Gezien de klacht ten gronde dd.24 juni 1998, gekend onder nr. IO-98/0017;

Vergelijkbare documenten
Beslissing nr V/M-42 van 11 juni 2002

Gezien de klacht ten gronde dd.24 juni 1998, gekend onder nr.io-98/0017;

Beslissing nr V/M 11 van 7 april 2011

Beslissing nr V/M-26 van 28 mei 2001

Milieuhandhavingscollege

Hof van Cassatie van België

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2017/214/(...)

RAAD VOOR DE MEDEDINGING. Auditoraat. Beslissing nr V/M-39-AUD van 27 september 2010

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GVO/2015/ 6 / / 18 maart 2015

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2012/157/, Inzake : de heer, wonende te, bijgestaan door Mter, advocaat te,

Voorlopige maatregelen

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GVO/2015/ 13 / /16 september Inzake :, wonende te, bijgestaan door, advocaat te..

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING. GO / 2011 / 10/ / 30 augustus 2011

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GVO/2017/ 03 / / 15 maart 2017

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

Beslissing nr V/M-58 van 13 november 2001

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2013 / 04 / / 8 MAART 2013., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2011/148/ (II)

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 februari 2017;

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

Gehoord de uiteenzetting van appellante en haar raadsman ter zitting; Gelet op de neergelegde stukken en het grievenschrift van appellante.

waarbij het cassatieberoep toelaatbaar wordt verklaard;

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2014/181/,

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

Milieuhandhavingscollege

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2015 / 02 / / 8 JANUARI 2015., wonende te, vertegenwoordigd door, advocaat te,

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2013/10/ / 3 JULI 2013

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: G MAKELAARS, NVM-lid, kantoorhoudende te A, beklaagde in hoger beroep

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2014/179/, (II)

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE XIVe KAMER A R R E S T. nr van 9 juli 2019 in de zaak A /XIV-37.

Hof van Cassatie van België

CEPINA beslissing nr. DOM 4005 «hengstler.be»

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

II. Verloop van de rechtspleging

TTC IMMO MORTSEL, feitelijke vereniging, waarvan de feitelijke zetel gevestigd is te Mortsel, Maalderijstraat 22-24

De sancties die door de Federale Bemiddelingscommissie kunnen opgelegd worden, zijn:

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2012/06/ / 3 JULI Inzake :..., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

UITSPRAAK VAN HET COLLEGE VAN TOEZICHT van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) te Utrecht

AANVRAAG VOOR BILLIJKE HERSTELMAATREGELEN

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

vonnis Redhtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdesing Brugge, sectie burgerlijke rechtbank vierde kamer Uitgifte

Huishoudelijk reglement van het College van de Ombudsmannen voor de Pensioenen (B.S. van )

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. GVO / 2010 / 13 / 27 oktober 2010

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2012/07/ / 29 AUGUSTUS 2012

Milieuhandhavingscollege

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2013/168/,

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

De heer ( ), bedrijfsrevisor sedert 15 januari 1995 en ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ).

Jurisdictie: Nederlandstalige Kamer van Beroep Datum: 28/09/2010 beslissing: op tegenspraak beslissingsnr.: KvB 618

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2013 / 03 / / 18 FEBRUARI 2013., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 29 augustus 2007 in de zaak A /XII-5161.

526C. Vrijetetring van e;q3faitierea.1 an, 280, 2' Wetboek reoistratierechten, B.V. 8914/2006 INZAKE: Mevrouw H. A, wonende te 9070 Destelbergen,

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

Voorzitter van de Raad voor de Mededinging. Beslissing nr V/M 36 van 18 juli 2005

Rolnummer 786. Arrest nr. 14/95 van 7 februari 1995 A R R E S T

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

VLAAMS PARLEMENT DEONTOLOGISCHE CODE. van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

die woonplaats kiest bij advocaat N. DE CLERCQ, kantoor houdende te BRUGGE, Stockhouderskasteel, Gerard Davidstraat 46 bus 1 tegen :

KAMER VAN BEROEP VOOR HET GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. GVO / 2015 / 20 / / 16 december 2015

Model van een tuchtreglement

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2012/158/,

De Derde Kamer van de Commissie, samengesteld uit:

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

rlr Rechtbank wan eerste aanleg afdeling Dendermonde Oost-Vlaanderen, KORTGEDING 1 24 JUNI /l/C 2015/ 'iuif 1/5 op op op Repertoriumnummer

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

hebbende als raadsman Mr. J. VdE, advocaat te 1050 Brussel,

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS TUSSENBESLISSING II. GO / 2011 / 13 / / 24 november 2011

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2013/159/,

Rolnummer Arrest nr. 93/98 van 15 juli 1998 A R R E S T

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over het verzoek tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect van de Unie van Designers van België (UDB).

