Eenheid van naam binnen het gezin of meer keuzevrijheid voor ouders?

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk?

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

De keuze van de achternaam. Ministerie van Justitie

Naar een nieuw Achternaamrecht?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De keuze van de achternaam

Het conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep

De keuze van de achternaam

VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Verloop van de procedure. 2. Verdere beoordeling

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

PUBLICATIEBLAD. LANDSVERORDENING van de 8'*^mei 2010 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek^ (Landsverordening herziening namenrecht)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

Gezagsdragers hebben (anders dan pleegouders) de plicht te voorzien in het levensonderhoud van het kind waarover zij het gezag uitoefenen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling Bevindingen

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

Gehoord de gerechten adviseert de Raad u als volgt. 1

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Protocol School en Scheiding

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Adoptie van een kind in Nederland

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

Protocol School en scheiding.

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister

der Nederlanden Keuzerecht dit moment is onduidelijk of met de aanbevelingen van de werkgroep iets wordt gedaan.

ECLI:NL:CRVB:2017:2709

Definities van de gehanteerde termen:

Protocol School en Scheiding, KBS De ark en de Ark van Noach

Inleiding. Nederlandse personen- en familierecht. Personen- en familierecht 9

Inhoud Inhoud 5 Voorwoord 13 Introductie van het onderzoek 15 I. Inleiding 15 II. Participatie als juridisch begrip 16 III. Aanleiding tot het onderzo

De fungerend voorzitter van de commissie, Arib

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

Wat is gezag? De ouder Gezag en erfrecht Wie heeft het gezag? de NOTARIS en. Gezag. en voogdij

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

Protocol School en scheiding

Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Protocol Gezag en omgang na scheiding. Datum 30 januari 2013

Informatieplicht van school naar ouders

ECLI:NL:CRVB:2017:172

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

Bouwstenen voor een nieuw naamrecht. Rapport van de Werkgroep liberalisering naamrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0668

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Internationaal naamrecht, Erkenning van buitenlandse naamswijziging

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:GHSHE:2012:BX7336

Beoordeling. h2>klacht

Scheiden, erkennen, adopteren, gezag uitoefenen over en omgang of contact hebben met minderjarige kinderen anno 2009

ECLI:NL:CRVB:2008:BC5947

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

GMR/ Heerenveen, 17 juni 2010

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Protocol School en Scheiding

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEMORIE VAN TOELICHTING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: Rapportnummer: 2013/176

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De ouders van het kind zijn de moeder en de vader zoals hierboven omschreven

Protocol School en Scheiding

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

Protocol School en echtscheiding

Informatie voorziening aan gescheiden ouders.

Transcriptie:

Eenheid van naam binnen het gezin of meer keuzevrijheid voor ouders? Universiteit: Tilburg University Faculteit: Rechtsgeleerdheid Opleiding: Rechtsgeleerdheid accent privaatrecht Door: Anouk Drissen ANR: 123831 Examencommissie: Prof. mr. P. Vlaardingerbroek & Mw. Mr. R. de Jong Afstudeerdatum: 26 april 2011

Inhoudsopgave Inleiding... 4 Hoofdstuk 1 De eenheid van naam binnen het gezin... 6 1.1 Inleiding... 6 1.2 De eenheid van naam binnen het gezin, art. 1:5 lid 8 BW... 6 1.3 De totstandkoming van art. 1:5 lid 8 BW... 7 1.4 De huidige kijk op de eenheid van naam binnen het gezin...12 1.5 Tussenconclusie...16 Hoofdstuk 2 De eenheid van naam binnen het gezin bij art. 1:253t BW en bij adoptie... 17 2.1 Inleiding...17 2.2 art. 1:253t lid 5 BW en de eenheid van naam binnen het gezin...17 2.2.1 Jurisprudentie met betrekking tot art. 1:253t lid 5 BW...19 2.3 De eenheid van naam binnen het gezin en adoptie...23 2.3.1 Jurisprudentie met betrekking tot de eenheid van naam in geval van adoptie door duomoeders...24 2.4 Tussenconclusie...25 Hoofdstuk 3 De eenheid van naam beoordeeld vanuit het internationale recht...27 3.1 Inleiding...27 3.2 Het IVRK...27 3.2.1 De verhouding tussen art. 3 IVRK en de eenheid van naam binnen het gezin...28 3.2.2 De verhouding tussen art. 8 IVRK en de eenheid van naam binnen het gezin...30 3.3 Het EVRM...31 3.3.1 Art. 8 EVRM en de eenheid van naam binnen het gezin...32 3.4 Tussenconclusie...34 Hoofdstuk 4 De eenheid van naam binnen het gezin in internationaal perspectief... 36 1

4.1 Inleiding...36 4.2 Het naamrecht in Denemarken...36 4.2.1 De verkrijging van een geslachtsnaam...36 4.2.2 De eenheid van naam binnen het gezin...37 4.2.3 Ouders kunnen geen keuze maken...37 4.2.4 Vergelijking met Nederland...38 4.3 Het naamrecht in Rusland...39 4.3.1 De verkrijging van een geslachtsnaam...39 4.3.2 De eenheid van naam binnen het gezin...40 4.3.3 Ouders kunnen geen keuze maken...40 4.3.4 Vergelijking met Nederland...41 4.4 Tussenconclusie...41 Hoofdstuk 5 Alternatieven voor de eenheid van naam binnen het gezin.... 43 5.1 Inleiding...43 5.2 Afschaffing van de eenheid van naam binnen het gezin...43 5.2.1 Afschaffing van de eenheid van naam binnen het gezin en een goed functionerende overheidsadministratie...44 5.3 De dubbele geslachtsnaam...45 5.3.1 Het amendement van der Laan...46 5.3.2 De aanbevelingen van de werkgroep...47 5.3.3 De overheidsadministratie en de dubbele geslachtsnaam...48 5.4 Tussenconclusie...49 Hoofdstuk 6 Aanpassing van het naamrecht... 51 6.1 Inleiding...51 6.2 Eenheid van naam of verschillende namen binnen het gezin...51 6.2.1 Eenheid van naam of verschillende namen binnen het gezin en het IVRK...51 6.2.2 Eenheid van naam of verschillende namen binnen het gezin en het EVRM...53 6.2.3 Eenheid van naam of verschillende namen binnen het gezin in internationaal perspectief...54 6.2.4 Eenheid van naam of verschillende namen binnen het gezin en de gelijkheid tussen ouders...54 2

6.2.5 Ouders die toch eenheid van naam willen...55 6.2.6 Ouders maken geen keuze voor hun tweede kind...55 6.3 Dubbele geslachtsnaam...56 6.4 Nog meer keuzevrijheid voor ouders...57 6.5 Ouders langer de tijd geven voor de naamskeuze...58 6.6 Tussenconclusie...59 Hoofdstuk 7 Conclusies en aanbevelingen... 61 7.1 Inleiding...61 7.2 Conclusies...61 7.2.1 De eenheid van naam binnen het gezin...61 7.2.2 Art. 1:253t BW en adoptie door duomoeders in verhouding tot art. 1:5 lid 8 BW...62 7.2.3 De eenheid van naam beoordeeld vanuit het internationale recht...62 7.2.4 De eenheid van naam in Denemarken en Rusland...63 7.2.5 Alternatieven voor de eenheid van naam binnen het gezin....63 7.2.6 Een nieuw naamrecht...64 7.3 Is art. 1:5 lid 8 BW, de eenheid van naam binnen een gezin, nog wel van deze tijd? Zo nee, wat zijn dan argumenten voor de afschaffing ervan?...64 7.4 Aanbevelingen...65 7.4.1 Afschaffen van de eenheid van naam binnen het gezin...65 7.4.2 Ouders die wel eenheid van naam binnen het gezin wensen...66 7.4.3 Ouders maken geen keuze voor hun tweede kind...66 7.4.4 Geslachtsnaam van (over)grootouder...66 7.4.5 Dubbele geslachtsnamen...67 7.4.6 Eenmalige naamswijziging binnen een jaar...67 7.4.7 Naar de rechter...68 Lijst van aangehaalde en geraadpleegde literatuur... 69 3

