ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:649 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:2719 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHAMS:2014:4892 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2017:528 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:4335 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2014:5409 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4333 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:2851 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:GHAMS:2016:5064 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHAMS:2016:2063 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:1926 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3536 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:3064 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHAMS:2015:3610 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:3579 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:2322 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9921

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHAMS:2017:3260 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3669 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

zaak.nummer rechtbank Amsterdam : \ CV EXPL arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2016

ECLI:NL:GHAMS:2017:752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01


ECLI:NL:GHAMS:2016:2310 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

'141 SEP 201. de Rechtspraak. Gerechtshof Amsterdam. Afdeling civielrecht en belastingrecht. mr. L.C.J. Sprengers Postbus SC Utrecht

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHAMS:2016:4259 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:715

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:GHAMS:2013:4659 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:1419 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4032 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 en

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2014:5358 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:CRVB:2015:240

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1987

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHDHA:2014:3035

ECLI:NL:RBALM:2011:BP3985

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:GHSHE:2016:746

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHSHE:2017:2839

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHAMS:2016:1854 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01


ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Transcriptie:

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-10-2014 Datum publicatie 07-01-2015 Zaaknummer 200.133.576-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger beroep Faillissement besloten vennootschap. Curator betwist bestaan arbeidsovereenkomst en daarop gebaseerde loonvordering. Voorwaarde voor verplichting tot loonbetaling is niet vervuld. Loongarantieregeling UWV niet van toepassing. Geen grond voor persoonlijke aansprakelijkheid curator. Vindplaatsen Rechtspraak.nl AR-Updates.nl 2015-0033 AR 2015/33 Uitspraak arrest _ GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer : 200.133.576/01 zaaknummer rechtbank (Amsterdam) : 1359716 CV EXPL 12-19899 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 oktober 2014 inzake [APPELLANT], wonend te [woonplaats], appellant,

advocaat: mr. C.W.M. Neefjes te Purmerend, tegen: [GEÏNTIMEERDE], kantoorhoudend te [plaats], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] en in privé, geïntimeerde, advocaat: mr. E.L. van de Water te Amsterdam. 1 Het geding in hoger beroep Partijen worden hierna respectievelijk [appellant] en de curator genoemd. [appellant] is bij dagvaarding van 9 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, kamer voor kantonzaken, hierna de kantonrechter, van 15 mei 2013, in deze zaak onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen hem als eiser en de curator in die hoedanigheid en in privé als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven. De curator heeft daarna een memorie van antwoord ingediend, met producties. Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 augustus 2014 doen bepleiten respectievelijk bepleit, [appellant] door zijn in de aanhef van dit arrest genoemde advocaat aan de hand van door deze overgelegde pleitnotities. De curator heeft zelf gepleit, daarbij optredend als advocaat, eveneens aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij gelegenheid van de pleidooien hebben partijen enige vragen van het hof beantwoord. [appellant] heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog uitvoerbaar bij voorraad zijn vorderingen zoals in eerste aanleg ingesteld zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten. De curator heeft geconcludeerd, kort gezegd en naar het hof begrijpt, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten. [appellant] heeft in hoger beroep op een enkel punt bewijs van zijn stellingen aangeboden. Ten slotte is arrest gevraagd.

2 Feiten De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1, 1.1 tot en met 1.8, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. De grieven klagen erover dat enige door de kantonrechter onder 1.4, 1.6, 1.7 en 1.8 genoemde feiten niet juist zijn, althans zonder bewijslevering niet als vaststaand hadden mogen worden aangemerkt. Indien en voor zover voor de beoordeling van het hoger beroep van belang, zal het hof dit hierna in zijn overwegingen betrekken. Voor het overige bestaat over de juistheid van de door de kantonrechter vastgestelde feiten geen geschil, zodat in zoverre ook het hof van die feiten zal uitgaan. 3 Beoordeling 3.1. Op 23 juni 2010 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X], hierna [X], opgericht. [Y], hierna [Y], was oprichter, bestuurder en enig aandeelhouder van [X]. [Y] is de levenspartner en huisgenoot van [appellant]. [X] heeft gedurende enige maanden een horecagelegenheid met de naam hotel-restaurant Spaarnwoude Resort gedreven. [appellant] heeft in die tijd leidinggevende werkzaamheden verricht in de onderneming van [X]. Hij is voor zijn werkzaamheden niet betaald. 3.2. Op 26 oktober 2010 heeft de rechtbank Amsterdam [X] in staat van faillissement verklaard. Daarbij is de curator als zodanig aangesteld. De curator en [appellant] hebben contacten onderhouden in verband met het faillissement van [X]. In dit kader heeft [appellant] als bijlage bij een e-mailbericht van 1 november 2010 aan de curator een overzicht doen toekomen van de werknemers van [X], met vermelding van hun namen, adressen en burgerservicenummers. In het e-mailbericht heeft [appellant] geschreven: Hierbij de enige kloppende lijst. De naam van [appellant] zelf komt niet voor in het bij het bericht gevoegde overzicht van werknemers. 3.3. Bij brief van 16 december 2010 heeft [appellant] aan de curator meegedeeld een vordering op [X] te hebben ten belope van 32.000,- ter zake van achterstallig loon wegens door hem verrichte werkzaamheden voor [X] in de maanden juli tot en met oktober 2010. In die brief heeft [appellant] voorts geschreven dat hem, nadat hij als werkloze in de onderneming van [X] was gereïntegreerd, bij gebleken geschiktheid ( ) een contract zou worden aangeboden in de functie van bedrijfsleider en dat hem in dat geval een salaris zou worden aangeboden van 8.000,- bruto per maand. De curator heeft geweigerd de hiervoor genoemde vordering te erkennen. Hij heeft daarbij betwist dat tussen [X] en [appellant] een arbeidsovereenkomst heeft bestaan op grond waarvan laatstgenoemde recht op loon heeft of had. 3.4. Bij de dagvaarding in eerste aanleg heeft [appellant] een fotokopie overgelegd van een onderhandse akte getiteld [a]rbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en gedateerd 1 juli 2010.