Beslissing nr V/M - 05 van 15 februari 2005

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING GVO / 2016 / 5 / / Inzake :, wonende te, bijgestaan door mter.

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Transcriptie:

Beslissing nr. 2002-V/M-38 van 27 mei 2002 Beslissing van de Voorzitter van de Raad voor de Mededinging tot het nemen van voorlopige maatregelen ingediend door de N.V. MSA /Gilde Van Vlaamse Antiquairs. Gezien de klacht ten gronde dd.24 juni 1998, gekend onder nr. IO-98/0017; Gezien het verzoek neergelegd op 24 juni 1998, waarbij om voorlopige maatregelen werd gevraagd door de N.V. MSA, met maatschappelijke zetel te 8310 Brugge, Gemeneweideweg Noord, 9, geregistreerd onder nr. VMP-98-0004, met betrekking tot de praktijken van de volgende onderneming: De Gilde Van Vlaamse Antiquairs, met zetel te 9000 Gent, Jan Breydelstraat 13; Gezien het verslag van de Afdeling Prijzen en Mededinging in toepassing van artikel 35 van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging, opgesteld op 8 juli 1998 en op dezelfde datum overgemaakt aan de Voorzitter van de Raad voor de Mededinging; Gezien het schrijven van de Voorzitter van de Raad voor de Mededinging dd.30 juni 1998, waarin gemeld wordt dat de Raad de hangende zaken niet binnen een redelijke termijn kan behandelen, bij gebrek aan voltijdse functies binnen de Raad en waarin opgemerkt wordt dat aan deze toestand wellicht binnenkort zal verholpen worden, gelet op de recente wetgevende initiatieven; Gezien de memorie namens de N.V. M.S.A. neergelegd op 28 juli 1998; Gezien het schrijven van de Voorzitter van de Raad voor de Mededinging dd.23 november 1998, waarin gemeld wordt dat geen magistraat lid van de Raad voor deze zaak kan worden aangewezen, gezien de werkoverlast waarmee de magistraten van de Raad, die verder voorrang moeten geven aan hun hoofdfunctie binnen de magistratuur, geconfronteerd zijn; Gezien het schrijven dd.26 oktober 1999 van de Voorzitter van de Raad voor de Mededinging, waarin medegedeeld wordt dat de zaak nog niet kan worden toegewezen aan een magistraat van de Raad en waarbij gemeld wordt dat de mandaten van alle leden van de Raad verstreken op 27 april 1999 en de benoeming van de leden volgens de nieuwe bepalingen van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, nog niet heeft pla atsgevonden; Gehoord op de zitting van 20 maart 2002: - De heer Isselée, namens de Dienst voor de Mededinging; - De N.V. M.S.A., vertegenwoordigd door de heer Gill Tuteleers, afgevaardigd bestuurder, en bijgestaan door Mr. Pierre De Keukelaere, advocaat te Brugge; - De Gilde Van Vlaamse Antiquairs, vertegenwoordigd door Mr.Frank Sablon, loco Mr.Nadine Duerinck, advocaat te Brussel; Gehoord op de zitting van 6 mei 2002: - De heer Isselée, namens de Dienst voor de Mededinging; - De N.V. M.S.A., vertegenwoordigd door de heer Gill Tuteleers, afgevaardigd bestuurder, en bijgestaan door Mr. Pierre De Keukelaere, advocaat te Brugge; - De Gilde Van Vlaamse Antiquairs, vertegenwoordigd door Mr.Frank Sablon, loco Mr.Nadine Duerinck, advocaat te Brussel; Gezien de memories neergelegd door de N.V. MSA op 2 mei 2002; Gezien de memories neergelegd door de Gilde Van Vlaamse Antiquairs op 10 april 2002 en 6 mei 2002;

