Minimale installatie-eisen bij renovatie

Vergelijkbare documenten
Installatie-eisen: Voorbeeld: verwarming en sanitair warm water

Verwarming en sanitair warm water

[MINIMALE INSTALLATIE-EISEN BIJ

Installatie-eisen bij renovatie. - Energieprestatie-eisen voor technische bouwsystemen in bestaande gebouwen in Vlaanderen -

Installatie-eisen bij renovatie: FAQ s. Inhoudstafel

Installatie eisen bij renovatie

Meer info:

Bijlage XII: Systeemeisen

Toelichtingsdocument installatie-eisen bij renovatie

Bijlage XII: Systeemeisen

Inhoud. Warmtepompen in EPB-software. Warmtepompplatform Symposium. EPB-software E-peil Warmtepomp E-peil. SPF in EPB EPB-voorbeeld Besluit

EPB platform. Externe warmtelevering. Installatie eisen bij renovatie

Minimale eisen voor het vernieuwen van installaties in bestaande gebouwen vanaf 2015

Software Aard van werken

Bijlage 5 Testomstandigheden voor bepaling van de COP test en aanvullende bepalingen voor berekening van de SPF voor warmtepompen

Installatie-eisen bij renovatie

Inhoud. 1 Inleiding. Bijlage 8

Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

VR DOC.0907/2BIS

Invoer van warmtepompen voor ruimteverwarming op basis van ecodesigngegevens

Belgisch Staatsblad dd MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2017/32218]

EPB-aangifte. EPW-formulier. Woning G-2009/184/EP05153/M843/D01/SD001. Ontvangstdatum: 25/02/2010 EPB-sofware versie

Installatie-eisen: praktisch voorbeeld van een niet-residentieel gebouw

«EPW 1» EN «EPN 2»-BEREKENINGSMETHODES GEWIJZIGD VANAF 1 JANUARI 2018

Robur "K18 serie. Geldig van tot

EPB-aangifte. EPW-formulier. Woning G-2009_4806/EP02565/A001/D01/SD001. Dossiernaam: V120 Babalola - Vervenne

BESLUIT VAN 21 FEBRUARI 2013: GEWIJZIGDE BEREKENINGSMETHODE VANAF 1 JANUARI 2014

Individuele uitzonderingsaanvraag bij vervangen van ketel : berekening terugverdientijd

Veelgestelde vraag over moduleerbaarheid en de preferente fractie in EPW

EPB kenwaarden. Warmtepomp SPLIT Lucht/Water (met weerstand)

Ruimteverwarming EPU: van netto energiebehoefte naar primair verbruik

EPB STAVINGSCERTIFICAAT

energieprestatiecertificaat

Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

Bepaling van het thermisch rendement van een warmteterugwinapparaat

Ruimteverwarming. 1 Inleiding Energieverbruik ruimteverwarming Centrale verwarming Decentralisatie... 4

energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie

Bijkomende specificaties voor de technische installaties en de hygiënische ventilatie bij ingrijpende energetische renovaties

DE EFFICIËNTE EN MILIEUVRIENDELIJKE OPLOSSING VOOR DE PRODUCTIE VAN SANITAIR WARM WATER

EPB-aangifte. EPW-formulier. Appartement 5de en 6de verdieping G-2011_48151/EP14486/A001/D06/SD001

Belgisch Staatsblad dd

VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie

Afstellen van verwarmingsinstallaties. Paul De Schepper

Ruimteverwarming EPW: van netto energiebehoefte naar primair verbruik

Robur "Pro/E³ series. Geldig van tot

Comfort en gerustheid. Warmte is ons element. Warmtepompen Glycolwater/water Vermogenbereik : 6 tot 17 kw. Logatherm WPS/WPS K. [ Lucht ] [ Water ]

combimix een innovatief regelsysteem voor uw vloerverwarming

EPB-aangifte. EPW-formulier. Appartement G-RO2013/0406/EP02967/A629/D01/SD008. Ontvangstdatum: 10/03/2016 EPBSoftware versie

Verwarming en ventilatie

INSPECTIEPROTOCOL. Inhoudelijke wijzigingen t.a.v. versie 01/07/2017

Passiefhuis-Platform vzw De REFLEX voor energiebewust bouwen

EPB-software 3G Bugs in de versie 9.0.0

LANGETERMIJNDOELSTELLING SIMULATIES EN ANALYSE

EPB voorontwerp. Bouwen van een industrieloods en een elektriciteitscabine. Industrieweg Noord Opglabbeek

Warmtepompen CONCEPTFICHE 5: Inleiding

GASGESTOOKTE LUCHTVERHITTERS BLONDEAU INDUSTRIAL HEATING

SANISTAGE. warmtepompboilers A +

Verplicht minimumaandeel hernieuwbare energie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87, 1;

Ontwerp van decreet ( ) Nr februari 2014 ( ) stuk ingediend op

OPLEIDING DUURZAME GEBOUWEN

EPB in Vlaanderen en hoe te gebruiken als verkoopstool

Itho Daalderop Hybride lucht/water warmtepompen. product-

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp

Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling

Séminaire Bâtiment Durable

Sanistage. warmtepompboiler voor sanitair warm water

Hulpenergie in de EPW

Verwarming & Sanitair DuraHome warmtepompen

Centrale stookplaatsen

LANGETERMIJNDOELSTELLING SIMULATIES EN ANALYSE

Ruimteverwarming met warmtepompen:

EPB-eisen voor ingrijpende energetische renovaties vanaf 2015

energieprestatiecertificaat

STIEBEL ELTRON zit vol energie.

bestaand gebouw met woonfunctie

Hulpenergie in de EPW

Recycle je warmte. De Eneco WarmteWinner

Stookplaatsrenovatie. Wat schrijft de EPB Verwarming voor op het vlak van de regeling? Seminarie Duurzame Gebouwen. 7 december 2018.

Infosessies voor energiedeskundigen type A. januari/februari 2011

Wat brengt de toekomst? Nieuwe EPB-eisen voor woningrenovaties vanaf 2015

Itho Daalderop Hybride lucht / water warmtepompen. product- informatie Prodinfo-Luchtwarmtepompen.indd :17

energieprestatiecertificaat

Vanderhaeghen Christophe. Airco-energiedeskundige. Energieaudit. Facilitair management. Opstellen Staat van bevinding.

DE WERKING VAN DE WARMTEPOMP

Verwarmingsoplossingen in appartementsbouw

EPB-software 3G nieuwe versie 6.5.0

DAIKIN-INTERGAS HYBRIDE WARMTEPOMP DAIKIN-INTERGAS HYBRIDE WARMTEPOMP

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/1/2015

Aangifteplichtige : WoninGent. Ligging : Louis Schuermansstraat 4, Sint-Amandsberg. App 2.4 Resultaat : K-peil : geen (*) E-peil : geen (*)

energieprestatiecertificaat

Coolwex. warmtepompboiler voor sanitair warm water. durable water heater

Sanitaire warmtepompen

"EPW 1 "-BEREKENINGSMETHODE GEWIJZIGD VANAF 1 JULI 2017

Invulinstructie Energie Prestatie Gebouwen (EPG) Scholen Concept Klimaatgroep Holland, type CP oktober 2016

energieprestatiecertificaat

EPB-reglementering voor verwarming

Inleiding. Jaga Verwarming. Jaga Ventilatie. Case in EPB

Transcriptie:

1 De cursist is steeds volledig verantwoordelijk voor het in acht nemen van de gebruikelijke veiligheidsvoorschriften die met deze cursus verband houden. De cursist ontheft Thomas More Kempen vzw van elke aansprakelijkheid voor directe en indirecte schade aan zichzelf of een derde, voortvloeiend uit of verband houdend met het niet correct of onvolledig naleven van de gebruikelijke veiligheidsvoorschriften of het niet of foutief gebruiken van de aangewezen of voorgeschreven materialen, procédés of technieken. Inhoud 1 Wanneer zijn de installatie-eisen bij renovatie van toepassing? 4 2 Wat zijn de eisen en voor welke installaties gelden ze? 6 2.1 Centrale verwarming 6 2.1.1 Ketels op gasvormige en vloeibare brandstof 6 2.1.2 Rekenvoorbeeld 1 : CV-ketel 9 2.1.3 Rekenvoorbeeld 2 : CV-ketel / groot vermogen 10 2.1.4 Elektrische warmtepompen 11 2.1.5 Rekenvoorbeeld 3 : elektrische warmtepomp 14 2.1.6 Rekenvoorbeeld 4 : elektrische warmtepomp bodem / water 15 2.1.7 Rekenvoorbeeld 5 : warmtepomp gebruik makend van afvoerlucht ventilatie 17 2.2 Directe elektrische verwarming 19 2.3 Sanitair warm water 20 2.3.1 Elektrische doorstroomtoestellen en boilers 20 2.3.2 Circulatieleidingen 21 2.4 Koeling 21 2.4.1 Rekenvoorbeeld 6 : ijswatermachine 22 2.5 Energieprestatie van ventilatiesystemen 23 2.5.1 Inregelrapport 24 2.5.2 Luchtdichtheid kanalen 25 2.5.3 Luchtdichtheid toestellen 26 2.5.4 Rekenvoorbeeld 7 : ventilatie 27 2.6 Verlichting 27 2.7 Energieverbruikmeters 29 2.8 Bepaling van de isolatie van leidingen en kanalen 31 2.8.1 Rekenvoorbeeld 8 : isolatie van een circulatieleiding 34 3 Werking software 38 3.1 Ingave ruimteverwarming 39 3.2 Ingave ventilatiesysteem 41 3.3 Ingave sanitair warm watersysteem 43 3.4 Ingave koelsysteem 44 3.5 Ingave leidingisolatie 45 3.6 Ingave verlichting (enkel bij niet-residentiële gebouwen) 47 3.7 Ingave energieverbruikmeters 48

2 4 Praktisch voorbeeld residentiële woning 49 4.1 Plannen 49 4.2 Algemeenheden 53 4.3 Installaties 53 4.3.1 Verwarming 53 4.3.2 Ventilatie 55 4.4 Resultaten 56 5 Praktisch voorbeeld niet-residentiële woning 59 5.1 Beschrijving 59 5.2 Technische installaties 59 5.2.1 Verwarming 59 5.2.2 Ijswatermachine kantoren 62 5.2.3 Ventilatiegroep 65 5.2.4 Verlichting 67 5.2.5 Isolatie van leidingen 68 6 Voorbeeld boetebepaling 69 6.1 Rekenvoorbeeld 1 : ketels op gasvormige en vloeibare brandstoffen 70 6.2 Rekenvoorbeeld 2 : energieverbruiksmeters 71 6.3 Rekenvoorbeeld 3 : energieverbruiksmeters 73 6.4 Rekenvoorbeeld 4 : elektrische warmtepompen 74 6.5 Rekenvoorbeeld 5 : warmtepomp werkend op ventilatielucht 76 6.6 Rekenvoorbeeld 6 : ijswatermachine 77 6.7 Rekenvoorbeeld 7 : verlichting 78 6.8 Rekenvoorbeeld 8 : isolatie van een circulatieleiding 80 6.9 Rekenvoorbeeld 9 : directe elektrische verwarming 81 6.10 Rekenvoorbeeld 10 : elektrische doorstroomtoestellen en boilers 82 6.11 Rekenvoorbeeld 11 : energieprestatie van ventilatiesystemen 84

3 symbool verklaring eenheid η inst installatierendement - f NCV/GCV vermenigvuldigingsfactor gelijk aan de verhouding van de onderste tot de bovenste verbrandingswaarde van de gebruikte brandstof, ontleend aan bijlage F van bijlage V η 30% deellastrendement bij een belasting van 30 % - θ 30% ketelinlaattemperatuur waarbij het 30 %-deellastrendement bepaald is C θ ave,boiler seizoensgemiddelde ketelwatertemperatuur = 6.4 + 0.63 x θ return,design C θ return,design ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem C f loc correctieterm voor de plaats van het toestel - f reg,burn correctieterm voor de regeling die de ketel warm houdt tussen twee branderbeurten - f insulation correctieterm voor de leidingisolatie - f reg correctieterm voor de regeling van normaal regime - f hyd correctieterm voor het hydraulisch inregelrapport voor warmteproductie-installaties groter dan 400 kw - SPF seizoensprestatiefactor - f θ,heat heat een correctiefactor voor het verschil tussen de ontwerpvertrektemperatuur naar het systeem - van warmteafgifte (of desgevallend warmteopslag) en de uitlaattemperatuur van de condensor in de test volgens NBN EN 14511, in geval van warmtetransport met water f θ een correctiefactor voor het verschil in temperatuursvariatie van enerzijds het warmteafgiftesysteem - bij ontwerpomstandigheden (of desgevallend warmteopslag) en van anderzijds het water over de condensor onder testomstandigheden volgens NBN EN 14511, in geval van warmtetransport met water f ῃpumps een correctiefactor voor het energieverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper - f AHU een correctiefactor voor het verschil in luchtdebiet bij ontwerp en het luchtdebiet bij de test volgens - NBN EN 14511. f AHU komt enkel tussen bij de warmtepompen op ventilatielucht COP test de prestatiecoëfficiënt (coefficient of performance) van de warmtepomp bepaald volgens NBN EN 14511 - installatierendement van de koelinstallatie - EER test energie-efficiëntieverhouding bepaald bij de 'standard rating conditions' zoals vastgelegd in deel 2 - van de norm NBN EN 14511 f pl correctiefactor die rekening houdt met het gedrag van de koelmachine bij deellast - η test testrendement van de warmteterugwinning bepaald volgens bijlage G van het wijzigingsbesluit van % 20 mei 2011 f at, AHU correctiefactor voor de luchtdichtheid van het toestel - f at, duct correctiefactor voor de luchtdichtheid van de kanalen - f insul, duct correctiefactor voor de isolatie van de kanalen - f ae correctiefactor voor de aerolische inregeling - f reg,vent correctiefactor voor de snelheidsregeling van de ventilatoren - w equiv equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen W w equiv, max het maximaal equivalent geïnstalleerd vermogen W w specifiek geïnstalleerd vermogen W f pers correctiefactor voor aanwezigheidsdetectie - f day correctiefactor voor daglichtsturing - f dim correctiefactor voor dimmen (andere dan daglichtafhankelijk dimmen) - η inst, eis in de -aangifte vermelde waarde van het installatierendement - η inst,aangifte minimaal vereiste waarde van het installatierendement - -

Voor situatie 3 kan het aangewezen zijn om een individuele afwijking / vrijstelling aan te vragen. Als een radiator wordt toegevoegd aan een bestaande verwarmingsinstallatie, dan wordt de installatie als verversie november 2014 4 Voor werkzaamheden aan bestaande gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf 1 januari 2015, gelden nieuwe eisen voor de installaties. Die nieuwe eisen krijgen als roepnaam installatieeisen bij renovatie. De installatie-eisen bij renovatie zullen gelden voor nieuw geplaatste, vernieuwde of vervangen installaties bij renovaties en functiewijzigingen in bestaande gebouwen. De installatie-eisen bij renovatie volgen uit de Europese Richtlijn D 2010/31/EU en zijn in Vlaanderen opgenomen in de energieprestatieregelgeving (= -regelgeving). De eisen hebben betrekking op de energieprestatie van de installaties. Het doel is om het plaatsen van slecht presterende installaties te ontmoedigen en zo een besparing op energie en CO 2 -uitstoot te realiseren in het bestaande gebouwenpark. 1 Wanneer zijn de installatie-eisen bij renovatie van toepassing? De installatie-eisen bij renovatie gelden voor renovaties en functiewijzingen met een melding of aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning vanaf 1 januari 2015. Kleine uitbreidingen (< 800 m 3 en zonder wooneenheden) vallen ook onder die renovaties. De eisen zijn niet van toepassing op nieuwbouw. Voor nieuwbouw geldt immers al een eis op het E-peil, waarin de prestatie van installaties wordt gevalideerd. De eisen zijn enkel van toepassing op installaties die worden vernieuwd, vervangen of nieuw geplaatst. De installatie-eisen bij renovatie gelden dus niet voor installaties waaraan geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Het verplaatsen of het uitbreiden van een bestaande installatie wordt beschouwd als het vernieuwen van de installatie. Enkel het tijdelijk demonteren en opnieuw plaatsen van dezelfde installatie op exact dezelfde plaats, wordt niet beschouwd als vernieuwing. De uitzonderingsmogelijkheden en vrijstellingen die al in de -regelgeving bestaan, zijn ook van toepassing op de installatie-eisen bij renovatie. Dat houdt o.a. in dat de eisen niet van toepassing zijn voor projecten met stedenbouwkundige vergunningen met een eenvoudige dossiersamenstelling (= projecten waar bij de indiening van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning voor een gebouw met beschermd volume kleiner dan 3.000 m 3 de tussenkomst van een architect niet vereist is). Het is mogelijk om volgens de bestaande procedures een afwijking of vrijstelling aan te vragen voor individuele projecten waarvoor het technisch, economisch of functioneel niet haalbaar is om aan de eisen te voldoen. Voorbeeld Een bestaande woning wordt verbouwd. De medewerking van een architect is vereist en de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2015. Situatie 1 : tijdens de werken worden er geen wijzigingen aangebracht aan de technische installaties. De installatie-eisen zijn niet van toepassing. Situatie 2 : tijdens de werken wordt de gehele verwarmingsinstallatie vernieuwd. De installatie-eisen voor de verwarming zijn van toepassing. Situatie 3 : tijdens de werken wordt een radiator bij geplaatst. De installatie-eisen voor de verwarming zijn van toepassing.

