Zoutwinning Frisia Zout B.V. te Harlingen

Vergelijkbare documenten
Dijkversterking Capelle aan den IJssel

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur

Havenkwartier Zeewolde

27 juli 2010 / rapportnummer

Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum

Uitbreiding van de opslagvoorzieningen voor radioactief afval bij COVRA op industrieterrein Vlissingen-Oost

CCS Maasvlakte (ROAD-project)

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Pluimveehouderij Van Deurzen, gemeente Groesbeek

Uitbreiding pluimveehouderij Mts. Van der Cruijsen te Sambeek

Bedrijventerrein Larserknoop te Lelystad

N11 Zoeterwoude-Alphen aan den Rijn

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Uitbreiding bedrijventerrein De Kooi, Woensdrecht

Brandstofdiversificatie kerncentrale Borssele

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Foodpark Veghel. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 21 juli 2016 / projectnummer: 3080

Dijkversterking Hellevoetsluis

Pilot Stabilisatie Cavernes Twente

Bestemmingsplan buitengebied Boxtel

Dynamisch Beekdal de Aa Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Windpark de Hoevensche Beemden te Halderberge Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Anna's Hoeve RWZI, gemeente Hilversum

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673

Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen

Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Vakantiepark en Recreatieve Poort Herperduin

Golfbaan Cromvoirt Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Natuurontwikkeling Dannemeer, Groningen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding en herstructurering recreatiepark Beekse Bergen, Hilvarenbeek

Holland Casino Utrecht

Windenergie Goeree-Overflakkee

Omgevingsvisie provincie Groningen

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Windpark Wieringermeer

Bestemmingsplan buitengebied Doetinchem

City Theater, Amsterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Golfbaan Cromvoirt. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 24 maart 2010 I rapportnummer

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort

Varkenshouderij Hendriks te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde

Waterkeringen Perkpolder

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

Herinrichting Neherkade Den Haag

Optimalisatie Waterwinningen Budel, Eindhoven en Nuland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

Bestemmingsplan Timmerfabriek stadsvernieuwing Belvédère Maastricht

Varkensbedrijf Broekkantsestraat 7-9, Beek en Donk

Herinrichting Bemmelse Waard

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen

Oeverpark Badplaats Nesselande Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Aardgastransportleiding Wijngaarden-Ossendrecht Aanvullend toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding pluimveehouderij maatschap Van der Cruijsen, gemeente Boxmeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Pangea Parc te Epe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven

Alternatieve locaties baggerberging, provincie Utrecht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Structuurvisie Noord-Holland

Vleeskuikenhouderij Haambergweg 11 te Beringe, gemeente Peel en Maas

Winning van aardgas in de velden Spijkenisse West, Spijkenisse Oost en Hekelingen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Zandwinning Zwakke Schakels Noord-Holland

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer

Aardgasgestookte elektriciteitscentrale in de Eemshaven Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Verdieping Nieuwe Waterweg

Aardgas + De Wijk, Drenthe

A12 SALTO, gemeenten Bunnik en Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Varkenshouderij J.F.M. van Gisbergen, De Gagel 16, Hooge Mierde

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid)

Aanpassen centrale E.on Galileïstraat Rotterdam

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Bestemmingsplan buitengebied Baarle-Nassau

Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Bestemmingsplan Rotterdam The Hague Airport

Ontwikkeling De Geusselt te Maastricht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016

Golfbaan De Hooge Vorssel, Bernheze

Opzet monitoring zoutwinning Frisia, havenmond Harlingen

Uitbreiding pluimveebedrijf Adams te Ell, gemeente Leudal

Ontsluiting Houten. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 18 mei 2011 / rapportnummer

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid)

Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam

Varkenshouderij Van Deijne Zeeland BV, gemeente Landerd

Zoutboom. Sodafabriek. Natriumbicarbonaat. Soda

Pluimveehouderij Annahof BV te Rouveen, gemeente Staphorst

De Voorwaarts te Apeldoorn

Containertransferium Alblasserdam

N266, Randweg Nederweert

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 8 juli Geachte voorzitter,

Oprichting van een reststoffen energiecentrale (REC) te Harlingen door OMRIN

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard

Stadion Heracles, Almelo

Uitbreiding Jachthavens Herkingen, gemeente Dirksland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Mijnbouwlocatie Blaakse Dijk, Reedijk te Heinenoord

Transcriptie:

Zoutwinning Frisia Zout B.V. te Harlingen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 16 november 2010 / rapportnummer 2150-156