Gezien de stukken van het dossier; Gezien de Wet van 5 augustus 1991 tot Bescherming van de Economische Mededinging (hierna W.B.E.M.), in het bijzonder artikel 35 van deze wet luidens hetwelk de Voorzitter van de Raad voor de Mededinging op aanvraag van de klager of van de Minister, voorlopige maatregelen kan nemen bestemd om de restrictieve mededingingspraktijken die het voorwerp van het onderzoek uitmaken te schorsen, indien het dringend is een toestand te vermijden die een ernstig, onmiddellijk en onherstelbaar nadeel kan veroorzaken voor de ondernemingen waarvan de belangen aangetast worden door deze praktijken of die schadelijk kan zijn voor het algemeen economisch belang. I. De feiten 1. De N.V. MSA, met maatschappelijke zetel te 8310 Brugge, Gemeneweideweg Noord 9, heeft o.m. tot doel: "uitbaten van een reclame- en publicrelationonderneming in de ruimste zin, met inbegrip van het ontwerpen, uitgeven en verspreiden van publiciteits- en ander drukwerk; De organisatie, het ontwikkelen, inrichten en leiden van culturele, intellectuele, kunst, sport en ontspanningsmanifestaties, handelsbeurzen, expo s en alle vormen van publicitaire promotie". De N.V. MSA organiseert ook jaarlijks twee antiekbeurzen. Het betreft enerzijds de "Internationale Kunst- en Antiekbeurs" te Brugge die eind oktober begin november plaatsvindt. In oktober /november 2001 vond de meest recente 18e beurs te Brugge plaats. De N.V. MSA organiseert in de eerste helft van augustus bovendien de "Internationale Kunst- en Antiekbeurs" te Knokke / Scharpoord. De 26e beurs vond plaats in 2001. De N.V. MSA brengt diverse catalogi en persmappen bij, waaruit blijkt dat de door haar georganiseerde beurzen in Brugge en Knokke nog steeds plaatsvinden in de periode 1998 2001. De N.V. MSA merkt op dat deze beurzen ook in 2002 zullen georganiseerd worden, zodat zij meent dat haar klacht en verzoek tot voorlopige maatregelen nog steeds actueel is. 2. De Gilde Van Vlaamse Antiquairs, met maatschappelijke zetel te 9000 Gent, Jan Breydelstraat 13, is een sinds 1938 wettig (onder nr.237) erkende beroepsvereniging onder de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen. Krachtens artikel 2 van haar statuten heeft de vereniging voor doel : "de studie, de verdediging en de uitbreiding van de beroepsbelangen van haar leden. Het inrichten van manifestaties ter bevordering van de handelsbelangen, het in stand houden van de beroepseer en de handelseerlijkheid." In 1997 telde de Gilde Van Vlaamse Antiquairs 42 leden. Dit aantal zou in 2002 uitgebreid zijn tot 45 leden. De Gilde Van Vlaamse Antiquairs organiseert eveneens beurzen (en is derhalve een concurrent van de N.V. MSA) en staat daarnaast aan haar leden toe om deel te nemen aan andere beurzen, op voorwaarde dat deze andere beurzen niet gelijktijdig vallen of overlappen met de door de Gilde Van Vlaamse Antiquairs georganiseerde beurzen. De door de Gilde georganiseerde beurzen zijn : - Het "Kunst- en Antieksalon" dat in de zomer plaatsvindt in hotel La Réserve te Knokke. - De "Kunst- en Antiekbeurs van Vlaanderen", die eind januari / begin februari te Gent doorgaat. Begin 2002 werd de 13e beurs georganiseerd. 3. De feiten die aan de basis van het verzoek tot het nemen van voorlopige maatregelen liggen, kunnen bondig als volgt samengevat worden. * Bij beslissing van de Algemene Vergadering van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs van 17 november 1997 wordt aan de leden van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs verbod opgelegd om nog deel te nemen aan de beurzen georganiseerd door de N.V. MSA. In het verslag van de algemene vergadering van 17 november 1997 wordt gesteld : "Vermits Knokke niet meer doorgaat neemt

