ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2016/0382(COD) van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

Vergelijkbare documenten
A8-0392/349

A8-0392/337. Dario Tamburrano, Piernicola Pedicini, Eleonora Evi, David Borrelli, Rosa D'Amato, Marco Zullo namens de EFDD-Fractie

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2012/0288(COD) van de Commissie vervoer en toerisme

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0279/186. Amendement. Corinne Lepage, Jens Rohde namens de ALDE-Fractie

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

EUROPEES PARLEMENT Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Commissie interne markt en consumentenbescherming. van de Commissie interne markt en consumentenbescherming

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

***II ONTWERPAANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING

1. Hoe is de productie voor bio-energiedoeleinden sinds 2013 jaarlijks geëvolueerd?

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. Bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking)

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0433(COD) van de Commissie internationale handel

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0279/123. Amendement. Amalia Sartori namens de Commissie industrie, onderzoek en energie

(Wetgevingshandelingen) BESLUITEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tabel: artikelen en bijlagen waarnaar wordt verwezen in deze mededeling. Niet opgenomen

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

NL In verscheidenheid verenigd NL B8-1043/8. Amendement. Giovanni La Via, Peter Liese namens de PPE-Fractie

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2017/0232(COD) van de Commissie juridische zaken

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

EUROPEES PARLEMENT Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2015/0272(COD) van de Commissie industrie, onderzoek en energie

A7-0440/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Publicatieblad van de Europese Unie L 150/93 RICHTLIJNEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 2.9, vijfde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging;

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 7 juni 2010 (OR. en) 2009/0138 (COD) PE-CONS 23/10 AGRI 209 POSEICAN 7 POSEIDOM 7 POSEIMA 7 CODEC 506

EUROPEES PARLEMENT Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid ***I ONTWERPVERSLAG

*** ONTWERPAANBEVELING

Duurzaamheidscriteria voor biomassa in het Vlaamse energiebeleid. 23 augustus 2016

Zittingsdocument ADDENDUM. bij het verslag. Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Rapporteur: Czesław Adam Siekierski A8-0018/2019

Jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft ***I

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. aan de Commissie vervoer en toerisme

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

EUROPEES PARLEMENT AMENDEMENTEN Commissie industrie, onderzoek en energie 2008/0016(COD)

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid ONTWERPRESOLUTIE

(Voor de EER relevante tekst)

Commissie interne markt en consumentenbescherming. van de Commissie interne markt en consumentenbescherming

Biobrandstoffen, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

Publicatieblad van de Europese Unie L 98/1. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Advies. Omzetting EU-richtlijn hernieuwbare energie. Brussel, SERV, 26 januari 2011 Brussel, Minaraad, 3 februari 2011

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0258/36. Amendement. Peter Liese namens de PPE-Fractie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2003 (28.01) (OR. en) 15528/02 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0077 (COD) ENER 315 CODEC 1640

BIJLAGEN. bij het. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 maart 2003 (OR. en) 7276/03 LIMITE AGRILEG 49 ENV 150

(Voor de EER relevante tekst)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

EUROPEES PARLEMENT. Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

***I VERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement A8-0070/

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2018/0172(COD) van de Commissie industrie, onderzoek en energie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. aan de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing) (2018/C 263/29) Amendement. Voorstel voor een richtlijn Overweging 1. Door de Commissie voorgestelde tekst

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/9 VAN DE COMMISSIE

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

BESLUIT (EU) 2018/546 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

ADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2016/0382(COD) van de Commissie verzoekschriften

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

***I VERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement A8-0062/

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

COMMISSION DELEGATED REGULATION (EU) No /.. of

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

REGELS VOOR DE BEREKENING VAN BROEIKASGASEMISSIES GEDURENDE DE LEVENSCYCLUS VAN BIOBRANDSTOFFEN. Suikerbietethanol 61 % 52 %

Verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2010 (OR. en) 13033/10 ENV 547 ENT 102

Zittingsdocument ADDENDUM. bij het verslag. Commissie visserij. Rapporteur: Alain Cadec A8-0149/2018

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

EUROPEES PARLEMENT Commissie interne markt en consumentenbescherming. van de Commissie interne markt en consumentenbescherming

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 oktober 2002 (29.10) 13344/02 Interinstitutional File: 2001/0107 (COD) LIMITE

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0215/2. Amendement. Peter Liese namens de PPE-Fractie

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie

Fiche 6: Mededeling Een snellere overgang van Europa naar een koolstofarme economie

***I VERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement A8-0061/

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van, IenM/BSK-2014/, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

Europees Parlement 2014-2019 Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling 2016/0382(COD) 20.6.2017 ONTWERPADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling aan de Commissie industrie, onderzoek en energie inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) (COM(2016)0767 C8-0500/2016 2016/0382(COD)) Rapporteur voor advies: Marijana Petir PA\1126386.docx PE604.833v01-00 In verscheidenheid verenigd

PA_Legam PE604.833v01-00 2/41 PA\1126386.docx

BEKNOPTE MOTIVERING In het ontwerpadvies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement tot wijziging van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, concentreert de rapporteur zich voornamelijk op onderwerpen die van belang zijn voor de Europese landbouw en bosbouw en op onderwerpen die gevolgen hebben voor landbouwers, de landbouwproductie en plattelandsgebieden. In het kader van de verplichtingen die de EU op zich heeft genomen door de ratificatie van de Overeenkomst van Parijs en de vaak uitgesproken toezegging om de doelstellingen van het Europees klimaat- en energiebeleid te verwezenlijken, is de rapporteur van mening dat de lidstaten een gemeenschappelijk streefcijfer van ten minste 27 % moeten vaststellen voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in de Europese Unie. Naast deze in het voorstel opgenomen doelstelling, is de rapporteur van mening dat de lidstaten het aandeel van de eerste generatie biobrandstoffen tot 2030 moeten handhaven op het niveau van 7 % van het bruto-eindverbruik van energie in de vervoersector op EU-niveau. Om de negatieve effecten van indirecte veranderingen in landgebruik te vermijden, moet het aandeel van biobrandstoffen waaraan het risico van indirecte veranderingen in landgebruik is verbonden, en in het bijzonder van biobrandstoffen waarvan de emissies hoger zijn dan 160 gco2eq/mj, worden beperkt en vervolgens gereduceerd. De rapporteur is van mening dat bij de berekening van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen vanaf 2021, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke lidstaat, de lidstaten de optie moeten krijgen om onafhankelijk de hoogte van hun eigen bijdragen voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa vast te stellen, evenals voor biomassabrandstoffen die worden gebruikt in het vervoer, indien ze worden geproduceerd op landbouwgrond uit voor de productie van voedingsmiddelen en diervoeders gebruikte gewassen. De lidstaten moeten onderscheid kunnen maken tussen verschillende soorten biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, rekening houdend met indirecte veranderingen in landgebruik. Tegelijkertijd moet de Unie het gebruik van "zeer efficiënte biobrandstoffen" die als bijproduct waardevolle grondstoffen opleveren, zoals eiwitrijke diervoeders, ondersteunen. Ook is het van essentieel belang dat deze biobrandstoffen worden uitgesloten van beperkingen, zowel op Europees niveau als op het niveau van de lidstaten. De rapporteur is van mening dat in de vervoersector het streefcijfer voor het gebruik van hernieuwbare energie te weten een biobrandstofinhoud van ten minste 15 % voor alle brandstofleveranciers voor het vervoer over de weg of per spoor op Europees niveau, en de streefcijfers voor geavanceerde biobrandstoffen in de periode tot 2030, ambitieuzer moeten worden gemaakt dan de streefcijfers in het voorstel van de Commissie. In verband met de herziening en wijziging van de lijst van grondstoffen voor de productie van geavanceerde biobrandstoffen meent de rapporteur dat de Commissie potentiële wijzigingen moet invoeren in afspraak met het Europees Parlement en de Raad en dat ze deze niet bij gedelegeerde handelingen moet vaststellen, zoals in het voorstel. PA\1126386.docx 3/41 PE604.833v01-00