1. Oordeel over het MER Frisia Zout B.V. (verder Frisia) te Harlingen wil nieuwe zoutwinputten nabij Harlingen aanleggen en exploiteren. De beoogde wingebieden zijn gelegen in de Waddenzee (wingebied Havenmond) en/of het gebied ten noordoosten van de huidige winningvergunning Barradeel II (wingebied Oost) in de gemeenten Franekeradeel, Het Bildt en Menaldumadeel. Voor de zoutwinning is een omgevingsvergunning van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) noodzakelijk. Misschien is ook de herziening van één of meerdere bestemmingsplannen noodzakelijk. Dit is nog onbekend 1. Ten behoeve van de besluitvorming door de minister van EL&I (omgevingsvergunning) en de gemeenteraden (bestemmingsplannen) heeft Frisia een milieueffectrapport (MER) 2 opgesteld. Oordeel De Commissie is van oordeel dat alle essentiële informatie om het milieubelang een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming in het MER aanwezig is. Zoutwinning veroorzaakt bodemdaling. In het MER zijn de milieueffecten hiervan in wingebied Havenmond, wingebied Oost en een combinatie van beide wingebieden op goede wijze onderzocht. Frisia geeft in het MER aan dat zij een voorkeur heeft voor het combinatiealternatief van beide wingebieden. Het achtergrondonderzoek naar de effecten op de Waddenzee is gedegen en laat op overtuigende wijze zien, dat de (natuurlijke) aanvoer van sediment uit de Noordzeekustzone voldoende is om de effecten van bodemdaling door de zoutwinning in wingebied Havenmond met enige vertraging op te vangen. Hierdoor treedt geen aantasting op van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden (waaronder de Waddenzee). Indien besloten wordt zout te winnen in het wingebied Havenmond heeft de Commissie aanbevelingen voor het monitoringsprogramma (zie 3.2). Zij adviseert daarnaast om voldoende zandsuppleties in de Noordzeekustzone zeker te stellen, bijvoorbeeld in vergunningen of op andere wijze. Uit het MER blijkt dat zoutwinning effecten heeft op de waterhuishouding in wingebied Oost. Het MER stelt dat met peilaanpassingen en verhoging van de doorspoeling van sloten deze effecten (waaronder verzilting) worden gemitigeerd. De Commissie concludeert dat de verzilting lokaal wel kan toenemen, omdat voldoende doorspoeling niet overal mogelijk is (zie 4.2). Zij adviseert dit mee te wegen bij de besluitvorming. In de volgende hoofdstukken geeft de Commissie een toelichting. 1 De vergunningaanvraag is nog niet beschikbaar en de betreffende bestemmingsplannen zijn nog niet opgesteld. De Commissie heeft deze daarom niet bij haar advisering kunnen betrekken. 2 Voor de samenstelling van de werkgroep van de Commissie m.e.r., haar werkwijze en verdere projectgegevens, zie bijlage 1 bij dit advies. Projectgegevens en bijbehorende stukken, voor zover digitaal beschikbaar, zijn ook te vinden via www.commissiemer.nl onder adviezen. In bijlage 2 is een overzicht van de zienswijzen en adviezen opgenomen. -3-