uiteraard niemand van leden van de Gilde deel aan enig andere beurs georganiseerd in Knokke tijdens de zomermaanden." Deze beslissing wordt door de Gilde van Vlaamse Antiquairs schriftelijk aan de leden medegedeeld (schrijven dd.8 januari 1998, dat verkeerdelijk melding maakt van de datum van 30 januari 1997). * Op 14 januari 1998 richt de N.V. MSA een schrijven aan de leden van de Gilde van Vlaamse Antiquairs, waarbij zij meldt niet akkoord te gaan met het besluit van de algemene vergadering van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs. Eveneens op 14 januari 1998 richt de N.V. MSA een protestschrijven aan de Voorzitter van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs. Bij schrijven dd. 22 januari 1998 (dat verkeerdelijk 4 februari 1998 gedateerd is) protesteert de raadsman van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs de protestbrief van de N.V. MSA dd.14 januari 1998 en maant hij de N.V. MSA aan om zich in de toekomst te onthouden van elke commentaar op, of ongeoorloofde inmengingen met de Gilde Van Vlaamse Antiquairs. De N.V. MSA reageert bij schrijven dd.27 januari 1998, waarin o.m. de vraag gesteld wordt of het geoorloofd is leden het verbod op te leggen tot deelname aan antiekbeurzen en hen desgevallend uit te sluiten. De N.V. MSA stelt zich hierbij de vraag of statuten onwettige bepalingen mogen inhouden, die indruisen tegen iedere vorm van vrije handel. De N.V. MSA dringt tevens aan dat het standpunt van de Gilde zou herzien worden op de statutaire vergadering van 1 februari 1998. * Op 1 februari 1998 volgt een tweede statutaire vergadering van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs tijdens dewelke het verbod om deel te nemen aan de beurzen van de N.V. MSA wordt bevestigd in de volgende woorden :"Wie deelneemt aan een beurs in Knokke of Brugge niet georganiseerd door de Gilde, stelt zichzelf buiten de Gilde". * Op 15 januari 1998 boeken de antiquairs W V Lefevre voor zowel de beurs in Brugge als de beurs in Knokke, georganiseerd door de N.V. MSA. Bij aangetekend schrijven dd.10 februari 1998 bevestigen W V Lefevre dat zij niet aan de antiekbeurs in Knokke kunnen deelnemen en dat zij nog afwachten wat de beurs in Brugge betreft. Dit wordt overigens nog bevestigd in het aangetekend schrijven dd.18 mei 1998 van de antiquairs W V Lefevre. * Op 27 mei 1998 richten vier antiquairs (de heren Jan Pareyn, Serge Govaert, Jozef Depijpere en Willy Lefevre) een schrijven aan de Gilde Van Vlaamse Antiquairs, waarbij zij wederom verzoeken om toelating te kunnen verkrijgen om deel te nemen aan de beurs georganiseerd door de N.V. MSA te Brugge. Bij schrijven dd.25 juni 1998 antwoordt de Gilde Van Vlaamse Antiquairs aan deze vier personen (schrijven dat tevens gericht wordt aan alle leden van de Gilde) dat het antwoord negatief is, en dit onder verwijzing naar het besluit van de statutaire vergadering van 1 februari 1998. In dit schrijven wordt nogmaals herhaald dat wie deelneemt aan een beurs te Knokke of Brugge, niet georganiseerd door de Gilde, zichzelf buiten de Gilde stelt. * De antiquairs W V Lefevre nemen klaarblijkelijk toch deel aan de beurs georganiseerd door de N.V. MSA te Brugge. Om die reden zouden de betrokken antiquairs uit de Gilde Van Vlaamse Antiquairs gesloten zijn. Partijen zouden hieromtrent een procedure voor de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent en voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent gevoerd hebben, doch hieromtrent worden geen stukken bijgebracht. De N.V. MSA legt een klacht neer op 24 juni 1998, waarin zij stelt dat "het duidelijk is dat de Gilde Van Vlaamse Antiquairs door aldus te handelen op discretionaire wijze aan hun leden verbod hebben opgelegd om deel te nemen aan de door ondergetekende georganiseerde Kunst- en Antiekbeurs, wat in zich een vervalsing inhoudt van de normale economische mededinging in de zin van artikel 2 en 3 van de wet van 5 augustus 1991". In bijlage bij de klacht wordt een inventaris der overtuigingsstukken gevoegd, inhoudende 17 stukken.