5 nieuwd beschouwd en dus zijn de installatie-eisen bij renovatie van toepassing. De invloed van de nieuwe radiator met bijhorend leidingwerk op het rendement van de gehele installatie zal doorgaans te klein zijn om aan de eisen te kunnen voldoen. Dat kan aanleiding geven tot een afwijking van de eisen. Procedure uitzondering : Voor bestaande en nieuwe gebouwen waarvoor het voldoen aan de -eisen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is, is het mogelijk om een vrijstelling of afwijking aan te vragen voor een of meerdere van de -eisen. Bij nieuwbouw is een vrijstelling van het E-peil niet mogelijk. U kan een aanvraag tot vrijstelling via aangetekend schrijven richten aan het Vlaams Energieagentschap. Voor dossiers met stedenbouwkundige aanvraag of melding na 1/1/2014 moet u de uitzondering aanvragen binnen de 9 maanden na het aanvragen van de vergunning en vòòr de start van de werken. Het tijdig indienen van dit dossier is uiterst belangrijk : later ingediende aanvragen zijn niet ontvankelijk. Het dossier moet de plannen, de ligging, de gegevens van de bouwheer en een bewijsstuk van de aanvraagdatum van de vergunning bevatten. Daarnaast moet het dossier een onderbouwing van de technische, functionele of economische onhaalbaarheid van de -eisen waarvoor men een vrijstelling of afwijkt aanvraagt, bevatten. Economische onhaalbaarheid moet gestaafd worden met een kostprijsinschatting om wel aan de -eisen te voldoen, de totale kostprijs van het project en de reden van de onhaalbaarheid van die kosten. De reden van de onhaalbaarheid moet gebouw-gebonden zijn. Er kan bijvoorbeeld geen rekening gehouden worden met de financiële situatie van de bouwheer. Meer informatie over de uitzonderingsmaatregelen vindt u op : http://www.energiesparen.be/epb/uitzonderingen

6 2 Wat zijn de eisen en voor welke installaties gelden ze? Er zijn eisen aan de installaties voor verwarming, sanitair warm water, koeling, ventilatie en verlichting (enkel niet-residentiële gebouwen). Daarnaast wordt het plaatsen van energieverbruiksmeters verplicht voor grote installaties. De eisen zijn vastgelegd in Bijlage XII, een nieuwe bijlage bij het Energiebesluit. Deze bijlage kunt u terugvinden op : http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/bijlagexii.pdf Deze tekst bestaat uit letterlijke citaten uit deze nieuwe bijlage aangevuld met enkele voorbeelden en praktische info. 2.1 Centrale verwarming 2.1.1 Ketels op gasvormige en vloeibare brandstof De installatie moet minstens een installatierendement hebben van 84 %, bepaald ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde (Hs). Bij de bepaling van het installatierendement wordt rekening gehouden met volgende factoren : het deellastrendement van de ketel bij een belasting van 30 % ; de verhouding van de onderste tot de bovenste verbrandingswaarde van de brandstof ; de ketelinlaattemperatuur waarbij het 30 %-deellastrendement bepaald is ; de seizoensgemiddelde ketelwatertemperatuur ; ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem ; de plaats van de ketel ; de regeling van de brander ; de isolatie van de leidingen ; de regeling van de installatie ; de hydraulische inregeling bij grote installaties. Omdat het voor sommige specifieke situaties technisch niet haalbaar is om een niet-condenserende ketel te vervangen door een condenserende, kunt u ook aan de eis voldoen met een niet-condenserende ketel. Dat vraagt dan wel een performante niet-condenserende ketel en een extra inspanning op het vlak van de andere factoren (zoals bijvoorbeeld leidingisolatie). In een verwarmingsketel wordt water, door verbranding van een brandstof, opgewarmd tot een hoge temperatuur. Hierbij treden verliezen op door een onvolledige verbranding van de brandstof, door de warmte die door geleiding verloren gaat via de ketelmantel en door de warmte die via de hete rookgassen ontsnapt langs de schoorsteen. Deze verliezen, die kenmerkend zijn voor elke verwarmingsketel, worden via een test bepaald en uitgedrukt door het deellastrendement van de ketel. In het kader van de -regelgeving wordt aan het deellastrendement geen specifieke minimale eis gekoppeld. Deze heeft echter wel een belangrijke invloed op het berekende E-peil. Het deellastrendement is uitgedrukt t.o.v. de onderste verbrandingswaarde en is een productgegeven dat wordt bepaald door een onafhankelijk testlaboratorium en dit volgens Europese testnormen. Dit deellastrendement kan je dan ook terugvinden in de technische documentatie van de ketelfabrikant. Het deellastrendement wordt heel vaak bij een temperatuur van 30 C gegeven.

7 In de warmtewisselaar van een condenserende ketel worden de rookgassen door het retourwater uit het afgiftesysteem zodanig afgekoeld dat de in de rookgassen aanwezige waterdamp gedeeltelijk condenseert. Bij dit condensatieproces wordt latente warmte uit de rookgassen teruggewonnen en zorgen de lagere rookgastemperaturen bovendien voor minder warmteverlies via de schoorsteen, wat resulteert in een hoger deellastrendement. Er dient echter voldoende aandacht geschonken te worden aan de ontwerpretourwatertemperatuur uit het afgiftesysteem. Deze moet immers laag genoeg zijn om zoveel mogelijk waterdamp te laten condenseren in de rookgassen. Deze retourwatertemperatuur wordt door de ontwerper van de installatie gekozen. Indien deze niet gekend is kunnen volgende waarden gebruikt worden : 45 C voor oppervlakteverwarmingssystemen (vloer-, muur- of plafondverwarming) 70 C voor alle andere warmteafgiftesystemen Het minimale installatierendement voor ruimteverwarming bedraagt 84 %, bepaald ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde (Hs). ƞ inst = f NCV/GCV. ƞ 30 % f IOC f reg,burn f insulation f`reg f hyd 0,84 of in het geval van een condenserende ketel : ƞ inst = f NCV/GCV. [ƞ 30 % + 0,003(θ 30 % θ ave,boiler )] f IOC f reg,burn f insulation f`reg f hyd 0,84 met : η inst = installatierendement ; f NCV/GCV = vermenigvuldigingsfactor gelijk aan de verhouding van de onderste tot de bovenste verbrandingswaarde van de gebruikte brandstof, ontleend aan bijlage F van bijlage V ; η 30 % = deellastrendement bij een belasting van 30 % ; θ 30 % = ketelinlaattemperatuur waarbij het 30 %-deellastrendement bepaald is in C ; θ ave,boiler = seizoensgemiddelde ketelwatertemperatuur in C = 6,4 + 0,63 x θ return,design ; θ return,design = ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem in C. De waarde bij ontstentenis voor de ontwerpretourtemperatuur is 45 C voor oppervlakteverwarmingssystemen (vloer-, muur- of plafondverwarming) en 70 C voor alle andere warmteafgiftesystemen. Als in één energiesector beide types systemen voorkomen, moet het systeem met de hoogste ontwerpretourtemperatuur worden beschouwd. Betere waarden kunnen worden ingebracht overeenkomstig vooraf door de minister erkende regels ; f loc = correctieterm voor de plaats van het toestel ; f reg,burn = correctieterm voor de regeling die de ketel warm houdt tussen twee branderbeurten ; f insulation = correctieterm voor de leidingisolatie ; f reg = correctieterm voor de regeling van normaal regime ; f hyd = correctieterm voor het hydraulisch inregelrapport voor warmteproductie-installaties groter dan 400 kw. Correctieterm f NCV/GCV Deze wordt ontleend aan bijlage F van bijlage V. correctieterm brandstof brandstof f NCV/GCV aardgas 0.90 gasolie 0.94 propaan/butaan/lpg 0.92 kolen 0.96 houtpellets/houtbriketten 0.91 andere brandstoffen gelijkwaardigheid

8 Correctieterm f loc Het toestel is opgesteld binnen het beschermd volume : f loc = 0 ; het toestel is opgesteld buiten het beschermd volume : f loc = 0,02. Correctieterm f reg,burn Het toestel kan (tussen twee branderbeurten) volledig afkoelen : f reg,burn = 0 ; het toestel is voorzien van een regeling die het toestel permanent warm houdt (ongeacht of de keteltemperatuur constant blijft, of toch beperkt kan dalen tot een lager temperatuursniveau, maar niet helemaal tot op omgevingstemperatuur) : f reg,burn = 0,05. Correctieterm f insulation De leidingen en accessoires van het verwarmingssysteem zijn geïsoleerd conform hoofdstuk 12 van deze bijlage of vallen buiten het toepassingsgebied hiervan : f insulation = 0 ; de leidingen en accessoires van het verwarmingssysteem zijn niet geïsoleerd conform hoofdstuk 12 van deze bijlage : f insulation = 0,05. Correctieterm f reg Het toestel is voorzien van een regeling van normaal regime : f reg = 0 ; het toestel is niet voorzien van een regeling van normaal regime : f reg = 0,05. Onder een regeling van normaal regime wordt verstaan : er is een regeling voor een variabele ketelwatertemperatuur voorzien ; alle verwarmingslichamen worden uitgerust met het oog op een regeling van de kamertemperatuur in ieder verwarmd lokaal of zone. De verwarmingslichamen worden uitgerust met thermostatische kranen of geregeld in functie van de gemeten temperatuur in het lokaal of zone. Onder zone wordt verstaan : elk geheel van vertrekken waarvan de thermische emissiebronnen (van warmte of koude) aangesloten zijn op het hydraulische netwerk via één enkele aanvoerleiding en één enkele retourleiding. Correctieterm f hyd Het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie is kleiner dan 400 kw : fhyd = 0 ; het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie is groter dan 400 kw en er is hydraulisch inregelrapport aanwezig : f hyd = 0 ; het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie is groter dan 400 kw en er is geen hydraulisch inregelrapport aanwezig : f hyd = 0,05. Het hydraulisch inregelrapport moet opgemaakt worden door de persoon die de installatie inregelt. In afwachting van door de minister nader gespecifieerde regels moet het inregelrapport minstens volgende aspecten omvatten : gegevens over het bedrijf dat de metingen uitvoerde : ondernemingsnummer ; naam en adres van het bedrijf ; datum van de metingen ; naam en voornaam + handtekening van de verantwoordelijke voor de metingen. gegevens over het -volume (woning, appartement, enz.) dat voorwerp uitmaakt van de metingen : naam van de opdrachtgever ; volledig adres. gegevens over de meting :

9 instelpunten temperatuur; hydraulische inregeling van de kringen : de debiet / druk grafiek van iedere regelklep ; de ingestelde waarde van al de regelkranen ; de resultaten van alle uitgevoerde metingen ; de debietswaarden (theoretische en opgemeten). 2.1.2 Rekenvoorbeeld 1 : CV-ketel technische fiche van een condensatieketel type solo solo solo solo rendement bij deellast (30 %) Hs/Hi % 97,2/108 97,2/108 97,2/108 97,2/108 nominaal vermogen verwarming kw 14 21 25 35 vermogen opwarming boiler kw 16 23 28 35 vermogen bereik bij G 20 80/60 C kw 2,4-14,0 3,7-21,0 4,7-25,0 5,7-34,3 60/40 C kw 2,4-14,4 3,8-21,6 4,8-25,8 5,9-25,4 40/30 C kw 2,6-15,2 4,0-22,8 5,1-27,2 6,2-37,3 hoogte/breedte/diepte mm 800/480/385 800/480/385 800/480/385 800/480/450 gewicht kg 35 35 36 46 aansluitingen verwarming/water/gas 3/4 /15 mm/3/4 3/4 /15 mm/3/4 3/4 /15 mm/3/4 1 /15 mm/3/4 aansluitingen rookgasafvoersysteem mm 60/100 60/100 60/100 80/125 Op zich is het behalen van de 84 %-eis redelijk moeilijk zelfs voor een condensatieketel. Immers in de formule : ƞ inst = f NCV/GCV. [(ƞ 30 % + 0,003(θ 30 % θ ave,boiler )] f IOC f reg,burn f insulation f reg f hyd 0,84 zal voor een condensatieketel (uit bijgevoegde technische fiche) : die radiatoren voedt met warm water ; opgesteld staat in het beschermd volume (zie 2.8) ; niet kan of mag afkoelen tot de omgevingstemperatuur ; met een aan / uit kamerthermostaat. het installatierendement 81.7 % bedragen. ƞ inst = 0,9. [(1,08 + 0,003. (30 50,5 )] 0 0,05 0 0,05 0 Dit betekent dat bij een renovatie moet gekozen worden voor een regeling met variabele ketelwatertemperatuur. Of een radiatorenverwarming met gekende retourtemperatuur. Problemen zullen zich ook voordoen bij een niet-condenserende ketel. Een minder goed rendement zal hiervoor moeten gecompenseerd worden door een goede leidingisolatie inregelrapport (voor vermogens > 400 kw) goede regeling Aangezien we in bovenstaand voorbeeld geen waarde hebben van de ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem zijn we verplicht om de waarden bij ontstentenis te gebruiken. In het geval van een radiatorenverwarming bedraagt deze ontwerpretourtemperatuur 70 C. Aangezien deze retourtemperatuur hoger is dan het dauwpunt van een condensatieketel zal er geen condensatie kunnen optreden

