ECLI:NL:GHARL:2014:566

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

RAAMOVEREENKOMST VOOR DE BORGTOCHT STELLA AVIATION FUND B.V.

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer


ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHDHA:2017:647


ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARL:2014:9606

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:GHARL:2016:2375 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:10363

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9921

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:GHAMS:2016:3579 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:GHARL:2014:4798

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHARL:2015:715

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARL:2017:707

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHLEE:2002:AE4023 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:GHARL:2014:6765

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8790 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:GHSHE:2014:1412

ECLI:NL:GHARN:2005:AU7142

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:10207

ECLI:NL:GHAMS:2015:4335 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:GHAMS:2014:3049

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1090 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:GHSHE:2015:3006

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:GHSHE:2015:1258

ECLI:NL:GHSHE:2013:3466

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

Transcriptie:

ECLI:NL:GHARL:2014:566 Instantie Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 30-01-2014 Zaaknummer 200.118.428-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel recht Hoger beroep Ter beoordeling of, en zo ja in hoeverre, de Stichting Garantiefonds KLM Luchtvaartschool (hierna: de stichting) overeenkomstig de raamovereenkomst, gesloten tussen deze stichting en ABN Amro, in verband met de lening van ABN AMRO aan de derde Lindeboom financiële verplichtingen jegens ABN AMRO heeft, heeft het hof als volgt beslist. Overeenkomstig de uitleg volgens HR 17 september 1993, LJN: ZC1059 acht het hof in beginsel de tekst van de raamovereenkomst van doorslaggevende betekenis. Op grond daarvan heeft het hof geoordeeld dat de stichting slechts gedurende de periode tussen 21 februari en 20 april 2008 gehouden is de lopende opeisbare verplichtingen van Lindeboom aan ABN Amro te voldoen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Leeuwarden afdeling civiel recht zaaknummer gerechtshof 200.118.428/01 (zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 128576 / HA ZA 11-604) arrest van de eerste kamer van 28 januari 2014 in de zaak van

[appellant], wonende te [woonplaats], appellant, in eerste aanleg: eiser, hierna te noemen: [appellant], advocaat: mr. H.A. van Hapert, kantoorhoudend te Amsterdam, die ook heeft gepleit, tegen 1 Stichting Garantiefonds KLM Luchtvaartschool, gevestigd te Eelde, geïntimeerde, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: de Stichting, advocaat: mr. P.H.F. Yspeert, kantoorhoudend te Drachten, die ook heeft gepleit. 1 Het geding in eerste aanleg In eerste aanleg is geprocedeerd zoals weergegeven in de tussen partijen alsmede ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) gewezen vonnissen van 28 december 2011 en 26 september 2012 van de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank). 2 Het geding in hoger beroep 2.1 In hoger beroep zijn de volgende stukken ingediend: - - - de dagvaarding in hoger beroep d.d. 7 december 2012, De memorie van grieven (met producties) en De memorie van antwoord (met één productie). 2.2 Daarna heeft er op 18 december 2013 pleidooi plaatsgevonden waarbij pleitnota s zijn overgelegd. Ten behoeve van dit pleidooi heeft [appellant] nog twee producties overgelegd. 2.3 Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het pleitdossier. 2.4 De vordering van [appellant] luidt: "te vernietigen het vonnis van de rechtbank te Groningen gewezen op 26 september 2012 onder zaalen rolnummer128576 / HA ZA 11-604 tussen mijn rekwirant als eiser in conventie en verweerder in reconventie en geïntimeerde sub 1 als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie en geïntimeerde sub 2 als gedaagde in conventie, en opnieuw recht doende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,