Volgens de in die akte neergelegde overeenkomst is [appellant] op 1 juli 2010 voor onbepaalde tijd in dienst van [X] getreden als [m]anager [i]nnovatie, tegen een salaris van 8.000,- bruto per maand, met toekenning van een vakantietoeslag gelijk aan 8% van het bruto jaarsalaris. De akte is ondertekend door [Y], als vertegenwoordiger van [X], en door [appellant]. 3.5. Met uitzondering van het antwoord op de vraag of tussen [X] en [appellant] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen de curator betwist dat waar is wat in de hierboven genoemde akte is vermeld staan de hierboven weergegeven feiten tussen partijen vast. Tegen de achtergrond van die feiten stelt [appellant] werknemer van [X] te zijn geweest van 1 juli 2010 tot 3 november 2011, op welke laatste datum hij in dienst van een derde is getreden, en dat hij over deze periode recht heeft op hem niet eerder betaald loon. Hiervan uitgaande heeft [appellant] vorderingen ingesteld ertoe strekkend (i) dat voor recht wordt verklaard dat tussen hem en [X] een arbeidsovereenkomst heeft bestaan van 1 juli 2010 tot 3 november 2011, (ii) dat de curator in diens hoedanigheid wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon aan [appellant] over de genoemde periode en (iii) dat tegen de curator in privé dezelfde veroordeling wordt uitgesproken, de onder (ii) en (iii) gevorderde bedragen nog te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de verhoging bedoeld in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente. 3.6. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen. Tegen deze beslissing en de overwegingen waarop zij berust richt zich het hoger beroep. Het hoger beroep is tevergeefs ingesteld. Hiertoe is het volgende bepalend. 3.7. Met betrekking tot vordering (ii) staat voorop, mede gelet op het bepaalde in artikel 40, tweede lid, Faillissementswet, dat de vordering alleen dan toewijsbaar is als [appellant] op grond van een arbeidsovereenkomst tussen hem en [X] een loonvordering toekomt. In de dagvaarding in eerste aanleg heeft [appellant] bij herhaling gesteld, kort gezegd, dat hem pas salaris zou worden betaald als de onderneming van [X] rendeerde en [X] over voldoende eigen middelen zou beschikken voor de betaling van zijn salaris. Hij heeft voorts gesteld dat dit tussen hem en [X] bij zijn indiensttreding was afgesproken, in die zin dat hij zou afzien van zijn salaris totdat de vennootschap voldoende inkomsten zou verwerven om alsnog het volledige salaris ( ) te gaan voldoen. In dezelfde zin heeft [appellant] bij brief van 15 mei 2012 van zijn advocaat, aan de curator bericht met zijn werkgever te hebben afgesproken dat hij geen salaris behoefde te ontvangen totdat de onderneming van de vennootschap zou gaan renderen. In het licht van deze stellingen kan de verplichting van [X] tot betaling van salaris uit hoofde van de door [appellant] gestelde door de curator betwiste arbeidsovereenkomst, zoals neergelegd in de onder 3.4 aangehaalde akte, wat daarvan verder ook zij, niet anders worden begrepen dan als een verplichting die is aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat [X] voldoende inkomsten zou genereren voor de betaling van het in de overeenkomst vermelde salaris. 3.8. De curator heeft bij de conclusie van dupliek in eerste aanleg, onder meer, een beroep gedaan op de hierboven genoemde voorwaarde en aangevoerd dat deze niet is vervuld, aangezien [X] enkele maanden na de oprichting is gefailleerd en haar onderneming nooit heeft gerendeerd. Uit niets blijkt dat dit anders is geweest en [appellant] heeft de ingeroepen voorwaarde en het onvervuld zijn daarvan door het niet-renderen van de onderneming van [X], in hoger beroep niet bestreden. Dit laatste had wel op zijn weg gelegen als hij van mening was geweest dat het beroep van de curator op de genoemde voorwaarde ongegrond is, aangezien het hof dat beroep in ieder geval bij gegrondbevinding van de grieven zou moeten beoordelen. Het moet er daarom voor worden gehouden dat [appellant] geen loonvordering toekomt, wegens het niet-vervuld zijn van de voorwaarde waaronder het in de gestelde arbeidsovereenkomst vermelde salaris is overeengekomen. Dit strookt bovendien met het feit dat [appellant] zijn naam niet heeft opgenomen in het onder 3.2 genoemde overzicht van werknemers van [X], zoals in de rede zou hebben gelegen als hij een loonvordering had, en met de inhoud van zijn onder 3.3 aangehaalde brief van 16 december 2010 aan de curator, die zich moeilijk laat rijmen met het bestaan van een loonvordering uit hoofde van een arbeidsovereenkomst daterend van ruim voor die brief. Vordering (ii) is dus niet toewijsbaar.