2. Toelichting op het oordeel bodemdaling 2.1 Voorspelling bodemdaling en scheefstelling Het MER voorspelt de bodemdaling door een verband te leggen tussen de hoeveelheid geproduceerd zout en de omvang en vorm van de bodemdalingskom. Uitgangspunt hierbij is dat omvang van de ondergrondse caverne 3 van de winning stabiel blijft. Dit wordt bereikt door de zoutproductie gelijke tred te laten houden met de zoutkruip 4 naar de caverne toe. Monitoring van de caverneomvang is hierbij wel belangrijk. Op grond van de ervaringen in Barradeel bedraagt het bodemdalingvolume dan 95% van de som: totaalvolume van de zoutproductie minus de caverneomvang (ook wel het convergentievolume genoemd). Om deze reden stelt het MER dat de hoeveelheid gewonnen zout een betrouwbare 1:1 vertaling geeft naar bodemdaling. De Commissie acht deze benadering plausibel. De bodemdaling zal door Frisia worden gecontroleerd met een meetnet van vaste punten in de ondergrond. Enkele zienswijzen vragen in dit kader aandacht voor voldoende meetpunten en de (statistische) vertaling van de meetresultaten naar bodemdaling. Het in het MER aangekondigde meetplan bij de Winningsvergunning kan hierin voorzien. De Commissie heeft van Staatstoezicht op de Mijnen begrepen dat - indien gekozen wordt voor zoutwinning - monitoring van de caverneomvang en een meetnet van vaste punten in de ondergrond in het meetplan opgenomen zullen worden. 5 In een aantal zienswijzen en adviezen 6 wordt de zorg geuit dat de vorm en scheefstelling van de bodemdalingskom anders zullen uitpakken dan voorspeld in het MER. In het MER wordt gesteld dat de vorm van de bodemdalingskom op grond van ervaring in Barradeel (en elders) overeenkomt met de voorspelling vanuit het bodemdalingsmodel 7. Bodemdalingsmetingen in Barradeel bevestigen de validiteit van dit model. De beoogde zoutwinlocaties hebben een vergelijkbare geologische opbouw als de winlocaties in Barradeel. Het MER geeft aan dat met dit model tijdens de winning de vorm en scheefstelling van de bodemdalingskom goed voorspeld kunnen worden. De Commissie is het met deze stelling eens. 2.2 Worst case scenario bodemdaling na beëindiging zoutwinning Na afloop van de zoutwinning zullen de cavernes onder druk afgesloten worden. De zoutkruip komt dan tot stilstand en het restvolume van de cavernes blijft stabiel. Hierdoor zal ook de bodemdaling snel (naar verwachting binnen 1 jaar) tot stilstand komen. 8 In verschillende 3 De ruimte waaruit zout wordt gewonnen, wordt caverne genoemd. 4 Door water te injecteren lost het zout op. Er ontstaat een caverne op de plaats waar oorspronkelijk het zout zat. Zout kruipt vanuit de omringende ondergrondse zoutlaag richting de caverne. 5 Mondelinge mededeling van SodM, d.d. 11 november 2010. 6 Zie zienswijzen en adviezen 2, 3, 8, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 24, 27, 29 en 30. 7 Dit is een zogenaamde rotatie-gausskromme. 8 De Commissie wijst erop dat het met zout verzadigde water dat na afloop in de caverne onder druk achterblijft lichter is dan de daarboven liggende gesteentepakketten. Op zeer lange tijdschalen kan deze geologische instabiele situatie leiden tot deformatie waarbij de pekel uiteindelijk een weg omhoog of zijdelings zal zoeken; omdat de pekel onder -4-

zienswijzen 9 zijn berekeningen en stellingen opgenomen, dat na beëindiging van de winning een belangrijk gedeelte van de bodemdaling (van zowel de huidige winning Barradeel II als de toekomstige zoutwinningen) nog in de pijplijn zit. Uit het MER blijkt dat deze in de pijplijn bodemdaling na beëindiging van de winning niet zal optreden, wanneer de in 2.1 genoemde caverneomvang stabiel gehouden wordt (randvoorwaarde voor de voorspelde bodemdaling) en de caverne onder druk wordt gehouden (zoals ook in het MER voorgesteld is). De Commissie deelt de zorgen in de zienswijzen daarom niet. In een worstcase scenario waarbij het (tijdelijk) niet mogelijk zou blijken om de cavernedruk te handhaven, zal de caverne geheel of grotendeels dichtgedrukt worden. In dat geval komt (een gedeelte van) het zoute water naar de oppervlakte en kan extra bodemdaling optreden. Deze bodemdaling is naar verwachting maximaal 95% van het restvolume van een caverne. Overigens zijn bij een eventuele calamiteit voldoende maatregelen denkbaar om tijdig het boorgat te sluiten, waardoor extra bodemdaling beperkt blijft. Ter illustratie hierbij het volgende rekenvoorbeeld van de Commissie: in het winningsgebied Oost bij het vier-cavernes alternatief zal in dit worst case scenario bij de in het MER genoemde totale zoutproductie van 32 miljoen ton, een extra bodemdaling optreden van maximaal circa 2 miljoen m 3 (de restvolumes van de vier cavernes) ten opzichte van de situatie zoals beschreven in het MER. Dit komt neer op een extra 5 cm bodemdaling (op de diepste punten maximaal 35 cm in plaats van 30 cm) indien geen maatregelen genomen zouden worden om de cavernes definitief af te sluiten. 2.3 Voorgestelde mitigerende en herstelmaatregelen In het MER is onderzocht wat de gevolgen zijn als maximaal wordt ingezet op mitigerende maatregelen voor de waterhuishouding (aanpassingen peilbeheer en verhoging doorspoeling, zie ook hoofdstuk 4 van dit advies) en herstelmaatregelen voor eventuele verzakkingen, bijvoorbeeld bij dijken of infrastructuur. 10 De meeste adviezen en zienswijzen gaan in op de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de voorgestelde maatregelen. De Commissie concludeert dat de maatregelen reëel en technisch uitvoerbaar zijn. De maatregelen zijn wel afhankelijk van de medewerking van diverse partijen in het plangebied. De Commissie adviseert om mitigerende en herstelmaatregelen zeker te stellen, bijvoorbeeld in bestemmingsplannen, vergunningen of op andere wijze. hogere druk staat, zal het bij een eventueel contact met een diepe watervoerende laag hierin worden geperst. Het is onwaarschijnlijk dat deze pekel (op de tijdschaal van duizenden jaren) zal ontsnappen, zodat dit proces waarschijnlijk niet zal leiden tot extra bodembewegingen aan het maaiveld. 9 Bijvoorbeeld zienswijze 18. 10 In zienswijze 25 vraagt Rijkswaterstaat aandacht voor verzakkingen bij Rijksweg 31, in zienswijze 19 wordt bijvoorbeeld aandacht gevraagd voor lokale problematiek met loopzand. -5-

