1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj Onderwerp Antwoorden kamervragen over doping In antwoord op uw brieven van 4 en 6 maart 2013 deel ik u mee, mede namens mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat de schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Recourt (beiden PvdA) over het falende Nederlandse anti-dopingbeleid (ingezonden 4 maart 2013), van het lid Bruins (CDA) over dopingdealers en van de leden Leijten en Kooiman (beiden SP) over opsporing van dopinghandel (ingezonden 6 maart 2013), worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief. Uw kenmerk 2013Z04144, 2013Z04390 en 2013Z04422 Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten Pagina 1 van 12
2013Z04144 Vragen van de leden Van Dekken en Recourt (beiden PvdA) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over het falende Nederlandse anti-dopingbeleid (ingezonden 4 maart 2013) 1 Heeft u kennisgenomen van het bericht Nederlands anti-dopingbeleid faalt? 1) Antwoord op vraag 1 Ja. 2 Wat is uw opvatting over de uitspraak van de Belgische autoriteiten Nederland is een zwakke schakel in de internationale bestrijding van de dopinghandel? Antwoord op vraag 2 Het in de uitzending geschetste beeld wordt door de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) en het openbaar ministerie (OM) niet herkend. Dit neemt niet weg dat het nuttig is de eigen aanpak te blijven bezien op eventuele mogelijkheden tot verbetering. Wij verwijzen in dat verband naar onze antwoorden hierna. 3 Is u bekend dat er de afgelopen twee jaar een verdubbeling van het aantal laboratoria van vier naar acht heeft plaatsgevonden? Zo ja, welke actie(s) heeft u ondernomen? Zo nee, waarom niet? Heeft u - indien van toepassing - deze informatie gedeeld met de Nederlandse Dopingautoriteit? Zo nee, waarom niet? 4 Bent u geïnformeerd door de advocaat-generaal van het Gentse hof over de verdubbeling van het aantal laboratoria van vier naar acht in de afgelopen twee jaar? Zo ja, welke actie(s) heeft u hierop ondernomen? 9 Welke zaken zijn er aangekaart tijdens het bezoek van de Belgische Multidisciplinaire Hormonencel aan het Functioneel Parket van vorig jaar? Welke gevolgen heeft dat bezoek gehad voor de aanpak van dopinghandel? Antwoord op vragen 2, 3, 4 en 9 Het OM heeft meegedeeld dat tijdens een bezoek van de Belgische autoriteiten aan het Functioneel Parket onder andere is aangegeven dat vanuit België een tendens werd gezien van een toename van laboratoria. Concrete aantallen zijn daarbij niet genoemd. De IGZ en het OM kunnen (een toename van) het bestaan van laboratoria niet op basis van eigen informatie bevestigen. Daarnaast is tijdens het bezoek gesproken over een concreet onderzoek inzake Pagina 2 van 12
doping. In deze zaak is de uit België ontvangen informatie door de opsporingsdiensten in Nederland in behandeling genomen. 5 Bent u bekend met het gegeven dat de doping wordt verhandeld via een twintigtal websites, die vermoedelijk door Nederlanders worden beheerd? Zo ja, wat heeft u gedaan en wat gaat u doen om deze illegale handel een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 5 Ja, via websites worden dopinggeduide middelen aangeboden. Wij verwijzen voor de aanpak van dopinghandel naar antwoord 8 en naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Bruins Slot van uw Kamer (kenmerk 2013Z04390, ingezonden 6 maart 2013). Verder werkt de IGZ op dit moment aan een aanvullende aanpak die tot doel heeft om onbevoegde aanbieders van geneesmiddelen op internet te beboeten. Het gaat daarbij om reclame voor en het onbevoegd aanbieden van geregistreerde geneesmiddelen, en om reclame voor en het aanbieden van ongeregistreerde of vervalste geneesmiddelen en dopinggeduide middelen. 6 Welke samenwerkingsverbanden zijn er op het gebied van dopinghandel met België? Welke overige internationale samenwerkingsverbanden zijn er op het gebied van dopinghandel en met welke landen? 