Doel van het onderzoek

Vergelijkbare documenten
Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

Het gebruik van ammoniumpolyfosfaat (Hydro Terra) en zwavel in pootaardappelen

Invloed Magnesium-(bij)bemesting bij de teelt van pootaardappelen KW 0313 Door: ing. H.W.G. Floot

Invloed Magnesium-(bij)bemesting bij de teelt van pootaardappelen KW 0409 Door: ing. H.W.G. Floot

Rhizoctoniabestrijding in de teelt van biologische pootaardappelen KW0721 Door: Ing. W.S. Veldman

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

sumptieaardappelen KW 406, KW 407 Door: ing H.W.G.Floot

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Biologische bestrijding van Rhizoctonia solani in pootaardappels

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

Druppelirrigatie met brak water in pootaardappelen. KW 0106 Door: ing. H.W.G. Floot, ing. J.Alblas

Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO)

Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0523 Door: ing.h.w.g. Floot

AGRITON Inhoudsopgave:

Beheersing Rhizoctonia in zetmeelaardappelen

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Verhogen bedrijfshygiëne door middel van ozon

Rijenbemesting in relatie tot schilkwaliteit tafelaardappelen, 2010

Zomergerstrassen EH 0110 KW Door: ing. H.W.G. Floot (SPNA), ing. A.Venhuizen (ACM)

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Invloed bemestingsstrategie en ras op het zetmeelgehalte van wintertarwe EH0713 en EH0714

Invloed van de stikstofgift op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

AGRITON INHOUDSOPGAVE:

Stikstofonderzoek 2010 en Verslag over drie stikstofhoeveelhedenproefvelden 12P04

Gebruik Bokashi in de akkerbouw. 26 maart 2015, Gerard Meuffels

Rijenbehandeling in aardappel met Amistar

Onderzoek biologische onkruidbestrijding in. suikerbieten R02

Gemengde rijentoepassing GBM en meststoffen

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

De kracht van organische stof.

INHOUDSOPGAVE: AGRO-VITAL

INHOUDSOPGAVE AGRO-VITAL

MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten. KW 0220 Door: ing.h.w.g. Floot,

Bemesting in pootaardappelen

Zaaiuienrassen. KW 0226 Door: H.W.G.Floot

Resultaten onderzoek Gerard Meuffels. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten. KW 0120 Door: ing.h.w.g. Floot,

Valse Meeldauw in biologische uien

Aanvullend onderzoek mineralenconcentraten op bouwland en grasland

Inhoudsopgave: AGRITON

MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten. ing. K.H. Wijnholds en ing.h.w.g. Floot, PAV-NNO

CCBT-project: Optimalisatie bemesting in de biologische kleinfruitteelt

Inhoudsopgave: AGRITON

Zaaiuienrassen op de Noordelijke klei KW 0307 Door: Henk Floot en Luuk Kok

Interactie Moddus en Actirob

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1

Jolien Bode, Technisch onderzoeksmedewerker

Bodemstructuur en regenwormen 2004

Groeiregulatie in Engels raaigras

Teelt van aardappelen op bedden ter vermindering van schurft

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

Bestrijding emelten in grasland 2004

Groeiregulatie in Engels raaigras

Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven

Het effect van het calciumgehalte van pootgoed op de groei en opbrengst van zetmeelaardappelen

De bodem is de basis voor gewasbescherming!

Bemesting aardappelen2017

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus.

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Bodem in Balans?

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van voorkiemen op Erwinia, Fusarium en Phoma

Biologische bestrijding van Pratylenchus penetrans PT project 11943

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Bokashi als bodemverbeteraar. Resultaten van het veldonderzoek

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen

Schadedrempel bladluis in consumptieaardappelen

Het effect van het toepassen van ORGAplus Sierteelt of Hi-Cal op de opbrengst en maatsortering van tulpen op kalkrijke zavelgrond in 2008

De zelfverdraagzaamheid van aardappelras Bintje in Zuidwest Nederland Verslag van 4 jaar onderzoek naar de achterblijvende opbrengst van Bintje

AARDAPPELEN. nr variëteit maat zaadhuis. 1 Agria Bioselect Agrico/Binst. 2 Biogold Van Rijn. 3 Charlotte Bio Terra (Binst)

Aardappelrassen. Bert Huizinga Jaap Grezel

Stikstofbemesting bij biologische aardappelen

Het Wortelrapport 2017 De effecten van de toepassing van mycorrhiza, schimmels en bacteriën op de groei van wortels

N-systemen in wintertarwe

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Mycorrhiza. Test met Micosat

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Invloed van het oogsttijdstip op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

Het Nederlands Lelie Rapport Met Micosat mycorrhizae, schimmel en bacteriën

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA ziektebestrijding in wintertarwe 2011

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen.