Wat de bosbouwsector en de bijdrage van deze sector aan de gemeenschappelijke doelstelling van de Unie betreft, is de rapporteur ingenomen met de invoering van duurzaamheidscriteria voor biomassa. De criteria moeten echter niet worden vastgesteld op het niveau van het bosbedrijf, maar moet worden beoordeeld in relatie tot het leveringsgebied van de biomassa. Dezelfde beginselen moeten van toepassing zijn op de invoer van biomassa. Omdat bosbouw geen EU-bevoegdheid is, is het voor de EU wettelijk niet mogelijk om van individuele boseigenaars te verlangen dat ze informatie over hun bosbeheer verstrekken. Bovendien is het niet passend of logisch om bij boseigenaars informatie op te vragen over één specifieke gebruikstoepassing van hout (energie), aangezien bossen niet alleen worden geëxploiteerd voor energiedoeleinden, maar ook voor de levering van waardevolle grondstoffen aan een groot aantal andere economische sectoren. Het voorstel zoals dat er nu ligt zou bijgevolg voor veel boseigenaars een ongerechtvaardigde administratieve en juridische rompslomp met zich meebrengen. In plaats daarvan moet de EU-aanpak worden gebaseerd op de bestaande wetgeving en initiatieven van de lidstaten. Concluderend stelt de rapporteur zich op het standpunt dat de tenuitvoerlegging van de richtlijn en de verwezenlijking van de doelstellingen moeten worden ondersteund door een robuuste monitoring met behulp van een centrale databank die de nationale databanken aan elkaar koppelt, zodat de traceerbaarheid van biobrandstoffen op Europees niveau wordt geregeld. Ambitieuze doelstellingen en een grote transparantie van het systeem om het bereiken van die doelstellingen te volgen, zijn de grondslagen voor het welslagen van het Europees klimaat- en energiebeleid. AMENDMENTEN De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in aanmerking te nemen: 1 Overweging 62 (62) In de Europese strategie voor koolstofarme mobiliteit van juli 2016 werd betoogd dat biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen een beperkte rol spelen in het koolstofvrij maken van de vervoersector, dat het gebruik hiervan moet worden uitgefaseerd en dat deze door geavanceerde biobrandstoffen moeten worden vervangen. Om de overgang naar geavanceerde biobrandstoffen voor te bereiden en de totale impact van indirecte veranderingen (62) In de Europese strategie voor koolstofarme mobiliteit van juli 2016 werd betoogd dat biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen een beperkte rol spelen in het koolstofvrij maken van de vervoersector. Om de toepassing van geavanceerde biobrandstoffen te stimuleren en het vertrouwen van investeerders in de consistentie van het beleid van de Europese Unie te waarborgen, is het wenselijk om het aandeel van uit voedsel- en PE604.833v01-00 4/41 PA\1126386.docx

in het landgebruik tot een minimum te beperken, is het wenselijk om de hoeveelheid uit voedsel- en voedergewassen geproduceerde biobrandstoffen en vloeibare biomassa die kan worden meegeteld voor het behalen van het in deze richtlijn vastgestelde streefcijfer van de Unie, te verlagen. voedergewassen geproduceerde biobrandstoffen en vloeibare biomassa in het eindverbruik van energie in het vervoer over de weg en per spoor die kan worden meegeteld voor het behalen van het in deze richtlijn vastgestelde streefcijfer van de Unie, op het niveau van 7 % te handhaven. Het huidige streefcijfer voor het gebruik van hernieuwbare energie in het vervoer moet tot na 2020 worden gehandhaafd, en de maximale bijdrage van biobrandstoffen uit landbouwgewassen aan het aandeel van hernieuwbare energie in het vervoer van 7 % moet niet worden verlaagd. Ook is het belangrijk om te erkennen dat biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen waardevolle bijproducten opleveren, met name voor de veehouderij, waardoor de EU het bestaande proteïnetekort substantieel kan verkleinen en haar afhankelijkheid van de invoer van proteïnerijke diervoeders kan verminderen. 2 Overweging 63 (63) In Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad 33 werd de Commissie verzocht om onverwijld met een alomvattend voorstel te komen voor een kosteneffectief en technologieneutraal beleid na 2020 om een langetermijnperspectief te scheppen voor investeringen in duurzame biobrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in het landgebruik en in andere manieren om de vervoersector koolstofvrij te maken. Een vermengingsverplichting voor brandstofleveranciers kan investeerders zekerheid bieden en de voortdurende ontwikkeling van alternatieve hernieuwbare transportbrandstoffen stimuleren, zoals geavanceerde biobrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet- (63) In Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad 33 werd de Commissie verzocht om onverwijld met een alomvattend voorstel te komen voor een kosteneffectief en technologieneutraal beleid na 2020 om een langetermijnperspectief te scheppen voor investeringen in duurzame biobrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in het landgebruik en in andere manieren om de vervoersector koolstofvrij te maken. Een ambitieuze vermengingsverplichting van 15 % voor brandstofleveranciers kan investeerders zekerheid bieden, ervoor zorgen dat het doel om de vervoersector koolstofarm te maken wordt verwezenlijkt, en de voortdurende ontwikkeling van alternatieve hernieuwbare transportbrandstoffen stimuleren, zoals geavanceerde PA\1126386.docx 5/41 PE604.833v01-00