7 Welke mogelijkheden tot verbetering van de samenwerking met België op het gebied van dopinghandel zijn er nog? Op welke wijze gaat u de (mogelijke) verbetering realiseren? Antwoord op vragen 6 en 7 Nederland werkt in Europees verband samen met de lidstaten, waaronder België, op het terrein van in de internationale bestrijding van de dopinghandel. Zo neemt de IGZ deel aan de Working Group of Enforcement Officers (WGEO) van de Europese Unie, waarin alle Europese lidstaten zijn vertegenwoordigd. In de WGEO neemt de internationale samenwerking op het gebied van illegale handel in geneesmiddelen een prominente plaats in. Binnen het kader van de prioritering van de werkzaamheden van de IGZ zal de IGZ contact opnemen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om gezamenlijk en in afstemming met elkaar op te treden. Verder werkt het OM zoals bij alle grensoverschrijdende criminaliteit samen met de EU-lidstaten, waaronder België, en voert het in voorkomende gevallen rechtshulpverzoeken uit. Er is geen aanleiding om deze samenwerking te veranderen. 8 Op welke wijze gaat u de opsporing van dopinghandel een grotere prioriteit geven bij de betreffende opsporingsinstanties? Antwoord op vraag 8 In het antwoord van mijn ambtgenoot van VWS van eind 2012 op schriftelijke vragen van het lid Bruins Slot van uw Kamer is de werkwijze van onder andere het Bureau Opsporing van de IGZ en het OM beschreven bij het bestrijden van Pagina 3 van 12
dopingfeiten. 1 Zij treden waar mogelijk op tegen dopingzaken die zich aandienen. De handel in doping valt onder de reguliere strafrechtelijke aanpak van illegale medicijnen en is door het OM niet als speerpunt benoemd. Medio februari 2013 is er ambtelijk overleg gestart tussen de Ministeries van VWS (IGZ), VenJ en Financiën (Douane). Voor de volgende fase zal ook de Dopingautoriteit aansluiten en zijn tevens de politie en het OM uitgenodigd. In dit overleg wordt aan de hand van de rollen en taken van alle partijen bekeken hoe er beter kan worden samengewerkt en of er beter en meer informatie kan worden uitgewisseld. Over de uitkomsten van en mogelijke vervolgstappen na dit overleg zal de Minister van VWS uw Kamer voor het zomerreces informeren. Tevens organiseert de IGZ een intern symposium over de illegale productie van en illegale handel in (grondstoffen voor) dopinggeduide middelen. Doel van die bijeenkomst, die naar verwachting in het najaar van 2013 zal plaatsvinden, is om de omvang van de illegale productie en handel in kaart te brengen, de aandacht voor dit onderwerp onder handhavende diensten te verhogen en te onderzoeken of binnen Nederland extra handhavingcapaciteit moet en kan worden georganiseerd voor het bestrijden van dopingcriminaliteit. Het hangt af van de resultaten van deze activiteiten of het nodig en mogelijk zal zijn uitgebreider in te zetten op het bestrijden van dopingfeiten. 10 Overweegt u op basis van de ontwikkelingen op het gebied van doping de zelfregulering te gaan herzien, dan wel aan te passen, teneinde te komen tot een effectievere dopingbestrijding? Antwoord op vraag 10 Nee, vooralsnog niet. Er gelden verplichte regels en reglementen voor alle sporten in alle landen, die zijn vastgelegd in de World Anti-Doping Code van World Anti Doping Agency (WADA). Het toepassen van de dopingregels is een verantwoordelijkheid van de sport en vindt plaats door NOC*NSF, de bonden en de Dopingautoriteit. Uitgangspunt is immers dat de sport zelf verantwoordelijk is voor het tegengaan van het gebruik van doping. Mijn ambtgenoot van VWS blijft de sport steunen om het dopingprobleem aan te pakken. Zij doet dit met name door financiering van de Dopingautoriteit en het betalen van contributie aan de World Anti Doping Agency (WADA). Verder ondersteunt zijde onderzoeks- en adviescommissie antidoping aanpak, die de KNWU en het NOC*NSF hebben ingesteld. Deze commissie zal concrete aanbevelingen doen ter verbetering van de huidige antidopingaanpak, binnen de context van het beleid van NOC*NSF en de rijksoverheid en de mondiale ontwikkelingen van de wielersport. Mijn ambtgenoot van VWS wacht deze aanbevelingen af en zal deze in de bredere context van het anti-dopingbeleid bekijken. 1) Vooraankondiging uitzending Brandpunt Reporter d.d. 28 januari 2013 1 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012-2013, Aanhangsel Handelingen, nr. 793 Pagina 4 van 12