Programma voor vandaag:

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010

Onderzoek naar de oorzaken van de zelfonverdraagzaamheid van het aardappelras Bintje op lössgrond

Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002

Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai. H. de Putter

Boerenexperiment No 4 aanvulling

Enkele bodemgebonden schimmelziekten op aardappelen. 13 maart 2014, Jan Lamers

Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Teeltoptimalisatie winterkoolzaad

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek winterkoolzaad 2014

Aanvullend onderzoek mineralenconcentraten op bouwland en grasland

Proefresultaten suikerbieten en cichorei. Vzw PIBO campus Tongeren Morgan Carlens

Bemesting in maïs. Oktober 2011

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Teeltoptimalisatie winterkoolzaad

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Bestrijding bewaarziekten in pootaardappelen met knoflook. eindrapportage van driejarig onderzoek

Droogrotbestrijding in gladiolen

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek winterkoolzaad 2011

Transcriptie:

Doel van het onderzoek Compost is een veel gebruikte bodemverbeteraar in meerdere teelten. Diverse soorten zijn verkrijgbaar, waarbij aan sommige soorten middels extra doorgroeien met micro-organismen, een toegevoegde waarde wordt toegekend. Deze opgevoerde compostsoorten verhogen de weerbaarheid van de planten tegen ziekten en plagen. Vanuit de akkerbouwsector komt regelmatig de vraag: wat is de waarde van de verschillende compost soorten op factoren als: - bodemvruchtbaarheid - opbrengst en sortering - kwaliteit (rhizoctonia, schurft) - ziektenwerendheid (phytophthora) Naast bovengenoemde factoren zijn zaken als jaarlijkse beschikbaarheid, constante kwaliteit en wel of niet onder Minas vallend van belang, alvorens akkerbouwers zullen overgaan tot gebruik van compost. Om enig zicht op deze vragen te krijgen is door SPNA op de proefboerderij Kollumerwaard een onderzoek opgezet, waarbij de compost jaarlijks, in een 1 op 4 rotatie van aardappelen, zomertarwe, suikerbieten, uien/peen, aardappelen, wordt toegediend en de invloed hiervan op de te telen gewassen wordt onderzocht. Om inzicht te krijgen op de bodemvruchtbaarheid en ziektenwerendheid zijn blokken aangelegd van 12* 24 m, waar overheen N-trappen worden gelegd met 75% en 100% van de geadviseerde hoeveelheid en wel/geen fungicide toepassing. Proefopzet Objekten: ton/ds/ha %ds ton/ha A geen compost - - - B Conviro Keurcompost 12 64,2 19,8 C Orgapower +biostimulator1 12 62 17 D Orgapower +biostimulator2 12 57 17 F0 geen moncereen - F1 moncereen 7,5 l/ha N1 advies 120 N N2 advies 40 N 80 N