3. Toelichting op het oordeel wingebied Havenmond 3.1 Zandsuppletie en Natura 2000 In het MER staat dat Rijkswaterstaat in het kader van haar reguliere kustonderhoud zandsuppleties zal uitvoeren in de Noordzeekustzone. Onderdeel van deze suppleties is de aanvulling van het sediment dat door natuurlijke processen naar de Waddenzee wordt getransporteerd, inclusief het extra sediment dat de Waddenzee binnenkomt als gevolg van dit project. Op pagina 36 van het MER wordt de omvang van de hoeveelheid suppletiezand voor dit project berekend. De Commissie kon deze berekening niet reconstrueren. In enkele zienswijzen 11 is hierop ook gewezen. De Commissie heeft van Frisia hierover aanvullende informatie ontvangen. Daaruit blijkt dat de in het MER genoemde omvang van ongeveer 8 miljoen m 3 plausibel is indien een restvolume per caverne wordt aangenomen van 540.000 m 3 (in het MER wordt hiervoor een range van 400.000-750.000 m 3 genoemd). 12 De Commissie adviseert om - indien gekozen wordt voor winning in wingebied Havenmond voldoende zandsuppleties in de Noordzeekustzone zeker te stellen, bijvoorbeeld in vergunningen en/of op andere wijze. Houd daarbij ook rekening met de cumulatieve effecten van nieuwe zandwinning en -suppleties langs de kust op natuurwaarden. Cumulatie en passende beoordeling In het MER en de bijbehorende passende beoordeling zijn de cumulatieve effecten op natuurwaarden van dit project en door andere activiteiten en projecten 13 alleen op hoofdlijnen beoordeeld. Enkele zienswijzen en een advies 14 vragen daarom om meer gedetailleerde aandacht voor de cumulatieve effecten op de morfologie (oppervlak en hoogteligging wadplaten) en/of de (daarmee samenhangende) beschermde natuurwaarden in de Waddenzee. Het achtergrondonderzoek naar de effecten op de Waddenzee laat in voldoende detail zien, dat de (natuurlijke) aanvoer van sediment uit de noordzeekustzone voldoende is om de effecten van bodemdaling door de zoutwinning in wingebied Havenmond met enige vertraging op te vangen. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de op dit moment beschikbare beste wetenschappelijke inzichten. Het onderzoek laat zien dat de aanvoer en de sediment- 11 Zie ook de zienswijzen 18, 21 en 25. 12 De precieze omvang van de benodigde zandsuppleties is afhankelijk van de daadwerkelijke zoutproductie, de caverneomvang (zie 2.1 van dit advies) en het slibgehalte in het door natuurlijke processen aangevoerde sediment. Het ministerie van EL&I (voormalig LNV, advies 20), Rijkswaterstaat (advies 21) en de Waddenvereniging (zienswijze 25) wijzen hier ook op. 13 Zie pagina 78 van de passende beoordeling voor een overzicht. 14 Bijvoorbeeld het ministerie van EL&I (voormalig LNV, advies 20) en ondermeer de Waddenvereniging (zienswijze 25). De Waddenvereniging wijst ook op tijdelijke effecten (geluid) door heiwerkzaamheden in haar zienswijze. De Commissie is in de verschillende achtergrondrapporten zowel het heien als het schroeven van funderingspalen voor de boorinstallatie tegengekomen. De Commissie heeft dit nagevraagd bij Frisia. Hieruit bleek dat alleen palen geschroefd zullen worden, heiwerkzaamheden zijn niet aan de orde. -6-