biologische oorsprong, en hernieuwbare elektriciteit in het vervoer. Het is passend om aan brandstofleveranciers in alle lidstaten dezelfde eisen te stellen ter waarborging van consistente specificaties en beschikbaarheid van transportbrandstof. Aangezien transportbrandstoffen gemakkelijk kunnen worden verhandeld, moeten brandstofleveranciers in lidstaten die over weinig eigen relevante hulpbronnen beschikken gemakkelijk biobrandstoffen van elders kunnen invoeren. 33 Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 1). biobrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van nietbiologische oorsprong, en hernieuwbare elektriciteit in het vervoer. Het is passend om aan brandstofleveranciers in alle lidstaten dezelfde eisen te stellen ter waarborging van consistente specificaties en beschikbaarheid van transportbrandstof. Aangezien transportbrandstoffen gemakkelijk kunnen worden verhandeld, moeten brandstofleveranciers in lidstaten die over weinig eigen relevante hulpbronnen beschikken gemakkelijk biobrandstoffen van elders kunnen invoeren. 33 Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 1). De enige manier om ervoor te zorgen dat hernieuwbare energie gebruikt zal blijven worden in vloeibare brandstoffen voor het vervoer is om een ambitieuze vermengingsverplichting op te nemen, die ook biobrandstoffen op basis van gewassen moet omvatten, omdat die de voornaamste bijdrage leveren aan het koolstofvrij maken van de vervoersector. De voortzetting van een EU-mandaat voor het gebruik van hernieuwbare energie in het vervoer is noodzakelijk met het oog op het waarborgen van een op lange termijn stabiel beleid waarop investeerders kunnen vertrouwen, wat een voorafgaande voorwaarde is voor nieuwe investeringsprojecten op het gebied van hernieuwbare brandstoffen. 3 Overweging 64 (64) Geavanceerde biobrandstoffen en (64) Samen met biobrandstoffen op PE604.833v01-00 6/41 PA\1126386.docx

andere biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong, en hernieuwbare elektriciteit in het vervoer kunnen bijdragen aan lage koolstofemissies, het koolstofvrij maken van de vervoersector van de Unie op een kosteneffectieve manier stimuleren en onder meer de diversificatie in de vervoersector verbeteren, en tegelijkertijd innovatie, groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie bevorderen en de afhankelijkheid van ingevoerde energie verminderen. Met de vermengingsverplichting voor brandstofleveranciers moet de voortdurende ontwikkeling van geavanceerde brandstoffen, zoals biobrandstoffen, worden aangemoedigd en het is belangrijk om ervoor te zorgen dat deze verplichting stimulansen biedt voor de verbetering van de broeikasgasprestaties van de brandstoffen die worden geleverd om aan deze verplichting te voldoen. De Commissie moet de broeikasgasprestaties, technische vernieuwing en duurzaamheid van die brandstoffen beoordelen. basis van gewassen kunnen geavanceerde biobrandstoffen en andere biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong, en hernieuwbare elektriciteit in het vervoer bijdragen aan lage koolstofemissies, het koolstofvrij maken van de vervoersector van de Unie op een kosteneffectieve manier stimuleren en onder meer de diversificatie in de vervoersector verbeteren, en tegelijkertijd innovatie, groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie bevorderen en de afhankelijkheid van ingevoerde energie verminderen. Met de opname van deze energiebronnen in de totale vermengingsverplichting voor brandstofleveranciers van 15 % moet de voortdurende ontwikkeling van geavanceerde brandstoffen, zoals biobrandstoffen, worden aangemoedigd en het is belangrijk om ervoor te zorgen dat deze verplichting stimulansen biedt voor de verbetering van de broeikasgasprestaties van de brandstoffen die worden geleverd om aan deze verplichting te voldoen. De Commissie moet de broeikasgasprestaties, technische vernieuwing en duurzaamheid van die brandstoffen beoordelen. De enige manier om ervoor te zorgen dat hernieuwbare energie gebruikt zal blijven worden in vloeibare brandstoffen voor het vervoer is om een ambitieuze vermengingsverplichting op te nemen, die ook biobrandstoffen op basis van gewassen moet omvatten, omdat die de voornaamste bijdrage leveren aan het koolstofvrij maken van de vervoersector. De lidstaten moet brandstofleveranciers verplichten om tegen 2030 een minimumaandeel van 15 % voor hernieuwbare energie in het vervoer op te nemen, zodat het beleid homogeen is in de hele EU, wat van essentieel belang is om een gefragmenteerde brandstoffenmarkt te voorkomen. 4 Overweging 65 PA\1126386.docx 7/41 PE604.833v01-00

(65) Door koolstofarme fossiele brandstoffen geproduceerd uit afvalstromen van fossiele oorsprong te promoten, kan ook een bijdrage worden geleverd aan de beleidsdoelstellingen inzake de energiediversificatie en het koolstofvrij maken van het vervoer. Daarom is het passend om deze brandstoffen op te nemen in de vermengingsverplichting voor brandstofleveranciers. Schrappen Steun voor uit afvalstromen geproduceerde fossiele brandstoffen maken fossiele brandstoffen concurrerender, wat indruist tegen de doelstelling om de broeikasgasemissies terug te dringen en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, waaronder agrarische en bosbiomassa, te bevorderen. In beginsel lijkt het niet consistent om fossiele brandstoffen op te nemen in deze richtlijn, des te meer daar er geen schattingen beschikbaar zijn over hun broeikasgasprestaties, noch vereisten ervoor, en ze bovendien niet duurzaam zijn. 5 Overweging 65 bis (nieuw) (65 bis) De Commissie dient samen met de lidstaten te werken aan de oprichting van één enkele databank voor het traceren van alle biobrandstoffen. Een dergelijke databank is nodig om nationale regelingen aan elkaar te koppelen en om te beschikken over een geverifieerd en transparant traceersysteem op Unieniveau. De EU heeft vrijwillige regelingen met de strengste duurzaamheidsvoorschriften ter wereld, PE604.833v01-00 8/41 PA\1126386.docx