Inleiding Anne, een meisje van twaalf jaar vormt samen met haar moeder en haar zus Marlou een hecht gezin. De kinderen hebben dezelfde biologische vader, Marlou is wel door hem erkend en Anne niet. Als gevolg hiervan heeft Marlou de geslachtsnaam van haar vader en gaat Anne door het leven met de geslachtsnaam van haar moeder. Al jaren wonen ze met zijn drieën samen en niemand heeft een probleem met de verschillende achternamen. Om er voor te zorgen dat de kinderen dezelfde erfrechtelijke positie hebben ten opzichte van hun vader hebben vader en moeder besloten dat de vader ook Anne gaat erkennen als zijn dochter. Zo gezegd, zo gedaan ze gaan naar de ambtenaar van de burgerlijke stand en deze regelt de erkenning. Aan de ambtenaar wordt gevraagd of het mogelijk is dat Anne haar achternaam behoudt, dit is volgens de ambtenaar geen probleem. Helaas heeft deze ambtenaar het mis. Door de erkenning komt Anne in een familierechtelijke betrekking te staan tot haar moeder en haar vader. Als gevolg hiervan wordt haar geslachtsnaam op grond van art. 1:5 lid 8 BW gewijzigd in de geslachtsnaam van de andere kinderen binnen het gezin. Dit betekent dat haar naam gewijzigd wordt in die van haar vader. Deze naamswijziging was echter niet de bedoeling, het ging om een puur erfrechtelijke kwestie. Anne heeft er ook geen belang bij dat haar naam gewijzigd wordt, ze is al twaalf jaar bekend onder de naam van haar moeder en niemand heeft problemen met de verschillende namen die binnen het gezin bestaan. Ook de vader heeft er geen problemen mee dat zijn kinderen verschillende namen hebben. In deze casus staat de eenheid van naam binnen het gezin centraal, dit beginsel is neergelegd in art. 1:5 lid 8 BW. Op grond hiervan hebben alle kinderen binnen een gezin dezelfde geslachtsnaam. Op het eerste gezicht lijkt dit een duidelijke regeling maar zoals uit het voorbeeld blijkt kan het beginsel in bepaalde situaties ongewenste consequenties tot gevolg hebben. Voorts heeft de werkgroep liberalisering naamrecht 1 die in opdracht van de Minister van justitie een onderzoek gedaan heeft naar het huidige naamrecht aanbevelingen gedaan omtrent de eenheid van naam binnen het gezin. Ook hieruit blijkt dat het een onderwerp is wat mensen bezig houdt. De hierboven beschreven casus en het ongewenste effect dat artikel art. 1:5 lid 8 BW kan hebben, heeft geleid tot het formuleren van de volgende centrale onderzoeksvraag: Is art. 1:5 lid 8 BW, de eenheid van naam binnen een gezin, nog wel van deze tijd? Zo nee, wat zijn dan argumenten voor de afschaffing ervan? Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zal de eenheid van naam binnen het gezin vanuit verschillende invalshoeken bekeken worden. In hoofdstuk 1 zal besproken worden 1 Rapport van de werkgroep liberalisering naamrecht, 2009 4

wat de regeling van art. 1:5 lid 8 BW precies inhoudt, dit is van belang om uiteindelijk te kunnen beoordelen of de eenheid van naam nog van deze tijd is. Voorts zal in hoofdstuk 1 besproken worden wat de redenen voor de wetgever waren om het beginsel op te nemen in de wet, vervolgens zal gekeken worden of deze overwegingen nu nog altijd opgaan en nog wel van deze tijd zijn. In het tweede hoofdstuk zal onderzocht worden wat de redenen voor de wetgever zijn geweest om bij art. 1:253t lid 5 BW het belang van het kind wel boven de eenheid van het gezin te stellen. Hierbij zal ook jurisprudentie onderzocht worden met betrekking tot art. 1:253t lid 5 BW. Hieraan zouden argumenten ontleend kunnen worden om te kunnen beoordelen of art. 1:5 lid 8 BW nog wel past in onze maatschappij. Voorts wordt er in hoofdstuk 2 aandacht besteedt aan het toepassen van art. 1:5 lid 8 BW in geval van adoptie door duomoeders. In hoofdstuk 3 zal ingegaan worden op het internationale recht en dan met name het IVRK en het EVRM. Er zal onderzocht worden of art. 1:5 lid 8 BW in overeenstemming is met deze verdragen of dat met een beroep op deze verdragen geprobeerd zou kunnen worden art. 1:5 lid 8 BW buiten toepassing te laten verklaren. Hoofdstuk 4 staat in het teken van rechtsvergelijking, het naamrecht in Denemarken en Rusland zal vergeleken worden met het Nederlandse naamrecht. Er is voor deze landen gekozen omdat beiden een regeling kennen die op verschillende punten afwijkt van de Nederlandse. Het is interessant om deze verschillen te bestuderen en te onderzoeken wat Nederland hier nog van zou kunnen leren. In hoofdstuk 5 zal besproken worden welke alternatieven er zijn voor de eenheid van naam binnen het gezin. Een aantal aanbevelingen die de werkgroep liberalisering naamrecht gedaan heeft zal in hoofdstuk 6 besproken worden en geëvalueerd worden. Er zal ook gekeken worden op welke manieren het Nederlandse naamrecht aangepast zou kunnen worden. De belangrijkste conclusies die getrokken kunnen worden naar aanleiding van het onderzoek zullen in hoofdstuk 7 kort samengevat worden. Voorts zal er een antwoord geformuleerd worden op de hoofdvraag en zullen er aanbevelingen gedaan worden. 5

