BEHEER VAN LANDSCHAPSELEMENTEN

Vergelijkbare documenten
Collectief Waddenvogels. Pakket Terschellinger elzen- en geriefhoutsingel

Winst voor ons landschap

Naam : Van Werven Holding B.V. t.a.v. : Dhr. T. van der Giessen Straat : Verlengde Looweg 7 Postcode : 8096 RR Plaats : Oldebroek - 1 -

Index Natuurbeheer Landschapselementen

s ta a l k a a rt e n b e p l a n t i n g s p l a n r e g g e da l E n t e r 22 maart 2017, definitief

Bijlage C: Pakketten maatregel fijne dooradering behorende bij Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant

De in deze bijlage genoemde landschappelijke deelgebieden zijn weergegeven op de bij deze bijlage behorende

Houtsingels en vogelbosjes

Beheer landschapselementen Zuidoost Friesland ANV s ELAN gebied nov/dec 2017

B i j l a g e 6 : R i c h t l i j n e n v o o r h e t v e r- w i j d e r e n v a n h o u t s i n gels

Landschapselementen; hoe zien ze eruit? 2017

Beheerpakketten Leefgebied Droge Dooradering

Vinkelsestraat 36, Heesch landschapsplan

De Terschellinger Elzensingel Landschap, flora & fauna, beheer. Gerrit Tuinstra

Index Natuur en Landschap. Onderdeel Landschapsbeheertypen

Landschappelijke inpassing in het kader van wijziging bestemmingsplan Fukkinkweg 1-3 Kotten-Winterswijk Familie Huiskamp

Beplantingen Elzensingel Enkele rij, 3 stuks per meter. Minimale lengte 10 m. Planten bosplantsoen (60-100cm) 1 m 4,20

3.3 Zonering: natuurlijk en functioneel groen

2. Normkostentabel aanleg, herstel en achterstallig onderhoud 2015 Herstel en aanleg

Een bossingel voor Buitengoed Het Lageveld

Dienstenbundel Landschapsfonds Oranjewoud Katlijk

Format projectplan aanleg landschapselementen -LANDSCHAPPELIJKE INPASSING-COMPENSATIE MAATREGELEN-

Gebiedscoöperatie Rijn, Vecht en Venen. De streek aan zet. Pakketten agrarisch natuur-, landschaps- en waterbeheer

LANDSCHAPPELIJKE INPASSING

1 Beplantingen Onderhoud van beplantingen Snoeigereedschappen Samenvatting 22

Leefgebieden droge en natte dooradering

ir. L. de Graaf, Landschapsarchitect bnt / 14 januari 2016 / definitief Functieverandering Kootwijkerdijk 12, Kootwijkerbroek Beplantingsplan

Pakket: bomenrij en solitaire boom

3. INRICHTINGSELEMENTEN

Cursus herkennen bomen en struiken. i.o.v.

Verplaatsing houtsingel

Beplantingslijst EVZ Vossenbergse Vaart

Bijlage 2 Voor subsidie in aanmerking komende groenblauwe diensten pakketten in het Waterschapsgebied Roer en Overmaas, Zuid-Limburg (kaart 1a)

Landschappelijk inpassingsplan uitbreiding paardensportcentrum Weijenborgerdijk te Vragender Fam. Morsinkhof

WAT IS EEN HOUTWAL OF HOUTSINGEL?

Landgoed Ottermeer. Beheerplan Definitief februari Fam. Termorshuizen i.s.m. Coördinatiepunt Landschapsbeheer Brabants Landschap

nl -LANDSCHAPPELIJKE INPASSING- -COMPENSATIE MAATREGELEN-

reijrink heijmans Landschappelijk inpassingsplan Kouterstraat, Someren.

ª ª Æ ø ±ª Æø. Æ ª µ ª ± Æ º ª ª ª BIJLAGE 3. Beplantingsadvies

B i j l a g e 3 : G r o e n p l a n

Inrichtingsplan. Naam : Reijerink Pluimvee Adres : Boerijendijk 7 Woonplaats : 7152 DP Groenlo Telefoon :

groenbeheerplan GIERSBERGEN 2A, DRUNEN

groenbeheerplan GIERSBERGEN 2A, DRUNEN definitief 17 september 2015

Bijlage 1 Index landschap

BIJLAGE 3. LANDSCHAPSKENMERKEN

Werkblad. Landschappelijke elementen. Concept!!!

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Landschappelijke inpassing uitleglocatie Roskam Landen Hertme

Landschapsplan. BuroCollou Tuin-&Landschapsontwerp Looweg10Eibergen

Dienstenbundel Groene en Blauwe Diensten Landschapspakketten 15 december 2008

Landschappelijk inpassingssplan Lebbenbruggedijk 32 Borculo

HOLLE WEGEN. module 6

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Natte dooradering

2. Normkostentabel aanleg, herstel en achterstallig onderhoud 2016 Herstel en aanleg

Landschappelijk inpassingsplan. Schapendijk 4 in Holten

landschapsplan Udenseweg 45, Zeeland

Cultuurhistorisch natuurbeheer kan!

Het bijzondere landschap van de Noardlike Fryske Wâlden bestaat uit een netwerk van smalle beplantingen met inheemse bomen, struiken en kruiden: de

Erfbeplantingsplan Bloemenkwekerij van Thiel Kapelweg 33 Handel. i.o.v. dhr. C. van Thiel

RAPPORT. Bungalowpark Aerwinkel Posterholt. BP RDL d.d Datum: Opgesteld door: M. Mulders

bosplantsoen Dunnen van

Beatrixpark visie, beheer- en onderhoudsplan

Gemeentelijk subsidiereglement op de aanleg van kleine landschapselementen in Gemeente Wellen (versie 25/02/2015)

Erfbeplantingsplan Bloemenkwekerij van Thiel Kapelweg 33 Handel. i.o.v. dhr. C. van Thiel

GEMEENTELIJK SUBSIDIEREGLEMENT VOOR DE AANLEG EN HET ONDERHOUD VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN

Beheerstrategie. Golfclub Driene. Opgesteld door: Bosgroep Noord-Oost Nederland Balkerweg 48a 7737 PB Witharen Tel:

Brabants Landschap Postbus ZH Haaren Tel: Fax: KWALITEITSIMPULS LANDSCHAP-

Rapport Beplantingsplan uitbreiding bedrijf Jansen s Overseas te Noordwijkerhout

NATTE ECO ZONE SCHUYTGRAAF BEELDENBOEK

Erfbeplantingsplan en landschappelijke inpassing

Natuurmanagement basis Biotoop Bos dag 1

Definitief Landschapsplan in het kader van Bouw woning

Landschappelijke inpassing

Pierikstraat 16 Gaanderen

Erfbeplantingsplan Ruiter 28 Someren

Provinciaal blad RECTIFICATIE. Gedeputeerde staten van Noord-Holland;

AANVRAAG SUBSIDIE KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Bijlage 1: afbakening prioritaire zones

Landschappelijke Inpassing Heikantsestraat Ulicoten

Leidraad Toetsingskader Landschapselementen

Landschappelijke inpassing Land bouw en dierhouderij bedrijf, Fam. A.J. de Hullu Kokersweg PK 2 Zuidzande.

SUBSIDIERING VAN DE AANPLANTING VAN LIJNVORMIGE ELEMENTEN

Erfbeplanting rond nieuwe schuur Familie Buijsse - Waterlandkerkje

Dossiernummer: Projectnummer:

Bijlage 2: Landschappelijk inpassingsplan Drents Landschapsbeheer

Wat is essentaksterfte?

Toelichting Landschappelijk Inpassingsplan Vaartdijk 5 te Someren

Erfbeplantingsplan Zwarteberg 2, Posterholt

Wat is essentaksterfte?

Landschappelijke inpassing in het kader van uitbreiding stal Burloseweg 40 Kotten Winterswijk Maatschap J.G.de Roos en T.J.

Overigens zijn niet alle geknotte bomen schietwilgen. Het kunnen ook populieren, essen of elzen zijn. Je kunt dus beter spreken van knotbomen.