waardoor er geen grondstoffen kunnen worden geteeld op ontboste grond of in gebieden met een hoge biodiversiteitswaarde. Duurzaamheid is een voorafgaande voorwaarde voor elke vorm van hernieuwbare energie om bij te dragen tot het koolstofvrij maken van het vervoer. Eén enkele Europese databank voor het traceren van alle biobrandstoffen is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat nationale regelingen aan elkaar worden gekoppeld teneinde potentiële fraude te voorkomen en te vermijden. 6 Overweging 66 (66) Grondstoffen die slechts in beperkte mate tot indirecte veranderingen in het landgebruik leiden wanneer ze worden gebruikt voor biobrandstoffen, moeten worden bevorderd vanwege de bijdrage die hiermee kan worden geleverd aan het koolstofvrij maken van de economie. In het bijzonder grondstoffen voor geavanceerde biobrandstoffen die innovatievere en minder ontwikkelde technologie en dus meer ondersteuning vereisen, moeten worden opgenomen in een bijlage bij deze richtlijn. Om ervoor te zorgen dat deze bijlage de nieuwste technologische ontwikkelingen volgt en dat onbedoelde negatieve gevolgen worden vermeden, moet na de vaststelling van de richtlijn een evaluatie plaatsvinden om na te gaan of de bijlage kan worden uitgebreid tot nieuwe grondstoffen. (66) Zeer duurzame grondstoffen op basis van gewassen en grondstoffen die slechts in beperkte mate tot indirecte veranderingen in het landgebruik leiden wanneer ze worden gebruikt voor biobrandstoffen, moeten worden bevorderd vanwege de bijdrage die hiermee kan worden geleverd aan het koolstofvrij maken van de economie. In het bijzonder grondstoffen voor geavanceerde biobrandstoffen die innovatievere en minder ontwikkelde technologie en dus meer ondersteuning vereisen, moeten worden opgenomen in een bijlage bij deze richtlijn. Om ervoor te zorgen dat deze bijlage de nieuwste technologische ontwikkelingen volgt en dat onbedoelde negatieve gevolgen worden vermeden, moet na de vaststelling van de richtlijn een evaluatie plaatsvinden om na te gaan of de bijlage kan worden uitgebreid tot nieuwe grondstoffen. Biobrandstoffen op basis van gewassen met broeiksgasemissies die voldoen aan de criteria van artikel 26, lid 7, en op basis van in overeenstemming met de strikte randvoorwaarden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geproduceerde grondstoffen, die waardevolle bijproducten opleveren, moeten niet worden meegeteld bij het berekenen van de drempel van artikel 3 en artikel 7. PA\1126386.docx 9/41 PE604.833v01-00

7 Artikel 2 alinea 2 letter g g) "biobrandstof": vloeibare brandstof voor vervoer die geproduceerd is uit biomassa; g) "biobrandstof": vloeibare of gasvormige brandstof voor vervoer die geproduceerd is uit biomassa; De definitie van biobrandstof moet zowel vloeibare als gasvormige biobrandstoffen omvatten. 8 Artikel 2 alinea 2 letter dd bis (nieuw) dd bis) "zeer duurzame biobrandstof op basis van gewassen": biobrandstof die wordt geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen, broeikasgasemissies bespaart in overeenstemming met de in artikel 26, lid 7, vermelde criteria in vergelijking met fossiele brandstof, in overeenstemming met de in artikel 28, lid 1, bedoelde methode, genereert hoogwaardige eiwitten, andere diervoeders en cellulosische bijproducten, en wordt geproduceerd uit in overeenstemming met de eisen en normen van artikel 93 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad 1 bis verkregen grondstoffen. 1 bis Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van PE604.833v01-00 10/41 PA\1126386.docx

17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549). Biobrandstoffen op basis van gewassen met broeikasgasemissies die voldoen aan de criteria van artikel 26, lid 7, en op basis van in overeenstemming met de strikte randvoorwaarden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geproduceerde grondstoffen, die waardevolle bijproducten opleveren, moeten niet worden meegeteld bij het berekenen van de limiet van artikel 3 en artikel 7. 9 Artikel 2 alinea 2 letter ff ff) "uit afval geproduceerde fossiele brandstoffen": vloeibare en gasvormige brandstoffen die zijn geproduceerd uit afvalstromen van niet-hernieuwbare oorsprong, met inbegrip van afvalverwerkings- en uitlaatgassen; Schrappen Geen enkel type zonder hernieuwbare energie geproduceerde fossiele brandstof moet worden opgenomen in de berekening van het aandeel hernieuwbare energie. Als dat wel zou gebeuren, zouden fossiele brandstoffen concurrerender worden, hetgeen indruist tegen het overkoepelende klimaat- en energiedoel om het gebruik van fossiele energiebronnen terug te dringen. Een definitie van dit brandstoftype wordt daarom geschrapt. PA\1126386.docx 11/41 PE604.833v01-00

10 Artikel 2 alinea 2 letter mm mm) "bosbedrijf": één of meerdere percelen bosgebied en andere beboste grond die vanuit het oogpunt van beheer of gebruik een eenheid vormen; Schrappen Omdat bosbouw geen EU-bevoegdheid is, is het voor de EU wettelijk niet mogelijk om van individuele boseigenaars te verlangen dat ze informatie over hun bosbeheer verstrekken. Ook is het niet juist om die informatie van boseigenaars te vragen voor slechts één specifieke gebruikstoepassing van hout, in de wetenschap dat bossen niet voor energiedoeleinden worden beheerd. Het voorstel creëert administratieve en wettelijke lasten voor een groot aantal boseigenaars. 11 Artikel 2 alinea 2 letter mm bis (nieuw) mm bis) "leveringsgebied": de geografische regio waaruit de grondstof voor de biomassa afkomstig is; De EU-aanpak moet voortbouwen op bestaande eisen en initiatieven. Het uitvoeren van risicobeoordelingen op het niveau van het leveringsgebied is reeds een gebruikelijke praktijk in diverse lidstaten, evenals het gebruik van certificeringsregelingen, en beide praktijken hebben bewezen goed te werken. Hierdoor kunnen risico's worden beoordeeld op basis van robuuste en geloofwaardige informatie, indicatoren en praktijken en kunnen passende maatregelen worden genomen om die risico's te beperken. PE604.833v01-00 12/41 PA\1126386.docx

12 Artikel 2 alinea 2 letter nn nn) "bioafval": biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelenen keukenafval van huishoudens, restaurants, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie; nn) "bioafval": bioafval als gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Richtlijn 2008/98/EG; Met het oog op consistente EU-wetgeving is het essentieel om te verwijzen naar de respectieve definities in andere relevante EU-wetgeving. 13 Artikel 3 lid 1 1. De lidstaten zorgen er samen voor dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in de Unie in 2030 minstens 27 % bedraagt. 1. De lidstaten zorgen er samen voor dat: a) het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het brutoeindverbruik van energie in de Unie in 2030 minstens 27 % bedraagt; b) de bijdrage van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die worden gebruikt in het vervoer, indien geproduceerd uit voedsel- of voerdergewassen, in 2030 niet meer dan 7 % van het bruto-eindverbruik van de Unie in het vervoer bedraagt; en c) de bijdrage van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en PA\1126386.docx 13/41 PE604.833v01-00

