REGLEMENT van de FACULTEIT DER ARCHEOLOGIE INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1: HOOFDSTUK 2: paragraaf 1 paragraaf 2 paragraaf 3 paragraaf 4 paragraaf 5 paragraaf 6 paragraaf 7 paragraaf 8 paragraaf 9 paragraaf 10 paragraaf 11 ALGEMEEN BESTUUR EN ORGANISATIE het Faculteitsbestuur de secties de opleidingen de Graduate School of Archaeology de opleidingscommissie Toelatingscommissie Master en Research Master de examencommissies het onderzoek Adviescommissies en ad hoc commissies de ondersteunende diensten planning en controle HOOFDSTUK 3: paragraaf 1 paragraaf 2 paragraaf 3 Faculteitsraad HOOFDSTUK 4: paragraaf 1 paragraaf 2 paragraaf 3 MEDEZEGGENSCHAP de inrichting van de Faculteitsraad taken en bevoegdheden van de Faculteitsraad taken en bevoegdheden van de personeelsgeleding in de OVERIGE BEPALINGEN het collectief klachtrecht studenten fraudeprotocol slot- en overgangsbepalingen
Hoofdstuk 1: ALGEMEEN ARTIKEL 1 In dit reglement wordt verstaan onder de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De in dit reglement voorkomende begrippen hebben overigens, indien die begrippen ook voorkomen in de wet respectievelijk in het bestuurs- en beheersreglement, de betekenis welke de wet respectievelijk genoemd reglement daaraan geeft. De specifieke implementatie van dit reglement wordt geregeld in een huishoudelijk reglement, dat wordt vastgesteld door het Faculteitsbestuur in gezamenlijk overleg met de Faculteitsraad. Hoofdstuk 2: BESTUUR EN ORGANISATIE Paragraaf 1: Het Faculteitsbestuur ARTIKEL 2 1. De faculteit staat onder leiding van een faculteitsbestuur, bestaande uit de decaan, tevens voorzitter, en drie andere leden, te weten de vice-decaan, tevens portefeuillehouder Onderwijs, de portefeuillehouder Bedrijfsvoering en een student. De benoeming van de andere leden behoeft de instemming van de decaan. 2. De benoeming geschiedt, tenzij het College van Bestuur anders bepaalt, wat het student-lid betreft voor één jaar en wat de decaan en de overige leden betreft voor drie jaar met dien verstande, dat de benoemingstermijn van de andere leden in elk geval eindigt bij beëindiging van het decanaat. Herbenoeming is mogelijk. Tot decaan en vicedecaan zijn slechts hoogleraren benoembaar. 3. Alvorens tot benoeming of ontslag van een lid van het faculteitsbestuur over te gaan, hoort het College van Bestuur vertrouwelijk de faculteitsraad over de voorgenomen benoeming. Behoudens voor zover het de benoeming van de decaan zelf betreft, kan het College van Bestuur de decaan opdragen namens het College de faculteitsraad te horen. 4. Onverminderd de verantwoordelijkheid van het faculteitsbestuur in zijn geheel voor zijn besluiten en handelingen, stelt het bestuur met inachtneming van de portefeuilleverdeling bedoeld in het eerste lid, de aandachtsgebieden vast waarvoor elk van de leden van het bestuur in het bijzonder verantwoordelijk is. Het faculteitsbestuur deelt aan het College van Bestuur de verdeling van de aandachtsgebieden over zijn leden mede. 2/15
ARTIKEL 3 1. Tenzij het College van Bestuur anders bepaalt, is het Faculteitsbestuur verantwoordelijk voor het beheer van de Faculteit en worden aan het Faculteitsbestuur door het College bevoegdheden inzake personele, financiële en overige beheer gemandateerd overeenkomstig het ter zake bepaalde in het bestuurs- en beheersreglement. 2. De leden van het Faculteitsbestuur streven bij de besluitvorming naar consensus. Bij meningsverschillen in het Faculteitsbestuur heeft de decaan de doorslaggevende stem. 3. Onverminderd de verantwoordelijkheid van het Faculteitsbestuur in zijn geheel voor zijn besluiten en handelingen, stelt het bestuur portefeuilles vast waarvoor elk van de bestuursleden in het bijzonder verantwoordelijk is. De portefeuille onderzoek bij één van de leden van het Faculteitsbestuur, de portefeuille onderwijs bij het andere lid, geen van beiden zijnde een student. 4. Het Faculteitsbestuur voert overleg met het College van Bestuur over aangelegenheden die de Faculteit in het bijzonder betreffen. 