dynamiek in de Waddenzee dusdanig zijn dat ook in cumulatie met de genoemde andere activiteiten en projecten geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000- gebied Waddenzee te verwachten is. De Commissie constateert daarom dat het MER voldoende informatie voor de besluitvorming bevat. 3.2 Hand aan de kraan principe, prioritering en monitoring Het MER stelt vanuit het voorzorgsprincipe het hand aan de kraan principe voor. De onderzoeksresultaten in het MER wijzen immers niet op negatieve effecten wanneer binnen de gebruiksruimte wordt gebleven (de gebruiksruimte 15 is gelijk aan het natuurlijk meegroeivermogen door sedimentatie verminderd met de relatieve zeespiegelstijging en de natuurlijke bodemdaling). Dit hand aan de kraan principe betekent dat minder zout wordt gewonnen in de volgende situaties: a. de gebruiksruimte dreigt te worden overschreden; b. binnen de gebruiksruimte treden duidelijke negatieve effecten op de natuur op, waarbij een éénduidige relatie met bodemdaling door de zoutwinning niet weerlegd kan worden. In het gebied vinden ook zand- en schelpwinningen plaats en in de toekomst mogelijk gaswinning 16. Indien het hand aan de kraan principe aan de orde is, kan een prioritering nodig zijn, welke activiteit als eerste beperkt of zelfs gestaakt wordt en wie hierover beslist. De Commissie adviseert bij de besluitvorming indien gekozen wordt voor winning in wingebied Havenmond aan te geven hoe het hand aan de kraan principe wordt toegepast. De Commissie geeft hieronder enkele aanbevelingen om de wetenschappelijk verantwoorde opzet van het monitoringsplan te versterken. Immers: gebreken in de opzet kunnen later leiden tot problemen bij de interpretatie van de meetresultaten en deze gebreken zijn achteraf moeilijk te herstellen. Indien hiervoor onvoldoende aandacht is, zal het moeilijk zijn om: a) trendbreuken in de ontwikkeling van natuurwaarden in de Waddenzee op te merken; b) indien trendbreuken door anderen worden aangetoond of gesuggereerd, aannemelijk te maken of ze wel of niet het gevolg zijn van bodemdaling door zoutwinning. Morfologische metingen Het monitoringplan maakt geen melding van remote sensing -technieken zoals Lidarmetingen of (te ontwikeklen) technieken met vergelijkbare resultaten. 17 In het kader van de monitoring van de gaswinning onder de Waddenzee is door Deltares, NAM en Rijkswaterstaat onderzoek verricht naar het gebruik van Lidar met veelbelovende resultaten. 18 15 In het MER en het monitoringsplan is aangegeven dat het meegroeivermogen in dit kombergingsgebied van de Waddenzee 5 mm/jaar is, 5-jaarlijks zal het zeespiegelstijgingscenario opnieuw worden vastgesteld. 16 Zie zienswijze 31 van Vermillion. 17 Met behulp van Lidar (vanuit een vliegtuig verkregen lasermetingen) opnamen verrichten van de bij laagwater droogvallende Wadplaten. 18 Zie bijvoorbeeld onderstaande publicaties. Op www.nam.nl onder het kopje Gaswinning Waddenzee zijn deze publicaties digitaal beschikbaar: -Waddengebied, Ameland en Schiermonnikoog, Fugro, april 2010; -7-