10 in de condensatieketel. Hierdoor gaat de condensatiewinst volledig verloren en zal de ketel op een lager rendement werken. Het is dus belangrijk om dit rendementsverlies te kunnen berekenen. Dit wordt in de formule weergegeven door de term : 0,003. (θ 30 % θ ave,boiler ) en θ ave,boiler = 6,4 + 0,63. θ return,design Door het toepassen van de retourtemperatuur van 70 C zal de ketel 6,1 % aan rendement verliezen. Het is dus belangrijk om over voldoende stavingstukken te beschikken. In dit stavingstuk moet duidelijk vermeld staan met welke ontwerpretourtemperatuur de installateur gerekend heeft. Uiteraard is het zeer goed mogelijk dat de ketel wel kan afkoelen tot de omgevingstemperatuur hierdoor zal het installatierendement met 5 % toenemen en komen we wel aan de minimale waarde van 84 %. 2.1.3 Rekenvoorbeeld 2 : CV-ketel / groot vermogen PRAKTISCH Nemen we als voorbeeld de technische gegevens die je hieronder kunt terugvinden. Vermogen 448 kw. Het gaat hier om een aangeblazen gasbrander. Toepassen van de formule (let op! neem formule van geen condensatieketel) : ƞ inst = f NCV/GCV. ƞ 30 % f IOC f reg,burn f insulation f reg f hyd 0,84 En verder rekening houdend met het feit dat het hier gaat om een radiatorenverwarming (70/50 systeem) ketel staat binnen het beschermd volume (leidingen voldoen aan de bepalingen) ketel kan en mag afkoelen en heeft een regeling van normaal regime. Er is geen hydraulisch inregelrapport aanwezig. Het installatierendement zal dan 82,03 % bedragen wat dus niet voldoende is. Door het opstellen van een hydraulisch inregelrapport zullen de minimum-eisen wel behaald worden. brandstof gas / gasolie nominaal thermisch vermogen min kw 80 90 115 166 217 250 318 384 448 511 575 639 max kw 90 115 166 217 255 318 348 448 511 575 639 766 nuttig nominaal vermogen Pn min kw 77,0 86,6 110,4 159,2 208,8 239,5 304,0 369,4 431,0 491,6 553,2 614,7 max kw 86,9 109,7 158,7 206,8 243,3 303,4 332,0 427,4 487,5 548,6 609,6 730,8 nuttig rendement bij Pn min % 96,2 96,2 96,0 95,9 96,2 95,8 95,6 96,2 96,2 96,2 96,2 96,2 max % 96,0 95,8 95,6 95,3 95,8 95,6 95,4 95,4 95,4 95,4 95,4 95,4 nuttig rendement bij 30 % van Pn max % 95,1 95,1 95,6 96,3 96,5 96,5 96,7 96,7 96,7 96,7 96,7 96,7 verlies van de constante temperatuur % < 1,4 < 1,2 temperatuur rook (ΔT) C 95 / 108 BESLUIT : Het behalen van het minimaal installatierendement zal eenvoudig worden als we de voordelen van de ketel optimaal benutten. Zo zal bij een condensatieketel het installatierendement des te hoger zijn naarmate de retourtemperatuur lager is wat dus net de bedoeling is van een condensatieketel. Ook zal een weersafhankelijke regeling (variabele ketelwatertemperatuur) in combinatie met thermostatische kranen een beter installatierendement opleveren. Indien men noodgedwongen geen condensatieketel kan gebruiken, kan dit gecompenseerd worden door een hydraulisch inregelrapport hydraulisch inregelrapport zal enkel helpen bij grote vermogens, vermogens groter dan 400 kw.

11 LET OP De minister legt de berekeningsmethode vast voor de behandeling van preferente en niet-preferente opwekkers. In afwachting van de door de minister vastgestelde berekeningsmethode, wordt er enkel rekening gehouden met de preferente warmteopwekker als bij een centraal verwarmingssysteem meerdere warmteopwekkers aangesloten zijn op hetzelfde hydraulisch circuit. Een groep van identieke warmteopwekkers wordt gezamenlijk als één warmteopwekker behandeld. Hydraulisch inregelrapport Essentieel voor een goede werking van een installatie (zowel op het gebied van verwarmen als koelen) is het hydraulisch of waterzijdig inregelen. Dit betekent dat de waterhoeveelheden afgestemd zijn op het vermogen van radiatoren of andere warmtewisselaars. Waterzijdig inregelen vereist specifieke kennis en inzicht in de werking van zowel het hydraulisch systeem als van de regelinstallatie. Gaat er teveel water over een gebruiker dan wordt er energie verspild, gaat er te weinig water over dan wordt het onvoldoende warm (of koud) en krijg je klachten. Of een installatie al dan niet waterzijdig goed is ingeregeld kun je, naast het feit dat er al dan niet klachten zijn over de temperatuur, merken aan de retourtemperatuur van de warmteafgevers of groepen. Na het inregelen wordt een hydraulisch inregelrapport opgemaakt met de meetwaarden en de bevindingen. Zoals reeds eerder vermeld is er nog geen voorbeeld van een hydraulisch inregelrapport aanwezig (minister moet dit nog goedkeuren) wel is gekend welke gegevens er minimaal moeten op staan. 2.1.4 Elektrische warmtepompen Een warmtepomp (WP) haalt warmte uit een warmtebron (uit het grondwater, de bodem, de omgevingslucht of uit het oppervlakte water) en levert deze aan het verwarmingsdistributiesysteem van het gebouw. De meeste warmtepompen gebruiken elektriciteit voor deze bewerking, maar doen dit op een efficiënte manier. Zo kan een warmtepomp bijvoorbeeld warmte uit de grond halen en 4 kwh afleveren aan het gebouw, terwijl de pomp slechts 1 kwh elektriciteit verbruikt. Dit opmerkelijke rendement is de Coefficient of Performance (COP), en is in ons voorbeeld gelijk aan 4. Voor de berekeningen van het E-peil moet de COP test -waarde worden opgegeven. Het gaat hier om de COPwaarde die bepaald werd volgens de normen NBN EN 14511 én onder de testomstandigheden vastgelegd in het wijzigingsbesluit van 20 mei 2011 en in bijlage 8 bij het ministerieel besluit van 30 november 2012. Meer informatie rond het bepalen van en het correct invullen van de COP-waarden in de -software kun je vinden in het document warmtepompen in de energieprestatieregelgeving : http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/invoerwarmtepompen.pdf Deze testwaarde, die werd gerealiseerd in optimale omstandigheden, zal echter niet noodzakelijk als dusdanig gebruikt worden om het jaarverbruik van de warmtepomp te bepalen. Een geïnstalleerde warmtepomp zal immers ter plaatse omstandigheden ondervinden, waardoor de COP kan dalen (of stijgen) : indien bijvoorbeeld de temperatuur van het warmteafgiftesysteem hoger is dan die van de genormaliseerde proeven, zal de COP dalen.

12 Om rekening te houden met de werkelijke omstandigheden waarin de warmtepomp in praktijk werkt, wordt de COP test vermenigvuldigd met een aantal correctiefactoren zodat een gemiddelde jaarlijkse COP wordt bekomen, de seizoensprestatiefactor (SPF) genoemd. De minimale seizoensprestatiefactor SPF van de warmtepompen wordt weergegeven in de tabel. De seizoensprestatiefactor SPF wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit. soort warmtepomp minimale SPF bodem / water 3,3 water / water 3,9 lucht / water 2,8 lucht / lucht 2,9 In deze bijlage V van het energiebesluit kunnen we vinden dat het opwekkingsrendement van de warmtepompen gelijk is aan de gemiddelde seizoensprestatiefactor SPF. ƞ gen,heat = SPF met SPF = f θ. f Δθ. f pumps. f AHU. COP test waarin: f θ,heat = een correctiefactor voor het verschil tussen de ontwerpvertrektemperatuur naar het systeem van warmteafgifte (of desgevallend warmteopslag) en de uitlaattemperatuur van de condensor in de test volgens NBN EN 14511, in geval van warmtetransport met water (-) f θ = een correctiefactor voor het verschil in temperatuursvariatie van enerzijds het warmteafgiftesysteem bij ontwerpomstandigheden (of desgevallend warmteopslag) en van anderzijds het water over de condensor onder testomstandigheden volgens NBN EN 14511, in geval van warmtetransport met water (-) f pumps = een correctiefactor voor het energieverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper (-) f AHU = een correctiefactor voor het verschil in luchtdebiet bij ontwerp en het luchtdebiet bij de test volgens NBN EN 14511. f AHU komt enkel tussen bij de warmtepompen op ventilatielucht (-) COP test = de prestatiecoëfficiënt (coefficient of performance) van de warmtepomp bepaald volgens NBN EN 14511 bij de volgende testomstandigheden (-) Correctiefactor f θ Lucht als warmteafvoerend fluïdum : f θ = 1 Water als warmteafvoerend fluïdum : f θ = 1 + 0,01(43 θ supply,design ) met : θ supply,design de vertrektemperatuur naar het systeem van warmteafgifte in C bij de ontwerpomstandigheden. Hierbij dient niet enkel rekening gehouden te worden met het afgiftesysteem, maar ook met de dimensionering van een eventueel buffervat (maximale opslagtemperatuur). Als waarde bij ontstentenis mag voor oppervlakteverwarmingssytemen (vloer-, muur- en plafondverwarming) θ supply,design = 55 C genomen worden en voor alle andere warmteafgiftesystemen θ supply,design = 90 C. Indien in één energiesector beide types systemen voorkomen, moet het systeem met de hoogste vertrektemperatuur beschouwd te worden. Betere waarden kunnen ingebracht worden overeenkomstig vooraf door de minister erkende regels, of bij gebrek daaraan op basis van een gelijkwaardigheidsaanvraag.

13 Correctiefactor f θ Lucht als warmteafvoerend fluïdum : f θ = 1 Water als warmteafvoerend fluïdum : f θ = 1 + 0,01(Δθ design Δθ test ) met : θ design het temperatuursverschil in C tussen vertrek en retour van het afgiftesysteem (of desgevallend de warmteopslag) bij ontwerpomstandigheden en θ test de temperatuurstoename van het water over de condensor in C, bij het testen volgens de norm NBN EN 14511. Als waarde bij ontstentenis mag f θ = 0,93 genomen worden. Correctiefactor f pumps Geen pomp voor de warmtetoevoer naar de verdamper: f pumps = 1 (d.w.z. lucht als warmtebron of directe verdamping in de bodem) Elektrisch vermogen van de pomp niet gekend : f pumps = 5/6 1 Elektrisch vermogen van de pomp (P pumps, in kw) wel gekend : f pumps = 1 + P pumps / P HP met : PHP het elektrisch vermogen (in kw) van de warmtepomp volgens de norm NBN EN 14511 bij dezelfde testomstandigheden als waarbij COP test bepaald is. Correctiefactor f AHU Deze factor komt enkel tussen wanneer de ventilatietoevoer en / of de ventilatieafvoer gebruikt worden. Afgevoerde ventilatielucht enige warmtebron (zonder voorafgaande menging met buitenlucht), toegevoerde ventilatielucht enig warmteafvoerend fluïdum (zonder recirculatie van ruimtelucht).... 0,51 + 0,7 min(v f AHU = supply, V extr ) / V max.. 0,51 + 0,7 V test / V max Als waarde bij ontstentenis mag genomen worden f AHU = 0,51 Afgevoerde ventilatielucht enige warmtebron (zonder voorafgaande menging met buitenlucht), warmteafgifte niet alleen aan de toegevoerde ventilatielucht :.. 0,75 + 0,35 V f AHU = extr / V max.. 0,75 + 0,35 V test / V Als waarde bij ontstentenis mag genomen worden f AHU = 0,75 Toegevoerde ventilatielucht enig warmteafvoerend fluïdum (zonder recirculatie van ruimtelucht), afgevoerde ventilatielucht niet de enige warmtebron :.. 0,75 + 0,35 V f AHU = supply / V max.. 0,75 + 0,35 V test / V max Als waarde bij ontstentenis mag genomen worden f AHU = 0,75 In alle andere gevallen : f AHU =1 hierbij. zijn : = het maximaal luchtdebiet doorheen de installatie in m 3 /h, zoals opgegeven door de fabri- V max

14. V test. V extr. V supply kant. Geeft de fabrikant een bereik van debieten op, neem dan de grootste waarde. = het luchtdebiet doorheen de installatie in m 3 /h bij de test volgens de norm NBN EN 14511 = het ontwerpafvoerdebiet doorheen de installatie, in m 3 /h = het ontwerptoevoerdebiet doorheen de installatie, in m 3 /h 2.1.5 Rekenvoorbeeld 3 : elektrische warmtepomp We nemen een warmtepomptype als voorbeeld (zie onderstaande tabel voor technische gegevens onder de gekleurde rode balk). We stellen vast dat de COP-waarde bepaald is bij een lucht(air) temperatuur van +2 C en een watertemperatuur van 35 C en volgens de norm EN14511. Indien je niet beschikt over de COP-waarde bij de juiste testomstandigheden vraag je dit best na bij de fabrikant. Voor het overige beschikken we niet over een berekening van het vloerverwarmingssysteem en zijn we genoodzaakt om te werken met de waarde bij ontstentenis. f θ = 1 + 0,01(43 55) = 0,88 f Δθ = 0,93 immers geen verdere gegevens gekend van de fabrikant rond de temperatuurstoename van het water over de condensor f pumps = 1 (lucht als warmtebron) SFP = 3,9 x 0,88 x 0,93 x 1 = 3,19 Deze waarde van 3,19 is volgens de tabel op pagina 12 voldoende, de minimaal te bereiken waarde bedraagt immers 2,8. warmtebron afmetingen hoogte zonder aansluitingen mm 1800 breedte mm 600 diepte zonder / met kolom mm 650 / 840 gewicht leeg / bedrijfsklaar kg 206/404 214/414 217/417 nominale spanning CV-circuit / compressor 400 V / 50 Hz, 3/N/PE ~ stuurkring 230 V / 50 Hz, 1/N/PE ~ extra verwarming 400 V / 50 Hz, 3/N/PE ~ inhoud warmwaterboiler l 175 maximaal geluidsniveau db(a) 46 48 50 vermogensgegevens warmtepomp A2/W35 ΔT 5 K volgens EN 14511 verwarmingsvermogen kw 5,7 7,4 9,6 opgenomen vermogen kw 1,5 1,8 2,5 prestatiecoëfficient / COP - 3,9 4,0 3,5 vermogensgegevens warmtepomp A2/W55 ΔT 50 K volgens EN 14511 verwarmingsvermogen kw 5,2 7,2 8,8 opgenomen vermogen kw 2,1 2,7 3,5 prestatiecoëfficient / COP - 2,5 2,7 2,5 lucht

15 2.1.6 Rekenvoorbeeld 4 : elektrische warmtepomp bodem / water Een bodem / waterwarmtepomp met vloerverwarming. Voor specifieke gegevens warmtepomp : zie onderstaande tabel, de gekleurde rode balk. Indien we opnieuw uitgaan van een vloerverwarmingssysteem (geen stavingsstuk van gekozen ontwerpvertrektemperatuur) geen pompvermogen naar verdamper gekend : SPF = f θ. f Δθ. f pumps. f AHU. COP test = 3.2 f θ = 1 + 0,01(43 55 ) = 0.88 OPM 55 C is waarde bij ontstentenis f Δθ = 0,93 waarde bij ontstentenis geen verdere gegevens gekend f pumps = 5/6 elektrisch vermogen pomp niet gekend Volgens de tabel op pagina 12 : minimale SPF-waarde warmtepompen, is de minimaal gevraagde waarde voor een bodem / water warmtepomp 3,3 deze zal niet voldoen. Het is duidelijk dat ook hier meer info nodig is om te kunnen voldoen aan de eis. Een berekening van de vloerverwarming, vermogen van de pomp, Meer onderzoekswerk is dus nodig. warmtebron bodem afmetingen hoogte zonder aansluitingen mm 1800 breedte mm 600 diepte zonder / met kolom mm 650 / 840 gewicht leeg / bedrijfsklaar kg 206/392 214/401 217/405 nominale spanning CV-circuit / compressor 400 V / 50 Hz, 3/N/PE ~ stuurkring 230 V / 50 Hz, 1/N/PE ~ extra verwarming 400 V / 50 Hz, 3/N/PE ~ maximaal koelermogen passief kw 3,8 5,0 6,2 inhoud warmwaterboiler l 175 maximaal geluidsniveau db(a) 46 48 50 vermogensgegevens warmtepomp BO/W35 ΔT 5 K volgens EN 14511 verwarmingsvermogen kw 6,1 7,8 10,9 opgenomen vermogen kw 1,3 1,7 2,2 prestatiecoëfficient / COP - 4,7 4,7 4,9 vermogensgegevens warmtepomp BO/W55 ΔT 5 K volgens EN 14511 verwarmingsvermogen kw 5,7 7,8 9,7 opgenomen vermogen kw 1,9 2,5 3,2 prestatiecoëfficient / COP - 3,0 3,1 3,0 Vooral de correctiefactor voor het pompvermogen is een belangrijke remfactor. Het loont de moeite om de gegevens van de pomp erbij te halen.