5. Het Faculteitsbestuur is verantwoording verschuldigd aan het College van Bestuur. Het verstrekt het College de gevraagde inlichtingen omtrent de Faculteit. ARTIKEL 4 1. De decaan is voorzitter van het Faculteitsbestuur. 2. De decaan werkt mee aan het bestuur van de Universiteit als geheel. Hij neemt daartoe deel aan het Bestuursoverleg dat de decanen gezamenlijk plegen met het College van Bestuur. ARTIKEL 5 Het Faculteitsbestuur voorziet in de vervanging van zijn leden bij afwezigheid. Een lid van het Faculteitsbestuur kan, in bestuurlijke kwesties, alleen door een ander lid van dat bestuur worden vervangen. ARTIKEL 6 1. Indien het Personeel van de Faculteit deelneemt in een opleiding van een andere Faculteit of in een gemeenschappelijke opleiding met een of meer andere Faculteiten, bepaalt het Faculteitsbestuur in overleg met de partners- de aard en omvang van die deelname en bepaalt het Faculteitsbestuur het aandeel van de Faculteit in het bestuur en de middelenverdeling van die opleiding. 2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de deelneming in een interfacultair of interuniversitair onderzoekinstituut dan wel in een interfacultaire of interuniversitaire onderzoekschool. ARTIKEL 7 1. De vergaderingen van het Faculteitsbestuur zijn niet openbaar. 2. Het Faculteitsbestuur brengt zo spoedig mogelijk na elke vergadering een overzicht van de daarin behandelde onderwerpen en genomen besluiten ter kennis van de Faculteitsraad, tenzij zwaarwegende belangen van de universiteit of van de bij een aangelegenheid betrokkenen zich hiertegen verzetten. 3/15
ARTIKEL 8 1. Het Faculteitsbestuur bevordert de inhoudelijke afstemming van de werkzaamheden van degenen die tot de Faculteit behoren en bevordert de samenhang van onderwijs en onderzoek op het wetenschapsgebied van de Faculteit. 2. Het Faculteitsbestuur regelt de werkzaamheden van degenen die tot de Faculteit behoren. Het bepaalt daarbij voor elk van de universitaire hoofddocenten of universitaire docenten van welke hoogleraar de inrichting van zijn onderwijs en onderzoek de instemming behoeft, alsmede onder wiens toezicht elk van de andere leden van de Faculteit werkzaam is. 3. Bij de regeling van de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, houdt het Faculteitsbestuur rekening met het benoemingsbesluit van betrokkenen alsmede met de aard en omvang van de door de Faculteit aan de onderzoekscholen te leveren bijdragen. Het wijst aan wie in het kader van die bijdragen voor welke onderzoekschool werkzaam zal zijn. ARTIKEL 9 Het Faculteitsbestuur wordt ondersteund door een directeur bedrijfsvoering en een ambtelijk secretaris, welke functies onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het Faculteitsbestuur. Paragraaf 2: de secties ARTIKEL 10 1. Ter bevordering van de coördinatie van de werkzaamheden op de onderscheiden wetenschapsgebieden van de Faculteit alsmede ter bevordering van de samenhang van onderwijs en onderzoek op die wetenschapsgebieden omvat de Faculteit secties. 2. Een sectie kan meer dan één wetenschapsgebied omvatten. ARTIKEL 11 1. De sectie staat onder leiding van een sectiecoördinator. 2. De sectiecoördinator wordt benoemd en ontheven van zijn taak door het Faculteitsbestuur, gehoord hebbende de leden van de sectie. De coördinator wordt benoemd uit de hoogleraren van de sectie, tenzij het Faculteitsbestuur anders bepaalt. 3. De benoeming eindigt als de coördinator niet langer werkzaam is bij de sectie. 4. De sectiecoördinator is verantwoordelijk voor: a. de samenhang van onderwijs en onderzoek op het wetenschapsgebied of de wetenschapsgebieden van de sectie; b. de kwaliteit van de bijdragen aan het onderwijs en het onderzoek, alsmede voor de verbinding tussen onderwijs en onderzoek; c. de inhoudelijke afstemming van de werkzaamheden van diegenen die tot de sectie behoren; d. de aanwijzing welke medewerker van de sectie voor welk onderwijs werkzaam zal zijn. De aanwijzing geschiedt in overeenstemming met het Faculteitsbestuur; 4/15