* Het besluit genomen tijdens de algemene vergadering van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs van 17 november 1997 en bevestigd tijdens de algemene vergadering van 1 februari 1998, is volgens partijen in 2002 nog steeds van kracht. II. De aanvraag tot voorlopige maatregelen. De N.V. MSA vraagt aan de Voorzitter van de Raad voor de Mededinging het volgende : "- Dat de beslissing van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs van 17 november 1997 zou geschorst worden en de Gilde Van Vlaamse Antiquairs zou verplicht worden binnen de 48 uur deze schorsing kenbaar te maken aan al haar leden met verplichting tot publicatie van deze schorsing in de media en dit omwille van het feit dat bij niet-schorsing van deze beslissing verschillende leden niet zullen durven deel te nemen aan de antiekbeurzen georganiseerd door verzoekster in Knokke en in Brugge in het jaar 1998. - Dat bij niet-schorsing van deze beslissing van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs van 17 november 1997, er inderdaad ernstig, onmiddellijk en onherstelbaar nadeel zal veroorzaakt worden aan verzoekster, nu het nadien niet mogelijk zal zijn op dezelfde wijze vergoeding te bekomen voor de geleden schade ingevolge de afwezigheid van verschillende leden van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs, terwijl indien de beslissing geschorst wordt de schade zich als dusdanig niet zal voordoen. - Huidig verzoek van verzoekster ontvankelijk en gegrond te verklaren en derhalve de Gilde Van Vlaamse Antiquairs, wettig erkende beroepsvereniging nr. 237, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is Jan Breydelstraat 13 te 9000 Gent, te veroordelen tot het horen schorsen van de beslissing van de Gilde Van Vlaamse Antiquairs dd.17 november 1997, waarbij verbod werd opgelegd aan de leden van de Gilde om deel te nemen aan de antiekbeurzen georganiseerd door verzoekster, zo in Knokke als in Brugge. - Dezelfde Gilde zich zien en horen veroordelen tot het meedelen van de tussen te komen beslissing aan haar leden en tot het horen publiceren van de tussen te komen beslissing in de media zijnde minstens in twee nationale kranten". III. Het standpunt van de Dienst voor de Mededinging. De Dienst voor de Mededinging is van mening dat het verzoek tot het nemen van voorlopige maatregelen niet ernstig is. De Dienst meent dat de hoogdringendheid niet gemotiveerd wordt in het verzoekschrift en de geleden schade niet aangeduid noch bewezen wordt. Zowel de zaak ten gronde als het verzoek tot voorlopige maatregelen zijn volgens de Dienst vaag en onvoldoende gemotiveerd. Dit maakt het voor de Dienst onmogelijk om op het ogenblik van het opstellen van het verslag de zaak te onderzoeken zoals voorzien in artikel 35 van de W.B.E.M. De Dienst vindt dat de verzoeker verplicht is om zijn verzoek voldoende toe te lichten en te motiveren. De Dienst besluit dat het voorliggende verzoek onontvankelijk en niet gegrond is. In eerste instantie wegens het onvoldoende ernstig karakter van zowel de klacht als het verzoekschrift. Subsidiair omwille van het ontbreken van een prima facie sterke zaak en enige hoogdringendheid. Daarnaast meent de Dienst dat er geen situatie is te ontwaren waarin het dringend is een toestand te vermijden die schadelijk is voor het algemeen economisch belang. Rekening houdend met bovenstaande argumentatie stelt de Dienst voor de Mededinging de Voorzitter van de Raad voor het voorliggend verzoek niet ontvankelijk te verklaren. IV. Over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek. Teneinde voorlopige maatregelen in de zin van artikel 35 van de W.B.E.M. te kunnen toekennen, dienen drie cumulatieve toepassingsvoorwaarden vervuld te zijn:

- Het bestaan van een klacht ten gronde en daaraan verbonden het bestaan van een rechtstreeks en dadelijk belang van de klager. - Het bestaan van een prima facie inbreuk op de W.B.E.M. - Het vermoeden van een ernstig, onmiddellijk en onherstelbaar nadeel dat in verband staat met de aangeklaagde praktijk en dat dringend moet vermeden worden (zie o.m. Brussel, 18 december 1996, N.V. Honda Belgium e.a. /Belgische Staat, B.S., 8 januari 1997, 381; Jaarboek Handelspraktijken Mededinging, 1996, 836). Er dient thans onderzocht te worden of deze voorwaarden vervuld zijn. 1. Een klacht ten gronde. 1.1. De N.V. MSA heeft op 24 juni 1998 een klacht tegen de Gilde van Vlaamse Antiquairs neergelegd, op grond van een schending van artikel 2 en artikel 3 van de W.B.E.M. Onder verwijzing naar artikel 3 2 van het Koninklijk Besluit van 22 januari 1998 betreffende het indienen van de klachten en verzoeken bedoeld bij artikel 23 1 c) en d) van de wet tot bescherming van de economische mededinging, meent de Dienst voor de Mededinging dat de klacht van de N.V. MSA niet ontvankelijk is. De Dienst is van oordeel dat de klacht en het verzoek tot voorlopige maatregelen te beknopt en te weinig gemotiveerd zijn, waardoor de klacht onontvankelijk is omwille van onvoldoende gemotiveerde bewijskrachtige elementen. De Dienst besluit dan ook dat, gezien de klacht niet ontvankelijk is, ook het verzoek tot voorlopige maatregelen niet ontvankelijk is, aangezien de eerste voorwaarde niet vervuld zou zijn. Artikel 3 2 van het Koninklijk Besluit van 22 januari 1998 luidt als volgt : "De klachten en verzoeken moeten omstandig zijn en op duidelijke wijze de betrokken mededingingspraktijken en ondernemingsconcentraties bedoeld in de wet omschrijven. De klachten en verzoeken worden ondersteund door afdoende bewijskrachtige documenten". Wij zijn van oordeel dat de klacht van de N.V. MSA, ingediend op 24 juni 1998, wel degelijk voldoende omstandig is en op voldoende duidelijke wijze de betrokken mededingingspraktijk omschrijft. De N.V. MSA stipt immers duidelijk aan dat zij van oordeel is dat er een inbreuk is op artikel 2 en 3 van de wet van 5 augustus 1991, waarbij zij op voldoende wijze het feitenrelaas weergeeft en in het bijzonder uiteenzet dat zij van oordeel is dat het besluit van de Gilde van Vlaamse Antiquairs van 17 november 1997 een ongeoorloofde mededingingspraktijk uitmaakt. Wij stellen bovendien vast dat de N.V. MSA een omstandige bundel overtuigingsstukken (met inventaris) in bijlage bij haar klacht heeft opgenomen, bestaande uit 17 stukken, o.m. omvattende : - De statuten, het huishoudelijk reglement en de ledenlijst van de Gilde van Vlaamse Antiquairs. - Het litigieuze besluit van de algemene vergadering van de Gilde van Vlaamse Antiquairs van 17 november 1997. - De briefwisseling die vervolgens gevoerd werd tussen de N.V. MSA en de Gilde van Vlaamse Antiquairs. - Stukken waaruit blijkt dat de Gilde van Vlaamse Antiquairs haar leden verhindert om verder nog deel te nemen aan de beurzen georganiseerd door de N.V. MSA. Deze stukken vormen afdoende bewijskrachtige documenten in de zin van artikel 3 2 alinea 2 van het K.B. van 22 januari 1998. Wij zijn derhalve van oordeel dat de klacht van de N.V. MSA ontvankelijk is. Gezien er een ontvankelijke klacht ten gronde bestaat, is deze voorwaarde teneinde voorlopige maatregelen te kunnen vorderen, voldaan. 1.2. Wij dienen tevens te onderzoeken of er een rechtstreeks en dadelijk belang is in hoofde van de klager.