De combinatie van lodinggegevens (wel in het monitoringplan) en bijvoorbeeld Lidargegevens (complementair gebruik van methodieken) biedt de mogelijkheid om relaties te leggen met de overige (biotische) metingen. Hiertoe is wel een meetreeks van frequente metingen noodzakelijk (bijvoorbeeld jaarlijks aan het eind van de winter en het eind van de zomer). Hiermee kan waarschijnlijk de vraag: of de sedimentatie de natuurlijke bodemdaling en de bodemdaling door zoutwinning plus de stijging van de zeespiegel bijhoudt, beter onderbouwd beantwoord worden. De Commissie adviseert indien gekozen wordt voor winning in wingebied Havenmond frequente Lidar-metingen of vergelijkbare remote-sensing -technieken op te nemen in het monitoringsprogramma. Sleutelsoorten In het monitoringsplan is een keuze gemaakt voor de monitoring van 4 sleutelsoorten, namelijk de schelpdieren Kokkel en Mossel en de vogels Scholekster (schelpdiereter) en Bonte strandloper (wormeter). Scholeksters kunnen echter ook wormen eten. Een eventuele verschuiving in voedselkeuze - bij gelijk blijvende aantallen Scholeksters ten opzichte van referentiegebieden, zal niet worden gedetecteerd, omdat de voedselbeschikbaarheid en -keuze niet worden gemeten. De Commissie ziet wel meerwaarde om de Scholekster in deze monitoring te behouden als een soort die een combinatie van wormen en schelpdieren eet. De Commissie adviseert indien gekozen wordt voor winning in wingebied Havenmond de Kanoetstrandloper (exclusieve schelpdiereter) en het Nonnetje (een belangrijke voedselbron van de Kanoetstrandloper) toe te voegen aan het monitoringsprogramma. Afstemming onderzoeksprogramma s In de Waddenzee vinden diverse onderzoeksprogramma s plaats (hier maakt bijvoorbeeld de monitoring van de gaswinning onder de Waddenzee gebruik van). Het monitoringsplan geeft aan dat hiervan gebruik zal worden gemaakt. De Commissie adviseert indien gekozen wordt voor winning in wingebied Havenmond deze bestaande onderzoekprogramma s af te stemmen op de onderzoeksvragen in deze monitoring en op elkaar. 19 -Memo vaklodingen Rijkswaterstaat/Waterdienst, mei 2010; -Analyse Lidar data voor het Friesche Zeegat. Monitoring effect bodemdaling door gaswinning, Deltares, mei 2010. 19 Zie voor meer informatie over deze onderlinge afstemming bijvoorbeeld de adviezen van de Auditcommissie gaswinning onder de Waddenzee op www.commissiemer.nl, bijvoorbeeld de projectnummers 2197 en 2390. -8-

4. Toelichting op het oordeel wingebied Oost 4.1 Uitgevoerde modelleringen waterhuishouding Voor de beschrijving van de hydrologische effecten is in het MER gebruik gemaakt van twee grondwatermodellen (MODFLOW en MIPWA). Hierbij is niet vermeld welke invoerparameters gebruikt zijn en wat de gevoeligheid van deze modellen is voor deze toepassing. 20 De Commissie heeft aanvullende informatie ontvangen over de gebruikte modellen, de kalibratie en de invoerparameters. 21 Met deze informatie zijn de weergegeven modelresultaten navolgbaar en controleerbaar en is voldoende informatie voor de besluitvorming aanwezig. Zij adviseert deze informatie zo spoedig mogelijk openbaar te maken. 4.2 Verzilting Uit het MER blijkt dat zoutwinning in wingebied Oost effecten op de waterhuishouding heeft, waaronder een toename van verzilting. De effecten van verzilting zijn zoals het MER terecht stelt - bij voldoende doorspoelingperspectief te mitigeren. Dit zal echter niet overal in het plangebied mogelijk zijn. De mogelijkheid van doorspoeling hangt immers mede af van de lokale gebiedskenmerken (omvang van verzilting, wijze van afwatering van kleine sloten, afstand tot de hoofdwatergangen, etc.). Afhankelijk van de lokale gebiedskenmerken zal - bij eventuele problemen met verzilting - bekeken moeten worden of deze met doorspoeling kunnen worden verholpen of niet. Het Wetterskip Fryslân, de provincie Fryslân en diverse zienswijzen 22 wijzen ook op dit punt. De Commissie adviseert om bij de besluitvorming rekening te houden met het feit dat de verzilting lokaal wel kan toenemen. 4.3 Nutriënten In het MER worden de effecten van de alternatieven op de aanwezige nutriënten in het water neutraal tot licht positief beoordeeld. 23 Het MER geeft weer dat het waterpeil minder daalt dan het maaiveld. Hierdoor stijgt het waterpeil in het gebied relatief. Dit veroorzaakt hogere fosfaatgehalten in het water door (tijdelijke) nalevering uit de bodem. Het MER geeft aan dat in dit watersysteem fosfaat niet limiterend is maar stikstof, waardoor deze verhoging ter plekke geen gevolgen heeft voor bijvoorbeeld algenbloei. 20 De provincie Fryslân wijst hier ook op in haar advies 26. 21 Zie bijlage 1 voor een overzicht van de betrokken rapportages. 22 Zie adviezen 9 en 26 en bijvoorbeeld zienswijze 19 van LTO Noord. 23 Het MER baseert deze neutraal tot licht positief score mede op het feit dat door de voorgestelde verhoging van de grondwaterstand minder stikstof zal uitspoelen. Dit hoeft niet per definitie het geval te zijn, maar is afhankelijk van de omvang van de lokale (de)nitrificatie. -9-