e. de aanwijzing welke medewerker van de sectie in het kader van de bijdragen aan het onderzoek voor welk onderzoeksprogramma werkzaam zal zijn. De aanwijzing geschiedt in overleg met het Faculteitsbestuur; f. na overleg met de desbetreffende leidinggevende, voor de overige leden, anders dan genoemd onder lid d en e, die werkzaam zijn bij de sectie de inrichting van de werkzaamheden; h. bij de regeling van de werkzaamheden, het rekening houden met het benoemingsbesluit van betrokkenen. Ten aanzien van het wetenschappelijk personeel houdt de sectiecoördinator eveneens rekening met de aard en omvang van de door de sectie aan het onderwijs en onderzoek te leveren bijdragen, dan wel met de omvang van verworven onderzoeksopslagen; i. de ten uitvoer legging van het bestuursbeleid binnen de sectie; j. een goede communicatie binnen de sectie en de communicatie tussen bestuur en sectie; via de sectiecoördinator levert de sectie desgevraagd informatie aan het bestuur en wijst het bestuur op terreinen waarop actie gewenst is; de sectiecoördinator voert overleg met de portefeuillehouder onderwijs over alle praktische opleidingsaangelegenheden en met de portefeuillehouder onderzoek over onderzoekskwesties; k. de verdeling van de door het bestuur jaarlijks aan de sectie toegewezen budget en het toezicht op de besteding daarvan. 5. De sectiecoördinator treedt op als leidinggevende van de leden van de sectie (conform WHW 9.19.2), tenzij door het Faculteitsbestuur anders is bepaald, en voert met de betrokken medewerkers de Resultaat- en Ontwikkelings Gesprekken. Indien de sectiecoördinator dan wel de betrokken medewerker zulks wenst zal een bestuurslid bij het R&O gesprek aanwezig zijn. De decaan voert samen met de sectiecoördinator de R&O gesprekken met de hoogleraren van de sectie. Paragraaf 3: de opleidingen ARTIKEL 12 1. De Faculteit verzorgt een opleiding Archeologie op verschillende niveaus: a. De bacheloropleiding Archeologie met diverse afstudeervarianten: b. De masteropleiding Archaeology met diverse afstudeervarianten: c. De Research Masteropleiding Archaeology (MPhil) die verschillende tracks omvat: d. Een promotietraject (PhD-programma) Archaeology, uitgesplitst naar de verschillende secties. 2. Op BA- en MA-niveau bevat de opleiding: a. een algemeen deel, dat direct valt onder toezicht van de portefeuillehouder onderwijs; b. een hoofdvakvariant, welke wordt ingericht door de sectie (in overeenstemming met de portefeuillehouder onderwijs); c. één of meer keuzevakken, welke worden goedgekeurd door de betrokken examencommissie. 5/15
ARTIKEL 13 1. Het onderwijs staat onder leiding van de portefeuillehouder onderwijs in het Faculteitsbestuur. 2. De portefeuillehouder onderwijs is belast met de organisatie van het onderwijs dat wordt gegeven ter uitvoering van de onderwijs- en examenregeling(en), is verantwoordelijk voor de kwaliteit van die uitvoering en stelt daartoe een kwaliteitsplan vast. 3. De portefeuillehouder onderwijs stelt jaarlijks ter nadere regeling van de onderwijsen examenregeling, na overleg met de opleidingscommissie, het onderwijsprogramma vast. 4. De portefeuillehouder onderwijs doet in het Faculteitsbestuur desgevraagd of uit eigen beweging voorstellen over de inhoud en inrichting van de opleiding. ARTIKEL 14 1. Op voorstel van de portefeuillehouder onderwijs bepaalt het Faculteitsbestuur de aard en omvang van de bijdragen die aan de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling door het Facultaire personeel moet worden geleverd. 2. De portefeuillehouder onderwijs verdeelt de taken over degenen die krachtens aanwijzing als bedoeld in artikel 8 van dit reglement, voor de opleiding werkzaam zijn. 3. De portefeuillehouder onderwijs draagt zorg voor de didactische kwaliteit van degenen die met de verzorging van het onderwijs zijn belast en kan hen ter verbetering van de kwaliteit van die uitvoering van de onderwijs- en examenregeling aanwijzingen geven over de wijze waarop zij het onderwijs moeten verzorgen. 