Landschappelijke inpassing Karreveld Karreveld 10, Roggel - PNR 6089NC /031213

Erfinrichtingsplan Oostermeenweg 4 Lievelde

Landschappelijke inpassing Hoogstraat Hoogstraat , Uden - PNR 5406TH

Bijlage E bij de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord- Brabant

Wat gaat er gebeuren in de Wevershoek?

Gemeentelijk subsidiereglement op de aanleg en onderhoud van kleine landschapselementen

Ecologische verbindingszone Nederrijk - Reichswald PROJECTPLAN

Aanvulling bosbeheersplan Gentbos

Onderwerp. Datum : 19 maart 2015 Projectnummer : 211x07324

Wat gaat er gebeuren in het Oosterpark?

Transcriptie:

BEHEER VAN LANDSCHAPSELEMENTEN Dit document bevat een beschrijving van het beheer van de verschillende soorten landschapselementen, zoals die opgenomen zijn in de aanvraag Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 van ELAN, koepel van de agrarische natuurverenigingen in Zuidoost Friesland. Voor deze landschapselementen kan vanaf 1 januari 2016, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden, een beheersubsidie worden ontvangen door de beheerder. Deze subsidie is een vergoeding voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden aan de diverse landschapselementen. Uitbetaling van de vergoeding vind plaats als de werkzaamheden ook daadwerkelijk uitgevoerd zijn. Het gaat daarbij veelal om cyclisch beheer, d.w.z. maatregelen die eens in de x jaar terugkomen, zoals het afzetten van de beplanting in een houtwal. In dit document wordt het beheer beschreven, zoals gebruikelijk uitgevoerd wordt. Met betrekking tot het uitvoeren van bepaalde maatregelen kunnen er vanuit de gemeente of boswet regels zijn waaraan voldaan moet worden. Deze worden niet in dit document, maar in een afzonderlijk document beschreven. Voor de beschrijving en voorwaarden van de verschillende beheerpakketten wordt verwezen naar het document Beheerpakketten ELAN Zuidoost Fryslân. In het voorliggende document wordt de techniek van het beheer van de volgende soorten landschapselementen beschreven: 1. Houtwal en singel 2. Elzensingel 3. Hakhoutbosje 4. Bosje 5. Bomenrij en solitaire boom 6. Poel en klein historisch water 1. Houtwal en singel Houtwallen en houtsingels zijn veelal lijnvormige landschapselementen, met een opgaande begroeiing van inheemse boom- en struiksoorten en een ondergroei van grassen en kruiden. Ze bieden een geschikt leefgebied aan tal van dieren zoals insecten, vogels en kleine en grotere zoogdieren. Bij houtwallen bevindt de beplanting zich op een door de mens opgeworpen wallichaam, bij houtsingels ontbreekt een wal. Het cyclisch beheer van houtwallen en singels bestaat ruwweg uit de verschillende onderdelen: Eindkap Snoeien: 1 e en 2 e ingreep Jaarlijks beheer Om de opgaande beplanting in houtwallen en singels gevarieerd en gesloten te houden wordt (vrijwel) de gehele opgaande beplanting eens in de ±25 jaar afgezet. Na deze zgn. eindkap wordt in het 7 e jaar en opnieuw in het 14 e jaar respectievelijk een 1 e en 2 e ingreep uitgevoerd. Dit is een snoeibeurt waarbij de breedte van de begroeiing beperkt wordt, door overhangende takken en staken te verwijderen. Binnen het jaarlijkse beheer worden diverse maatregelen onderscheiden, zoals het onderhoud van rasters, het maaien van braam en het bestrijden van ongewenste soorten. 1

Eindkap Een belangrijk onderdeel in het beheer van houtwallen en singels, voor wat betreft de opgaande beplanting, is het afzetten van de beplanting ofwel de eindkap. Deze bestaat uit het eens in de ±25 jaar afzetten van alle begroeiing in de houtwal of singel, m.u.v. een aantal mooi gevormde bomen en/of struiken; overstaanders. Het afzetten van de beplanting dient op de juiste hoogte te gebeuren om het opnieuw uitlopen van de achterblijvende stobben te waarborgen, wat juist het doel is van deze maatregel. Over het algemeen wordt een hoogte van 10-15 centimeter boven maaiveld of reeds gevormde stobbe aangehouden. Bij dikkere (oudere) stammen is het van belang om de beplanting hoger af te zetten. Daarbij wordt dikwijls de regel aangehouden dat de afzethoogte (boven maaiveld of reeds gevormde stobbe) gelijk is aan de diameter van de af te zetten stam op borsthoogte (dbh). Het afzetten op de juiste hoogte heeft te maken met de aanwezigheid van slapende ogen, vooral op het onderste deel van de stam. Na het afzetten lopen deze uit om vervolgens de nieuwe staken te vormen. Te laag afzetten heeft als gevolg dat er teveel slapende ogen verdwijnen en de stobbe minder nieuwe staken kan vormen. De reden voor het hoger afzetten, van dikkere (oudere) beplanting, is dat bij een oplopende leeftijd het aantal slapende ogen steeds verder terugloopt. Oudere beplanting zal dus na afzetten minder uitbundig uitlopen dan jongere beplanting. De afzethoogte voor oudere beplanting is wat groter zodat er meer slapende ogen achter zullen blijven op de stobbe. Foto links: voorbeeld van een houtwal met een beplanting van ongeveer 25 jaar oud en dus kaprijp. Rechts een pas afgezette houtwal, met overstaanders. 2

Foto links: (veel) te hoog afgezette beplanting. Foto midden: juiste afzethoogte, waarbij de beplanting goed uitgelopen is. Foto rechts: in eerst instantie waren de staken al vrij laag afgezet, maar daarna is de stobbe nog een keer gezaagd, waarbij eigenlijk alle slapende ogen zijn verwijderd. Hoewel er hoger op de stam minder slapende ogen aanwezig zijn, hoeft het hoger afzetten voor het opnieuw uitlopen van de stobben geen probleem te zijn. Eiken, elzen en andere inheemse soorten bomen en struiken kunnen op zich prima geknot worden, vergelijkbaar met knotwilgen. Echter de jonge staken groeien snel en kunnen gemakkelijk afbreken bij harde wind. In het verleden is de beplanting in veel elementen te hoog afgezet omdat de rasters aan de stammen werden genageld. Het afzetten van een gehele houtwal of singel m.u.v. overstaanders lijkt een ingrijpende maatregel, en dat is het natuurlijk ook. Echter indien dit in een kleinschalig landschap gefaseerd uitgevoerd wordt, dus ieder jaar een bepaalde houtwal of singel, en niet een aantal in één keer, dan ontstaat er geen kaalslag en ondervindt de aanwezige fauna (insecten/vogels) er geen blijvende nadelige gevolgen van. Een jaar na de ingreep heeft er alweer een behoorlijke hergroei plaatsgevonden en vinden bepaalde soorten vogels er alweer een plek om te nestelen. Bij het publiek is het niet altijd duidelijk wat de bedoeling is van een dergelijke maatregel en vaak wordt gedacht dat er beplanting gerooid wordt, terwijl het simpelweg om een onderhoudsmaatregel gaat, juist met de bedoeling om een voor het landschap en flora en fauna waardevolle houtwal of singel te behouden! Deze foto s tonen dezelfde (elzen)singel. De foto links is gemaakt in 2006, direct na het afzetten van de beplanting. De foto rechts toont de singel in 2015. 3