biomassabrandstoffen die worden gebruikt in het vervoer, indien geproduceerd uit grondstoffen met landgebruikemissies van hoger dan 160 gco2eq/mj, met ingang van 1 januari 2021 niet hoger is dan 10 % van de totale biobrandstoffenmix op Unieniveau en geleidelijk wordt verlaagd tot 1 % op 31 december 2030. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om conventionele biobrandstoffen van Europese herkomst mee te tellen voor het behalen van het EU-streefcijfer voor het gebruik van hernieuwde energiebronnen die worden geproduceerd met Europese grondstoffen en die bijproducten genereren die rijk zijn aan plantaardige eiwitten. Ook moet het gebruik van plantaardige oliën in biobrandstoffen en biovloeistoffen die leiden tot directe en illegale veranderingen in het landgebruik, ontbossing en broeikasgasemissies geleidelijk worden afgebouwd. Al deze belangrijke doelstellingen moeten op EU-niveau worden vastgesteld. 14 Artikel 3 lid 3 3. Vanaf 1 januari 2021 mag het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in elke lidstaat niet lager zijn dan het percentage in de derde kolom van de tabel in deel A van bijlage I. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dit basisscenario wordt nageleefd. 3. Vanaf 1 januari 2021 mag het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in elke lidstaat niet lager zijn dan het percentage in de derde kolom van de tabel in deel A van bijlage I. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dit basisscenario wordt nageleefd, waaronder: a) steun voor het gebruik van biobrandstoffen die worden geproduceerd tijdens de verwerking van hoogwaardig eiwitconcentraat, andere diervoeders of cellulosische bijproducten die het bereiken van voedselzekerheidsdoelen en de transitie naar een biologische en circulaire economie in de Unie ondersteunen; en PE604.833v01-00 14/41 PA\1126386.docx

b) de geleidelijke afbouw van het gebruik van plantaardige oliën in biobrandstoffen en vloeibare biomassa die leiden tot directe en illegale veranderingen in het landgebruik, ontbossing en broeikasgasemissies van veengebieden. Nationale stimulansen zijn nog steeds nodig om naleving van het basisscenario te waarborgen en een solide fundament voor het behalen van de EU-streefcijfers voor 2030 te leggen. 15 Artikel 7 lid 1 alinea 4 Voor het berekenen van het brutoeindverbruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen in een lidstaat bedraagt de bijdrage van biobrandstoffen en vloeibare biomassa, alsook van in het vervoer verbruikte biomassabrandstoffen, indien geproduceerd uit voedsel- of voedergewassen, niet meer dan 7 % van het eindverbruik van energie in het vervoer over de weg of per spoor in die lidstaat. Deze drempel wordt in 2030 verlaagd tot 3,8 % volgens het in deel A van bijlage X vastgestelde traject. De lidstaten kunnen een lagere drempel vaststellen en een onderscheid maken tussen verschillende soorten biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die worden geproduceerd uit voedsel- of voedergewassen, bijvoorbeeld door een lagere drempel vast te stellen voor de bijdrage van uit oliegewassen geproduceerde vloeibare biomassa op basis van voedsel- of voedergewassen, rekening houdend met indirecte veranderingen in het Met ingang van 1 januari 2021 kunnen de lidstaten voor het berekenen van het brutoeindverbruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen in een lidstaat een drempel vaststellen voor de bijdrage van uit voedsel- of voedergewassen geproduceerde biobrandstoffen en vloeibare biomassa, alsook van in het vervoer verbruikte biomassabrandstoffen in die lidstaat, in overeenstemming met artikel 3, lid 1. De lidstaten kunnen een lagere drempel vaststellen en een onderscheid maken tussen verschillende soorten biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die worden geproduceerd uit voedsel- of voedergewassen, bijvoorbeeld door een lagere drempel vast te stellen voor de bijdrage van uit oliegewassen geproduceerde vloeibare biomassa op basis van voedsel- of voedergewassen, rekening houdend met indirecte veranderingen in het landgebruik. PA\1126386.docx 15/41 PE604.833v01-00

landgebruik. De lidstaten moeten een drempel kunnen vaststellen voor de bijdrage van uit voedsel- of voedergewassen geproduceerde biobrandstoffen en vloeibare biomassa binnen een kader op EU-niveau. Ook moeten ze een lagere drempel kunnen vaststellen, onderscheid kunnen maken tussen verschillende soorten biobrandstoffen en rekening kunnen houden met het ILUC-effect. Geleidelijke afbouw van de eerste generatie biobrandstoffen geeft geen goed signaal aan investeerders in geavanceerde biobrandstoffen. Beperking van het percentage biobrandstoffen stimuleert derhalve het gebruik van fossiele brandstoffen. 16 Artikel 7 lid 1 alinea 4 bis (nieuw) De in artikel 3, lid 1, bedoelde drempel en door de lidstaten krachtens de vierde alinea van dit lid vastgestelde drempels zijn niet van toepassing op zeer duurzame biobrandstoffen op basis van gewassen. De drempel voor biobrandstoffen op basis van gewassen moet niet van toepassing zijn op biobrandstoffen op basis van gewassen die voldoen aan de criteria voor het besparen van broeikasgasemissies en worden geproduceerd uit in overeenstemming met de randvoorwaarden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geproduceerde grondstoffen, die waardevolle bijproducten opleveren. 17 Artikel 7 lid 5 alinea 2 De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 32 vast te stellen om de lijst van grondstoffen in de delen A en B van bijlage IX te Schrappen PE604.833v01-00 16/41 PA\1126386.docx

wijzigen met het oog op het toevoegen, maar niet het schrappen van grondstoffen. Elke gedelegeerde handeling is gebaseerd op een analyse van de meest recente wetenschappelijke en technische vooruitgang, met inachtneming van de beginselen van de afvalhiërarchie zoals vastgelegd in Richtlijn 2008/98/EG, in overeenstemming met de duurzaamheidscriteria van de Unie, waaruit kan worden afgeleid dat de betrokken grondstof niet leidt tot extra landgebruik en waardoor het gebruik van afval- en reststoffen wordt bevorderd, waarbij significant verstorend effecten op markten voor (bij)producten, afvalstoffen of residuen worden vermeden, aanzienlijke broeikasgasemissiereducties worden opgeleverd in vergelijking met fossiele brandstoffen, en geen negatieve gevolgen voor het milieu en de biodiversiteit dreigen te worden veroorzaakt. De wijziging van bijlage IX moet een bevoegdheid van het Europees Parlement en de Raad zijn en niet van de Europese Commissie. Ook zullen veranderende regels en het verhinderen van een gelijk speelveld mogelijk een negatief signaal aan investeerders afgeven. Uit de ervaringen met de bestaande wetgeving voor het bereiken van de EU-streefcijfers voor het gebruik van hernieuwbare energie in het vervoer voor 2020 moeten lessen worden getrokken. 18 Artikel 7 lid 5 alinea 3 Om de twee jaar evalueert de Commissie de lijst van grondstoffen in de delen A en B van bijlage IX met het oog op het toevoegen van grondstoffen in overeenstemming met de in dit lid vastgestelde beginselen. De eerste Schrappen PA\1126386.docx 17/41 PE604.833v01-00