Hoofdstuk 1 De eenheid van naam binnen het gezin 1.1 Inleiding De eenheid van naam binnen een gezin, het beginsel dat ten grondslag ligt aan art. 1:5 lid 8 BW staat centraal in deze scriptie. Om een antwoord te kunnen formuleren op de centrale onderzoeksvraag is het van belang om te duidelijk te maken wanneer dit artikel speelt en wat het inhoudt. In paragraaf 2 zal dan ook besproken worden wanneer art. 1:5 lid 8 BW geldt en wat de precieze inhoud ervan is. Om te kunnen beoordelen of de eenheid van naam binnen het gezin nog wel van deze tijd is, is het van belang om te weten wat voor de wetgever destijds de redenen zijn geweest om dit beginsel op te nemen in de wet. In paragraaf 3 zal daarom ingegaan worden op de totstandkomingsgeschiedenis van art. 1:5 lid 8 BW. In paragraaf 4 zullen de huidige denkbeelden met betrekking tot de eenheid van naam binnen het gezin besproken worden. Zo kan duidelijk worden of de argumenten die de wetgever destijds aan het wetsvoorstel ten grondslag heeft gelegd nog altijd in overeenstemming zijn met de huidige kijk op het naamrecht. 1.2 De eenheid van naam binnen het gezin, art. 1:5 lid 8 BW Art. 1:5 lid 8 BW bepaalt dat de geslachtsnaam die ouders voor hun eerste kind kiezen ook geldt voor latere kinderen van dezelfde ouders. Er zijn verschillende situaties waarin ouders die naamskeuze kunnen doen. Ten eerste kan de keuze van de geslachtsnaam plaatsvinden overeenkomstig art. 1:5 lid 2 BW; indien het kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, kunnen de moeder en de erkenner gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de erkenner zal hebben. De tweede situatie waarin een keuze voor een geslachtsnaam gemaakt kan worden is indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot beide adoptanten, of een adoptant komt te staan, art. 1:5 lid 3 BW. Een derde situatie waarin een geslachtsnaam gekozen kan worden is als een kind binnen huwelijk geboren wordt en als gevolg daarvan in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan. Voor de geboorte of tijdens de geboorteaangifte kunnen de ouders bepalen welke geslachtsnaam het kind zal krijgen. Art. 1:5 lid 6 BW geeft een vierde situatie, indien de moeder na geboorte van het kind het vaderschap van de overleden echtgenoot ontkent en ten tijde van deze ontkenning en de geboorte van het kind hertrouwd is kan zij samen met haar nieuwe echtgenoot ten tijde van de ontkenning verklaren welke geslachtsnaam het kind zal krijgen. Indien de ouders in een van de hierboven beschreven situaties een naamskeuze maken, geldt die keuze voor alle kinderen die nog volgen. Maken de ouders geen keuze, en wordt 6

de geslachtsnaam van het kind bepaald door de wettelijke systematiek dan geldt deze naam ook voor de volgende kinderen. 2 Er bestaat een uitzondering op art. 1:5 lid 8 BW. Wanneer de naamkeuze gedaan is voor een kind dat levenloos ter wereld komt, of is gekomen en hiervan een akte is opgemaakt zoals bedoeld in art. 1:19i BW, geldt deze naamskeuze alleen voor dit kind. Krijgen de ouders samen weer een kind dan kunnen ze opnieuw een keuze maken. 3 1.3 De totstandkoming van art. 1:5 lid 8 BW Tot 1811 was het in Nederland ongebruikelijk om een achternaam te hebben. Napoleon bracht hier verandering in door op 18 augustus 1811 een keizerlijk decreet uit te brengen. Hierin werd bepaald dat eenieder zijn achternaam moest laten registreren bij de nieuw ingevoerde burgerlijke stand. Deze naam kon men zelf kiezen. 4 In het begin stuitte deze regeling op veel verzet van de Nederlandse bevolking. Men ging er vanuit dat het een tijdelijke maatregel zou zijn en daarom gaven veel mensen een rare, ongebruikelijke naam op. Er was echter geen sprake van een tijdelijke maatregel, in 1838 werd de maatregel, letterlijk vertaald uit de Code Civil, opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. 5 Er werd voor een systeem gekozen waarbij de naam via de mannelijke lijn werd doorgegeven. Een wettig, gewettigd of geadopteerd kind kreeg de achternaam van de vader. Een door de vader erkend kind kreeg van rechtswege ook de achternaam van de vader. Indien het kind geen juridische vader had kreeg het de naam van de moeder. 6 Gedurende lange tijd bleef het naamrecht in deze vorm gelden. Vanaf de jaren 70 kwamen er steeds meer geluiden om het naamrecht te moderniseren. Belangrijk argument voor deze modernisering was vooral de ongelijke behandeling tussen man en vrouw bij het doorgeven de van achternaam. Er verscheen een rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC), dat als basis diende voor een voorontwerp tot herziening van het naamrecht in 1984. 7 Een belangrijk punt binnen dit voorontwerp was dat de kinderen in één gezin die dezelfde ouders hebben, dezelfde geslachtsnaam zouden moeten voeren. Dit was in principe al zo maar dit had een andere grondslag. Onder het oude recht was er eenheid van naam binnen het gezin omdat kinderen die een juridisch vader hebben vrijwel altijd zijn naam dragen. Na de wetswijziging is de eenheid van naam het gevolg van een keuze van de geslachtsnaam voor het eerste kind die beslissend is voor de overige kinderen van 2 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 67 3 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 68 4 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 62 5 De Hondt & Holtrust 1995, p. 2 6 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 62 7 Loeb 1993, p. 242 7

dezelfde vader en moeder. 8 Dit voorontwerp werd zeer kritisch ontvangen en er volgde (nog) geen wetsvoorstel. In 1988 volgde wees de Hoge Raad een belangrijk arrest 9 waaruit bleek dat een aanpassing van het naamrecht niet achterwege kon blijven. Het ging in deze zaak om het volgende: tijdens een relatie werd een tweeling geboren, de ouders waren niet met elkaar gehuwd maar wilden graag dat de kinderen wel in een familierechtelijk relatie met de vader kwamen te staan. Dit kon door middel van erkenning door de vader, een automatisch gevolg van deze erkenning was dat de kinderen de achternaam van de vader kregen. Dit wilde men echter niet; men wilde dat de kinderen de achternaam van de moeder behielden. Naar Nederlands recht was dit niet mogelijk. De ouders startten een procedure en voerden aan dat de Nederlandse wetsbepalingen een schending van art. 8 en 14 EVRM en art. 26 IVBP opleverden. Volgens het Hof kon het recht op een door de verzoekers te kiezen achternaam voor hun kinderen niet worden aangemerkt als een recht dat door het EVRM of IVBP wordt gewaarborgd. Van schending van deze verdragen was volgens het Hof dan ook geen sprake. De Hoge Raad vond de opvatting van het Hof omtrent art. 26 IVBP niet juist. Of er ook strijd is met het EVRM laat de Hoge Raad in het midden. Vervolgens oordeelde de Hoge Raad dat het Nederlandse recht geen aanknopingspunten bevat voor enig stelsel van keuze door ouders van de achternaam van het kind. Bij de beantwoording van de vraag welk stelsel de voorkeur verdient, zijn verschillende belangen betrokken. Deze belangen raken het bestuur, maar ook de onderlinge verhoudingen tussen burgers. Daarnaast zal uitwerking in administratieve uitvoeringsregels vereist zijn. Het treffen van een dergelijke voorziening, valt buiten de rechtsvormende taak van de rechter. Dit ook gezien de aard van de betrokken belangen. Volgens de Hoge Raad is het aan de wetgever om te bepalen op welke wijze het beste aan het beginsel van art. 26 IVBP voldaan kan worden. Na de uitspraak van de Hoge Raad op 28 september 1988 10 kwam er op 21 november 1991 het voorstel van wet inzake de Herziening van het naamrecht. 11 Hierin werd opgenomen dat op grond van art. 1:5 lid 2 BW de naam die de ouders voor het eerste kind hebben vastgelegd in een akte van naamskeuze of in een akte van erkenning voor alle kinderen van deze ouders geldt. 12 In tweede nota van wijzigingen werd de eenheid van naam binnen het gezin uit lid 2 gehaald en ondergebracht in lid 7 van art. 1:5 BW. 13 8 Plasschaert 1996, p. 159 9 HR 23 september 1988, NJ 1989, 740 10 HR 23 september 1988, NJ 1989, 740 11 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 2 12 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 2, p. 2 13 Kamerstukken II 1995/96, 22 408, nr. 12, p. 1 8