Overstaanders Eerder werd al iets gezegd over overstaanders. Ze zijn van belang voor de variatie in een houtwal of singel en bieden voor bepaalde diersoorten een geschikte plek. Zo kunnen in oudere bomen holten ontstaan die geschikt zijn als nestplaats voor holenbroeders of overwinteringsplek voor vleermuizen. Overstaanders in houtwallen zijn vaak eiken, maar ook andere bomen zoals els, es, berk en lijsterbes en struikvormers als meidoorn kunnen prima als overstaander dienen, mits ze mooi gevormd zijn. Dikwijls wordt een enkele staak op een stobbe als overstaander aangewezen. Omdat de rest van de staken van die stobbe wel afgezet worden, blijft er een iele staak over met slechts bovenin een aantal takken. Ecologisch, maar zeker ook landschappelijk, is de keuze van een dergelijke overstaander niet fraai. In zo n geval is het beter om alle staken op een stobbe te laten staan en indien nodig deze nog iets op te snoeien. Het laten staan van diverse struiken, bv. meidoorns of vlierstruiken, is landschappelijk fraai en uit ecologisch oogpunt bekeken zeer waardvol! Foto links: een eik als overstaander in een houtwal. Foto midden: een (meerstammige) meidoorn als overstaander in een (elzen)singel. Foto rechts: een dode boom met een daarin groeiende hop. Alle drie goed gekozen overstaanders. Het laten staan van (te)veel overstaanders, bijvoorbeeld zwaardere bomen waarvan de kronen elkaar raken, zorgt ervoor dat stobben onvoldoende uit zullen lopen door schaduwwerking en/of vochtgebrek. Er moet dus tussen de overstaanders voldoende ruimte zijn voor de achterblijvende beplanting om weer een aaneengesloten beplanting te vormen. Een richtlijn voor het aantal overstaanders is 3 tot 6 per 100 meter. Foto links: slecht gekozen overstaander. Overigens is de beplanting ook veel te laag afgezet in deze singel. Foto rechts: (te)veel overstaanders in een houtwal. De ondergroei in deze singel zal zich slecht ontwikkelen door schaduwwerking en vochttekort. 4

Het is van belang om bij het afzetten van de beplanting op een dusdanige manier te werk te gaan dat beschadiging van overstaanders, bijvoorbeeld door machines of vallende bomen, wordt voorkomen. Soms kan het nodig zijn de overstaanders (licht) op te snoeien. Hierbij moet altijd gelet worden op een juiste verhouding van stam en kroon, waarbij maximaal een derde van de totale boomhoogte ingenomen wordt door een kale stam. Vooral wanneer werkzaamheden door een externe partij uitgevoerd worden kan het zinvol zijn om overstaanders te markeren voor aanvang van de zaagwerkzaamheden, bijvoorbeeld met wegenbouwlint. Het zal niet de eerste keer zijn dat een geplande overstaander toch gezaagd wordt! Het bij de eindkap vrijkomende hout (stam- en takhout) wordt in het geheel verwijderd. In het verleden werd het meeste takhout ter plaatse verbrand en het stamhout afgevoerd als brandhout voor in de open haard. Tegenwoordig wordt steeds vaker het materiaal (takken én stammen) versnipperd en afgevoerd naar een bijvoorbeeld een biomassacentrale. Het achterlaten van snoeihout, al dan niet in de vorm van snippers, kan zorgen voor verrijking van de bodem en daarmee verruiging en dient te worden voorkomen. Indien het verbranden van materiaal nog wordt toegepast is het van belang om dit te doen op voldoende afstand van de beplanting om brandschade te voorkomen. Afhankelijk van de (onderhouds)toestand van een houtwal of singel zijn er nog een aantal maatregelen die van toepassing kunnen zijn in het uit te voeren onderhoud. Het gaat daarbij om maatregelen die uitgevoerd kunnen worden bij het groot onderhoud, waarvan ook de eindkap onderdeel uitmaakt. Ze worden hieronder beschreven. Opsnoeien van zware bomen Belangrijk bij het opsnoeien van zware bomen, veelal karakteristiek in het landschap of als overstaander in een houtwal of singel, is dat het zo minimaal mogelijk gebeurt en dus uitsluitend daar waar nodig. Het karakter van de bomen dient zo weinig mogelijk aangetast te worden! In bepaalde gevallen worden takken aan de stam gezaagd, maar dit hoeft niet per definitie. Het kan voorkomen dat het nodig is om uitsluitend een deel van een tak te snoeien, bijvoorbeeld op de plek waar zo n tak op zijn beurt vertakt is. Het onderste deel van de tak kan in zo n geval verwijderd worden. De zaagsnede bevindt zich dan op afstand van de stam. Bij het opsnoeien van een zware tak wordt deze eerst op enige afstand gezaagd en vervolgens dichter bij de stam, om te voorkomen dat bij het vallen van de tak een stuk schors afscheurt. De takkraag dient intact te blijven. 5

Voorbeeld van opsnoeien hoog, bij zwaardere beplanting c.q. overstaanders. De twee rode lijnen geven de plaats aan van zaagsneden bij takken die aan de stam kunnen worden gesnoeid. De blauwe lijn geeft de plaats aan van een zaagsnede van een tak waarvan een deel kan worden weggesnoeid om de doorrijhoogte voor landbouwverkeer te vergroten. Indien een dergelijke tak aan de stam zou worden gezaagd, dan zou er een behoorlijk gat op die plek in de houtwal/singel komen en het karakter van de boom aangetast worden. Dit laatste dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Herstel van wallichamen Bij houtwallen waarvan het wallichaam beschadigd geraakt is, bijvoorbeeld doordat een raster ontbrak en daardoor vee het wallichaam uitgetrapt heeft, kan het wallichaam hersteld worden. In dergelijke gevallen zal het bodemmateriaal, benodigd voor het herstel van de wal, nog aanwezig zijn. M.b.v. een kraan kan het opnieuw opgebracht worden en het profiel van de wal hersteld. In gevallen waar geen bodemmateriaal aanwezig is, kan voedselarme grond aangevoerd worden voor het herprofileren van de wal. Rijk bodemmateriaal, bijvoorbeeld uit een geschoonde aangrenzende greppel, is voor het herstel van wallichaam ongeschikt. Dit is te rijk aan voedingsstoffen waarbij verruiging zal optreden. Bij wallichamen met een bijzondere vegetatie, met bijvoorbeeld varens of soorten van schrale omstandigheden, moet voorzichtigheid geboden worden bij eventueel herstel. Plekken met dergelijke vegetaties worden veelal ontzien, ook als op die plekken de wal al dan niet in een verder verleden beschadigd is. Herstel van greppels en sloten Greppels en sloten langs houtwallen en singels die door achterstallig onderhoud dicht zijn geraakt, kunnen hersteld worden om een wallichaam opnieuw te accentueren en/of om de waterafvoer te bevorderen. Materiaal dat vrijkomt bij deze maatregelen wordt nooit achtergelaten c.q. verwerkt in het landschapselement. Het materiaal kan afgevoerd worden of, in gevallen waar het een beperkte hoeveelheid betreft, met een walfrees over het aangrenzende perceel verspreid. 6