2013Z04390 Vragen van het lid Bruins Slot (CDA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over dopingdealers (ingezonden 6 maart 2013) 1 Heeft u de uitzending van KRO Brandpunt Reporter over dopingdealers gezien? 1) Antwoord op vraag 1 Ja. 2 Wie zijn het meest kwetsbaar voor dopinggebruik: topsporters of amateursporters? Waar is het probleem van gebruik van dopinggeduide middelen groter: in de amateursport of in de topsport? Antwoord op vraag 2 Er kan geen uitspraak worden gedaan over de vraag wie kwetsbaarder is voor dopinggebruik. Topsport wordt zowel door amateurs als door beroepssporters bedreven. Een topsporter is gedurende bepaalde perioden van zijn topsportcarrière kwetsbaarder voor het gebruik van doping dan in andere perioden. Kwetsbare perioden zijn bijvoorbeeld: aansluiting vinden bij de top, terugkomen aan de top na een blessure en het zo lang mogelijk voortzetten van de actieve topsportcarrière. Er kan wel een onderscheid gemaakt worden tussen de georganiseerde sport (sportbonden) en de ongeorganiseerde sport (sportscholen en fitnesscentra). Het aantal gebruikers in sportscholen en fitnesscentra is vele malen groter dan binnen de georganiseerde sport. Uit het prevalentie onderzoek van TNO uit 2009 blijkt dat naar schatting in fitnesscentra 160.000 personen doping gebruiken. Het gezondheidsrisico is dus het grootste in de ongeorganiseerde sport. Overigens wordt in de ongeorganiseerde sport doping met name gebruikt om een gespierd en slank uiterlijk te verkrijgen. 3 Wat vindt u van de uitspraak van de medisch-specialist in de uitzending dat het dopinggebruik een hoog cowboygehalte heeft en grote negatieve gezondheidseffecten heeft, zoals depressies, impotentie en hart-, leveren nierproblemen? Antwoord op vraag 3 Het gebruik van (zwaardere) dopingmiddelen kan inderdaad gezondheidsschade tot gevolg hebben zoals een hoge bloeddruk, een negatief effect op hart en vaten, een verminderd functioneren van de lever en invloeden op de stemming zoals depressies en agressief gedrag. Een onderzoek van de Gezondheidsraad uit 2010 over de rol van doping in de ongeorganiseerde sport wees uit dat de schadelijke werking van doping als zodanig niet ter discussie staat, maar dat niet duidelijk is wat de omvang van die schade is. Pagina 5 van 12
4 Wat vindt u van het ontstaan van anabolenpoli s? Antwoord op vraag 4 Er is één anabolenpoli, te weten in het Kennemer Gasthuis te Haarlem. Wij onderschrijven het belang van het bestaan van een dergelijke poli. Mensen die dopinggeduide middelen gebruiken, ondervinden hier vaak hinder van. De poli biedt een veilige omgeving voor gebruikers en levert informatie over de gezondheidsschade die door dopinggebruik veroorzaakt kan worden. 5 Wat vindt u van de opvatting van de Belgische advocaat-generaal dat handel in doping in Nederland geen prioriteit heeft? Deelt u de mening dat die prioriteit er wel zou moeten zijn? Hoe is de samenwerking met de Belgische en Duitse autoriteiten op het gebied van de handel in doping? 6 Herkent u het beeld dat er ondergrondse laboratoria in Nederland zijn die doping maken met alle risico s voor de gezondheid van dien? Wat vindt u ervan dat de Belgische autoriteiten klaarblijkelijk wel weten waar in Nederland de ondergrondse laboratoria zijn? Antwoord op vragen 5 en 6 Wij verwijzen naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Recourt van uw Kamer (kenmerk 2013Z04144, ingezonden 4 maart 2013). 