Door een wijziging in 2001 14 verschuift de regeling naar lid 8 van art. 1:5 BW waar deze nu nog altijd te vinden is. Uit de memorie van toelichting 15 bij het wetsvoorstel blijkt dat de eenheid van het gezin, voor zover deze eenheid tot uitdrukking komt in de naam een van de uitgangspunten is geweest bij het wetsvoorstel. Voorts volgen uit de memorie van toelichting een aantal argumenten waaruit moet blijken dat de eenheid van naam een uitgangspunt moet zijn bij het wetsvoorstel. Ten eerste wordt met de eenheid van naam binnen het gezin de belangen van het kind het meest gediend. Ten tweede zou uit de naamwijzigingspraktijk blijken dat er grote waarde gehecht wordt aan de eenheid van naam binnen het gezin. Het voorbeeld dat hierbij gegeven wordt is de achternaamswijziging, in de naam van de moeder, van kinderen na een echtscheiding. Deze naamswijziging wordt dan aangevraagd voor alle kinderen binnen het gezin, alle kinderen krijgen dan gelijk de naam van de moeder. Ten derde is uit administratief oogpunt de eenheid van naam het eenvoudigst. 16 Op 13 augustus 1992 heeft de vaste commissie voor Justitie een voorlopig verslag uitgebracht over het voorstel van wet. 17 Een groot aantal fracties (CDA, PvdA, VVD, D66, Groen Links) waren zeer verheugd dat er na een lange tijd toch een wetsvoorstel voor lag. Volgens deze fracties is een herziening van het naamrecht, gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en de uitspraak van de Hoge Raad van 23 september 1988 18 nodig. Uit de SGP- en GVP-fractie klonken echter andere geluiden. De SGP-fractie had niet de indruk gekregen dat de meeste Nederlanders het toenmalige naamrecht verouderd vonden. Zij plaatsten dan ook vraagtekens bij de gegevens waaruit de regering de conclusie getrokken had, dat een wetswijziging nodig is. 19 Ook de GVP-fractie voelde weinig voor een wetswijziging, ook deze fractie had niet de indruk dat er sprake was van zodanige maatschappelijke misstanden dat een wijziging noodzakelijk is. De fractie stelde echter wel dat er niet zo maar voorbij gegaan kan worden aan de hierboven besproken uitspraak van de Hoge Raad. 20 Maar vroeg zich wel af hoe dwingend die uitspraak is om tot wijziging over te gaan. 21 Mocht er toch tot een wijziging van het naamrecht overgegaan worden dan moest volgens de GVP-fractie zoveel mogelijke aansluiting bij het bestaande stelsel gezocht worden. Ook over de eenheid van naam binnen het gezin heeft de commissie zich gebogen. De CDA-fractie was het met de memorie van toelichting eens dat de eenheid van naam 14 Stb. 2001, 11 15 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 3, p. 2 16 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 3, p. 5 17 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5 18 HR 23 september 1988, NJ 1989, 740 19 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5, p. 3 20 HR 23 september 1988, NJ 1989, 740 21 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5, p. 3 9

binnen het gezin in het wetsvoorstel opgenomen moest worden. Uit het verlangen van gescheiden ouders om de achternaam van alle kinderen hetzelfde te laten zijn volgt inderdaad dat dat de eenheid van naam een bijdrage levert aan de eenheid van het gezin en dat zo het belang van het kind wordt gediend. Voor de fractie woog het administratieve argument erg zwaar. Ze waren wel benieuwd hoe het in landen werkt waar steeds opnieuw een achternaam gekozen kan worden, en naar de administratieve ervaringen in landen waar men een systeem van dubbele achternamen kent. 22 Ook de VVD-fractie en de D66-fractie waren het er mee eens dat de naamskeuze voor het eerste kind ook moet gelden voor de andere kinderen die binnen een gezin geboren worden. 23 De leden van de PvdA-fractie waren tegen de eenheid van naam binnen een gezin. Zij zagen niet direct de noodzaak hiervan. In sommige situaties kan de eenheid van naam wenselijk zijn maar volgens de fractie is het belang van het kind er niet altijd het beste mee gediend. In de Nederlandse samenleving komen veel scheidingen voor waarna men vaak hertrouwt of gaat samenwonen, de eenheid van naam is dan geen uitgangspunt meer. Voorts wordt ook de keuzevrijheid van ouders beperkt door het opnemen van naamseenheid, terwijl naamseenheid altijd mogelijk is voor ouders die dit wel willen. Het argument van de wetgever dat veel gescheiden moeders die hun eigen achternaam weer gaan gebruiken een naamswijziging indienen, vond de PvdA-fractie niet erg overtuigend. Ook het argument met betrekking tot de eenvoud van de administratie vond men niet erg reëel gezien de automatisering. 24 De Groen Links-fractie vond het ook jammer dat de keuze mogelijkheid voor ouders beperkt wordt tot het eerste kind. Bij de in de memorie van toelichting aangehaalde voorbeelden van naamswijziging, waarin het ontbreken van een gezamenlijke geslachtsnaam als hinderlijk werd ervaren, werd geen rekening gehouden met het feit dat er gezinnen zijn die geen moeite hebben met verschillende achternamen binnen het gezin. Deze gezinnen zullen dus ook niet naar de rechter gaan. Het oordeel van de regering was daarom niet gebaseerd op harde feiten. 25 Uit de memorie van antwoord 26 blijkt dat de wetgever vond dat uit de uitspraak van de Hoge Raad van 23 september 1988 niet anders kon worden afgeleid dan dat er behoefte was aan nieuwe wetgeving. De wetgever kon geen antwoord geven op de vraag van de CDA-fractie hoe het zit met de administratieve last indien er sprake is van een systeem van dubbele achternamen of een systeem waar steeds opnieuw een geslachtsnaam gekozen kan worden. De maatschappelijke ontwikkelingen die de PvdA-fractie aanhaalden zijn niet van zodanige aard dat zij het bestaan van een gezinsverband grotendeels hebben verdrongen. Uit het feit dat mensen hertrouwen, wat de PvdA ook 22 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5, p. 14 23 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5, p. 15 24 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5, p. 14-15 25 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5, p. 15 26 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 6 10