Bestrijden ongewenste soorten Ratelpopulier ook wel esp of klapper genoemd is een boomvormende soort die in sommige gevallen (voornamelijk in houtwallen) sterk kan gaan overheersen. Hetzelfde geldt voor Amerikaanse vogelkers ook wel bospest of prunus genoemd. Ratelpopulier is overigens een soort die van nature in Nederland voorkomt, Amerikaanse vogelkers is een exoot. Omdat de andere in houtwallen kenmerkende en vaak gevarieerde beplanting hierdoor op den duur verdwijnt, verliest het element z n structuur en diversiteit en wordt daarmee minder aantrekkelijk voor veel diersoorten, met name in geval van Amerikaanse vogelkers. Om deze reden worden deze soorten in veel gevallen bestreden. Indien deze soorten voorkomen in houtwallen of singels die worden afgezet, is het verstandig om op dat moment de soorten te bestrijden. Na het afzetten worden de achterblijvende stobben met stipstok of kwast aangestipt/ingesmeerd met een 5%-glyfosaatoplossing. De vloeistof wordt door de stobbe opgenomen wat ervoor zorgt dat de stobben en wortels afsterven. De vloeistof dient gemengd te worden met een kleurstof zodat zichtbaar wordt welke stobben behandeld zijn en de kans op het vergeten van stobben wordt verkleind. Belangrijk is dat alle opslag en stobben behandeld worden omdat ze anders opnieuw snel uit zullen lopen. Het afzetten van beplanting is een stimulans voor de achterblijvende stobben om weer uit te lopen en/of (bij ratelpopulier) voor ondergrondse uitlopers c.q. wortelopslag te zorgen. Daarnaast kan (vooral bij Amerikaanse vogelkers) opslag uit zaad ontstaan omdat er na het afzetten van beplanting licht op de bodem komt. Met de behandeling van de stobben wordt zoveel mogelijk voorkomen dat ze opnieuw uit zullen lopen, maar in sommige gevallen kan niet voorkomen worden dat er toch hergroei (van de ongewenste soorten) plaats vindt. Daarom is het is van belang om de jaren na de (eerste) bestrijding opnieuw aandacht te besteden hieraan en opnieuw de uitlopers af te zetten (b.v. knippen met een takkenschaar) en de stobben te behandelen. Overigens is het handmatig uittrekken van opslag ook een aan te bevelen maatregel, omdat er dan geen sprake is van het toepassen van (chemische) bestrijdingsmiddelen. Uittrekken is eigenlijk alleen van toepassing bij kleine opslag (1 of 2 jarig) uit zaad. Deze handmatige maatregel wordt door velen als onplezierig en tijdrovend ervaren. Toch kan men zeker bij 1 jarige opslag in korte tijd een goed resultaat behalen. Bestrijding van ongewenste soorten in elementen die niet afgezet worden, bijvoorbeeld bosjes waarin gedund wordt o.i.d., kan een andere manier van bestrijding plaatsvinden, zeker wanneer het om wat oudere Amerikaanse vogelkers en/of ratelpopulier gaat. Het gaat hierbij om het ringen van de bomen/struiken. Hierbij worden met een (motor)zaag de buitenste schors- en bastlagen in een ring rond de stam, op borsthoogte, geheel doorgezaagd. Door deze lagen worden de voedingsstoffen in de boom getransporteerd en dit transport wordt doorbroken bij het ringen, waardoor de boom langzaam zal afsterven. De boom wordt dus niet afgezet/omgezaagd en blijft dus staan maar sterft af. Het dode hout biedt ruimte aan insecten en vogels als grote bonte specht en boomkruiper. Bijplanten met bosplantsoen Indien gewenst, bijvoorbeeld om de bedekkingsgraad van een houtwal of singel te verhogen, of om elementen met een eenvormige begroeiing gevarieerder te krijgen, kan een houtwal of singel direct na de eindkap ingeplant worden met bosplantsoen. De maat van dit bosplantsoen bedraagt meestal 1+1. Dit houdt in dat het plantsoen in totaal twee jaar oud is en dat het op eenjarige leeftijd één keer verplant is. Een aantal algemene punten die van belang zijn: 7

Plantgaten dienen zo groot te zijn dat de wortels ruim kunnen worden gespreid. Ombuigen of knikken van de wortels in een (te klein) plantgat dient te worden voorkomen. Het plantgat wordt gegraven i.p.v. simpelweg de spade in de grond te steken en een paar keer heen en weer te bewegen. Tijdens het planten is het belangrijk om het bosplantsoen tegen uitdroging te beschermen, bijvoorbeeld door het af te dekken met grond, jute of een dekzeil. In eenrijige landschapselementen worden één of twee stuks bosplantsoen per strekkende meter geplant en in vlakvormige elementen één per vierkante meter. Dit lijkt veel, maar bosplantsoen is relatief goedkoop en gemakkelijk te planten. In veel gevallen zal een deel van de nieuwe aanplant kapot gaan door droogte en/of beschadiging door reeën. Bij de aanplant van een groter aantal stuks bosplantsoen is de kans dat voldoende planten het zullen redden groter dan bij de aanplant van een beperkter aantal. Het plantseizoen loopt van eind november tot in april, enigszins afhankelijk van de weersomstandigheden. Planten tijdens droge perioden moet worden voorkomen. Zeker in houtwallen waarin geplant wordt op een relatief droog wallichaam. Aanbevolen wordt om in houtwallen al voor januari te planten om de kans van slagen te vergroten. In eenrijige singels wordt uiteraard ook in een enkele rij bijgeplant. Let daarbij op de plaats van aanplanten, zeker ook in bestaande landschapselementen. Het zal niet de eerste keer zijn dat de nieuwe aanplant bovenaan het sloottalud geplant wordt, terwijl de eigenlijke singel veel lager op het talud staat. In bredere landschapselementen, bijvoorbeeld houtwallen, worden ook meerdere rijen aangeplant. Daarbij kan rekening gehouden worden met de plek waar de verschillende soorten geplant worden: boomvormers centraal in het element en struikvormers meer aan de randen. Afhankelijk van het soort en de locatie van het landschapselement wordt er een bepaald sortiment aangeplant. Het gaat daarbij veelal om één zgn. hoofdhoutsoort en diverse aanvullende soorten. In singels is de hoofdhoutsoort vaak eik (zomereik Quercus robur) of els (zwarte els Alnus glutinosa). In dit laatste geval gaat het dan om elzensingels. Aanvullende soorten die op veel plekken in zuidoost Friesland voorkomen in de landschapselementen, als bosplantsoen goed verkrijgbaar zijn en dus in de landschapselementen geplant kunnen worden, zijn: Wilde lijsterbes Sorbus aucuparia Eenstijlige meidoorn Crataegus monogyna Gewone es Fraxinus excelsior Gewone vlier Sambucus nigra Sleedoorn Prunus spinosa Europese vogelkers Prunus padus Hondsroos Rosa canina Vuilboom Rhamnus frangula Gelderse roos Viburnum opulus Zachte berk Betula pubescens (op vochtiger plekken) Ruwe berk Betula pendula (op drogere plekken) Ook hulst (Ilex aquifolium) en wilde kamperfoelie (Lonicera peryclimenum) zijn soorten die veel in houtwallen en singels in zuidoost Friesland voorkomen. Echter ze zijn prijziger, moeilijker te planten en daarbij komt dat ze veelal spontaan in de elementen terecht komen! Dit laatste geldt ook voor diverse soorten wilg (Salix spec.). 8

De hierboven genoemde hoofdhout- en aanvullende soorten zijn allen inheemse soorten. Dat wil niet zeggen dat het bosplantsoen dat bij kwekers betrokken kan worden ook altijd autochtoon is. En dat is wel van belang! Soorten die hier inheems zijn, maar gekweekt in of van materiaal dat afkomstig is uit zuidelijker streken kan bij ons eerder gaan bloeien dan van nature het geval is. Snoeien: 1 e en 2 e ingreep Een andere cyclische maatregel, in het onderhoud van houtwallen en singels, is het snoeien van de beplanting. Een snoeibeurt ofwel 1 e of 2 e ingreep vindt plaats in resp. het 7 e en 14 e jaar na de eindkap. Het exacte tijdstip van deze snoeibeurt kan afhangen van de bodemsoort en/of de hoeveelheid licht in het element (zon-/schaduwzijde). De beplanting groeit op de ene plek sneller dan op een andere plek. De 1 e en 2 e ingreep worden uitgevoerd om (uitsluitend) de breedte van de beplanting te beperken. Het gaat bij deze ingrepen dus om het (op)snoeien van de beplanting, waarbij takken en/of staken die over het aangrenzende perceel groeien worden verwijderd. Na de snoeibeurt kan het landbouwverkeer weer dicht langs de singel of houtwal rijden, zonder de beplanting te raken. Afhankelijk van de hoeveelheid en wijze waarop beplanting overhangt kunnen (de buitenste) staken op de gebruikelijke wijze dus boven het maaiveld of de aanwezige stobbe afgezet worden, of kunnen takken van de staken worden gesnoeid, dicht bij de grond of op grotere hoogte. In veel gevallen zal het bij deze ingrepen om een combinatie van het afzetten van staken en snoeien van takken gaan. Let wel, het gaat bij deze maatregelen uitsluitend om het beperken van de breedte van de houtwal of singel, dus om het verwijderen van over het perceel hangende staken en takken. Er wordt niet in de lengterichting van de singel of houtwal gezaagd. Er worden dus geen staken afgezet die in de lengterichting van de houtwal of singel groeien en ook wordt er niet gedund in de staken op een stobbe. Voorbeeld van het snoeien van een (elzen)singel, in dit geval de 2 e ingreep, 14 jaar na de eindkap. In de tekening wordt aangegeven wat er met de snoeibeurt aan takken/staken verwijderd wordt. Op de foto rechts wordt dat onderhoud in de praktijk uitgevoerd. 9