evaluatie wordt uiterlijk zes maanden na [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] uitgevoerd. In voorkomend geval stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast om de lijst van grondstoffen in de delen A en B van bijlage IX te wijzigen met het oog op het toevoegen, maar niet het schrappen van grondstoffen. De wijziging van bijlage IX moet een bevoegdheid van het Europees Parlement en de Raad zijn en niet van de Europese Commissie. Ook zullen veranderende regels en het verhinderen van een gelijk speelveld mogelijk een negatief signaal aan investeerders afgeven. Uit de ervaringen met de bestaande wetgeving voor het bereiken van de EU-streefcijfers voor het gebruik van hernieuwbare energie in het vervoer voor 2020 moeten lessen worden getrokken. 19 Artikel 25 lid 1 alinea 1 Met ingang van 1 januari 2021 eisen de lidstaten dat de totale hoeveelheid transportbrandstoffen die brandstofleveranciers tijdens een kalenderjaar leveren voor consumptie of gebruik op de markt, een minimumaandeel bevat van energie uit geavanceerde biobrandstoffen en andere biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, van hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en van hernieuwbare elektriciteit. Met ingang van 1 januari 2021 stellen de lidstaten de vermengingsverplichting vast en eisen de lidstaten van brandstofleveranciers dat ze het aandeel hernieuwbare energie uit biobrandstoffen, geavanceerde biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, van hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en van hernieuwbare elektriciteit die wordt geleverd voor vervoer geleidelijk verhogen tot minstens 15 % in 2030. Om de totale doelstelling voor het koolstofarm maken van niet-ets-sectoren, waaronder het vervoer, te bereiken en in 2030 minstens 27 % aan hernieuwbare energie te gebruiken, moet PE604.833v01-00 18/41 PA\1126386.docx

de EU haar ambities van 2020 voor de vervoersector niet afzwakken, en de vermengingsverplichting moet ambitieuzer zijn dan de 6,8 % die de Europese Commissie voorstelt. Elke lidstaat moet zijn brandstofleveranciers verplichten om hun aandeel hernieuwbare energie in het vervoer geleidelijk te verhogen tot minimaal 15 % in 2030. 20 Artikel 25 lid 1 alinea 2 Het minimumaandeel zal in 2021 ten minste 1,5 % bedragen en stijgen tot minstens 6,8 % in 2030, waarbij de in deel B van bijlage X uitgezette koers wordt gevolgd. Binnen dit totale aandeel zijn geavanceerde biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, per 1 januari 2021 goed voor minstens 0,5 % van de transportbrandstoffen die worden geleverd voor consumptie of gebruik op de markt en uiterlijk in 2030 voor minstens 3,6 %, waarbij de in deel C van bijlage X uitgezette koers wordt gevolgd. Het minimumaandeel aan geavanceerde biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, van hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen en van hernieuwbare elektriciteit zal in 2021 ten minste 3 % bedragen en stijgen tot minstens 8,3 % in 2030, waarbij de in deel B van bijlage X uitgezette koers wordt gevolgd. Binnen dit totale aandeel zijn geavanceerde biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, per 1 januari 2021 goed voor minstens 0,5 % van de transportbrandstoffen die worden geleverd voor consumptie of gebruik op de markt en uiterlijk in 2030 voor minstens 4,6 %, waarbij de in deel C van bijlage X uitgezette koers wordt gevolgd. De voorgestelde streefcijfers voor een minimumaandeel geavanceerde biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, van hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen en van hernieuwbare elektriciteit moeten ambitieuzer worden vastgesteld. 21 Artikel 25 lid 1 alinea 4 letter a PA\1126386.docx 19/41 PE604.833v01-00

a) voor de berekening van de noemer, zijnde de energie-inhoud van de in het vervoer over de weg of per spoor verbruikte transportbrandstoffen die worden geleverd voor consumptie of gebruik op de markt, wordt rekening gehouden met benzine, diesel, aardgas, biobrandstoffen, biogas, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong, uit afval geproduceerde fossiele brandstoffen en elektriciteit; a) voor de berekening van de noemer, zijnde de energie-inhoud van de in het vervoer verbruikte transportbrandstoffen die worden geleverd voor consumptie of gebruik op de markt, wordt rekening gehouden met benzine, diesel, aardgas, biobrandstoffen, biogas, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong, uit afval geproduceerde fossiele brandstoffen en elektriciteit; Voor de berekening van de noemer moet de hele vervoersector in aanmerking worden meegenomen als teller. 22 Artikel 25 lid 1 alinea 4 letter b alinea 1 b) voor de berekening van de teller wordt rekening gehouden met de energie-inhoud van geavanceerd biobrandstoffen en andere biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van nietbiologische oorsprong, uit afval geproduceerde fossiele brandstoffen die aan alle vervoersectoren worden geleverd, en aan wegvoertuigen geleverde hernieuwbare elektriciteit. b) voor de berekening van de teller wordt rekening gehouden met de energie-inhoud van geavanceerd biobrandstoffen en andere biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX vermelde grondstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van nietbiologische oorsprong die aan alle vervoersectoren worden geleverd, en aan wegvoertuigen geleverde hernieuwbare elektriciteit. Geen enkel type zonder hernieuwbare energie geproduceerde fossiele brandstof moet worden PE604.833v01-00 20/41 PA\1126386.docx

opgenomen in de berekening van het aandeel hernieuwbare energie. Als dat wel zou gebeuren, zouden fossiele brandstoffen concurrerender worden, wat indruist tegen het overkoepelende klimaat- en energiedoel om het gebruik van fossiele energiebronnen terug te dringen. 23 Artikel 25 lid 1 alinea 4 letter b alinea 2 Voor de berekening van de teller wordt de bijdrage van biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in deel B van bijlage IX vermelde grondstoffen, beperkt tot 1.7 % van de energie-inhoud van transportbrandstoffen die worden geleverd voor consumptie of gebruik op de markt, en wordt de bijdrage van in de lucht- en zeevaartsector geleverde brandstoffen geacht 1,2 maal hun energie-inhoud te zijn. Voor de berekening van de teller wordt de bijdrage van biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in deel B van bijlage IX vermelde grondstoffen, beperkt tot 4 % van de energie-inhoud van transportbrandstoffen die worden geleverd voor consumptie of gebruik op de markt, en wordt de bijdrage van in de lucht- en zeevaartsector geleverde brandstoffen geacht 1,3 maal hun energie-inhoud te zijn. De bijdrage van biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit in deel B van bijlage IX vermelde grondstoffen moet ambitieuzer zijn en worden beperkt tot 4 % van de energie-inhoud van transportbrandstoffen die worden geleverd voor consumptie of gebruik op de markt. De bijdrage van biobrandstoffen en biogassen in de lucht- en zeevaartsector moet ook worden gestimuleerd. 24 Artikel 25 lid 2 bis (nieuw) 2 bis. De lidstaten verlangen van brandstofleveranciers dat zij vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2030 de broeikasgasemissies gedurende de hele levenscyclus per geleverde eenheid energie uit brandstof of energie met 20 % verminderen ten opzichte van de in Richtlijn 2015/562/EU vermelde PA\1126386.docx 21/41 PE604.833v01-00