in conventie - te verklaren voor recht dat appellant aanspraak heeft op betaling door Stichting Garantiefonds van zijn opleidingskosten; - aan appellant te betalen al hetgeen hij heeft betaald uit hoofde van de kredietovereenkomst met ABN AMRO Bank N.V. d.d. 5 maart 2005 (lening 1) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf elke transactie tot de dag der betaling; en - namens appellant ineens aan ABN AMRO Bank N.V. te betalen het restant van de schuld uit hoofde van de kredietovereenkomst met ABN AMRO Bank N.V. d.d. 5 maart 2005 (lening 1) in reconventie - geïntimeerde sub 1 alsnog niet ontvankelijk te verklaren, dan wel haar vordering alsnog af te wijzen, alles met veroordeling van geïntimeerden tot terugbetaling aan appellant van al hetgeen deze heeft betaald ingevolge het vonnis waarvan beroep en alles met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van deze procedure in beide instanties". 3 De beoordeling 3. De tussen partijen vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans onvoldoende (gemotiveerd) weersproken en op grond van de overgelegde stukken, voor zover niet weersproken, staan de volgende feiten tussen partijen vast. 3.1. Op 17 september 1997 hebben de Stichting en ABN AMRO een raamovereenkomst borgtocht Stichting Garantiefonds KLM Luchtvaartschool (hierna: KLS) gesloten. 3.2 In de raamovereenkomst is in een inleidende bepaling overwogen dat ABN AMRO (hierna te noemen: de Bank) kredietovereenkomsten zal sluiten met een of meerdere nader door de Stichting aan te wijzen leerlingen van de KLM Luchtvaartschool te Eelde, hierna te noemen KLS, zulks met betrekking tot de financiering van de door die leerlingen aan de KLS te betalen leerlingenbijdrage ten behoeve van de algemene opleiding tot verkeersvlieger voor de (inter)nationale burgerluchtvaart; dat de Stichting ten doel heeft het beheren van een garantiefonds waaruit de opeisbare (lopende) financiële verplichtingen worden nagekomen uit kredietovereenkomsten als hiervoor bedoeld van leerlingen van de KLS die deze verplichtingen niet kunnen nakomen omdat zij: a. de zgn. algemene opleiding niet voltooien en daarbij geen sprake is van opzet of grove schuld; of b. buiten hun toedoen niet binnen 1 (één) jaar na de datum van voltooiing van de algemene opleiding op, gegeven hun opleiding, redelijke financiële voorwaarden als verkeersvlieger voor onbepaalde tijd in dienst zijn getreden bij een binnen- en/of buitenlandse luchtvaartmaatschappij; en die ook niet (anderszins) in staat zijn hun (lopende) verplichtingen uit bedoelde kredietovereenkomsten geheel of gedeeltelijk na te komen;( ) 3.3 De Stichting heeft zich in deze overeenkomst onder bepaalde voorwaarden bereid verklaard zich voor deze kredietovereenkomsten borg te stellen. 3.4 Ingevolge artikel 2.1 van de raamovereenkomst verbindt de Stichting "zich bij deze jegens de Bank