4. De portefeuillehouder onderwijs onderhoudt de relatie met het voortgezet onderwijs dat op de desbetreffende opleidingen voorbereiding geeft. ARTIKEL 15 Ter voorbereiding van het meerjarenplan en het begrotingsplan van de Faculteit doet de portefeuillehouder onderwijs in het Faculteitsbestuur voorstellen bij de raming van de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de voor de desbetreffende opleiding vastgestelde onderwijs- en examenregeling. Paragraaf 4: De Leiden University Graduate School of Archaeology ARTIKEL 16 1. In de Faculteit is de Leiden University Graduate School of Archaeology ingesteld. Deze Graduate School omvat de masteropleiding, de researchmaster opleiding (Mphil) en de promotieopleiding van de Faculteit. 2. De Graduate School staat onder leiding van een Dean. Deze functie valt samen met die van decaan van de Faculteit. Het bestuur en beheer van de Graduate School wordt gevoerd door het Faculteitsbestuur. 6/15
3. Het Faculteitsbestuur richt de Graduate School nader in en bepaalt welke personeelsleden binnen de Faculteit geheel of gedeeltelijk functioneren ten behoeve van de Graduate School. Paragraaf 5: de opleidingscommissie ARTIKEL 17 1. Het Faculteitsbestuur stelt voor de niveaus vallende onder artikel 12, eerste lid, onder a, artikel 12, eerste lid, onder b, artikel 12, eerste lid onder c en artikel 12, derde lid onder a, één gezamenlijke opleidingscommissie in. 2. De opleidingsommissie heeft tot taak het Faculteitsbestuur te adviseren over: a. het ontwerp, de inrichting en de herijking van het curriculum; b. de kwaliteitscriteria waaraan de opleidingen moeten voldoen, en de in samenhang daarmee door het Faculteitsbestuur op te stellen kwaliteitsplannen; c. adviseren over de onderwijs- en examenregelingen; d. de aan de jaarlijkse evaluatie van het curriculum en van onderdelen daarvan te verbinden conclusies; e. de monitoring van de onderwijsprogramma s; f. andere aangelegenheden die de opleiding betreffen. 3. De opleidingscommissie beoordeelt jaarlijks de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling. 4. De opleidingscommissie adviseert het Faculteitsbestuur op verzoek of uit eigen beweging. Het Faculteitsbestuur deelt de opleidingscommissie mede welke gevolgen het aan een advies van die commissie verbindt. ARTIKEL 18 1. De opleidingscommissie voor de opleiding archeologie bestaat uit minimaal 8 leden. 2. De opleidingscommissie bestaat waar het het stemrecht betreft- voor de helft uit studenten en voor de andere helft uit personeelsleden belast met de verzorging van het onderwijs van de opleiding. De leden worden door het Bestuur van de Faculteit benoemd. 3. De zittingstermijn van de studentleden van de opleidingscommissie bedraagt 1 jaar; voor de personeelsleden bedraagt deze termijn 3 jaar. ARTIKEL 19 De opleidingscommissie wijst voor de vergaderingen een voorzitter aan uit de personeelsleden van de commissie. ARTIKEL 20 1. De portefeuillehouder onderwijs voert structureel overleg met de opleidingscommissie over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs van de opleiding. 2. De portefeuillehouder onderwijs stelt de opleidingscommissie in de gelegenheid met hem overleg te voeren alvorens die commissie een advies of een beoordeling uitbrengt. 7/15
Paragraaf 6: Toelatingscommissie Master en Research Master Reglement van de Faculteit der Archeologie ARTIKEL 21 1. Er is een commissie van toelating voor de Master- en Researchmasteropleidingen. 2. De commissie is belast met het uitvoeren van de toelatingsprocedures voor de Masteren Researchmasteropleidingen. 3. Voor elke sectie worden de leden van de toelatingscommissie jaarlijks aangewezen door het Faculteitsbestuur uit het personeel belast met het onderwijs van zowel de desbetreffende sectie als van buiten de sectie. 