Overeenkomstig artikel 23 1 c van de W.B.E.M. moet de klager aantonen dat hij een rechtstreeks en dadelijk belang heeft bij het indienen van de klacht. De N.V. MSA organiseert antiekbeurzen te Knokke en Brugge. Als beroepsvereniging legt de Gilde van Vlaamse Antiquairs enerzijds verplichtingen op aan haar leden (antiquairs), bestaande o.m. uit het verbod voor haar leden om deel te nemen aan de beurzen georganiseerd door de klager. Anderzijds organiseert de Gilde tevens zelf antiekbeurzen (te Gent en te Knokke), zodat zij als een rechtstreekse concurrent van de klager dient aanzien te worden. De klager heeft derhalve een rechtstreeks en dadelijk belang bij de klacht ingediend tegen het besluit van de Gilde, zoals genomen tijdens de algemene vergadering dd.17 november 1997 (en bevestigd tijdens de algemene vergadering dd.1 februari 1998). * * * Het verzoek tot voorlopige maatregelen is derhalve ontvankelijk. 2. Het bestaan van een prima facie inbreuk op de W.B.E.M. Wij stellen vast dat de Dienst voor de Mededinging tot de onontvankelijkheid van het verzoek besluit, waardoor De dienst deze tweede voorwaarde slechts zeer summier onderzocht heeft. Nu Wij van oordeel zijn dat de klacht ten gronde ontvankelijk is waardoor ook het verzoek tot voorlopige maatregelen ontvankelijk verklaard wordt, zijn Wij van oordeel dat de Dienst voor de Mededinging, na de inwerkingtreding van de gewijzigde wet van 5 augustus 1991 zoals gecoördineerd bij koninklijk besluit van 1 juli 1999, het korps verslaggevers, een nader onderzoek dient te voeren naar het bestaan van een prima facie inbreuk op de artikelen 2 en 3 van de W.B.E.M. De Dienst voor de Mededinging heeft de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 2 en 3 van de W.B.E.M. immers niet systematisch onderzocht. Wij merken hierbij op dat het besluit van de Gilde van Vlaamse Antiquairs, genomen tijdens de algemene vergadering dd.17 november 1997 en bevestigd tijdens de algemene vergadering dd.1 februari 1998, volgens partijen nog steeds van kracht is. Wij verzenden derhalve de zaak terug naar de Dienst voor de Mededinging, na de inwerkingtreding van de gewijzigde wet van 5 augustus 1991 zoals gecoördineerd bij koninklijk besluit van 1 juli 1999, het korps verslaggevers, met het verzoek een aanvullend onderzoeksverslag op te stellen inzake huidig verzoek tot voorlopige maatregelen, en in het bijzonder de volgende twee voorwaarden nader te onderzoeken : - Het bestaan van een prima facie inbreuk op de W.B.E.M. - Het bestaan van een toestand die een ernstig, onmiddellijk en onherstelbaar nadeel kan veroorzaken voor de ondernemingen waarvan de belangen aangetast worden door deze praktijken of die schadelijk zijn voor het algemeen economisch belang en die dringend moet vermeden worden. Wij verzoeken de Dienst voor de Mededinging, na de inwerkingtreding van de gewijzigde wet van 5 augustus 1991 zoals gecoördineerd bij koninklijk besluit van 1 juli 1999, het korps verslaggevers, Ons dit aanvullend onderzoeksverslag, zo mogelijk, binnen de twee maanden na de datum van huidige beslissing over te maken. OM DEZE REDENEN Wij, Béatrice Ponet, Voorzitter van de Raad voor de Mededinging, - Verklaren het verzoek tot nemen van voorlopige maatregelen ontvankelijk. - Alvorens verder over de gegrondheid ervan uitspraak te doen, verzenden de zaak terug naar de Dienst voor de Mededinging, na de inwerkingtreding van de gewijzigde wet van 5 augustus 1991 zoals gecoördineerd bij koninklijk besluit van 1 juli 1999, het korps verslaggevers, met het verzoek een aanvullend onderzoeksverslag op te stellen zoals uiteengezet in het motiverend gedeelte van deze beslissing en Ons, zo

mogelijk, dit aanvullend onderzoeksverslag binnen de twee maanden na de datum van huidige beslissing over te maken. Aldus beslist op 27 mei 2002 door Béatrice Ponet, Voorzitter van de Raad voor de Mededinging.