als borg voor de Leerling tot zekerheid van de betaling van al hetgeen de Bank opeisbaar van de Leerling te vorderen mocht hebben uit hoofde van de Kredietovereenkomst tot maximaal 5 jaar na de datum van voltooiing van de opleiding, zulks echter uitsluitend voor het geval de Leerling deze verplichtingen jegens de Bank niet kan nakomen omdat hij/zij: a. Zonder dat er sprake is van opzet of grove schuld de Algemene Opleiding niet voltooit en geen alternatief eindtraject volgt en/of b. buiten zijn/haar toedoen niet binnen één jaar na de datum van voltooiing op, gegeven zijn/haar opleiding, redelijke financiële voorwaarden als verkeersvlieger voor onbepaalde tijd in dienst is getreden bij een binnen- en/of buitenlandse luchtvaartmaatschappij; en de betreffende Leerling ook niet (anderszins) in staat is zijn/haar (lopende) financiële verplichtingen uit de Kredietovereenkomst geheel of gedeeltelijk na te komen ( ).. 3.5 Ingevolge artikel 2.3 van de raamovereenkomst doet de Stichting uitdrukkelijk afstand van alle door de wet aan borgen toegekende verweermiddelen en rechten. 3.6 Artikel 2.7 van de raamovereenkomst luidt - voor zover van belang - als volgt: Indien en zodra de Leerling na schriftelijke ingebrekestelling door de Bank zijn/haar lopende verplichtingen uit de Kredietovereenkomst niet (alsnog) nakomt en de Leerling de Algemene Opleiding niet heeft voltooid en geen alternatief eindtraject volgt, zal door en voor rekening van de Bank een eenmalig onderzoek plaatsvinden of de Leerling in staat is uit zijn/haar vermogen de betreffende verplichtingen na te komen. Uitgangspunt bij dit onderzoek zal zijn de door de Leerling te leveren informatie over zijn/haar vermogenspositie. De Bank zal de resultaten van dit onderzoek zo spoedig mogelijk gemotiveerd ter kennis brengen van de Stichting waarna de Stichting gedurende 1 (één) maand de gelegenheid heeft een eventueel eigen onderzoek te (laten) doen. Op grond van genoemd(e) onderzoek(en) zullen de Stichting en de Bank gezamenlijk besluiten dat: a. de Leerling naar verwachting niet in staat is uit zijn/haar vermogen de betreffende verplichtingen na te komen; of b. de Leerling naar verwachting in staat is uit zijn/haar vermogen de betreffende verplichtingen na te komen; of c. de Leerling naar verwachting gedeeltelijk in staat is uit zijn/haar vermogen de betreffende verplichtingen na te komen en voor welk deel; Bij de besluitvorming gelden de criteria als genoemd in artikel 3.2. Ingeval van een bericht sub a. bedoeld is de Bank gerechtigd een beroep te doen op de Borgtocht waarna de Stichting binnen 1 (één) maand de totaal (nog) verschuldigde hoofdsom inclusief de daarop vervallen rente aan de Bank zal voldoen ( ). Artikel 2.8 van de raamovereenkomst luidt - voor zover van belang - als volgt: Indien en zodra de Leerling na schriftelijke ingebrekestelling door de Bank zijn/haar lopende verplichtingen uit de Kredietovereenkomst niet (alsnog) nakomt en de Leerling de Algemene Opleiding heeft voltooid danwel ontheven werd van de opleiding maar een alternatief eindtraject volgt of heeft gevolgd, doch buiten zijn/haar toedoen niet binnen 1 (één) jaar na de datum van voltooiing op, gegeven zijn/haar opleiding, redelijke financiële voorwaarden voor onbepaalde tijd als verkeersvlieger in dienst is getreden bij een binnen- of buitenlandse luchtvaartmaatschappij, zal door en voor rekening van de Bank een onderzoek plaatsvinden of de Leerling in staat is uit zijn/haar inkomsten c.q. vermogen de betreffende verplichtingen na te komen. Uitgangspunt bij dit onderzoek zal zijn de door de Leerling aan te leveren informatie over zijn/haar inkomens- en vermogenspositie. De Bank zal de resultaten van dit onderzoek zo spoedig mogelijk gemotiveerd ter kennis brengen van de Stichting waarna de Stichting gedurende 1 (één) maand de gelegenheid heeft een eventueel eigen onderzoek te (laten) doen. Op grond van genoemd(e) onderzoek(en) zullen de Stichting en de Bank gezamenlijk besluiten dat: a. de Leerling naar verwachting niet in staat is uit zijn/haar inkomsten c.q. vermogen de betreffende