7 Wat vindt u van de Belgische werkwijze met een multidisciplinaire hormonencel om expertise te bundelen en een gezamenlijke aanpak voor te staan? Welke mogelijkheden ziet u om zo n soortgelijke samenwerking tussen politie, Openbaar Ministerie, douane en dopingautoriteit in Nederland tot stand te brengen? Antwoord op vraag 7 Dopinghandel is een fenomeen met meerdere facetten, waardoor met een multidisciplinaire aanpak de beste resultaten kunnen worden behaald bij het bestrijden ervan. Zoals aangegeven in de antwoorden van mijn ambtgenoot van VWS van eind 2012 op schriftelijke vragen van het lid Bruins Slot van uw Kamer, wordt in Nederland al multidisciplinair samengewerkt tussen het Bureau Opsporing van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ), het Openbaar Ministerie (OM), de Douane, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst en de politie om dopinghandel aan te pakken. 2 Wij verwijzen verder naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Recourt van uw Kamer (kenmerk 2013Z04144, ingezonden 4 maart 2013). 8 Welk onderscheid wordt er gemaakt tussen de aanpak van de handel in illegale medicijnen en de handel in doping? Klopt de waarneming dat handel in doping nu vooral bijvangst in andere strafzaken is? 2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2012-2013, Aanhangsel Handelingen, nr. 793 Pagina 6 van 12
Antwoord op vraag 8 Strafrechtelijk optreden is mogelijk tegen de productie van en handel in doping. Voor de productie en het in het handelsverkeer brengen van geneesmiddelen, waaronder dopinggeduide middelen, is een vergunning nodig. Als geneesmiddelen worden vervaardigd of verhandeld zonder vergunning, te koop worden aangeboden of ter hand worden gesteld door een ander dan een daartoe gerechtigde (zoals een apotheker of een arts), is dit strafbaar gesteld in de Geneesmiddelenwet en de Wet op de economische delicten. De handhaving van de Geneesmiddelenwet kent een duaal stelsel. Er kan een bestuursrechtelijke sanctie door de IGZ worden opgelegd of er kan strafrechtelijk worden opgetreden. De strafrechtelijke aanpak van handel in illegale medicijnen verschilt daarmee niet van de aanpak van handel in doping. Verder zijn handelingen ten aanzien van de grondstoffen voor doping strafbaar gesteld voor zover die stoffen voorkomen op lijst I of lijst II van de Opiumwet, of vallen onder de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Het komt voor dat handel in doping bijvangst is in een strafzaak. Of dit veelal het geval is, is het OM niet bekend. 9 Welke resultaten zijn voortgekomen uit de drie onderzoeken betreffende dopinggeduide middelen? 2) Antwoord op vraag 9 In de hiervoor aangehaalde eerdere antwoorden van mijn ambtgenoot van VWS van eind 2012 is aangegeven dat de IGZ drie onderzoeken betreffende dopinggeduide middelen heeft uitgevoerd. Hierbij gaat het om onderzoeken die vóór en niet zoals in deze eerdere antwoorden vermeld ín 2012 zijn gestart en inmiddels zijn afgerond. De drie onderzoeken, uit respectievelijk 2008, 2009 en 2011, hebben allen geleid tot een proces-verbaal dat door de IGZ is overgedragen aan het OM. In deze drie zaken zijn de dopinggeduide middelen in beslag genomen en is een beslissing afgegeven de middelen te vernietigen. In één zaak is de verdachte gedagvaard en veroordeeld. De andere twee zaken zijn door het OM om diverse redenen geseponeerd. 10 Deelt u nog steeds de conclusie uit de notitie Iedereen kan doodvallen (website KRO Brandpunt Reporter) dat de argumenten dat mensen het zichzelf aandoen alleen al vanwege de ondoorzichtigheid van het aanbod aan dopinggeduide middelen en het daarmee gepaard gaande voor de gemiddelde consument deels onvoorzienbare risico dat aan gebruik verbonden is, onvoldoende is om te stellen dat de overheid niet zo n hoge prioriteit aan de handel in dopinggeduide middelen hoeft te geven? Antwoord op vraag 10 Het argument dat mensen het zichzelf aandoen is inderdaad geen reden voor de overheid om niet op te treden tegen (de handel in) doping. Verschillende overheidsdiensten werken dan ook aan het bestrijden van de handel in doping. Daarnaast wordt de Dopingautoriteit door de overheid jaarlijks gesubsidieerd voor het uitvoeren van dopingcontroles in de georganiseerde sport en voor preventieve taken in de (on)georganiseerde sport. Pagina 7 van 12