aanvoerde, kan volgens de memorie van antwoord geconcludeerd worden dat mensen blijkbaar toch veel waarde hechten aan een bestendige levensvorm, een gezinsverband. De eenheid van naam sluit hierbij aan omdat door middel van de naam het duurzame karakter van het gezinsverband tot uitdrukking komt. 27 Het gegeven dat administratiesystemen steeds meer geautomatiseerd worden, en hierdoor de administratie vereenvoudigd wordt, brengt niet met zich mee dat daarom gekozen moet worden voor het loslaten van de eenheid van naam waardoor een gecompliceerder systeem zou ontstaan. 28 Het argument van Groen Links dat het vasthouden aan de eenheid van naam niet gestoeld zou zijn op voldoende feiten werd ook weersproken. Er werd gewezen op het WODC-rapport uit 1981 waaruit blijkt dat een groot deel van de bevolking voor de eenheid van naam is. Ook uit de praktijk blijkt dat een achtnaamswijziging vaak aangevraagd wordt omdat men de naamseenheid binnen een gezin tot stand wil laten komen. 29 De leden van de PvdA-fractie waren na de memorie van antwoord nog altijd niet overtuigd van het handhaven van de eenheid van naam binnen het gezin. Er kunnen zich nog altijd situaties voordoen waarin de eenheid van naam niet gewaarborgd wordt. Het argument dat de eenheid van naam een uitdrukking vormt van het gezinsverband vond men niet overtuigend. Niet door iedereen wordt het voeren van dezelfde achternaam opgevat als een symbool van duurzaamheid. Ouders moeten een keuze mogelijkheid hebben. Al verwachtten de leden van de PvdA-fractie toch dat de meeste ouders kiezen voor dezelfde namen voor hun kinderen. 30 Ondanks deze bezwaren van de PvdA-fractie werd er vastgehouden aan het beginsel van eenheid van naam binnen het gezin. Het feit dat door echtscheidingen de eenheid van naam verbroken kan worden brengt niet automatisch met zich mee dat deze eenheid afgeschaft dient te worden. Het argument van de PvdA dat ouders vaak toch zullen kiezen voor dezelfde naam voor hun kinderen levert volgens de wetgever een argument voor handhaving van de eenheid van naam op en geen tegenargument. 31 De eenheid van naam zal dan ook opgenomen worden in art. 1:5 lid 7 BW. Na het aanstellen van een nieuwe regering in 1995, die van een andere politieke kleur is dan de vorige verscheen de notitie leefvormen in het familierecht 32 waarin ook ingegaan werd op het naamrecht. In deze notitie werd ook nog altijd vastgehouden aan de eenheid van naam binnen het gezin. 33 Naar aanleiding van de notitie werden er door de vaste 27 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 6, p. 9-10 28 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 6, p. 10 29 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 6, p.10 30 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 10, p. 8 31 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 11, p. 4 32 Kamerstukken II 1994/95, 22 700, nr. 5 33 Kamerstukken II 1994/95, 22 700, nr. 5, p. 15 11

commissie voor Justitie vragen gesteld. Met betrekking tot de naamseenheid werd gevraagd op grond van welke argumenten de regering de vrije naamkeuze binnen een gezin wil blokkeren, als ouders zelf uitdrukkelijk kiezen voor verschillende namen voor hun kinderen? 34 De regering wees bij de beantwoording van de vraag op het belang van het kind. Kinderen willen dezelfde achternaam hebben als hun broers of zussen. Verschillende achternamen wordt opgevat als een verschil in behandeling. Zij voelen zich door de andere naam buiten het gezin vallen. Vanuit de psychologie wordt dit argument ondersteund, aldus de regering. 35 Uiteindelijk werd het wetsvoorstel op 19 juni 1996 aan de Eerste Kamer gezonden. Voordat het nieuwe naamrecht in werking trad werden er in 1996 een aantal uitspraken gedaan waarin bepalingen van het Nederlandse naamrecht buiten toepassing werden gelaten wegens strijd met art. 8 EVRM. De rechtbank Zwolle vond de onmogelijkheid dat gehuwde ouders niet voor de achternaam van de moeder konden kiezen in strijd met art. 8 EVRM, en art. 1:5 lid 1 (oud) BW moest buiten toepassing blijven. Ook Hof s- Gravenhage liet art. 1:5 lid 2 (oud) BW buiten toepassing wegens strijd met art. 8 EVRM. Het rechtsgevolg van erkenning, dat kinderen dan de achternaam van hun vader krijgen, is strijdig met art. 8 EVRM. 36 Op 10 april 1997 werd de wet gepubliceerd in het staatsblad 37 en is vervolgens op 1 januari 1998 in werking getreden. 38 Zo kwam na 7 jaar de wetswijziging tot stand. 1.4 De huidige kijk op de eenheid van naam binnen het gezin Na een aantal jaren nieuw naamrecht heeft het WODC dit nieuwe naamrecht geëvalueerd en naar aanleiding van deze evaluatie in 2002 een rapport uitgebracht. Door middel van vragenlijsten heeft het WODC proberen te achterhalen wat de Nederlandse bevolking van het naamrecht vindt, en welke namenstelsels een voorkeur genieten. Uit dit onderzoek komt naar voren dat 7% van de ondervraagden vindt dat ouders bij elk kind moeten kunnen kiezen welke achternaam dit kind zal krijgen. 39 De onderzoekers verwachten dat dit systeem in de loop van de tijd steeds meer aan populariteit zal winnen. Volgens hen is het nog belangrijker dat deze voorkeur de legitimatie van de overheid om te treden in het private domein van de ouders aan de orde stelt. 40 Een van de aanbevelingen die dan 34 Kamerstukken II 1995/96, 22 700, nr. 6, p. 26 35 Kamerstukken II 1995/96, 22 700, nr. 6, p. 26 36 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 63 37 Stb. 1997, 161 38 Stb. 1997, 563 39 Klijn & Beijers 2002, p. 40 40 Klijn & Beijers 2002, p. 40 12

ook wordt gedaan door de onderzoekers is dat de wetgever de eenheid van naam binnen het gezin opnieuw moet bekijken en zich opnieuw moet bezinnen op deze bepaling. 41 De minister van Justitie geeft in zijn brief van 24 december 2003 een reactie op het rapport en de aanbevelingen. Volgens hem wordt door de onderzoekers onvoldoende onderbouwd waarom het systeem van achternaamskeuze per kind aan steun zal winnen. Omdat slechts 7% van de mensen een voorkeur voor dit systeem uitspreekt ziet de minister zich niet genoodzaakt om zich opnieuw te bezinnen op het beginsel. 42 Naar aanleiding van het WODC rapport hebben verschillende auteurs gereageerd op het beginsel van eenheid van naam binnen het gezin. Door de eenheid van naam te laten vallen zou men de ware gelijkheid en harmonie binnen de relatie tot uitdrukking kunnen laten komen, omdat het dan mogelijk is om de kinderen wisselende namen te geven. 43 Voorts kan volgens Boor het argument van een doelmatige overheidsadministratie geen grond voor de inperking van de keuzevrijheid zijn. Ook het belang van het kind is een onvoldoende grond voor inperking van de keuzevrijheid, omdat de overheid het verlies van eenheid van naam bij nieuwe samengestelde gezinnen niet als schadelijk ervaart. 44 Ook Boele-Woelki staat niet afwijzend tegenover het los laten van de eenheid van naam binnen het gezin. 45 Er dient wel mogelijk gemaakt te worden dat er gekozen kan worden voor een dubbele achternaam. De keuze tot bepaalde achternamen is beperkt, omdat de wetgever door middel van het naamrecht de familieband beschermt voor zover deze band tot uitdrukking komt in de familienaam. Wortmann werpt de vraag op of de wetgever het wel tot zijn taak moet rekenen om via het naamrecht de familieband te beschermen? 46 De wetgever slaagt er niet altijd in om deze taak te vervullen. Door het ontstaan van nieuwe gezinnen na een echtscheiding wordt voor bijgegaan aan de eenheid van naam binnen het gezin. Wortmann voelt er daarom ook wel wat voor om de bescherming van het belang om het familieverband in de achternaam tot uitdrukking te brengen over te laten aan de ouders zelf. 47 In 2006 kwam er een reactie uit politieke hoek, Kamerlid van der Laan heeft een amendement 48 ingediend, ter wijziging van onder andere art. 1:5 BW. Het amendement strekt er toe om ouders meer keuzemogelijkheden te geven met betrekking tot het kiezen van een achternaam voor hun kind. Het amendement biedt ook de mogelijkheid 41 Klijn & Beijers 2002, p. 78 42 Brief van de Minister van Justitie van 24 december 2003 (just040022) < http://parlando.sdu.nl> 43 Boor 2003, p. 59 44 Boor 2003, p. 59 45 Boele-Woelki 2003, p. 43 46 Wortmann 2003, p. 45 47 Wortmann 2003, p. 45 48 Kamerstukken II, 2005/06, 29 353, nr. 18 13