verplichtingen na te komen; of b. de Leerling naar verwachting in staat is uit zijn/haar inkomsten c.q. vermogen de betreffende verplichtingen na te komen; of c. de Leerling naar verwachting gedeeltelijk in staat is uit zijn/haar inkomsten c.q. vermogen de betreffende verplichtingen na te komen en voor welk deel; Bij de besluitvorming gelden de criteria als genoemd in artikel 3. Ingeval van een bericht sub a. bedoeld is de Bank gerechtigd een beroep te doen op de Borgtocht, waarna de Stichting gedurende een periode van 4 (vier) jaar, te rekenen vanaf 1 jaar na de Datum van Voltooiing, (telkens) de lopende opeisbare verplichtingen van de Leerling zal voldoen ( ). 3.7 Artikel 1.6 van de raamovereenkomst geeft de definitie van de datum van voltooiing: Datum van voltooiing: de datum waarop de Leerling zijn/haar diploma heeft ontvangen zoals bedoeld in artikel I sub 7 van de Leerlingenovereenkomst. Voor de Leerling die de opleiding niet voltooit en een alternatief eindtraject volgt wordt, voor de vaststelling van de fictieve datum van voltooiing, de datum van aanvang van de opleiding op de KLS vermeerderd met 24 maanden. 3.8 Artikel 1.9 van de raamovereenkomst geeft de definitie van het alternatief eindtraject: Alternatief eindtraject: Hiermee wordt het volgende bedoeld. Het komt voor dat leerlingen worden ontheven in het eindstadium van de opleiding. Doorgaans zijn deze in staat om met relatief geringe extra inspanningen kansrijk in de markt te blijven. 3.9 Artikel 3.1 van voormelde raamovereenkomst luidt - voor zover van belang - als volgt: Als er geen sprake is van een baan als verkeersvlieger (onder redelijke financiële voorwaarden en voor onbepaalde tijd) en er op grond daarvan door de Bank een beroep op de Borgtocht wordt gedaan geldt voor de inkomenstoets als bedoeld in artikel 2.8 dat alle arbeidsinkomsten en inkomsten uit vermogen in beschouwing worden genomen (..). 3.10 Op 25 januari 2005 heeft [appellant] met KLS een opleidingsovereenkomst gesloten. De datum van aanvang is daarbij vastgesteld op 21 februari 2005. De opleidingskosten bedragen 110.600,. 3.11 Op 5 maart 2005 heeft [appellant] ter financiering van de KLS opleiding met ABN AMRO een kredietovereenkomst gesloten ter hoogte van 151.000,. De lening bestaat uit twee delen, te weten een 25-jarige lening van 110.600, ten behoeve van de financiering van de opleidingskosten (lening 1) en een 25-jarige lening van 40.400, ten behoeve van de financiering van kosten voor levensonderhoud (lening 2). 3.12 In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen: Zekerheden en verklaringen ( ) -Borgstelling ter grootte van de studiekosten te vermeerderen met rente en kosten, verstrekt door de Stichting Garantiefonds KLM Luchtvaartschool; een en ander nader gespecificeerd in de Raamovereenkomst d.d. 17 september 1997, welke één geheel vormt en onlosmakelijk verbonden is met deze overeenkomst, enkel en alleen geldend voor de 25 jarige lening (lening 1) groot in oorsprong EUR 110.600,-- te vermeerderen met rente en kosten ( ) 3.13 In februari 2007 is [appellant] uit de KLS opleiding ontheven. 3.14 Op 6 maart 2007 heeft ABN AMRO [appellant] bericht dat zij namens [appellant] een beroep doet op het garantiefonds. 3.15 In april 2007 heeft [appellant] ter aanvulling van zijn in 2005 verlopen brevet dat hij in 2000 bij

