegingsmodel dagopvang 4.3 Buitenspeelruimte (beleidsregels kwaliteit ko artikel 7, eerste lid) Prioritering overtreding: Gemiddeld 1 Er is tenminste 3m² bruto buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind. 2 De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk. 3 De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. 4 De buitenruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. Afwegingsmodel buitenschoolse opvang 4.1 Binnenspeelruimte (beleidsregels kwaliteit ko artikel 5) Prioritering overtreding: Hoog 1 Er is ten minste 3,5 m 2 bruto oppervlakte voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes beschikbaar per kind. 2 De binnenspeelruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. 3 De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. 7
Afwegingsmodel buitenschoolse opvang 4.2 Buitenspeelruimte (beleidsregels kwaliteit ko artikel 7, eerste lid) Prioritering overtreding: Gemiddeld 1 Er is tenminste 3m² bruto buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind. 2 De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk. 3 De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang. 4 De buitenruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. Afwegingsmodel buitenschoolse opvang 4.3 Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet- aangrenzend is (beleidsregels kwaliteit ko artikel 7, tweede lid) Prioritering overtreding: Gemiddeld 1 De niet-aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid van het kindercentrum. 2 De niet-aangrenzende buitenspeelruimte is voor kinderen goed bereikbaar. 1 3 De niet-aangrenzende buitenspeelruimte is voor kinderen veilig bereikbaar. 2 1 Goed bereikbaar betekent dat de buitenspeelruimte in een kort tijdsbestek lopend te bereiken is zonder dat natuurlijke obstakels zoals rivieren of verkeerstechnische obstakels zoals snelwegen of treinrails de route bemoeilijken. 2 De risico s van de route van de bso naar de buitenspeelplaats dienen op verantwoorde wijze te zijn vastgelegd in de risico-inventarisatie veiligheid en het plan van aanpak, zodat ook de veiligheid gewaarborgd wordt. 8