3.9. Met betrekking tot vordering (i) is het enige in dit geding gebleken belang van [appellant] bij die vordering erin gelegen dat hij, in verband met het faillissement en de daarmee gepaard gaande betalingsonmacht van [X], in aanmerking wil komen voor toepassing van de zogeheten Loongarantieregeling door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, hierna UWV, waartoe moet vast staan dat tussen hem en [X] de gestelde arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De curator heeft hiertegenover al in eerste aanleg aangevoerd dat het UWV bij toepassing van de Loongarantieregeling enkel de verplichtingen van een werkgever tot loonbetaling overneemt gedurende een bepaalde periode, dat [X] tegenover [appellant] geen verplichting tot betaling [appellant] heeft en dat laatstgenoemde aan de genoemde regeling dus geen recht op betaling door het UWV kan ontlenen. De door de curator aan de Loongarantieregeling gegeven uitleg is juist en [appellant] heeft ook niet bestreden dat voor toepassing van die regeling, respectievelijk voor het bestaan van een recht zijnerzijds op betaling op grond daarvan, afgezien van betalingsonmacht van de werkgever vereist is dat [X] tegenover hem een verplichting tot loonbetaling heeft. Uit het hierboven overwogene volgt dat aan dit vereiste niet is voldaan: [appellant] komt immers geen loonvordering toe. Dit brengt mee dat [appellant] geen voldoende belang heeft bij vordering (i), zoals de curator ook heeft aangevoerd, en dat de vordering reeds hierom niet toewijsbaar is. 3.10. Met betrekking tot vordering (iii) staat voorop dat voor aansprakelijkheid van de curator in privé voor het gestelde achterstallige loon uitsluitend grond bestaat als de niet-betaling van dat loon te wijten is aan onzorgvuldige taakuitoefening door de curator, in het bijzonder aan de omstandigheid dat deze niet heeft gehandeld zoals in redelijkheid van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzicht verricht, mocht worden verlangd. Uit het hierboven overwogene volgt dat [appellant] geen loonvordering toekomt en dat hij geen recht op betaling door het UWV kan ontlenen aan de Loongarantieregeling. Dit heeft niets uit te staan met enig handelen van de curator, ook niet met het feit dat deze de gestelde arbeidsovereenkomst na de faillietverklaring van [X] niet meteen heeft opgezegd hij heeft dit bij brief van 16 mei 2012 aan [appellant] alsnog gedaan, voor het geval in rechte een nog bestaande arbeidsovereenkomst zou worden aangenomen en [appellant] niet als werknemer van [X] heeft opgegeven aan het UWV voor de toepassing van de Loongarantieregeling, zoals [appellant] de curator in eerste aanleg heeft verweten. Noch het een, noch het ander, zou immers hebben meegebracht dat [appellant] wel een loonvordering en een aanspraak op grond van de Loongarantieregeling zou toekomen. Voor aansprakelijkheid van de curator in privé bestaat daarom geen grond, zodat ook vordering (iii) niet toewijsbaar is. 3.11. Nu de vorderingen van [appellant] om bovenbeschreven redenen geen van alle voor toewijzing in aanmerking komen, kunnen de grieven, wat daarvan verder ook zij, niet tot de vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Zij hoeven daarom, bij gebrek aan belang, niet te worden besproken. Het aanbod van [appellant] in de dagvaarding waarmee het hoger beroep is ingesteld om te bewijzen op welke wijze feitelijk uitvoering is gegeven aan de gestelde arbeidsovereenkomst, heeft geen betrekking op een feit dat, indien bewezen, kan leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven. Het desbetreffende bewijsaanbod wordt daarom, als niet ter zake dienend, gepasseerd. 3.12. De slotsom uit het bovenstaande is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. 4 Beslissing

Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de curator begroot op 299,- aan verschotten en 2.682,- voor salaris advocaat. Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, W.H.F.M. Cortenraad en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014.