Algemene proefveldgegevens gewas pootaardappelen ras Désirée pootdatum 7 mei 2003 pootafstand 22 cm voorvrucht zomertarwe bodemanalyse ph-kcl 7.6; CaCO3 6.7; humus 1.8; afsl.15-21; lutum 12; Pw get 27; K-HCL 17; K-getal 14; MgO-NaCl 52 N-min 0-60 cm 24 kg/ha bemesting 16 dec. 400 kg/ha K2O als kali SF 8 mei 180 kg/ha P2O5 als tripelsuper 9 mei 120 kg/ha N als kas 9 mei 100 kg/ha K2O als kalisulfaat loofdoding 13 aug. loofklappen 13 aug. 0,25 l/ha Spotlight rooien 3 september Aanleg en uitvoering Er is uitgegaan van een partij pootgoed, potermaat 35/50 van het ras Désirée. Het pootgoed is in kiembakjes voorgekiemd en had bij het poten een mooie korte afgeharde kiem. De compost is gestrooid op 2 mei over het geploegde land en met de rotorkopeg vlak voor het poten ca. 10 cm door het pootbed gewerkt. De stikstof is op 9 mei gegeven op basis van het N-advies en een object advies N-40N. Bij het planten is op een deel van het proefveld 7,5 l/ha Moncereen ingewerkt. Op 31 mei zijn de ruggen opgefreesd. De opkomst rond 3 juni was goed en regelmatig. Er ontwikkelde zich een egaal en goed gewas, waarin geen duidelijke verschillen in loofontwikkeling zijn waargenomen tussen de objecten wel tussen de stikstof trappen. De bestrijding van phytophthora is als praktijk uitgevoerd. Op 13 augustus is het loof geklapt en is doodgespoten met Spotlight. Op 3 september zijn de netto veldjes gerooid. Na drogen zijn de aardappels gesorteerd. Daarna zijn monsters van 100 knollen beoordeeld op schurft- en rhizoctonia aantasting. Resultaten De verwerking van de gegevens is op verschillende methoden geschied, waarbij de twee onbehandelde objecten samen zijn verwerkt. Per object over het gehele proefveld dus bemesting en fungicide samen per sortering (tabel 1) en het aantal knollen in tabel 2. Om de leesbaarheid van het verslag te bevorderen, zijn niet alle sorteringen maar alleen de totale- en de pootgoed-opbrengst 28/55 vermeld van de invloed van stikstof en fungicide op de opbrengst en knoltal. De objecten per stikstofhoeveelheid zijn in tabel 3 vermeld en de objecten per fungicide behandeling in tabel 4. In tabel 5 en 6 zijn de opbrengsten resp. aantal knollen per bemesting en fungicide behandeling vermeld. De aantasting door schurft en rhizoctonia is in tabel 7 vermeld en in tabel 8 de financiële resultaten.

Tabel 1: opbrengst en sortering in kg/are over het gehele proefveld. object <28 28/35 35/45 45/50 50/55 >55 totaal 28/55 A 4 25 194 114 71 39 449 405 B 6 28 188 115 74 45 457 405 C 8 32 203 117 74 38 473 426 D 5 28 201 110 69 36 449 409 lsd 3 4 17 10 16 15 19 19 Obj.C (Orgapower+biostimulator1) heeft een significant hogere totaal opbrengst gegeven. In de pootgoed maten was dit ook het geval. Tabel 2: Aantal knollen per sortering/are over het gehele proefveld. object <28 28/35 35/45 45/50 50/55 >55 totaal 28/55 A 350 1004 3504 1275 616 265 7013 6398 B 406 1061 3310 1308 644 307 7036 6322 C 461 1132 3641 1291 620 233 7377 6683 D 388 1120 3658 1239 602 248 7245 6620 lsd 103 121 309 108 143 103 313 336 Obj.C (Orgapower+biostimulator1) heeft een significant hogere totaal aantal knollen gegeven t.o.v. onbehandeld (A) en Keurcompost (B). In de pootgoed maten was er een significant verschil tussen B en C. Tabel 3: Invloed bemesting op opbrengst en sortering in kg/are en aantal knollen per sortering/are N1= advies en N2=advies-40 N kg/are kg/are knollen knollen N1 N2 N1 N2 object totaal 28/5 5 totaal 28/55 totaal 28/55 totaal 28/55 A 444 393 454 418 6669 6032 7358 6764 B 469 407 445 403 7152 6380 6920 6264 C 481 427 464 425 7227 6494 7527 6873 D 445 399 454 420 6742 6176 7748 7064 lsd 35 30 35 30 341 264 341 264 De stikstoftrappen hebben over het gehele proefveld geen significante verschillen gegeven in kg opbrengst. N1 was 457 kg/ha en N2 454 kg/ha. In aantal knollen waren wel significante verschillen, het aantal knollen bij N2 was significant hoger dan bij N1. N1 =6892 en N2=7382 knollen. Significante verschillen binnen de objecten waren er bij A (onbehandeld) en D (Orgapower+biostimulator2) met B en C. In de pootgoedmaten 28/55 waren er significante verschillen tussen de N1 en N2 van de objecten A, C en D.