om te kiezen voor een dubbele geslachtsnaam. 49 Deze naamskeuze moet mogelijk worden voor alle kinderen binnen het gezin, en wordt dus niet beperkt tot het eerste kind. Volgens van der Laan is de eenheid van naam binnen het gezin in de 21 e eeuw niet meer gewoon. Er bestaan genoeg situaties waarin er binnen een gezin meerdere achternamen voorkomen. Dit blijkt voorts geen beletsel te zijn voor een goed functionerende gemeentelijke basisadministratie. Het is daarom niet meer nodig om het beginsel van eenheid van naam te handhaven. 50 Van der Laan was Kamerlid voor D66, opmerkelijk is dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van het naamrecht in 1992 in de vaste commissie voor justitie, de D66-fractie nog een voorstander was van de eenheid van naam binnen het gezin. 51 Hun standpunt is blijkbaar gedurende de verstreken jaren gewijzigd. De Raad van State heeft in zijn advies naar aanleiding van het amendement aangegeven dat de eenheid van naam nog altijd een groot maatschappelijk draagvlak kent. Voorts kan de eenheid van naam ook nog altijd in het belang van de kinderen in het gezin geacht worden. Het amendement biedt ouders die wel eenheid van naam willen geen mogelijkheid om een eenmalige naamskeuze te doen. De Raad adviseert dat gezien het maatschappelijke draagvlak en het belang van het kind de mogelijkheid wel opgenomen dient te worden in de wet. De administratieve last wordt zo ook verminderd. 52 De Raad merkt vervolgens op dat het voor de identificatie van gezinsleden makkelijk kan zijn als er uitgegaan kan worden van de eenheid van naam binnen een gezin. Maar deze regel is niet noodzakelijk hiervoor, identificatie via het Burgerservicenummer is een goed alternatief. 53 Naast de Raad van State bracht ook de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) advies uit over het amendement. Volgens de NVvB dient het uitgangspunt te zijn dat voor elk kind binnen een gezin dezelfde regels met betrekking tot de naam gelden. Het gevolg hiervan is dat er niet meer vastgehouden kan worden aan de eenheid van naam binnen het gezin, en dat het mogelijk moet zijn om voor elk kind een achternaamskeuze te doen. 54 De NVvB is dus voor het afschaffen van de eenheid van naam binnen het gezin. In 2008 heeft de D66-fractie besloten om het amendement niet te handhaven en heeft het ingetrokken. 55 De minister van Justitie heeft op dezelfde dag dat het amendement ingetrokken werd, een werkgroep ingesteld die een aantal punten van het naamrecht nader moest gaan 49 Kamerstukken II, 2005/06, 29 353, nr. 18, p. 3 50 Kamerstukken II, 2005/06, 29 353, nr. 18, p. 4 51 Kamerstukken II 1991/92, 22 408, nr. 5, p. 15 52 Kamerstukken II, 2005/06, 29 353, nr. 20, p. 6 53 Kamerstukken II, 2005/06, 29 353, nr. 20, p. 6 54 Advies Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken 2006, p. 4 55 Handelingen II, 2007/08, 50, p. 3680 14

bestuderen. 56 De werkgroep liberalisering naamrecht (hierna: de werkgroep) heeft daarom het rapport Bouwstenen van een nieuw naamrecht (hierna: het rapport) uitgebracht. 57 Afgelopen juli is dit rapport aan de Tweede Kamer verzonden. 58 In het rapport wordt een aantal argumenten gegeven die tegen de eenheid van naam kunnen worden aangevoerd. Zo geeft de naamskeuze per kind de ouders meer keuzevrijheid, de kans op conflicten kan zo verkleind worden en de vrouw kan haar geslachtsnaam makkelijker aan de volgende generatie doorgeven. Volgens de werkgroep kan dit alleen in het belang van het kind zijn voor zover daadwerkelijk conflicten opgelost worden. Ook kan aangevoerd worden dat het handhaven van de eenheid van naam minder goed aansluit bij de maatschappelijke realiteit. Er komen bijvoorbeeld steeds meer samengestelde gezinnen waarbinnen de gezinsleden verschillende achternamen hebben. De werkgroep merkt op dat dit niet automatisch tot gevolg heeft dat ook voor volle broers en zussen de eenheid van naam afgeschaft dient te worden. 59 De werkgroep heeft twee deskundigen geraadpleegd om te achterhalen of het belang van het kind een argument is om aan de eenheid van naam vast te houden. Volgens de deskundigen kan het bij kinderen veel vragen oproepen als zij niet dezelfde achternaam hebben als hun broers of zussen. Het maakt de identiteit van het kind onduidelijk. De adviezen van de deskundigen zijn een indicatie, en er is nader onderzoek nodig wil de werkgroep zich een gefundeerd oordeel kunnen vormen over het belang van het kind bij de eenheid van naam. 60 Volgens de werkgroep blijven er twee opties over. De eerste optie is dat de wetgever het mogelijk maakt om een naamskeuze per kind te doen. Wanneer er ten aanzien van volgende kinderen geen keuze gemaakt wordt, geldt de naam van het eerste kind. De tweede optie die de werkgroep ziet is het handhaven van de eenheid van naam. Omdat een keuze tussen de twee opties zo verweven is met een visie op maatschappelijke kernwaarden, vergt dit een politieke keuze. 61 De werkgroep laat deze keuze daarom over aan de wetgever. De leden van de VVD-fractie uit de vaste commissie voor Justitie hebben wel al de vraag aan de staatssecretaris gesteld welke van de twee opties die werkgroep geeft hij zal gaan kiezen. 62 De huidige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft in een brief de Tweede Kamer laten weten dat hij eerst de aanbevelingen van de werkgroep wil bestuderen en daarna een standpunt zal innemen. 63 Het is nu afwachten welk standpunt de staatssecretaris zal gaan innemen. 56 Handelingen II, 2007/08, 50, p. 3689 57 Rapport van de werkgroep liberalisering naamrecht, 2009 58 Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, nr. 121 59 Rapport van de werkgroep liberalisering naamrecht, 2009, p. 41 60 Rapport van de werkgroep liberalisering naamrecht, 2009, p. 41 61 Rapport van de werkgroep liberalisering naamrecht, 2009, p. 42 62 Vaste commissie van Justitie, verslag van een schriftelijk overleg geraadpleegd via: <https://zoek.officielebekendmakingen.nl> 63 Kamerstukken II 2010/11, 32 500 VI, nr. 77 15