4. De commissie wordt voorgezeten door de portefeuillehouder onderwijs of door een door de portefeuillehouder aangewezen vervanger. Paragraaf 7: De examencommissie ARTIKEL 22 Het Faculteitsbestuur benoemt jaarlijks de leden van de examencommissie van de desbetreffende opleiding uit het personeel belast met het onderwijs. De examencommissie heeft o.a. tot taak: het namens het faculteitsbestuur uitbrengen van een (bindend) studieadvies. ARTIKEL 23 Het Faculteitsbestuur kan besluiten voor interdisciplinaire bijvakprogramma s die naar hun aard niet behoren tot één opleiding of een groep van verwante opleidingen met een bestaande examencommissie een aparte examencommissie in te stellen. In het besluit ter zake legt het Faculteitsbestuur taken en werkterrein, de omvang en wijze van samenstelling van de commissie vast, alsmede de termijn waarvoor de leden van deze commissie benoemd worden. Paragraaf 8: het onderzoek ARTIKEL 24 Het onderzoek staat onder leiding van de portefeuillehouder onderzoek. ARTIKEL 25 1. De portefeuillehouder onderzoek is belast met de organisatie van het onderzoek binnen de Faculteit en is voor de kwaliteit van dat onderzoek verantwoordelijk. 2. De portefeuillehouder onderzoek stelt ter nadere regeling van het onderzoekprogramma van de Faculteit, bedoeld in WHW artikel 9.15, eerste lid onder c, jaarlijks het onderzoekprogramma van de Faculteit vast en neemt hierbij de richtlijnen voor de wetenschapsbeoefening, bedoeld in WHW artikel 9.15, eerste lid onder b, in acht. 8/15
3. De portefeuillehouder onderzoek doet in het Faculteitsbestuur voorstellen voor richtlijnen voor de wetenschapsbeoefening, bedoeld in WHW artikel 9.15, eerste lid onder b. ARTIKEL 26 1. Op voorstel van de portefeuillehouder onderzoek bepaalt het Faculteitsbestuur de aard en omvang van de bijdragen die aan de uitvoering van het onderzoekprogramma van de Faculteit door het Facultaire personeel moet worden geleverd. 2. De portefeuillehouder onderzoek verdeelt de onderzoekstaken over degenen die krachtens aanwijzingen als bedoeld in artikel 8 belast zijn met het Facultaire onderzoek. 3. De portefeuillehouder onderzoek heeft de verantwoordelijkheid inzake de toelating tot en de opleiding en begeleiding van promovendi in de Leiden University Graduate School of Archaeology en in onderzoekscholen. 4. De portefeuillehouder onderzoek kan aanwijzingen met betrekking tot het onderzoek geven aan degenen die tot de Facultaire gemeenschap behoren. ARTIKEL 27 De portefeuillehouder onderzoek is belast met de organisatie van het aandeel van de Faculteit in de desbetreffende interfacultaire en interuniversitaire onderzoekscholen. ARTIKEL 28 Ter voorbereiding van het meerjarenplan en het begrotingsplan van de Faculteit doet de portefeuillehouder onderzoek in het Faculteitsbestuur voorstellen bij de raming van de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van het onderzoekprogramma van de Faculteit. Paragraaf 9 : Adviescommissies en ad hoc commissies ARTIKEL 29 1. Het Faculteitsbestuur kan een adviescommissie instellen die tot taak heeft het Faculteitsbestuur te adviseren over aangelegenheden die de organisatie, het onderwijs of het onderzoek betreffen. 2. Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van het te onderzoeken onderwerp uit maximaal 6 leden, zij worden door het Faculteitsbestuur benoemd en ontslagen. 3. De leden worden benoemd voor de duur van de adviesperiode. 4. Het Faculteitsbestuur regelt bij de instelling in ieder geval de taak, de bevoegdheid, de wijze van rapporteren en de openbaarheid van de vergaderingen. ARTIKEL 30 De leden van een adviescommissie zijn tot geheimhouding verplicht met betrekking tot de inhoud van vertrouwelijke vergaderstukken en van hetgeen hun in een niet openbare vergadering ter kennis komt, tenzij de desbetreffende adviescommissie besluit de geheimhouding op te heffen. Gelijke verplichting rust ook op de personen, die uit anderen hoofde de beraadslagingen bijwonen. 9/15