de Zuid-Afrikaanse Luchtvaartmaatschappij Airlink heeft gehaald, met goed gevolg een MCC-cursus bij Stella Aviation Academy gevolgd, waarna zijn vliegbrevet is hernieuwd. 3.16 Op 17 april 2008 heeft ABN AMRO [appellant] bericht dat het beroep op de borgtocht is toegewezen door de Stichting en dat namens hem zijn schuld zal worden betaald onder de voorwaarde dat daarop in mindering wordt gebracht het voordeel dat hij heeft genoten door het volgen van de cursus bij Stella Aviation. 3.17 Op 20 april 2008 is [appellant] in de functie van verkeersvlieger in dienst getreden bij Lufthansa Cityline GmbH. 3.18 Bij brief van 13 oktober 2008 heeft de Stichting het beroep op de borgtocht (alsnog) afgewezen, zich daarbij op het standpunt stellende dat [appellant] een alternatief eindtraject heeft gevolgd. 3.19 Bij brief van 15 juni 2009 heeft ABN AMRO aan de Stichting meegedeeld dat de besluitvorming van het fonds van 13 oktober 2008 naar haar mening op verkeerde gronden is genomen en heeft ABN AMRO een bedrag van 102.213, geclaimd. 3.20 Bij brief van 17 juni 2009 heeft de Stichting aan ABN AMRO meegedeeld dat zij niet bereid is op haar beslissing terug te komen. Volgens de Stichting kan [appellant] geen beroep op de borgtocht doen, omdat hij een alternatief eindtraject heeft gevolgd. 4. Het geschil en de beslissing van de kantonrechter 4.1 [appellant] heeft gevorderd de Stichting en ABN AMRO bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk te veroordelen om: - te verklaren voor recht dat hij aanspraak heeft op betaling door de Stichting van zijn opleidingskosten; - aan hem te betalen al hetgeen hij heeft betaald uit hoofde van de kredietovereenkomst met ABN AMRO van 5 maart 2005 (lening 1), vermeerderd met de wettelijke rente; en - namens eiser ineens aan ABN AMRO te betalen het restant van de schuld uit hoofde van de kredietovereenkomst met ABN AMRO van 5 maart 2005 (lening 1), en veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding. 4.2 Daartoe heeft [appellant] zijn vordering jegens de Stichting primair gebaseerd op artikel 2.1 onder a in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de raamovereenkomst en subsidiair op artikel 2.1 onder b in samenhang gelezen met artikel 2.8 van de raamovereenkomst. De vordering jegens ABN AMRO heeft [appellant] gebaseerd op schending van haar bijzondere zorgplicht jegens hem als cliënt. 4.3 Na verweer van de Stichting heeft de Stichting in reconventie in regres van [appellant] gevorderd het door haar aan ABN AMRO betaalde bedrag van 25.608,--vermeerderd met rente vanaf 13 oktober 2008 en, voor het geval de Stichting in conventie mocht worden veroordeeld enig bedrag aan ABN AMRO te betalen, dat bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. ABN AMRO heeft eveneens verweer gevoerd. 4.4 Na verweer van [appellant] tegen deze reconventionele vordering heeft de rechtbank in conventie voor recht verklaard dat de Stichting in de periode tussen 21 februari 2008 en 20 april 2008 gehouden was de lopende opeisbare verplichtingen van [appellant] aan ABN AMRO te voldoen en heeft zij het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft zij [appellant] veroordeeld om aan de Stichting een bedrag van 25.608,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 25 januari 2012 tot aan de dag der volledige betaling. De vordering van [appellant] jegens ABN AMRO heeft de rechtbank afgewezen.