16 motor / elektronica elektromagnetische compatibiliteit EN 61800-3 storingsuitzending EN 61000-6-3 stoorvastheid EN 61000-6-2 beschermingsklasse IP 44 isolatieklasse F netaansluiting 1~230 V, 50 Hz toerental n 1250-2350 / 1700-2650 / 2150-2750 1/min opgenomen vermogen P 1 41 / 54 / 63 W stroomverbruik I 0,18 / 0,23 / 0,28 A motorbeveiliging niet nodig (blokkeerstroombestendig) kabelschroefverbinding PG 1 x 11 Het vermogen van deze pomp bedraagt 63 W. Samen met het vermogen van de warmtepomp geeft dit een correctiefactor f pumps van : f pumps = 1 1 + 0,063 = 0,954 1,3 Als we dan ook nog de vertrektemperatuur naar het systeem van de warmteafgifte kennen bij ontwerpomstandigheden bijvoorbeeld 45 C dan wordt : f θ = 1 + 0,01 (43 45 ) = 0,98 En zodoende zal SPF gelijk worden aan : SPF = 0,98 x 0,93 x 0,954 x 1 x 4,7 = 4,09 En voldoet op deze manier wel aan de minimale installatie-eis van 3,3.

17 2.1.7 Rekenvoorbeeld 5 : warmtepomp gebruikmakend van afvoerlucht ventilatie In de formule voor het bepalen van het opwekkingsrendement van warmtepompen is er een correctiefactor f AHU gedefinieerd. Deze correctiefactor komt enkel tussen bij warmtepompen werkend op ventilatielucht. Nemen we als voorbeeld een warmtepomp die de warmte haalt uit de afgevoerde ventilatielucht (zonder voorgaande menging met buitenlucht) en dat de toegevoerde ventilatielucht het enige warmte-afvoerend fluïdum is (zonder recirculatie van de ruimtelucht) vloeroppervlakte = 313 m 2. Dan zijn er twee mogelijkheden : A Aanname van de waarde bij ontstentenis In de formule SPF = f θ. f Δθ. f pumps. f AHU. COP test zijn alle correctiefactoren 1 behalve de correctiefactor f AHU. Vermogen warmtepomp = 8 kw en COP = 4. invoerscherm De waarde bij ontstentenis is 0,51 en zo bekomen we de SPF-waarde van 2,04 = 4,00 *x 0,51 = 2,04. resultaat software De minimale waarde voor een warmtepomp lucht/lucht bedraagt 2,9. Het installatierendement wordt hier niet gehaald met een boete tot gevolg (boeteberekening, zie hoofdstuk 6).

18 B De luchtdebieten zijn gekend Stel dat men opteert voor een mechanisch ventilatiesysteem D bij een renovatie (zie bijlage 1 als rekenvoorbeeld) Ontwerpdebiet toevoer = 376 m 3 /h Ontwerpdebiet afvoer = 210 m 3 /h Maximaal toesteldebiet = 380 m 3 /h Testluchtdebiet = 425 m 3 /h We bekomen dan : invoerscherm Volgens de formule : f AHU =... 0,51 + 0,7 min(v supply, V extr ) / V max.. 0,51 + 0,7 V test / V max 0,51 + 0,7 (210) / 380 f AHU = = 0,694 en SPF = 4 x 0,694 = 2,77 0,51 + 0,7. 425 / 380 resultaat software

19 De minimale eis van 2.9 (zie de tabel : minimale SPF-waarde warmtepompen op pagina 12) is niet behaald met een boete als gevolg. 2.2 Directe elektrische verwarming Voor directe elektrische verwarming geldt een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m 2 bedragen. Als uitzondering op die regel is het vervangen van een bestaand toestel dat defect is, door een nieuw gelijkaardig toestel altijd toegelaten. Onder direct elektrische verwarming worden alle verwarmingssystemen verstaan op basis van de opwarming van een elektrische weerstand. Hieronder vallen minstens volgende systemen : elektrische accumulatieverwarming, elektrische convector, elektrische vloerverwarming en elektrische stralingsverwarming. Het elektrische vermogen in W wordt enkel bepaald door direct elektrische verwarmingstoestellen die dienen voor ruimteverwarming (dus lampen voor verlichting, kookplaten worden daarin niet meegeteld). Verschillende direct elektrische verwarmingstoestellen die dienen voor ruimteverwarming worden gezamenlijk beschouwd als 1 warmteopwekker waarvan de vermogens opgeteld worden. De bruikbare oppervlakte in m 2 wordt bepaald op basis van de brutovloeroppervlakte van het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel. Voorbeeld Stel dat er voor een vermogen van 5500 W directe elektrische verwarming wordt toegepast. Het brutovloeroppervlakte dat gerenoveerd wordt bedraagt 330 m 2. Een eenvoudige berekening leert ons dat het geïnstalleerde vermogen gelijk is aan 5500 / 330 = 16,7 W/ m 2, wat hoger is dan de toegelaten 15 W/m 2 en zal een boete met zich meebrengen. invoerscherm

20 resultaat software 2.3 Sanitair warm water 2.3.1 Elektrische doorstroomtoestellen en boilers Voor nieuw te installeren elektrische warmwaterproductietoestellen geldt een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Het maximaal vermogen van alle nieuwe elektrische warm waterproductietoestellen samen wordt bepaald in functie van de oppervlakte van het gebouw. P el max [ 2500 ; 2500 + 50. (A 150)] W Met : P el = elektrisch vermogen in W bepaald door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warm waterproductietoestellen A = oppervlakte in m 2 bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte van het gebouw Grafisch ziet dit er uit als volgt : Grafische voorstelling eis maximale vermogen voor elektrische boilers en doorstromers P elektrisch (kw) 25 20 15 10 5 0 0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500 550 600 oppervlakte (m 2 )

21 Stel dat men bij een renovatie opteert voor een sanitair warmwaterboiler van 200 liter uit onderstaand gamma : Kenmerken 100 V 150 V 200 V vermogen (in W) 1200 2400 2400 inhoud (l) 100 150 200 opwarmtijd (min.)?t = 50 C 5.25 u 4.03 u 5.25 u gewicht 34 47 63 Aangezien het vermogen kleiner is dan 2500 W is voor dit toestel geen probleem. Een grotere inhoud betekent ook een groter vermogen en dit kan wel tot problemen leiden. 2.3.2 Circulatieleidingen Leidingen en accessoires voor het vervoer van warm tapwater die minstens 2000 u/jaar onder drukcirculatie staan, moeten geïsoleerd zijn conform 2.8. 2.4 Koeling Ijswatersystemen Voor lucht- en watergekoelde compressiekoelmachines geldt een minimaal installatierendement waarvan de waarde gegeven wordt in de tabel. minimaal installatierendement koeling type ijswatermachine ƞ inst,cool,min luchtgekoelde ijswatermachine 2,0 watergekoelde ijsmachine 3,1 watergekoelde ijswatermachine met condensor 2,5 op afstand Het installatierendement van het toestel wordt bepaald als volgt : ƞ inst,cool = EER test. f pl. f insulation. f reg met : EER test = energie-efficiëntieverhouding bepaald bij de standard rating conditions zoals vastgelegd in deel 2 van de norm NBN EN 14511 f pl = correctiefactor die rekening houdt met het gedrag van de koelmachine bij deellast f insulation = correctiefactor voor de leidingisolatie f reg = correctiefactor voor de regeling Correctiefactor f pl waarde bij ontstentenis : f pl = 0,8 1 gedetailleerde berekening : f pl = SEER 2,64-1,19 (EER test) met SEER = de seizoenprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines bepaald volgens EN14825. Correctiefactor f insulation de leidingen en accessoires van het koelsysteem zijn geïsoleerd conform hoofdstuk 12 van deze bijlage of vallen buiten het toepassingsgebied hiervan : f insulation = 1

22 de leidingen en accessoires van het koelsysteem zijn niet geïsoleerd conform hoofdstuk 12 van deze bijlage : f insulation = 0,95 Correctiefactor f reg de installatie is uitgerust met een regeling die gelijktijdig koelen en verwarmen in een ruimte vermijdt : f reg = 1 de installatie is niet uitgerust met een regeling die gelijktijdig koelen en verwarmen in een ruimte vermijdt : f reg = 0,95 De regeling kan worden voorzien op één van volgende twee manieren : softwarematig : bijvoorbeeld door een voldoende grote dode band tussen koeling en verwarming te voorzien in de regeling ; hardwarematig : bijvoorbeeld door het plaatsen van kleppen en kranen die worden gestuurd in functie van de warmte- of koelvraag. Elk regelsysteem dat bij normaal gebruik (zonder tussenkomst van een installateur of technicus) toelaat gelijktijdig te koelen en te verwarmen in een ruimte, is onvoldoende. 2.4.1 Rekenvoorbeeld 6 : ijswatermachine ijswatermachine Bovenstaande gegevens (model van 26,8 kw) worden toegepast bij renovatie van een gebouw voor de aanmaak van koud water. Leidingisolatie is niet van toepassing en er is geen overlapping mogelijk van koelen en verwarmen. Het is een luchtgekoelde ijswatermachine. Het installatierendement van koelen bedraagt dan : ƞ inst,cool = EER test. f pl. f insulation. f reg = 2,29. 0,808. 1. 1 = 1,85 1 1 f pl = SEER = 2,7 = 0,808 2,64-1,19 (EER De minimale eis voor een test) 2,64-1,19 (2,29) watergekoelde ijsmachine is 2,0 deze installatie zal niet voldoen.

23 2.5 Energieprestatie van ventilatiesystemen Een nieuw geplaatst of vervangen centraal ventilatiesysteem dat voorziet in mechanische toevoer en afvoer moet voorzien zijn van een warmteterugwinapparaat. Voor serieproducten bedraagt het warmteterugwinrendement minstens 75 %. ƞ hr,vent = ƞ test. f at,ahu. f at,duct. f insul,duct. f ae. f reg,vent 75 % met : η test = testrendement van de warmteterugwinning bepaald volgens bijlage G van het wijzigingsbesluit van 20 mei 2011 f at,ahu = correctiefactor voor de luchtdichtheid van het toestel f at,duct = correctiefactor voor de luchtdichtheid van de kanalen f insul,duct = correctiefactor voor de isolatie van de kanalen f ae = correctiefactor voor de aerolische inregeling f reg,vent = correctiefactor voor de snelheidsregeling van de ventilatoren Correctiefactor f at,ahu de luchtgroep voor niet-residentiële toepassingen heeft een luchtdichtheidsklasse van minstens L2, bepaald volgens norm NBN EN 1886 : f at,ahu = 1,02 in alle andere gevallen : f at,ahu = 1 Correctiefactor f at,duct de luchtdichtheidsklasse van de ventilatiekanalen wordt weergegeven in een meetrapport bepaald volgens de normen NBN EN 12237 (voor ronde luchtkanalen) en NBN EN 1507 (voor rechthoekige luchtkanalen) en gemeten volgens de meetprocedure beschreven in bijlage C van de norm EN 14134 (2004) en behaalt minimum klasse B : f at,duct = 1,02 in alle andere gevallen : f at,duct = 1 Correctiefactor f insul,duct de nieuwe ventilatiekanalen worden gebruikt voor het transport van verwarmde of gekoelde lucht en zijn niet geïsoleerd conform hoofdstuk 12 van deze bijlage : f insul,duct = 0,95 in alle andere gevallen: f insul,duct = 1. Correctiefactor f ae er is geen aerolisch inregelrapport aanwezig : f ae = 1 er is een aerolisch inregelrapport aanwezig : f ae = 1,02 Het inregelrapport moet voldoen aan de vereisten voor het meetrapport voor het meten van mechanische ventilatiedebieten beschreven in bijlage VII bij het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de -aangifte en het model van het Energieprestatiecertificaat. Bijkomend moet het rapport minstens volgende aspecten omvatten : sturingsparameters klok (bijvoorbeeld dag / nachtregeling) ; setpunten temperatuur (in geval van een klimaatregeling) ; sturingsparameters bezetting.

24 Correctiefactor f reg,vent de ventilatoren van de luchtgroep zijn niet voorzien van een snelheidsregeling : f reg,vent = 1 de ventilatoren van de luchtgroep zijn voorzien van een snelheidsregeling : f reg,vent = 1,05 2.5.1 Inregelrapport De warmtewisselaar in een ventilatiesysteem D kan enkel goed werken als het systeem in balans is. Of een systeem al dan niet in balans is kan men bewijzen aan de hand van een inregelrapport (= meetrapport). Dit moet worden opgesteld door de installateur van het ventilatiesysteem en moet worden overhandigd aan de -verslaggever. In het inregelrapport geeft de installateur aan wat de werkelijk gemeten toe- en afvoerdebieten in de verschillende ruimtes zijn en aan de hand van dit rapport kan men afleiden of het ventilatiesysteem al dan niet in balans is. Het probleem met deze inregelrapporten is dat ze dikwijls onvoldoende gegevens bevatten en daarom kunnen ze niet altijd als stavingsstukken gebruikt worden. Om dit probleem weg te werken heeft het VEA (Vlaams Energieagentschap) een lijst opgemaakt van alle gegevens die een inregelrapport minstens moet bevatten om door de -verslaggever te kunnen worden aanvaard. Meer info kunt u vinden op bijlage VII van het Ministrieel besluit van 02/04/2007 : http://www.energiesparen.be/epb/besluiten Meer info over ventilatie en de stavingsstukken kunt u vinden op : http://www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatiesysteem Gegevens over het bedrijf dat de meting uitvoerde : ondernemingsnummer naam en adres van het bedrijf datum van de meting naam, voornaam en handtekening van de verantwoordelijke voor de metingen Gegevens over het bouwproject : naam van de bouwheer volledig adres van het bouwproject -dossier nummer type ventilatiesysteem (A, B, C of D) Gegevens over het meetapparaat : merk en model van het meetapparaat en eventuele toebehoren datum van de laatste kalibratie van het meetapparaat Gegevens over de ruimtes : naam van de ruimte stroomzin van de gemeten luchtstroom (toevoer of afvoer) aangeven of het over recirculatie vanuit een andere ruimte gaat (enkel bij D systemen) het gemeten ventilatie debiet in m 3 /h

25 2.5.2 Luchtdichtheid kanalen De luchtdichtheid van kanalen wordt op dezelfde manier bepaald als de luchtdichtheid van woningen. Men sluit de blaasmond aan op de ventilatiekanalen, op het eindpunt van het kanalensysteem wordt een druksensor geplaatst. Nadat alle aansluitopeningen zijn afgedicht wordt gestart met het meten van de luchtdichtheid. Dit resultaat wordt nadien in een rapport genoteerd. Uit de norm NBN EN 13779 zijn volgende tabellen gehaald om de luchtdichtheidsklasse te verduidelijken. luchtdichtheidsklassen luchtkanalen klasse lekfactor maximale testdruk (Pa) A 0,027 500 B 0,009 1000 C 0,003 1000 D 0,001 2000 Klasse B is beter dan klasse A, enz. Het resultaat van een test kan er als de schermafdruk, hiernaast, uitzien. opstelling luchtdichtheidsbepalig luchtkanalen statische druk in luchtkanaal onderdruk venturi te testen luchtkanaal hoogwaardige ventilator conisch aansluitstuk snelheidsregeling verwisselbare venturi Omgerekend naar lekverlies geeft dit het volgende : maximaal lekverlies (l/s.m 2 ) klasse A klasse B klasse C klasse D 500 1,53 0,51 1000 0,80 0,27 0,089 1250 0,31 0,103 1500 0,35 0,116 2000 0,42 0,140 schermafdruk Eén en ander staat omschreven in de EN 1507 (rechthoekige kanalen) en de EN 12237 (ronde kanalen).