Paragraaf 10 : de ondersteunende diensten ARTIKEL 31 Voor de ondersteuning van bestuur, onderwijs en onderzoek kent de Faculteit een aantal ondersteunende diensten, waaronder in ieder geval het Faculteitsbureau (inclusief het onderwijssecretariaat). ARTIKEL 32 Het Faculteitsbureau Het Faculteitsbureau staat onder leiding van het bestuur van de Faculteit. Een ambtelijk secretaris is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. Paragraaf 11: planning en controle ARTIKEL 33 1. Mede ter voorbereiding van het Universitaire instellingsplan stelt het Faculteitsbestuur om het andere jaar een meerjarenplan vast. 2. Het plan behelst met betrekking tot de periode van vier jaar, aansluitend aan het eerstkomend begrotingsjaar, in ieder geval: a. de voornemens met betrekking tot de onderscheiden Facultaire taken; b. een meerjarenraming van de Facultaire middelen; c. een leerstoelenplan. 3. Het leerstoelenplan, als bedoeld in het tweede lid onder c, behoeft de goedkeuring van het College van Bestuur. ARTIKEL 34 1. Het Faculteitsbestuur stelt jaarlijks op basis van het meerjarenplan een meerjarig begrotingsplan vast met inachtneming van de richtlijnen van het College van Bestuur. 2. In het begrotingsplan worden afzonderlijke bedragen geraamd voor de opleidingen en het onderzoek. HOOFDSTUK 3 : MEDEZEGGENSCHAP Paragraaf 1: de inrichting van de Faculteitsraad ARTIKEL 35 1. De Faculteitsraad bestaat uit 6 leden, waarvan de helft wordt gekozen door en uit het personeel van de Faculteit en de helft door en uit de studenten van de Faculteit. 2. De leden van de raad worden gekozen krachtens het door het College van Bestuur vastgestelde kiesreglement Faculteits- en dienstraden en volgens het in dat reglement neergelegde personenstelsel. 10/15
ARTIKEL 36 De zitting van de Faculteitsraad vangt aan op 1 september en eindigt op 31 augustus. ARTIKEL 37 1. De studentleden worden gekozen voor de termijn van één zitting, de personeelsleden voor een termijn van twee zittingen. 2. Voor leden die een tussentijds opengevallen plaats innemen, worden die termijnen verminderd met de zittingsduur die het lid dat zij vervangen, had voltooid. 3. Zolang na afloop van een zitting nog geen uitslag van nieuwe verkiezingen onaantastbaar is geworden, behouden de aftredende leden in afwachting daarvan hun lidmaatschap. 4. Aftredende leden zijn terstond herkiesbaar. 5. Indien in het jaar waarin geen reguliere verkiezingen voor de personeelsleden van de Faculteitsraad worden gehouden, ten minste één maand voor de peildatum, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het kiesreglement, wegens het ontbreken van voldoende kandidaten één of meer zetels in de Faculteitsraad vacant zijn geworden, worden er voor die vacante zetels tussentijdse verkiezingen gehouden. Deze leden worden gekozen voor één zitting. 6. Indien tussentijdse verkiezingen, als bedoeld in het vijfde lid, hebben plaatsgevonden, wordt bij de vervulling van vacatures in de Faculteitsraad, als bedoeld in artikel 47 van het kiesreglement, eerst uitgegaan van het proces-verbaal, waarbij de uitslag van de reguliere verkiezingen is vastgesteld en, voor zover op basis van dit proces-verbaal niet in de vacature kan worden voorzien, van het proces-verbaal, waarbij de uitslag van de tussentijdse verkiezing is vastgesteld. ARTIKEL 38 1. Het Faculteitsbestuur ziet erop toe dat de leden van de Faculteitsraad, die behoren tot de personeelsgeleding, door de eenheden waartoe zij behoren in de gelegenheid worden gesteld om het lidmaatschap van de Faculteitsraad naar behoren uit te oefenen. 2. Het Faculteitsbestuur ziet erop toe dat over het gestelde in lid 1 schriftelijk vast te leggen- afspraken worden gemaakt tussen de individuele raadsleden en hun onderscheiden leidinggevenden, 3. Het Faculteitsbestuur mandateert de zorg voor de nodige administratieve en secretariële ondersteuning van de raad aan de ambtelijk secretaris. 4. De leden van de raad worden in de gelegenheid gesteld om scholing te ontvangen die zij redelijkerwijs voor de vervulling van hun taken nodig hebben. De personeelsleden van de raad worden in de gelegenheid gesteld deze scholing in werktijd met behoud van salaris te volgen. 5. De kosten die de Faculteitsraad moet maken komen ten laste van de Faculteit. De raad dient daartoe jaarlijks een begroting in bij het Faculteitsbestuur. ARTIKEL 39 De Faculteitsraad kiest uit haar midden een voorzitter. 11/15