5. De motivering van de beslissing 5.1 De strekking van grief I is dat de rechtbank van het bestreden vonnis het samenspel van de raamovereenkomst, de verkeersvliegersovereenkomst en de kredietovereenkomst onjuist heeft beoordeeld. Volgens grief II heeft de rechtbank ten onrechte in rechtsoverweging 6.3 van het bestreden vonnis geoordeeld dat sprake is van een alternatief eindtraject als bedoeld in artikel 2.7 en 1.9 van de raamovereenkomst. Met grief III wordt bezwaar gemaakt tegen de uitleg door de rechtbank in rechtsoverweging 6.4 van de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 20 februari 2004, NJ 2005, 493 en vervolgens tegen de uitleg van artikel 2.8 van de raamovereenkomst in het bestreden vonnis. Grief IV is gericht tegen de conclusie in rechtsoverweging 6.5 van dit vonnis en de motivering daarvoor in rechtsoverweging 6.4. Volgens [appellant] is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 2.7 sub a van de raamovereenkomst en heeft de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht ten onrechte in tijd beperkt. Met grief V wordt bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van de reconventionele vordering in rechtsoverweging 6.6 van het bestreden vonnis. Het hof oordeelt hieromtrent als volgt. 5.2 Tegen rechtsoverweging 6.2 van het bestreden vonnis is geen afzonderlijke grief gericht, noch is daartegen anderszins bezwaar gemaakt. In die rechtsoverweging heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] geen partij is bij de raamovereenkomst. Voorts is daarin overwogen dat de Stichting op grond van artikel 7:865 BW in samenhang gelezen met artikel 6:2 BW verplicht is zich jegens [appellant] te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid en met diens belangen rekening te houden. Volgens de rechtbank brengen de belangen van [appellant] met zich dat de Stichting niet in weerwil van de tekst, strekking of bedoeling van de raamovereenkomst betalingen aan ABN AMRO mag weigeren. Indien de Stichting in strijd daarmee heeft gehandeld, kan dat ertoe leiden dat zij schadeplichtig is jegens [appellant], aldus de rechtbank. Voor zover [appellant] met zijn eerste grief tracht ander licht te werpen op deze juridische overwegingen, is hij daarin niet geslaagd. 5.3 Daarmee staat de inhoud van deze rechtsoverweging ook in hoger beroep voorop. Naar het oordeel van het hof dient te worden beoordeeld of, en zo ja in hoeverre, de Stichting overeenkomstig de raamovereenkomst in verband met de lening van ABN AMRO aan [appellant] financiële verplichtingen jegens ABN AMRO heeft. 5.4 Voor leerlingen - zoals [appellant] - is voormelde raamovereenkomst eveneens relevant. [appellant] is geen partij bij voormelde raamovereenkomst, zodat voor hem als derde naar het oordeel van het hof in beginsel de tekst van deze overeenkomst van doorslaggevende betekenis is (vgl. HR 17 september 1993, LJN: ZC1059). Vast staat dat [appellant] met goed gevolg in april 2008 een MCC-cursus bij Stella Aviation Academy heeft gevolgd en daardoor weer kon beschikken over een geldig vliegbrevet. Naar het oordeel van het hof moet dit als het volgen van een alternatief eindtraject, als bedoeld in artikel 1.9 van voormelde raamovereenkomst, worden aangemerkt. Het feit dat [appellant] met de MCC-cursus bij Stella Aviation Academy zijn reeds in 2000 bij de Zuid-Afrikaanse Luchtvaartmaatschappij Airlink behaalde, maar in 2005 verlopen, vliegbrevet heeft hernieuwd, doet hieraan niet af. De tekst van voormelde bepaling 1.9 van de raamovereenkomst sluit deze route immers niet uit. Vervolgens is [appellant] op 20 april 2008 in de functie van verkeersvlieger in dienst getreden bij Lufthansa Cityline GmbH. [appellant] heeft, na in het eindstadium van zijn opleiding bij KLS daaruit te zijn ontheven, daadwerkelijk met relatief geringe extra inspanningen de functie van verkeersvlieger bij Lufthansa Cityline GmbH verkregen en is hij aldus kansrijk in de markt gebleven. Gelet op de tekstuele inhoud van artikel 2.7 van de raamovereenkomst is de Stichting dus niet gehouden jegens ABN AMRO deze bepaling na te komen. Daarmee is in ieder geval grief II ongegrond en faalt grief IV deels. 5.5 Gelet op het hiervoor onder 3.8 tussen partijen vaststaande feit moet voor [appellant] als fictieve