Vlaanderen 26 2.5.3 Luchtdichtheidtoestellen Deze eis is enkel van toepassing voor niet-residentiële toepassingen. Deze kan gehaald worden uit de technische gegevens van de fabrikant. De luchtdichtheid van de toestellen wordt weergegeven in de norm EN1886 en onderstaande tabel is uit deze norm overgenomen. Test pressure : -400 Pa Classification : Max. leakage rate 0,15 l/sm2 => class L1(M) Max. leakage rate 0,44 l/sm2 => class L2(M) Max. leakage rate 1,32 l/sm2 => class L3(M) Test pressure : +700 Pa Classification : Max. leakage rate 0,22 l/sm2 => class L1(M) Max. leakage rate 0,63 l/sm2 => class L2(M) Max. leakage rate 1,90 l/sm2 => class L3(M)

27 2.5.4 Rekenvoorbeeld 7 : ventilatie ƞ t,epb (%) rendement bij debiet 1 bij een debiet = of < (m 3 /h) ƞ t,epb (%) rendement bij debiet 2 bij een debiet = of < (m 3 /h) ƞ t,epb (%) rendement bij debiet 3 bij een debiet = of < (m 3 /h) warmteterugwinning rendement bij debiet 4 ƞ t,epb (%) bij een debiet = of < (m 3 /h) rendement bij een debiet hoger dan de proef bij een debiet = of < (%) (m 3 /h) automatische regeling zomer by-pass 88 105 82 239 79 336 - - - - nee onvolledige by-pass 88 105 82 239 79 336 - - - - nee onvolledige by-pass 86 151 80 303 78 401 - - - - nee onvolledige by-pass 86 151 80 303 78 401 - - - - nee onvolledige by-pass 71 51 68 76 - - - - - - nee geen by-pass - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 81 189 78 289 75 369 - - - - nee volledige by-pass ƞ t,epb Praktisch voorbeeld Uit de D databank zijn bovenstaande gegevens gehaald we nemen als voorbeeld het onderste toestel. indien het debiet kleiner is dan 189 m 3 /h nemen we als rendement 81 % indien het debiet tussen 190 en 289 m 3 /h ligt 78 % indien het debiet tussen 290 en 369 m 3 /h ligt 75 % Als we de formule bekijken en we nemen aan dat er geen inregelrapport aanwezig is geen snelheidsregeling van de ventilatoren enkel transport van lucht en er is geen luchtdichtheidsmeting van de kanalen, dan voldoet dit toestel nipt aan de voorwaarden van minimaal rendement van 75 %. ƞ hr,vent = ƞ test. f at,ahu. f at,duct. f insul,duct. f ae. f reg,vent ƞ hr,vent = 0,75. 1. 1. 1. 1 = 75 % Een toestel met een minder goed rendement kan, maar dit minder goed rendement moet gecompenseerd worden door bijvoorbeeld inregelrapport of dichtheidsmetingen van de kanalen. 2.6 Verlichting In elke ruimte van een niet-residentiëel gebouw waar de volledige verlichting wordt vernieuwd, moet het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen voldoen aan het maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen (w equiv,max in W/m 2 ) waarvan de waarden vermeld zijn in de tabel op pagina 21. Het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen (w equiv in W/m 2 ) is het bepaalde specifiek geïnstalleerd vermogen vermenigvuldigd met de respectievelijke correctiefactoren voor aanwezigheidsdetectie, daglichtsturing en / of dimmen, als die sturingen voorzien zijn. De correctiefactoren zijn combineerbaar. De correctiefactor voor daglichtafhankelijk dimmen mag enkel worden toegepast in lokalen waar vensters aanwezig zijn. In lokalen waar vensters aanwezig zijn, moet aanwezigheidsdetectie worden geplaatst van het type manueel aan / automatisch uit om de correctiefactor i.v.m. sturing te mogen toepassen. De

28 waarden van de correctiefactoren staan in de tabel op pagina 21. Het specifiek geïnstalleerd vermogen (w in W/m 2 ) is de som van het geïnstalleerd vermogen van vaste verlichtingstoestellen (aan plafond muur en vloer), inclusief het vermogen van de ballasten en de transformatoren, gedeeld door de nettovloeroppervlakte van het lokaal. Verschillende kringen die niet gelijktijdig kunnen branden, moeten niet worden opgeteld. In die situatie moet enkel de kring (of combinatie van kringen die gelijktijdig kunnen branden) met het grootste vermogen worden beschouwd. w equiv = w. f pers. f day. f dim w equiv,max met : w equiv = equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen w equiv,max = het maximaal equivalent geïnstalleerd vermogen w = specifiek geïnstalleerd vermogen f pers = correctiefactor voor aanwezigheidsdetectie f day = correctiefactor voor daglichtsturing f dim = correctiefactor voor dimmen (andere dan daglichtafhankelijk dimmen) De gebouwfuncties in de tabel : gebouwtypes verlichting zijn slechts indicatief. Binnen één gebouw kunnen in principe alle typen van ruimten uit de tabel voorkomen. Lokalen analoog aan lokalen beschreven in de tabel moeten voldoen aan de eisen voor het type ruimte waaraan ze analoog zijn. Lokalen zonder analoge beschrijving moeten niet worden beschouwd. gebouwtypes verlichting correctiefactor voor sturing functie type ruimte maximaal equivalent specifiek aanwezigheidsdetectie daglichtsturing dimmen geïnstalleerd vermogen (W/m 2 ) logeerfunctie slaapkamer 7,5 0,4 0,8 0,9 kantoor bureau (individueel, collectief) 15 0,7 0,8 0,9 openlandschapskantoor 10 0,9 0,8 0,9 vergaderzaal 15 0,5 0,8 0,9 onderwijs leslokalen 12,8 0,75 0,8 0,9 lerarenlokaal 10 0,7 0,8 0,9 gezondheidszorg met verblijf ziekenhuiskamer 10 1 0,8 0,9 gezondheidszorg zonder verblijf behandelings- en onderzoekskamer 12,5 0,7 0,8 0,9 medische lokalen 25 0,7 0,8 0,9 bijeenkomst wachtzaal, klantenzone 7,5 1 0,8 0,9 auditorium 12,5 0,7 0,8 0,9 bibliotheek 10 1 0,8 0,9 expositiehal 10 1 0,8 0,9 toneelzaal, spektakelzaal 10 1 0,8 0,9 receptie, onthaal 10 1 0,8 0,9 restaurant 10 1 0,8 0,9 handel winkel voor meubilair, tapijten, textiel 15 1 0,8 0,9 voedingswinkel 17,5 1 0,8 0,9 doe-het-zelfwinkel 17,5 1 0,8 0,9 supermarkt, groot warenhuis 20 1 0,8 0,9 sport turnzaal 10 0,8 0,8 0,9 fitnesszaal 10 0,8 0,8 0,9

29 gebouwtypes verlichting correctiefactor voor sturing functie type ruimte maximaal equivalent specifiek aanwezigheidsdetectie daglichtsturing dimmen geïnstalleerd vermogen (W/m 2 ) binnenzwembad 10 0,8 0,8 0,9 sporthal 10 0,8 0,8 0,9 keuken restaurantkeuken 12,5 1 0,8 0,9 technische ruimten gekoelde ruimte 7,5 0,6 0,8 0,9 wasruimte, droogruimte 7,5 0,6 0,8 0,9 technische ruimte, stookruimte 10 0,2 0,8 0,9 gemeenschappelijk circulatieruimten (gangen, trappen) 10 0,8 0,8 0,9 badkamer (met / zonder wc), douche 10 0,5 0,8 0,9 wc 17,5 0,2 0,8 0,9 vestiare 7,5 0,6 0,8 0,9 opslagplaats, berging 10 0,7 0,8 0,9 andere productie (zwaar werk) 10 1 0,8 0,9 productie (fijn werk) 12,5 1 0,8 0,9 garage (gemeenschappelijk) 3 0,2 0,8 0,9 Praktisch voorbeeld In een kantoorruimte van 12 m 2 wordt een TL-verlichting geplaatst. Totaal geïnstalleerd vermogen bedraagt 210 W er is geen aanwezigheidsdetectie, geen daglichtsturing en geen mogelijkheid tot dimmen. Het specifiek geïnstalleerd vermogen is gelijk aan w = 17,5 W/m 2 er kunnen geen correctiefactoren toegepast worden. De berekende waarde van 17,5 W/m 2 moet dan vergelijken worden met de maximale waarde uit de bovenstaande tabel, zijnde 15 W/m 2. Conclusie : de verlichting voldoet niet aan de installatie-eis. 2.7 Energieverbruikmeters Voor grote installaties is het interessant het energieverbruik te monitoren. Daardoor kan onnodig energieverlies worden opgespoord en bijgestuurd. Bij bepaalde grotere installaties zal daarom het plaatsen van een energieverbruiksmeters verplicht zijn. De tabel geeft een overzicht van de vereiste energieverbruiksmeters. Warmteproductie door ketels verplichte energiemeters type installaties warmteproductie-installatie warmteproductie-installatie warmtepomp warmtepomp ijswatermachine ijswatermachine nominaal verplichte plaatsing van vermogen > 70 kw brandstofmeter > 400 kw calorimeter > 10 kw meter voor elektrisch verbruik > 100 kw meter voor hoeveelheid nuttige energie > 10 kw meter voor elektrisch verbruik > 100 kw meter voor hoeveelheid nuttige energie Als het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie groter is dan 70 kw, is een brandstofmeter verplicht. Alleen de bepaling van het totale brandstofverbruik (via één of meer metingen)

30 wordt gevraagd. Dat kan gebeuren met : één meter op de algemene voeding van de stookruimte ; een reeks meters, telkens geïnstalleerd op de voeding van de brander van elk van de verwarmingsketels. De bepaling gebeurt door optelling van alle meterstanden ; een meter die in mindering wordt gebracht van een algemene meter. De bepaling gebeurt door aftrekking. Bijzonder geval van een combi-brander Als minimaal één ketel van het verwarmingssysteem uitgerust is met een brander die op meer dan één brandstof kan werken (al dan niet gelijktijdig), dan moet een verbruiksmeter voor elk brandstoftype worden geplaatst. Tolerantie Als de tweede brandstof alleen in uitzonderlijke situaties wordt gebruikt, is haar meting niet verplicht. De overschakeling van één brandstof op een andere om tariefredenen (bijvoorbeeld opvangen van piekperiodes) wordt niet als een uitzonderlijke situatie beschouwd. Gebruik van de meters van de gasleveranciers De bestaande teller die door de leverancier voor het opstellen van de energiefactuur wordt gebruikt, kan in specifieke gevallen ook als een energiemeter worden beschouwd : 70 kw < ΣPketels < 400 kw : de meter van de gasleverancier mag als energiemeter worden gebruikt, zelfs als die ook het verbruik van andere uitrustingen weergeeft. ΣPketels 400 kw : de meter van de gasleverancier mag als energiemeter worden gebruikt op voorwaarde dat hij alleen het verbruik van de ketels van één hydraulisch verwarmingssysteem weergeeft, en niet dat van andere uitrustingen. Als het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie groter is dan 400 kw is een calorimeter verplicht. Alleen de bepaling van het in het water geproduceerd calorisch vermogen (via één of meer metingen) wordt gevraagd. Dat kan gebeuren met : één meter op de algemene vertrekleiding van de warmteproductie-installatie ; een reeks meters, elk geplaatst op het vertrek van elk van de verwarmingscircuits. De bepaling gebeurt door optelling van alle meterstanden. Warmtepomp Als het totale nominale vermogen van de warmtepompinstallatie groter is dan 10 kw, is een meter verplicht die het elektrische verbruik meet van alle warmtepompen. Als het totale nominale vermogen van de warmtepomp(en) groter is dan 100 kw, is een meter verplicht, die de hoeveelheid nuttige energie meet die door het geheel van warmtepompen aan het distributienetwerk wordt doorgegeven. Koeling Als het totale nominale vermogen van de ijswaterinstallatie groter is dan 10 kw, is een meter verplicht die het elektrische verbruik meet van alle ijswatermachines. Als het totale nominale vermogen van de ijswaterinstallatie groter is dan 100 kw, is een meter verplicht

31 die de hoeveelheid koelenergie meet die door het geheel van ijswaterproductiemachines aan het distributienetwerk wordt doorgegeven. Minimale karakteristieken van de meters De meters worden uitgerust met een voorziening waarmee de gemeten hoeveelheden zowel ter plaatse als van op afstand afgelezen kunnen worden. De meters voldoen aan de Europese richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten. Brandstofmeters (vloeibaar en gasvormig) Volume- of massameter met weergave van een numerieke meterstand (resolutie < 1 m 3 of 1 kg), uitgerust met een systeem (type impulsgever) dat een automatische opneming (d.w.z. niet manueel visuele weergave) van de meterstand toelaat. De volgende toestellen worden niet als meters beschouwd : toestellen die het peil of de opgeslagen hoeveelheid brandstof meten ; urentellers voor de verstuiving van stookolie. Calorimeters De calorimeters zijn van het integrale type : ze zijn uitgerust met een elektronische rekeneenheid die de numerieke integratie uitvoert van het gemeten waterdebiet en het verschil in watertemperatuur tussen de vertrek- en de retourleiding. De meter moet voldoen aan de klasse 2 volgens de norm NBN EN-1434 warmtemeters. Elektriciteitsmeters De elektriciteitsmeter meet de actieve energie weergegeven in de vorm van een numerieke index met een minimale resolutie van 1 kwh, meters op DIN-rails. De meter beantwoordt aan de normen NBN EN 62053-11 en NBN EN 62053-21. De nauwkeurigheidsklasse is minimum klasse 1 voor actieve energie. 2.8 Bepaling van de isolatie van leidingen en kanalen Toepassingsgebied Onderstaande bepalingen zijn aanbevelingen die leiden tot een verhoogd installatierendement. De bepalingen zijn verplicht in geval van circulatieleidingen. Volgende leidingen, kanalen en accessoires zijn aan de bepalingen onderworpen : leidingen en accessoires voor het transport van warm verwarmingswater ; leidingen die op temperatuur worden gehouden met een elektrische weerstandsverwarming ; leidingen en accessoires voor het transport van warm tapwater (SWW), voor elk leidingsegment met een geforceerde circulatie ; leidingen en accessoires voor het transport van koelwater met een temperatuur < 20 C ; luchtkanalen. Volgende leidingen en kanalen zijn niet aan de bepalingen onderworpen : leidingen die horen tot een verdeellus voor warm tapwater en die met een thermosifon werken ; leidingen waarvan de buitendiameter niet meer dan 20 mm bedraagt ;