1.5 Tussenconclusie Art. 1:5 lid 8 BW bepaalt dat de geslachtsnaam die ouders voor hun eerste kind kiezen ook geldt voor latere kinderen van dezelfde ouders. Na een lange geschiedenis is het artikel door de wetswijziging van 1997 in het Nederlandse naamrecht terecht gekomen. Het belangrijkste argument van de wetgever om het beginsel op te nemen in de wet was, dat hierdoor de belangen van het kind het meest gediend worden. Voorts bleek uit de naamswijzigingspraktijk dat er grote waarde gehecht werd aan de eenheid van naam binnen een gezin. Een derde argument voor de wetgever was dat de eenheid van naam vanuit administratief oogpunt het eenvoudigst is. Vooral de PvdA-fractie in de vaste commissie voor Justitie had er bezwaren tegen maar ondanks deze bezwaren werd het beginsel opgenomen in de wet. Uit het onderzoek van het WODC bleek dat maar een gering aantal Nederlanders een voorkeur heeft voor naamskeuze per kind. Volgens het WODC zal dit aantal alleen maar stijgen en zal de minister art. 1:5 lid 8 BW opnieuw moeten bezien. 64 De minister ziet zich echter niet genoodzaakt hiertoe. Ook in de literatuur wordt zeer kritisch aangekeken tegen de naamseenheid binnen het gezin. Het belang van het kind zou een onvoldoende grond zijn om de eenheid van naam te rechtvaardigen. Een politieke reactie kwam er in 2006 met het amendement van Van der Laan. In dit amendement wordt de eenheid van naam losgelaten. Het beginsel past niet meer binnen de 21 e eeuw, omdat er steeds meer situaties denkbaar zijn waarbinnen verschillende namen bestaan binnen een gezin. Het loslaten vormt ook geen beletsel voor een deugdelijke administratie. Het amendement is later weer ingetrokken door D66. Volgens de Raad van State is de eenheid nog altijd in het belang van het kind. De werkgroep liberalisering naamrecht geeft twee opties, de eenheid van naamrecht handhaven of uit de wet halen. Volgens de werkgroep is het aan de politiek om een keuze te maken. Geconcludeerd kan worden dat de eenheid van naam nog altijd mensen bezig houdt. Er zijn voorstanders voor de eenheid van naam binnen het gezin te vinden, maar er zijn ook genoeg kritische geluiden te horen, niet alleen in de literatuur maar ook binnen de Tweede Kamer. Opmerkelijk is dat D66 het amendement ingediend heeft, terwijl deze partij in 1996 nog voorstander was van de naamseenheid. De belangrijkste tegenargumenten die door tegenstanders aangevoerd worden, zijn dat art. 1:5 lid 8 BW niet in het belang van het kind is, en dat de overheidsadministratie ook goed kan functioneren zonder de eenheid van naam. Dit zijn net de twee argumenten die wetgever in 1997 ten grondslag heeft gelegd aan art. 1:5 lid 8 BW. De argumenten tegen de eenheid van naam verschillen niet wezenlijk van de tegenargumenten die in 1996 gebruikt werden. Hetzelfde geldt voor de argumenten pro. 64 Klijn & Beijers 2002, p. 40 en p.78 16

Hoofdstuk 2 De eenheid van naam binnen het gezin bij art. 1:253t BW en bij adoptie 2.1 Inleiding De eenheid van naam speelt niet alleen een rol bij art. 1:5 lid 8 BW. Indien er een verzoek tot geslachtsnaamswijziging op grond van art. 1:253t lid 5 BW gedaan wordt, wordt er ook vaak een beroep gedaan op het beginsel van eenheid van naam binnen het gezin. Een dergelijk verzoek kan afgewezen worden als dit niet in het belang van het kind is. De wetgever heeft deze afwijzingsgrond duidelijk in de wet opgenomen (art. 1:253t lid 5 sub c). In paragraaf 2 zal verder ingegaan worden op art. 1:253t lid 5. Hierbij zal ook gekeken worden naar relevante jurisprudentie om zo te achterhalen hoe de rechter omgaat met de botsing tussen het belang van het kind en het belang van de ouders van eenheid van naam binnen het gezin. Voorts is in de rechtspraak een ontwikkeling te zien waaruit blijkt dat rechters art. 1:5 lid 8 BW buiten toepassing laten bij de adoptie van elkaars wederzijdse kinderen door twee gehuwde moeders. In paragraaf 3 zal verder ingegaan worden op deze ontwikkeling en zal duidelijk worden waarom rechters in geval van adoptie door duomoeders ervoor kiezen om de eenheid van naam buiten toepassing te laten. 2.2 art. 1:253t lid 5 BW en de eenheid van naam binnen het gezin Indien een geslachtsnaamswijziging op grond van art. 1:253t lid 5 BW gedaan wordt, doen de verzoekers vaak een beroep op het beginsel van eenheid van naam binnen het gezin. Indien een kind onder het gezag van één ouder staat is het mogelijk dat deze ouder samen met een ander dan een ouder gezamenlijk het gezag over het kind gaat uitoefenen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de moeder het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft en graag samen met haar nieuwe partner het gezag over de kinderen wil uitoefenen. In 1998 is deze mogelijkheid in de wet opgenomen. 65 Om dit gezag te realiseren moeten de ouder en de ander gezamenlijk een verzoek indienen bij de rechtbank. Er moet wel sprake zijn van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de ander en het kind, art. 1:253t lid 1 BW. 66 Tegelijkertijd met dit verzoek kan er een verzoek gedaan worden tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de ouder of van de ander. Dit verzoek kan op drie gronden afgewezen worden. Ten eerste als een kind van 12 jaar of ouder tijdens zijn verhoor niet ingestemd heeft met het verzoek (art. 1:253t lid 5 sub a BW). Ten tweede als het verzoek om gezamenlijk gezag afgewezen wordt (sub b) en ten derde als het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet (sub c). De wetgever heeft hier dus uitdrukkelijk gekozen voor het belang van het kind en niet voor naamseenheid binnen het gezin. De 65 Stb. 1997, 506 66 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 361 17

ouder en de niet ouder die om de geslachtsnaamswijziging vragen doen wel vaak een beroep op dit beginsel. Zij verzoeken de naamswijziging om zo eenheid van naam binnen het gezin te creëren. Dit blijkt ook uit de uitspraken die in 2.2.1 besproken zullen worden. Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is het van belang om te onderzoeken waarom de wetgever hier wel voor het belang van het kind gekozen heeft en hoe hier in de rechtspraak mee omgegaan wordt. In 1994 werd het wetsvoorstel 67 in verband met invoering van medevoogdij en gezamenlijke voogdij gedaan, dit voorstel strekte onder meer tot invoering van art. 1:253t BW. De mogelijkheid tot geslachtsnaamswijziging was in dit wetsvoorstel nog niet opgenomen. Deze mogelijkheid werd pas in 1996 opgenomen in de nota van wijziging 68, omdat dit was toegezegd in de notitie leefvormen in het familierecht. 69 Door de vaste commissie voor Justitie is de vraag gesteld met betrekking tot die notitie leefvormen, wat het belang is van de mogelijkheid om het naamrecht te koppelen aan het medegezagsrecht. Volgens de regering is dit van belang omdat het kind en degene die materieel en formeel voor hem verantwoordelijk zijn in de naam de band die er tussen hen bestaat tot uitdrukking willen brengen. 70 Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat de wetgever het mogelijk geacht heeft dat de gezagswijziging toegewezen wordt, maar de naamswijziging afgewezen wordt. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan er sprake zijn van differentiatie. 71 In de Tweede Kamer werd er kritisch gereageerd op de mogelijkheid om een naamswijziging te vragen. Tijdens de beraadslagingen merkt Kamerlid de Vries (VVD) op dat er zeer behoedzaam omgegaan dient te worden met het toekennen van ouderlijk gezag aan een ander dan de ouder. Dit geldt nog meer voor het naamrecht. Zij wilde dan ook graag van de staatssecretaris weten wat de meerwaarde is van de naamswijziging voor een kind. 72 De staatssecretaris had geen juridische argumenten voor de meerwaarde van de geslachtsnaamswijziging voor een kind. Volgens haar ligt dit heel gevoelsmatig en is het ook afhankelijk van de omstandigheden. Zij kan zich voorstellen dat als men al kinderen heeft en er een kind bijkomt men dit kind dezelfde naam wil geven. Tijdens de behandeling van het nieuwe naamrecht heeft zij ook vastgehouden aan de eenheid van naam binnen het gezin. Vervolgens merkt zij op dat voor kinderen de naam de identificatie is met degene die voor hen zorgt, bij wie zij zich veilig en geborgen voelen. 73 De staatssecretaris gaat bij art. 1:253t lid 5 BW dus ook voor de eenheid van 67 Kamerstukken II 1993/94, 23 714, nr. 2 68 Kamerstukken II 1995/96, 23 714, nr. 7, p. 3 69 Kamerstukken II 1995/96, 23 714, nr. 7, p. 3 70 Kamerstukken II 1995/96, 22 700, nr. 6, p. 27 71 Kamerstukken II 1995/96, 23 714, nr. 11, p. 2 72 Handelingen II 1996/97, 62, p. 4533 73 Handelingen II 1996/97, 62, p. 4535 18