uitgangsnorm voor brandstoffen. De ambitieuze doelstelling om de broeikasgasemissie-intensiteit van brandstoffen tot 2030 met 20 % te verminderen is gerechtvaardigd als rekening wordt gehouden met de hoge besparingen aan broeikasgasemissies van reeds veel gebruikte biobrandstoffen op basis van gewassen en met een sterkere marktpenetratie van geavanceerde biobrandstoffen en alternatieve hernieuwbare energiebronnen in het vervoer. De verplichting voor brandstofleveranciers om de broeikasgasemissies van biobrandstoffen te verminderen heeft zich bewezen als een doeltreffend instrument voor het vergroten van de klimaatefficiëntie. 25 Artikel 25 lid 4 alinea 1 De lidstaten zetten een databank op die het mogelijk maakt transportbrandstoffen te volgen die in aanmerking komen om te worden meegeteld bij de berekening van de in lid 1, onder b), bedoelde teller en eisen dat de betrokken marktdeelnemers informatie invoeren over de transacties en de duurzaamheidskenmerken van de in aanmerking komende brandstoffen, met inbegrip van hun broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus, van hun plaats van productie tot aan de brandstofleverancier die de brandstof op de markt brengt. De lidstaten zetten met ingang van 1 januari 2021 een databank op die het mogelijk maakt transportbrandstoffen te volgen die in aanmerking komen om te worden meegeteld bij de berekening van de in lid 1, onder b), bedoelde teller en eisen dat de betrokken marktdeelnemers informatie invoeren over de transacties en de duurzaamheidskenmerken van de in aanmerking komende brandstoffen, met inbegrip van hun broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus, van hun plaats van productie tot aan de brandstofleverancier die de brandstof op de markt brengt. Wanneer de richtlijn in werking treedt, moeten er nationale databanken voor het traceren van transportbrandstoffen operationeel zijn. PE604.833v01-00 22/41 PA\1126386.docx

26 Artikel 25 lid 4 alinea 1 bis (nieuw) De Commissie zet voor 31 december 2021 één enkele databank voor het traceren van biobrandstoffen op Unieniveau op om ervoor te zorgen dat nationale regelingen aan elkaar gekoppeld worden. Eén enkele databank voor het traceren van biobrandstoffen is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat nationale regelingen aan elkaar worden gekoppeld, zodat potentiële fraude kan worden voorkomen en vermeden. De databank moet eind 2021 operationeel zijn. 27 Artikel 26 lid 4 4. Biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit agrarische biomassa die in aanmerking worden genomen voor de doeleinden, genoemd in lid 1, onder a), b) en c), mogen niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land dat in januari 2008 veengebied was. 4. Biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit agrarische biomassa die in aanmerking worden genomen voor de doeleinden, genoemd in lid 1, onder a), b) en c), mogen niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land dat in januari 2008 veengebied was, tenzij aangetoond wordt dat de teelt en het oogsten van deze grondstof geen ontwatering van een voorheen niet-ontwaterde bodem met zich brengt. Gegeven de groei van de bevolking en de mondiale vraag naar voedsel, moet landbouwgrond in een goede productietoestand worden gehouden om de voedselvoorziening in alle lidstaten te waarborgen. Ook wordt er in het voorstel van uitgegaan dat het energieverbruik van alle PA\1126386.docx 23/41 PE604.833v01-00

agrarische biomassa die wordt geteeld op veengronden niet duurzaam is. Er bestaan al praktijken, en er worden nieuwe praktijken ontwikkeld, voor het gebruik van veengebieden voor agrarische doeleinden die klimaat- en energiebaten opleveren, bijvoorbeeld op het gebied van diversiteit en waterbescherming. 28 Artikel 26 lid 5 letter a punt i i) het oogsten gebeurt in overeenstemming met de voorwaarden van de oogstvergunning binnen in een wettig officieel publicatieblad bekendgemaakte grenzen; i) het oogsten gebeurt in overeenstemming met de voorwaarden van de oogstvergunning binnen de in een wettig officieel publicatieblad bekendgemaakte grenzen of met gelijkwaardig bewijs voor het wettelijke recht om te oogsten; De lidstaten hebben verschillende praktijken en procedures voor het garanderen van de rechtmatigheid van het oogsten. 29 Artikel 26 lid 5 letter a punt iii iii) gebieden met een hoge instandhoudingswaarde, met inbegrip van watterrijke gebieden en veengebieden, worden beschermd; iii) gebieden die bij wet of door de relevante bevoegde autoriteiten voor natuurbeschermingsdoeleinden zijn aangewezen, met inbegrip van watterrijke gebieden en veengebieden, worden beschermd; Het amendement schept duidelijkheid voor de tenuitvoerlegging en maakt de tekst consistent met artikel 26, lid 2, onder b), en overweging 76. PE604.833v01-00 24/41 PA\1126386.docx

30 Artikel 26 lid 5 letter a punt iv iv) de gevolgen van het oogsten van bossen op de bodemkwaliteit en de biodiversiteit tot een minimum worden beperkt; en iv) het oogsten op een zodanige wijze wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit in stand worden gehouden; en "Tot een minimum beperken" is een onduidelijk begrip, en het is moeilijk om dit aan te tonen en er toezicht op te houden. Daarom moet de term worden vermeden in een wettekst. 31 Artikel 26 lid 5 letter a punt v v) er niet meer wordt geoogst dan de productiecapaciteit van het bos op lange termijn toelaat; v) het oogsten de productiecapaciteit van bossen op nationaal of regionaal niveau op lange termijn in stand houdt of verbetert; Productiecapaciteit is een statisch begrip, terwijl productiviteit het idee omvat dat capaciteit niet lineair is en niet van tevoren is vastgelegd, maar dat met een goed beheer meer kan worden geoogst en ook meer kan worden geteeld. Rekening houdend met de multifunctionele rol van bossen en de sociaaleconomische diensten waarin ze in bepaalde geografische gebieden voorzien, kan duurzaam oogsten het best worden bereikt op regionaal of nationaal niveau. Deze bepaling moet betrekking hebben op alle bossen op nationaal of regionaal niveau. 32 Artikel 26 lid 5 letter b inleidende formule PA\1126386.docx 25/41 PE604.833v01-00