ARTIKEL 40 Het Faculteitsbestuur draagt er zorg voor dat de leden van de raad niet uit hoofde van hun raadslidmaatschap worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de Faculteit. Een zelfde plicht geldt ten aanzien van de kandidaat-leden en de voormalige leden van de raad. Paragraaf 2: taken en bevoegdheden van de Faculteitsraad ARTIKEL 41 1. De raad wordt ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als het Faculteitsbestuur of een geleding van de raad daarom verzoekt, bijeen geroepen ter bespreking van de algemene gang van zaken in de Faculteit met het Faculteitsbestuur. 2. Het overleg tussen het Faculteitsbestuur en de raad, bedoeld in het eerste lid, wordt voorgezeten door de decaan. 3. De ambtelijk secretaris van de Faculteit treedt op als secretaris van de overlegvergadering. 4. De agenda van de overlegvergadering bevat aangelegenheden die door het Faculteitsbestuur, de Faculteitsraad, de personeels- of studentengeleding bij de ambtelijk secretaris vóór het overleg zijn aangemeld. 5. Een overlegvergadering wordt door de voorzitter geschorst, wanneer het Faculteitsbestuur of de Faculteitsraad ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid afzonderlijk beraad wenselijk acht. ARTIKEL 42 1. De raad is bevoegd over alle aangelegenheden, waarin de decaan dan wel het Faculteitsbestuur bevoegd is een besluit te nemen, voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. 2. Het Faculteitsbestuur brengt binnen zes weken een met redenen omklede reactie uit op een voorstel, als bedoeld in het eerste lid. Het stelt de raad tevoren in de gelegenheid met hem te overleggen. ARTIKEL 43 1. Het Faculteitsbestuur verstrekt de raad tijdig en desgevraagd - indien mogelijk - schriftelijk de inlichtingen over de gang van zaken in de Faculteit welke de raad behoeft voor de vervulling van zijn taak. 2. De raad ontvangt ten minste eenmaal per jaar inlichtingen over: a. de organisatie van de Faculteit; b. de hoofdpunten van het vastgestelde Facultaire beleid; c. het in het afgelopen jaar gevoerde beleid; d. externe adviesopdrachten; e. de ontwikkelingen van de personele bezetting. 12/15
ARTIKEL 44 Het Faculteitsbestuur behoeft de voorafgaande instemming van de raad voor elk besluit tot vaststelling of wijziging van: a. het meerjarenplan, bedoeld in artikel 33 van dit reglement; b. de nadere regeling van en het beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg in de Faculteit c. het Faculteitsreglement; d. de onderwijs- en examenregeling van elke opleiding binnen de Faculteit met uitzondering van die zaken die onder de verantwoordelijkheid van de opleidingscommissie vallen; e. de regeling van de onderwerpen, aangewezen in het reglement voor de Universiteitsraad. ARTIKEL 45 Het Faculteitsbestuur wint tijdig het advies van de raad in alvorens een besluit te nemen over: a. het Facultair begrotingsplan, bedoeld in artikel 34 van dit reglement; b. een reorganisatie van de Faculteit; c. structurele samenwerking met partners buiten de Faculteit. ARTIKEL 46 1. De raad bevordert naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg in de Faculteit. 2. De raad waakt in de Faculteit tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen. 3. De raad ziet toe op goede arbeidsomstandigheden en personele verhoudingen. Paragraaf 3: taken en bevoegdheden van de personeelsgeleding in de Faculteitsraad ARTIKEL 47 Het Faculteitsbestuur stelt de personeelsgeleding van de raad tijdig in de gelegenheid advies uit te brengen en met hem te overleggen over door hem voorgenomen maatregelen met betrekking tot: a. de wijze waarop de arbeids- en dienstvoorwaarden bij de Faculteit worden toegepast; b. de wijze waarop het algemeen personeelsbeleid bij de Faculteit wordt uitgevoerd; c. de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid binnen de Faculteit; d. de organisatie en werkwijze binnen de Faculteit; e. de technische en economische dienstuitvoering binnen de Faculteit. 13/15