32 leidingen waarvan de buitendiameter niet meer dan 30 mm bedraagt en die vooraf geïsoleerd zijn met een dikte van minstens 10 mm ; luchtkanalen waarvan het rechte doorstroomgedeelte kleiner of gelijk is aan 0,025 m 2 ; luchtkanalen waarvan de buitendiameter niet meer dan 220 mm bedraagt en die vooraf geïsoleerd zijn met een dikte van minstens 10 mm. Onder leidingen en luchtkanalen moet worden verstaan : rechte segmenten, bochtstukken, elke andere verandering van richting, stukken die bruusk of geleidelijk van doorsnede veranderen, aftak- of samenloopstukken, ongeacht hun oriëntatie in de ruimte. Temperatuurregimes Een installatie voor verwarming en voor warm tapwater wordt in één van de twee volgende temperatuurregimes ondergebracht : regime I met lage temperatuur : ontwerpvertrektemperatuur 55 C ; regime II met hoge temperatuur : ontwerpvertrektemperatuur > 55 C. Als waarde bij ontstentenis mag de ontwerpvertrektemperatuur voor oppervlakteverwarmingssystemen (voor vloer-, muur- en plafondverwarming) 55 C worden genomen en voor alle andere warmteafgiftesystemen 90 C. Een installatie voor koeling wordt in één van de twee volgende temperatuurregimes ondergebracht : regime I met lage temperatuur : ontwerpvertrektemperatuur < 14 C ; regime II met hoge temperatuur : ontwerpvertrektemperatuur 14 C. Als de ontwerpvertrektemperatuur niet gekend is, moet regime I worden aangenomen. Classificatie van de omgeving van de leidingen De omgeving van de leidingen voor verwarming en voor warm tapwater wordt gekenmerkt door twee verschillende situaties: omgeving I, leidingen en accesoires : in de vloer of buiten in ruimten buiten het beschermd volume van het gebouw omgeving II, leidingen en accesoires binnen het beschermd volume : in een verwarmingslokaal of in een technisch lokaal, in technische kokers in opbouw in elke ruimte zonder verwarmingssysteem in opbouw in elke ruimte uitgerust met verwarmings- en airconditioningsysteem in verlaagde plafonds, verhoogde vloeren en permanente wandbekledingen omgeving III, alle andere situaties binnen het beschermd volume. Daarvoor gelden geen eisen. Thermische isolatie van verwarmingsleidingen en leidingen voor warm tapwater De lineaire warmteweerstand R l van een verwarmingsleiding of van een leiding voor warm tapwater moet groter zijn dan de minimale warmteweerstand R l,min. De waarde van R l,min hangt af van het temperatuurstelsel van de leiding ; de omgeving van de leiding ; de buitendiameter van de leiding. De getalwaarde ervan is bepaald in de tabel minimale warmteweerstand isolatie van leidingen. Voor de

33 niet-vermelde buitendiameters moet er lineair worden geïnterpoleerd. minimale warmteweerstand isolatie van leidingen buitendiameter d(mm) van de ongeïsoleerde leiding R l,min (m.k/w) regime I ontwerpvertrektemperatuur 55 C regime II ontwerpvertrektemperatuur 55 C omgeving I omgeving II omgeving I omgeving II 17,2 5,92 5,21 6,41 5,92 21,3 5,49 4,81 5,95 5,49 26,9 5,08 4,42 5,49 5,08 33,7 4,65 4,05 5,08 4,65 42,4 4,26 3,69 4,65 4,26 48,3 4,03 3,48 4,41 4,03 60,3 3,66 3,15 4,02 3,66 76,1 3,30 2,84 3,64 3,30 88,9 3,08 2,62 3,39 3,08 114,3 2,72 2,31 3,00 2,72 139,7 2,45 2,08 2,72 2,45 168,3 2,22 1,87 2,47 2,22 219,1 1,92 1,61 2,14 1,92 273,0 1,68 1,40 1,88 1,68 323,9 1,52 1,26 1,70 1,52 355,6 1,43 1,18 1,61 1,43 406,4 1,31 1,08 1,48 1,31 De lineaire warmteweerstand R l van de leiding wordt bepaald volgens bijlage E.3 van Bijlage V van het Energiebesluit. Daarbij moet de reductiefactor 0,6 (die rekening houdt met de hogere reële verliezen als gevolg van niet-geïsoleerde delen en koudebruggen) in de formules vervangen worden door een factor 1. De thermische isolatie mag niet worden onderbroken aan de bevestigingspunten van de leidingen. De leidingsegmenten die door de muren, vloeren of plafonds van het gebouw gaan, ongeacht de oriëntatie ervan, moeten thermisch worden geïsoleerd volgens de volgende voorschriften : doorgangen van 50 cm of langer worden beschouwd als behorende tot omgeving II ; voor doorgangen langer dan 1 cm, maar korter dan 50 cm moet het leidingsegment over de lengte van de doorgang thermisch worden geïsoleerd met een minimale dikte van 10 mm (ongeacht het isolatiemateriaal), voor zover er een verplichting tot thermische isolatie is voor minstens een van de twee segmenten aan beide kanten van de muur waar de leiding doorheen gaat. Thermische isolatie van koelwaterleidingen De lineaire warmteweerstand R l van een koelwaterleiding moet groter zijn dan de minimale warmteweerstand R l,min. De waarde van R l,min hangt af van : het temperatuurstelsel van de leiding ; de buitendiameter van de leiding.

34 De getalwaarde ervan is bepaald in de tabel minimale warmteweerstand isolatie van koelwaterleidingen. Voor de niet-vermelde buitendiameters moet er lineair worden geïnterpoleerd. minimale warmteweerstand isolatie van koelwaterleidingen buitendiameter d (mm) van de ongeïsoleerde leiding R l,min (m.k/w) regime I ontwerpvertrektemperatuur < 14 C regime II ontwerpvertrektemperatuur 14 C 1,72 3,44 3,37 21,30 3,13 2,98 26,90 2,84 2,48 33,70 2,58 2,15 42,40 2,33 1,83 48,30 2,20 1,67 60,30 1,96 1,41 76,10 1,73 1,15 88,90 1,61 1,03 114,30 1,40 0,85 139,70 1,24 0,72 168,30 1,10 0,62 219,10 0,93 0,50 273,00 0,80 0,43 323,90 0,71 0,37 355,60 0,67 0,34 406,40 0,60 0,31 2.8.1 Rekenvoorbeeld 8 : isolatie van een circulatieleiding Praktisch voorbeeld Een 15 m lange koperen circulatieleiding voor warm water buitendiameter 38 mm wordt geïsoleerd met 4 cm minerale wol (λ = 0,04 W/m.K). De leiding ligt in een verlaagd plafond. Voldoet deze isolatie aan de installatie-eisen? Een circulatieleiding valt onder de wetgeving voor minimum installatie-eisen. Een leiding in een verlaagd plafond is omgeving II. Aangezien we geen temperatuur kennen nemen we de waarde bij ontstentenis, zijnde 55 C (regime I). Uit bijlage E3 van bijlage V van het energiebesluit kunnen we volgende formule terugvinden voor het bepalen van de warmteweerstand : R i = 1 D e,j 1 2. π. λ insul,j. ln ( D i,j ) + hse,i. π. D e,j met : λ insul,j = de warmtegeleidingscoëfficiënt van de warmte-isolatie rond segment j D e,j = buitendiamter van de isolatie in m D i,j = buitendiameter van de ongeïsoleerde leiding in m h se,j = de totale (convectieve + radiatieve) externe warmteoverdrachtscoëfficiënt van het segment j in W/m 2.K, gelijk te nemen aan :

35 o binnen het beschermd volume h se,j = 8 o in aangrenzende onverwarmde ruimte : h se,j = 10 o buiten : h se,j = 25 R i = 1 0,078 1 2. π. 0,04. ln ( 0,038 ) + 8. π. 0,078 = 3,37 m.k/w Dit voldoet niet. Via interpolatie (uit de tabel maximaal lekverlies op pagina 25) kunnen we berekenen dat de minimale warmteweerstand 3,87 m.k/w moet bedragen. Zie voor de uitwerking van dit voorbeeld het scherm onderaan pagina 46. Thermische isolatie van accessoires van leidingen Zodra men verplicht is de leidingen thermisch te isoleren, moeten de accessoires, met inbegrip van de flenzen, die aangesloten zijn op leidingen met een buitendiameter van meer dan 50 mm, thermisch worden geïsoleerd. De accessoires moeten geïsoleerd worden volgens norm NBN D 30-041 of minstens even goed geïsoleerd worden als de dikste leiding waarop het ze aangesloten zijn. De norm NBN D30-041 bevat de voorschriften voor de thermische isolatie van afsluiters en accessoires van leidingen, en preciseert het toepassingsgebied. Deze voorschriften zijn van toepassing op : alle accessoires en afsluiters die warm verwarmingswater of sanitair warm water vervoeren, ongeacht de temperatuur van het water; de maten voor de aansluiting van leidingen met een buisdiameter van meer dan 50 mm. technische oplossing omhulsel isolatiemateriaal isolerend vermogen anorak : geprefabriceerde soepele mat soepel, later niet afgesneden steenwol met ρ 40 kg/m 2 glaswol met ρ 24 kg/m 2 minimale begindikte = 50 mm kap : geprefabriceerde kast aluminiumplaat, dikte 0,8 mm of synthetisch materiaal met vergelijkbare stijfheid minerale wol waarvan λ niet wordt aangetast door water thermische weerstand 1,5 m 2 K/W Thermische isolatie van luchtkanalen De warmteweerstand R van een luchtkanaal moet groter zijn dan de minimaal toegelaten warmteweerstand R min. De waarde van R min hangt af van : de temperatuur van de lucht in het kanaal ; de omgeving van het kanaal ; het type van de luchtstroom zoals bepaald in de norm EN 13779 : 2004 (zie de figuur op pagina 37) ; de aanwezigheid van eventuele warmteterugwinapparaten en voorzieningen voor recirculatie. De getalwaarde ervan is bepaald in de tabel minimale warmteweerstand luchtkanalen op pagina 36.

36 minimale warmteweerstand luchtkanalen type lucht volgens EN 13779 omgeving van het kanaal bijkomende voorwaarden minimale thermische weerstand R min nr. naam in m².k/w 1 buitenlucht in de grond in een gekoeld lokaal 2, 8 toevoerlucht, in het gebouw (binnen of buiten het beschermde en herbruikte lucht volume) behalve alle zichtbare delen in een 12 en menglucht ruimte waar de lucht toegevoerd wordt in de grond in een gekoeld lokaal 4 doorstroomlucht in de grond in een gekoeld lokaal in de buitenomgeving 5 en 6 extractie-lucht en recirculatie-lucht 0,5 verwarmde of gekoelde lucht (2) met 0,65 een temperatuur > 25 C of < 18 C (3) in de buitenomgeving 1,5 in het gebouw (binnen of buiten het beschermde volume) behalve alle zichtbare delen in verwarmde ruimtes in de grond in een gekoeld lokaal in de buitenomgeving aanwezigheid van een stroomafwaarts geplaatst warmteterugwinapparaat en / of een voorziening voor recirculatie 7 toevoerlucht binnen het beschermde volume voor delen stroomafwaarts van het warmteterugwinapparaat (1) : de isolatie moet uitgevoerd worden met anticondenserende materialen (2) : met inbegrip van lucht verwarmd of gekoeld met een warmteterugwinapparaat (3) : ingestelde temperatuur van de luchtbehandeling onder nominale voorwaarden 1,5 0,5 (1) 0,65 1,5 (1) 0,5 (1) Het type vervoerde lucht volgens de norm EN 13779 : 2004 wordt geïllustreerd in de figuur.

37 type toegevoerde lucht (EN13779) 1 7 De warmteweerstand R van het kanaal wordt vereenvoudigd bepaald door de dikte van het isolatiemateriaal te delen door de warmtegeleidbaarheid van het isolatiemateriaal. 6 12 9 8 5 2 8 4 11 8 3 3 10 Bescherming van de thermische isolatie De thermische isolatie moet voorzien zijn van een bekleding als bescherming tegen : de blootstelling aan UV-stralen en aan de weersomstandigheden ; aanvallen van allerlei dieren ; mechanische beschadiging in doorgangzones.

38 3 Werking software Vooraleer we overgaan tot twee praktische voorbeelden bespreken we hier enkele algemene instellingen. De versie waarmee we gewerkt hebben is versie 5.5.0. Vanaf het moment u een datum invult na 1/1/2015 komt er in de linker boomstructuur een extra invoerveld bij namelijk technische eisen. scherm : ingave datum bouwvergunning Door in de linker menustructuur te klikken op technische eisen komt u in scherm 2 terecht. Hier wordt gevraagd of er nieuwe installaties geplaatst of vernieuwd worden. Door het keuzevakje Ja aan te vinken verschijnt er een nieuw keuzemenu. scherm : keuze vernieuwde of nieuwe installaties

Klik met de linkermuistoets op uw ruimteverwarming hier verw2 genaamd. Maak een keuze uit cenversie november 2014 39 Afhankelijk van de vernieuwde of nieuwe installaties vinkt u het overeenstemmend vakje aan. Telkens u een installatie aanvinkt zal er in het linker menu een + -teken verschijnen voor technische eisen. Door op dit + -teken te klikken opent er zich een nieuw menu waar je zoals hieronder de eisen kunt nagaan voor ruimteverwarming en voor ventilatie. Het scherm is een voorbeeld van een residentiële woning. In het geval van een niet-residentiële woning komt er de mogelijkheid verlichting bij. scherm : ingave technische eisen residentiële woning 3.1 Ingave ruimteverwarming U klikt met de linkermuistoets op het veld ruimteverwarming. Via de blauwe plustoets brengt u een ruimteverwarming in. U kunt deze ruimteverwarming een naam geven verwijderen kan door de rode kruisknop. scherm : ingave ruimteverwarming - niet-residentiële woning In de linkerboomstructuur is voor ruimteverwarming een + -teken gekomen. Klik hierop met de linkermuistoets en een nieuw scherm opent zich.

40 trale verwarming of plaatselijke verwarming en vul de verdere gegevens aan. scherm : keuze centrale of plaatselijke verwarming scherm : ingave condensatieketel - ruimteverwarming Door het aanklikken van resultaten en het aanklikken van je epb2 eenheid bekom je een overzicht van de resultaten. Zoals je merkt is de minimum-eis 84 %, we halen 89 % dus de eis is behaald en er is geen boete (zie pagina 40).

Vlaanderen 41 scherm: resultaten ruimteverwarming 3.2 Ingave ventilatiesysteem Op identieke wijze zoals we het verwarmingssysteem hebben ingegeven gaan we nu een ventilatiesysteem ingeven. U selecteert ventilatiesysteem en met de blauwe plusknop brengt u een ventilatiesysteem in. Vervolgens krijgt u onderstaand scherm. scherm: ingave ventilatiesysteem Er wordt eerst gevraagd of er een centraal ventilatiesysteem geplaatst is en of er een warmteterugwinapparaat aanwezig is. Na het invullen van de vloeroppervlakte, merk en product ID kunt u het testrendement van de warmteterugwinning invullen. U kunt hierbij gebruik maken van de epbd-databank : www.epbd.be. Indien zoals in het scherm bovenaan de pagina het testrendement 78 % bedraagt, er geen dichtheidsklasse van de kanalen gekend is (deze moet minstens klasse B zijn en moet aangetoond worden via een stavingsdocument), we de vereenvoudigde berekening nemen voor bepalen van de isolatie van de leidingen, er geen inregelrapport (stavingsstukken!) aanwezig is en geen snelheidsregeling van de ventilatoren, merken we dat - na het uitvoeren van de berekening de technische eis niet behaald is.

