Liturgie voor de ochtenddienst van zondag 3 juli 2016 in de Westerkerk te Veenendaal Psalm 122 : 1 en 2 (NB) 1.Hoe sprong mijn hart hoog op in mij, toen men mij zeide: "Gord u aan om naar des Heren huis te gaan! Kom ga met ons en doe als wij! Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in, u, Godsstad, mogen wij ontmoeten! Jeruzalem, van ver aanschouwd, wel saamgevoegd en welgebouwd, o schone stede, die wij groeten. 2.Hoe zijn de stammen opgegaan! Hier gingen ons de voeten voor der pelgrims, die de Heer verkoor, hier, waar uw heil'ge muren staan! Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in naar 's Heren woord, om zijns naams ere! Zo is het Israël gezegd; hier zijn de zetels van het recht, de troon, waar David zal regeren!
Op Toonhoogte 125 (Groot is uw troon o Heer) Groot is uw trouw, o Heer Groot is uw trouw, o Heer, mijn God en Vader. Er is geen schaduw van omkeer bij U. Ben ik ontrouw, Gij blijft immer dezelfde die Gij steeds waart, dat bewijst Gij ook nu. Refrein: Groot is uw trouw, o Heer, groot is uw trouw, o Heer, iedere morgen aan mij weer betoond. Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven. Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond. Gij geeft ons vrede, vergeving van zonden, en uw nabijheid, die sterkt en die leidt: Kracht voor vandaag, blijde hoop voor de toekomst. Gij geeft het leven tot in eeuwigheid. (Refrein)
Psalm 86 : 6 (OB) 6.Leer mij naar Uw wil te handlen, 'k Zal dan in Uw waarheid wandlen; Neig mijn hart, en voeg het saam, Tot de vrees van Uwen Naam. HEER', mijn God, ik zal U loven, Heffen 't ganse hart naar boven; 'k Zal Uw Naam en majesteit Eren tot in eeuwigheid. Op Toonhoogte 451 (Vertel het aan de mensen) Vertel het aan de mensen Vertel het aan de mensen wie liefde heeft: Jezus! Vertel het aan de mensen wie vrede geeft: Jezus! Vertel het aan de mensen, dat Jezus leeft; vertel het aan de mensen. Want iedereen moet weten wie liefde heeft: Jezus! Want iedereen moet weten wie vrede geeft: Jezus! Want iedereen moet weten, dat Jezus leeft. Iedereen moet weten.
Schriftlezing: Handelingen 13: 13-27; 38-39 13 En Paulus en zij die bij hem waren, voeren van Pafos weg en kwamen in Perge aan, een stad in Pamfylië. Maar Johannes verliet hen en keerde terug naar Jeruzalem. 14 En zij gingen vanuit Perge het land door en kwamen in Antiochië in Pisidië; en zij gingen op de dag van de sabbat de synagoge binnen en gingen daar zitten. 15 En na het voorlezen van de Wet en van de Profeten lieten de hoofden van de synagoge tegen hen zeggen: Mannenbroeders, als er bij u een woord van bemoediging voor het volk is, spreek dan. 16 Toen stond Paulus op, wenkte met de hand en zei: Israëlitische mannen en u die God vreest, luister: 17 De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren en het volk verhoogd toen zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en Hij heeft hen met een machtige arm daaruit geleid. 18 En Hij heeft gedurende de tijd van ongeveer veertig jaar hun doen en laten verdragen in de woestijn. 19 En nadat Hij in het land Kanaän zeven volken uitgeroeid had, verdeelde Hij hun land onder hen door het lot. 20 En daarna gaf Hij hun ongeveer vierhonderdvijftig jaar richters, tot aan de profeet Samuel. 21 En van toen af vroegen zij om een koning, en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam van Benjamin, gedurende veertig jaar.
22 En nadat Hij hem had afgezet, verwekte Hij David voor hen tot koning; Hij gaf ook getuigenis van hem met de woorden: Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een man naar Mijn hart, die alles zal doen wat Ik wil. 23 Uit zijn nageslacht heeft God voor Israël, volgens de belofte, de Zaligmaker Jezus doen voortkomen, 24 nadat Johannes, voorafgaand aan Zijn komst, eerst aan heel het volk Israël de doop van bekering gepredikt had. 25 Maar toen Johannes zijn loop aan het volbrengen was, zei hij: Wie denkt u dat ik ben? Ik ben de Christus niet; maar zie, Hij komt na mij, bij Wie ik het niet waard ben de sandalen aan Zijn voeten los te maken. 26 Mannenbroeders, kinderen van het geslacht van Abraham, en wie onder u God vrezen, tot u is het woord van deze zaligheid gezonden. 27 Want de inwoners van Jeruzalem en hun leiders, die Hem niet kenden, hebben door Hem te veroordelen de uitspraken van de profeten vervuld, die iedere sabbat voorgelezen worden. 38 Laat het u dan bekend zijn, mannenbroeders, dat door Hem aan u vergeving van de zonden verkondigd wordt 39 en dat ieder die gelooft, door Hem gerechtvaardigd wordt van alles waarvan u door de wet van Mozes niet gerechtvaardigd kon worden.
Psalm 62 : 1 en 5 (NB) 1.Mijn ziel is stil tot God mijn Heer, van Hem verwacht ik altijd weer mijn heil, -op Hem toch kan ik bouwen. Ik wankel niet, want Hij staat vast; mijn toevlucht, als het water wast, mijn rots, mijn enige vertrouwen. 5.Voorwaar, Hij is mijn heil, mijn rots, mijn naam rust in de schutse Gods. O volk, uw God laat u niet vallen. Als gij voor Hem uw hart uitstort, vertrouw dat gij gezegend wordt; God is een schuilplaats voor ons allen. Gezang 460 : 1, 2 en 3 1.Loof de Koning, heel mijn wezen, gij bestaat in zijn geduld, want uw leven is genezen en vergeven is uw schuld. Loof de Koning, loof de Koning, tot gij Hem ontmoeten zult. 2.Looft Hem als uw vaadren deden, eigent u zijn liefde toe, want Hij bergt u in zijn vrede, zegenend wordt Hij niet moe. Looft uw Vader, looft uw Vader, tot uw laatste adem toe.
3.Ja, Hij spaart ons en Hij redt ons, Hij kent onze broze kracht. Hij bewaart ons, Hij ontzet ons van de boze en zijn macht. Looft uw Heiland, looft uw Heiland, die het licht is in de nacht. Gezang 297 1.Toch overwint eens de genade, en maakt een einde aan de nacht. Dan onderwerpt de Heer het kwade, dan is de strijd des doods volbracht. De wereld treedt in 's Vaders licht, verheerlijkt voor zijn aangezicht. 2.O welk een vreugde zal het wezen, als Hem elk volk is toegedaan; uit aard' en hemel opgerezen vangt dan het nieuwe loflied aan. Als ieder voor de Heer zich buigt en aller stem Gods lof getuigt.