Voorbeeld van een singel die aan een snoeibeurt toe is. In rood takken die gesnoeid kunnen worden aan de stam, in blauw een staak die afgezet wordt bij de grond. De groene lijn geeft een indicatie tot waar overhangende staken/takken worden gesnoeid. Alleen het over het aangrenzende perceel hangende hout wordt verwijderd. Voorbeeld van een (elzen)singel die te fors gesnoeid is. De gehele voorzijde van de beplanting is verwijderd en er is in het element gedund. 10

Voorbeeld van een (elzen)singel, een aantal maanden na een goed uitgevoerde 2e ingreep. Links de buitenzijde van de singel, rechts dezelfde singel aan de achterzijde, waarbij goed te zien is dat er niet gedund is in de singel. Voorbeelden houtwallen. Foto links: 1e ingreep bij een houtwal goed uitgevoerd. Foto rechts: 2e ingreep te fors uitgevoerd, waarbij de gehele voorzijde van de beplanting verwijderd is. Ook bij deze maatregelen geldt dat het vrijkomende takhout afgevoerd wordt en niet in de houtwal of singel achterblijft. Jaarlijks beheer Binnen het jaarlijkse beheer van houtwallen en singels kunnen verschillende maatregelen worden onderscheiden. Ze worden hieronder afzonderlijk beschreven. Rasterwerkzaamheden Indien er beweiding van het aan een landschapselement grenzend perceel plaats vindt, is een deugdelijk veekerend raster van groot belang, voor de bescherming van de beplanting in het landschapselement. Het raster dient daarbij op voldoende afstand van de beplanting te staan. Veelal wordt een afstand van één meter aangehouden tot de (buitenste) stobbe. Wanneer gewerkt wordt met stroomdraden is een halve meter vaak voldoende. Deze afstanden zijn overigens gebruikelijk voor (melk)koeien en schapen. Bij andere diersoorten, bijvoorbeeld vleeskoeien en vooral paarden, 11

kan een grotere afstand noodzakelijk zijn of kan er bijvoorbeeld met afstandhouders (waarop stroomdraden geplaatst worden) gewerkt worden. De buitenste twijgen mogen best een keer aangevreten worden door het vee, maar het is belangrijk dat het vee in ieder geval niet de stammen, stobben en jonge uitlopers kan beschadigen. Gebruikelijke koeienrasters bestaan uit twee puntdraden die met krammen bevestigd worden aan palen die geplaatst worden op een onderlinge afstand van 4-8 meter. De palen hebben daarbij een kopdiameter van 8-10 centimeter en een lengte van 1,6-1,8 meter. De bovenste draad komt op een hoogte van ±90 centimeter boven maaiveld, de onderste op ±50 centimeter. Bij beweiding met schapen wordt soms een (al dan niet los staande) stroomdraad (op de juiste hoogte) toegevoegd, maar beter is het bevestigen van schapengaas aan de palen. Schapenhouders hebben veelal in de winter hun schapen in de percelen van (melk)veehouders. Het is van belang om in dergelijke gevallen te letten op de aanwezigheid en het soort raster langs houtwallen of singels langs die percelen. Een gebruikelijk koeienraster is meestal onvoldoende en de schapen kunnen in korte tijd behoorlijk schade aanrichten aan de beplanting, zeker als het om nieuwe aanplant en/of jonge beplanting gaat. Rasters langs elementen die afgezet worden en nog voldoende van kwaliteit zijn, kunnen tijdelijk worden verwijderd en na de werkzaamheden teruggeplaatst worden. In de praktijk zal vaak enig herstel plaats moeten vinden (nieuwe stukken draad, hier en daar een nieuwe paal, spannen van draden). Het jaarlijkse beheer van rasters bestaat uit het nalopen van de rasters en waar nodig uitvoeren van kleine werkzaamheden zoals het vervangen van (hoek)palen en/of schoorpalen, het opnieuw bevestigen van losgeraakte draden aan palen (op isolatoren en/of m.b.v. krammen), spannen van draden e.d. Maaien braam en/of ruigtekruiden Het onderhoud aan rasters kan het best uitgevoerd worden na het uitvoeren van maaiwerk aan braam. Braam kan zich m.n. in een pas afgezette en/of opnieuw uitgerasterde houtwal of singel behoorlijk opdringerig gedragen. Om te voorkomen dat het raster kapot raakt door de bramenmassa en om hinder door braam op het aangrenzende perceel te krijgen, is het van belang om regelmatig de braam te maaien. De jonge, kruidachtige braamscheuten komen altijd vanuit de basis van de plant. De scheuten gaan al snel over tot een kruipende groeiwijze of ze groeien juist een eind recht of schuin omhoog, om daarna weer naar beneden te groeien. Naarmate de jonge scheuten meer worden ondersteund door bomen, struiken en oude afgestoven bloemstengels die de braam in de voorgaande jaren heeft geproduceerd, vertoont hij een duidelijker opgaande groeiwijze in het onderste deel van de plant. De oude afgestorven stengels helpen om de minste overlast te ondervinden en het minste werk te hebben bij het beheer van de bramen. Door de oude verhoute bloemstengels te sparen, wordt de jonge scheut gestimuleerd om eerst zo recht mogelijk omhoog te groeien. Hierdoor buigt de jonge scheut pas boven de afrastering om en zal deze daarom niet met z n gewicht belasten. Door in de winter deze nieuwe scheuten, net achter en op de hoogte van het raster, af te knippen, is het werk aan de braam al klaar. De afgeknipte scheuten krijgen in het volgende voorjaar alleen zijtakjes, waarop de bloemen en vruchten gevormd worden. Nieuwe scheuten vinden weer steun aan en tussen deze oude ingekorte scheuten. Door zo te werken wordt met weinig inspanning bereikt dat er weinig hinder van braam wordt ondervonden. De voordelen van braam blijven echter. Geen ruigtekruiden op plaatsen waar braam groeit en een prima nestplek voor vogels! Een aantal kruidachtige planten kan in de eerste jaren na afzetten erg hoog worden en in de herfst over het raster gaan hangen. Deze planten kan men in de herfst of winter het best gewoon 12

terugduwen tot achter de afrastering. Hoe terughoudender de ingreep hierin is, hoe minder de groei later zal verlopen. Distels en brandnetels kunnen onder voedselrijke omstandigheden (bijvoorbeeld wanneer rijke grond opgebracht wordt) massaal gaan groeien. Brandnetel zal in normaal beheerd agrarisch land niet tot ontwikkeling komen, voor akkerdistel is dat anders, met name in bouwland. Bij de aanwezigheid van distels kunnen net voor de bloei de zaadkoppen verwijderd worden om verspreiding van het zaad te voorkomen. Voorbeeld m.b.t. maaien braam in een houtwal. De blauwe lijn geeft ongeveer de locatie aan van de bovenzijde van het raster en de groene lijn de onderzijde van de raster. De rode geeft aan tot waar de braam groeit. De braam groeiend en/of hangend over het raster dient te worden gemaaid. Indien er geen raster aanwezig is, dan dient de braam- en/of gewasgroei op vergelijkbare wijze gemaaid te worden. Braam achter het raster, dus in de houtwal, wordt met rust gelaten. Bestrijden ongewenste soorten Bij de beschrijving van de eindkap werd reeds ingegaan op de bestrijding van de ongewenste soorten ratelpopulier en Amerikaanse vogelkers. Na de eindkap kan het ook zinvol zijn om nu en dan de houtwal of singel te controleren op de aanwezigheid van (opslag) van één of beide soorten. Indien aanwezig dan kan de bestrijding bestaan uit het handmatig uittrekken van de opslag (indien er een beperkte hoeveelheid groeit) of het bestrijden zoals beschreven bij de eindkap. Let wel op dat alleen de betreffende soorten worden behandeld en niet de opslag en/of aanplant van goede soorten. Zo kan vuilboom behoorlijk op Amerikaanse vogelkers lijken, zeker wanneer er geen blad aan zit. Opruimen staken en takken Met name gedurende het winterseizoen, in perioden met harde wind, kunnen bomen omwaaien, staken afbreken en/of (fijne of grotere) takken uit de bomen en struiken waaien. Voordat de groei van het gras in het voorjaar op gang komt wordt het uitgewaaide hout opgeruimd en afgevoerd. 13