Tabel 4: Invloed moncereen grondbehandeling op de opbrengst en sortering in kg/are en aantal knollen per sortering/are F0= geen fungicide en F1=moncereen bij poten kg/are kg/are knollen knollen F0 F1 F0 F1 object totaal 28/55 totaal 28/55 totaal 28/55 totaal 28/55 A 445 401 454 410 6980 6374 7046 6422 B 447 400 467 410 7194 6515 6877 6129 C 461 417 485 435 7435 6700 7320 6667 D 454 417 445 402 7364 6726 7127 6514 lsd 27 27 27 27 435 461 435 461 Over het gehele proefveld zijn er geen significante verschillen in opbrengst tussen wel en niet behandeld met moncereen. Een fungicide behandeling heeft wel een hogere kg opbrengst gegeven. Ook in het aantal knollen waren nauwelijks significante verschillen, hoewel de tendens was behandeld iets minder knollen. Tabel 5: Invloed bemesting en moncereen grondbehandeling op de opbrengst en sortering in kg/are. N1=advies; N2=N-40; F0=geen fungicide; F1=moncereen N1 N2 N1 N2 F0 F1 F0 F1 F0 F1 F0 F1 object totaal totaal totaal totaal 28/55 28/55 28/55 28/55 A 436 452 454 455 384 401 418 419 B 449 489 444 445 396 418 403 403 C 481 482 441 488 425 430 408 441 D 450 439 458 450 406 391 427 413 lsd 58 58 58 58 42 42 42 42 Tabel 6: Invloed bemesting en moncereen grondbehandeling op het aantal knollen/are N1 N2 N1 N2 F0 F1 F0 F1 F0 F1 F0 F1 object totaal totaal totaal totaal 28/55 28/55 28/55 28/55 A 6591 6747 7370 7345 5961 6103 6788 6741 B 7209 7094 7179 6661 6482 6279 6548 5979 C 7200 7255 7670 7385 6412 6576 6988 6758 D 6776 6709 7951 7545 6245 6106 7206 6921 lsd 507 507 507 507 503 503 503 503 Uitgesplitst over de bemesting en fungicide behandeling waren er slechts enkele significante verschillen tussen de objecten.

Schurft Bij schurft wordt met schurft schalen gewerkt, waarbij de indeling gemaakt wordt met: vrij van schurft, (schaal 1) =ca 5% van het oppervlak aangetast, schaal 1,5= ca 12,5%, schaal 2 =20%, schaal 2,5=33%, schaal 3 =46%, schaal 4 = 60% aangetast. De keuringsnorm van de NAK voor goedkeuring van pootgoed is schaal 2,5, maar voor export is voor de meeste landen de norm schaal 1,5. Als formule voor de schurftindex wordt de volgende formule gehanteerd: aantal knollen per klasse * mate van aantasting gedeeld door het totaal aantal knollen. Schurftindex = (0*vrij)+(5*licht)+(12,5*matig)/totaal aantal knollen Rhizoctonia Als formule voor de rhizoctonia wordt de formule gehanteerd: sclerotiënindex (SI) = (0*schoon) + (1*licht) + (2*matig) + (3*zwaar)/3*totaal aantal knollen. Dus als alle knollen schoon zijn is de SI = 0 en als alle knollen zwaar bezet zijn is de SI = 100. Matig en zwaar is niet toegestaan voor export. Dus van de opbrengst moet een percentage uitschot afgetrokken worden. Dit percentage wordt in tabel 7 weergegevens als uitschot. Tabel 7: Invloed moncereen grondbehandeling op de aantasting door schurft en rhizoctonia. F0= geen fungicide en F1=moncereen bij poten schurft-index rhizoctonia-index % uitschot % rhizoc vrij F0 F1 F0 F1 F0 F1 F0 F1 A 1.6 1.8 7.5 3.2 7.7 2.2 88.8 94.9 B 1.6 1.7 5.0 4.1 4.7 3.7 93.0 93.2 C 1.8 2.0 3.2 0.4 3.1 0.4 95.6 99.1 D 1.8 2.1 3.9 0.6 4.0 0.4 94.7 99.0 lsd 0.3 0.3 5.0 5.0 4.9 4.9 6.2 6.2 De schurftindex was bij de bemesting de N1 hoger dan de N2 maar niet significant. Bij de fungicide was de F1 hoger dan de F0 maar ook niet significant; Moncereen heeft geen invloed op schurft. Bij de rhizoctonia waren tussen de objecten als totaal geen significante verschillen, ook tussen de bemesting niet, maar wel bij de fungicide behandeling. Zonder fungicide (F0) was de index 6,4 en bij wel fungicide (F1) 2,0 dit zijn significante verschillen. Hoewel er nauwelijks significante verschillen waren is de tendens duidelijk aanwezig dat een Moncereen behandeling (F1) een lagere Rhizoctonia-index (SI), minder uitschot en dus meer blanke knollen geeft. Ook het gebruik van Orgapower+biostimulatoren (Obj.C en D) geeft een lagere SI, minder uitschot en meer blank. Orgapower+biostimulatoren werken positief op Rhizoctonia.