b) wanneer geen bewijs beschikbaar is met betrekking tot het bepaalde in de eerste alinea, worden biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa in aanmerking genomen voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder a), b) en c), indien op het niveau van het bosbedrijf beheersystemen voorhanden zijn om ervoor te zorgen dat: b) biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa worden in aanmerking genomen voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder a), b) en c), indien op het niveau van het leveringsgebied aanvullende informatie over de wettigheid van de bosbeheerpraktijken wordt verstrekt om ervoor te zorgen dat: De EU-aanpak moet zijn gebaseerd op beste praktijken. Er is geen reden om uitzonderingen in te voeren, met name niet voor invoer uit landen waar geen nationale en/of subnationale wetten en toezichts- en handhavingssystemen van toepassing zijn in het oogstgebied. Evaluaties op het niveau van het leveringsgebied maken het mogelijk om een goede risicobeoordeling te maken en indien nodig passende maatregelen te nemen. De EU moet haar duurzaamheidscriteria voor geïmporteerd hout niet verlagen. 33 Artikel 26 lid 5 letter b punt i i) de bosbiomassa is geoogst op grond van een wettelijke vergunning; i) het oogsten gebeurt in overeenstemming met de voorwaarden van de oogstvergunning binnen de in een wettig officieel publicatieblad bekendgemaakte grenzen; De lidstaten hebben verschillende praktijken en procedures voor het garanderen van de wettelijkheid van het oogsten. PE604.833v01-00 26/41 PA\1126386.docx

34 Artikel 26 lid 5 letter b punt iii iii) gebieden met een hoge instandhoudingswaarde, met inbegrip van veengebieden en waterrijke gebieden, worden geïdentificeerd en beschermd; iii) gebieden die bij wet of door de relevante bevoegde autoriteiten voor natuurbeschermingsdoeleinden zijn aangewezen, met inbegrip van waterrijke gebieden en veengebieden, worden beschermd; Het amendement schept duidelijkheid voor de tenuitvoerlegging en maakt de tekst consistent met artikel 26, lid 2, onder b), en overweging 76. 35 Artikel 26 lid 5 letter b punt iv iv) de gevolgen van het oogsten van bossen op de bodemkwaliteit en de biodiversiteit tot een minimum worden beperkt; iv) het oogsten op een zodanige wijze wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit in stand worden gehouden; en "Tot een minimum beperken" is een onduidelijk begrip dat in de praktijk moeilijk is aan te tonen. Het is praktischer om van een exploitant te vereisen dat hij aantoont dat de bosbeheerpraktijken tijdens het oogsten de bodemkwaliteit en de biodiversiteit in stand houden. 36 Artikel 26 lid 5 letter b punt v PA\1126386.docx 27/41 PE604.833v01-00

v) er niet meer wordt geoogst dan de productiecapaciteit van het bos op lange termijn toelaat; v) het oogsten de productiecapaciteit van bossen op nationaal of regionaal niveau op lange termijn in stand houdt of verbetert; Productiecapaciteit is een statisch begrip, terwijl productiviteit het idee omvat dat capaciteit niet lineair is en niet van tevoren is vastgelegd, maar dat met een goed beheer meer kan worden geoogst en ook meer kan worden geteeld. Rekening houdend met de multifunctionele rol van bossen en de sociaaleconomische diensten waarin ze in bepaalde geografische gebieden voorzien, kan duurzaam oogsten het best worden bereikt op regionaal of nationaal niveau. Er moet geen verschil worden gemaakt tussen de lidstaten en derde landen. 37 Artikel 26 lid 6 alinea 2 Wanneer geen bewijs beschikbaar is met betrekking tot het bepaalde in de eerste alinea, worden biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa in aanmerking genomen voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder a), b) en c), indien op het niveau van het bosbedrijf beheersystemen voorhanden zijn om ervoor te zorgen dat de niveaus van de koolstofvoorraden en -putten in het bos worden gehandhaafd. Wanneer geen bewijs beschikbaar is met betrekking tot het bepaalde in de eerste alinea, worden biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa in aanmerking genomen voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder a), b) en c), indien op het niveau van het leveringsgebied beheersystemen voorhanden zijn om ervoor te zorgen dat de niveaus van de koolstofvoorraden en - putten in het bos worden gehandhaafd. In de hele richtlijn moet het begrip "leveringsgebied" worden gebruikt. 38 Artikel 27 lid 4 alinea 1 PE604.833v01-00 28/41 PA\1126386.docx

De Commissie kan besluiten dat vrijwillige nationale of internationale systemen waarbij normen worden bepaald voor de productie van biomassaproducten, accurate gegevens bevatten met het oog op de toepassing van artikel 26, lid 7, en/of aantonen dat leveringen van biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 26, leden 2 tot en met 6, en/of dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd of verwijderd opdat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen. Om aan te tonen dat is voldaan aan de eisen van artikel 26, leden 5 en 6, voor bosbiomassa, kunnen de marktpartijen beslissen het vereiste bewijs rechtstreeks op het niveau van het bosbedrijf te verstrekken. Voor de toepassing van artikel 26, lid 2, onder b), ii), kan de Commissie tevens gebieden voor de bescherming van zeldzame, kwetsbare of bedreigde ecosystemen of soorten erkennen die bij internationale overeenkomsten zijn erkend of die zijn opgenomen in lijsten van intergouvernementele organisaties of de International Union for the Conservation of Nature. De Commissie kan besluiten dat vrijwillige nationale of internationale systemen waarbij normen worden bepaald voor de productie van biomassaproducten, accurate gegevens bevatten met het oog op de toepassing van artikel 26, lid 7, en/of aantonen dat leveringen van biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 26, leden 2 tot en met 6, en/of dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd of verwijderd opdat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen. Om aan te tonen dat is voldaan aan de eisen van artikel 26, leden 5 en 6, voor bosbiomassa, kunnen de marktpartijen beslissen het vereiste bewijs rechtstreeks op het niveau van het leveringsgebied te verstrekken. Voor de toepassing van artikel 26, lid 2, onder b), ii), kan de Commissie tevens gebieden voor de bescherming van zeldzame, kwetsbare of bedreigde ecosystemen of soorten erkennen die bij internationale overeenkomsten zijn erkend of die zijn opgenomen in lijsten van intergouvernementele organisaties of de International Union for the Conservation of Nature. In de hele richtlijn moet het begrip "leveringsgebied" worden gebruikt. 39 Artikel 27 lid 7 bis (nieuw) 7 bis. De betrouwbaarheid van de door in de Uniemarkt actieve exploitanten of PA\1126386.docx 29/41 PE604.833v01-00