Vlaanderen 42 Door het opvragen van de resultaten (zorg ervoor dat u de epb-eenheid geselecteerd hebt) krijgen we meer een detail overzicht en een grootteorde van de boete (zie hieronder). scherm: bepalen grootteorde boete Deze boete kan weggewerkt worden door bijvoorbeeld het opvragen van een inregelrapport of door het gedetailleerd invullen en berekenen van de isolatie van de kanalen. scherm : ingave isolatie ventilatiekanaal Door de keuze te maken van gedetailleerde berekening komt, kunt u hoger in het scherm het tabblad leidingen selecteren.

43 scherm : gedetailleerde berekening isolatiekanalen Op de reeds gekende manier (blauwe plustoets) brengen we een leiding (of meerdere leidingen) in. Na het invullen van de gekende gegevens let op bij rechtstreekse ingave van de warmteweerstand wordt er naar een stavingsstuk gevraagd en na het uitvoeren van de berekening merken we - dat door het isoleren van de leiding die de lucht van buiten naar het toestel brengt dat de boete verdwenen zal zijn. 3.3 Ingave sanitair warm watersysteem Maak bij wijze van oefening zelf een sanitair warm water systeem aan. Let op : indien er een elektrisch sanitair warm watersysteem is geplaatst na de renovatie en het vermogen is te groot al naargelang de gerenoveerde vloeroppervlakte zijn de technische installatie-eisen niet behaald en zal er een boete aangerekend worden. scherm : ingave sanitair warm watersysteem Deze boete kan aanzienlijk zijn. Door in het linkermenu sanitair warm water te selecteren en nadien op de knop resultaten klikken bekomt u enkel het overzicht (en de boete) van het sanitair warm watersysteem.

Vlaanderen 44 scherm : boete weergave sanitair warm watersysteem 3.4 Ingave koelsysteem Op de reeds gekende manier gaan we een koelsysteem inbrengen. Indien u bij de keuze Koeling d.m.v. ijswatermachine Nee invult hoeft u verder geen gegevens meer in te vullen. Indien u voor Ja opteert kunt u na het invullen van merk en product-id het soort machine gaan selecteren. invoerscherm : koelmachine - keuze soort machine Na het maken van de juiste keuze kunt u overgaan tot het invullen van de technische gegevens. Let er op dat u de juiste gegevens invult doe eventueel navraag bij de fabrikant. EER wordt bepaald via EN 14511-1 en SEER kan bekomen worden via de fabrikant. scherm : invullen technische gegevens ijswatermachine (watergekoeld) Nadien kunt u in detail bekijken of de technische eisen behaald zijn. Zoals u in het scherm hierna zelf

45 kunt vaststellen zijn in dit voorbeeld de technische eisen niet gehaald en zal er een boete aangerekend worden. resultaat software : koeling Een totaal overzicht van de technische eisen en of ze al dan niet behaald zijn kan bekomen worden door het veld epb-eenheid aan te klikken en op resultaten te klikken. In het scherm hieronder merkt u dat er geen energieverbruiksmeters verplicht zijn voor verwarming en koeling en dit omwille van het te kleine geïnstalleerd vermogen. scherm : overzicht eisen - technische installatie 3.5 Ingave leidingisolatie Indien u bij ruimteverwarming ervoor opteert om de leidingisolatie in te rekenen, dan gaat u als volgt te werk. Kies bij Leidingisolatie inrekenen voor Ja en hierdoor zal het tabblad Leidingen zwart opkleuren en kunt u via dit tabblad de verschillende leidingen en leidingsegmenten ingeven (schermen op pagina 46).

46 scherm : ingave isolatieleidingen scherm : gedetailleerde ingave isolatieleidingen

47 Merk op dat er voor verwarming geen installatie-eisen zijn voor de leidingisolatie. Het type omgeving kun je eerder in de tekst terugvinden (zie 2.8 Bepaling van de isolatie van leidingen en kanalen). Het voorbeeld van het scherm op de vorige pagina (onderaan) is de oplossing van de oefening in 2.8 Bepaling van de isolatie van leidingen en kanalen. 3.6 Ingave verlichting (enkel bij niet-residentiële gebouwen) Hernemen we het voorbeeld uit 2.6, dan bekomen we scherm 20. invoerscherm : verlichting niet-residentieël gebouw In het scherm hieronder zien we dat de installatie-eis behaald is. resultaat software : verlichting

48 3.7 Ingave energieverbruikmeters Indien het ingevoerde nominaal vermogen groot genoeg is, zal de software bijkomende informatie vragen rond de energieverbruikmeters. In onderstaand voorbeeld is het nominaal vermogen 500 kw. Volgens 2.7 Energieverbruikmeters is het verplicht om een brandstofmeter en een calorimeter te plaatsen. Als de meter conform bijlage XII is kun je het product en type ingeven. invoerscherm : energieverbruikmeters

49 4 Praktisch voorbeeld residentiële woning 4.1 Plannen noordwestgevel 1/50 zuidwestgevel 1/50

50 zuidoostgevel 1/50 noordoostgevel 1/50

51 grondplan - gelijkvloers 1/50

52 grondplan - eerste verdieping 1/50

53 4.2 Algemeenheden indeling van het gebouw / administratieve gegevens -dossiernummer 13008-G-2015_001 aanvraagdatum vergunning 01/03/2015 datum verlening vergunning 02/03/2015 startdatum van de werken 11/03/2015 datum ingebruikname aard van de werken renovatie bestemming wonen adres Handelsstraat 12 2440 GEEL vensters vervangen ja sociale huisvesting neen verslaggever dhr. Verslaggever EP12345 architect De Tekenaar Jef, Nieuwstraat 53 2440 GEEL aangifteplichtige Jansen Erik, Torenstraat 4 2440 GEEL beschermd volume 644,10 m 3 bruto vloeroppervlakte 223,21 m 2 4.3 Installaties 4.3.1 Verwarming Vul aan de hand van de technische fiche de gegevens van de ruimteverwarming in. technische gegevens VWS64/3 VWS84/3 VWS 104/3 vermogens volgens EN 14511 BO/W35 ΔT 5K vermogen cv / opgenomen vermogen / COP kw 6,1 /1,3/4,7 7,8/1,7/4.7 10,9/2,2/4,9 BO/W55 ΔT 5K vermogen cv / opgenomen vermogen / COP kw 5,7/1,9/3,0 7,8/2,5/3,1 9,7/3,2/3,0 vermogen passieve koeling (vertrek 18 / retour 22 cv) kw 3,8 5,0 6,2 verwarming min. en max. vertrekwatertemperatuur cv (instelbereik) C 25-62 25-62 25-62 min. / max. werkdruk verwarming bar 0,8/3,0 0,8/3,0 0,8/3,0 volume verwarmingscircuit in de warmtepomp l 3,2 3,9 4,4 nominaal debiet cv-pomp (ΔT 5K) m 3 /h 1,1 1,4 1,8 beschikbare opvoerhoogte pomp cv-pomp (ΔT 5K) mbar 600,0 560,0 520,0 elektrisch opgenomen vermogen cv-pomp W 5,0-70,0 5,0-70,0 5,0-70,0 elektrisch opgenomen vermogen cv-pomp bij BO/W35 (ΔT 5K) W 27,0 32,0 44,0 geluidsniveau db(a) 46,0 48,0 50.0 broncircuit bronvloeistof max.werdruk bronvloeistof ethyleenglycol 30 % / water 70 % of propyleenglycol 33 % / water 67 % max. werdruk bar 3,0 min. en max. temperatuur C -10,0/20,0 volume broncircuit in de warmtepomp l 2,5 3,1 3,6 nominaaldebiet bronpomp (ΔT 3K) m 3 /h 1,6 1,9 2,7 elektrisch opgenomen vermogen bronpomp W 5,0-70,0 5,0-70,0 8,0-140,0 elektrisch opgenomen vermogen bronpomp bij BO/W35 (ΔT 3K) W 50,0 55,0 114,0

54 technische gegevens VWS64/3 VWS84/3 VWS 104/3 aansluitingen aansluiting vertrek- en retour verwarmingscircuit / mm G1 1 / 4 / Ø 28 G1 1 / 4 / Ø 28 G1 1 / 4 / Ø 28 aansluiting vertrek- en retour broncircuit / mm G1 1 / 4 / Ø 28 G1 1 / 4 / Ø 28 G1 1 / 4 / Ø 28 aansluiting expansievat verwarming R 3 / 4 R 3 / 4 R 3 / 4 afmetingen hoogte (zonder aansluitstukken) mm 1200 1200 1200 breedte mm 600 600 600 diepte zonder/met kolom mm 650/840 650/840 650/840 gewicht (leeg) kg 157 164 168 elektra elektrische voeding compressor / elektrische weerstand V/hz 3/N/PE 400/50 3/N/PE 400/50 3/N/PE 400/50 elektrische voeding regelaar V/hz 1/N/PE 230/50 1/N/PE 230/50 1/N/PE 230/50 zekeringen te voorzien (type C traag) A 3x 16 3x 16 3x 16 startstroom met / zonder startstroombeqrenzer A <16/26 <16/40 <16/46 opgenomen elektrisch vermogen min. (B-5/W35) max. (B20/W60) kw 1,6/3,1 2,1/3,8 2,7/4,9 elektrisch vermogen ingebouwde weerstand kw 6,0 6,0 6,0 beschermklasse lp 20 lp 20 lp 20 invoerscherm : ruimteverwarming

55 4.3.2 Ventilatie Aan de hand van de technische fiches en de D databank kunnen volgende gegevens ingevuld worden voor het ventilatietoestel met warmteterugwinning (totaal luchtdebiet = 350 m 3 /h dus tabel van 400 m 3 /h nemen) : invoerscherm : ventilatie residentieel gebouw

56 4.4 Resultaten resultaat software : residentiële woning Enkel op het gebied van de ruimteverwarming zijn de eisen niet behaald. Wanneer we echter nauwkeuriger de technische fiche bekijken, zien we dat het vermogen van de pomp wel opgegeven is namelijk 55 W. Dit invullen geeft het volgende scherm en de boete zal verdwenen zijn.

57 invoerscherm : verbeterde ingave verwarming residentieel gebouw

58

59 5 Praktisch voorbeeld niet-residentiële woning 5.1 Beschrijving Renovatie van een kantoorgebouw + restaurant + shop. Het Vlaams Secretariaat voor het Katholiek Onderwijs (VSKO) en het Interdiocesaan Centrum (IC) planden een grondige renovatie van hun bestaande kantoorinfrastructuur in de Handelsstraat 82 te Zaventem. Van deze renovatie werd enerzijds gebruik gemaakt om de beschikbare capaciteit aan vergaderruimtes uit te breiden in functie van de stijgende behoefte. Anderzijds werd de bestaande verouderde gevel van het gebouw gestript en vervangen door een nieuwe gevel die een esthetische meerwaarde biedt en vooral energetisch veel beter moet scoren. Daarbij werd enerzijds ingespeeld op hedendaagse kantoorbehoeften waarbij het uitgangspunt is dat wisselende opdelingen en gebruiksmogelijkheden van de kantoorverdiepingen ten volle worden ondersteund door de technische installaties, onder andere een uitgebreide infrastructuur aan gestructureerde bekabeling. Anderzijds werd een grote inspanning geleverd om voor dit gebouw een aangenaam comfort te garanderen met een minimaal energieverbruik. Dit heeft onder andere geleid tot efficiënte warmterecuperatie, gebruik van condenserende ketels, energiezuinige verlichting. Bestaand kantoorgebouw (bouwjaar ongekend) Het volledige gebouw werd grondig gerenoveerd. Alle bestaande installaties werden afgebroken, en een volledige nieuwe elektrische installatie werd voorzien (hoogspanningscabine, elektrische borden, bekabeling sterk- en zwakstroom, verlichting, branddetectie, ) 5.2 Technische installaties 5.2.1 Verwarming Stookplaats : 2 condensatieketels type, zie hierna in fiche. Uit de fiche van de fabrikant kunnen we voldoende gegevens halen om scherm in te vullen. Er zijn geen calorimeters of brandstofmeters geplaatst.

60 technische gegevens verwarmingsketel niet-residentieel

61 invoerscherm : invoer verwarming niet-residentieel gebouw De installatie voldoet aan het minimaal installatierendement, maar wordt toch geconfronteerd met een enorme hoge boete omwille van het niet aanwezig zijn van een brandstofmeter en calorimeter. Uiteraard zal de -verslaggever dit melden aan zijn klant en de klant zal (meer dan waarschijnlijk) overgaan tot de aanschaf en plaatsing van een brandstofmeter en calorimeter. resultaat software : verwarming niet-residentieel gebouw

62 Bij leidingisolatie inrekenen hebben we Neen geantwoord, de leidingsisolatie voldeed niet aan de bepalingen. Bijgevolg zal het rendement met 5 % minderen. Indien de isolatie wel voldoet aan de eisen, kun je deze best wel ingeven, hierdoor zal uw rendement stijgen met 5 %. 5.2.2 Ijswatermachine kantoren Ijswatermachine : CGAN 211 SQ Type : luchtgekoelde monobloc ijswatermachine Om EER en SEER te bepalen hebben we de gegevens nodig van de fabrikant testgegevens volgens EN14511-2. In de norm kunnen we vinden dat dit de testomstandigheden zijn : testomstandigheden technische specificaties van de ijswatermachine

63 Aan de hand van de technische fiches kan volgend scherm ingevuld worden : invoerscherm : gegevens ijswatermachine niet-residentieel In dit geval wordt de minimale eis van 3,1 niet gehaald en zal er een boete aangerekend worden. resultaat software : ijswatermachine niet-residentieel Let op : 1. Indien je voor berekeningswijze isolatie de keuze vereenvoudigde berekening neemt dan zal de software een correctiefactor van 0,95 in rekening brengen. Indien de leidingen niet moeten geïsoleerd worden (kleine diameters bijvoorbeeld) moet je hier kiezen voor gedetailleerde berekening het

64 tabblad Leidingen zal zwart opkleuren en in dit tabblad kies je dan voor het antwoord neen op de vraag moeten voldoen aan de isolatiebepalingen. Je zult merken dat het installatierendement dan met 5 % zal toenemen. 2. Indien je Ja aanvinkt bij de vraag Waarde van SEER gekend dat er onderaan het tabblad een stavingsstuk wordt gevraagd. 3. Kijk ook even de boetes eens na bij het ontbreken van een koelenergiemeter en / of elektrische verbruiksmeter. Deze bedraagt 2,5 /m 2 vloeroppervlakte. Indien er wel een elektrische verbruiksmeter aanwezig is maar geen koelenergiemeter blijft de boete even hoog.

65 4. Indien je aangeeft dat er een energiemeter aanwezig is worden er bijkomende gegevens gevraagd. Is toestel conform de eisen op energiemeters, merk, product-id en ruimte waar deze meter geplaatst is. 5.2.3 Ventilatiegroep Er zijn verschillende ventilatiegroepen aanwezig maar slechts twee met een warmteterugwinningssysteem. Aangezien er geen verdere gegevens beschikbaar zijn van het warmteterugwinsysteem zijn we hier verplicht om een rendement van 0 % in te vullen. categorie van luchtbehandelingsgroep I IIIb II IIa temperatuur van de afvoerlucht 25 C 25 C natte bol temperatuur van de afvoerlucht < 14 C 18 C temperatuur van de buitenlucht 5 C 5 C natte bol temperatuur van de buitenlucht 3 C Het is dus belangrijk om toch een rendement te bekomen dit rendement moet bepaald zijn volgens de norm NBN EN 308. De tabel geeft weer welke temperaturen gelden als basis voor bepaling van het thermisch rendement.