2. Elzensingel Elzensingels kunnen worden vergeleken met houtsingels, maar bij elzensingels gaat het om een enkele rij opgaande beplanting. Houtsingels kunnen ook uit meerdere rijen bestaan. De begroeiing in elzensingels, staande op sloottaluds, bestaat met name uit zwarte els, maar daarnaast in de meeste gevallen ook diverse andere soorten bomen en struiken. De plaats op het talud is veelal van nature bepaald. Bij het graven of fors schonen van sloten zijn er juist op de taluds ideale omstandigheden voor het ontkiemen van het elzenzaad. In het verleden zijn zo veel elzensingels ontstaan bij de ontginning van het hoogveen in Zuidoost Friesland. Vroeger waren er veel dubbele elzensingels, d.w.z. op beide taluds van een sloot een rij begroeiing. Ook nu nog komen we dergelijke voor flora en fauna zeer waardevolle singels regelmatig tegen. Het beheer van elzensingels kan worden vergeleken met het beheer dat hiervoor beschreven is, bij de houtwallen en singels. Ook voor elzensingels betreft het een cyclisch beheer, waarbij eens in de x jaar een eindkap of snoeibeurt plaats vindt. Eindkap Het belangrijkste verschil met houtwallen en singels is de cyclus waarin de eindkap uitgevoerd wordt. Deze is met 21 jaar voor elzensingels een aantal jaar korter. Dit heeft te maken met de grotere groeisnelheid van zwarte els, waardoor de begroeiing ook eerder aan eindkap toe is. De eindkap wordt in feite op dezelfde manier uitgevoerd als bij houtwallen en singels, d.w.z. dat de gehele beplanting in de singel m.u.v. overstaanders in één keer afgezet wordt t.b.v. natuurlijk verjonging op de achterblijvende stobben. Voor een verdere beschrijving van de eindkap wordt verwezen naar de tekst hierboven, bij houtwal en singel. Ook andere maatregelen, die tijdens of direct na de eindkap van elzensingels van toepassing kunnen zijn (bijvoorbeeld bestrijden ongewenste soorten, bijplanten, sloot schonen), worden beschreven bij houtwal en singel. Aandacht voor overstaanders: ook voor elzensingels geldt dat aanbevolen wordt om diverse mooi gevormde bomen en/of struiken te laten staan bij de eindkap: de overstaanders. In elzensingels worden vaak essen als overstaander aangewezen, maar ook lijsterbes of zwarte els zelf (een enkele stam of een aantal stammen bij elkaar/op een stobbe) kan prima als overstaander dienen. Maar denk ook om het laten staan van een of enkele meidoorns of struiken van andere soorten, vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt! Aandacht voor bijplanten: indien er in elzensingels bijgeplant wordt, dient rekening gehouden te worden met de soortenkeuze. Bij het inplanten van grote open delen zal het gaan om een mix van (grotendeels, bijvoorbeeld 60-70%) de hoofdhoutsoort zwarte els en aanvullende soorten (30-40%; soorten zie houtwal en singel). Bij eenvormige elzensingels kan ervoor gekozen worden om bijvoorbeeld na de eindkap de variatie in begroeiing te vergroten door het tussenplanten van uitsluitend diverse aanvullende soorten. Aandacht voor sloot schonen: bij dubbele elzensingels ligt de sloot tussen de beide singels. Wanneer de begroeiing in de singels goed gesloten is zal er in de sloot weinig plantengroei tot ontwikkeling komen door schaduwwerking. Er zal dan uitsluitend ophoping van organisch materiaal ontstaan door bijvoorbeeld bladval. Het schonen van de sloot hoeft in dergelijke gevallen maar eens in geruime tijd plaats te vinden en het ideale moment daarvoor is direct na de eindkap, waarbij de kraan gemakkelijk de sloot kan bereiken, over de stobben heen. 14

Snoeien: 1 e en 2 e ingreep Ook voor deze maatregelen geldt dat ze overeenkomen met de snoeibeurten van houtwallen en singels. Ook bij elzensingels worden de snoeibeurten in het 7 e en 14 e jaar na eindkap uitgevoerd. De uitvoering van de maatregel uitsluitend verwijderen van over het aangrenzende perceel hangende staken en takken, en dus niet dunnen wordt beschreven bij houtwal en singel. Jaarlijks beheer De verschillende maatregelen binnen het jaarlijkse beheer, zoals beschreven bij houtwal en singel, zijn in principe ook voor elzensingels van toepassing en kunnen bij elzensingels op een vergelijkbare wijze uitgevoerd worden. 3. Hakhoutbosje Hakhoutbosjes zijn veelal vlakvormige landschapselementen met een opgaande begroeiing van inheemse boom- en struiksoorten. Op de bodem van de bosjes kunnen diverse varens, grassen en kruiden groeien. Braam groeit met name in de randen van de bosjes, maar kan ook verder in het element voorkomen. Ze bieden een geschikt leefgebied aan tal van dieren zoals insecten, vogels en kleine en grotere zoogdieren. Voor hakhoutbosjes geldt net als voor de houtwallen en (elzen)singels een cyclisch beheer, maar hierin wordt uitsluitend de eindkap onderscheiden. Het snoeien van over het perceel hangende staken en takken wordt gezien als jaarlijks beheer. Het beheer van hakhoutbosjes bestaat dus uit de volgende twee onderdelen: Eindkap Jaarlijks beheer Eindkap Ook voor hakhoutbosjes geldt (net als voor houtwallen en singels) dat de eindkap uitgevoerd wordt om een vitale en gesloten opgaande begroeiing te behouden, die landschappelijk en ecologisch waardevol is. Bij het achterwege blijven van een eindkap kan een hakhoutbosje een ander uiterlijk krijgen, bijvoorbeeld doordat bepaalde struikvormende soorten door lichtgebrek zullen wegkwijnen. De eindkap van hakhoutbosjes vindt plaats in een cyclus van gemiddeld 15 jaar, maar kan variëren van 6 tot 25 jaar. De lengte van de cyclus kan afhangen van de plaats van het bosje, schaduwwerking en de vochtigheid van de bodem en daarmee de soorten bomen en struiken die in het bosje aanwezig zijn. Op drogere bodems zal in Zuidoost Friesland met name de wat trager groeiende zomereik als hoofdhoutsoort optreden, op vochtiger bodems is dat vooral de sneller groeiende zwarte els. Voor een beschrijving van de eindkap wordt verwezen naar de beschrijving die bij houtwallen en singels is gegeven. In feite gaat het om een vergelijkbare maatregel die ook technisch (bijvoorbeeld de hoogte van afzetten) op dezelfde wijze uitgevoerd wordt. Aandacht voor stobben: wanneer er bij de eindkap (of mogelijk andere maatregelen) machines ingezet worden in het element, is het van belang om extra aandacht te besteden aan de na het afzetten achterblijvende stobben, waarvan het de bedoeling is dat ze weer uit zullen lopen. Voorkomen moet worden dat de stobben beschadigd raken door materieel dat in het bosje komt, bijvoorbeeld houtoogst- of uitrijmachines. 15