Het water met de verhoogde fosfaatgehalten wordt afgevoerd via het boezemwatersysteem. De Commissie wijst erop dat deze verhoogde fosfaatgehalten wel negatieve effecten kunnen hebben elders in dit watersysteem. Dit zal afhangen van het fosfaatgehalte in het boezemwater, de bestemming van het boezemwater en de daar aanwezige nutriënten. Daarbij verwacht de Commissie dat het Wetterskip Fryslân hierop indien noodzakelijk - zal kunnen anticiperen met beheersmaatregelen. Een neutrale tot licht negatieve beoordeling in het MER had daarom meer voor de hand gelegen. Met deze nuancering is voldoende informatie voor de besluitvorming aanwezig. -10-

BIJLAGE 1: Projectgegevens toetsing MER Initiatiefnemer: Frisia Zout B.V. Bevoegd gezag: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (voorheen EZ) en mogelijk de gemeenteraden van de gemeenten Franekeradeel, het Bildt en/of Menuldumadeel Besluit: omgevingsvergunning en mogelijk bestemmingsplan(nen) Categorie Besluit m.e.r.: D29.4 Activiteit: Frisia Zout B.V. te Harlingen wil nieuwe zoutwinputten nabij Harlingen aanleggen en exploiteren. De beoogde wingebieden zijn gelegen in de Waddenzee en/of onder land in de gemeenten Franekeradeel, Het Bildt en Menaldumadeel. Procedurele gegevens: *aankondiging start procedure in de Staatscourant van: 9 september 2008 *ter inzage legging informatie over het voornemen: 5 tot en met 16 oktober 2008 *adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.: 26 augustus 2008 *advies voor richtlijnen uitgebracht: 13 november 2008 *inhoudseisen vastgesteld: 18 november 2008 *kennisgeving MER in de Staatscourant van: 25 augustus 2010 *ter inzage legging MER: 26 augustus tot en met 7 oktober 2010 *aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.: 23 augustus 2010 *toetsingsadvies uitgebracht: 16 november 2010. Samenstelling van de werkgroep: Per project stelt de Commissie een werkgroep samen bestaande uit deskundigen, een voorzitter en een werkgroepsecretaris. De werkgroepsamenstelling bij het onderhavige project is als volgt: prof. dr. P.L. de Boer drs. S. Dirksen mr. F.W.R. Evers (voorzitter) drs. S.J. Harkema (werkgroepsecretaris) drs. N.M. de Rooij prof. ir. J.J. van der Vuurst Werkwijze Commissie bij toetsing: Tijdens de toetsing gaat de Commissie na of het MER voldoende juiste informatie bevat om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in de besluitvorming. De Commissie gaat bij het toetsen uit van de wettelijke eisen voor de inhoud van een MER, zoals aangegeven in artikel 7.7 dan wel 7.23 van de Wet milieubeheer en de eventuele documenten over de reikwijdte en het detailniveau van het MER. Indien informatie ontbreekt, onvolledig of onjuist is, beoordeelt de Commissie of zij dit een essentiële tekortkoming vindt. Daarvan is sprake, als aanvullende informatie in de ogen van de Commissie kan leiden tot andere afwegingen. In die 1