Financieel resultaat Bij de berekening van het financiële resultaat moet rekening gehouden worden met de gemiddelde uitbetalingprijs per sortering en met het percentage uitschot dat uitgelezen moet worden en dus niet verkoopbaar is. De gemiddelde uitbetalingprijs van Désirée zoals door HZPC gerealiseerd in de afgelopen 5 jaar is: 28/35 29.71 per 100 kg 35/55 19.39 55/65 10.01 >65 2.50 In tabel 8a zijn de kg opbrengsten per sortering vermeld van het gedeelte zonder moncereen, omdat hier de invloed van biostimulatoren op rhizoctonia het best gemeten kan worden. In tabel 8b is het percentage uitschot door rhizoctonia vermeld met de financiële opbrengst van de netto sortering * uitbetalingprijs. Tabel 8a: Opbrengst en sortering in kg/are over het deel van het proefveld zonder moncereen. object <2 28/35 35/45 45/50 50/55 >55 totaal 28/55 A 4 25.4 196.5 109.7 69.2 39.9 445.0 400.9 B 6 26.9 188.0 114.2 70.4 42.6 446.7 399.6 C 8 32.3 204.9 109.9 69.6 38.3 460.9 416.8 D 5 28.8 205.8 112.0 69.9 32.6 454.1 416.6 uitbet. 0 0.297 0.193 0.193 0.193 0.100 Tabel 8b: Opbrengst minus uitschot * uitbetalingprijs = fin.opbrengst /are object %uits 28/35 35/55 >55 totaal A 7.7 6.95 67.19 3.68 77.82 B 4.7 7.60 68.83 4.06 80.49 C 3.1 9.30 72.23 3.71 85.24 D 4.0 8.23 72.17 3.13 83.53 De toepassing van Keurcompost heeft een positief financieel effect, maar vooral de Orgapower + biostimulatoren heeft door een hogere opbrengst met een lager percentage uitschot, een beter financiële opbrengst gegeven.

Voorlopige conclusie na één jaar onderzoek. De toediening van compost heeft: - over het gehele proefveld een verhoging van de totale kg opbrengst gegeven. met name object C (Orgapower+biostimulator1) heeft een significante meeropbrengst zowel in de totale als in de pootgoed opbrengst (28/55) - over het gehele proefveld is het aantal knollen verhoogd bij de Orgapower+ biostimulator objecten. Deze significante meeropbrengst werd vooral bereikt door de kleinere pootgoed maten. - de invloed van bemesting was niet significant over het gehele proefveld. - de invloed van fungicide toediening bij het poten was niet significant over het gehele proefveld. - de toediening van compost heeft geen invloed gehad op de aantasting door schurft. - Orgapower+biostimulator1 (obj.c) heeft een positieve invloed op rhizoctonia. Obj.C gaf een index van 3,2 zonder moncereen en een index van 0,4 met moncereen. Ook het percentage blanke knollen was het hoogst bij Orgapower+biostimulator. - In deze proef gaf Orgapower+biostiumulator zonder Moncereen een gelijke rhizoctonia-index en een hoger percentage blanke knollen dan onbehandeld met Moncereen. - Door de positieve invloed op Rhizoctonia biedt Orgapower+biostimulator perspectief voor de biologische teelt. - Door de hogere opbrengst bij het gebruik van compost en het lager percentage uitschot, wordt het financiële resultaat verbeterd. Na een eerste jaar van toediening heeft compost een positief effect gegeven op opbrengst en knoltal. De invloed van Orgapower+biostimulator heeft op Rhizoctonia een positieve invloed, wellicht kan met de toevoeging van lage dosering Moncereen een mooie partij geoogst worden. Verder biedt Orgapower+biostimulator perspectief voor de biologische teelt.