66 Met uiteraard een grote boete tot gevolg : Bepaalde fabrikanten geven wel een rendement op bepaald volgens NBN EN308. In volgend document kunt u nalezen hoe u met de verschillende rendementen moet omgaan : http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/thermischrendementwtw.pdf Er is ook een Excel rekenblad ter beschikking gesteld door het Vlaams Energieagentschap voor bepalen van dit rendement.

67 5.2.4 Verlichting De renovatie ging gepaard met een relighting van het gebouw. In 2.6 Verlichting hebben we aangetoond hoe je dit kunt ingeven. Voor elk lokaal bepaal je de functie en het type. Via het geïnstalleerd vermogen en de vloeroppervlakte wordt het vermogen per m 2 bepaald. Dit wordt (eventueel) gecorrigeerd met correctiefactoren omwille van aanwezigheidsdetectie, daglichtsturing en mogelijkheid tot dimmen. De uiteindelijke waarde wordt vergeleken met een referentiewaarde.

68 5.2.5 Isolatie van leidingen Verschillende luchtkanalen lagen in een vals plafond en zijn dus isolatieplichtig. Volgend materiaal is gebruikt voor isolatie van de luchtkanalen. materiaal Ingeven in de software :

69 De isolatie-eisen worden duidelijk niet gehaald waardoor we ook geen winstpunten krijgen in het rendement. Was hier ook overbodig aangezien we geen rendement hadden. 6 Voorbeeld boetebepaling Als uit de -aangifte blijkt dat de -eisen niet werden gerespecteerd, legt het Vlaams Energieagentschap, tot vijf jaar na de indiening van de -aangifte, de aangifteplichtige een administratieve geldboete op van 1 60 euro per afwijking van 1 W/K op het vlak van de thermische isolatie van de constructie-elementen en het K-peil ; 2 24 eurocent per afwijking van 1 MJ/jaar op het vlak van de globale energetische prestatie ; 3 48 eurocent per 1000 Kh en per m 3 afwijking op het vlak van het risico op oververhitting ; 4 4 euro per afwijking van 1 m 3 /h op het vlak van de ventilatievoorzieningen ; 5 86 eurocent per afwijking van 1 kwh/jaar op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming ; 6 1 euro per afwijking van 1 %.m 2 op het installatierendement van ketels op gasvormige en vloeibare brandstof ; 7 22 euro per afwijking van 1 m 2 op de SPF van de elektrische warmtepomp ; 8 1,75 euro per afwijking van 1 W op het maximaal toegestaan vermogen voor directe elektrische verwarming ; 9 75 eurocent per afwijking van 1 W op het maximaal toegestaan vermogen voor elektrische warmwaterproductietoestellen ; 10 30 euro per afwijking van 1 m 2 K/W op de isolatie van circulatieleidingen, bepaald op de wijze ; 11 14 euro per afwijking van 1 m 2 op het systeemrendement van ijswatersystemen ; 12 30 eurocent per afwijking van 1 %.m 2 op het warmteterugwinrendement van centrale ventilatiesystemen ; 13 1,75 euro per afwijking van 1 W op het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen van verlichtingssystemen ; 14 2,5 euro per afwijking van 1 m 2 op de eis betreffende de energieverbruiksmeters. Het Vlaams Energieagentschap vestigt de administratieve geldboete pas als de totale administratieve geldboete die opgelegd wordt op basis van dit artikel, ten minste 250 euro bedraagt.

70 6.1 Rekenvoorbeeld 1 ketels op gasvormige en vloeibare brandstoffen Herbekijken we rekenvoorbeeld 1 opnieuw dan geeft dit ingevuld in het scherm : invoerscherm rekenvoorbeeld 1 Met als resultaat volgende boete : resultaat software De boete bedraagt 1 per 1 %.m 2 afwijking het rendement ligt 3 % onder de minimale grens en de vloeroppervlakte bedraagt 221,20 m 2, een eenvoudige berekening van 223,20 m 2 x 3 = 669,60.

71 Boeteberekening ketels op gasvormige en vloeibare brandstoffen Als in de -aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale systeemrendement, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het installatierendement, uitgedrukt in %.m 2, als volgt bepaald : (ƞ inst,eis ƞ inst,aangifte ). A inst,heat,net,aangifte Waarin : ƞ inst,aangifte de in de -aangifte vermelde waarde van het installatierendement ƞ inst,eis de minimaal vereiste waarde van het installatierendement A inst,heat,net,aangifte de in de -aangifte vermelde netto-vloeroppervlakte die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie in m 2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes, uitgedrukt in m 2 van alle ruimtes waarin minstens één warmte afgifte-element of inblaasmond van warme lucht is aangesloten op de betreffende verwarmingsinstallatie. 6.2 Rekenvoorbeeld 2 - energieverbruiksmeters Hernemen we het rekenvoorbeeld 2 (met een vloeroppervlakte van 1000 m 2 ), dan hebben we : invoerscherm rekenvoorbeeld 2

72 Let op : aangezien de leidingen in het beschermde volume liggen hoeven ze niet geïsoleerd te zijn. Het is niet voldoende om Neen te antwoorden op de vraag het toestel staat binnen het beschermd volume. U moet bij leidingisolatie inrekenen Ja antwoorden en bij het tabblad leidingen aangeven dat de leidingen niet moeten voldoen aan de isolatiebepalingen omwille van een volledige plaatsing in het beschermde volume. Dit mag enkel als er geen leidingisolatie vereisten zijn, leidingen binnen het beschermde volume maar gelegen in omgeving II moeten geïsoleerd worden (zie 2.8 Bepalingen van de isolatie van leidingen en kanalen). We bekomen als resultaat : resultaat software Immers 1 /%.m 2 - het rendement ligt 2 % onder de minimale installatie-eis en voor een vloeroppervlakte van 1000 m 2 geeft dit 2 /m 2 x 1000 m 2 = 2000. Ook het niet aanwezig zijn van brandstofmeter en calorimeter geeft aanleiding tot een boete namelijk 2,5 dus in dit voorbeeld : 1000 x 2,5 /m 2 = 2500. Deze boete verdwijnt pas als beide meters aanwezig zijn. Boeteberekening energieverbruiksmeters Als in de -aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de verplichte energieverbruiksmeters, is de overeenkomstige afwijking gelijk aan A inst,heat,net,aangifte in geval van warmteproductie en gelijk aan A inst,cool,net,aangifte in geval van koeling. Ter herhaling : A inst,heat,net,aangifte de in de -aangifte vermelde netto-vloeroppervlakte die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie in m 2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes, uitgedrukt in m 2 van alle ruimtes waarin minstens één warmteafgifte-element of inblaasmond van warme lucht is aangesloten op de betreffende verwarmingsinstallatie.

73 6.3 Rekenvoorbeeld 3 - energieverbruiksmeters Stel dat we een lucht / water warmtepomp hebben met een nominaal vermogen van 13,80 kw en een COP-waarde van 3,70. invoerscherm rekenvoorbeeld 3 Met als resultaat : resultaat software Installatie-eisen -7 voldoen. Aangezien het vermogen van de warmtepomp groter is dan 10 kw is een meter verplicht voor het meten van het elektrische verbruik. De boete is 2,5 /m 2 = 558.

74 6.4 Rekenvoorbeeld 4 - elektrische warmtepompen Hernemen we rekenvoorbeeld 4. invoerscherm rekenvoorbeeld 4 Met als resultaat : resultaat software Boetebepaling 22 per afwijking afwijking bedraagt 3,30 3,21 = 0,09 ; boete per m 2 bedraagt dan 22 x 0,09 = 1,98. Voor een vloeroppervlak van 223,20 m 2 geeft dit dan een boete van 441,94.

75 Boeteberekening elektrische warmtepompen Als in de -aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de minimale SPF, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van SPF, uitgedrukt in m 2, als volgt bepaald : (SPF eis SPF aangifte ). A inst,heat,net,aangifte Waarin : SPF eis de minimaal vereiste waarde van de SPF SPF aangifte de in de -aangifte vermelde waarde A inst,heat,net,aangifte de in de -aangifte vermelde netto-vloeroppervlakte die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie in m 2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes, uitgedrukt in m 2 van alle ruimtes waarin minstens één warmteafgifte-element of inblaasmond van warme lucht is aangesloten op de betreffende verwarmingsinstallatie. Aangezien het vermogen kleiner is dan 10 kw is er geen verbruiksmeter verplicht. Indien het vermogen van de pomp gekend is :

76 Resultaat : resultaat software 6.5 Rekenvoorbeeld 5 - warmtepomp werkend op ventilatielucht Wanneer we het voorbeeld 5 hernemen, bekwamen we volgend resultaat : resultaat software Boeteberekening 22 per afwijking ; afwijking = (2,90 2,77) = 0,13 ; boete = 22 x 0,13 x 313 m 2 = 895,18

77 6.6 Rekenvoorbeeld 6 - ijswatermachine invoerscherm rekenvoorbeeld 6 Resultaat : resultaat software De boete bedraagt 14 per afwijking van het systeemrendement en per m 2 vloeroppervlak. Afwijking bedraagt 2,00 1,85 = 0,15 ; dus de boete is gelijk aan 0,15 x 14 /m 2 = 2,1 /m 2 en voor een oppervlak van 1000 m 2 komen we aan 2100 boete. Aangezien het vermogen groter is dan 10 kw, is er ook een boete voor het niet aanwezig zijn van een elektrische verbruikmeter. Boeteberekening ijswatersystemen Als in de -aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale systeemrendement van ijswatersystemen, wordt de overeenkomstige afwijking van het systeemrendement, uitgedrukt in m 2, als volgt bepaald :

78 (ƞ sys,cool,min,eis ƞ sys,cool,aangifte ). A inst,cool,net,aangifte Waarin : ƞ sys,cool,min,eis de minimaal vereiste waarde van het systeemrendement ƞ sys,cool,aangifte de in de -aangifte vermelde waarde van het systeemrendement A inst,cool,net,aangifte de in de -aangifte vermelde netto-vloeroppervlaktes die bediend worden door de koelinstallatie, uitgedrukt in m 2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m 2 van alle ruimtes waarin minstens één koude afgifte-element of inblaasmond van koude lucht aangesloten is op de betreffende koelinstallatie 6.7 Rekenvoorbeeld 7 - verlichting invoerscherm rekenvoorbeeld 7 Met als resultaat : resultaat software

79 Boeteberekening 1,75 per afwijking van 1 W per m 2 vloeroppervlak ; 1,75 /W x (17,5 15) W/m 2 x 12 m 2 = 52,5 Boeteberekening verlichting Als in de -aangifte opgegeven is dat er in de ruimte niet voldaan is aan de eis betreffende het maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen voor verlichting, wordt de overeenkomstige afwijking op het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen in die ruimte, uitgedrukt in W, als volgt bepaald : (W equiv,aangifte W equiv,max,eis ). A light,net,aangifte Waarin : W equiv,aangifte de in de -aangifte vermelde waarde van het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen in de betreffende ruimte W equiv,max,eis het maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen in de betreffende ruimte A light,net,aangifte de in de -aangifte vermelde netto-vloeroppervlakte, uitgedrukt in m 2, van de ruimte waarin het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen overschreden wordt

80 6.8 Rekenvoorbeeld 8 - isolatie van een circulatieleiding Hernemen we rekenvoorbeeld 8 ingevuld geeft dit volgend scherm : invoerscherm rekenvoorbeeld 8 Met boete tot gevolg : resultaat software

81 Boeteberekening 30 per afwijking en per m segmentlengte ; 30 x (3,87 3,37) x 15 m = 225. Boeteberekening isolatie circulatieleiding Als in de -aangifte opgenomen is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de isolatie van circulatieleidingen, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak isolatie, uitgedrukt in m 2 K/W, als volgt bepaald : (R l,min,eis R l,aangifte ). L circ,aangifte Waarin : R l,min,eis de minimaal vereiste waarde van de lineaire warmteweerstand van het betreffende leidingsegment, uitgedrukt in mk/w R l,aangifte de in de -aangifte vermelde waarde van de lineaire warmteweerstand van het betreffende leidingsegment, uitgedrukt in mk/w L circ,aangifte de in de -aangifte vermelde lengte van het betreffende segment van de circulatieleiding in m 6.9 Rekenvoorbeeld 9 - directe elektrische verwarming Hernemen we het voorbeeld uit 2.2. resultaat software De boete bedraagt 1,75 /W/m 2 ; 1,75 x (16,67 15) x 330 = 964,43. Boeteberekening direct elektrische verwarming Als in de -aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het maximaal toegestaan elektrisch vermogen van direct elektrische verwarming, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het elektrisch vermogen uitgedrukt in W, als volgt bepaald : Waarin : W tot,aangifte A f,gross,aangifte ( 15 W/m²). A f,gross,aangifte W tot,aangifte de in de aangifte vermelde waarde van het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen, uitgedrukt in W A f,gross,aangifte de in de -aangifte vermelde brutovloeroppervlakte in m 2

82 6.10 Rekenvoorbeeld 10 - elektrische doorstroomtoestellen en boilers In de woning van bijlage 1 wordt er een elektrisch doorstroomtoestel geplaatst technische gegevens zie bij art. nr. 222395. bestelnummer 222394 222395 beveiliging 32/32/35 A 40 A breedte 226 mm 226 mm hoogte 485 mm 485 mm diepte 93 mm 93 mm temperatuurinstelling 30-60 C 30-60 C nominale spanning 400 V 400 V nominale stroom 29/31/35 A 39 A beschermingsgraad (IP) IP 25 IP 25 gewicht gevuld met water 4,00 kg 4,00 kg nominaal vermogen 2 18/21/24 kw 27 kw energierendementsklasse A A grondplan

83 invoerscherm rekenvoorbeeld 10 resultaat software Boeteberekening elektrische warmwatertoestellen Als in de -aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het maximaal toegestaan elektrisch vermogen van elektrische warmwatertoestellen, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het elektrisch vermogen, uitgedrukt in W, als volgt bepaald : P el,aangifte max[2500 ; 2500 + 50 x (A f,gross,aangifte 150)] Waarin : P el,aangifte de in de -aangifte vermelde waarde van het elektrisch vermogen, uitgedrukt in W, bepaald door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen A f,gross,aangifte de in de -aangifte vermelde brutovloeroppervlakte in m 2

84 6.11 Rekenvoorbeeld 11 - energieprestatie van ventilatiesystemen In de woning van bijlage 1 wordt een nieuw ventilatiesysteem geplaatst. Dit geeft ons volgend invoerveld : invoerscherm rekenvoorbeeld 11 Met volgend resultaat : resultaat software

85 Boeteberekening warmteterugwinrendement centrale ventilatiesystemen Als in de -aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale warmteterugwinrendement voor centrale ventilatiesystemen, wordt de overeenkomstige afwijking van het warmteterugwinrendement, uitgedrukt in %.m 2, als volgt bepaald : (ƞ hr,vent,eis ƞ hr,vent,aangifte ). A inst,vent,net,aangifte Waarin : ƞ hr,vent,eis de minimaal vereiste waarde van het warmteterugwinrendement ƞ hr,vent,aangifte de in de -aangifte vermelde waarde van het warmteterugwinrendement A inst,vent,net,aangifte de in de -aangifte vermelde netto vloeroppervlakte die bediend wordt door de ventilatie-installatie, uitgedrukt in m 2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m 2 van alle ruimtes waarin minstens één mechanische toevoer- of afvoeropening aangesloten is op de betreffende ventilatie-installatie case 2 - grondplan - gelijkvloers