naam binnen het gezin; zij denkt dat als er sprake is van een samengesteld gezin ouders ook voor alle kinderen dezelfde naam willen. Niet alleen in de Tweede Kamer werd kritiek geuit op de mogelijkheid tot geslachtsnaamswijziging maar ook door een aantal auteurs werd kritisch gereageerd op deze mogelijkheid. Het feit dat de staatssecretaris geen goede juridische argumenten kon geven voor de optie van naamswijziging en dit ook niet gebeurde in de nota van wijziging brengt volgens van Wamelen met zich mee dat er zeer terughoudend omgegaan dient te worden met deze optie. Voorts moet er ook terughoudend mee omgegaan worden, omdat bij het einde van het art. 1:253t-gezag in het algemeen een van de ouders weer belast zal worden met de uitoefening van het gezag. 74 Naast van Wamelen is ook Vlaardingerbroek zeer kritisch over de mogelijk tot geslachtsnaamswijziging. De naamswijziging moet zijns inziens zoveel mogelijk voorkomen worden. Hij pleit voor omdraaiing van de regel: achternaamswijziging is alleen mogelijk indien het belang van dat kind het uitdrukkelijk vergt. Kinderen zijn geen toverballen en hebben recht op een eigen identiteit. 75 In 2005 concludeert Vlaardingerbroek dat rechters steeds terughoudender zijn bij het toekennen van een verzoek om geslachtsnaamswijziging, dit geldt ook voor de Hoge Raad. Dit is een goede ontwikkeling, omdat een naamswijziging vaak door een van de ouders gebruikt wordt om de ex-partner een hak te zetten. Deze voorzichtigheid komt zeker ook naar voren bij verzoeken op grond van art. 1:253t lid 5 BW. Deze voorzichtigheid zorgt ervoor dat er minder toverbalkinderen zullen zijn die van achternaam wijzigen. Deze ontwikkeling kan volgens Vlaardingerbroek alleen maar toegejuicht worden. 76 De werkgroep liberalisering naamrecht beveelt aan om zeer terughoudend om te gaan met geslachtsnaamswijzigingen. Zij adviseren dat een geslachtsnaamswijziging alleen toegewezen moet worden als er sprake is van een gewichtige redenen in het belang van het kind. Er zal per geval onderzocht moeten worden of een geslachtsnaamswijziging in het belang van het kind is. 77 2.2.1 Jurisprudentie met betrekking tot art. 1:253t lid 5 BW De naam van het kind vormt vaak de laatste band met meestal de vader van het kind, die wel van belang is voor de identiteit van het kind. Daarom heeft een naamwijzigingsverzoek meestal ook niet veel succes. 78 In de rechtspraak wordt er zeer 74 Van Wamelen 1997, p. 266-267 75 Vlaardingerbroek 1997, p. 8 76 Vlaardingerbroek 2005 77 Rapport van de werkgroep liberalisering naamrecht, 2009, p. 61 78 Heida 2002, p. 89 19

terughoudend omgegaan met het toewijzen van een naamswijziging op grond van art. 1:253t lid 5 BW. Zo overwoog het Hof Den Haag in 2000 79 dat terughoudend dient te worden omgegaan met een geslachtsnaamswijziging, omdat de geslachtsnaam een deel van de identiteit van de persoon weerspiegelt. Dit ongeacht het feit of een minderjarige van 12 jaar of ouder instemt met de verzochte wijziging. Deze terughoudendheid geldt zeker als het gaat om een wijziging in de geslachtsnaam van de nieuwe partner van een van de ouders. Het is immers niet ondenkbaar dat het gezamenlijk gezag voor het einde van de minderjarigheid wordt beëindigd en een van de juridische ouders weer het eenhoofdig ouderlijk gezag krijgt. Volgens het Hof wordt de identiteit van kinderen mede gevormd door de verbondenheid met degene(n) die voor hen zorgt of zorgen. Maar een ander aspect van de identiteit van het kind is gelegen in de wortels van het kind. In deze zaak was dit zeker het geval omdat uit de achternaam de Griekse afkomst van de kinderen bleek. Volgens het Hof hoeven de verschillende namen binnen het gezin niet in de weg te staan aan de emotionele eenheid van het gezin en aan de band die de kinderen voelen met de nieuwe partner van de moeder. Niets weerhoudt de kinderen er van om de naam van de nieuwe partner als verkeersnaam te voeren, wat ze in casu ook al deden, zodat naar buiten toe de eenheid van het gezin blijkt. Het Hof acht het daarom niet noodzakelijk dat er een juridische wijziging van de geslachtsnaam plaatsvindt. De geslachtsnaamswijziging wordt dan ook afgewezen. Het Hof Arnhem 80 heeft een geslachtsnaamswijziging afgewezen, onder andere omdat het kind er belang bij heeft dat zijn vader niet wordt bevestigd in zijn angst dat zijn zoon van hem wordt losgeweekt. Die angst zou alleen maar groter worden indien de geslachtsnaam van het kind gewijzigd zou worden. Opmerkelijk is het advies dat de Raad voor de Kinderbescherming gegeven heeft in een zaak voor de rechtbank Alkmaar. 81 De Raad adviseert om het verzoek toe te wijzen, maar geeft aan in de naamswijziging geen meerwaarde te zien. Omdat men bang is dat de naamswijziging anders een strijdpunt tussen de ouders blijft en in de weg staat aan een goede omgangsregeling adviseert de Raad om de wijziging toe te wijzen. De rechtbank heeft uiteindelijk de naamswijziging alsnog afgewezen, omdat de wijziging zou niet in het belang van de kinderen zou zijn. Volgens de rechtbank blijkt uit het advies van de Raad dat de naamswijziging vooral een twistpunt is tussen de ouders en geen wens die vanuit de kinderen komt. 82 79 Hof Den Haag 19 april 2000, FJR 2000, 47 80 Hof Arnhem 2 mei 2000, FJR 2000, 81 81 Heida 2002, p. 88 82 Heida 2002, p. 88 20