Aandacht voor snoeihout: in de meeste gevallen zal het bij de eindkap vrijkomende hout (stam- en takhout) uit het bosje verwijderd worden, zeker omdat het om vrij grote hoeveelheden hout kan gaan. In sommige gevallen kan ervoor gekozen worden om (een deel van) het vrijkomende hout in het bosje achter te laten, wat voor bepaalde diersoorten ook zinvol kan zijn. Takhout kan in rillen verwerkt worden en stamhout zou op een aantal locaties in het bosje op gestapeld achtergelaten kunnen worden. Dergelijke houtstapels bieden plek aan kleine zoogdieren en vele soorten insecten, zeker na enige jaren als het hout begint te vermolmen. Let bij het achterlaten van het hout op dat het niet op de stobben komt te liggen en daarmee de hergroei zal beperken! Indien hout versnipperd wordt dienen de snippers altijd afgevoerd te worden om verrijking van de bodem en daarmee verruiging van de vegetatie te voorkomen. De enige vorm van verwerking van snippers in een (hakhout)bosje kan zijn in de vorm van een broeihoop voor de ringslang. Hopen broeiend organisch materiaal worden door de ringslang gebruikt om er de eieren in te leggen en uit te broeden. In een dergelijke hoop kan prima een (beperkte) hoeveelheid snippers verwerkt worden. Aandacht voor overstaanders: ook in hakhoutbosjes is het zinvol om hier en daar een mooi gevormde boom en/of struik te laten staan. Het blad van de Amerikaanse vogelkers. Aandacht voor Amerikaanse vogelkers: in veel bosjes en hakhoutbosjes in Zuidoost Friesland komt Amerikaanse vogelkers voor. Om uitbreiding en verspreiding van de soort (vogels eten de bessen en kunnen gemakkelijk de zaden naar elders transporteren) te voorkomen dient speciale aandacht te zijn voor de bestrijding van de struik, die vooral herkenbaar is aan het gladde, leerachtige blad en de kenmerkende geur van de (beschadigde) twijg. Bestrijding kan plaatsvinden bij eindkap (behandelen stobben), maar ook in de jaren daarna is het van belang om eventuele verjonging (die juist na eindkap kan plaatsvinden) aan te pakken. Het uittrekken van eenjarige opschot is een maatregel die prima met de hand uitgevoerd kan worden. Aandacht voor bijplanten: het bijplanten van boom- en struikvormende soorten in hakhoutbosjes kan een maatregel zijn om de bedekking en/of diversiteit te vergroten. Op open plekken kunnen afhankelijk van de bestaande begroeiing bepaalde soorten bijgeplant worden, bijvoorbeeld in wildof driehoeksverband, één stuks bosplantsoen per vierkante meter. Bijplanten hoeft niet altijd plaats te vinden, natuurlijke verjonging is in veel gevallen ook van toepassing. Op open plekken met een gevarieerde ondergroei (grassen/kruiden) kan juist gekozen worden om deze niet in te planten omdat ze een bepaalde natuurwaarde hebben. Aandacht voor gefaseerd onderhoud: net als bij andere soorten landschapselementen met een eindkapbeheer, is het van belang om gefaseerd te werk te gaan, d.w.z. niet te veel houtwallen en singels in een klein gebied of naast elkaar liggend in één keer afzetten. Hetzelfde geldt voor hakhoutbosjes. Het kan verstandig zijn om een bepaalde oppervlakte in stukken te verdelen, 16

waardoor er niet een grote kaalslag ontstaat. Voor de aanwezige fauna kan dit positief zijn, alsook voor een constante voorziening in kachelhout. Voorbeeld van een hakhoutbosje waarin de beplanting net afgezet is. De op de foto zichtbare takkenbulten worden waarschijnlijk na het maken van deze foto nog afgevoerd. Het takhout mag in het element verwerkt worden, mits het niet de stobben hindert om weer uit te lopen. Jaarlijks beheer Diverse maatregelen beschreven bij de onderdelen Snoeien: 1 e en 2 e ingreep en Jaarlijks beheer, bij de vorige elementsoorten, kunnen ook van toepassing zijn voor hakhoutbosjes. Het zal hierbij met name gaan om het verwijderen van overhangende staken en takken, het maaien van braam en/of andere gewassen en het onderhoud aan rasters. Voor de verschillende maatregelen wordt verwezen naar de beschrijving hierboven. Aandacht voor Amerikaanse vogelkers: de bestrijding van Amerikaanse vogelkers in hakhoutbosjes kan jaarlijks van belang zijn, zeker in de eerst jaren na eindkap. 4. Bosje Een bosje is een vlakvormig landschapselement met een relatief hoge, opgaande begroeiing van inheemse boom- en struiksoorten. Op de bodem van de bosjes kunnen diverse varens, grassen en kruiden groeien en bieden aan tal van diersoorten een geschikt leefgebied. Het kan gaan om bosjes die altijd al als zodanig beheerd zijn, maar ook om elementen die als hakhoutbosje aangelegd en beheerd werden, maar waar in een later stadium het hakhoutbeheer achterwege gebleven is en het hakhout dus doorgegroeid is. Dergelijke bosjes kunnen weer hersteld worden, waarbij het hakhoutbeheer opnieuw ingesteld wordt, of ook in de toekomst anders beheerd blijven. 17

Het beheer van bosjes bestaat uit de volgende onderdelen: Dunning & eindkap rand Jaarlijks beheer Dunning & eindkap rand Het grote verschil met het beheer van een hakhoutbosje, houtwal of (elzen)singel is dat de beplanting in een bosje niet eens in de x jaar in het geheel afgezet wordt, maar dat er eens in de gemiddeld 15 jaar een dunning in de houtige opstand plaats vindt. Een deel van de beplanting (richtlijn 10-30% van de aanwezige begroeiing) wordt op dat moment afgezet, veelal om bepaalde bomen en struiken de ruimte te geven, maar de rest blijft gewoon staan. De stobben van bomen en struiken die afgezet worden zullen in ieder geval gedeeltelijk weer uitlopen en zo voor verjonging zorgen. Ook kan er natuurlijk verjonging optreden omdat er licht op de bodem valt na het dunnen. De dunning kan verspreid over het gehele bosje plaatsvinden of op een aantal plekken waar wat intensiever gedund wordt, waardoor juist daar wat meer licht op de bodem toetreedt waardoor natuurlijke verjonging de kans krijgt. Dood hout in bosjes zowel liggend als staand hoeft niet opgeruimd te worden. Sterker nog, dood hout is van belang voor veel insectensoorten en in holen broedende vogels (mezen, spechten, gekraagde roodstaart e.d.). De dunning van het bosje kan plaatsvinden op het moment waarop ook de eindkap van de rand van het bosje uitgevoerd wordt, om de gemiddeld 15 jaar. Uitsluitend de rand van het bosje wordt op dat moment in het geheel afgezet, evt. m.u.v. één of enkele overstaanders in die rand, vergelijkbaar als bij de eindkap van het hakhoutbosje en de houtwallen en singels. De breedte van de af te zetten rand kan variëren/golven, maar bedraagt gemiddeld in ieder geval ongeveer de boomhoogte. Doel van deze maatregel is om de rand van het bosje te laten verjongen op de achterblijvende stobben en natuurlijke verjonging de kans te geven zich te ontwikkelen. De beplanting in dit deel van het bosje is veelal erg dicht en gevarieerd omdat er met regelmaat afgezet wordt en minder hoog dan de beplanting in de rest van het bosje. De rand vormt daarmee een geleidelijke overgang van het aangrenzende perceel naar de hoge beplanting in het achterliggende bos. Dergelijke randen hebben met name een hoge waarde als ze aan de zuidkant van het bosje liggen en in de luwte. Het klimaat is op dergelijke plekken gunstig voor veel soorten insecten en vogels en daarmee zijn ze ecologisch van groot belang. Links een tekening van een gevarieerde bosrand, door het periodiek afzetten van de beplanting in de rand. De foto rechts toont een voorbeeld van een bosje waarvan alleen de bomen op de uiterste rand afgezet zijn. Al een goed begin, maar de rand mag de volgende keer wat breder gemaakt worden. Voor de (technische) beschrijving van het afzetten wordt verwezen naar het elementsoort houtwal en singel en de genoemde aandachtspunten bij hakhoutbosje. 18