11 Wat is er gedaan met de aanbeveling uit de notitie Iedereen kan doodvallen dat het dringend noodzakelijk is om de samenwerking tussen de Nederlandse opsporingsdiensten te verbeteren om opsporing meer kans van slagen te geven? Antwoord op vraag 11 In antwoord op schriftelijke vragen van het toenmalige lid Van der Ham van uw Kamer is aangegeven dat de betreffende notitie een ondersteunende rol heeft gespeeld bij de beleidsvoorbereiding van afspraken tussen de verschillende handhavende en opsporende partijen. 3 12 Deelt u de mening dat het vrij onwaarschijnlijk is dat de dopingparagraaf van de sportscholen afgelopen jaren niet een enkele maal overtreden is? Wat zegt dit over het zelfregulerend vermogen van deze sector en hoe kan dit versterkt worden? Antwoord op vraag 12 Gezien het aantal dopinggebruikers in fitnesscentra (zie mijn antwoord op vraag 2) is het inderdaad onwaarschijnlijk dat de dopingparagraaf geen enkele maal zou zijn overtreden. Om de dopingparagraaf effect te laten hebben, zullen de fitnesscentra beter toezicht moeten houden op het nakomen van de overeenkomst die wordt afgesloten met de consument. Het is primair aan de sport om dopinggebruik tegen te gaan. 13 Hoe kunnen huisartsen getraind worden om de gevolgen van gebruik van dopinggeduide middelen bij patiënten beter te herkennen (Nieuwsuur 27 februari 2013)? Antwoord op vraag 13 Mijn ambtgenoot van VWS heeft niet de indruk dat er een kennisachterstand is bij huisartsen bij de herkenning van de gevolgen van dopinggebruik. Het beeld bestaat dat patiënten niet alle relevante informatie aan hun huisarts meedelen. De Dopingautoriteit onderhoudt contact over dit onderwerp met het Nederlands Huisartsen Genootschap (NGH). 14 Waarom is dopinggebruik in Nederland niet strafbaar? Antwoord op vraag 14 De overheid hanteert het standpunt dat het verbod op het gebruik van dopinggeduide middelen in de sport een spelregel betreft. De handhaving van deze spelregel, waaronder de bestraffing van overtredingen, is een taak van de verantwoordelijke instanties binnen de sportsector. De overheid acht dopingpraktijken binnen de georganiseerde sport wel ongewenst en bedreigend voor de maatschappelijke waarde van de sport. Daarom sluit de overheid aan bij het mondiale anti-dopingbeleid en voert het kabinet een actief beleid gericht op preventie, met name door het financieren van de Dopingautoriteit. Voor het overige gaat de overheid uit van de verantwoordelijkheid van elk individu voor de 3 Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, Aanhangsel Handelingen, nr. 1857 Pagina 8 van 12
eigen gezondheid. Daarbij is het wenselijk dat er geen drempel wordt opgeworpen voor de toegang van dopinggebruikers tot zorg en hulpverlening, wat een strafbaarstelling wel tot gevolg kan hebben. 1) KRO Brandpunt Reporter 28 februari 2013 2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012-2013, nr. 793 Pagina 9 van 12
2013Z04422 Vragen van de leden Leijten en Kooiman (beiden SP) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over opsporing van dopinghandel (ingezonden 6 maart 2013) 1 Erkent u dat er een ontluisterend beeld wordt geschetst van de Nederlandse inzet bij de opsporing van dopinghandel en doping? 1) Wilt u uw antwoord toelichten? 3 Deelt u de mening dat het protocol voor sportschoolhouders (om over te gaan op schorsing als het gebruik van doping wordt geconstateerd), niet werkt, doordat het nauwelijks wordt toegepast? Wat gaat u doen om het dopinggebruik in sportscholen beter te controleren en gebruikers te weren? 4 Bent u bekend met het feit dat er in Nederland veel doping geproduceerd wordt in ondergrondse laboratoria? Heeft u zicht op de hoeveelheid laboratoria en de ondergrondse handel in Nederland? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om dit zicht te verbeteren? 