ARTIKEL 48 Het Faculteitsbestuur behoeft de voorafgaande instemming van de personeelsgeleding van de raad voor elke door hem of de decaan voorgenomen maatregel, waarover de personeelsgeleding hem advies, als bedoeld in artikel 47, heeft uitgebracht. ARTIKEL 49 De personeelsgeleding van de raad kan het Faculteitsbestuur voorstellen doen met betrekking tot aangelegenheden op de terreinen, genoemd in artikel 47. De decaan brengt binnen vier weken een met redenen omklede reactie uit. Het stelt de personeelsgeleding tevoren in de gelegenheid met hem te overleggen. ARTIKEL 50 Met inachtneming van het bepaalde in dit Reglement stelt de Faculteitsraad een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. HOOFDSTUK 4: OVERIGE BEPALINGEN Paragraaf 1: het collectief klachtrecht studenten ARTIKEL 51 1. Het recht van beklag kan worden uitgeoefend ter zake van het al dan niet of niet volledig dan wel in onvoldoende mate nakomen van de verplichtingen die de Universiteit heeft om de bij haar ingeschreven studenten in staat te stellen hun studie ongestoord te doen verlopen. 2. Het recht van beklag kan worden uitgeoefend door een aantal studenten dat dezelfde opleiding volgt en gezamenlijk ten minste 10% uitmaakt van alle bij die opleiding ingeschreven studenten. ARTIKEL 52 Het beklag wordt schriftelijk ingediend bij het Faculteitsbestuur van de Faculteit. Het bevat een duidelijke omschrijving van hetgeen waartegen de bezwaren zich richten en van de bezwaren zelf alsmede van hetgeen naar het oordeel van de indieners gedaan moet worden om de bezwaren weg te nemen. ARTIKEL 53 1. Het Faculteitsbestuur bevestigt binnen zeven werkdagen de ontvangst van het beklag en stelt de indieners in de gelegenheid om binnen een door hem te bepalen termijn een toelichting op het beklag te geven. 2. Binnen zes weken nadat de indieners het beklag hebben toegelicht of hebben bericht af te zien van een toelichting deelt het Faculteitsbestuur hun gemotiveerd schriftelijk mee of het beklag hem aanleiding heeft gegeven maatregelen te treffen, en zo ja, welke maatregelen dat zijn. 14/15
ARTIKEL 54 Indien het beklag betreft aangelegenheden betreffende de studie die niet tot de bevoegdheid van het Faculteitsbestuur behoren, zendt het Faculteitsbestuur het beklag door aan het betrokken orgaan met het verzoek hem gemotiveerd mee te delen of het beklag het orgaan aanleiding geeft maatregelen te nemen en zo ja welke maatregelen dat zijn. Artikel 53 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat het Faculteitsbestuur de termijn van zes weken met ten hoogste drie weken kan verlengen. Paragraaf 2: Slot- en overgangsbepalingen ARTIKEL 55 a. Tot en met 31 augustus 2010 omvat de Faculteit der Archeologie tevens de opleiding leidend tot het doctoraal examen Archeologie. b. De opleidingscommissie, genoemd in artikel 19, is mede ingesteld voor de overeenkomstige opleiding bedoeld in 12.3.a. ARTIKEL 56 Bij verschil van mening over de interpretatie van één of meer artikelen van dit reglement beslist het Faculteitsbestuur. ARTIKEL 57 Het Faculteitsbestuur en/of de Faculteitsraad kunnen het initiatief nemen om een evaluatie van het reglement te doen plaatsvinden. De conclusies die aan de evaluatie verbonden worden, kunnen leiden tot het wijzigen van het reglement. ARTIKEL 58 Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag waarop de goedkeuring door het College van Bestuur ter kennis van het Faculteitsbestuur is gebracht. ARTIKEL 59 Dit reglement kan worden aangehaald als het "Reglement van de Faculteit der Archeologie". ARTIKEL 60 M.b.t. alle in dit reglement genoemde commissies en bestuursorganen, met uitzondering van de Faculteitsraad geldt: herbenoeming is éénmaal mogelijk/de maximale zittingsduur betreft 2 aaneengesloten termijnen. Zoals laatstelijk gewijzigd door het Faculteitsbestuur op 10 oktober 2008 en goedgekeurd door het College van Bestuur op 14 oktober 2008. Zoals laatstelijk gewijzigd door het Faculteitsbestuur op 31 oktober 2008 en goedgekeurd door het College van Bestuur op 18 november 2008. 15/15