gevallen adviseert de Commissie de ontbrekende informatie alsnog beschikbaar te stellen, alvorens het besluit wordt genomen. Opmerkingen over niet-essentiële tekortkomingen in het MER worden in het toetsingsadvies opgenomen, voor zover ze kunnen worden verwerkt tot duidelijke aanbevelingen voor het bevoegde gezag. De Commissie richt zich in het advies dus op hoofdzaken die van belang zijn voor de besluitvorming en gaat niet in op onjuistheden of onvolkomenheden van ondergeschikt belang. Zie voor meer informatie over de werkwijze van de Commissie www.commissiemer.nl op de pagina Commissie m.e.r. Betrokken documenten: De Commissie heeft de volgende documenten betrokken bij haar advisering: Milieueffecten continuering van de zoutwinning in Noord-West Fryslân Deel A Frisia Zout B.V., 9 juni 2010 074910756:0.2; Samenvatting Milieueffecten continuering van de zoutwinning in Noord-West Fryslân; Meegroeivermogen en gebruiksruimte in de getijdebekkens Vlie en Marsdiep Grootschalige morfologische ontwikkelingen westelijke Waddenzee, juli 2010, A2062; Tijdelijke effecten van zoutwinning op de ecologische waarden in de Waddenzee, juli 2010, A2062; MER Studie Zoutwinning Waddenzee Hydrodynamische effecten abiotische parameters A2062, mei 2010; Achtergrondrapport thema natuur Deel B MER Zoutwinning, 2010 074908734:0.1, 8 juli 2010; Passende beoordeling zoutwinning onder de Waddenzee, 074910075:0.1, 8 juli 2010; Trechtering 5 varianten naar 2 alternatieven Oost Deel B MER Zoutwinning, 074902356:0.1, 2 juli 2010; Achtergrondrapport thema watersysteem Oost Deel B MER Zoutwinning, 074904642:0.1, 5 juli 2010; Achtergrondrapport thema landbouw Deel B MER Zoutwinning, 074905079:0.1, 6 juli 2010; Achtergrondrapport thema archeologie Deel B MER Zoutwinning, 074905574:0.1, 6 juli 2010; Bureauonderzoek archeologie Frisia Zout terrestrische archeologie,074907966:0.1, 6 juli 2010; Achtergrondrapport thema landschap en cultuurhistorie Deel B MER Zoutwinning, 074906545:0.1, 6 juli 2010; Achtergrondrapport thema geluid en trillingen Deel B MER Zoutwinning, 074907139:0.1, 7 juli 2010; Achtergrondrapport diverse thema s Deel B MER Zoutwinning, 074907483:0.1, 7 juli 2010; Monitoringsplan Havenmond, 074907501:0.1, 7 juli 2010; Bodemvervorming door diepe zoutwinning en effecten op gebouwen in de Barradeel concessie van FRISIA Zout definitief, CO400130/05 versie 1, november 2001; FRISIA Zout B.V. Informatie Bodemdaling door Zoutwinning v.3.0, 1 juli 2010; Het meegroeivermogen van de Westelijke Waddenzee, Advies aan het ministerie van Economische Zaken, 1202685-000, Deltares, 2010; Memo achtergrondinformatie MER Frisia, 110312CE002, 4 oktober 2010; Berendrecht et al., MIPWA, TNO Built Environment and Geosciences, datum onbekend; Achtergrondrapport Oost Nutriënten en KRW, 29 september 2010 2

De Commissie heeft kennis genomen van de zienswijzen en adviezen, die zij van het bevoegd gezag heeft ontvangen. Dit advies verwijst naar een reactie als die nieuwe inzichten naar voren brengt over specifieke lokale milieuomstandigheden of te onderzoeken alternatieven. Een overzicht van de zienswijzen en adviezen is opgenomen in bijlage 2. 3

BIJLAGE 2: Lijst van zienswijzen en adviezen 1. Universiteit van Groningen, faculteit Mathematics and Natural Sciences, Groningen 2. DAS Rechtsbijstand, namens A.A. Blanksma en H. Wiersmas, Amsterdam 3. Vereniging voor Dorpsbelangen Schingen-Slappeterp en inwoners van Kleaster Anjum, Slappeterp 4. G. Kamstra en A.J. Koster, Slappterp 5. Gemeente Franekerdeel, Franeker 6. Gemeente het Bildt, St.-Annaparochie 7. G.B. Ruarus, Slappeterp 8. J.J. Domburg, Zelhem 9. Wetterskip Fryslân, Leeuwarden 10. Stichting Berlikumer Belangen, Bertsum 11. Werkgroep het Bildt, St.-Annaparochie 12. Gemeente Menaldumadeel, Menaam 13. Dorspsbelang Wier, Wier 14. Doarpsbelang Bitgum, Bitgum 15. Bestuur Buurtbelangen Ritsumazijl, Marssum 16. Bestuur Dorpsbelang Schingen-Slapperterp, Leeuwarden 17. Architectuur ir. P.A. Timans B.N.A., Berlikum 18. ir. A.P.E.M. Houtenbos, Haren 19. Land- en Tuinbouworganisatie Noord, Blessum 20. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vestiging Noord, Groningen 21. Rijkswaterstaat Noord Nederland, Leeuwarden 22. Gemeente Harlingen, Harlingen 23. FNP, Ljouwert 24. Dorpsbelang Ried en omstreken, Ried 25. Waddenvereniging, Harlingen 26. Provincie Fryslân, Leeuwarden 27. Plaatselijk Belang Minnertsgea, Minnertsga 28. Feriening Doarpsbelang Peins, Peins 29. Stichting Nateuropa inclusief Houtenbos, Schiermonnikoog 30. Stichting Nateuropa, Schiermonnikoog 31. Vermilion, Harlingen 4

5

Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Zoutwinning Frisia Zout B.V. te Harlingen Frisia Zout B.V. te Harlingen wil nieuwe zoutwinningputten nabij Harlingen aanleggen en exploiteren. Ten behoeve van de besluitvorming is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. De Commissie voor de milieueffectrapportage geeft in dit toetsingsadvies weer of het MER de benodigde informatie voor de besluitvorming bevat. ISBN: 978-90-421-3157-6 1