Jaarlijks beheer Ook voor het jaarlijks beheer wordt verwezen naar de beschrijvingen bij de voorgaande elementensoorten, voor wat betreft de maatregelen die van toepassing kunnen zijn voor het jaarlijks beheer van bosjes, zoals onderhoud van rasters, snoeien van overhangende takken en bestrijden van Amerikaanse vogelkers. 5. Bomenrij en solitaire boom Bomenrijen bestaan uit op vaste afstand van elkaar geplante bomen, langs paden en wegen. De bomen zijn op hetzelfde moment geplant en hebben daardoor veelal allen dezelfde leeftijd en afmetingen. In sommige gevallen gaat het om een enkele rij bomen, in andere uit een dubbele rij (laan). In Zuidoost Friesland bestaan bomenrijen vaak uit eiken, maar ook andere boomsoorten kunnen van toepassing zijn. Solitaire bomen zijn en staan vaak (op) markante punten in het landschap, bijvoorbeeld op de kruising van paden en wegen. Een solitaire boom is vaak één enkele boom, maar er kunnen ook een paar bomen bij elkaar samen die min of meer een gezamenlijke kroon vormen. Uiteraard dient in het agrarisch cultuurlandschap onderhoud aan bomenrijen en solitairen uitgevoerd te worden, maar het beheer van deze elementsoorten wordt zoveel mogelijk tot een minimum beperkt. Een boom ontwikkelt zich het mooist als deze vrij staat in het veld en er weinig in gezaagd wordt. De karakteristieke vorm van een eik of linde is dan van een afstand goed herkenbaar. Het beheer van de afzonderlijke bomen in een bomenrij en solitaire bomen bestaat uit het eens in de x jaar snoeien van de boom indien noodzakelijk! Een jongere, wat sneller groeiende boom heeft dikwijls een wat intensiever onderhoud nodig dan een oudere, trager groeiende (en dikkere) boom. Het beheer van bomenrijen en solitairen bestaat (in theorie) uit de volgende cycli: Snoei Bomen met een stamdiameter <20 centimeter snoei om de 5 jaar Bomen met een stamdiameter 20-60 centimeter snoei om de 7 jaar Bomen met een stamdiameter >60 centimeter snoei om de 10 jaar Zoals al eerder genoemd wordt het beheer van een boom tot een minimum beperkt. Om diverse redenen kan het nodig zijn de bomen te snoeien, bijvoorbeeld omdat de onderste takken op een dusdanige hoogte hangen dat het erlangs rijdende (landbouw)verkeer er last van heeft en/of er beschadigd door raakt. Om bij het opsnoeien zo weinig mogelijk de karakteristiek boomvorm aan te tasten, wordt aangehouden dat na het opsnoeien de kroon van de boom ongeveer 2/3 van de totale hoogte inneemt en de stam 1/3. 19

Ook kan het nodig zijn om uit bomen langs wegen en paden (half)dood hout te verwijderen om te voorkomen dat het met harde wind uit de boom valt, met eventuele gevolgen van dien. Het verwijderen van dood hout is het meest van toepassing bij oudere, dikkere bomen. Het opsnoeien van de bomen meer bij jongere bomen. Over de manier van (op)snoeien van bomen is bij het elementsoort houtwal en singel al e.e.a. beschreven, bij de onderwerpen overstaanders en opsnoeien zware bomen. Ook voor het beheer van bomenrijen en solitaire bomen geldt dat vrijkomend hout wordt afgevoerd. Jaarlijks beheer Het jaarlijkse beheer van bomenrijen en solitaire bomen kan bestaan uit het maaien van braam/gewas/grazige vegetatie, het bestrijden van onder de bomen opschietende uitheemse soorten (Amerikaanse vogelkers) en het opruimen van uitgevallen (dood) hout. Ook de controle en het onderhoud van veekerende rasters, indien aanwezig, wordt tot het jaarlijkse beheer gerekend. 6. Poel en klein historisch water Het kan bij deze dit landschapselement gaan om kleine, door de mens gegraven (veedrink)poelen, veelal in de hoeken of de kruisingen van percelen, of om de dikwijls wat grotere natuurlijke laagten zoals vennen en pingoruïnes. De elementen zijn landschappelijk van belang maar vooral ook ecologisch. Zo zijn het voortplantingswateren van diverse soorten amfibieën en vele soorten insecten, bijvoorbeeld libellen. Daarnaast zijn het plekken waar zich veel vogels en (kleine) zoogdieren ophouden, bijvoorbeeld om te drinken. In het beheer van poelen worden de volgende drie onderdelen onderscheiden: Schonen om de 5 jaar Schonen om de 10 jaar Jaarlijks beheer Schonen om de 5 jaar Om aan de landschappelijke en ecologische voorwaarden te blijven voldoen, het behouden van open water in de poel, is het noodzakelijk dat met enige regelmaat, gemiddeld om de vijf jaar, een ingreep plaatsvindt waarbij de vegetatie in de poel wordt verwijderd. Het kan daarbij gaan om echte (drijvende of ondergedoken) waterplanten alsook om planten die vanuit de oever richting het midden van de poel groeien, bijvoorbeeld riet en lisdodde. Ook mannagras is een plant die zich in sommige poelen in korte tijd sterk kan gaan uitbreiden en in korte tijd de hele poel kan gaan overgroeien. Bij deze maatregel wordt de aanwezig plantengroei door middel van een korfmaaier uitgemaaid. Het vrijkomende materiaal wordt altijd afgevoerd en blijft dus niet achter in de oever van de poel, om verrijking van de bodem en verruiging te voorkomen. Schonen om de 10 jaar Poelen die verder verland zijn, bijvoorbeeld door bladafval van omringende bomen, of waar het verwijderen van plantenmateriaal voor langere tijd achterwege gebleven is, worden forser geschoond. Deze maatregel wordt gemiddeld eens in de 10 jaar uitgevoerd, waarbij met een kraan 20

met gesloten bak de poel opgeschoond wordt. De in de poel aanwezige baggerlaag wordt daarbij verwijderd. Tevens kunnen één of meerdere oevers, afhankelijk van de toestand, maar vooral wanneer ze in meer of mindere mate verruigd zijn, geplagd worden. Hierbij wordt de vegetatie en de bovenste bodemlaag (strooisellaag) d.m.v. een kraan met kantelbak afgegraven. Al het vrijkomende materiaal wordt afgevoerd. Voor het afvoeren en verwerken van de vrijkomende bagger zijn verschillende opties. Het materiaal kan direct of na indroging afgevoerd worden en elders verwerkt, of ter plaatse. Bij deze laatste optie wordt het materiaal eerst op de kant gebracht waar het een bepaalde tijd blijft liggen om in te drogen. Vervolgens kan het verspreid worden over aangrenzend of op korte afstand liggen gras- of bouwland. Bij kleine hoeveelheden bagger kan het verspreiden gebeuren met een wallenfrees. Voor poelen met een (deels) eromheen liggende opgaande vegetatie, bestaande bijvoorbeeld uit zwarte els en/of wilg, kan het nodig zijn om bij het grote onderhoud ook de beplanting af te zetten. Voor deze maatregel wordt verwezen naar de techniek beschreven bij houtwal en singel. Gefaseerd Vooral bij grotere poelen (veelal natuurlijke vennen of pingoruïnes) kan het uit ecologisch oogpunt zinvol zijn om het onderhoud gefaseerd uit te voeren, dus bijvoorbeeld eens in de x jaar een kwart van de dobbe schonen of baggeren. Jaarlijks beheer Het jaarlijks beheer van poelen kan bestaan uit: controle en onderhoud van veekerende rasters maaien van braam-, riet- en/of ruigtevegetaties onderhoud van opgaande beplanting, bijvoorbeeld het opsnoeien van takken en staken van houtige begroeiing die vanuit de poel over het aangrenzende perceel hangt Ook voor deze maatregelen wordt verwezen naar de beschrijvingen bij de vorige elementsoorten. 21

Foto boven: groot onderhoud gepleegd aan een (drink)poel. Onder: het verwijderen van de baggerlaag uit een (grote) poel. Foto links: een poel die binnenkort aan onderhoud toe is. Foto rechts: een deels uitgerasterde poel met voldoende open water, waaraan geen onderhoud uitgevoerd hoeft te worden. 22