datum van voltooiing 21 februari 2007 worden aangemerkt, terwijl vaststaat dat [appellant] met ingang van 20 april 2008 in de functie van verkeersvlieger in dienst is getreden bij Lufthansa Cityline GmbH (derhalve een buitenlandse luchtvaartmaatschappij). Gesteld, noch anderszins is gebleken dat [appellant] bij deze luchtvaartmaatschappij (slechts) voor bepaalde tijd en tegen onredelijke financiële voorwaarden in dienst is getreden. Aldus gaat het hof ervan uit dat hij voor onbepaalde tijd en onder redelijke financiële voorwaarden in dienst is getreden. [appellant] heeft deze baan niet binnen één jaar na 21 februari 2007 gekregen, maar twee maanden later. Naar de bewoordingen van artikel 2.8 van de raamovereenkomst, dient de Stichting aldus voor de periode tussen 21 februari 2008 en 20 april 2008 als borg de lopende opeisbare verplichtingen van [appellant] aan ABN AMRO te voldoen. Naar het oordeel van het hof is de strekking van de raamovereenkomst dat de Stichting slechts gehouden is gedurende maximaal vier jaar, te rekenen vanaf één jaar na datum van voltooiing, deze verplichtingen te voldoen, zolang een leerling geen baan voor onbepaalde tijd tegen redelijke financiële voorwaarden als verkeersvlieger heeft. Dit volgt uit artikel 3.1, waarnaar artikel 2.8 van de raamovereenkomst uitdrukkelijk verwijst. Uit de tekst van de raamovereenkomst volgt geenszins dat de Stichting gedurende die maximum periode gehouden blijft de desbetreffende verplichtingen te voldoen, terwijl de leerling inmiddels voormelde baan als verkeersvlieger heeft. Derhalve is de Stichting slechts gehouden de lopende opeisbare verplichtingen van [appellant] aan ABN AMRO voor de periode tussen 21 februari 2008 en 20 april 2008 te voldoen. Dit betekent dat grief III deels ongegrond is. Voor zover deze grief overigens gegrond zou zijn, kan dit niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is grief IV ook voor het overige deel ongegrond. 5.6 Aan het voorgaande doet niet af om welke reden [appellant] de opleiding bij KLS is begonnen en welk nut hij van die opleiding heeft gehad. [appellant] heeft ervoor gekozen om eerst bij de Zuid- Afrikaanse luchtvaartmaatschappij Airlink zijn brevet te halen en vervolgens bij KLS een opleiding te volgen. Het hof ziet niet in waarom [appellant] zelf niet aansprakelijk zou zijn voor de kosten van de tweede opleiding, zoals hij thans, ook bij pleidooi, lijkt te betogen. 5.7 De motivering voor rechtsoverweging 6.6 van het bestreden vonnis - waartegen grief V is gericht - is in de eerste plaats gelegen in rechtsoverweging 6.1, waartegen niet is gegriefd. Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 6.1 met juistheid heeft overwogen, heeft de Stichting in artikel 2.3 van de raamovereenkomst slechts afstand gedaan van de desbetreffende door de wet aan borgen toegekende verweermiddelen en rechten jegens haar wederpartij, ABN AMRO. [appellant] is bij deze overeenkomst geen contractspartij. Aldus is de Stichting krachtens artikel 7:866 BW gerechtigd op [appellant] regres te nemen. [appellant] heeft weliswaar gesteld niet in staat te zijn de vordering in reconventie te voldoen. In rechte dient evenwel de verschuldigdheid van het gevorderde te worden beoordeeld zonder dat acht wordt geslagen of de schuldenaar al dan niet kan voldoen, zodat dit verweer wordt verworpen. Dit betekent dat ook grief V faalt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is ook grief I ongegrond. 5.8 Voor zover de Stichting onder nr. 7 van haar memorie van antwoord bedoeld heeft incidenteel appel in te stellen, kan het hof dit onbesproken laten. Voormeld onderdeel heeft immers niet de strekking het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Groningen van 26 september 2012 geheel of gedeeltelijk te vernietigen, zodat geen sprake is van een grief in incidenteel appel. 5.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Dit betekent dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [appellant] in de proceskosten worden veroordeeld (tarief II, 3 punten). Beslissing Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep: bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Groningen van 26 september 2012;

veroordeelt [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting begroot op 2.682,- voor geliquideerd salaris van de advocaat en 4.836,- voor verschotten; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit arrest is gewezen door mr. L. Groefsema, mr. M.E.L. Fikkers en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 28 januari 2014.