5 Bent u bekend met het feit dat veel doping te koop wordt aangeboden op internet? Hoe vaak gaat het hierbij om illegale medicijnen? 6 Wordt hier opsporing op verricht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe succesvol verloopt dit? Hoe denkt u dit verder te kunnen verbeteren? 7 Heeft Nederland een verzoek van de Belgische justitie gehad om bij staan in de opsporing en aanpak van dopinghandel? Zo ja, klopt het dat daar geen vervolg aan is gegeven? Waarom niet? 8 Wat kunnen we leren van de aanpak van de productie, de handel en het gebruik van doping in België? 9 Klopt het dat er niet of nauwelijks wordt samengewerkt met België op het terrein van de aanpak van dopingproductie en handel? Bent u bereid een dergelijke samenwerking te bewerkstelligen of drastisch te verbeteren, zodat er voortvarender kan worden opgetreden? Zo nee, waarom niet? 10 Herkent u zich in de beeldvorming dat Nederland nauwelijks iets doet aan de aanpak van doping? Wat gaat u doen om de opsporingsinzet met betrekking tot dopinghandel en doorvoer te vergroten? Wilt u uw antwoord toelichten? Pagina 10 van 12
12 Klopt het dat er nauwelijks wordt samengewerkt tussen politie, Openbaar Ministerie, douane en dopingautoriteit in de bestrijding van doping? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid deze samenwerking alsnog tot stand te brengen? Zo nee, waarom niet? 13 Ziet u een mogelijkheid om de informatie omtrent de invoer, doorvoer en productie van doping die bekend is bij douane, politie en Openbaar Ministerie toegankelijk te maken voor de Nederlandse Doping Autoriteit, opdat zij haar opsporingstaak beter kan uitvoeren? Wilt u uw antwoord toelichten? Antwoord op vragen 1, 3 tot en met 10, 12 en 13 Wij verwijzen naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Recourt van uw Kamer (kenmerk 2013Z04144, ingezonden 4 maart 2013) en van het lid Bruins Slot van uw Kamer (kenmerk 2013Z04390, ingezonden 6 maart 2013. Overigens heeft de Dopingautoriteit geen opsporingstaak zoals in vraag 13 wordt gesteld. 2 Bent u bekend met het forse gebruik van doping in de amateursport en in sportscholen en met het feit dat Nederland 160.000 dopinggebruikers kent? Wat gaat u doen om dit terug te dringen? Ja. De Dopingautoriteit heeft met financiering van het Ministerie van VWS door TNO in 2009 een prevalentieonderzoek laten uitvoeren naar het gebruik van prestatiebevorderende middelen bij fitnessbeoefenaars. Mijn ambtgenoot van VWS is bekend met de conclusie dat naar schatting 160.000 van de 2 miljoen bezoekers van fitnesscentra dopinggeduide middelen gebruiken. Overigens wordt in de ongeorganiseerde sport doping met name gebruikt om een gespierd en slank uiterlijk te verkrijgen. Naar aanleiding van deze resultaten heeft haar voorganger in 2009 reeds een aantal acties in gang gezet om dit aantal niet verder te doen laten stijgen. Hierover is uw Kamer in 2009 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 30 234, nr. 24). 11 Kent u de nota Iedereen kan doodvallen uit 2005? Waarom is dit rapport een intern rapport gebleven en is er niets gedaan met de aanbevelingen uit dit rapport? Bent u alsnog bereid de aanbevelingen uit het rapport ter harte te nemen? Antwoord op vraag 11 In antwoord op schriftelijke vragen van het toenmalige lid Van der Ham van uw Kamer is aangegeven dat de betreffende notitie wel degelijk een ondersteunende rol heeft gespeeld bij de beleidsvoorbereiding van afspraken tussen de verschillende handhavende en opsporende partijen. Ook is toen gemeld dat de notitie geen eindproduct was en het gelet daarop, en op het interne karakter van de notitie, niet in de rede ligt die openbaar te maken. 4 4 Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, Aanhangsel Handelingen, nr. 1857 Pagina 11 van 12
1) KRO Reporter, 28 februari 2013 Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Bruins Slot (CDA), ingezonden 6 maart 2013 (vraagnummer 2013Z04390) Pagina 12 van 12